Het vertrouwen in de regering.Verklaringen voor het verschil in vertrouwen tussen de regeringen Dehaene I en Verhofstadt I. (Michiel Nuytemans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK I: DE VORMING VAN TWEE REGERINGEN

 

INLEIDING

 

Voor  we beginnen met het beantwoorden van de twee vragen die we in de probleemstelling hebben voorgelegd, is het interessant om de vorming van de regering Dehaene I en Verhofstadt I eens naast elkaar te leggen. Dit biedt in de eerste plaats een stuk achtergrondinformatie die belangrijk is bij het lezen van deze thesis. In de tweede plaats is elke variabele gedeeltelijk bepaald door deze voorgeschiedenis. Je kan bijvoorbeeld de communicatie van Dehaene niet begrijpen zonder rekening te houden met het einde van de regering Martens VIII en IX. We zullen voor de regeringen Dehaene I en Verhofstadt I het einde van de vorige regering beschrijven, de verkiezingen zelf en de vorming van de nieuwe regering. 

 

1. DE REGERING DEHAENE I [4]

 

1.1. Voorgeschiedenis

 

Er zijn in 1991 heel wat regeringscrisissen - al dan niet met een communautaire tintje - geweest. Uiteindelijk zou het de wapenexport zijn die de regering Martens VIII en IX de das omdoet. Toch geven we even een overzicht van de crisissen die aan de basis liggen van de vele spanningen in de regering voor de uiteindelijke val.

De gijzeling van de passagiers van het jacht de Silco en de daarop volgende affaire Khaled brachten de regering en vooral minister van Buitenlandse Zaken, Mark Eyskens, begin 1991 al in een lastig parket. Na jarenlange diplomatieke druk kwam er een akkoord tussen de Belgische regering en de organisatie verantwoordelijk voor de ontvoeringen, een radicale Palestijnse groepering: de Fatah-Revolutionaire raad van Aboe Nidal. De vier overgebleven gijzelaars werden vrijgelaten in ruil voor de vrijlating van de Palestijn Said Nasser. De problemen voor de regering begonnen pas wanneer zes dagen later een woordvoerder van de beweging, Walid Khaled, in Brussel werd opgepakt en terug werd vrijgelaten omdat hij een geldig toeristenvisum had gekregen. Twee hoge ambtenaren en een diplomaat werden ontslagen, maar er werd afgezien van het ontslag van minister Eyskens omwille van de moeilijke omstandigheden van de Golfoorlog.

De Golfoorlog betekende dan wel de redding voor de regering in de Khaled-crisis, de voortdurende discussies over het al dan niet actief participeren aan de aanvallen deden de spanning in de regering aanzienlijk toenemen. Zo bracht de weigering om in te gaan op een verzoek van Groot-Brittannië voor de levering van artilleriemunitie, een hele polemiek op gang. Er werd voortdurend een evenwicht gezocht tussen meewerken met de Amerikanen en toch ook niet te sterk betrokken geraken bij de oorlog. Toen de geallieerde troepen Irak over het land begonnen in te nemen en de situatie in de Golf zich razendsnel begon te ontwikkelen kwam het gehakketak van de partijpolitiek en de verdeeldheid van de regering tot een hoogtepunt. Er werd gediscussieerd of het grondoffensief al dan niet overbodig was en wat de houding van België in de Veiligheidsraad moest zijn.

Behalve de Silco-Khaled-zaak en de Belgische bijdrage tot de Golfoorlog, veroorzaakten nog een aantal andere dossiers spanningen in de regering en tussen de meerderheidspartijen. Het misbruik van de maaltijdcheques door de regionale regeringen, het stilvallen van het proces van de staatshervorming, de staatshulp aan Sabena, het asielbeleid en “Poupehan” lagen allemaal aan de basis van een crisissfeer die zeker heeft bijgedragen tot het ontslag van de regering.

