Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx). |
|
DEEL I
ALGEMENE CONTEXT
HOOFDSTUK 2: VERKLARINGEN VOOR DE VAL VAN HET 'REËEL BESTAANDE SOCIALISME'
De redenen die je kan geven voor het falen van het zogenaamde ‘reële bestaande socialisme’ zijn afhankelijk van het ideologisch of politiek-filosofisch perspectief van waaruit je als onderzoeker de zaken bekijkt. Daarom zal ik hier kort drie verschillende auteurs bespreken die, mijns inziens, een bijdrage hebben geleverd in het verklaren van het falen van het ‘reëel bestaand socialisme’. Het gaat hier zeker niet om een overzicht van analyses van min of meer gelijkgezinden, zoals in het boeiende werk onder redactie van de uitgever van de New Left Review, Robin Blackburn[78], maar om het tegenover mekaar stellen van drie verschillende analyses.
Zbigniew Brzezinski, Amerikaans topadviseur van verschillende presidenten, geeft zijn visie op de val van het communisme in zijn boek Het grote falen.[79] Het betreft hier een analyse van het voortschrijdend verval en de toenemende doodsstrijd van het communisme als systeem en als ideologie. Zijn voornaamste uitgangspunt daarbij is dat het communisme als idee dood is, want zo stelt hij:
“Het communisme zal alleen succes hebben waar het afstand doet van zijn essentie, zelfs al behoudt het nog enkele van zijn uiterlijke kenmerken. Men zal het zich herinneren als de meest opmerkelijke politieke en intellectuele afwijking van de twintigste eeuw.[80]
Volgens Brzezinski is de “historische tragedie van het communisme de politieke en socio-economische mislukking van het sovjetstelsel.”[81] Die mislukking begint volgens de Amerikaan reeds bij Lenin. De catastrofale nalatenschap die Lenin naliet was gekenmerkt door concentratie van de macht in handen van één enkele partij en het vertrouwen in de terreur om die macht te behouden. Onder Stalin werd dat tot het uiterste doorgetrokken. Dit doet Brzezinski constateren dat er tussen het communisme à la Lenin en Stalin en het fascisme van Hitler en Mussolini meer verwantschappen waren dan verschillen. Dat blijkt duidelijk uit volgende bewering:
“De titanenstrijd die later werd gevoerd tussen het nationaal-socialistische Duitsland van Hitler en het Sovjet-Rusland van Stalin heeft velen doen vergeten dat de worsteling tussen hen een broedermoord was tussen twee stromingen van een gemeenschappelijk geloof. Natuurlijk verklaarde de een zich de onverzoenlijke tegenstander van het marxisme en predikte ongekende rassenhaat; en de ander zag zich als de enige ware nakomeling van het marxisme door ongekende klassenhaat toe te passen. Maar beiden verhieven de staat tot het hoogste orgaan van collectieve actie, beiden gebruikten brute terreur als het middel om maatschappelijke gehoorzaamheid af te dwingen en beiden hielden zich bezig met massamoorden zonder weerga in de geschiedenis van de mensheid. […] En tenslotte beweerden beiden dat zij bezig waren almachtige ‘socialistische’ staten op te bouwen.”[82]
Maar Brzezinski gaat verder. Niet alleen het leninisme en het stalinisme, maar het socialisme, het marxisme als ideologie wordt als passé en verkeerd beschouwd. Zo is het overduidelijk dat Brzezinski het niet zo heeft voor de rol van de staat. Volgens hem heeft met het communisme ook het etatisme verloren. De staatsinterventie in de welvaartcreatie bij ons in het westen heeft volgens hem mee bijgedragen tot de bestendiging van de Sovjetunie:
“Maar het vertrouwen op de staat als het voornaamste instrument van maatschappelijke heil heeft de status van het sovjetstelsel verhoogd als het meest extreme voorbeeld van door de staat geplande en door de staat geleide sociale vernieuwing.”[83]
Hij pleit dan ook voor grote individuele vrijheid en voor de vrije markt als beste kenmerken van de best mogelijke wereld. Hiermee kan hij duidelijk in het kamp van de neoliberale ideologen geplaatst worden.
