Het vertrouwen in de regering.Verklaringen voor het verschil in vertrouwen tussen de regeringen Dehaene I en Verhofstadt I. (Michiel Nuytemans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK IV. COMMUNICATIE

 

INLEIDING

 

Communicatie wordt steeds belangrijker in de politiek. Jan Blommaert opent zijn boek ‘Ik stel vast’ met het beargumenteren van het belang van communicatie in de hedendaagse politiek. Welke goederen kan een hedendaagse regering nog verdelen? Welke verregaande economische maatregelen kan ze nog nemen? Welke kans heeft ze dat een volkomen vernieuwend maatschappijproject met succes kan gerealiseerd worden? Het antwoord op al deze vragen is ontluisterend: een hedendaagse regering in een staat zoals de onze heeft slechts een heel beperkte actieradius. Bij gebrek aan harde macht worden symbolische en discursieve strijd steeds belangrijker. Gedragsmatige details, imago, taalgebruik worden de inzet van verhitte debatten en bepalen beslissingen. Terwijl men tot nog toe weinig belang hechtte aan de vorm van de politiek en zich toespitste op de inhoud ervan, wil ik hier argumenteren dat men de ‘substantie’ van politiek vandaag enkel maar kan inschatten wanneer men meer dan voldoende aandacht schenkt aan de vorm van de politiek aan de concrete manieren waarop politiek gecommuniceerd wordt. Politiek en communicatie zijn één. (Blommaert, 2001: 10-12)

Jan Blommaert staat niet alleen met zijn betoog dat communicatie belangrijker wordt. Er bestaat internationaal een uitgebreide literatuur[10] over de evolutie van de communicatie in verkiezingsperiodes. Men spreekt over een modernisering, mediatisering of Amerikanizering van de campagnes. Er liggen verscheidene veranderingen aan de basis van deze evolutie. Ten eerste is er de veel minder sterke band tussen de kiezers en de politieke partijen. Ten tweede speelt het middenveld, zoals de vakbonden, een veel kleinere rol in het bepalen van de partijvoorkeur van zijn leden. Ten slotte is er de opkomst van de massamedia met de televisie op kop. (Swanson en Mancini, 1996: 2050-251; Mazzoleni en Schulz, 1999: 252-253)  Deze veranderingen hebben geleid tot het moderne model van campagne voeren. Politici vertrouwen op experts public relations, opiniepeilingen en communicatie voor advies over hoe je een aantrekkelijke boodschap kan maken die afgestemd is op de meningen en zorgen van de burgers. Personalizering, sterke afhankelijkheid van de massamedia, je gedrag aanpassen aan de vereisten van de media, het zijn allemaal onderdelen van dit modern model van campagne voeren. (Swanson en Mancini, 1996: 269)

We kunnen deze evolutie echter opentrekken naar de politiek in zijn geheel. Het belang van communicatie beperkt zich niet meer tot de periode van campagnevoeren, maar is voortdurend van zeer groot belang. Men spreekt in deze context van ‘de permanente campagne’. (Nimmo, 1999: 74-76) Jan Blommaert gaat zelfs nog verder door te zeggen dat politiek communicatie is geworden. 

De vraag die we ons in dit hoofdstuk gaan stellen is of er een verschil is in communicatie tussen de regering Dehaene en de regering Verhofstadt. Als we kunnen spreken van een breuk kan dit mee aan de basis liggen van de breuk in vertrouwen tussen de twee regeringen.

 

 

1. METHODOLOGIE

 

1.1. Diepte-interviews

 

De vraag is nu hoe we dit verband op een wetenschappelijke manier kunnen bestuderen. Er bestaan geen cijfers die uitdrukken hoe sterk een regering of een premier communiceert. Omwille van verscheidene redenen hebben we gekozen voor diepte-interviews om deze factor te bestuderen.

In de eerste plaats gaat het om een exploratief onderzoek. Er is nog geen soortgelijk onderzoek geweest naar de communicatie van een regering. We hadden wel een idee van de verscheidene factoren die aan de basis liggen van de verschillen in communicatie maar wilden zeker de ruimte laten om nieuwe factoren bij te voegen en andere te verwijderen. Dit is niet mogelijk in een vaste kwantitatieve vragenlijst. Diepte-interviews kunnen op een iteratieve manier gebruikt worden, waardoor empirie en theorie nauw met elkaar verbonden zijn in het onderzoek. Bij een diepte-interview doet de onderzoeker niet eerst een onderzoek om daar dan theoretische conclusies uit te trekken maar de theoreticus creëert ook niet eerst een grote theorie om daarna anderen deze te laten toetsen. Beide tradities worden in het kwalitatief onderzoek samengebracht. (Mortelmans, 2001: 2.42) Deze iteratieve manier van onderzoek zullen we verder verklaren. 

Een tweede reden om diepte-interviews te gebruiken is de complexiteit van het onderwerp[11]. De verschillen in communicatie liggen immers op allerlei volledig verschillende terreinen. Ze kunnen in houding liggen, in taalgebruik, in de omgang met vragen, in het communiceren tijdens crisissen en ga zo maar voort. De andere mogelijke methodes zoals inhoudsanalyse of kwantitatieve interviews zouden er nooit in slagen om al deze factoren in kaart te brengen.

 

1.2. De geïnterviewden: vijf journalisten en twee persverantwoordelijken

 

Wanneer we besloten hadden om diepte-interviews af te nemen, stelde zich de vraag naar de respondenten: Hoeveel respondenten zouden we interviewen en wie? Het  moesten mensen zijn die de manier van communiceren van de twee regeringen zelf ondervonden hebben, van dichtbij meegemaakt hadden. Binnen deze groep was een at random steekproef natuurlijk niet mogelijk. Het is immers niet realiseerbaar om een exhaustieve lijst op te stellen van betrokken, bevoorrechte getuigen. Daarnaast zijn ook niet al deze mensen bereikbaar en bereid om hier aan mee te werken. Het is dus een theoretische steekproef geworden waarbij we bij het bepalen van het aantal respondenten een evenwicht hebben gezocht tussen budgettaire en tijdsbeperkingen en een ideale sterk gevarieerde steekproef. Het is enerzijds zeer arbeidsintensief om een interview uit te tikken en te analyseren. Omdat dit belangrijk maar niet het enige materiaal was voor deze thesis, moesten we ons beperken. Anderzijds is het ook belangrijk om voldoende variatie te hebben. Om het fenomeen zo volledig mogelijk te kunnen bespreken moesten we zoveel mogelijk variatie in de respondenten brengen. We moesten dus genoeg mensen interviewen om te kunnen differentiëren. Uiteindelijk zijn er zeven respondenten geïnterviewd.

Ook in het selecteren van de respondenten is er een evenwicht gezocht, namelijk tussen ‘selectie om pragmatische redenen’ en ‘selectie om inhoudelijke redenen’. De selectie op pragmatische gronden of het zogenaamde ‘convenience sampling’ houdt het selecteren van cases in op basis van praktische voordelen. Zo hebben de contacten die ik via de universiteit, vrienden en familie had, de keuze zeker beïnvloed. Toch is het heel belangrijk dat we bij de selectie dit niet als enige en zelfs niet als belangrijkste criterium gebruiken. De selectie moet ook in grote mate op inhoudelijke gronden gebeuren. Je moet doelbewust cases uitkiezen die voor het thema waar je op werkt nuttige informatie kunnen opleveren. We hebben daarvoor de methode gebruikt die Swanborn ‘dimensionale sampling’ noemt. Hierbij stel je op basis van verscheidene variabelen verschillende groepen van mogelijke respondenten voor, uit elk van deze groepen moet er dan minstens één respondent gekozen worden. (Mortelmans, 2001: 1.14-15)

 

Tabel IV.1: Overzicht van de zeven respondenten in groepen gebaseerd op variabelen

Audiovisuele pers

Persverantwoordelijken

Geschreven pers

Televisie (VRT)

Radio

Dehaene

Verhofstadt

De Standaard

De FET

Annemie Nijs

Anoniem

Monique Delvou

Miguel Chevalier

Guy Tegenbos

Hugo De Ridder (auteur)

Yvan Brouckmeyer

 

Omdat Hugo De Ridder Verhofstadt eigenlijk niet meer als journalist heeft meegemaakt, willen we deze keuze in het bijzonder verantwoorden. Heel wat journalisten hebben Dehaene minder actief meegemaakt, om ook rond Dehaene een volledig beeld te verkrijgen was het noodzakelijk om iemand te interviewen die hem op de voet gevolgd heeft . Daarnaast is De Ridder in België een autoriteit als het op politieke journalistiek aankomt.