Om er één tekenend voorbeeld uit te nemen zal ik de crisis rond Sabena even verder uitwerken. De financiële toestand en de toekomst van de luchtvaartmaatschappij waren zeer onduidelijk. Sabena zocht daarom toenadering tot buitenlandse maatschappijen. Onderhandelingen met KLM stootten op een veto van Guy Spitaels, officieel om ook nog andere mogelijkheden te onderzoeken, in feite omdat het belang van het Nederlands in de Belgische maatschappij dreigde toe te nemen. Na de goedkeuring van het plan-Godfroid voor de herstructurering en herkapitalisering van Sabena zegde de overheid een steun toe van 26 miljard en 9 miljard extra als er een akkoord zou komen met een industriële partner. De Europese Commissie keurde deze overheidssteun goed op voorwaarde dat dit de laatste keer was dat de Belgische staat met geld over de brug zou komen. Het onbevestigde bericht dat de industriële partner Air France zou worden, lokte een felle reactie uit van VU-voorzitter Jaak Gabriëls. Hij verweet de francofone lobby en de Waalse politieke krachten contacten met andere luchtvaartmaatschappijen tegen te werken. Uiteindelijk kondigde minister Dehaene van Verkeerswezen op 9 oktober aan dat de ontslagnemende regering Martens IX geen beslissing meer zou nemen over een samenwerkingsakkoord tussen de twee luchtvaartmaatschappijen. Hij zegde wel een overbruggingskrediet toe indien Sabena door dat uitstel in financiële problemen zou komen. 

Met het uitstellen van de beslissing en het uitwerken van een ingewikkeld compromis zijn alle crisissen opgelost waarmee de regering te maken had. De crisis rond de export van wapens leek ook zo te kunnen worden opgelost, toch leidde een aantal factoren ertoe dat deze crisis de val van de regering zou veroorzaken.

Op 24 mei 1991, een kleine drie maanden na het einde van de Golfoorlog stelde Minister van Buitenlandse Handel Robert Urbain voor om een exportlicentie toe te kennen voor de bestelling van wapens naar een aantal landen in de Golf-regio en de Delcedere-waarborg (verzekering tegen het exportrisico) te verlenen aan de FN om voor 1,8 miljard euro wapens te leveren aan Saoedi-Arabië. Niet volledig overtuigd, volgden ministers Eyskens en Schiltz de wil van de meerderheid van het kernkabinet. Wanneer de beslissing echter uitlekt, brengt deze een storm van reacties teweeg. VU-voorzitter Jaak Gabriëls, gesteund door SP-voorzitter Vandenbroucke kondigde aan dat hij een resolutie ging indienen tegen de regeringsbeslissing en dat hij voor dit dossier een regeringscrisis veil had. Er werd weer een compromis uitgewerkt. De regeringsbeslissing werd bevestigd maar de criteria voor export van wapens werden verstrengd. Daarmee was het dispuut over de wapenexport bijgelegd,  zij het maar voorlopig.

Bij de eerste vergadering van het kernkabinet na de zomervakantie kwam de crisis terug naar boven. Vice-premier Philippe Moureaux maakte de goedkeuring van een reeks contracten van de RTT afhankelijk van de hernieuwing van een uitvoervergunning voor granaten aan Saoedi-Arabië. Nu tekenden de vice-premiers Claes (SP) en Schiltz (VU) verzet aan, hun partijen lieten verstaan dat ze in dit dossier niet zouden toegeven. Verschillende mogelijke compromissen werden geopperd en besproken. Het uiteindelijke compromis hield in dat er bij koninklijk besluit in de nationale regering gewestelijke ministercomités werden opgericht met de toekenning van exportvergunningen als enige bevoegdheid. De SP sloot zich aan bij dit compromis, maar de VU hield het been stijf en verliet op 28 september dan ook de regering.

De herschikte ministerraad (Martens IX) kwam op zondag 29 september samen om het koninklijk besluit goed te keuren. Om 17.00 uur was de vergadering gedaan. De rust duurde welgeteld één uur. Om 18.00 uur toonden VTM en BRTN het compromis als een overwinning voor de Walen. Beelden van Guy Spitaels die de overwinning van Wallonië uitriep, van Robert Urbain die de eerste exportvergunningen al had ondertekend en een interview met grondwetspecialist professor Robert Senelle die het compromis als “ongrondwettelijk” en “een nederlaag voor Vlaanderen” omschreef deden de regering voor de Vlamingen de das om. Op 4 oktober weigerde Moureaux de RTT-contracten goed te keuren voor er over andere punten gesproken werd. Een paar uur later vertrok premier Martens naar de koning om het ontslag van de regering aan te bieden. 

