Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

DEEL I

ALGEMENE CONTEXT

 

In dit deel wordt het algemeen kader, dat reeds kort aan bod kwam in de inleiding, verder uitgewerkt aan de hand van literatuur. In een eerste hoofdstuk worden de gebeurtenissen tussen 1989 en 1991 uit de doeken gedaan. Hoofdstuk twee gaat dieper in op enkele verklaringen van de val van het ‘reëel bestaande socialisme’. Ten slotte wordt er in hoofdstuk drie een overzicht gegeven van enkele grote gevolgen van het wegvallen van het communistisch blok.  

 

HOOFDSTUK 1: DE GEBEURTENISSEN VAN 1989-1991

 

De verschillende cruciale gebeurtenissen in de communistische wereld tussen 1989 en 1991 zullen hier bondig worden beschreven. Dit gebeurt aan de hand van voornamelijk niet-communistische literatuur. Het gaat hier niet echt om een diepgravende analyse van de feiten, maar eerder om een beschrijving ervan. Beginnen doe we met het aan de macht komen in de Sovjetunie van een politicus die het uitzicht van de wereld grondig zou veranderen. Vervolgens trekken we naar China, waar het communistisch regime zich wist recht te houden door het protest voor verandering te onderdrukken. Van China komen we terug in Oost-Europa. Verschillende omwentelingen met als symbolische kers op de taart de val van de Muur verwijzen het communisme naar het verleden. Tenslotte belanden we bij de ondergang van de Sovjetunie, het geboorteland van het ‘reële bestaande socialisme’.[20]   

 

 

1. Gorbatsjov: een nieuwe wind[21]

 

De meeste historici zijn het erover eens dat  de omwentelingen van 1989-1991 voor een aanzienlijk deel hun oorsprong vinden in de politiek van Michail Gorbatsjov[22]. In 1985 was hij de nieuwe leider geworden van het gigantische Sovjetrijk, opgebouwd door Lenin[23] en Stalin[24].

 

Hij werd geconfronteerd met de maatschappelijke en economische stagnatie (zastoj), achtergelaten door Brezjnev.[25] Hij stond dus voor een grote taak: hij moest een einde maken aan de afkalvende machtspositie van de Sovjetunie en hij moest de sociaal-economische structuur van het land revitaliseren. In zijn toespraak bij de aanvaarding van het ambt van secretaris-generaal van de Kommunistische Partij van de Sovjetunie (KPSU) beloofde hij het Centraal Comité een versnelling van de sociaal-economische ontwikkeling van het land. Hoe hij die wilde bereiken bleef in het vage. Hij zegde de bedrijven een grotere zelfstandigheid toe binnen het kader van het socialistische bestel en beloofde de burgers een grotere openheid (glasnost) over het werk van de instellingen van partij en staat. Dat zou mensen en bedrijven aansporen tot noestere arbeid. Meer dan vaagheden mochten van hem op dat ogenblik niet verwacht worden. Zijn eerste taak was door een doortastend personeelsbeleid zijn machtspositie te versterken. Op relatief korte tijd werden figuren uit de tijd van Brezjnev vervangen. Hierdoor leek het dat Gorbatsjov een regering had geschapen die hij naar zijn hand kon zetten.

 

Het belangrijkste probleem dat Gorbatsjov diende op te lossen, was wel de slabakkende economie. Gorbatsjov zag dat er drastische veranderingen moesten komen om het bestaande systeem te kunnen legitimeren. Om hieraan tegemoet te komen lanceerde hij zijn befaamde perestrojka (letterlijk: verbouwing).

 

Deze politiek van hervorming werd officieel geformuleerd op het 27ste partijcongres, dat van 25 februari tot 6 maart 1986 liep. Het congres aanvaardde een nieuw partijprogramma ter vervanging van het programma dat het 22ste partijcongres in 1961 op voorstel van Chroesjtsjov[26] had aanvaard. Het schrapte Chroesjstjovs idee dat de Sovjetunie in de nabije toekomst de staat van communisme zou bereiken evenals het door Brezjnev gelanceerde idee dat het in een staat van ontwikkeld socialisme verkeerde. Ook de stelling dat vreedzame coëxistentie een vorm van klassenstrijd was, verdween. Maar voor het overige handhaafde het een recht orthodoxe toon. De meest opmerkelijke gebeurtenis op het congres was wel de redevoering van de nieuwe Moskouse partijsecretaris Boris Jeltsin[27]. Hij veroorloofde zich een hevige aanval op het korps van partijfunctionarissen, en niet alleen op hun corruptie, maar ook op hun legale privileges van auto’s, huizen en speciale winkels. Het was een van zijn eerste pleidooien voor meer gelijkheid, pleidooien die hem in volgende jaren een grote populariteit bij de bevolking zouden bezorgen.

 

De perestrojka bestond eigenlijk uit drie autonome componenten die op mekaar ingrepen.[28] Een eerste werd aangeduid als het N.E.M., het Nieuwe Economisch Mechanisme. Dit herwerkte idee van voorganger Andropov beoogde een intensifiëring van de economie. Dit moest gebeuren door een krachtige aanpak van de corruptie, door de voordelen van de planeconomie te verbinden met de prikkels van de socialistische markt, door decentralisatie en door meer arbeiderszelfbestuur.   Uiteraard ontstond hier weerstand bij de leiders van de bureaucratie, waardoor er van enig succes geen sprake was. Een tweede component van de hervorming was dat er een debatcultuur moest komen om de kritiek op de economische intensifiëring en het Nieuwe Economische Mechanisme te kunnen weerleggen. Dit onderdeel werd beter bekend onder de term glasnost (letterlijk: openheid). Kritiek werd meer en meer toegestaan, maar het eerste jaar was daar nog niet veel van te merken. Het optreden van de media bij het nucleair drama van Tsjernobyl in 1986 was niet echt een toonbeeld van openheid. Geleidelijk aan verbeterde de toestand. De persvrijheid werd meer en meer ingevoerd en de censuur werd afgebouwd. Dissidenten, waaronder de fysicus Andrej Sacharov, werden vrijgelaten. Ook de zware overheidsdruk op de godsdienst verminderde. De Russische Orthodoxe Kerk en de Islam, de twee voornaamste religies in de Sovjetunie, konden zich weer ontplooien. Ook de kritiek op de heersende economische orde begon zich te ontwikkelen. Grootste weerstand tegen de glasnost kwam van de nomenklatoera die vond dat dergelijke openheid niet kon in het klimaat van de Koude Oorlog en van vijandschap vanwege de Verenigde Staten van Amerika. Een ophefmakend voorbeeld van dit verzet was de brief van Nina Andrejeva. Het ging om een regelrechte aanval tegen de glasnost, een verheerlijking van het grootse Sovjetverleden en een verdediging van de leidende rol van de communistische partij. De derde component van de perestrojka was het ‘Nieuwe Denken’. Gorbatsjov wilde hiermee de internationale omgeving veranderen. Hij wenste de internationale relaties, en vooral die tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten, te de-ideologiseren en hij deed er nog een schep bovenop door verregaande vredes- en ontwapeningsvoorstellen te formuleren. Dit afstappen van het ‘imperiale denken’ leidde tot veler verrassing naar een nieuwe en zeer ingrijpende détente[29]. Onderhandelingen werden aangeknoopt met VS-president Ronald Reagan[30], die de Sovjetunie in 1983 nog typeerde als een ‘evil empire’. Grote vorderingen werden gemaakt op het vlak van ontwapening en wapenbeheersing. Gorbatsjov gooide radicale voorstellen op tafel. Reagan moest hier wel op ingaan. Een dooi tussen beide grootmachten was het gevolg. Ook met China en andere landen in de wereld werden nieuwe internationale relaties aangeknoopt door Gorbatsjov. Dit leverde hem een grote populariteit overal ter wereld, behalve in eigen land. Vooral de legertop vond deze koerswijziging roekeloos en in strijd met het traditionele veiligheidsconcept. Achterliggend doel van deze ingrijpende veranderingen was ongetwijfeld de kosten van het Sovjetoptreden in de wereld te verlagen en de weg te banen naar een westerse bijdrage aan de perestrojka. Een tweede belangrijk onderdeel van Gorbatsjovs ‘Nieuwe Denken’ was zondermeer de idee van het ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’. Deze gedachte hield twee zaken in: 1. de idee van één Europa zonder een scheiding tussen Oost en West[31] en 2. het voorstel dat elk Europees land zijn eigen politieke weg kon opgaan, ook de landen van het Warschaupact. Vooral dat laatste was een duidelijke boodschap aan de Oost-Europese regimes. Zij moesten niet langer rekenen op Sovjetsteun in geval van problemen. Deze nieuwe lijn in de Sovjetpolitiek werd ook wel de ‘Sinatra-doctrine’ genoemd, naar het liedje ‘I did it my way’ van de bekende Amerikaanse crooner. De nieuwe doctrine zou ongekende krachten vrijmaken in de communistische landen.