De hervormingen die Gorbatsjov invoerde en die het begin van het einde betekenden, waren volgens Brzezinski de verwerping van de marxistisch-leninistische praktijk. De basispremissen van het communisme werden overduidelijk overboord gegooid. In de plaats kwam het schitterende liberalisme:
“De verheerlijking van de Staat maakte overal plaats voor de verheffing van het individu, van mensenrechten, van het particulier initiatief en zelfs van ondernemerslust.”[84]
Hervormingen binnen het systeem waren onmogelijk. Echte hervormingen betekenden de negatie van het systeem. Dit is voor Brzezinski het bewijs dat het communisme als systeem en doctrine dood is. Het falen van het Sovjetstelsel is dan ook het falen van het marxisme, tout court. Op het einde van het boek heeft Brzezinski voor de lezer het volgende algemene besluit in petto:
“De catastrofale ontmoeting van de mensheid met het communisme gedurende de twintigste eeuw heeft derhalve een pijnlijke maar uiterst belangrijke les geleerd: Utopische sociale opbouw is fundamenteel in strijd met de gecompliceerdheid van de menselijke gesteldheid, en sociale creativiteit komt het best tot bloei wanneer politieke macht begrensd is. Die elementaire les maakt het des te waarschijnlijker dat de democratie – en niet het communisme – in de eenentwintigste eeuw de boventoon zal voeren.”[85]
Dit boek is een perfecte aanvulling op Het einde van de geschiedenis en de laatste mens van Brzezinski’s collega Francis Fukuyama. Ook die laatste ging ervan uit dat de ‘westerse democratie’ definitief had gezegevierd op het ‘totalitarisme’.[86]
François Furet, historicus van de Franse Revolutie en na de Tweede Wereldoorlog enkele jaren lid van de Parti Communiste Français (PCF), ontleedt in zijn monumentale essay Het verleden van een illusie de opkomst en de ondergang van het ‘reële communisme’.[87]
Het betreft hier niet echt een klassieke studie over de geschiedenis van het communisme of van de Sovjetunie, maar eerder een analyse van de illusie van de revolutionaire idee van het communisme. Furet vraagt zich af hoe het komt dat de idee van een klassenloze socialistische samenleving ondanks het totalitarisme, de misdaden, de goelags, etc… zijn fascinatie heeft weten te behouden, zelfs langer in het Westen dan in het Oosten. Volgens hem onthult het sovjetexperiment het belangrijke kenmerk
“dat het onlosmakelijk was verbonden met een fundamentele illusie, die lange tijd de inhoud leek te bekrachtigen van het experiment voordat ze erdoor werd opgeslokt.”[88]
Furet is het oneens met de gangbare interpretatie dat het Sovjetsysteem omvergeworpen zou zijn door ‘revoluties’. Volgens hem leek het eerder op een ‘contra-revolutie’, want zo vraagt hij zich retorisch af:
“bracht het uiteenvallen van het regime de door Lenin en Stalin gehate burgerwereld terug?”[89]
De ondergang van het communisme betekende ook de ondergang van de revolutionaire grondbeginselen van de Oktoberrevolutie, van het marxisme-leninisme, van het stalinisme, zelfs van het communisme met het menselijk gelaat.
Volgens hem lag de universele aantrekkingskracht van de Oktoberrevolutie in haar “revolutionair messianisme”[90]. Lenin en zijn bolsjewistische partij waren de uiterlijke tekenen van hoop. De Sovjetunie werd door vele intellectuelen en arbeiders uit de rest van de wereld aanzien als de gangmaker van de geschiedenis en de werkplaats van de toekomst. Terwijl de crisis van de jaren dertig het geloof in het kapitalisme ondermijnde, ontplooide Stalin een planeconomie. Voor velen leek dit een valabel alternatief.