 

1.2. Een verrassende verkiezingsuitslag: 24 november 1991

 

Dat deze verkiezingen een grote verschuiving waren in de Belgische politieke wereld, moet niet meer beargumenteerd worden. Deze dag staat in het Belgische collectieve geheugen gegrift als ‘zwarte zondag’. De opiniepeilingen voorspelden een fors verlies voor de regeerpartijen; zelfs de VU die oorspronkelijk de vruchten leek te kunnen plukken van de crisis rond de wapenexport bleek in de opiniepeilingen verlies te maken. De PVV, Agalev en het Vlaams Blok zouden volgens de opiniepeilingen gelijkmatig van deze achteruitgang kunnen profiteren. Hoewel er gewaarschuwd werd dat een week voor de verkiezingen meer dan een kwart van de ondervraagden zei nog geen beslissing te hebben genomen,  was de uitslag van de verkiezingen in het licht van deze peilingen toch nog zeer verrassend.

In Vlaanderen vielen de drie regeringspartijen (CVP, SP en VU) inderdaad sterk terug, de winst ging echter bijna volledig naar het Vlaams Blok en Rossem. De nieuwe partij Rossem behaalde in Vlaanderen 5,2% van de stemmen en het Vlaams Blok werd de vierde grootste partij van Vlaanderen voor de VU met 10,3%. In Wallonië was Ecolo de grote winnaar, ze ging er met 7% op vooruit. Nationaal gezien, betekende dit dat er dertien partijen hun intrede deden in de Kamer, een recordaantal.

De verslagenheid bij de traditionele partijen was groot. Vooral de spectaculaire vooruitgang van het Vlaams Blok en het succes van Rossem werden druk becommentarieerd en algemeen geïnterpreteerd als een afkeer van de kiezer voor de traditionele partijen en hun beleid. De grote onzekerheid over hoe men hier moest op reageren lag duidelijk mee aan de basis van het lastige formatieberaad. De coalitievorming zou uiteindelijk meer dan drie maand in beslag nemen.

 

Tabel I.1: Verkiezingsuitslagen parlementsverkiezingen van 1987 en 1991, in percentages

Partij

1987

1991

CVP

19,5

16,8

VLD

11,5

12,0

Vlaams Blok

1,9

6,6

SP

14,9

12,0

Agalev

4,5

4,9

VU (-ID)

8,1

5,9

Rossem

0,0

3,2

PS

15,6

13,5

PRL (-FDF)

10,6

9,6

Ecolo

2,6

5,1

PSC

8,0

7,7

FN

0,1

1,1

Andere

2,7

1,6

Totaal

100,0

100,0

 

1.3. De coalitievorming

 

Het grote probleem van deze regeringsvorming was dat de grote verliezer, de CVP, weigerde een initiatief te nemen en de grote winnaars, het Vlaams Blok en Rossem,  geen initiatief ‘mochten’ nemen. De CVP-voorzitter Herman Van Rompuy zei op 25 november dat zijn partij niet het initiatief zou nemen om het land aan een nieuwe regering te helpen maar dat dit niet betekende dat zij voor de oppositie zou kiezen. Op 29 november benoemde koning Boudewijn minister van Staat en liberaal Frans Grootjans tot informateur.

Op 6 december werd dan PVV-voorzitter Guy Verhofstadt tot formateur aangeduid. Hij begon meteen besprekingen met alle democratische partijen behalve de CVP. Omdat hij de CVP buiten de besprekingen hield, leek het duidelijk dat hij aanstuurde op een coalitie van liberalen en socialisten, eventueel aangevuld met de VU en/of de groenen. De gesprekken vorderden goed, totdat de SP de deelname van de groenen als noodzakelijke voorwaarde voor hun mede werking eisten. Jos Geysels meldde echter op 18 december dat de voorstellen van Verhofstadt een voortzetting waren van het oude beleid en dat er blijkbaar niet onderhandeld over kon worden. Ze wezen de regeringsvorming dus af. Formateur Verhofstadt bood nog diezelfde dag zijn ontslag aan als formateur.

