Tussen twee werelden: hotsende, botsende, trillende jeugd. Rock’n’roll, Vlaanderen en de jaren vijftig. (Kasper Demeulemeester)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BIJLAGEN

 

1. BIBLIOGRAFIE

 

a. Toelichting bij de bibliografie.

 

In deze bibliografie heb ik een poging ondernomen om verder te gaan dan enkel de werken die ik gebruikt heb om mijn werk te maken op te sommen. Aangezien er over Rock’n’Roll, Vlaanderen en de jaren vijftig nog niet zo ongelooflijk veel onderzoek gebeurd was, heb ik hier ook de werken opgenomen die voor mij niet te vinden, niet direct bruikbaar of van secundair belang waren, om zo toch aan toekomstige onderzoek(st)ers een werkinstrument te verschaffen dat hen in staat zou moeten kunnen stellen om toch niet geheel van nul te moeten beginnen bij het samenstellen van hun bibliografie.

Hiertoe heb ik de werken in deze alfabetische lijst onderverdeeld in een aantal categorieën:

 

-Algemeen/bibliografisch [alg]: toegangen tot het historisch onderzoek die ik gebruikt heb om mijn bibliografie samen te stellen en een status quaestionis te maken.

-Historisch [hist]: puur historische werken.

-Jeugd [jgd]: werken die het jeugd-gegeven behandelen, staan in deze categorie, onafhankelijk van de wetenschapstak waaraan ze ontsproten zijn. Bijna al dez werken gaan over jeugd en jeugdcultuur in de jaren vijftig.

-Muziek [muz]: werken van musicologische, muzieksociologische of muziekhistorische aard.

-Sociologie[soc]: werken die Rock’n’Roll of de jaren vijftig sociologisch benaderen.

Een enkele keer valt een werk niet onder te brengen in een van deze categorieën. Wanneer dit het geval is, specifieer ik expliciet wat voor soort werk het is, bijvoorbeeld [foto] voor werken die foto’s bundelen, of [roman] als het een roman betreft..

 

-Tijdschrift: [tdschr]

-Artikel: [art]

-Boek: [boek]

-Licentiaatverhandeling: [lic]

-Website: [site]

 

Het geografisch gebied waarover het werk handelt kan vaak ook het onderscheid maken tussen nuttig of nutteloos. Daarom maak het volgende onderscheid, met een speciale vermelding voor Nederland wegens het grote aantal werken dat ik daarover heb gevonden.

 

-Internationaal [int], Nederland [NL] of België [B]

 

Alle werken die ik zelf geraadpleegd heb staan gemarkeerd met een * voor de naam van de auteur.

 

Door de aard van het onderzoek was het aantal ongepubliceerde bronnen waarvan ik gebruik maakte beperkt. Op de keper beschouwd betrof het enkel het mondeling met Jan Torfs, waarvan achteraan in dit werk een transscriptie opgenomen is.

 

Andere bronnen zoals tijdschriften of artikels staan tussen de andere werken van deze bibliografie geklasseerd, aangezien ook hun aantal uiterst beperkt was.

Voor mijn informatie over Rock’n’Roll-films heb ik ook gebruik gemaakt van een aantal persmappen uit het Ledoux-Filmarchief in Brussel, deze staan in een aparte lijst opgenomen op het einde van de bibliografie.

 

b. Werken, tijdschriften en artikels in verband met het onderwerp van deze vehandeling

 

c. Persmappen

 

 

 

2. BIJLAGE: Juke Box en Jan Torfs

 

a. De man en zijn tijdschrift

 

Aangezien het tijdschrift Juke Box een van mijn voornaamste bronnen is geweest bij het tot stand komen van een beeld van de situatie op het gebied van de populaire muziek in Vlaanderen in het tweede deel van de jaren vijftig, vind ik het niet meer dan vanzelfsprekend dat ik een kleine toelichting geef bij dit magazine, aangezien het voor de meeste eenentwintigste-eeuwers een nobele onbekende is.

Over Juke Box was relatief weinig informatie te vinden in de werken die ik geraadpleegd had, dus heb ik gepoogd om in contact te treden met de hoofdredacteur van het tijdschrift, de opportunist Jan Torfs[202]. Ik hoopte dat hij mij informatie uit de eerste hand zou kunnen verschaffen, over Juke Box en over R’n’R in de jaren vijftig in Vlaanderen. Het kostte mij vrij veel moeite om in contact te koen met Torfs, aangezien hij zich volledig heeft teruggetrokken uit het publieke leven, maar via de wondere digitale informatiestromen vond ik hem dan toch en kon ik hem interviewen. Dit bleek een verrijkende en bijzonder nuttige ervaring te zijn.

