Prostitutie te Gent tijdens de negentiende eeuw. (Els Van Doorsselaer)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 1. Prostitutie

 

Hoofdstuk 1. Definitie

 

A. Wat is prostitutie?

 

Wat verstaan we onder prostitutie? Geen evidente vraag, want het begrip is sterk cultureel bepaald en de invulling ervan is ook zeer tijdsgebonden. 

 

Volgens het oude Romeinse Recht  kan men spreken van een prostituée als zij  ‘de algemene vraag naar geslachtelijke omgang openlijk en onbeperkt bevredigt’ '[69].  Over het aspect betaling wordt er in deze omschrijving niet gerept. In de Digesta daarentegen wordt iedere vrouw prostituée genoemd die haar lichaam verkoopt aan meerdere mannen, zonder keuze, sine delectu, en tegen betaling, pecunia accepta[70]. Hier wordt dus wel degelijk een vorm van betaling tegenover de 'gunsten' van de vrouw gesteld.

 

Volgens Van Haeften komt de eerste poging tot begripsomschrijving van Solon (630-560 voor Christus). Hij zei dat elke vrouw die haar lichaam tegen betaling wegschenkt een prostituée is. De eerste staatsbordelen zijn volgens hem dan ook de verdienste van de man, want prostitutie was een noodzakelijk kwaad en had als voordeel dat eerbare vrouwen niet werden aangerand[71].

 

Bloch, die in 1912 het boek ' Die Prostitution' uitbracht, geeft de volgende begripsomschrijving : 'Prostitutie is een uitgesproken vorm van buitenechtelijk geslachtsverkeer,  die zich daarin onderscheidt, dat het zich prostituerende individu zich meer of minder blindelings aan een onbepaald aantal personen aanbiedt, openlijk en bij voorduring, zelden zonder betaling, die zich meestal uit in een beroepsmatige aanbieding tot de bijslaap of anders geslachtelijke handelingen of verdere geslachtelijke prikkeling en bevrediging verschaft en uitlokt en die door deze beroepsmatige ontucht een uitgesproken type vormt.'[72]  Ook uit deze definitie blijkt de willekeur en betalingsaspect[73]met betrekking tot prostitutie.

 

Volgens Flexner zijn  drie constitutieve elementen verbonden aan  prostitutie. Het eerste element is volgens hem de verhandeling. Naast een geldelijke vergoeding  komen ook geschenken in aanmerking bij de zogenaamde verhandeling. Het tweede element is het vrij geslachtelijk verkeer. De prostituée kan zelf haar klanten selecteren of zonder voorkeur werken. Het derde punt is de emotionele onverschilligheid. De definitie van Flexner luidt dan ook als volgt : 'elke persoon die occasioneel of regelmatig, seksuele relaties heeft tegen betaling of geschenken' [74].

 

Flexner maakt dus door het gebruik van deze definitie geen onderscheid tussen  mannelijke en vrouwelijke prostitutie. Hoewel wij in dit onderzoek enkel uitgaan van prostitutie bij vrouwen, mogen we toch niet vergeten dat er ook mannelijke prostitutées waren.

 

Kruithofs definitie van prostitutie luidt :  ' Prostitutie is het maatschappelijk verschijnsel waarbij personen van beider geslacht, ongeacht hun leeftijd, permanent of tijdelijk betrokken zijn om, door gebruik te maken van het geslacht als middel, hetgeen gepaard gaat met emotionele indifferentie, aan de seksuele lust van meerdere personen te voldoen voor een bepaalde tegenwaarde, waarmee hoofdzakelijk in eigen onderhoud wordt voorzien.’ [75]

 

Kruithof[76] heeft in zijn studie over prostitutie een aantal voorwaarden gesteld die naar zijn mening aanwezig moeten zijn bij prostitutie. Allereerst moet de vrouw in haar levensonderhoud kunnen voorzien door dit werk. Prostitutie wordt dus aanzien  als een beroep.  De tweede voorwaarde is de emotionele indifferentie voor de klant .  De vrouw kan haar clienteel dus vrij kiezen. Het promiscue karakter en een tegenwaarde voor de verleende diensten zijn ook kenmerken die volgens Kruithof aanwezig moeten zijn om te spreken van prostitutie. Naast deze basiskenmerken haalt Kruithof eveneens aan dat prostitutie niet gebonden is aan leeftijd of geslacht. Ook Kruithof maakt geen onderscheid tussen het geslacht. Zowel mannen als vrouwen kunnen aanzien worden als prostituées.