Controversieel is de stelling van Furet dat het fascisme en het reële communisme duidelijke verwantschappen hadden. Hij is het volslagen oneens met de marxistische stelling dat het fascisme voor de burgerij het laatste redmiddel was tegen de arbeidersklasse. In een interview in De Standaard der Letteren in 1996 verduidelijkt hij zijn visie:
“Het fascisme was een zelfstandig fenomeen dat evenals het communisme voortkwam uit de crisis van de burgerlijke maatschappij. Communisme en fascisme hadden dezelfde vijand, de liberale democratie. Ze gebruikten dezelfde politieke methodes, de eenheidspartij, charismatische leiders, propagandamethodes.”[91]
Waar ziet Furet nu de oorzaken voor de ondergang van de Sovjetunie? Volgens hem luidde Chroesjstjov het einde van het Sovjetcommunisme in, dat uiteindelijk onder Gorbatsjov zou plaatsvinden. Chroesjstjovs ‘geheime’ rede op het Twintigste Congres van de KPSU in 1956 veranderde van dag op dag de status van het communistisch gedachtengoed in de wereld. De ‘destalinisatie’ was cruciaal in de ondergang van het communistisch systeem, volgens Furet.
“De balans die naar aanleiding van dit cruciale jaar in de geschiedenis van het communisme kan worden opgemaakt, is tweeledig: het begin van het uiteenvallen van het blok en het einde van de eenheidsmythe die het blok uitdroeg.”[92]
Chroesjstjov en Gorbatsjov wilden niet langer mobiliserende mythes, maar een hervorming van het communisme en dat droeg de kiem van de ondergang in zich. De dogmatische leer van het marxisme-leninisme liet wel correcties toe, maar geen fundamentele hervormingen. Daartoe miste het de nodige soepelheid. Onder Lenin en Stalin verkreeg het communisme zijn meest wervende kracht, omdat bepaalde mythes werden gecreëerd of in stand werden gehouden. Zo mobiliseerde, volgens Furet, de antifascistische mythe duizenden en duizenden mensen tegen opkomende fascistische regimes. Dat het om een berekende mystificatie ging, bewijzen Stalins instructies aan de Europese communisten om niet alleen de fascisten, maar ook de gewone ‘burgerlijke’ partijen (vooral de sociaal-democraten) te bestrijden. Vooral Chroesjstjov en Gorbatsjov wilden komaf maken met die mythes, met die illusie. Uiteindelijk kwam Gorbatsjov uit bij datgene wat het communisme fundamenteel verloochende: liberale democratie en vrije markt.
Volgens Furet versnelde Gorbatsjov het proces van implosie van de Sovjetunie. Jeltsin had niet veel meer nodig om de zaak volledig te doen instorten. De perestrojka was dus geen vooruitgang, maar een teruggang:
“Het sovjetcommunisme stierf aan een interne aantasting, waarbij Gorbatsjov het proces alleen maar versnelde en Boris Jeltsin na hem de klus van de liquidatie klaarde. Het sovjetcommunisme werd geboren uit een revolutie en verdween door een involutie. Maar zijn laatste, in Rusland gehate leider bleef tot op het eind een aanbeden figuur in het Westen, omdat dit noodgedwongen ook het einde van een illusie waarvan de twintigste eeuw was vervuld, in zijn kielzog meesleepte. De Sovjetunie verliet het toneel van de geschiedenis, terwijl het geduld van haar aanhangers buiten haar grenzen nog niet voldoende op de proef was gesteld. Zij liet veel weeskinderen over de hele wereld achter.”[93]
Furet komt tot het besluit dat het communisme niet kan herleven in de vorm waarin het stierf, maar wel in een nieuw democratisch oeuvre:
“Maar het einde van de sovjetwereld verandert niets aan de democratische vraag naar een andere samenleving en om die reden durf ik te wedden dat die enorme ondergang bij de publieke opinie nog steeds verzachtende omstandigheden zal weten te verkrijgen en misschien zelfs weer nieuwe bewondering zal weten op te wekken. Niet dat de communistische gedachte kan herleven in de vorm waarin zij stierf: de proletarische revolutie, de marxistisch-leninistische wetenschap, de ideologische uitverkiezing van een partij, een grondgebied en een imperium zijn ongetwijfeld samen met de Sovjetunie verleden tijd geworden. Met de verdwijning van deze voor onze eeuw zo welvertrouwde symbolen wordt een tijdperk afgesloten, maar het democratisch repertoire is daarmee nog niet uitgeput.”[94]
Door verschillende linkse intellectuelen werd Furets werk bestempeld als anti-communistisch en als een verdediging van het kapitalistisch bestel. Sommigen noemden het werk zelfs een afrekening van Furets persoonlijk verleden. Vooral in Frankrijk woedde een hevige polemiek rond dit erudiete essay.