 

2. China: het Tien An Men-incident[32]

 

“Het doet er niet toe welke kleur de kat heeft, zolang ze maar muizen vangt.”

(Deng Xiaopeng)

 

De eerste opstand tegen het communisme na Gorbatsjovs aantreden was echter niet in de Sovjetunie of in haar Oost-Europese satellietstaten, maar in China. De naam Tien An Men (het plein van de Hemelse Vrede) staat in ons collectief geheugen gegrift. Wat was er precies gebeurd?

 

In het voorjaar van 1989 (april-juni) bezetten honderden studenten het Tien An Men-plein in Peking. Ze demonstreerden voor meer democratie en voor economische hervormingen. Sinds Deng Xiaopeng[33] Mao Zedong[34] opvolgde in 1976 was er een grote omwenteling gekomen. Het economisch privé-initiatief – eerst in de landbouw, later ook in de industrie - werd aangemoedigd onder het mom van ‘socialistische opbouw met Chinese kenmerken’. Een soort perestrojka-politiek werd gevoerd met als resultaat een grote economische groei, maar ook een toenemende ongelijkheid. Een Chinese vorm van glasnost kwam er echter niet. Economische liberalisering: ja, democratisering: neen. Het studentenprotest moet in die context gezien worden. Het was in de eerste plaats gericht op meer democratisering binnen het kader van de volksdemocratie. Aanvankelijk waren het alleen studenten die manifesteerden, maar uiteindelijk groeide het protest uit tot een nationale kwestie waaraan ook arbeiders deelnamen. In de loop van enkele weken kregen de studenten de steun van tientallen miljoenen burgers die in tal van steden de straat opgingen om een antwoord van de regering af te dwingen. Binnen de Chinese Communistische Partij was er ook een breuk ontstaan tussen de oude bureaucraten onder leiding van Deng Xiaopeng en de meer hervormingsgezinde fracties onder leiding van Zhao Zyang. De ‘conservatieven’ wilden van een democratisering niets weten, de ‘hervormers’ wilden wel een aantal toegevingen doen aan de volgens hen terechte eisen van de manifestanten. De zogenaamde Pekingse Lente zou niet alleen een scharniermoment in de moderne Chinese geschiedenis blijken, maar ook in de geschiedenis van de Chinese Communistische Partij.

 

In de nacht van 3 op 4 juni 1989 rolden de tanks Peking binnen.[35] Er werd een bloedig einde gemaakt aan de protesten. Honderden opposanten werden gedood.[36] We konden toen alles live volgen op de Westerse tv, die natuurlijk deze gebeurtenissen gretig in beeld brachten. Wie herinnert zich niet het beeld van de Chinese student die een tank tracht tegen te houden. Het was toen vrij onduidelijk wat er aan de gang was in China. De Chinese machthebbers, die beslist hadden tot het militaire optreden, spraken van een gewettigd optreden tegen een contra-revolutionaire opstand. De opposanten en de Westerse wereld spraken van een genadeloze onderdrukking van gerechtvaardigd protest tegen de ‘autoritaire communistische bureaucratie’.

 

In 2001 werd een nieuw licht geworpen op de hele zaak met het verschijnen van het Tienanmen-dossier.[37] Die publicatie beweert het eerste complete en authentieke relaas te zijn van de beslissingen die de Chinese regering ertoe brachten de opstand  van studenten en arbeiders neer te slaan. Zhang Liang (pseudoniem), de samensteller van het boek, kon documenten verzamelen die slechts beschikbaar zijn voor een klein aantal mensen in China. De documenten logenstraffen het officiële verhaal, dat zegt dat de regering niets anders deed dan op een rechtmatige wijze een gewelddadig anti-regeringsprotest onderdrukken. De documenten onthullen dat, als het aan de meerderheid in het Permanent Comité van het Politburo had gelegen, de dialoog met de studenten zou zijn voortgezet. Een dialoog met de studenten zou de balans naar politieke hervorming hebben doen doorslaan. In plaats daarvan respecteerde het verdeelde Permanent Comité een geheime afspraak om ernstige meningsverschillen voor te leggen aan de oudsten. De oudsten kozen voor stabiliteit in plaats van voor hervorming. Zij ontsloegen partijvoorzitter Zhao Ziyang, zetten het licht op groen voor het gebruik van geweld, ‘redden de revolutie’ en schoven de man naar voren die China tegenwoordig regeert, Jiang Zemin. Het boek heeft heel wat stof doen opwaaien. Velen twijfelen aan de authenticiteit van de documenten.[38]

 

Het resultaat van het neerslaan van het studenten- en arbeidersprotest was een decennium van politieke stagnatie in eigen land en gespannen betrekkingen met het Westen. De economische liberalisering ging ondertussen aan een ijltempo verder.

 

3. Polen: Solidarnosc[39]

 

Het verzet tegen het verkalkte communisme in Polen wordt in de historiografie steevast vereenzelvigd met de beweging Solidarnosc en haar leider Lech Walesa[40]. Een punt dat meer en meer in de aandacht van de historici komt, is de rol van de rooms-katholieke Kerk in de transitie van een communistisch naar een kapitalistisch Polen.[41] In juni 1979 bracht een in het buitenland beroemde landgenoot: Karol Wojtyla[42], de bisschop van Krakau, die in oktober 1978 tot paus was gekroond, een bezoek aan Polen. Miljoenen Polen juichten zijn voorzichtig geformuleerde kritiek op het regime toe. De Poolse communistische partij (PVAP) kon niet anders dan wezenloos toekijken. Deze gebeurtenis zou een ingrijpende invloed hebben op de mentaliteit van het  Poolse volk en van de dissidente bewegingen. Het gevoel een machtig bondgenoot met wereldgezag te hebben deed de angst wegebben voor repressie. De vakbond Solidarnosc, onder leiding van de charismatische Lech Walesa, wist hierop in te spelen en groeide uit tot de voornaamste oppositiebeweging.[43]     

 

In december 1981 slaagde generaal Wojciech Jaruzelski[44] erin de beweging van volksheld Walesa te onderdrukken. De beweging had immers het regime ondermijnd door massale stakingen en bedrijfsbezettingen te organiseren om de economische wantoestanden aan te klagen. Toen de generaal in 1983 probeerde de toestand in het land te normaliseren door de staat van beleg op te heffen, bleek Solidarnosc verre van dood.   In januari 1989 besloot Jaruzelski onder druk van de toenemende stakingen, van de hervormingspogingen van Gorbatsjov en last but not least van de Kerk met Lech Walesa en de zijnen te gaan praten. De onderhandelingen leidden in het begin van april tot een overeenkomst die bepaalde dat vrije verkiezingen zouden worden gehouden voor een derde van de zetels in het parlement, de Sejm, en voor alle honderd zetels in een nieuw op te richten Hogerhuis, de Senat. Solidarnosc werd gelegaliseerd. In de verkiezingen, die op 4 juni 1989 plaats vonden, behaalde de oppositie een grote overwinning op de communisten. Zij veroverde negenennegentig van de honderd zetels in de Senat en vrijwel het gehele derde gedeelte van de Sejm waarvoor zij kandidaten mocht stellen. Doordat de vanouds met de communisten collaborerende groepen in de Sejm afstand begonnen te nemen tot de communisten, ontstond voor de laatsten een zeer moeilijke situatie. Generaal Jaruzelski werd in juli door beide huizen van de volksvertegenwoordiging tot president gekozen met slechts één stem meerderheid. De onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regering verliepen moeizaam.
 

Op 19 augustus 1989 besloten de communisten, na overleg met Gorbatsjov, de adviseur van Solidarnosc, Tadeusz Mazowiecki een regering te laten vormen waarin niet-communisten de meerderheid bezaten. Mazowiecki was de eerste niet-communist die premier werd van een Oost-Europees land sedert het einde van de jaren veertig. Dit betekende een beslissende stap verder op weg naar de parlementaire democratie en naar de invoering van de vrijemarkteconomie. De 9de december 1990 volgde de bekroning voor oppositieheld Lech Walesa. Hij werd tot president van de republiek Polen gekozen. Het tijdperk van het communisme in Polen was gedaan. 