Een dag later werd ontslagnemend vice-premier Melchior Wathelet (PSC) aangeduid tot formateur. Na raadpleging van de socialisten en christen-democraten sprak Wathelet met een aantal civiele organisaties om na te gaan “welke maatregelen er dringend genomen moeten worden ten opzichte van de ontgoocheling en de twijfel die in ons land heersen”. Hij distilleerde hier een nota uit over een “nieuw contract met de burger” die hij aan enkele partijen voorlegde. De partijbureaus van CVP, SP, PS en PSC wezen de voorstellen niet af, maar vroegen wel meer uitleg over de staatshervorming en de sanering van de overheidsfinanciën. Ook de vraag van de CVP om een regering te vormen die op een tweederde meerderheid in het parlement kon rekenen, lag moeilijk. De vier partijen hadden samen niet voldoende stemmen voor zo’n een meerderheid. Behalve het FDF reageerden al de andere partijen echter negatief op de voorstellen van Wathelet en CVP en SP lieten duidelijk verstaan dat een rooms-rode regering op dat ogenblik geen kans maakte.

Op één februari werd Wathelet “op eigen verzoek” van zijn opdracht ontheven en Jean-Luc Dehaene tot informateur benoemd. Als informateur werkte hij rond drie knelpunten: de maatschappelijke vernieuwing, de sanering van de overheidsfinanciën en de staatshervorming. Na een eerste poging om een zespartijenregering te vormen, koos Dehaene voor een regering van socialisten en christen-democraten. De beslissing van de CVP om te gaan voor een rooms-rode noodregering, een kabinet dat beperkt was in tijd, opdracht en omvang, bracht het hele proces in een stroomversnelling. Op 21 februari begon hij onderhandelingen met CVP, SP, PSC en PS en de dag nadien stelde de koning hem tot onderhandelaar aan. In de nacht van 28 op 29 februari raakten de onderhandelaars het eens over het ontwerpakkoord en op 5 maart hadden alle partijcongressen het ontwerpregeerakkoord goedgekeurd. Een dag later werd Dehaene tot formateur aangesteld. En op 7 maart, meer dan drie maanden na de verkiezingen, legden de regeringsleden de eed af. 

 

2. DE REGERING VERHOFSTADT [5]

 

2.1. Voorgeschiedenis

 

De laatste maanden van de regering Dehaene II, voor het begin van de dioxinecrisis, waren erg rustig. Op vijf januari stelde Minister van Begroting Herman Van Rompuy het budgetresultaat van 1998 voor. Het was het beste resultaat sinds vele jaren. Zowel qua overheidstekort als overheidsschuld kon de regering zeer sterke cijfers voorleggen. Door dit gunstige begrotingsresultaat kon de regering 10 miljard vrijmaken voor wat de media ‘verkiezingssnoepjes’ noemde. Zo vervroegde ze de vermindering van de sociale werkgeversbijdragen en een aantal fiscale en sociale correctiemaatregelen van 1 juli naar 1 april.

Hoewel een groot deel van het octopusakkoord uitgevoerd was, moest de regering nog steeds het statuut van de geïntegreerde politie vastleggen. De talloze betogingen, de ene keer van de politie, de andere keer van de rijkswacht, maakte hiervan een zeer zware opdracht. Op 10 mei bleek dat enkel de rijkswachtvakbond NSRP bereid was het voorgestelde protocol te ondertekenen. Hoewel de handtekening van één representatieve vakbond volstaat om een juridisch geldig akkoord te sluiten, vond minister Van den Bossche dat een te smalle basis om het nieuwe politiestatuut te schragen. Daarmee was de politiehervorming verdaagd tot na de verkiezingen van 13 juni.

Door deze relatieve rust zag het ernaar uit dat de regering voor het eerst sinds 1965 zijn volledige vierjarige regeerperiode zou volmaken. Met deze nuance dat de verkiezingen met twee weken vervroegd waren zodat ze zouden kunnen samenvallen met de verkiezingen voor het Europees parlement. In het voorspel tot de verkiezingen dat erg vroeg begon, viel vooral het geweld op tussen VLD en SP en de toenaderingen van de VLD naar de CVP. Dit zou sterk veranderen door wat er zich afspeelde in de vetsmelterij Verkest.