 

Uit de voorgaande definities kunnen we voor ons onderzoek een werkdefinitie van het fenomeen distilleren.

bevolkingsregister om een beeld te krijgen van de negentiende-eeuwse prostitutie. Volledigheid is niet het  hoofddoel van dit onderzoek. We proberen om een beeld te schetsen van de officieel ingeschreven prostituées en dit door middel van het voorhanden zijnde bronnenmateriaal. Clandestiene prostitutie wordt niet behandeld, maar dit impliceert niet dat we niet op de hoogte zijn van de grote impact van deze vorm van prostitutie. Omdat we geen bronnen voorhanden hebben om dit aspect te onderzoeken, zijn we gedwongen het te elimineren.

 

We aanzien prostitutie als een maatschappelijk fenomeen, waarbij een vrouw officieel het beroep van prostituée aanneemt, in de eerste plaats om  in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Zij stelt haar lichaam ter beschikking aan meerdere mannen. Daartegenover  staat een geldelijke vergoeding.

 

B. Begrippen

 

Prostituées hadden in de negentiende eeuw verschillende 'huizen' waar ze terecht konden om hun ‘werk’ uit te oefenen. De eerste mogelijkheid was het bordeel of maison de tolérance.  Deze maisons de tolérance zijn verder uitgebouwd door Parent-Duchâtelet en waren één van de drie peilers van zijn reglementeringssysteem[77].  Deze huizen waren officieel erkende bordelen. Jaarlijks moest er door de bordeelhouder een taks worden betaald.  Om een bordeel te kunnen uitbaten moest een aanvraag gericht worden aan het College van Burgemeester en Schepenen die al dan niet beslisten om een vergunning toe te kennen[78].

 

Naast de maisons de tolérance was er ook nog een andere categorie, namelijk de rendez-vous huizen of maisons de passe. In deze etablissementen werden kamers per dag of per uur verhuurd. Ook hiervoor moest een vergunning aangevraagd worden, daar ook deze huizen getolereerd werden door de gemeentelijke overheden. Ook moesten de 'verhuurders' een taks betalen. Deze taks werd in tegenstelling tot de taks op de bordelen geheven op het aantal kamers en niet op het aantal inwonende vrouwen[79].

 

Men maakte in de negentiende eeuw tevens een onderscheid tussen twee categorieën van prostituees. De eerste categorie waren de zelfstandigen of de filles éparses . De tweede categorie bestond uit de bordelprostituées of de filles de maison[80].

 

 

Hoofdstuk 2. Juridisch-institutionele benadering

 

Tijdens de negentiende eeuw zien we duidelijk twee verschillende gedachtenstromingen omtrent het prostitutioneel kader :  het reglementarisme en het abolitionisme. Aangezien onze onderzoeksperiode bijna volledig in het reglementaristisch tijdperk valt, achten we het noodzakelijk om even stil te staan bij dit specifiek systeem van regulering dat de overheid invoerde. Het reglementarisctisch systeem van de overheid had twee redenen : enerzijds een beter zicht te krijgen op de prostitutie en anderzijds dit ‘probleem’  proberen in te dijken. In tegenstelling tot vandaag bemoeide de Belgische overheid zich zeer sterk met het doen en laten van de negentiende eeuwse prostituées. Dit was reeds zo onder Napoleon. Hij voerde de reglementering in in de bezette gebieden om zijn leger te beschermen. Hij ging immers uit van de onverbrekelijke band die er volgens hem bestond tussen prostitutie en geslachtsziekten[81].

 

A. Het reglementarisme

 

De idee van het reglementarisme komt van de Parijse geneesheer Parent-Duchâtelet. Hij ging ervan uit dat prostitutie een onuitroeibaar en tevens noodzakelijk fenomeen was dat bijdroeg tot de rust en orde in de maatschappij[82]. Dit basispostulaat zette hij uiteen in zijn werk ‘De la prostitution dans la ville de Paris considérée sous le rapport de l’hygiène publique, de la morale et de l’administration’. Het werk wordt door verschillende auteurs wordt aanzien als één van de belangrijkste werken rond het prostitutioneel vraagstuk. Parent-Duchâtelet gaat er van uit dat de man zonder de aanwezigheid van 'ligte vrouwen' zichzelf en ook zijn gezin in het verderf zou storten. Dit impliceert niet dat de prostituée kon doen en laten wat ze wou, dit zou immers te veel gevaren met zich meebrengen. Parent-Duchâtelet erkende zowel sanitaire, politieke, sociale als morele problemen rond prostitutie[83].