 

4. Hongarije: een omwenteling aan de top[45]

 

De omwentelingen in Hongarije verliepen niet zo grimmig als in buurland Polen. De verandering kwam er hoofdzakelijk door evoluties binnen de communistische partij (Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij of PSOH) zelf, meer dan waarschijnlijk om volksopstanden te vermijden en het machtsbezit te bestendigen.[46]

 

Wat we specifiek bij de Hongaarse transitie voor ogen dienen te houden is de collectieve herinnering aan de opstand van 1956 tegen het communistisch regime. Die heeft de politiek in Hongarije steeds blijven beïnvloeden. Volgens vele communisten ging het toen om een openlijke contra-revolutie, volgens anderen ging het om een authentieke democratische revolutie.    

 

In juni 1989 vond in Boedapest de plechtige herbegrafenis plaats van Imre Nagy[47], premier van Hongarije in het jaar van de opstand 1956. Hij had geprobeerd Hongarije van de Sovjetbezetting te bevrijden en daarvoor in 1958 met zijn leven moeten boeten. Enkele weken na zijn herbegrafenis overleed Janos Kadar[48], de man die na 1956 Hongarije had geleid en die verantwoordelijk was geweest voor de liquidatie van Nagy. Vanaf 1968 had hij een voorzichtige decentralisering en liberalisering ingevoerd. Dit brachten in het daaropvolgende decennium wat verbeteringen in de materiële toestand van de bevolking tot stand. Maar het was niet voldoende. In de tweede helft van de jaren zeventig begonnen de technocraten rond Kadar de tekortkomingen weg te moffelen met buitenlandse leningen. Een gigantische buitenlandse schuld was het gevolg. De onvrede over de economische ontreddering steeg bij de bevolking. In de loop van 1985 werd besloten dat enkel een verdere liberalisering van de economie een uitweg kon bieden. Het besef groeide eveneens dat economische hervormingen moesten gepaard gaan met een politieke liberalisering. In 1988 hadden de Hongaarse communisten de oude Kadar terzijde geschoven in een poging zich bij de bevolking een nieuw en beter imago te verwerven. In dezelfde junimaand waarin de herbegrafenis van Imre Nagy plaatsvond, begonnen zij onderhandelingen aan te knopen met oppositiegroepen die zich ontwikkeld hadden. Het resultaat van eindeloze politieke schermutselingen was de afspraak dat in maart 1990 vrije verkiezingen zouden gehouden worden voor een parlement. Op 7 oktober 1989 besloot de Hongaarse communistische partij de ‘dictatuur van het proletariaat’ en de ‘leidende rol van de communistische partij’ af te zweren en zichzelf om te vormen tot een sociaal-democratische partij. Niet lang daarna, op 23 oktober 1989, op de 33ste verjaardag van het begin van de Hongaarse opstand schafte de regering in Boedapest de officiële naam ‘volksrepubliek’ af. Hongarije werd gewoon een republiek. De 23ste oktober werd tot nieuwe nationale feestdag uitgeroepen. De decommunisering van hun politieke terminologie baatte de sociaal-democratische partij echter niet. In de verkiezingen die het volgende jaar werden gehouden leden zij een verpletterende nederlaag. Ze haalden niet meer dan acht percent van de stemmen en moesten het bewind uit handen geven.

 

Eén van de gebaren waarmee de Hongaarse communisten hadden geprobeerd sympathie bij de burgers te wekken, was de opruiming, in het voorjaar van 1989, van de grensversperringen met Oostenrijk. Veel betekende dit niet voor de Hongaren zelf, die toch al vrij naar het Westen mochten reizen. Maar de Hongaarse communisten bleken hierdoor een achteruitgang te hebben geschapen waarlangs Oost-Duitsers naar West-Duitsland konden vluchten. Op aandringen van de Oost-Duitse regering, die zich op een hiertoe verplichtende verdragsbepaling kon beroepen, trachtte de Hongaarse regering hen aanvankelijk nog tegen te houden. Maar in september 1989 gaf zij dit op. Het gevolg was een grote uittocht van Oost-Duitsers.[49] Deze massale vlucht van haar burgers bracht nu ook de leiding van de DDR meer en meer in de problemen.

 

5. Oost-Duitsland (DDR): de val van de Muur[50]

 

De belangrijkste omwenteling in de Oost-Europese staten vond plaats in de Duitse Democratische Republiek (DDR). De onmacht van het regime, de vermolmde Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) om positief in te spelen op de eisen van de bevolking betekende het einde van het communisme in Oost-Duitsland. Het is in belangrijke mate het verhaal van een volksopstand met niet voorziene gevolgen. 

 

Op 7 oktober 1989, de 40ste verjaardag van de Duitse Democratische Republiek (DDR), ging Gorbatsjov naar Oost-Berlijn om de viering mee te maken en om met staatshoofd Erich Honecker[51] te praten. Gorbatsjov was razend populair bij de Oost-Duitse bevolking. De Sovjetleider maakte de Oost-Duitse partijtop er attent op dat ze moest reageren op de impulsen uit de samenleving of dat ze anders groot gevaar liep.[52] Met andere woorden: er moesten hervormingen komen. De oude Honecker begreep het niet echt. Hij geloofde nog steeds dat de DDR een goed socialistisch land was. Binnen de partijtop waren er echter een aantal leden, zoals Günther Schabowski, die de boodschap tot hervormingen wel hadden begrepen.

 

Ondertussen waren verschillende protestgroepen onder impuls van vooraanstaande dissidenten samengekomen in de belangrijkste anti-beweging, het Neues Forum. Een duidelijke overkoepelende politieke doelstelling was er niet. De gemeenschappelijke factor die de verschillende groepen aan elkaar bond, was onvrede over het verkalkte bestuur  en de zwakke economie van het land. Verandering, dat was de grootste eis. De beweging vond haar radicaalste stem niet in Oost-Berlijn, maar in Leipzig. De kerk speelde daar een belangrijke rol bij. Sinds het begin van de jaren tachtig al. De deuren werden geopend voor de verschillende 'dissidente’ bewegingen. Op 9 oktober 1989, twee dagen na het bezoek van Gorbatsjov, vond een massabetoging vanwege de oppositie plaats. 70.000 mensen scandeerden ‘Wir sind das Volk!’ Een beweging kwam op gang, die niet meer te stoppen viel.           

 

Twee weken later, op 18 oktober 1989, werd op een bijeenkomst van het Politburo Honecker ten val gebracht door een dubieuze coalitie van onzekere hervormers en opportunistische hardliners. De nieuwe ‘sterke’ man was Egon Krenz. Het regime had zozeer aan autoriteit ingeboet dat in het land openlijk gediscussieerd werd over onderwerpen die altijd taboe waren geweest. Op 4 november 1989 verzamelden zich op de Alexanderplatz in Oost-Berlijn een half miljoen mensen. Geweld bleef uit. Vooraanstaande dissidenten spraken de massa toe. Van enig bestuur was ondertussen geen sprake meer. De partijleiding was ontredderd. Op 7 november trad de regering af. Hervormers binnen de partij probeerden de volksopstand nog in de baan van een vernieuwd socialisme te leiden, maar niets kon nog weerstaan aan de druk die er in de loop van de jaren was ontstaan. Volledig de kluts kwijt maande het Politburo woordvoerder Günther Schabowski aan om in de dagelijkse persconferentie de wereldpers te laten weten dat de grenzen geopend werden om de burgers de mogelijkheid te geven om te reizen.[53] Dit betekende het einde van de strakke scheiding die sinds de bouw van de muur in 1961 tussen beide Duitslanden had bestaan.  Reeds de volgende dag nam Gorbatsjov contact op met enkele Westerse leiders om uiting te geven aan zijn ongerustheid over de vaart die de gebeurtenissen hadden genomen en aan zijn overtuiging dat het bestaan van twee Duitslanden voortvloeide uit de wil der geschiedenis. Maar hij ondernam niets. Op 13 november 1989 werd de reformistische communist Hans Modrow premier van de DDR. Egon Krenz trad in het begin van december al weer af als partijleider. De leiding van de DDR kwam nu geheel in handen van Modrow.

 

6. Bulgarije: een bureaucratische machtsoverdracht[54]

 

In Bulgarije werd op 9 november 1989 – dezelfde dag waarop de Muur zou vallen -   de oude leider Todor Zjivkov[55] vervangen door de reformistische communist Petr Mladenov. Hoe was dit gekomen?