We beseffen ten volle dat er nog een heel aantal andere criteria te bedenken zijn om respondenten te selecteren. Zo zou het zonder twijfel nog interessant zijn om iemand van de Waalse pers te spreken, iemand van de derde kwaliteitskrant De Morgen, iemand van de commerciële televisie en nog talloze anderen die extra nuanceringen zouden kunnen aanbrengen op de hele beschrijving van de communicatie.

 

1.3.De topiclijst

 

Bij het afnemen van diepte-interviews is het moeilijk om van een vragenlijst in de klassieke betekenis te spreken. Het is de bedoeling om de respondenten aan het praten te krijgen, een sterk voorgestructureerde vragenlijst is daarom niet nuttig. We maken dan ook gebruik van een topiclijst. Deze bestaat uit niet meer dan een lijst van onderwerpen die de interviewer in de loop van het interview aan bod moet laten komen. Van een kwalitatieve topiclijst wordt gezegd dat deze flexibel, iteratief en continu moet zijn.

Voor het eerste interview hebben we een vragenlijst gebruikt die ik had opgesteld vanuit mijn eigen aanvoelen en vanuit de bestaande literatuur over het onderzoeksobject. Een aantal vragen waren ook gebaseerd op ideeën uit de vele krantenartikels die al over het onderzoeksobject zijn verschenen. Zo verscheen er een artikel in De Standaard waarin men stelde dat Verhofstadt zelf de redactie opbelde om commentaar te geven op verschenen artikels[12]. Dit is een vaste vraag geworden om na te gaan of dit bij de verschillende media gebeurt en of Dehaene dat ook deed. Naarmate er meer interviews zijn afgenomen, hebben we de vragenlijst aangepast aan de nieuwe informatie die uit de interviews kwam. Ook literatuur die nog opdook, zoals het recentste boek van Jan Blommaert, heb ik doorheen de interviews verwerkt in de topiclijst. Om dit te illustreren zitten er in bijlage twee topiclijsten gevoegd: de eerste en de laatste (Bijlage II). Ook de toepassing van de vragenlijst moet flexibel gebeuren. Het kan immers zijn dat bepaalde respondenten beter kunnen vertellen over onderwerp X dan over Y. De topiclijst moet dan ook de ruimte laten om de respondent voor een stuk te kunnen volgen in het aspect dat hij of zij het belangrijkste of interessantste vindt, natuurlijk altijd binnen het onderzoeksopzet.

Een vragenlijst en dus ook een topiclijst moeten iteratief te gebruiken zijn. Er zit een bepaalde structuur in. Concreet wil dit zeggen dat je begint met een open vraag, in mijn geval ‘Ziet u verschillen tussen de communicatie bij Verhofstadt en die bij Dehaene?’. Deze eerste vraag heeft een dubbele functie. De respondent krijgt zo even de tijd om te wennen aan de interviewsituatie en de interviewer krijgt een idee van de algemene standpunten van de geïnterviewde. Ze geeft een algemene richting aan waarin het interview kan evolueren. In een tweede fase zijn het dan gerichtere vragen die peilen naar een bepaald aspect of deelonderwerp.

Ten slotte moet een topiclijst continu zijn. Elk interview neemt de vorige interviews in feite mee in zich op. Dit hangt sterk samen met de flexibiliteit van de topiclijst. De topiclijst evolueert mee met de interviews en thema’s die helemaal zijn uitgediept verdwijnen van de topiclijst. Een interessant thema kan verder uitgebreider besproken worden in het volgende interview om zo het doel van theoretische saturatie zo dicht mogelijk te benaderen. (Mortelmans, 2001: 2.9-10)

 

1.4. Anonimiteit

 

Geen enkele journalist weigerde mee te werken. Toch was er één vaak voorkomende vraag. Ga je mijn naam hiervoor gebruiken? Er waren twee mogelijke redenen voor deze vraag. Enerzijds waren er journalisten wie het niet toegestaan was om hun mening in het openbaar te uiten buiten hun eigen medium. Anderzijds waren er die journalisten die er niets voor voelden om letterlijk geciteerd te worden. We mocht wel vermelden dat we hen gesproken hadden maar hun woorden letterlijk herhalen met hun naam ernaast hadden ze liever niet. Het voordeel van de respondenten die vroegen om hun naam niet te gebruiken of hen niet te citeren was dat ze zich helemaal niet geremd voelden en ‘vrijuit spraken’, zoals één van de respondenten het uitdrukte. We zullen in de volgende beschrijving de vraag van de respondenten natuurlijk respecteren. De journalist van wie we de naam niet mogen gebruiken zullen we aanduiden met de anonieme journalist. Alle respondenten zullen we slechts citeren wanneer ze er toestemming hebben voor gegeven.

 

 

2. BESCHRIJVING VAN DE PREMIER ALS PERSOON

 

Nu volgt de eigenlijke beschrijving van de gelijkenissen en vooral de verschillen in de communicatie van Verhofstadt en Dehaene en van de regering Verhofstadt en de regering Dehaene in zijn geheel. De bespreking bestaat elke keer uit de opvattingen en ervaringen van de hierboven besproken respondenten, aangevuld met de literatuur die erover aanwezig is. Bij de opvattingen bespreken we altijd eerst de grote lijnen, zaken waar alle respondenten het eens over waren, daarna zullen we telkens de afwijkende meningen formuleren.

Mijn openingsvraag, zoals hierboven beschreven een open vraag, was elke keer ‘Ziet u verschillen tussen de communicatie bij Verhofstadt en die bij Dehaene?’. De journalisten antwoorden hier eenduidig en zeer beslist op: de verschillen zijn enorm. Toch zijn er al onmiddellijk een aantal die nuanceren: ‘Vaak is het slechts een indruk.’

 

2.1.Het belang van communicatie

 

Verscheidene journalisten herleiden veel van de verschillen tot een verschil in het belang dat de eerste minister hecht aan de communicatie. Het oordeel van de journalisten is in het algemeen dat Dehaene communicatie gewoon minder belangrijk vond. Denk maar aan het geringe belang dat hij hecht aan zijn uiterlijk. Dehaene is in deze redenering iemand die gericht is op beleid. Hij is groot geworden achter de schermen, als beleidsmaker, opgeklommen vanuit het ACW via de kabinetten recht naar het ministerschap. Guy Tegenbos wijst er op dat hij het beste was in zijn omgang met de politieke elite en dat de pieken in zijn populariteit ook vooral voorkomen wanneer de bevolking ziet hoe die elite hem apprecieert. Voorbeelden hiervan zijn de Europese waardering in Korfoe en zijn prestaties bij het vormen van de regering in 1992.

Moniek Delvou spreekt dit gedeeltelijk tegen. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, was voor hem communicatie en informatie een essentieel onderdeel van zijn beleid. Ze geeft hiervoor twee voorbeelden. Ten eerste was haar contact met de premier als woordvoerster zo goed als permanent, de hele dag door mocht ze hem altijd en overal (met uitzondering bij de koning) storen als er iets te melden was over de pers. Daarnaast had Dehaene als hij op het kabinet aankwam, al alle kranten gelezen en al analyses gemaakt van de reacties in de pers.

Ongeacht de inschatting van het belang dat Dehaene aan zijn communicatie besteedde, luidt de consensus ‘Verhofstadt hecht meer belang aan een open communicatie’. Bij Verhofstadt wordt communicatie een zeer belangrijk onderdeel van het beleid. De wekelijkse persconferentie en de aanwerving van een communicatieadviseur wijzen hierop.

 

2.2. Uiterlijk en karakter

 

Als we gewoon nog maar kijken naar de personen Jean-Luc Dehaene en Guy Verhofstadt zien we onmiddellijk een aantal verschillen in uiterlijk en karakter die duidelijk ook een weerslag hebben op hun communicatie.

 

2.2.1. Uiterlijk

 

Natuurlijk zal niemand een oordeel uitspreken over het uiterlijk van de twee eerste ministers. Wat in dit verband wel een rol kan spelen is de aandacht voor het uiterlijk. Moniek Delvou vertelt dat ze soms wel tussenkwam in het uiterlijk van Dehaene omdat hij er zelf geen oog voor had. ‘Een andere bril. Ook als ik zag dat zijn das elke keer weer scheef zat, als hij naar de Zevende Dag ging, heb ik hem gezegd:  Zou je geen dasspeld…‘ Toch benadrukt ze ook zeer sterk dat ze niet te veel ingreep, omdat de authenticiteit heel erg belangrijk was. Dit aspect heeft natuurlijk enkel belang bij de televisie. Annemie Nijs getuigt dat ze ‘de pellekes’ wel eens van zijn jas moest kloppen voor ze begonnen op te nemen. Het wordt zeker niet negatief beoordeeld door de journalisten, maar we kunnen er toch niet om heen dat ook het uiterlijk deel uitmaakt van de communicatie.