Wat mij het meest de ogen opende was de unieke positie die Torfs in het ontstaan van popcultuur in Vlaanderen had. Tijdens de oorlog was zijn carrière al begonnen toen hij als jonge snaak de teksten van de liedjes op de clandestiene zenders noteerde en uitdeelde. Nadat hij na de oorlog redacteur en vervolgens hoofdredacteur was geweest van Rhythme, een Nederlands jazz-magazine dat hij zelf op vijftig exemplaren ook in Vlaanderen verdeelde, kwam het idee in hem op om in België een muziekblad te beginnen gebaseerd op songteksten, maar vanuit de muziekindustrie was de interesse voor zo’n noviteit gering. Enkel Albert VAN HOOGTEN, waarover elders meer, van het platenlabel Ronnex, was onder invloed van zijn broer René[203], geïnteresseerd geraakt om het project te financieren op voorwaarde dat hij incognito kon blijven. Zo kon Van Hoogten immers geen belangenvermenging verweten worden. Song Parade was geboren. Jan Torfs bleek een gouden idee gehad te hebben, want Song Parade werd een instant-succes. Toen echter bleek dat Torfs zelf bitter weinig terugkreeg voor al het werk dat hij verrichtte en het bovendien uitkwam dat Van Hoogten achter het blad zat, verliet hij in mei 1956 de Ronnex-stal en richtte zelf Juke Box op. De eerste oplage bedroeg 5000 exemplaren, evenveel als die van Song Parade. Om een idee te geven van het explosieve succes dat Juke Box zou kennen: de topoplage zou 130.000 exemplaren bedragen.

Torfs was voor Juke Box niet enkel hoodredacteur, maar hij verzorgde ook de lay-out, schreef ongeveer alle artikels (andere vaste redacteurs waren de zingende reporter Guido Veltman en Walter Uytterhoeven.). Hij had de contacten, deed de interviews, kortom Jan Torfs was Juke Box. Maar hij was nog meer dan dat: in Humoradio, waarmee Juke Box nauw samenwerkte, verzorgde hij de wekelijkse rubrieken over lichte muziek en hij had ook het tweewekelijks radioprogramma voor jongeren Klanken van Heden voor Mensen van Vandaag. Dus was het niet verbazingwekkend dat in een lezersbrief in Humoradio stond: zelfs als je van de “buiten” bent, ken je Jan Torfs[204].

Aanvankelijk was er echter grootte scepsis over het maken en verkopen van een poptijdschrift, maar Torfs’ inschatting zou juist blijken: pop was hot en voor 1956 werd er nergens iets over geschreven. Het was dus een gat in de markt en hij sprong erin.

Een uiterst succesvolle techniek waar hij gebruik van maakte was het gratis uitdelen van de exemplaren die onverkocht waren gebleven. Dit bedroeg nooit meer dan 20%, en zorgde voor een zich steeds verder verspreidende naambekendheid, zodat er zelfs een Franstalige uitgave van het blad op de markt kwam.

Om aan zijn informatie te komen ( Torfs was soms de anderen in Vlaanderen maanden voor met de nieuwtjes uit de popwereld!), had hij contacten in de States. Zo had hij een reporter in Hollywood en werd alle Billboard top 20’s naar hem toegezonden, aangezien zo de kansen van die plaatjes op de Belgische markt vergroot werden. Regelmatig leidde deze indirecte kennisverwerving tot nieuwtjes die bij nader inzien niet waar bleken te zijn, maar hoe kon het ook anders: gedurende enige tijd was Juke Box zelf het enige referentiepunt in Vlaanderen. Later zou Torfs zelfs reporter voor Billboard worden wat alle berichtgeving over België betrof.

In het trendsettende spoor van Juke Box en Song Parade volgden vele anderen: Pick Up in 1959, Top Tunes in 1960 en Music-Fan en Teenager in 1961. In 1962 was het liedje van Song Parade gezongen en hield het blad op te bestaan. Juke Box zou doorheen Beatlemania’s en andere Stones-stormen blijven bestaan én verkopen, totdat Jan Torfs in 1970 popmoe het schip verliet en zich volledig terugtrok uit de heksenketel van de muziekbusiness. Zijn taak was volbracht, en na twintig jaar keihard werken kon hij eindelijk gaan rusten.

 

b. Mondeling interview Jan Torfs, uitgevoerd in Mechelen, 08/05/02

 

Jan Torfs, 22/10/30, Mechelen

 

Kasper Demeulemeester: U was hoofdredacteur en uitgever van het tijdschrift Juke Box?