 

Zjivkov leidde Bulgarije al sinds 1954 en hij had in al die jaren zijn regime steeds op tijd weten aan te passen aan de politiek uit Moskou. Met het aantreden van Gorbatsjov waren zijn problemen begonnen. Zjivkov was de perestrojka- en glasnostpolitiek van zijn vroegere studiegenoot Gorbatsjov niet echt genegen. Bulgarije bleef gekenmerkt door immobilisme op politiek en economisch vlak. Dit zorgde voor toenemende politieke spanningen. Zjivkov kanaliseerde die spanningen in een nationalistische campagne tegen de Turkse minderheid van het land. Die campagne had als resultaat dat ongeveer 350.000 Bulgaarse Turken naar Turkije emigreerden. De gevolgen voor de Bulgaarse politiek en economie waren desastreus: de haatcampagne had veel stof doen opwaaien in het Westen en in Turkije en vele bedrijven, winkels, dorpen, wijken liepen leeg door de emigratiegolf. Het was dus geen toeval dat de vervanging van de oude Zjivkov werd voorbereid door Politburo-leden die het meest met het buitenland in contact waren. Premier Atasanov, minister van buitenlandse zaken Mladenov en minister van buitenlandse handel Lukanov sloegen in de zomer van 1989 de handen in elkaar. Aan de tijd van stagnatie en immobilisme moest een einde komen.

 

Op 9 november werd Zjivkov door een stemming van zes tegen vier in het politburo gedwongen tot ontslag. Zijn val bracht een uitbarsting van vreugde en politieke activiteit te weeg. Verschillende oppositiegroeperingen werden opgericht en organiseerden bijna dagelijks protesten in de hoofdstad Sofia. De nieuwe partijleider en staatshoofd Mladenov kondigde een resem diepgaande hervormingen aan: de invoering van het meerpartijensysteem, de afschaffing van de leidende rol van de communistische partij, de vervolging van de corruptie, de omvorming van de communistische partij tot een democratische, socialistische partij en het herstel van de culturele rechten voor de Turkse minderheid.

 

Het grootste deel van de bevolking ging in eerste instantie akkoord met deze hervormingen. De communistische partij bleef de sterkste politieke kracht, vermits de oppositie niet in staat was nieuwe structuren op te bouwen. De traditioneel goede banden met Moskou bleven behouden. Van een revolutie kon in Bulgarije dus geen sprake zijn. Het was eerder een machtsoverdracht van een verouderde en vermoeide bureaucratie naar een jongere en meer dynamische bureaucratie.

 

7. Tsjecho-Slowakije: de ‘Fluwelen Revolutie’[56]

 

De gebeurtenissen in Oost-Duitsland brachten ook de bevolking van Tsjecho-Slowakije in beweging. De volksopstand daar staat bekend onder de benaming de ‘Fluwelen Revolutie’. Ze wordt door veel historici aanzien als de meest geweldloze, diepgaande en indrukwekkende revolutie uit de periode 1989-1991. De opstand in Tsjecho-Slowakije werd verpersoonlijkt door de figuur van de meest bekende dissident van het land: de toneelauteur Vaclav Havel.[57]

 

De hervormingspogingen van Gorbatsjov vanaf 1986 hadden ook in Tsjecho-Slowakije hun weerslag. Een geleidelijke dooi kwam op gang. Partijleider Gustav Husak[58] sprak in 1987 van de meest diepgaande economische hervormingen sinds de oprichting van de communistische Tsjecho-Slowaakse republiek in 1948.[59] Tegelijkertijd maakte hij duidelijk dat van politieke hervormingen geen sprake kon zijn. Ondertussen was binnen de communistische partij (KPC) ook een spanning ontstaan tussen jonge hervormers en oude apparatsjiks. Eind 1987 resulteerde dit in de opvolging van Husak als partijleider door Milos Jakes. Husak werd tot staatshoofd benoemd. Onder impuls van de omwentelingen in Polen en vooral Oost-Duitsland kwam eind 1989 de bevolking in beweging. Door oproepen van de Kerk[60] en het Burgerforum[61] ontstonden er massale demonstraties in Praag op het Wenceslasplein en in andere steden. De omvang en het overwegend vreedzaam karakter van de protesten dwongen de communistische partij te onderhandelen met het Burgerforum onder leiding van de voorzitter van Charta 77, Vaclav Havel. Die had sinds de onderdrukking door de troepen van het Warschaupact van de Praagse opstand van 1968 samen met andere dissidenten de illegale oppositie gevoerd tegen de communistische leiders. De conservatieve communisten moesten nu het veld ruimen en op 10 december installeerde president Gustav Husak, die door Brezjnev na de invasie van 1968 aan de macht was gebracht, een regering die in meerderheid uit niet-communisten bestond, al was de premier nog communist. Het was zijn laatste regeringsdaad, want hierna trad hij onmiddellijk af. Vaclav Havel volgde hem op als president. Alexander Dubcek[62], de politiek held van 1968, die bijna twintig jaar lang een non-person was geweest, werd voorzitter van het parlement. Aanvankelijk was de euforie groot, maar enkele jaren later schoot daar niet veel meer van over. Tsjecho-Slowakije bestond niet meer, Dubcek was in verdachte omstandigheden omgekomen en Havel bleek maar een middelmatig president te zijn. De Fluwelen Revolutie bleek eerder een technocratische machtsoverdracht geweest te zijn dan een echte ‘democratische revolutie’.[63]

 

8. Roemenië: de opstand tegen Ceaucescu[64]

 

Roemenië was de uitzondering in Oost-Europa. Hier ging de opstand tegen het communistisch regime van Nicolae Ceaucescu[65] wel gepaard met bloedvergieten. Op 15 december 1989, zes weken na de val van de Muur, brak de opstand uit in Roemenië. Over deze opstand is het laatste woord nog niet gezegd. Tot op vandaag doet de Roemeense casus de gemoederen politiek hoog oplaaien. Volgens sommigen was het een ‘volksrevolutie’, volgens anderen een nauwkeurig geplande staatsgreep tegen Ceaucescu door bureaucraten die hun greep op de macht wilden behouden.

 

Het regime van Ceaucescu was merkwaardig in vergelijking met de andere landen van het ‘reëel bestaande socialisme’. Toen hij in 1967 aan de macht kwam, werd hij aanzien als een soort hervormer. Hij voerde een politiek van ‘betrekkelijke’ onafhankelijkheid tegenover de Sovjetunie. Dat uitte zich in het publiekelijk afkeuren van de Sovjetinvasie in Praag in 1968 en in het op de tweede plaats stellen van het Warschaupact. Het leverde hem veel vrienden op, zowel in binnen- en buitenland. Uit linkse en rechtse hoek. Toch ontpopte hij zich als een dictator, die blijkbaar meer om zichzelf en zijn familie gaf, dan om zijn volk.

 

De gebeurtenissen in de rest van Oost-Europa leken aan Roemenië geheel voorbij te gaan. Op een vergadering van het Warschaupact was Ceaucescu nog de enige die het oude communisme verdedigde. Hij weigerde de andere landen te volgen in een verklaring die de interventie in 1968 in Tsjecho-Slowakije veroordeelde, hoewel hij daarvan destijds zelf een dapper tegenstander was geweest. Toch merkten bepaalde mensen dat er onder de oppervlakte iets vreemd aan de gang was. Half december 1989 begon het allemaal in Timisoara. In de Hongaarse lutherse kerk aldaar werd opgeroepen tot opstand. Twee dagen later kwam het leger tussenbeide. Er werd geschoten. De hoeveelheid slachtoffers is niet bekend, maar waarschijnlijk lag het rond de honderd. Opvallend is dat in de Westerse pers berichten verschenen over duizenden doden. Dat had alles te maken met een staaltje manipulatie van de bovenste plank.[66] Drie dokters ontdekten dit mediabedrog. Alles draaide om een massagraf dat gevonden was in Timisoara met honderden zwaar verminkte opengereten lijken. Dit moest het ultieme bewijs brengen van de bloeddorstigheid van het Ceaucescu-regime. De ontmaskering van deze opgezette zaak kreeg toen relatief weinig aandacht in de wereldpers.    

 

In Boekarest verroerde Ceaucescu geen vin. Hij verkeerde nog steeds in de waan dat zijn volk van hem hield en hij riep op voor een massabijeenkomst op het centrale plein van Boekarest. We konden live op tv de beelden volgen. Nicolae en echtgenote Elena Ceaucescu werden uitgejouwd door de menigte. Ze stonden radeloos op het balkon. Meteen nadien braken er onlusten uit in de hoofdstad. Het was niet duidelijk wie op wie schoot en wie wie steunde. De geheime dienst, de Securitate, leverde gevechten met het leger, dat kennelijk de kant van het volk gekozen had. Binnen het Politburo speelden zich ook bizarre verschuivingen af. Het leek er sterk op dat Ceaucescu in de steek werd gelaten.