 

Parent-Duchâtelet[84]

 

De overheid was van mening prostitutie onuitroeibaar was. Daarom werd er gesleuteld aan een controlesysteem. Hun ideaal was de creatie van een volledig afgesloten prostitutioneel milieu[85]. Door de volledige afzondering van de prostituées zou de 'deugdelijke' burger minder verleid kunnen worden tot het bezoeken van een prostituée. Tevens zou voor de controlediensten  een dergelijke concentratie van pas komen.

 

Het reglementeringssysteem van Parent-Duchâtelet steunde op drie peilers :  maisons de tolérance,  gezondheidscontrole en zedenpolitie.

 

Met de idee van de concentratie in het achterhoofd ijverde Parent-Duchâtelet voor een systeem van maisons de tolérance, huizen die ervoor moesten zorgen dat de ware functie van het bordeel geheim bleef. Daarom werd verplicht dat de ramen geblindeerd moesten worden en anderzijds de deuren afgesloten moesten zijn. Onopvallendheid was troef. Hoekhuizen en huizen gelegen aan drukke straten of pleinen als bordeel waren uit den boze. De bordelen moesten ver verwijderd zijn van kerken en scholen[86]. Bordelen konden altijd worden gecontroleerd door de politie, De Schaepdrijver noemt dit de periscoopfunctie van de huizen, van hieruit kon een volledige wijk in de gaten worden gehouden[87]. Concentratie van bordelen werd  afgeraden want  dit kon clandestiene prostitutie in andere wijken stimuleren[88].

 

Anderzijds werd de prostituée verplicht om binnen de muren van het huis te blijven. Openbare vertoning was uitgesloten[89]. Naast deze bordeelhuizen speelden ook de gevangenis, het ziekenhuis en de refuge-huizen een belangrijke rol in het controlesysteem[90]. Een zeer belangrijke rol werd daarbij gegeven aan de bordeelhoudsters. Zij moesten immers instaan voor de dagelijkse disciplinering van haar inwonende werkneemsters. Zelf werd de houdster in toom gehouden door de dreiging dat haar bordeelvergunning steeds kon worden ingetrokken. Weerspannigheid stond dus gelijk aan inkomstenverlies[91].

 

Ook de maisons de passe moesten over de nodige vergunningen beschikken. Hier konden gemeubelde kamers gehuurd worden per uur of per dag. Parent-Duchâtelet en zijn navolgers prefereerden vrouwen, liefst ex-prostituées, als bordeelhoudsters. Deze voorkeur was gestoeld op twee redenen. De eerste reden was dat zij de branche kennen en ook wisten hoe zij met de autoriteiten moesten omgaan. Deze ervaring zou ook het gezag bij de bordeelbewoonsters vergroten. De tweede reden was eliminatie van rolverwarring in de bordelen. ‘Door het reglementarisme werd een gesloten wereldje gecreëerd van vrouwen voor mannen, de klanten, en door mannen, de politie en de medici’[92]. De bordeelhoudsters die een vergunning hadden, moesten maandelijks een vast bedrag betalen dat zou voorzien in de kosten van de medische dienst. Eigenlijk was dit bedrag forfaitair, berekend op de klasse van het bordeel en het aantal inwonende prostituées en had het dus niets te maken met opgelopen ziekenhuiskosten[93].

 

De tweede peiler, gezondheidscontrole, speelde eveneens een zeer belangrijke rol in het reglementarisme van Parent-Duchâtelet. Niet de gezondheid van de prostituée was hierbij doorslaggevend, maar vooral de gezondheidstoestand van de klanten moest worden gevrijwaard. Prostituées werden verplicht om zich regelmatig te laten onderzoeken om de verspreiding van venerische ziektes tegen te gaan. De schrik voor de verspreiding van syfilis lag aan de oorsprong van de controles. Deze doorgedreven gezondheidscontrole ontstond naar aanleiding van de verspreiding van venerische ziektes onder militairen. Syfilis, een schimmel die de fundamenten van de samenleving aanvreet, is volgens Rebmann een sociale en mogelijk politieke constructie. Tot 1830 werd syfilis niet aanzien als een sociale plaag, maar als een individueel probleem van prostituées en losbandigen[94]. Bij ziekte werden ze onmiddellijk naar een speciaal daartoe voorbestemd hospitaal gebracht waar ze moesten blijven tot ze volledig waren genezen[95].