Over het uiterlijk en de aandacht voor het uiterlijk van Verhofstadt heeft geen enkele respondent een opmerking gemaakt, we gaan hier dan ook niet verder op in.

 

2.2.2 Karakter

 

De figuren Dehaene en Verhofstadt zijn heel andere karakters en ook dit zien we duidelijk in hun communicatie. Het algemene oordeel is dat Dehaene zeer direct is, voor sommigen een positieve, voor anderen een negatieve eigenschap. De ene noemt het brutaal en onbeschoft de andere noemt het rechttoe rechtaan. Doorheen de interviews kwamen er verscheidene anekdotes naar boven over dat legendarische karakter van Dehaene. De respondenten hadden in de regel liever dat de anekdotes niet herhaald worden. Een voorbeeld van Hugo De Ridder geeft duidelijk aan hoe direct het eraan toe kon gaan. ‘Ik herinner mij een persconferentie waarop iemand een vraag stelt die niet erg verstandig was en dat hij vroeg: ‘Zijt gij wel geslaagd in uw lager middelbaar?’

Verhofstadt is veel minder direct dan Dehaene. Hij heeft, zo drukt een journalist het uit, iets van een ‘missionaris die het ware geloof verkondigt’. Hij probeert iedereen te overtuigen van die boodschap, van zijn geloofsbelijdenis. Je bent ook ofwel voor, ofwel tegen hem. De liberaal wordt door dezelfde journalist zelfs de idealist genoemd, tegenover de realist Dehaene. Deze karaktertrek komt duidelijk tot uiting in het taalgebruik van de eerste minister. Hij slaagt er op een onvolprezen manier in om de problemen die er nog zijn te relativeren of opzij te schuiven. En nog eens een keer te wijzen op wat er al verwezenlijkt is.’ De lijn tussen karakter en strategie is natuurlijk zeer vaag en voor interpretatie vatbaar, enkel de persoon in kwestie weet of hij iets al dan niet bewust doet.

 

2.2.3. Taalgebruik

 

Jean-Luc Dehaene staat er bekend om voor een zeer technisch taalgebruik te kiezen. Hij gaat er vanuit dat je het dossier kent. Een domme vraag wordt weggelachen en niet beantwoord. Hoewel de meeste journalisten de technische uitleg van Dehaene wel begrepen wijst Hugo De Ridder er op dat dat voor de publieke opinie misschien niet geldt. ‘Tegenover de journalisten, die zijn hebbelijkheden kenden en die ook al zijn ingeslikte woorden en zo duidelijk konden duiden, was dat goed. Als hij hetzelfde zei op televisie dan had je er bijna een handleiding bij nodig over wat hij wilde zeggen.’

Het taalgebruik bij Verhofstadt is volledig anders. Om de anderen te kunnen overtuigen van zijn gelijk en misschien wel vooral om duidelijk te maken dat hij anders is dan zijn voorgangers maakt hij gebruik van een specifiek taalgebruik. Alles wordt heel erg positief verwoord. De woorden ‘geloof’ en ‘nieuw’ spelen hier een bijzondere rol in. Het is omdat men er in gelooft dat het zal gebeuren en het is natuurlijk helemaal anders, helemaal nieuw. Andere begrippen die hierin passen zijn: ‘snel en efficiënt’, ‘actieve welvaartstaat’, ‘modelstaat’ en ‘behoorlijk bestuur’.  De journalisten zijn het erover eens: deze bevlogen uitspraken kunnen terugkomen als een boemerang. De voorbeelden zijn talrijk. Hoe nieuw is de drugsnota van deze regering? Hoe snel en efficiënt is de asielwetgeving hervormd?

 

2.2.4. Telefoneren met de redacties

 

Een anekdote die het karakter van Verhofstadt duidelijk illustreert zijn de vele telefoontjes met redacties. Wanneer de berichtgeving volgens hem fouten bevatte, belde hij de redactie op en probeerde hij hen van zijn gelijk te overtuigen. Guy Tegenbos zegt hierover: ‘Hij spendeerde daar in de beginfase een uur aan, om vooral naar de audiovisuele redacties, maar in de tweede plaats ook naar de krantenredacties te telefoneren om hen op fouten te wijzen.’ Alle journalisten waren ofwel zelf opgebeld geweest of hadden ervan gehoord van collega’s. Hoewel de opmerkingen ondertussen bijna allemaal door zijn woordvoerder doorgegeven worden, zegt het toch veel over zijn karakter. Het is de missionaris die iedereen van zijn gelijk wil overtuigen. Als je je niet laat overtuigen, dan ben je tegen hem, dan ben je een oppositiekrant/zender.

 

2.3. De communicatietrucs

 

Guy Tegenbos stelde dat Verhofstadt een aantal trucs van de communicatie beter doorhad dan Dehaene. In hoeverre dit aan zijn communicatieadviseur ligt zullen we later bekijken maar we beginnen hier met het beschrijven van deze ‘trucs’.

 

2.3.1 Mea Culpa

 

Verhofstadt geeft op het juiste moment toe dat hij fout zit. Het voorbeeld dat hierbij gegeven werd door Guy Tegenbos is de verkeersovertreding. Zowel Jean-Luc Dehaene als Guy Verhofstadt zijn als minister geconfronteerd met een snelheidsovertreding van hun voertuig. Het is zeer interessant om deze twee gebeurtenissen naast elkaar te leggen.

In 1990 schrijft de Waalse pers over een verkeersovertreding van een jaar eerder door de auto van Dehaene. Omdat Dehaene op safari is, kan hij slechts 5 dagen later reageren. Hij laat weten dat zijn dochter, Mieke, aan het stuur zat van de auto. De pers drukt dit bericht af met het grootste scepticisme en de publieke opinie is – in weerwil van de hardnekkigste en zelfs emotionele ontkenningen van het gezin van Dehaene – ervan overtuigd dat een en ander ‘gearrangeerd’ is. (De Ridder, 1996: 113-114)

Wanneer uitlekt dat prins Laurent een snelheidsovertreding begaat, schrijft Verhofstadt een boze brief. Het komt als een boemerang terug wanneer de pers een zware snelheidsovertreding van de premier zelf naar boven brengt. De aanpak van de nieuwe eerste minister is echter anders. Het boetekleed wordt onmiddellijk aangetrokken. Het is fout wat er gebeurd is en het zal niet meer gebeuren. Door te bekennen kunnen de journalisten er eigenlijk niet meer verder op ingaan. Het schandaal is al vlug geen schandaal meer en nog vlugger vergeten.

Een andere journalist wijst er echter op dat beide premiers zelden hun fouten toegeven wanneer het gaat over fouten bij belangrijke beleidsbeslissingen. Op dit vlak verschillen ze dus blijkbaar niet.

     

2.3.2. Herhalen

 

Een tweede truc die Guy Tegenbos aanbrengt en die duidelijk bevestigd wordt door de andere journalisten is de herhaling. In de eerste plaats mag je deze herhaling heel letterlijk nemen. Verhofstadt zegt alles in het Nederlands en in het Frans. Dehaene nam deze moeite niet, hij begon in de ene taal en wisselde dan voortdurend van taal doorheen de persconferentie. Iedereen moet beide talen maar meester zijn.

Daarnaast herhaalt Verhofstadt zichzelf ook omwille van zijn drang om de mensen te overtuigen: de missionaris Guy Verhofstadt. Verscheidene journalisten wijzen erop dat het niet altijd is omdat Verhofstadt meer communiceert dat hij ook inhoudelijk meer zegt. Tijdens de persconferentie[13] over de kieswetgeving die we zelf hebben meegemaakt, herhaalt hij zichzelf een heel aantal keer in zijn uitleg. Wanneer een journalist dan een vraag stelt die nu net de kern van het hele betoog mist, grijpt Verhofstadt deze gelegenheid aan om zijn betoog opnieuw te herhalen. Hij bedankt de vraagsteller zelfs. ‘C’est important que vous ayez posé la question, parce que peut-être nous n’étions pas assez clairs qu’il n’y a pas une augmentation.

Het blijkt duidelijk uit de uitleg van de journalisten dat Dehaene zich hier niet mee bezighoudt. Hij zal zichzelf nooit herhalen. ‘Omdat hij dat stom vond, want hij had dat al eens gezegd. Hij moest dat toch geen twee keer zeggen.’ Daarnaast lachte Dehaene de vraagsteller vaak gewoon uit.