 

Op 22 december 1989 eindigde het twintig jaar onafgebroken leiderschap van Ceaucescu in een vlucht per helikopter. De mensen op straat wisten met hun blijdschap geen blijf. Overal werd er gevierd. Maar het was niet gedaan. Er was een machtsvacuüm ontstaan. Enkele  breinen van het ministerie van Defensie, zoals Ion Iliescu en Stefan Kostyal kwamen bij mekaar om de nieuwe macht te organiseren. Ze richtten het Nationale Heilsfront op. Ze kwamen in botsing met enkele populaire intellectuelen, die het vooral over vrijheid en vrije verkiezingen hadden. Het Nationale Heilsfront wilde vooral de macht en het overheidsapparaat onder controle  krijgen. Na de korte euforie werd er terug geschoten in de straten van Boekarest. Op dat moment wist bijna niemand wat er aan de hand was. De meesten dachten dat Ceaucescu hier nog voor verantwoordelijk was. Meer en meer bewijzen zijn aan de oppervlakte gekomen dat het nieuwe regime rond Iliescu verantwoordelijk was voor deze terreur. Door paniek te zaaien moest de machtsgreep gerechtvaardigd overkomen. De Securitate en de legertop steunden onvoorwaardelijk het nieuwe regime. Het volk was dus buitenspel gezet door een staatsgreep van mensen uit de kliek rond Ceaucescu, van generaals van het leger en van de Securitate.     

 

Het hoogtepunt van deze staatsgreep was de terechtstelling van het echtpaar Ceaucescu. Overal ter wereld kon men zien hoe een illegale militaire rechtbank, ingesteld door de nieuwe machthebbers, het koppel veroordeelde tot de doodstraf, die daarna ook direct werd uitgevoerd. De hele wereld juichte deze al dan niet terechte politieke afrekening toe.

 

9. De eenmaking van Duitsland[67]

 

Het moeilijkste probleem waarvoor de omwentelingen in Oost-Europa de voornaamste beleidsmakers plaatste, was dat van de toekomst van de DDR. De openstelling van de grens met de BRD had de stroom van Oost-Duitsers naar het Westen alleen maar doen groeien. Helmut Kohl[68], de West-Duitse bondskanselier, ontwikkelde op 28 november 1989 in een toespraak tot de Bondsdag een plan tot vereniging van de beide Duitslanden, zonder daarbij overigens termijnen te noemen. Zulk een plan leek het enige middel om de trek van de burgers van de DDR naar de BRD te stoppen en het hoofd te bieden aan de economische problemen die de openstelling van de DDR had blootgelegd. De regering van Hans Modrow kon die problemen in de verste verte niet aan. In de vrije verkiezingen die op 18 maart 1990 werden gehouden, behaalde zijn communistische partij (nu: PDS, partij van het democratisch socialisme) niet meer dan achttien percent van de stemmen. Overwinnaars werden de christen-democraten (CDU) van Lothar de Maizière, die krachtige steun van bondskanselier Kohl had gekregen. De Maizière vormde na deze verkiezingen een niet-communistische regering. Hoewel Gorbatsjov aanvankelijk negatief reageerde op de plannen die Helmut Kohl over de hereniging van beide Duitslanden had ontvouwd, zat er ook voor hem op den duur niet veel anders op dan de eenwording te aanvaarden, hoezeer die ook de ineenstorting van de macht van de Sovjetunie in Oost-Europa onderstreepte. De vraag was alleen hoe de internationale status van een verenigd Duitsland er uit moest zien. Bondskanselier Kohl wenste, daarbij gesteund door zijn Westerse bondgenoten, dat een verenigd Duitsland lid van de NAVO bleef. Hij toonde zich, daartegenover, bereid de Sovjetunie in haar moeilijke overgang naar de vrije markt met kredieten en subsidies te steunen. Na lange aarzeling verklaarde Gorbatsjov zich tenslotte in juli 1990 in een conferentie met Kohl bereid te aanvaarden dat het verenigde Duitsland lid van de NAVO zou blijven. Daarmee was de weg vrij voor de eenwording van Duitsland. Op 3 oktober 1990 werd die met een groots feest voltrokken. Met de hereniging van Duitsland werd de Koude Oorlog officieel beëindigd. Het wegvallen van de heerschappij van de Sovjetunie over Oost-Europa was een feit.

 

10. Joegoslavië: het uiteenvallen van de veelvolkerenstaat[69]

 

Joegoslavië bekleedde een aparte plaats in de communistische wereld. Het had sinds 1948 geen banden meer met de Sovjetunie en trachtte via onafhankelijke bevindingen tot een communistische maatschappij te komen. Sinds de dood van Josip Tito[70] in 1980 en het aantreden van de Servische nationalist Slobodan Milosevic in 1987 was het Joegoslavisch communistisch model geleidelijk aan verdwenen. Hoewel een economische crisis het land teisterde, was er van omwentelingen in 1989 in Joegoslavië eigenlijk geen sprake. Waar wel sprake van was, was van een sterk opkomend nationalisme. De verschillende regio’s en volkeren, die een vorm van autonomie genoten onder de charismatische leider Tito, wensten op gescheiden weg hun ontwikkeling te bewerkstelligen. In januari 1990 werd in de Joegoslavische Federatie het meerpartijenstelsel opgericht. De leidende rol van de Liga van Communisten werd uit de grondwet geschrapt. Nieuwe partijen werden opgericht, meestal op basis van een nationalistisch programma. Bij de verkiezingen van april en mei 1990 in de deelstaten Slovenië en Kroatië, wonnen de nationalisten het pleit. Hierdoor stegen de nationalistische en etnische spanningen nog meer. Deelstaat Slovenië zette de eerste stap en scheurde zich na de verkiezingen af. Iets later besliste Kroatië ook om te scheiden. De nationalist Franco Tudjman werd er de eerste president. Ondertussen vormde Milosevic zijn communistische partij om tot een ‘socialistische’ partij waarbij hij zijn uitgesproken Servisch-nationalistische koers nog versterkte. Zijn partij wenste het voortbestaan van Joegoslavië, maar dan onder hegemonie van de Serviërs. Sommigen droomden luidop van een Groot-Servië. De toename en complexiteit van al deze gebeurtenissen zorgden ervoor dat er een totale burgeroorlog ontstond. Het Servische leger viel Slovenië en Kroatië aan omwille van hun eenzijdige beslissing tot onafhankelijkheid. De oorlog in Slovenië duurde niet echt lang en de ravage bleef er beperkt. In Kroatië echter vonden er zeer hevige gevechten plaats. De grootste moeilijkheid was dat een aanzienlijk deel van Kroatië bewoond werd door Serviërs. De Kroaten wilden dat Servisch deel gewoon inlijven, wat de Serviërs op basis van hun nationalistische aanspraken niet konden aanvaarden. De burgeroorlog duurde meer dan een jaar en eiste vele mensenlevens. Eind 1991 werd door beide vechtende partijen onder druk van de Verenigde Naties (UNO) een wapenstilstand aanvaard. In december hield de federale republiek Joegoslavië op te bestaan toen de Europese Gemeenschap, onder leiding van Duitsland, de republieken Slovenië en Kroatië definitief erkende. De veelvolkerenstaat die voor velen het symbool was voor een alternatief socialisme, voor een gedecentraliseerd, op zelfbeheer gebaseerd socialisme had zichzelf geofferd op het altaar van het nationalistisch egoïsme. Nog geen jaar later laaide de oorlog zelfs weer op, ditmaal in het zeer complexe Bosnië-Herzegovina. Een bloedige burgeroorlog, waar ook de NAVO bij betrokken was, teisterde het land gedurende enkele jaren. Macedonië werd voorlopig als laatste een onafhankelijke staat.[71]

 

11. Albanië: het einde van een buitenbeentje[72]

 

Ook het aparte communistische regime van Albanië – door sommigen getypeerd als ‘stenen tijdperk communisme’ - kon de druk van de veranderingen in de rest van Oost-Europa, en zeker in die van haar buurland Joegoslavië, niet de baas. Het was het laatste dominosteentje in de rij. De planeconomie had er eveneens haar limieten bereikt en in juli 1990 vluchtten duizenden Albanezen via westerse ambassades hun land uit. Eind november bereikte de onrust een hoogtepunt met gewelddadige botsingen tussen betogers en de politie in de steden Shkodër en Tirana. Na de aankondiging van enkele hervormingen om de gemoederen te benaderen ging op 11 december 1990 het regime van president Ramiz Alia[73], de opvolger van de meer bekende leider Enver Hoxha[74], gedeeltelijk door de knieën. De Partij van de Arbeid van Albanië aanvaardde het meerpartijenstelsel, vernieuwde het Politburo en zwoer het ‘stalinisme’ (marxisme-leninisme) af. President Alia schreef voor februari 1991 vrije verkiezingen uit. De pas opgerichte Democratische Partij van Albanië (APL) zou het daarbij halen. Dat feit betekende meteen ook het einde van het communistische Albanië. De omwenteling in het arme land zou ook haar stempel drukken op de kwestie Kosovo.