 

De derde schakel in het reglementarisme van Parent-Duchâtelet was de zedenpolitie. Dit korps werd opgericht speciaal ter controle en toezicht op prostituées en bordelen[96].

 

Dit systeem van geslotenheid en controle werd door verschillende Europese landen overgenomen en drukt tot in de twintigste eeuw zijn stempel op de prostitutionele structuren[97]. Niettegenstaande dit gegeven kunnen we de reglementaristische theorie onderverdelen in drie verschillende stromingen[98].

 

Allereerst is er de periode van het traditioneel reglementarisme, het reglementarisme vooropgesteld door Parent-Duchâtelet. Vanaf 1870 evolueert het traditioneel reglementarisme in een hyper-reglementarisme. Aanhangers van deze strekking zagen prostitutie als een golf die sociale verontreddering zou veroorzaken[99]. Om de morele en sociale orde enigszins onder controle te houden moest de prostitutie strenger gereglementeerd worden. Controle van de prostitutionele activiteiten heeft nu een andere betekenis dan in de tijd van Parent-Duchâtelet. De prostitutie was toen namelijk een bedreiging geworden voor de mensheid en de repressie ten aanzien van de ontucht werd heel wat strenger. In naam van de strijd tegen de prostitutie wil men  alle seksuele omgang tot aan het huwelijk in de gaten houden[100]. Het is tijdens deze periode van hyper-reglementarisme dat het abolitionisme zal proberen doorbreken. Het neo-reglementarisme, jaren 1880, wil een geneeskundig team als overkoepelende autoriteit.

 

De toenemende dreiging van venerische ziektes lag mede aan de basis van de oprichting van dit medisch team, die eerst in naam van de 'hygiëne', later in functie van

 

de sociale profylaxis fungeren[101]. Men had gezien dat het systeem in de praktijk had gefaald. De reglementering had geen vermindering van de geslachtsziekten bewerkstelligd. Een doeltreffende gezondheidspolitie was één van de voorgestelde hervormingen[102]. Een belangrijk verschil tussen het traditioneel reglementarisme en dit neo-reglementarisme is dat het wetenschappelijk aspect prioriteit genoot op moraliserende principes. 

 

B. Het abolitionisme

 

Onze onderzoeksperiode situeert zich overwegend in de periode van reglementering. Toch halen we hier kort de abolitionistische strekking aan. In de Engelse en Zwitserse protestantse milieus ontstond namelijk deze tegenbeweging, een beweging die niet akkoord ging met de gereglementeerde en de gecontroleerde prostitutie. Deze evangelische stromingen uit Engeland en Zwitserland waren agressief feministisch en prohibitionistisch getint[103].

 

In Engeland richtte deze abolitionistische stroming zich tegen de Contagious Diseases Acts. Engeland was eigenlijk een apart geval met betrekking tot de prostitutie. Tot ongeveer 1860 was er geen bij wet erkende reglementering op de prostitutie[104]. In 1864, 1866 en 1869 werden de Contagious Diseases Acts afgekondigd en pas dan komt er een verandering in de situatie. Naar aanleiding van een het boek Prostitution van William Acton werd de prostitutie in Engeland gereglementeerd. Aanvankelijk waren er niet veel voorstanders van deze reglementering. Teveel ingrijpen van de overheid op privé-aangeleden wou men absoluut vermijden. Acton wou een regulering om het aantal slachtoffers van geslachtsziekten te verminderen. Ook aan de macht van de bordeelhouders wou hij een stop zetten om zo de werkomstandigheden van de hoertjes te verbeteren. Willekeurige arrestaties vond Acton symptoombestrijding. Hij ijverde voor meer voorzieningen in de gezondheidszorg en voor een systematisch beleid.  Deze aanpak wou hij realiseren door de Acts uit te breiden. Deze wetten stelden het hebben van een besmettelijke ziekte strafbaar[105]. Besmettelijke ziekte werd gebruikt als synoniem voor geslachtsziekte en een persoon met een geslachtsziekte[106] moest worden opgenomen in