 

2.3.3. Het belang van de visuele media

 

Verhofstadt ziet ook veel beter het belang in van televisie in communicatie. Er zijn verscheidene feiten die het belang dat hij hecht aan de visuele media aantonen. Als Verhofstadt redacties telefoneerde, belde hij in de eerste plaats en veel uitgebreider naar de televisiezenders. Een ander voorbeeld hiervan is de toezegging van een tweewekelijks interview met het VRT programma ‘Villa Politica’. Annemie Nijs voegt daar aan toe dat Dehaene dat waarschijnlijk niet gedaan zou hebben. ‘Ik denk dat als je die vraag destijds, als Villa Politica had bestaan, aan Dehaene gesteld zou hebben dat hij geweigerd zou hebben.’ Dehaene maakte geen onderscheid tussen de verschillende media.

Een ander aspect van televisie zijn de entertainment programma’s en daar gaan beide premiers op een zelfde manier mee om. Zowel Verhofstadt al Dehaene weigeren als eerste minister zo goed als elke deelname aan spelprogramma’s. Dehaene had zijn voetbal en Verhofstadt heeft zijn wielrennen, maar buiten verkiezingsperiodes houden ze zich voor de rest ver van de entertainment.

 

2.3.4. Een dag lang nieuws

 

Tenslotte bracht Annemie Nijs nog een andere wetmatigheid naar voor die Verhofstadt beter beet heeft dan Dehaene. Verhofstadt lanceert zijn primeurs ’s morgens via de radio, vaak bij Johny Van Sevenant. Het bericht komt dan aan bod in het zeven uur journaal, in ‘Voor de dag’, gaat dan naar het televisiejournaal van één uur en later van zeven uur. De volgende dag verschijnt het uitgebreid in de geschreven pers. Op die manier krijgt zijn bericht maximale aandacht in de media en bereikt het zoveel mogelijk burgers.

Miguel Chevalier formuleert wel een uitzondering op deze tactiek. Als het over een crisis gaat, probeert men zo snel mogelijk te communiceren, los van de beste moment communicatietechnisch gezien. Hij geeft hier als voorbeeld de mini-dioxinecrisis. Hij geeft twee redenen aan waarom dan onmiddellijk gecommuniceerd wordt. In de eerste plaats legt hij uit dat er anders een risico is dat er een perslek optreedt en dat het voorgesteld wordt alsof de minister informatie achterhoudt. Daarna geeft hij nog een ander argument. ‘In dat soort zaken vind ik dat je direct moet communiceren omdat de bevolking daar recht op heeft, op die directe informatie daarvan.’ Deze onmiddellijke communicatie bij crisis moet sterk gerelativeerd worden maar hier gaan we later nog op in.

 

2.4. Het eerste contact met de pers als eerste minister

 

Het eerste contact dat men met iemand heeft is vaak bepalend voor de verdere relatie tussen mensen, zo ook tussen politici en de pers. Bij het begin van zijn ambtstermijn heeft Dehaene onmiddellijk twee belangrijke beslissingen genomen in verband met de communicatie van de regering en heeft zo gedeeltelijk de verdere relatie met de pers bepaald. De ministerraad zou in Hertoginnendal gehouden worden en er zou geen persconferentie meer zijn na elke ministerraad. Het hoe en waarom van deze beslissingen zullen we uitwerken bij het bespreken van de communicatie van de regering. Nu gaan we in op de manier waarop deze beslissingen tot spanningen met de pers hebben geleid. Het eerste contact met de pers als eerste minister is steeds ingegeven door de eigen ervaring met de pers en de situatie van hun voorganger. 

 

2.4.1. Eigen ervaring met de pers

 

Bij Jean-Luc Dehaene was zijn contact met de pers voor hij eerste minister was zeer goed. Hugo De Ridder benadrukt in het interview maar ook in zijn boek, de sterke communicatie van Dehaene voordat hij premier werd. ‘Door zijn carrière en ook als gewezen leider of directeur van de studiedienst van het ACW, stond hij aanvankelijk bekend om zijn goeie persrelaties. Ik heb de indruk dat er nooit betere persrelaties zijn geweest van een minister van Sociale Zekerheid als op het ogenblik dat Jean-Luc Dehaene Sociale Zekerheid had. Op Verkeerswezen, ook, heeft hij heel veel campagnes, doorgedreven campagnes gevoerd en zomeer.’ Toen hij aan het hoofd van het ACW stond, werd hij als specialist in perszaken beschouwd. Als minister had hij een enorme aandacht voor communicatie en voorlichting. Zijn twee woordvoersters, Mieke Van den Berghe en nadien Moniek Delvou behoren tot de besten in hun vak. (De Ridder, 1996: 193)

Ook Verhofstadt had voor hij eerste minister werd een zeer goede relatie met de pers. Het contact tussen oppositie en pers is er altijd meer één van gelijken dan dat tussen beleidsmakers en de pers. Als oppositieleider had hij dan ook een zeer familiair contact met diverse journalisten.

Hoewel beide premiers zeer goede relaties hadden opgebouwd met de pers, zal het eerste contact met de pers toch zeer sterk verschillen. De oorzaak hiervan is te vinden bij de situatie van hun voorganger.

 

2.4.2. De situatie van de voorganger

 

Zoals reeds in het eerste hoofdstuk uiteengezet is de regering Martens gevallen over de wapenlicenties. In het historisch overzicht valt de grote rol van de media en de communicatie hierin ook al op. Wanneer Moniek Delvou deze feiten weergeeft legt ze grote nadruk op één gebeurtenis. Het betreft de uitleg die Philippe Moureaux voor de camera’s van de verzamelde pers geeft nog voor de beslissende ministerraad over de wapenlicenties.  Op het BRTN-journaal om half acht op zondag 29 september 1991 toont men eerst beelden van Moureaux die sterke taal hanteert: ‘Als er de komende uren geen oplossing komt – deze middag dus – vind ik dat het geen kwestie meer is voor de Belgische regering, maar voor de Waalse regering.’ Bijna ogenblikkelijk hierna krijgen we Martens te zien die na de ministerraad het compromis verdedigt. De VU is uit de regering gestapt omdat ze het compromis niet kon aanvaarden, het compromis komt op alle mogelijke manieren naar voren als een overwinning van de Waalse ministers. (De Ridder, 1993: 72-73) Moniek Delvou ziet daar (samen met De Ridder) de oorzaak van de val van de regering en ook de context voor het communicatiebeleid van Dehaene. ‘En uiteindelijk is de regering, na hoe zou ik zeggen, na een paar keer struikelen, is ze uiteindelijk gevallen daarover.  Nu dat zijn dingen die niet gratuit zijn, zeker niet voor mensen die dat aan de lijve hebben meegemaakt. En daar begint laat ons zeggen eigenlijk het verhaal van Dehaene en de communicatie.’ Wanneer Dehaene aantreedt als eerste minister stelt hij zeer duidelijk: ‘Dit zijn toestanden die ik niet meer wil.

Onmiddellijk neemt hij een aantal beslissingen die niet erg enthousiast worden onthaald bij de pers. Moniek Delvou benadrukt dat men vooraleer men de beslissingen genomen heeft op zoek is gegaan naar verantwoordelijken, naar personen om de beslissing mee te bespreken. Omdat men geen gesprekspartner heeft gevonden heeft men de beslissing gewoon genomen, ze kwam dan ook zeer plots over en er kwam veel protest tegen de manier waarop ze genomen waren. De pers beschrijft de beslissingen als een aanslag op de persvrijheid, een democratisch tekort, het begin van selectieve informatie en overheidscensuur en een inbreuk op de openbaarheid van bestuur. (De Ridder, 1996: 200) Later is men dan toch nog rond de tafel gaan zitten met de pers en zijn er een aantal afspraken gemaakt. De versies lopen hier nogal uiteen. Hugo De Ridder stelt dat er afspraken zijn gemaakt die snel daarna weer vergeten zijn en dat de spanning bleef, Moniek Delvou stelt dat er een goede consensus is gevonden tussen de eerste minister en de pers.

Zoals Dehaene zich heeft afgezet tegen de stijl van Martens, zet Verhofstadt zich ook tegen Dehaene af. Hij wil breken met het verleden en veel meer en beter communiceren. Hij schaft de maatregelen die Dehaene heeft genomen onmiddellijk bij zijn aantreden af: Ministerraden worden terug in de 16 gehouden en worden altijd gevolgd door een persconferentie.