Een waarschijnlijk niet uitzonderlijk incident in de veevoederindustrie , groeide onder invloed van het verkiezingsklimaat, de uitgebreide mediaverslaggeving en de strakke houding die de Europese Unie zou aannemen, de volgende dagen en weken uit tot een economische catastrofe voor België. Op 27 mei lekte uit dat in een aantal West-Vlaamse landbouwbedrijven kippen besmet waren geraakt met dioxine, een kankerverwekkende chemische stof. Een dag later liet minister van Volksgezondheid, Marcel Colla (SP), na eerst te hebben verklaard dat er geen gevaar was voor de volksgezondheid, toch alle braadkippen en eieren uit de rekken halen. In de oppositiepartijen werd hard afgegeven op Colla en zijn collega van Landbouw Pinxten (CVP). Hoewel premier Dehaene zijn ministers in eerste instantie volledig steunde, leidde een aantal gebeurtenissen in de volgende dagen tot hun ontslag. De belangrijkste factor is zonder twijfel de tussenkomst van Guy Verhofstadt (VLD) geweest. Op 1 juni stapte hij met de nota-Destickere naar de eerste minister. Uit deze nota, die veearts-keurder André Destickere op 27 april aan het kabinet van Volksgezondheid had afgeleverd, bleek dat minister Colla, en vermoedelijk ook Pinxten, al een maand op de hoogte was van de besmetting. Dezelfde dag nog namen beide ministers onder druk van de regering en hun partij ontslag. Het duurde tot 9 juni voordat de regering tot een sluitende lijst van gevaarlijke bedrijven kon komen.  

Hoewel onverwacht, dook er dus ook voor deze verkiezingen nog een grote crisis op. Al voor 13 juni was men door opiniepeilingen zeker van de zware politieke verschuiving die zou gaan plaats vinden. Hoewel de cijfers van La Libre Belgique nog een vrij stabiel beeld voorspelden, bleek de impact zeer duidelijk uit andere peilingen. Volgens een opiniepeiling die La Dernière Heure op 8 juni publiceerde bleek dat 1 op 5 kiezers zijn kiesgedrag zou wijzigen als gevolg van de dioxinecrisis. Ook de Humo-enquête die op dezelfde dag verscheen gaf soortgelijke resultaten (19% zou zijn stemgedrag veranderen). De enquêtes gaven sterke verliezen aan voor CVP en SP en matige tot sterke winst voor Agalev, VLD en VU-ID.

 

2.2. Een verrassende verkiezingsuitslag: 13 juni 1999

 

Voor we de uitslag van deze verkiezingen kort belichten, moeten we toch ook even de verkiezingen van 1995 beter bekijken. We zien hier een heel ander beeld dan bij de twee besproken verkiezingen (1991 en 1999). In tegenstelling tot deze twee verkiezingen, stegen de regeringspartijen een beetje in 1995, bij de oppositiepartijen waren er geen grote verschuivingen vast te stellen.

 

Tabel I.2: Verkiezingsuitslagen parlementsverkiezingen van 1991, 1995 en 1999, in percentages

 

1991

1995

1999

CVP

16,8

17,2

14,1

VLD

12

13,1

14,3

Vlaams Blok

6,6

7,8

9,9

SP

12

12,6

9,5

Agalev

4,9

4,4

7

VU(-ID)

5,9

4,7

5,6

Rossem

3,2

0

0

PS

13,5

11,9

10,2

PRL (-FDF)

9,6

10,3

10,1

Ecolo

5,1

4

7,4

PSC

7,7

7,7

5,9

FN

1,1

2,3

1,5

Andere

1,6

4,0

4,5

Totaal

100,0

100,0

100,0

 

Zoals aangekondigd door de opiniepeilingen, veroorzaakten de verkiezingen van 1999 wel een grote verschuiving in het Belgische politieke landschap. De grote regeringspartijen verloren opnieuw een groot aantal stemmen. Doordat de CVP in Vlaanderen onder de ‘historische’ regionale drempel van 25% zakte, werd de VLD de grootste partij. Het Vlaams Blok werd de derde grootste partij, voor de SP. Hoewel het Vlaams Blok sterk steeg, was Agalev zonder twijfel de grote winnaar van deze verkiezingen.