Eric Hobsbawm, marxistisch historicus gespecialiseerd in sociaal-economische geschiedenis, zelf lid geweest van de Communist Party of Great-Britain (CPGB), geeft zijn visie op de ondergang van het ‘reëel bestaande socialisme’ in onder andere zijn magnum opus Een eeuw van uitersten.[95]
Hobsbawm heeft een macro-economische verklaring voor de teloorgang van de socialistische landen:
“De ironie van de geschiedenis wilde dat de ‘reëel bestaande socialistische’ economieën in Europa en de Sovjetunie en een deel van de Derde Wereld de werkelijke slachtoffers werden van de crisis van de kapitalistische wereldeconomie na het Gouden Tijdperk, terwijl de ‘ontwikkelde markteconomieën’ wel aangeslagen waren, maar die moeilijke jaren zonder al te veel kleerscheuren doorkwamen, althans tot begin jaren negentig.”[96]
Volgens Hobsbawm was dus de internationale economische crisis van halfweg de jaren 1970 medeverantwoordelijk voor de ondergang van het ‘reëel bestaande socialisme’.
De mislukte politiek van Gorbatsjov wordt door Hobsbawm als indirecte aanleiding gezien voor de desintegratie van de Sovjetunie. Volgens hem had Gorbatsjov ongetwijfeld goede bedoelingen met zijn perestrojka-beleid, maar kwamen de hervormingen eigenlijk te laat. De crisis van de Sovjetunie zat al te diep en tussen de glasnost en de perestrojka gaapte een diepe kloof:
“Wat de Sovjetunie met bekwame spoed naar de afgrond dreef, was de combinatie van een ‘glasnost’ die neerkwam op het afbrokkelen van het gezag en een ‘perestrojka’ die neerkwam op het afbreken van de oude mechanismen die de economie deden functioneren, zonder dat er een alternatief aangedragen werd.”[97]
Hij komt ook tot de constatering dat het merkwaardig is hoe los de greep van het communisme bleek te zijn op het enorme gebied dat het sneller had veroverd dan welke andere ideologie ook. Dat komt volgens hem door twee zaken. Ten eerste doordat het communisme niet gebaseerd was op massale bekering, maar op het geloof van kaders of voorhoeden. Ten tweede omdat het communisme een functioneel geloof was: het heden was alleen van belang als middel om naar een onbestemde toekomst te gaan.[98]
Het Sovjetexperiment was volgens Hobsbawm niet bedoeld als:
“een wereldwijd alternatief voor het kapitalisme, maar als een stel concrete antwoorden op de specifieke situatie van een enorm groot en serieus achtergebleven land, in een specifieke, niet herhaalbare historische conjunctuur.”[99]
Hij ziet de ineenstorting van de Sovjetunie dan ook als het einde van het experiment van het ‘reëel bestaande socialisme’. Het is volgens hem echter niet het einde van de socialistische of communistische ideologie:
“Het mislukken van het Sovjetsocialisme laat de mogelijkheden van andere vormen van socialisme onverlet.”[100]
Hobsbawms analyse onderscheidt zich van de twee andere door het feit dat hij het ‘reëel bestaande socialisme’ ziet als een historisch fenomeen – een fenomeen met een beginpunt, een opbloei, een neergang en een eindpunt. Brzezinski en Furet beweren dat de hele communistische idee dood is, terwijl Hobsbawm eigenlijk stelt dat het communistische experiment in de Sovjetunie en in Oost-Europa dood is. Dat is een belangrijk verschil!