 

2.5. Omgaan met crisissen

 

Communicatie is zeer moeilijk om goed te doen, crisiscommunicatie is nog veel moeilijker. De journalisten lijken het er allemaal over eens dat er op crisismomenten vaak nog slechts weinig verschil is tussen de communicatie van de twee premiers. 

 

2.5.1. Moeilijke vragen

 

Hoewel het geen crisis moet zijn om moeilijke vragen te krijgen, geeft de reactie op zo’n moeilijke vragen al direct een beeld van hun crisiscommunicatie. De verschillende stijl komt bij lastige vragen sterk naar voren, maar uiteindelijk antwoorden beide politici eigenlijk niet op de vraag. Dehaene is legendarisch geworden met het zinnetje ‘Geen commentaar.’ Verhofstadt beantwoordde zeker op het begin van zijn ambtstermijn alle vragen, maar draaide de vraag in een voor hem voordelige richting. Op dit ogenblik beantwoordt hij de echt moeilijke vragen ook niet meer. Een journalist verwoordde het als volgt: ‘Op dat vlak is er eigenlijk een continuïteit. Dehaene zei dan gewoon ‘Geen commentaar’. Nu krijg je een antwoord maar je staat even ver. Je wordt eigenlijk wandelen gestuurd.

 

2.5.2. Crisiscommunicatie

 

De twee woordvoerders hebben een andere visie op het communiceren op crisismomenten. Moniek Delvou vindt dat je tijdens het oplossen van een crisis niet zinnig kunt communiceren.  ‘Er is niets gecompliceerder dan op het moment dat je de crisis nog aan het oplossen bent, al met de journalisten te moeten gaan praten.’ Miguel Chevalier zegt daarentegen dat je ook tijdens een crisis best blijft communiceren. ‘Je hebt het over crisiscommunicatie, dan is mijn advies altijd aan de premier: als er een probleem is, dan moet je het eigenlijk direct communiceren.

Zonder een oordeel te vellen over welke aanpak de beste is, wijzen de journalisten erop dat beide op dezelfde manier reageren op crisissen. ‘De gelijkenis tussen de twee is dat ze beiden niet goed met kritiek om kunnen, dus dat blijft een teer punt, ook voor Verhofstadt, als alles goed gaat wil hij veel communiceren, gaat het slecht dan trekt hij zich terug, wordt er gezwegen of is men boos omdat er kritische vragen komen of kritiek op het beleid. Het verloopt analoog aan de reactie op moeilijke vragen.’ (de anonieme journalist) Beide regeringsleiders stoppen met communiceren, ze doen dit alleen op een verschillende manier. Verhofstadt praat nog wel, maar geen van beide zegt nog iets. De verschillen zijn in grote mate het gevolg van hun karakter. Of de rest van hun regering de informatiestop volgt, zullen we in een volgende hoofdstuk over de Open Debat Cultuur bespreken.   

 

2.6. Personeel voor communicatie

 

Naast het ongedaan maken van de twee beslissingen van Dehaene, beslist Verhofstadt ook bij het begin van zijn regeerperiode te investeren in communicatie. Terwijl Dehaene slechts één iemand had die instond voor de communicatie, namelijk zijn woordvoerster, heeft Verhofstadt een volledige ploeg.

Dehaene laat alles over aan zijn woordvoerster, eerst was dit Mieke Van den Berghe en later Moniek Delvou. Daarnaast is bij Dehaene de rol van de Federale Voorlichtingsdienst ook wel groter.

In de eerste plaats beslist Verhofstadt twee woordvoerders te nemen, een Nederlandstalige, Miguel Chevalier, en een Franstalige, Alain Gerlache. Daarnaast brengt hij ook zijn communicatieadviseur, die zijn verkiezingscampagne tot een goed einde bracht, mee. De vraag die zich dan stelt is natuurlijk hoe is de functie van één persoon verdeeld over drie.

 

2.6.1. Twee woordvoerders

 

Als oppositielid en tijdens de vorming van de regering in 1999 had Verhofstadt één woordvoerder, maar onmiddellijk bij zijn aantreden beslist hij twee woordvoerders te nemen. Miguel Chevalier begreep de beslissing oorspronkelijk niet direct maar vertelt dat hij daar hoe langer hoe meer begrip voor kan opbrengen. ‘Er is  een cultuurverschil.’ In de  eerste plaats zijn de contacten anders. Volgens Chevalier houden de Waalse journalisten meer van babbels en etentjes. Daarnaast zijn de twee taalgroepen ook geïnteresseerd in verschillende thema’s. ‘Het asielprobleem, bijvoorbeeld dat is iets dat niet echt leeft aan Franstalige kant, maar des te harder leeft aan Vlaamse kant.’ Ook criminaliteit is zo’n thema dat blijkbaar meer leeft bij de Nederlandstalige pers.

Annemie Nijs vindt dit niet zo’n gelukkige beslissing. ‘Dat is volgens mij niet zo erg opportuun, ik vond het eigenlijk beter om één woordvoerder te hebben omdat je dan hoe zal ik het zeggen het globale overzicht had terwijl nu spreken wij, ja, alleen maar (met) de Vlaming die voor ons bedoeld is en horen we nooit eens die andere klok.’

Naast deze twee woordvoerders heeft Verhofstadt zijn communicatiepersoneel ook nog uitgebreid met een tekstschrijver Rolf Falter, daarvoor redacteur bij De Standaard.

 

2.6.2.Communicatiedeskundige

 

Er is al heel wat over geschreven. Noël Slangen van het bedrijf Slangen en partners, ingehuurd door Verhofstadt als communicatieadviseur. Noël Slangen had al gewerkt voor Dehaene en andere politici maar altijd met het oog op verkiezingscampagnes. Dit was de eerste keer dat zo iemand in België werd aangeworven om permanent te adviseren over communicatie. Het aanwerven van experten is één van de praktijken die we over de hele wereld zien verschijnen, onafhankelijk van de politieke cultuur, geschiedenis en instellingen van de landen. (Negrine, 1996: 147) Over de rol van Slangen bestaat veel onduidelijkheid, maar zijn hechte band met Verhofstadt staat voor iedereen vast.

De versies over de functie en de invloed van Noël Slangen lopen sterk uiteen. Het is misschien interessant de twee extremen te beschrijven. Het verhaal waarbij de functie en invloed van de communicatieadviseur sterk wordt geminimaliseerd vinden we bij de woordvoerder van Verhofstadt.

Ik denk dat er daar heel veel verhalen over de ronde doen, die absoluut niet kloppen.’ De communicatieadviseur geeft adviezen aan de premier. Omdat hij slechts halftime voor de eerste minister werkt, kan hij volgens Chevalier als buitenstaander naar het politieke gebeuren kijken. Hij ontmoet een hele week lang allerlei mensen en volgt de internationale politiek zeer sterk. Deze kennis in combinatie met zijn gezond verstand maken zijn adviezen volgens de woordvoerder interessant.‘Hij beschikt vooral over een hele grote dosis gezond boerenverstand en in die zin zijn zijn adviezen welkom.  Maar echt wegen op de manier waarop ik communiceer, of op de manier waarop de premier communiceert, … Hij heeft geen dictaat.’ Miguel Chevalier geeft ook een voorbeeld: Noël Slangen heeft de raad gegeven om inzake veiligheid, snel resultaten voor te leggen omdat dit zo goed als zeker het thema van de verkiezingen gaat worden. De woordvoerder herleidt de impact van zo’n advies tot gewoon één van de stemmen en omdat iedereen het ermee eens is wordt het advies uitgevoerd.

Alle geïnterviewde journalisten schrijven Slangen een grotere rol toe. Om het belang van de communicatieadviseur aan te tonen, wijst één journalist op de verscheidene uitschuivers van Slangen waarbij Verhofstadt telkens hem de hand boven het hoofd heeft gehouden. Eerst zijn weigering om op vragen van het Vlaams Blok te antwoorden in de dioxinecommissie. Later de brief in Bonanza over het onderwijs, waarin hij de stakingen als onterecht afdoet omdat ze het toch wel goed hebben in het onderwijs. Tenslotte zijn uitlatingen over minister Verwilghen en derderangs politici. Het feit dat Verhofstadt zijn communicatieadviseur blijft steunen wijst er volgens deze journalist op dat Verhofstadt op zijn beurt heel wat verschuldigd is aan Slangen. Het kan er inderdaad op wijzen dat hij toch een zeker belang heeft.