het ziekenhuis. Deze opname stond vaak gelijk met gevangenschap. Geslachtsziekten kwamen vaak voor onder soldaten en aangezien een ziek leger de natie in gevaar kon brengen vaardigde het Engelse parlement de eerste act uit. Legerarts Balfour was enorm gekant tegen deze act. Een regelmatige inspectie zou de eer en het zelfrespect van de manschappen aantasten. Zijn kritiek kreeg gehoor en enkel de 'legerhoertjes' kwamen in aanmerking voor deze medische inspectie[107].  Het Franse systeem van reglementering werd gebruikt als ondersteuning voor de Engelse Acts. Een speciale politiemacht werd ingezet ter controle en supervisie van de prostituées. Als er een geslachtsziekte werd vastgesteld werden de vrouwen opgesloten in speciale ziekenhuizen, de zogenaamde Lock Hospitals[108]. Bij weigering van de geneeskundige controle werden ze gewoon gevangen genomen[109]. De Acts werden steeds uitgebreider, van de soldaten naar de vrouwen, van kleine steden naar middelgrote steden. In de laatste versie van de Acts werden enkel vrouwen verantwoordelijk gesteld voor de verspreiding en de uitbreiding van geslachtsziekten. Het verzet tegen deze Acts heeft niet lang op zich laten wachten. Door de Acts werd prostitutie namelijk als ziektekiem geïsoleerd in een gezonde maatschappij[110]. De eerste golf van feministen bestreed het feit dat enkel aan mannen een seksueel leven werd toegestaan. De gehele maatschappij was volgens hen ziek en de hoererij was hier enkel een symptoom van. Vooral op initiatief van Jopsephine Butler werd de strijd aangebonden tegen de Acts. Butler haalde haar medestrijders uit verschillende milieus in de maatschappij. Zowel radicalen als progressieven, feministen, geestelijken en leden van de protestantse bourgeoisie hebben zich aangesloten bij de abolitionistische beweging van Butler[111]. Zij eisten dat de Acts onmiddellijk werden ingetrokken omdat deze wetten de prostitutie zowel erkenden als legitimeerden. ‘In veel landen, en in ons land gedeeltelijk, is het smerigste kwaad zodanig geïnstitutionaliseerd en georganiseerd dat het een opleiding biedt in onzuivere principes voor onze jongeren in hun ontluikende jeugd.’ [112] Butler, een domineesvrouw uit de middenklasse van de samenleving,  kwam tot het besef dat het vooral arbeidersvrouwen waren die daardoor werden vervolgd.   

 

Josephine Butler[113]

 

Dit was de eerste kritiek op de Acts.

 

Vooral prostituées uit lagere milieus en straathoeren werden geviseerd door de politie. De politie had het recht om elke vrouw tegen te houden van wie men maar een flauw vermoeden had dat ze zich prostitueerde. Dit klasse-vooroordeel werd door de abolitionisten sterk bekritiseerd. Arme vrouwen, op weg naar hun werk, werden zonder reden tegengehouden. Zij moesten vaak te voet door de hoerenbuurten, een rijtuig was te duur en vielen zo in de handen van de zedenpolitie, waar willekeur troef was. De relatief welvarende prostituées liet men daarbij veelal ongemoeid[114]. De onbegrensde macht van de zedenpolitie lag sterk onder het vuur. De grootste kritiek was volgens de feministen de dubbele moraal die uitging van de Acts : mannen werden ongemoeid gelaten en vrouwen werden gestraft. De tegenstanders van de Acts waren eveneens van mening dat deze bepalingen de prostituées eerder brutaliseerden en degradeerden dan te rehabiliteren. Ook de medische controle werd bekritiseerd, want die gold enkel voor de vrouwen. De klanten gingen vrijuit. De Acts werden in 1883 opgeschort en drie jaar later, in 1886 afgeschaft[115].

 

[116]

 

Enige tijd bleef het abolitionistisch gedachtengoed binnen de Engelse grenzen. In 1874 besloot men in overleg met de Zwitserse tak tot een abolitionistische kruistocht op internationaal niveau.[117]  De abolitionistische stroming was nooit één coherent geheel. Het abolitionisme bestond eigenlijk uit twee strekkingen. De eerste strekking, een abolitionisme met prohibitionistisch karakter, was de beweging onder leiding van Butler. De tweede strekking was eerder liberaal getint en vooral in Duitsland en Frankrijk aanwezig[118].