Jan Torfs: Niet alleen dat, maar ook auteur van alles, dus niet Walter Uytterhoeven of Guido Veltman.

KD: Hoe bent u daar terechtgekomen, en wat hield deze job in?

JT: Tijdens de oorlog: ik luisterde naar de clandestiene zenders op de radio waar ze de Ramblers, de Skymasters en Jacques Hélian lieten horen, de muziek uit de pre-pop-periode. Ik noteerde de teksten en deelde die uit.

In Nederland bestond er Rhythme, dat was een jazz-magazine. Ik begon daarvoor te schrijven, en verdeelde dit in kleine oplage (50 per maand) in Vlaanderen. Toen de hoofdredacteur daar wegviel werd ik hoofdredacteur.

Daaruit groeide mijn idee om in België een muziekblad te maken gebaseerd op songteksten. Ik kreeg weinig respons van platenmaatschappijen en uitgeverijen, behalve van Albert Van Hoogten van het Antwerpse Ronnex, die incognito mijn blad financierde. Song Parade was geboren. Toen uitkwam dat Van Hoogten daar echter achter zat, kon hij niet bij Song Parade blijven. Het blad was verspreid van 1/1/55 tot 5/56. Het bestond nog tot in 1961. Toen ik bij Song Parade ophield, richtte ik Juke Box op.

KD: Kon u van deze job leven?

JT: Ja, zonder enig probleem (heb maar moeten werken tot 1970!). Oplage Juke box: van 5000 (n°1) naar 130.000 in de topperiode.

KD: Plaatste uw positie u op een standpunt vanwaar u het gevoel had dat u meer te weten kwam dan andere mensen die met hetzelfde onderwerp bezig waren?

JT: Ja, toen ik stopte in 1970, werd JB overgenomen door de drukker en Rik Torfs, maar toen heeft het niet lang meer geduurd.

Ik maakte ook radioprogramma’s. (Klanken van heden voor mensen van vandaag, nvdr)

Ik schreef ook in Humoradio, twee rubrieken: als Johnny en Jan Torfs, over pop en jazz. Er was dus ook een hechte samenwerking tussen Humoradio en JB. De grootste concurrent was Music Fan.

Ik had ook voor Billboard geschreven, en liet me veel leiden door de Engelse bladen, NME en Melody Maker.

KD: Waren er nog wel anderen met hetzelfde als u bezig?

JT: Toen men zag dat pop verkocht, was er interesse. Voor de rest was ik een pionier en op eenzame hoogten op mijn terrein.

Bij AMP, de aankoopdirectie van de tijdschriften, zei men dat ik geen kans zou maken. Voor 1956 was er echter nergens iets geschreven over pop, ook op de radio was er niets.

KD: Op verschillende plaatsen heb ik gelezen dat Juke Box een reusachtige

populariteit had. Over wat voor voor populariteit spreken we dan; in termen van oplage, verkoopscijfers, bekendheid bij het publiek?

JT: Topoplage JB: 130.000 ex; waarvan 20% onverkocht bleef, die dan gratis werden uitgedeeld. Het was algemeen bekend bij de jeugd, maar veroordeeld door de Kerk: er werd zelfs een brief door de Interdiocesane Commissie geschreven waarin het blad een “niet opvoedend blad” werd genoemd. Dit was, naast Presley en The Beatles, één van de drie topmomenten van het blad.

KD: In hoeverre was Juke Box een origineel tijdschrift (kopiëren uit binnen- en buitenlandse magazines, pioniersgehalte in Vlaanderen…)?

JT: Ik had abonnementen op buitenlandse bladen voor inlichtingen.

Ook waren er contacten, ook in het buitenland, zelfs in Hollywood. Alle Billboard top 20-platen werden naar mij gezonden, omdat ze hier wel eens zouden kunnen doorbreken.

KD: Financierde u Juke Box geheel zelf door advertenties, of werd u gesteund door…?

JT: Zelf, advertenties,…

KD: Wat was de visie van het brede publiek op Juke Box (ouders, officiële instanties, scholen,…)

JT: Het werd nergens aanvaard.

KD: In hoeverre werd de informatie in Juke box bijgekleurd en opgesmukt om roddels aantrekkelijker te maken,…?

JT: Sensatie was niet de bedoeling, maar ik wist ook niet altijd wat waar was, er waren immers heel weinig rechtstreekse interviews, enkel die ene keer met Elvis.

KD: Hield u van R’n’R?

JT: Ja, ik was er immers aan begonnen als hobby.