Annemie Nijs beschrijft de functie van de communicatieadviseur als het bepalen van het waar, wanneer en hoe communiceren. In de eerste plaats gaat het dus over waar en wanneer iets moet gecommuniceerd worden. In het algemeen is de regel om alles zo snel mogelijk te communiceren en voor alle geïnteresseerde media, maar bij crisismomenten is dit een veel moeilijkere kwestie. Te laat communiceren over crisissen kan noodlottig blijken zoals in de dioxinecrisis, maar te snel communiceren, voordat men alle informatie heeft, kan even goed contraproductief werken. De keuze van het juiste medium om de boodschap goed over te brengen, kan op zulke momenten van groot belang zijn. Ook de hoe-vraag stelt zich, vooral als er problemen zijn. Een journalist gaf me het volgende voorbeeld om de invloed van Slangen te duiden. In het midden van de dioxineschandalen, speelde Verhofstadt reeds een belangrijke rol. Hij leverde immers de nota De Stickere aan Dehaene maar ook aan de pers. Hoewel hij oorspronkelijk zelf de nota voor de radio wou voorlezen, kreeg hij een telefoontje van Slangen die hem aanraadde de nota enkel door te geven. Door het bezwarend materiaal immers zelf voor te lezen, zou het de indruk kunnen wekken dat Verhofstadt het voor verkiezingsdoeleinden gebruikte.

Maar Slangen werkt niet alleen op korte termijn, bij moeilijke momenten, hij werkt volgens verscheidene journalisten ook een communicatiestrategie uit. Hoewel geen enkele waarnemer zeker kan zijn van de strategie die ze met twee opzetten, geven de journalisten wel een aantal voorbeelden van aspecten die waarschijnlijk door Slangen zijn ingegeven. Zelfs de voortdurend positieve communicatie wordt door een journalist gedeeltelijk toegeschreven aan een strategie van Slangen.

 

2.6.3. Federale Voorlichtingsdienst

 

De juiste werking van deze instelling en het verloop van de afschaffing ervan zijn zeer ingewikkeld en vallen niet binnen het opzet van deze thesis. Haar rol in de communicatie van de regering is altijd zeer beperkt geweest[14]. Omwille van verscheidene redenen speelde ze onder Dehaene toch een belangrijkere rol. Wanneer Dehaene geen persconferentie hield, en dat durfde al eens gebeuren, dan ging alle communicatie in theorie via de Federale Voorlichtingsdienst. De samenwerking verliep ook zeer vlot, omdat het hoofd van deze instelling, Mieke Van den Berghe, een oud-woordvoerster van Dehaene was.

Onder Verhofstadt wordt ze momenteel omgebouwd tot een dienst externe communicatie. Miguel Chevalier zag de relevantie van de vraag naar de rol van de FVD zelfs niet in deze context. De Federale Voorlichtingsdienst verzorgt wel folders en verspreidt de communiqués van de ministerraad voor de regering. Maar de woordvoerder benadrukt dat de Federale Voorlichtingsdienst in de eerste plaats instaat voor de communicatie van de overheid, niet voor die van de regering of die van bepaalde ministers.

Of de FVD nu een kleine of heel kleine rol speelt in de regeringscommunicatie, de journalisten schatten de dienst niet hoog in. Guy Tegenbos vindt dat Mieke Van den Berghe moedige pogingen heeft ondernomen om haar te hervormen, maar zonder veel succes: ‘De FVD was en bleef, ondanks alle pogingen om haar dynamisch te maken, een lethargisch bureaucratisch ding.’ Al de journalisten lijken de dienst te zien als iets waar je wel voor technische informatie terecht kan, zoals de PCB-normen, maar meer dan een vaak late en officiële versie van de feiten is er niet te vinden. Op het moment dat de informatie bij de Federale Voorlichtingsdienst is, moet de journalist het al lang weten. Als je de informatie al eens kan gebruiken is het om daarna met die informatie naar de woordvoerders of ministers zelf te stappen.

 

 

3. BESCHRIJVING VAN DE REGERING ALS GROEP

 

De communicatie van een regering is meer dan de communicatie van haar eerste minister. De andere ministers kunnen beter of slechter communiceren dan de ministers van een andere regering. De regering Verhofstadt staat bekend voor haar zeer eigen vorm van communicatie, de zogenaamde Open Debat Cultuur.

 

3.1. De Open Debat Cultuur

 

Moniek Delvou vergelijkt de twee verschillende stijlen van communicatie van de regeringen met twee verschillende Belgische restaurants. De communicatie bij de regering Verhofstadt is te vergelijken met de manier van koken bij ‘Comme chez soi’. Terwijl Verhofstadt met zijn gerechten bezig is, zitten de journalisten en dus ook de burgers mee in de keuken. Ze maken dan ook de discussies mee van de verschillende koks over welke kruiden op welk gerecht moeten. De communicatie bij de regering Dehaene loopt daarentegen zoals de manier van koken bij ‘Bruneau’. Het enige dat de journalisten en de burgers te zien krijgen is het uiteindelijke gerecht. De discussies die eraan zijn voorafgegaan blijven verborgen achter de deuren van de keuken.

Hoewel ze zonder twijfel wel haar voorkeur zal hebben, besluit ze als volgt. ‘Dat is eigenlijk het verschil. Is dat goed of slecht? Ik denk dat iedereen dat voor zichzelf moet uitmaken wat de beste methode is.’ Het blijkt inderdaad dat iedereen zo zijn eigen visie heeft op welke de betere methode is. Er blijken bij de respondenten evenveel vaste klanten van Bruneau als van Comme chez soi.

 

3.1.1.Een werkbare definitie

 

De beschrijving van de Open Debat Cultuur als koken in een open keuken is iets te vaag om verder mee te kunnen werken. We willen met de term een kenmerk van de volledige regering aanduiden, een definitie is dus noodzakelijk. Guy Tegenbos heeft zo’n duidelijke definitie voorgesteld, die hoewel voor discussie vatbaar een interessant startpunt vormt. Zijn definitie is samen te vatten in drie regels die gelden binnen de regering.

De onuitgesproken eerste regel is dat niemand (geen enkele partij) een veto kan uitspreken over een beslissing. ‘Vroeger had ieder van de vier regeringspartijen feitelijk een vetorecht.  Dat is weggevallen. Als je coalitie uit zes partijen bestaat, dan is er altijd wel één partij die haar vetorecht gebruikt en dan kan je niets beslissen.’ Er moeten minstens twee partijen tegen de beslissing zijn om ze tegen te houden.

De tweede regel die wel uitgesproken is, stelt dat iedereen in principe mag winnen op zijn terrein. Enkel wanneer er echt een zwaar belangenconflict is, moet er gepraat worden over wie dat punt mag ‘binnenhalen’. De derde en laatste regel stelt dat je, ook voor de beslissing genomen is, vrij je mening mag zeggen tegen de media en het publiek. Het is deze laatste regel die in het algemeen wordt gezien als de definitie van de ODC. Toch is de redenering achter het bijvoegen van de twee andere regels zeer interessant. ‘De Open Debat Cultuur functioneert maar als Open Debat Cultuur en niet als ruziecultuur op het moment dat je die zekerheden hebt van hoe verhouden we ons tot elkaar; als die spelregels onzeker worden dan takelt dat af en dan wordt de open debat cultuur ook een instrument om de andere te dwarsbomen.’ (Guy Tegenbos)

 

3.1.2. Bewust of onbewust

 

Dat Dehaene zijn beslissing bewust heeft genomen hebben we duidelijk aangetoond in het vorige deel. Die beslissing om zijn keuken, de bereidingswijzen van zijn gerechten zo gesloten te houden was duidelijk ingegeven door slechte ervaringen in het verleden.

Een moeilijkere vraag is of de Open Debat Cultuur ook een bewuste keuze is geweest. De journalisten wijzen er allemaal op dat de zaak twee kanten heeft. Het is duidelijk dat de veelkleurige coalitie het zo goed als onmogelijk maakt om het nemen van de beslissingen volledig achter gesloten deuren te houden. De tegenstellingen tussen de coalitiepartners zijn zo groot dat er nood is aan een ‘ventiel om de spanningen naar buiten te laten komen’.

Toch erkennen ze dat Verhofstadt ook niet zo’n behoefte heeft om alles te controleren als Dehaene dat had. Daarnaast merken verscheidene journalisten ook op dat het eigenlijk zeer sterk is van de eerste minister (en zijn communicatieadviseur) dat hij van een zwakte een troef heeft gemaakt. Dus in dit opzicht is het toch een bewuste keuze.

 

3.1.3. Evolutie van de Open Debat Cultuur

 

Na een jaar of twee regeren, kwam er meer en meer kritiek op de Open Debat Cultuur en begon die, volgens velen, meer en meer te lijken op ministers die vechtend over straat rollen. Bij het overlopen van de drie spelregels zal iedereen wel spontaan aan een aantal tegenvoorbeelden gedacht hebben waarin deze regels niet gerespecteerd werden. Guy Tegenbos zelf merkt ook op dat de drie regels na verloop van tijd minder en minder werden gerespecteerd.