 

12. De implosie van de Sovjetunie[75]

 

De gebeurtenissen in Oost-Europa met als hoogtepunt de hereniging van Duitsland deden vele commentatoren speculeren over de nabije toekomst van de Sovjetunie. Wat was daar aan de hand? Kon dat immense land zo’n diepgaande crisis overleven? Had Gorbatsjov nog greep op de Sovjetmaatschappij?

 

Door het sterk opkomend nationalisme in de verschillende Sovjetrepublieken en door de diepe politieke en economische crisis, veroorzaakt door het ondoordacht invoeren van kapitalistische methodes in de planeconomie of commando-economie, was de kans op een hevige burgeroorlog binnen de Sovjetunie reëel.  Het was lijmen wat er nog te lijmen viel. De desintegratie, voornamelijk veroorzaakt door de kloof tussen de perestrojka en glasnost en de ingewikkelde nationaliteitenkwestie, ging aan een snel tempo verder. Gorbatsjov was tussen twee kampen verzeild geraakt, de zogenaamde radicale hervormers onder leiding van Boris Jeltsin, die resoluut voor de vrije markt kozen en de oude bureaucraten, die koste wat kost hun macht en hun privilegies wensten te behouden. Voor Gorbatsjov was het moeilijk werken in dergelijke situatie.

 

In de ochtend van maandag 19 augustus 1991 gebeurde wat al door sommigen voorspeld was. De hele wereld werd opgeschrikt door het nieuws dat er een coup had plaatsgevonden in de Sovjetunie. Een ‘Staatscomité voor de noodtoestand in de USSR’ onder leiding van vice-president Janajev had de macht in handen genomen en Gorbatsjov in afzondering geplaatst op de Krim. Doelstelling was de bestuurlijke orde in het land te herstellen en het uiteenvallen van de Sovjetunie te verhinderen.

 

De zogenaamde hervormers onder leiding van Boris Jeltsin gingen in het verzet. Ondanks het feit dat in de ochtend van 19 augustus tanks en troepen Moskou binnenstroomden, wist Jeltsin met een aantal medewerkers het Witte Huis te bereiken. Daar zal hij de steun krijgen van Sjevernadze en Jakovlev. Omstreeks het middaguur verliet hij het Witte Huis en klom op een tank die samen met enkele andere tanks werkloos voor het gebouw stond opgesteld. Hij las een oproep voor ‘aan de burgers van Rusland’. De oproep verklaarde het Comité voor de noodtoestand onwettig en eiste dat president Gorbatsjov de gelegenheid kreeg zich tot het volk te richten. De soldaten werden opgeroepen niet mee te doen en de burgers werden opgeroepen in staking te gaan. Er was geen gigantische reactie van de bevolking en ook een gewapend optreden bleef uit. Gorbatsjov uitte later lovende kritiek aan het adres van Jeltsin:

 

“Van enorm belang was de strijd die Boris Jeltsin tegen de coupplegers organiseerde. Hij nam een moedig standpunt in, trad doortastend op en nam de volledige verantwoordelijkheid van het land op zich.” [76]

 

Het Comité voor de noodtoestand echter heeft bij deze staatsgreep geen enkel blijk van doortastendheid gegeven. Het feit alleen al dat het Jeltsin en de zijnen ongemoeid liet, toen hun arrestatie nog een eenvoudige zaak moet zijn geweest, spreekt boekdelen. Op de ochtend van de derde dag van de coup beschouwde het de zaak blijkbaar als verloren. Vier van zijn leden vlogen naar de Krim en meldden zich aan bij Gorbatsjov. Wellicht hoopten zij op bemiddeling. Maar Gorbatsjov weigerde hen te ontvangen. Zij werden gevolgd door een delegatie uit het Witte huis onder leiding van Jeltsins vice-president Alexander Roetskoj. Samen met hen keerde Gorbatsjov op 22 augustus naar Moskou terug. De leden van het Staatscomité werden allen in hechtenis genomen, behalve de minister van binnenlandse zaken Poego, die voor zijn arrestatie zelfmoord pleegde.

 

Gorbatsjov wenste door te gaan met de hervormingen:

 

“De belangrijkste les die wij uit de gebeurtenissen van augustus kunnen trekken is dat de weg van de democratische hervormingen versneld moet worden afgelegd. Allereerst moeten alle obstakels op de weg naar de markteconomie die door de oude structuren zijn opgeworpen, opgeruimd worden. Het ondernemerschap moet volledige vrijheid krijgen, het monopolisme, de dwangmethodes en dictaten van bovenaf moeten worden afgeschaft, en de belangrijkste instellingen van de markteconomie moeten versneld worden opgezet.”[77]

 

Gorbatsjov kwam echter zeer gehavend uit de mislukte coup tevoorschijn. Zijn naaste medewerkers en vrijwel de gehele bestuurlijke staf waarmee hij zich had omringd, hadden meegedaan of zich op het kritieke ogenblik op de vlakte gehouden. Geen wonder dat hier en daar de verdenking rees dat hij op een of andere wijze medeplichtig was geweest aan deze poging tot staatsgreep. Hij zat nu zonder regering. Daartegenover had Boris Jeltsin in deze dagen op overtuigende wijze de rol van held en leider gespeeld. Hij bezat thans groot gezag en liet dat Gorbatsjov bij diens terugkeer behoorlijk voelen. Deze kon er niet omheen een aantal belangrijke posten van de vele die waren opengevallen te bezetten met kandidaten van Jeltsin. Dit alles gaf Jeltsin veel invloed in het bestuur van de Unie. Tijdens een gemeenschappelijk optreden voor de Opperste Sovjet van de Russische Federatie (RSFSR), de dag na Gorbatsjovs terugkeer in Moskou, veroorloofde hij zich enkele barse uitvallen tegen hem. Gorbatsjovs goede woord voor de communistische partij, die immers miljoenen fatsoenlijke leden telde, beantwoordde hij met de demonstratieve ondertekening ter plekke van een decreet dat in de RSFSR alle activiteiten van de communistische partij verbood. Het moet Gorbatsjov door dit alles wel duidelijk zijn geworden dat de communistische partij niet meer te redden was. De volgende dag maakte hij in een korte toespraak voor de televisie bekend dat hij aftrad als secretaris-generaal van de partij en dat hij last zou geven haar bezittingen te nationaliseren en de partijcellen in leger, politie en KGB te ontbinden. Zo maakte de coup een einde aan de heerschappij die de communistische partij bijna driekwart eeuw in Rusland had uitgeoefend. Zijn symbolische uitdrukking vond dit feit in de teruggave van Leningrad van haar oude naam Sint-Petersburg.

 

De coup, die de desintegratie van de Sovjetunie had moeten voorkomen, heeft deze door haar mislukking juist versneld. De ene republiek na de andere proclameerde na afloop haar onafhankelijkheid. De vraag rees nu hoe men deze afbrokkeling van het Sovjetrijk het best kon begeleiden? Het antwoord daarop liet niet lang op zich wachten. Op 8 december 1991 werd het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) opgericht in de Wit-Russische hoofdstad Minsk. Dit samenwerkingsverband stond open voor alle lidstaten van de voormalige Sovjetunie. De leden erkenden de onschendbaarheid van elkaars bestaande grenzen. Een centrale regering was er niet meer. Over de vorming van het GOS was geen overleg gepleegd met Gorbatsjov. Die ervaarde dit als zijn politiek overlijden. Op 25 december kondigde hij in een korte toespraak voor de televisie zijn aftreden aan. Hij was het niet eens met de ontbinding van de Unie, maar hij zou het Gemenebest steunen. Daarmee verdween een groot staatsman, die evenwel faalde in zijn opdracht, van het politieke toneel. Zijn poging de bestaande orde te hervormen was in minder dan zeven jaar uitgelopen op de totale ineenstorting van die orde. Op 30 december 1991 was het einde van de Sovjetunie een definitief feit. Er was vrijwel geen bloedvergieten aan te pas gekomen.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

 

[20] Ik gebruik verschillende termen door mekaar: ‘het reëel bestaande socialisme’, ‘het communisme’, ‘het socialisme’. De eerste term lijkt me echter de historisch meest correcte.