KD: In welke mate bereikte de R’n’R uit de States Vlaanderen?

JT: Weinig, heel weinig: Ronny Van Hoogten, die niet meer jong was en in de States woonde, importeerde vanuit Amerika platen, en zorgde er zo voor dat ook de kleine labels hier in België konden verschijnen. Vanuit Ronnex en Moonglow, twee platenwinkels, kwamen die platen dan in de Juke-boxen van de cafébazen terecht.

KD: En werd er veel populair van hetgeen hier geraakte?

JT: In vergelijking met Wallonië en Frankrijk was Vlaanderen geprivilegieerd, omdat het om een onafhankelijke distributie ging, die kon ontsnappen aan de vastgeroeste grote labels, die bijvoorbeeld in Frankrijk enkel covers van de Amerikaanse originelen uitbrachten.

Platen werden populair door jukeboxen en cafés, niet door de radio.

KD: Was er een groot tijdsverschil?

JT:Ronnex was snel, alle andere traag, zelfs bewust traag om Vlaamse artiesten eerst hun versie van een hit op de markt te brengen voor het origineel er kwam.

KD: Had u het gevoel in het middelpunt van een revolutie, een begin van een nieuwe tijd te staan, of leek R’n’R een trend als alle andere?

JT: Geleidelijk aan kreeg ik wel het gevoel dat er iets groots te gebeuren stond.

KD: Welke reactie veroorzaakte R’n’R in Vlaanderen?

JT: Hier valt het onderscheid tussen stad en platteland op: terwijl het platteland het terrein was van Vlaamse sterren als Ray Franky, was de stad het terrein van de R’n’R, al was dit in Brussel wel minder.

KD: In vergelijking met andere landen?

JT: Frankrijk en Duitsland kwamen duidelijk achterop, maar Nederland was wel mee. In Nederland waren er ook twee muziekbladen, Muziekparade en Muziekexpress. Deze publiceerden ook songteksten en verschenen om die reden niet in België. Het eerste muziek-pop-blad was Tuney Tunes geweest.

KD: Zijn er relletjes geweest zoals in Nederland of Duitsland?

JT: Een beetje: de Elisabethzaal werd eens afgebroken toen Lionel Hampton er kwam spelen.

Nederland was zeker niet zo onderkoeld als men wel zou denken, de Vlaamse jeugd

was, onder de strenge voogdij van de Kerk, zelfs veelal beter opgevoed.

KD: Welke band was er tussen R’n’R en de nozems, en hoe komt het dat over deze specifieke cultuuruiting niets te vinden is in Juke Box?

JT: In Vlaanderen was er dus ook veel minder sprake van nozems, de algehele sfeer onder de jongeren was hier veel positiever.

KD: Hoe populair was R’n’R in Vlaanderen?

JT: In de jaren vijftig was R’n’R hier enkel Elvis en Bill Haley. Als voorbeeld valt hier op te merken dat Bill Haley hier slechts kwam spelen toen zijn grote populariteit al over was.

KD: Was de aandacht die u in Juke Box besteedde aan R’n’R evenredig met de populariteit bij het grote publiek?

JT: Iedereen wist dat het er was, en wat het was, maar in vergelijking met nu was het veel minder belangrijk.

KD: Hoe zat dat met de populariteit van R’n’R in Vlaanderen vergeleken met Brussel en Wallonië?

JT: Ronnex zorgde ervoor dat in vergelijking met andere landsdelen, Vlaanderen bevoordeeld was .

KD: Welke impact heeft R’n’R gehad op het maatschappelijk leven in Vlaanderen? In vergelijking met de emancipatie van zwarten in Amerika?

JT: Wat negers betreft, was dat hier van geen belang want van racisme was er hier toen nog geen sprake, als het maar goede muziek was.

KD: Paste R’n’R dus in een algemene trend van veranderingen en evoluties of stond het in de jaren vijftig op zichzelf?

JT: De jeugd was aan het veranderen. In Mechelen bijvoorbeeld was er een bende van drie, maar dat waren eigenlijk gewoon kwajongens.

KD: Is er in Vlaanderen een eigen R’n’R circuit ontstaan, ik wil zeggen, is R’n’R opgenomen tussen schlager en lichte muziek?

JT: Ja, maar het was niet alleen R’n’R, ook George Shearing en jazz. Het was overal, maar op zeer kleine schaal.

KD: Konden R’n’R-artiesten in hetzelfde circuit van zaaltjes en concertzalen terecht als de gevestigde artiesten?

JT: Neen, R’n’R bleef verboden.