De regel van ‘geen vetorecht’ geldt niet helemaal meer.  De groten hebben nu een vetorecht.’  Als de PS of de VLD het volledig oneens zijn met een beslissing, kunnen zij deze beslissing tegenhouden. Ook de regel dat iedereen mag winnen op zijn terrein geldt duidelijk niet meer. De groenen moeten regelmatig toegeven op ‘hun’ domeinen.

Als we de redenering verder volgen ligt het onzeker worden van deze spelregels aan de basis van een aftakeling van de Open Debat Cultuur.

Zonder dat we de analyse van Guy Tegenbos volledig moeten volgen, kunnen we toch wel stellen dat de ODC niet meer zo goed werkt. Alle journalisten lijken het hierover eens te zijn, enkel de oorzaken die ze ervoor aangeven verschillen. Het is niet meer nieuw. De verkiezingen zijn in aantocht. De regering wordt geconfronteerd met de eerste echte crisissen. Wat de oorzaken ook zijn, de Open Debat Cultuur loopt stroever.

 

3.1.4. Gevolgen van de twee communicatiestijlen

 

De Open Debat Cultuur heeft een aantal specifieke gevolgen voor de burgers, de journalisten en de oppositie. De gevolgen zijn vaak anders naargelang de ODC al dan niet goed werkt. Miguel Chevalier heeft het natuurlijk over de positieve gevolgen voor de burger. ‘Dit kan misschien toch wel de kloof tussen burger en politiek dichten. Omdat de mensen alle standpunten kennen en er zelf over spreken, vormen ze ook een eigen mening en worden ze toch voor een stuk betrokken bij de besluitvorming.’ Annemie Nijs vreest nu net voor het tegengestelde. ‘Het heeft voor de regering het nadeel dat het op den duur lijkt alsof ze altijd ruzie heeft en dat is natuurlijk ook niet het geval.’ De discussies kunnen de indruk geven dat het ordinaire ruzies zijn en zo de politieke vervreemding in de hand werken.

De gevolgen van de Open Debat Cultuur voor de journalisten  lijken eenzijdig positief te zijn. Een journalist vertelt hoe de openheid een verbetering is tegenover de gesloten keuken van Dehaene. ‘Dehaene trok zich bij crisis zich terug in Hertoginnendal, meestal voor het volledige weekend. Hij begon vrijdagavond en wij moesten daar staan en zitten en hangen en dan belden wij voortdurend naar de woordvoerders en dan kwam je weinig of niets te weten. En maandagochtend stond hij daar ineens en dan was er een akkoord. Terwijl nu zie je het voor je ogen gebeuren.’ Wat het oordeel van de journalisten over de communicatie van beide regeringen ook is, de Open Debat Cultuur maakt hen het werk gewoon veel gemakkelijker. Het is gemakkelijk om te beschrijven, het is gemakkelijker om de conflicten in beeld te brengen.

Tenslotte moeten we nog melding maken van de gevolgen van Open Debat Cultuur voor de oppositie. Als de ODC vervalt tot een ruziecultuur dan kan de oppositie hier natuurlijk kritiek op geven. Maar zeker in de beginperiode had deze werkmethode vooral als gevolg dat de oppositie geen slagkracht meer had. Als Dehaene naar buitenkwam met zijn akkoord, lieten de media Dehaene aan het woord en daarna de oppositie voor kritiek op het akkoord. Als Verhofstadt naar buitenkomt met een akkoord, laten de media Verhofstadt aan het woord en daarna iemand van Agalev en eventueel iemand van de PS of van het SPA voor kritiek op het akkoord. De oppositie komt er gewoon niet meer aan te pas.

 

3.2. Communicatie van de regeringsleden

 

De communicatie van de regeringsleden van de twee regeringen verschilt ook nog op andere punten.  

 

3.2.1. Ervaring

 

Dat het nieuwe van de regering Verhofstadt heel wat voordelen met zich meebracht, zullen we in een later hoofdstuk nog bespreken, maar de nieuwe coalitiepartners hebben natuurlijk het nadeel van erg onervaren te zijn. De Agalev‑ministers hebben bijvoorbeeld zware problemen met het overbrengen van hun boodschap. Er is een grote kloof met de SPA‑ministers die door hun ervaring een veel professionelere indruk maken.  

 

3.2.2. Belang

 

In tegenstelling tot wat men misschien zou verwachten, zien de journalisten niet meer aandacht voor communicatie bij de andere leden van de regering Verhofstadt. De regeringsleden zijn vaker op televisie, maar dit is te verklaren door de veel grotere vraag. Er zijn zowel televisiezenders als radiozenders bijgekomen, daardoor is er een overaanbod aan politieke programma’s, om nog maar te zwijgen van de vele entertainment programma’s die ook vaak politici uitnodigen.

 

3.3. Persconferentie na de ministerraad

 

De persconferentie na de ministerraad is zonder twijfel het belangrijkste moment van communicatie voor de eerste minister en zijn regering. Daarom gaan we in detail in op een aantal aspecten. De eerste twee aspecten die we bespreken vallen samen met de twee reeds vermelde beslissingen van Dehaene bij het begin van premierschap: de locatie van de ministerraad en de regelmaat van de persconferenties.

 

3.3.1. Locatie van de ministerraad en persconferentie

 

Je kan drie fasen onderscheiden in de locatie van de ministerraad: de periode Martens, de periode Dehaene en de periode Verhofstadt.

Ten tijde van Martens was de ministerraad elke vrijdag in Wetstraat 16, de persconferentie was direct daarna beneden in diezelfde zestien. De pers kwam wanneer ze dachten dat het zo ongeveer gedaan was. Wanneer de ministers dan uiteindelijk naar beneden kwamen, werden ze onmiddellijk omsingeld door journalisten. ‘En op het moment dat ze buiten komen storm je er op af  en wring je er de informatie uit die je er kunt uit krijgen.’(Guy Tegenbos) Deze methode leidde tot zeer ongewenste situaties zoals in deel 2.4.2 besproken werd. De journalisten omsingelden de eerste minister, maar ook de andere ministers en terwijl de eerste minister zijn papieren nog bijeen nam, hadden de andere ministers al commentaar en uitleg gegeven. Martens zag dit zelf ook al wel tijdens zijn regeerperiode en nam de beslissing om in de kelders (-2) van Wetstraat 16 een perscentrum te laten bouwen.

Dehaene zegt tijdens de crisis van de regering Martens zelf: ‘Als er één goede reden is om in kastelen te vergaderen dan is het bewijs nu wel geleverd. Bij het binnenkomen van de 16 werd iedereen gedwongen verklaringen af te leggen en de enen wisten niet wat de anderen hadden gezegd.’ (De Ridder, 1993: 87) Zoals algemeen bekend besloot hij dan ook in samenspraak met zijn regering dat de ministerraad in de Sint-Annapriorij op Hertoginnendal zou plaatsvinden. De persconferentie zou nog wel doorgaan in de zestien, in de ondertussen ingehuldigde ‘bunker’, maar niet meer onmiddellijk na de ministerraad. Dehaene verantwoordde deze beslissing door te refereren naar de methode Martens zoals hierboven beschreven. Een tweede reden om naar Hertoginnendal te verhuizen was zijn eigen positieve ervaring in het verleden. Hij had er in de jaren ervoor talloze moeilijke knopen ontward tijdens een wandeling in het park, een apartje bij het haardvuur of een dineetje met partijvoorzitters. Hij hoopte dat de wekelijkse lunch na de kabinetsraad een weldoende invloed zou hebben op de teamgeest van zijn ploeg. (De Ridder, 1996: 199-200)

Het gevolg hiervan was dat de journalisten vaak stonden te wachten aan de poort van Hertoginnendal in de hoop dat de voorbijrijdende ministers even zouden stoppen en een interessant nieuwsfeit zouden loslaten. De reactie van premier Dehaene hierop was heel erg duidelijk: ‘Ik heb u niet uitgenodigd.’, maar voor de journalisten lag het natuurlijk niet zo eenvoudig. Hun redenering was: ‘als je echt iets wilt weten sta je te wachten aan de poorten, desnoods dag en nacht.’ Deze verschillende instelling zorgde natuurlijk voor een zekere spanning.