 

De prohibitionistische abolitionisten waren sterk gekant tegen de reglementering van de prostitutie omdat zij de buitenechtelijke seksuele omgang aan banden wou leggen[119]. Butler was de drijvende kracht achter deze strekking. Zij kwam op tegen het Franse systeem van reglementering omwille van de reglementering en ze ondernam acties tegen de Contagious Diseases Acts. De reglementering en de Acts leidden volgens haar tot slavernij van de vrouw en losbandigheid van de man. Niet enkel de gelegaliseerde prostitutie werd door de wetten geviseerd, de ontucht in het algemeen moest worden stopgezet. Dit abolitionisme had dus duidelijk een moraliserende doelstelling[120].

 

Het eerder liberaal getinte abolitionisme wilden de ontsluiting van de prostituées, een vernietiging van het systeem dat een gemarginaliseerd, buiten het gewoonterecht geplaatst milieu in het leven riep[121]. Volgens hen hield de reglementering een bedreiging in voor het individu. Als men eenmaal geregistreerd werd als prostituée, was men voor de overheid altijd prostituée. Occasionele prostituées raakten moeilijk uit het systeem omdat ze als hoer werden geregistreerd en op die manier onderworpen werden aan een aantal uitzonderingswetten. Resocialisatie of reclassering was zeer moeilijk. Dit ideaal van heropvoeding was heel belangrijk bij deze strekking van abolitionisten.  De tweeledigheid binnen de abolitionistische strekking heeft uiteindelijk geleid tot een verzwakking van het gedachtengoed[122].

 

C. Besluit

 

Het kader van de reglementering werd op wetenschappelijke wijze vastgelegd door de Parijse arts parent-Duchâtelet. In zijn gerenommeerd boek beschreef hij het aantal prostituées, hun uiterlijke kenmerken, zoals kleur van ogen en haarkleur, en hun karakter[123]. Prostitutie werd niet verboden, er werd enkel een administratief en een autoritair apparaat uitgewerkt dat de betaalde liefde in goede banen moet leiden[124]. Zijn systeem van reglementering bouwde hij op drie peilers.

 

Met betrekking tot de medische controle moeten we toch het volgende vermelden. De medische controle was enkel en alleen bestemd voor de prostituée. De klanten werden hiermee niet lastig gevallen. Om op deze manier de verspreiding van venerische ziekten tegen te gaan was dus niet mogelijk. De prostituées werden medisch gekeurd terwijl hun cliënteel verder kon doen zonder enige controle en zij konden op die manier veel meer mensen besmetten. Met dit aspect werd geen rekening gehouden. Ook de stigmatisatie die uitging van deze medische keuring was extreem omdat juist enkel de publieke vrouwen werden onderworpen aan de controle. De verspreiding van de geslachtsziekten, één van de grondpeilers van het reglementarisme, werd dus niet tegengegaan. Enkel de reglementering van de prostitutie werd door de vroeg-negentiende-eeuwse artsen geaccepteerd als oplossing voor het syfilisprobleem[125].  Naast  de stigmatisering van de medische controle wordt de vrouw ook nog geconfronteerd met een stigmatisering door de venerische ziekte.

 

Rebmann vermeldt dat tijdens de periode 1834-1840 het juist deze stigmatisering was die de hoofdoorzaak was van de verspreiding van syfilis. Uit schaamte werd geprobeerd om de ziekte zo lang mogelijk geheim te houden. Zo werden besmette prostituées onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten, wat natuurlijk impliceert dat zij alles zouden doen om hieraan te ontsnappen[126]

 

         Ook kunnen we dit reglementarisme volgens verschillende auteurs Augustiniaans noemen. Zonder de prostituée zou de man door zijn verlangens zijn eigen gezin in het verderf storten, en dit zou toch wel enig respect moeten opleveren voor de publieke vrouwen… Integendeel, respect voor prostituées was uit den boze.      

 

            Ook de zedenpolitie speelde een ambigue rol bij de controle van de bordelen en de prostituées. Vaak was er sprake van willekeur en werden er vele misbruiken vastgesteld.

 

            Uit deze kritieken op het reglementarisme is de abolitionistische strekking gegroeid.