Het is duidelijk dat de drie verschillende auteurs de val van het ‘reëel bestaande socialisme’ vanuit hun perspectief geanalyseerd hebben. Zelf heb ik hier ook gepoogd om op basis van redelijk wat literatuur[101] een overzichtje op te stellen van wat, mijns inziens, belangrijke verklarende factoren zijn in het falen van het ‘reëel bestaande socialisme’.
Historische ballast en legitimiteitscrisis
Het falen van de Sovjetunie is in de eerste plaats het falen van een bepaalde uitwerking van de marxistische ideologie: het leninisme.[102] De uitwerking van het marxisme door Lenin was uiteindelijk gericht op Rusland. Dat onmetelijke land was een semi-kapitalistische, semi-feodale staat en dus volgens de officiële (orthodoxe) marxistische lijn niet rijp voor een revolutie. De overgrote meerderheid van de bevolking bestond uit boeren, die nog in een halve toestand van lijfeigenschap zaten. Door zijn groot organisatietalent slaagde Lenin en zijn bolsjewieken er wonderwel in om de macht van de arbeiders en de soldaten te installeren in zogenaamde Sovjets (raden).[103] Bedoeling was dat de Russische revolutie zou overwaaien naar Duitsland, het land waar de arbeidersklasse het best ontwikkeld was om het socialisme te vestigen. De ontgoocheling was enorm toen bleek dat de revolutie in Duitsland werd neergeslagen. Het was een zware opdoffer voor de gangmakers van de wereldrevolutie. De voortdurende omsingeling en interventies van westerse mogendheden hadden er inmiddels voor gezorgd dat er reeds onder Lenin een streng en omvangrijk repressie-apparaat was opgericht en dat het radicaal-democratische karakter van de revolutie wegebde. Onder Stalin – die in 1929 definitief de macht greep - werd dat staalhard doorgetrokken en werd het duidelijk dat de Sovjetunie koste wat kost haar macht wilde consolideren en niet de promotor wilde spelen voor een wereldrevolutie.[104] Stalin werd de vader van het ‘socialisme in één land’. Door middel van een strakke commando-economie (de vijfjarenplannen) en een gedwongen landbouwcollectivisatie slaagde hij er in om de Sovjetunie uit de onderontwikkeling te halen. Dat had echter veel bloed, zweet en tranen gekost. De destalinisatie – en hiermee bedoel ik het uitkomen van de gebeurtenissen die onder het regime van Stalin plaatsvonden -, de Koude Oorlog en de falende planeconomie brachten het ‘reëel bestaande socialisme’ vanaf de jaren zestig in een soort legitimiteitscrisis. De onvrede van de bevolking werd onvoldoende opgevangen. Het communisme kreeg een grauw en grijs karakter en kon niet op tegen het blitse en gekleurde westen. Gorbatsjov probeerde aan de crisis iets te doen, maar door binnen- en buitenlandse tegenwerking en eigen tekortkomingen zette hij uiteindelijk de deur open voor de intrede van het kapitalistisch model. De glasnost- en perestrojkapolitiek bleken te mager te zijn om aan de maatschappelijke onvrede tegemoet te komen. In de periode 1989-1991 stortte het systeem als een kaartenhuisje in mekaar. Het project van Lenin was niet meer.
Commando-economie en bureaucratisering
De Sovjetunie werd op economisch gebied gekenmerkt door de planeconomie.[105] Die heeft bepaalde periodes ongetwijfeld successen geoogst, maar over het algemeen kan gesteld worden dat deze staatsgeleide economie gekenmerkt werd door immobilisme en een overdreven bureaucratisering. Er was weinig of geen ruimte voor aanpassingen en creativiteit. Economische crises werden zeer moeilijk opgevangen en veroorzaakten mee de maatschappelijke stagnatie en ondergang. De overdreven bureaucratisering zorgde ervoor dat er heel wat corruptie en misbruiken waren.[106] De centrale planningsbureaus werden verstarde instituten die eerder ten dienste stonden van de grote bureaucraten dan van de bevolking. De privileges van die toplaag van de bureaucratie, van de zogenaamde nomenklatoera, waren, hoewel niet vergelijkbaar met privileges van westerse leiders, in strijd met de socialistische basisbeginselen. Marx had al naar aanleiding van de Commune van Parijs duidelijk gemaakt dat socialistische leiders niet veel meer mochten verdienen dan het gemiddelde arbeidersloon om de pest van de bureaucratisering tegen te gaan.