[21] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: BEZEMER (J.W.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. GORBATSJOV (M.), Perestrojka. Een nieuwe visie voor mijn land. Utrecht, 1987. KAGARLITSKY (B.), The disintegration of the monolith. London-New York, 1992. 

[22] Michail Sergeievitsj Gorbatsjov (1931), laatste leider van de Sovjetunie van 1985 tot 1991, ontwikkelde de perestrojka- en glasnostpolitiek, ijverde voor verregaande ontwapening en voor verbetering van de internationale relaties, zette ongewild de deur open voor het einde van de Sovjetunie.

[23] Vladimir Ilitsj Lenin (1870-1924), echte naam: Vladimir Ilitsj Oeljanov, marxistische theoreticus, leider van de Bolsjevieken in de Russische Oktoberrevolutie van 1917, stichter van de KPSU, stichter van de Sovjetunie, na interne machtsstrijd opgevolgd door Stalin.

[24] Josef Vissarionovitsj  Stalin (1879-1953), echte naam: Josef Vissarionovitsj Dzjugasjvili, leider van de Sovjetunie van 1924 tot 1953, ontwikkelde het concept van ‘het socialisme in één land’, voerde een politiek van versnelde industrialisatie en van gedwongen collectivisatie gepaard gaande met massale terreur, leidde het Rode Leger naar de overwinning in de Grote Vaderlandse Oorlog tegen het fascisme, bouwde de Sovjetunie uit tot een grootmacht, werd na zijn dood en na een interne machtsstrijd opgevolgd door Chroesjstjov.

[25] Leonid Ilitsj Brezjnev (1906-1982), leider van de Sovjetunie van 1964 tot 1982, ontwikkelde het concept dat een militaire interventie vanwege de Sovjetunie gerechtvaardigd is als de gemeenschappelijke belangen van de socialistische landen bedreigd worden, onder zijn bewind werden de defensie-uitgaven sterk verhoogd met als voornaamste gevolg dat de Sovjetmaatschappij stagneerde. De kritiek op de stagnatie onder Brezjnev dient echter genuanceerd te worden. Ze vond veel weerklank in politieke en intellectuele kringen, maar het merendeel van de Sovjetburgers ervaarde het regime van Brezjnev als legitiem en stabiel. Dit om verschillende redenen: gewaarborgd levensonderhoud, sociale zekerheid, onwetendheid en censuur. Zie hiervoor: HOBSBAWM (E.), Een eeuw van uitersten. Utrecht, 1995, pp. 548-549.

[26] Nikita Sergeievitsj Chroesjstjov (1894-1971), leider van de Sovjetunie van 1953 tot 1964, volgde in 1953 na een interne strijd de in datzelfde jaar overleden Josef Stalin op, bracht in 1956 geheim rapport over Stalinperiode uit wat een begin van de destalinisatie betekende, onder zijn bewind kwam er een breuk met vroegere bondgenoten China en Albanië, hij voerde een buitenlandse politiek van vreedzame coëxistentie.

[27] Boris Nikolajevitsj Jeltsin (1931), eerste leider van Rusland na de implosie van de Sovjetunie, maakte voordien carrière binnen de communistische partij, stond bekend als de grote hervormer en verkreeg hierdoor in de laatste jaren van de Sovjetunie een enorme populariteit. 

[28] Deze onderverdeling van de perestrojka in drie componenten is de analyse van COOLSAET (R.), Internationale politiek na 1945. Universiteit Gent, cursus politieke wetenschappen, 2000-2001, eigen notities.

[29] De détente van de eerste helft van de jaren ’70 behoorde op dat ogenblik alweer geruime tijd tot het verleden. In de tweede helft van de jaren ’70 was de Sovjetunie zich gaan bemoeien in landen als Nicaragua, Angola, Ethiopië en natuurlijk Afghanistan.

[30] Ronald Reagan (1911), Amerikaans president van 1981 tot 1989, voerde een neoliberaal binnenlands beleid (Reagonomics), lanceerde het idee van een defensieschild (Star Wars Program), ondertekende de ontwapeningsakkoorden die door Sovjetleider Gorbatsjov waren voorgesteld, werd opgevolgd oor zijn vice-president George Bush.

[31] Hiermee knoopte Gorbatsjov aan bij de droom van Charles De Gaulle, namelijk die van een Europa ‘de l’Atlantique à l’Oural’. Ook de link met de détente-oefening in de jaren zestig van Belgisch buitenlandminister Pierre Harmel kan gelegd worden. Zie: COOLSAET (R.), Internationale Politiek na 1945. Universiteit Gent, cursus politieke wetenschappen, 2000-2001, eigen notities. Zie ook: COOLSAET (R.), België en zijn buitenlands beleid 1830-1990. Leuven, 1998.

[32] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: MENTZEL (V.), SAICH (T.), e.a., Hemelse vrede. De lente van Peking. Amsterdam, 1989. NIMING (F.), Op het scherp van de snede. Achtergronden en en ontwikkeling van de volksbeweging in China. Kampen, 1990. LIANG (Z.), NATHAN (A.J.) en LINK (P.), Het Tienanmen-dossier. Amsterdam, 2001. SALISBURY (H.E.), 13 dagen in juni. Als ooggetuige in China. Baarn, 1989. 

[33] Deng Xiaopeng (1904-1997), Chinees communistisch politicus, leider van de Volksrepubliek China van 1976 tot 1997, voerde een economische hervormingspolitiek.

[34] Mao Zedong (1893-1976), Chinees communistisch leider, leider van de Volksrepubliek China van 1949 tot 1976, onder zijn leiderschap veroverde de CCP, na een oorlog met de Japanse bezetter en de nationalistische partij de Kwo-min-tang, de staatsmacht en werd de Volksrepubliek China gesticht, hij voerde een radicale politiek met de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ en de ‘Culturele Revolutie’, werd na zijn dood opgevolgd door Deng Xiaopeng. Voor meer info, zie bijvoorbeeld: SPENCE (J.), Mao. Amsterdam-Leuven, 2001.

[35] Voor een boeiende bespreking van de Pekingse Lente, lees het Tien An Men-dagboek van Amerikaans China-specialist SALISBURY (H.E.), 13 dagen in juni. Als ooggetuige in China. Baarn, 1989.  

[36] Over het aantal doden en vermisten is nog steeds onduidelijkheid. Ik spreek hier dan ook geen specifiek aantal uit. Vermoed wordt dat het om enkele honderden dodelijke slachtoffers ging en niet om duizenden zoals in 1989 in de Westerse pers werd verteld.

[37] Zie: LIANG (Z.), NATHAN (A.J.) en LINK (P.), Het Tienanmen-dossier. Amsterdam, 2001.

[38] Zie: VANWALLE (I.), Geheime documenten over het Tienanmen-incident. Uit de rode hoed getoverd. In : ‘Standaard der Letteren’, 8/03/2001.

[39] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BEZEMER (J.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. GARTON ASH (T.), De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990. GLENNY (M.), FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. MICHIELSEN (P.), Het eeuwige Polen. Een biografie van de verandering. Amsterdam, 1991. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Europe since 1945. London, 1993.

[40] Lech Walesa (1943), werkte als elektricien op de Lenin-scheepswerven in Gdansk, ontpopte zich als populair vakbondsleider van Solidarnosc, wist het communistisch regime omver te werpen, werd de eerste niet-communistische president van Polen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Voor meer info, zie bijvoorbeeld: WALESA (L.), De weg van de hoop: autobiografie. Utrecht, 1987.

[41] Rolf Falter, historicus-journalist bij De Standaard wijst daar op in zijn boek: Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991, p. 70. Timothy Garton Ash vindt het zelfs de cruciale gebeurtenis in de transitie van een communistisch naar een kapitalistisch Oost-Europa. Zie: De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990, p. 366.   

[42] Karol Wojtyla (1920), Poolse kardinaal, werd in 1978 benoemd tot Paus Johannes Paulus II, is tot op vandaaag de Paus.

[43] Haar eerste succesvolle actie en tegelijk haar op de voorgrond treden was in 1980 bij de staking op de Lenin-scheepswerven in de havenstad Gdansk. Electricien Lech Walesa ontpopte zich als de populaire vakbondsleider.

[44] Wojciech Jaruzelski (1923), communistisch leider en generaal, staatshoofd van Polen van 1981 tot 1990, werd opgevolgd door zijn rivaal Lech Walesa.

[45] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BEZEMER (J.W.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991.  GARTON ASH (T.), De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Europe since 1945. London, 1993.