 

Wanneer Verhofstadt eerste minister wordt, beslist hij de ministerraad terug in de zestien te laten plaatsvinden. Het is een sterke start voor de relatie van Verhofstadt met de pers. De gevolgen zijn duidelijk, terug veel meer interviews van ministers op weg naar en van de ministerraad, kortom de Open Debat Cultuur. Doordat de ministerraad terug in de zestien plaatsvindt, kan hij ook direct na de ministerraad een persconferentie houden in de bunker.

 

3.3.2. Regelmaat van de persconferenties

 

De tweede beslissing die Dehaene heeft genomen was het afschaffen van de wekelijkse persconferentie. Monique Delvou legt uit waarom ze niet elke week een persconferentie hielden: ‘Waarom niet? Omdat, hoe zou ik zeggen, het ergste wat u kan overkomen is als je met je schoonmoeder een afspraak maakt dat je elke week op zondag taart komt eten en het zal u dan maar overkomen dat je om één of andere reden niet kunt komen en dan heb je de grootst mogelijke moeilijkheden.’ Een persconferentie wordt gehouden wanneer er belangrijke mededelingen te doen zijn. Opnieuw Moniek Delvou ziet het zelfs als een teken van respect tegenover de journalisten. Er waren volgens de woordvoerster regelmatig ministerraden waar weinig punten inzaten die maatschappelijk relevant waren zodat het bijna beschamend was om de journalisten daarvoor op te trommelen. Sommigen van hen moeten, stelt ze, van zeer ver komen en het is dan niet correct hen naar het centrum van Brussel te laten komen, omdat eigenlijk alles in de persberichten staat.

 

Verhofstadt brak ook met deze beslissing. Na elke ministerraad volgt er terug een persconferentie en wel op een vast tijdstip. Elke vrijdag om 15.00 uur vindt er dus een persconferentie plaats. Of de regering nu al een uur klaar is, net heeft afgerond of nog verder moet werken, de persconferentie is stipt om 15.00 uur. We hebben dit zelf ervaren wanneer we een persconferentie van Verhofstadt mochten meemaken. De regering had de volledige nacht doorvergaderd en ’s ochtends had men reeds een persconferentie gegeven. Toen ik om half drie voor de deur stond wist men mij te vertellen dat de ministerraad nog niet begonnen was en dat het uur van de persconferentie dus zeer onzeker was. En toch, toen we een dik half uur later terug voor de deur stond bleek de persconferentie om 15u precies begonnen zijn. Eigenlijk om de mogelijke vragen over dezelfde beslissing van die nacht te beantwoorden.

In de eerste plaats heeft dit een zekere aantrekkingskracht bij de journalisten. Guy Tegenbos: ‘Het is toch wel iets comfortabeler als je weet: persconferentie om drie uur en dat is dan om vier uur gedaan, dan kan je om half vijf  terug op je redactie zijn en dan heb je uw stuk nog op een aanvaardbaar uur binnen. Dat trekt wel aan, je moet dat niet ontkennen.

Bovendien schept dit voor de burger en de journalist een gevoel van bereikbaarheid, een gevoel van openheid. De vraag naar communicatie is niet altijd een vraag naar echte communicatie maar ook naar ‘lichamelijke’ beschikbaarheid. Men erkent wel dat er soms eigenlijk niets te melden is maar ziet dat niet echt als iets negatiefs, het is een wekelijks contact waarop men allerlei vragen kan stellen.

 

3.3.3 Verloop van een persconferentie

 

Dehaene communiceerde op de persconferenties vaak alleen. Moniek Delvou schat dat hij in minder dan de helft van de gevallen ministers meebracht om beslissingen toe te lichten. Hij deed de uitleg waarvoor hij gekomen was, liet eventueel nog ruimte voor een aantal vragen en vertrok dan.

Verhofstadt daarentegen communiceert zelden alleen. Miguel Chevalier -en verscheidene journalisten beamen dit- zegt dat Verhofstadt zelden alleen aan de perstafel zit. Hij leest elke keer alle persberichten voor, geeft dan het woord aan de andere verantwoordelijke ministers, meestal is de tijd dan bijna voorbij en blijft er slechts beperkt tijd over voor vragen. Dat deze stijl ook nadelen heeft, bewijst de appreciatie van één van de journalisten. ‘Nu heb je de situatie dat dus Verhofstadt de besluiten van de ministerraad voorleest en negen van de tien besluiten interesseren de pers niet. Het tiende interesseert hen wel, daar krijgt hij dan vragen over of hij krijgt vragen over de politieke actualiteit van de voorbije week die niets te maken hebben met de ministerraad en dan wil hij niet meer antwoorden.’(Annemie Nijs)

 

BESLUIT

 

Om een overzicht te geven van de vele verschillen en gelijkenissen, die de respondenten hebben aangegeven, zullen we al deze kenmerken van de communicatie weergeven in tabel IV.2. We gaan er in dit hoofdstuk vanuit, en dit is van groot belang om de tabel te begrijpen, dat open en professioneel communiceren een positieve invloed heeft op het vertrouwen in een regering en de populariteit van haar premier. We willen in wat volgt geen waardeoordeel uitspreken over de communicatie van de twee regeringen en hun premiers. Een plus betekent niet dat de ene regering beter communiceert, het betekent dat de communicatie van die regering beter aansluit bij het model van open en professionele communicatie. Professionele communicatie drukt dus ook zeker geen positieve beoordeling uit, het wijst enkel op professionele begeleiding. Als de journalisten niets gezegd hebben over een onderdeel van de communicatie bij één van de twee regeringen, laten we het vakje ook gewoon leeg.

Wanneer we de tabel bekijken zien we onmiddellijk dat de regering Verhofstadt zeer open en professioneel communiceert, terwijl de regering Dehaene dit veel minder deed. Hoewel er verscheidene punten zijn waarop beide regeringen even slecht op scoren, is het overwicht van Verhofstadt, zowel van de eerste minister als van de regering overduidelijk. De breuk in de communicatie valt samen met het verschil in vertrouwen in de regering en de populariteit van de regeringen. Hoe sterk een verschillende communicatie de mening van de burger beïnvloedt over zijn regering, kunnen we spijtig genoeg niet meten. Het valt in ieder geval op dat zo’n grote verschuiving van het vertrouwen in de regering samenvalt met zo’n breuk in de stijl van communiceren.

Een communicatiestijl is natuurlijk niet onveranderlijk. Het is niet omdat de regering Verhofstadt nu een open en professionele communicatiestijl heeft, dat dit zo moet blijven. Het feit dat Verhofstadt op quasi dezelfde manier omgaat met crisissen als zijn voorgangers is bijvoorbeeld maar aan het licht gekomen als de regering met nieuwe crisissen werd geconfronteerd. Samen met de veranderingen in communicatiestijl kunnen dan ook het vertrouwen in de regering en de populariteit van de premier evolueren.

 

Tabel IV.2: Overzicht van de communicatie van de regeringen Dehaene en Verhofstadt

 

Dehaene

Verhofstadt

Belang van open communicatie

+ +

Aandacht voor uiterlijk

 

Karakter in functie van de communicatie

+

(begrijpbaar en positief) Taalgebruik

+

Telefoneren met de redacties

 

Schuld toegeven (bij kleine problemen)

+

Herhaling

 

+

Belang hechten aan visuele media

±

+

Een hele dag in het nieuws

 

+

Eerste contact met de pers

– –

+

Omgaan met moeilijke vragen

Crisiscommunicatie

– –

– –

Aantal personeelsleden voor communicatie

±

+ +

Open communicatie tijdens het beleid maken (ODC)

– –

+

Open communicatie na het beleid maken

+

+

Ervaring in communicatie van de regeringsleden

+ +

Plaats van de ministerraad

– –

+

Regelmaat van de persconferentie

+ +

Aantal ministers aanwezig op een persconferentie

±

+ +

De manier waarop de eerste minister dit element aan bod laat komen, heeft

(– –)een zeer negatieve invloed

(–) een negatieve invloed

(±) geen invloed op de open en professionele communicatie

(+) een positieve invloed

(+ +) een zeer positieve invloed

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[10] Zie onder andere Nimmo, 1999; Swanson en Mancini, 1996; Mazzoleni en Schulz, 1999

[11] Dit is één van de negen redenen die Baads, de Goede en Teunissen geven waarom een onderzoeker kwalitatief onderzoek zou opzetten onder de vorm van diepte-interviews.

[12] ‘INTERVIEW. Noël Slangen over communicatie en politiek’ in De Standaard van 24/11/2001

[13] Deze persconferentie staat beschreven in Bijlage II.

[14] Voor een goed overzicht van de geschiedenis van de FVD zie ‘Federale Voorlichtingsdienst was nooit lieveling van politici’ in De Standaard van 15/06/2001