Democratie en burgerrechten
Het probleem van de democratie is ook een thema dat steeds terugkeert bij verklaringen voor de val van het ‘reëel bestaande socialisme’.[107] Het gebrek aan inspraak van de bevolking was inderdaad een reëel probleem. Van een radicale socialistische democratie was in de praktijk niet veel te merken. Toch moet er volgens mij ook rekening mee gehouden worden met ‘verzachtende omstandigheden’ zoals het Koude Oorlogsklimaat, de kapitalistische omsingeling en de historische context. De meeste landen in Oost-Europa hadden immers nog nooit de ‘politieke democratie’ gekend.
Desalniettemin: het gebrek aan bepaalde essentiële burgervrijheden of mensenrechten leidde voor vele mensen tot ontevredenheid. De perscensuur, de rol van de geheime politiediensten, de controle op het individueel gedrag en denken waren net als de privileges in strijd met de socialistische basisbeginselen. Rosa Luxemburg had Lenin daarvoor reeds gewaarschuwd. In haar boek De Russische revolutie schreef ze:
“Zonder algemene verkiezingen, zonder persvrijheid en onbeperkte vergadervrijheid, zonder een vrije meningsuiting, verkommert het leven in alle openbare instellingen, vegeteert het en wordt de bureaucratie algauw het enige actieve element.”[108]
Ze heeft grotendeels gelijk gekregen. Eén van de redenen waarom er zoveel volk op de Alexanderplatz in Berlijn of op het Wenceslas-plein in Praag stond was omdat het meer inspraak wilde, omdat ze een beleid van en voor de bevolking wenste.
Anderzijds wordt dikwijls geopperd dat de socialistische landen een gelijke verdeling van de welvaart kenden en haar burgers een stabiel en zeker leven garandeerden. Dit klopt ook gedeeltelijk. De materiële en sociale zekerheden zoals werk, woning, gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg, gratis openbaar vervoer en dergelijke meer, werden door de bevolking echter als vanzelfsprekend beschouwd.[109]
De wapenwedloop
De door de Verenigde Staten van Amerika opgewekte wapenwedloop dwong de Sovjetunie in het defensief. De Sovjetunie is meegestapt in de wapenwedloop omdat het op die manier dacht haar veiligheidsconcept te kunnen waarborgen. Na de ontzettend zware verliezen die de Sovjetunie tijdens de Tweede Wereldoorlog had opgelopen[110], was het voor Stalin duidelijk dat een veiligheidscordon het belangrijkst was voor het voortbestaan van de Sovjetunie. De creatie van de Oost-Europese satellietstaten moet dan ook in die context gezien worden. De toenmalige leiders van de Verenigde Staten van Amerika dachten daar kennelijk anders over. Zij vreesden dat het communisme de ganse wereld zou veroveren en hun veiligheidsconcept was er dan ook volledig op gericht om het communisme in te dammen (containment-politiek, Truman-doctrine, Marshall-plan) en terug te dringen (roll-back-strategy). De Koude Oorlog was dus een al dan niet bewust misverstand, een botsing van twee verschillende veiligheidsconcepten.[111] Vrijwel onmiddellijk na de oorlog begon de wapenwedloop. De tactiek van wederzijdse afschrikking zorgde ervoor dat er één grote winnaar was: de militaire industrie. Dit had als gevolg dat de investeringen in de burgereconomie in de Sovjetunie ontoereikend waren. Reeds onder Chroesjstjov werden verregaande ontwapeningsvoorstellen gedaan, meer dan waarschijnlijk om de burgereconomie nieuwe zuurstof te geven, maar daar werd door de Verenigde Staten niet op ingegaan. Het Witte Huis en het Pentagon vermoedden immers dat de Sovjetunie op die manier zand in de ogen wilde strooien. Pas toen de Sovjetunie in een finale crisis was, werd er op de verregaande ontwapeningsvoorstellen van Gorbatsjov ingegaan, voornamelijk uit eigenbelang. Sommigen – veelal communisten - beweren dan ook dat de Sovjetunie door de Verenigde Staten uiteindelijk ‘doodbewapend’ is.