[46] Rolf Falter spreekt van een ‘revolutie van boven’. Zie: Het langzame einde van het Sovjet-imperium. p. 80. Timothy Garton Ash hanteert voor Hongarije en Polen de term ‘hervolutie’, de wisselwerking tussen een hervorming van bovenaf en een revolutie van onderuit. Zie: De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990, p. 279.

[47] Imre Nagy (1896-1958), Hongaars politicus, was van 1953 tot 1955 premier maar moest aftreden wegens zijn afwijkende koers ten opzichte van Moskou, vormde in 1956 een tegenregering naar aanleiding van de Hongaarse opstand, na neerslaan van de opstand vluchtte hij maar werd hij gevat en in 1958 terechtgesteld.

[48] Janos Kadar (1912-1989), Hongaars communistisch politicus, was van 1948 tot 1950 minister van binnenlandse zaken, werd in 1951 gearresteerd en tot 1954 gevangen gehouden, tijdens de Hongaarse opstand van 1956 werd hij benoemd tot eerste secretaris van de PSOH, na neerslaan van Hongaarse opstand consolideerde hij de macht van de communisten, voerde vanaf de jaren ‘60 een politiek van gematigde liberalisering.

[49] Zie: GLENNY (M.), Hongarije, de trampoline naar het Westen. In: ‘De Morgen’, 11/1999.

[50] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseert op volgende werken: BEZEMER (J.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.) Het langzame einde van het Sovjet imperium. Leuven, 1990. GARTON ASH (T.), De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990. GLENNY (M.), In: ‘De Morgen’,  SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Europe since 1945. London, 1993.

[51] Erich Honecker (1912-1994), Oost-Duits communistisch politicus, volgde in 1971 Walter Ulbricht (1893-1973) op als leider van de DDR, kwam in 1989 ten val onder druk van toenemend volksprotest tegen zijn verstard regime.

[52] Brits historicus Misha Glenny sprak in zijn befaamde reeks ‘Pushing back the curtains’ die hij voor BBC Radio 4 maakte, van “De doodskus van Gorbatsjov”. In: ‘De Morgen’, 8/11/1999.

[53] Zie: SCHLÖMER (F.), De man die de Muur deed opengaan. In: ‘De Morgen’, 9/11/1999.

[54] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: BEZEMER (J.W.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjetumperium. Leuven, 1991. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Europe since 1945. London, 1993.

[55] Todor Christov Zjivkov (1911), Bulgaars communistisch politicus, was tijdens WO II partizanenleider, maakte na de oorlog carrière in de communistische partij, werd in 1954 partijleider, in 1962 premier en in 1971 staatshoofd, trad in 1989 af ten voordele van hervormingsgezinde communisten.

[56] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BEZEMER (J.W.), het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. GARTON ASH (T.), De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Eastern Europe since 1945. London, 1993.

[57] Vaclav Havel (1936), prominente Tsjechische toneelauteur, was de bekendste dissident tijdens het communistisch regime, werd de eerste niet-communistische president van Tsjecho-Slowakije sinds 1948, werd in januari 1993 president van Tsjechië.

[58] Gustav Husak (1913-1991), Tsjecho-Slowaaks communistisch politicus, werd in 1969 leider van de KPC en gaf leiding aan de reactie op de liberaliseringsperiode onder Dubcek, werd in 1975 tevens president, trad eind 1989 af onder druk van groot volksprotest.

[59] In 1948 kwamen de Tsjechische communisten, ondersteund door het Rode Leger, aan de macht door een staatsgreep.

[60] De stokoude kardinaal Tomasek uitte al langer scherpe kritiek op het communistisch regime.

[61] Het Burgerforum was de verzameling van allerlei oppositiegroeperingen, van links tot rechts.

[62] Alexander Dubcek (1921-1992), Tsjecho-Slowaaks communist, ijverde voor een ‘socialisme met een menselijk gelaat’,  was de eerste secretaris van de KPC van 1968 tot 1969, werd door de Sovjetinvasie van al zijn functies ontheven, hij kwam in 1992 om in een verdacht auto-ongeval. Voor meer info, zie bijvoorbeeld zijn autobiografie: DUBCEK (A.), De autobiografie van een idealist. Amsterdam, 1993.

[63] Zie: GLENNY (M.), Fluwelen Revolutie of technocratische machtsoverdracht? In: ‘De Morgen’, 26/11/1999.

[64] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: BEZEMER (J.W.), Het einde van de Sovjetunie. Amserdam, 1992 CASTEX (M.), Un mensonge gros comme le siècle. Roumanie, histoire d’une manipulation. Paris, 1990. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. GLENNY (M.), De haat van 20 miljoen Roemenen. In: ‘De Morgen’, 27/11/1999. LOUPAIN (V.), La révolution n’a pas eu lieu. Roumanie, l’histoire d’un coup d’Etat. Paris, 1990. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Eastern Europe since 1945. London, 1993. 

[65] Nicolae Ceaucescu (1918-1989), Roemeens communistisch politicus, werd in 1952 gewoon lid van het Centraal Comité van de communistische partij, in 1955 van het Politburo, na de dood van het eerste Roemeense communistische staatshoofd Georghiu-Dej in 1965 werd hij partijleider, in 1967 werd hij staatshoofd, stelde zich onafhankelijk op van de Sovjetunie, kwam in 1989 ten val door een opstand/staatsgreep en werd samen met zijn vrouw Elena geliquideerd. Zie bijvoorbeeld de biografie: DURANDIN (C.), Nicolae Ceaucescu. Vérités et mensonges d’un roi communiste. Paris, 1990.

[66] Zie: CASTEX (M.), Un mensonge gros comme le siècle. Roumanie, histoire d’une manipulation. Paris, 1990. De auteur was voor het persagentschap AFP aanwezig bij de gebeurtenissen in Roemenië.

[67] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: BEZEMER (J.W), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. GARTON ASH (T.), De vruchten van de tegenspoed. Haarlem, 1990. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Eastern Europe since 1945. London, 1993.

[68] Helmut Kohl (1930), West-Duits christen-democratisch politicus (CDU), laatste bondskanselier van West-Duitsland, eerste bondskanselier van het eengemaakte Duitsland, werd opgevolgd door de sociaal-democraat Gerard Schröder.

[69] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken en artikels: DETREZ (R.), De sloop van Joegoslavië. Antwerpen-Baarn, 1996.  FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Eastern Europe since 1945. London, 1993.

[70] Josip Tito (1892-1980), echte naam: Josip Broz, maakte als krijgsgevangene de Oktoberrevolutie mee, nam in 1941 de wapens op tegen het Duitse en Italiaanse fascisme en werd de leider van het partizanenverzet, werd in 1943 maarschalk, na WO II verwierf Tito de heerschappij van de Communistische Partij in zijn land, werd in 1948 voor zijn van de Sovjetunie onafhankelijke koers door Stalin veroordeeld als ‘renegaat’, voerde in 1950 een politiek van arbeiderszelfbestuur in de bedrijven in, ontpopte zich internationaal als een van de leiders van de beweging van ongebonden landen,  hij leidde Joegoslavië tot 1980.

[71] De Kosovaarse kwestie was ook al bezig, maar het kwam nog niet tot een openlijke oorlog zoals in 1999.

[72] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. SWAIN (G.) en SWAIN (N.), Eastern Europe since 1945. London, 1993.

[73] Ramiz Alia (1925), Albanees communistisch politicus, leider van Albanië van 1982 tot 1991, opvolger van Enver Hoxha.

[74] Enver Hoxha (1908-1985), Albanees communistisch politicus, stichter en eerste secretaris-generaal van de Partij van de Arbeid van Albanië, leider van Albanië van 1945 tot 1982, onder zijn leiding transformeerde Albanië van een semi-feodaal land tot een geïndustrialiseerde natie, was een groot aanhanger van Stalin, na de breuk tussen de Sovjetunie en China in 1962 koos hij de kant van Mao Zedong, in 1978 verbrak hij de goede relatie met China wegens diens politiek van toenadering tot de VSA.

[75] Dit deeltje is hoofdzakelijk gebaseerd op volgende werken: BEZEMER (J.W.), Het einde van de Sovjetunie. Amsterdam, 1992. FALTER (R.), Het langzame einde van het Sovjet-imperium. Leuven, 1991. GORBATSJOV (M.), De Augustuscoup. Utrecht, 1991. KAGARLITSKY (B.), The disintegration of the monolith. London-New York, 1992.

[76] GORBATSJOV (M.), De Augustuscoup. Utrecht, 1991, p. 27

[77] GORBATSJOV (M.), De Augustuscoup. Utrecht, 1991, pp. 34-35.