Aan de Waalse kant verloor de PS ook zeer veel stemmen, maar bleef toch nipt de grootste partij. Ook hier waren de groenen de grote winnaars van de verkiezingen: Ecolo verdubbelde bijna zijn regionale stemmenaantal.

 

2.3. De coalitievorming

 

Ook bij deze verkiezingen wou de grote verliezer, opnieuw de CVP, geen initiatief nemen, maar in tegenstelling tot de verkiezingen van 1991 konden de winnaars, nl. VLD en Agalev, van deze verkiezingen wel een initiatief nemen. De formatie van de regering is zeer snel verlopen. Toen het duidelijk werd dat de regionale regeringen op zeer korte termijn gevormd zouden worden, heeft de koning duidelijk ook de vorming van de federale regering bespoedigd. Ook de dioxinecrisis, die nog niet volledig onder controle was, zette druk op de belangrijke spelers om snel te handelen.

De CVP kondigde op regionaal vlak bijna onmiddellijk aan dat ze het initiatief voor de regeringsvorming niet zou nemen. VLD-voorzitter Guy Verhofstadt zei daarop dat het hun “plicht” was “om met alle andere democratische partijen contact te leggen en na te gaan of ze aan een vernieuwend project willen meewerken”. Op federaal niveau was er binnen de CVP heel wat onenigheid over de deelname, waardoor ze uiteindelijk uit de besprekingen gehouden werden. Nadat de informateur, Louis Michel met de verschillende partijen gesproken had, duidde de koning Guy Verhofstadt aan als formateur.

Michel zei op een persconferentie dat zijn synthesenota die hij op het einde van zijn informatieopdracht had opgesteld een voldoende basis vormde voor onderhandelingen tussen liberalen, socialisten en groenen. VU-ID was volgens Michel niet uitgenodigd “omdat het met zes partijen al moeilijk genoeg is”. Maar VU-ID verbond haar deelname aan de Vlaamse regering, waar haar deelname noodzakelijk was, aan de houding van de federale regering over de staatshervorming. Verhofstadt was deze keer (in tegenstelling tot acht jaar eerder) wel bereid om over zijn voorstellen te onderhandelen en hij creëerde een ‘kader’ waarbinnen de staatshervorming zou gaan plaatsvinden. VU-ID nam hier genoegen mee.

Ondanks dit kort uitstel, werd de federale regering snel gevormd. Op 29 juni begonnen de zes partijen met de bespreking van ‘De brug naar de 21ste eeuw’, een 26 bladzijden tellende nota van Verhofstadt die de basis van het regeerakkoord zou vormen. Op 11 juli, iets later dan de vorming van de regionale regeringen, deelde het paleis de benoeming van de vijftien ministers en drie staatssecretarissen van de paars-groene regering mee. De verkiezingen waren net geen maand voorbij.

 

BESLUIT

 

De vorming van de twee regeringen is gedeeltelijk analoog verlopen. De verkiezingen zijn in het midden van een crisis gehouden. De verkiezingsuitslag betekende in beide gevallen een grondige verschuiving. De CVP weigerde twee keer het initiatief te nemen.  Toch zijn de twee regeringen vanaf het eerste moment fundamenteel verschillend. De regering Dehaene I is een noodregering, samengesteld om het land uit de crisis te halen en met een aantal zeer duidelijke doelstellingen. De regering Verhofstadt is daarentegen een regering van overwinnaars die een crisis van de vorige regering moet oplossen.

Er is één groot verschilpunt. Na de verkiezingen van 24 november 1991 was de oppositie nog niet in staat om een alternatief te vormen, terwijl dit hen wel lukt na de verkiezingen van 13 juni 1999.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[4] Dit hoofdstuk is in grote lijnen gebaseerd op ‘Strijd om de 16’ van H. De Ridder en het politieke jaarboek 1992 in Res Publica

[5] Dit hoofdstuk is in grote lijnen gebaseerd op ‘het Politieke jaarboek 1999’ van Res Publica en ‘Paars met groen: de vorming van de regering Verhofstadt I’ van B. Van Petegem