Het anti-communisme
De rol van het anti-communisme in de val van het communisme wordt door vele auteurs onderschat. Nochtans is de geschiedenis van het communisme nauw verbonden met die van het anti-communisme. Vanaf het ontstaan van de revolutionaire stroming in de 19de eeuw werd door de ‘heersende klasse’ veel in het werk gesteld om de idee te discrediteren, om de beweging te criminaliseren. Dat ging van mediamanipulatie, infiltratie, spionage tot vervolging en moord. Wat de hier besproken periode betreft moeten we voor ogen houden dat dankzij de glasnost de pro-Westerse propaganda gemakkelijk kon verspreid worden. Verschillende groeperingen werden opgericht, niet om het systeem mee te verbeteren, zoals Gorbatsjov het aanvankelijk wilde, maar om het mee kapot te maken. De rol van deze anti-communistische groeperingen, maar ook die van westerse geheime diensten is zeker een piste die verder moet onderzocht worden.
Conclusie
Uit dit alles kan eigenlijk de eenvoudige conclusie getrokken worden dat de het ‘reëel bestaande socialisme’ in de Sovjetunie en de Oost-Europese staten door een veelheid van interne en externe factoren aan haar einde is gekomen. Een eenduidige verklaring bestaat er meer dan waarschijnlijk niet.
In Deel III zullen we zien hoe de Belgische radicale linkerzijde de val van het ‘reëel bestaande socialisme’ geanalyseerd heeft. Er zullen zeker raak- en verschilpunten te merken zijn met bovenstaande analyses.
|
[78] Zie: BLACKBURN (R.) (ed.), After the Fall. The failure of communism and the future of socialism. London-New York, 1991. Het boek bevat onder andere bijdragen van Eric Hobsbawm, Eduardo Galeano, André Gorz en Jürgen Habermas.
[79] Zie: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Opkomst en teloorgang van het communisme in de twintigste eeuw. Schiedam, 1990.
[80] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 9.
[81] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 9.
[82] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 19.
[83] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 21.
[84] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 24.
[85] In: BRZEZINSKI (Z.), Het grote falen. Schiedam, 1990, p. 294.
[86] Zie: FUKUYAMA (F.), Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. Amsterdam, 1992.
[87] Zie: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Het communisme in de twintigste eeuw. Antwerpen, 1996.
[88] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, p. 9.
[89] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, pp. 8-9.
[90] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, pp. 88-136: Hoofdstuk 3: De universele aantrekkingskracht van Oktober.
[91] In: DE PAUW (F.), Het einde van de illusie. In: ‘De Standaard der Letteren’, 5/09/1996. Furet voerde gedurende een bepaalde periode een polemiek met de Duitse ‘revisionistische’ historicus Ernst Nolte over de relatie tussen fascisme en communisme. Volgens Nolte was het fascisme een reactie op de Russische revolutie van 1917 en haar gevolgen in de rest van West-Europa. Furet echter ziet het fascisme als een zelfstandig historisch proces.
[92] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, pp. 591-592.
[93] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, p. 636.
[94] In: FURET (F.), Het verleden van een illusie. Amsterdam, 1996, p. 638.
[95] Zie: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995. Zie hoofdstuk 16: Het einde van het socialisme, pp. 530-573. Ook in andere werken wordt de analyse van Hobsbawm dikwijls opgenomen. Zie bijvoorbeeld: BLACKBURN (R.), After the fall. The failure of communism and the future of socialism. London-New York, 1991.
[96] In: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, p. 543. De Amerikaanse socioloog Immanuel Wallerstein poneerde deze stelling ook: de economische crisis van de jaren zeventig zorgde ervoor dat een aantal landen, die net niet thuishoorden in het kransje van de meest ontwikkelde industrie-staten, de pedalen kwijtraakten.