KD: Ontstonden er eigen Belgische R’n’R groepjes? Wanneer? Waren ze populair? Brachten ze kwaliteit?

JT: In Brussel richtte Jacques Klüger van muziekuitgeverij World Music een tweede Belgische platenmaatschappij op, Palette, volgens het systeem van Ronnex, dat erg op Antwerpen georiënteerd was.

KD: Nam men hier klakkeloos over wat er vanuit de USA gedicteerd werd, of deed men er iets creatief mee?

JT: Er kwam na een tijd toch iets creatiefs uit de bus: The Cousins, die muziek maakten voor de blousons, en de Chakacha’s die meer voor de bourgeoisie waren.

KD: Welke artiesten waren het succesvolst in Vlaanderen?

JT: Haley en Elvis.

KD: Was er eigenlijk iemand behalve Elvis écht succesvol?

JT: Haley.

 KD: Was de aanwezigheid van een sterk francofone elite in het Vlaamse concert- en muziekcircuit een belemmering voor het groeien van R’n’R in Vlaanderen?

JT: Ik was ook PR voor Ancienne Belgique in Antwerpen. Er was inderdaad een francofone elite, die voorrang gaf aan de vedetten uit Parijs op de Amerikanen. De Ancienne Belgique-keten werkte samen met Casino’s aan de kust. Zaaleigenaren hadden wel angst dat bij R’n’R-concerten hun zalen zouden beschadigd worden, en nodigden dus liever Aznavour en Becaud uit. Vlaamse artiesten werden wel genegeerd. Er was wel de Elisabethzaal in Antwerpen, waarvan de directie die van de Zoo was, en die konden onafhankelijk opereren. Er was ook Robert Bylois: hij werd groot met concerten van Johnny Jordaan en Helmut Zacharias.

KD: Wat is de impact van R’n’R geweest op de jeugd in Vlaanderen?

JT: Jeugd leefde in een wereld waar het voor alles belangrijk was om gehoorzaam te zijn en ze waren aan strenge tucht onderworpen.

KD: Hadden de jongeren hier te lande de kans om R’n’R te kennen? Langs de radio?

JT: Neen.

KD: Traditionele media?

JT: Neen.

KD: TV?

JT: Neen.

KD: Film?

JT: Was heel belangrijk. Er waren zeker en vast rockfilms. Zo was er bijvoorbeeld de Hot Club de Belgique, een Franstalige filmclub waarvan Willy De Cort voorzitter was, die alle jazz-concerten in de Beaux-Arts in Brussel deed. Hij had dus een monopolie daarop, en organiseerde ook één maal per maand een jazz-film-matinee. Het belang van de filmmatinees was niet te onderschatten.

KD: In hoeverre verschilt de jeugd van toen met die van nu?

JT: Jeugd leefde in een wereld waar het voor alles belangrijk was om gehoorzaam te zijn en ze waren aan strenge tucht onderworpen.

Rolpatronen bepaalden grotendeels het leven.

 

KD: Zou u in een aantal woorden of een korte zin de jaren vijftig voor u persoonlijk kunnen samenvatten?

JT: Profiteren van het leven, drinken, dansen, feesten,… Nieuwe dingen ontdekken (!), muziek, kunst,… Je moest alles zelf doen, want alles was taboe.

KD: En de tijd van nu?

JT: Geen taboes meer, meisjes weten veel meer over seks en aanverwanten dan vroeger, er is geen mysterie meer.

KD: Dus zijn de volgende zaken veranderd?

JT: Veel meer voorlichting, Gefündesfressen..

KD: Wat heeft R’n’R voor u, nu betekend?

JT: Minder belangrijk dan vroeger, ik ben teruggekeerd naar de Big Bands en de crooners.

KD: Wat denkt u dat R’n’R voor de wereld betekend heeft?

JT: Veel geld: door R’n’R is de business groot geworden.

 

c. Juke Box en de Interdiocesane Perscommissie.

 

We zeiden het al: Juke Box was in de ogen van de gevestigde orde van de jaren vijftig een verdacht tijdschrift, ongezond voor de jeugd en nutteloos. Hoever deze afkeuring reikte, wordt voortreffelijk geïllustreerd door de brieven die Jan Torfs van de Interdiocesane Perscommissie ontving. Zij gaven het tijdschrift een “morele quotering” en deze viel allesbehalve positief uit. Lees en verbaas uzelf over het feit dat dit document uit 1960 stamt…

 

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[202] DE COSTER en DE BRUYCKER, Wit-Lof from Belgium, p.16.

[203] ibid.

[204] Open Venster, in: Humoradio 09/06/1957.