[97] In: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, p. 555.
[98] In: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, pp. 569-570.
[99] In: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, p. 571.
[100] In: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, p. 572.
[101] In mijn literatuurlijst zijn tal van werken opgenomen die handelen over de Sovjetgeschiedenis en over de ondergang van het ‘reëel bestaande socialisme’. Kennis van de geschiedenis van de Sovjetunie is onontbeerlijk om een gedegen analyse van de ondergang te maken.
[102] Dit wil zeker niet betekenen dat alle ideeën van Lenin gefaald hebben. Zijn analyse van het imperialisme bijvoorbeeld kan vandaag nog steeds gebruikt worden om grote wereldproblemen te bestuderen. Het leninisme was wel degelijk een bijdrage tot het marxisme, maar het is uitgevoerd binnen specifieke historische omstandigheden.
[103] Er zijn duizenden publicaties verschenen over de ‘Russische Revolutie’. Eén van de betere vind ik: FERRO (M.), La révolution russe de 1917. Paris, 1967. Historicus Ferro (voor sommigen misschien bekend vanwege zijn historische programma’s op de tv-zender Arte) besteedt in dat boek ook heel wat aandacht aan de foto en film als historische bron.
[104] Politicoloog Alex Callinicos spreekt van een ‘stalinistische tegenrevolutie’. Volgens hem lagen reeds in de periode van Stalin de kiemen van de ondergang. Zie: CALLINICOS (A.), The revenge of history. Cambridge, 1991. De trotskisten maken een gelijkaardige analyse. Zie bijvoorbeeld: GRANT (T.), Russia. Revolution and Counter-revolution. London, 1997.
[105] De periode van de Nieuwe Economische Politiek (NEP) en de perestrojka buiten beschouwing gelaten.
[106] Politicoloog Leslie Holmes besteedt aan de problematiek van de corruptie een gans boek. Zie: HOLMES (L.), The End of Communist Power. Cambridge, 1993.
[107] Binnen de marxistische beweging is de discussie rond de ‘democratie’ ook één van de belangrijkste. Er wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen de ‘burgerlijke democratie’ en de ‘socialistische democratie’. Lenin fulmineerde zeer hevig tegen de ‘burgerlijke democratie’. Hij vond het weliswaar een serieuze vooruitgang tegenover de middeleeuwen, maar beschouwde ze als een façade voor de bestendiging van de macht van de bourgeoisie. Echte democratie kon er volgens hem maar komen in een klassenloze maatschappij. ‘Democratie’ moest dus als een klassenconcept behandeld worden.
[108] In: LUXEMBURG (R.), De Russische revolutie. Baarn, 1979, p. 85.
[109] Policoloog Michael Parenti heeft veel aandacht voor de dingen die volgens hem wel goed waren in het communistisch systeem. Volgens Parenti ging het ‘reëel bestaande socialisme’ overkop door wanbeleid, door het feit dat de communistische leiding niet goed genoeg op haar winkel lette. Zie: PARENTI (M.), Zwarthemden en Roden. Berchem, 2001.
[110] Er wordt geschat dat tussen de 23 en 27 miljoen mensen het leven lieten tijdens de Duitse agressie-oorlog. Het is daarom van belang om de opmerking van Isaac Deutscher voor ogen te houden wanneer we het over de Koude Oorlog en de wapenwedloop hebben: “Bij het begin van de Koude Oorlog stonden de twee kolossen tegenover elkaar, maar de een stond krachtig rechtop, en de ander lag half leeggebloed tegen de grond. Dat is de onomkeerbare werkelijkheid.” In: DEUTSCHER (I.), Ironie van de geschiedenis. Essays over het communisme. Haarlem, 1979.
[111] Zie: VAN DEN BERGHE (Y.), Het grote misverstand. Een geschiedenis van de Koude Oorlog (1917-1990). Leuven, 1991. Ook professor Rik Coolsaet wees op de ‘botsende veiligheidsconcepten’ als hoofdkenmerk van de Koude oorlog in zijn cursus Internationale politiek na 1945.