 

 

Hoofdstuk 3. De Belgische invulling van het reglementeringssysteem

 

België heeft een niet onbelangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van de reglementeringsgedachte. Reeds in het begin van de negentiende eeuw konden we een aantal sporen van deze gedachte terug vinden in verschillende Belgische steden.

 

            In Brussel was het reglementeringssysteem in 1844 definitief ingeburgerd. Voor deze datum waren er al meerdere reglementen uitgeschreven. In 1791 werd de basis voor het systeem reeds gelegd. Toen mocht de politie namelijk onbeperkt controle uitoefenen over bordelen. Het principe van bordeelvergunningen was ook al een tijd van kracht. Er was ook al een systeem van registratie van prostituees uitgewerkt, doch zonder dwingend karakter. Vanaf 1824 word het systeem van vergunningen en belastingen voor bordelen strakker en er werd ook voorzien in een categorie 'maisons de passe'. Alle voorgaande inspanningen werden uiteindelijk gebundeld in het reglement van 1844. Alle bordeelhouders moesten een vergunning hebben. Straten die reeds een slechte reputatie hadden, werden uitgekozen als locatie. Belastingen en voortdurende politiecontrole moesten het systeem proberen indijken[127].  

 

In Antwerpen mochten de bordeelhouders vanaf 1804 enkel nog meisjes te werk stellen die beschikten over een 'zekerheidskaart', die werd uitgereikt door de politie[128]

 

In Brugge werd een eerste reglement uitgevaardigd op 8 juli 1839[129].

 

In Gent werd het eerste reglement in 1809 ingevoerd door het Gentse stadsbestuur[130]. In het volgende hoofdstuk komen we terug op de specifieke inhoud van de verschillende reglementen die in Gent tijdens de negentiende eeuw werden ingevoerd. 

 

 

Hoofdstuk 4. Prostitutie in de 19de eeuwse Arteveldestad

 

Op het einde van de achttiende eeuw liet de hoofdcommissaris van de Gentse politie een alarmkreet horen. Het aantal publieke vrouwen had zich op onrustwekkende wijze uitgebreid en de losbandigheid van de zeden was naar zijn mening schadelijk voor de openbare gezondheid. Het stadsbestuur oordeelde dat het ogenblik gekomen was om de ontucht ernstig te beteugelen en stelde daarom een eerste reglement van de lichte vrouwen en de ontuchthuizen op[131].

 

Dit reglement voorzag dat iedere publieke vrouw een nummer kreeg dat overeenkwam met het nummer in het hoerenboek. Dit moest ze op iedere aanvraag van de politie laten zien. Om de tien dagen moest zij zich door een dokter lichamelijk laten onderzoeken. Iedere vrouw moest voor elke visite een schelling betalen. Verder omvatte het reglement enkele artikelen over venerische ziekten[132]

 

In 1828 gebeurde een eerste wijziging van dit reglement. Iedere publieke vrouw ontving als bewijs van inschrijving een 'carnetje' dat elk jaar moest worden vernieuwd. De prostituée die haar carnetje niet kon tonen kreeg een boete van drie gulden. Lichamelijk onderzoek moest nu alle weken gedaan worden[133].

 

In 1831 is er opnieuw een aanpassing, iedere publieke vrouw moest zich voortaan ten minste twee maal per week aan een lichamelijk onderzoek onderwerpen[134].

 

Gezondheidskaart [135]

 

 

 

De gemeentewet van 1836 gaf de stadsbesturen een grotere autonomie met betrekking tot het handhaven van de openbare orde en  het regelen van de prostitutie. De steden konden nu soeverein oordelen of het opportuun was om verdere reglementen uit te vaardigen[136].

 

In 1841 wordt er aan het reglement opnieuw een artikel bijgevoegd. Iedere vrouw die listen of bedrog gebruikt bij de geneesheer omtrent haar gezondheidstoestand zou aan het maximum van de straffen worden onderworpen[137].

 

In 1844 wordt een liefdadigheidsinstelling voor boetevaardige meisjes die in ontucht hebben geleefd opgericht. Het gesticht is geplaatst onder toezicht van de bisschop[138].  De officiële benaming voor de instelling is ' gesticht tot bescherming en heropbeuring van jonge dochters' en van in het begin werden hier meisjes opgenomen om hen terug aan te zetten tot een dugdelijker leven[139]. Het dagelijkse bestuur van de instelling werd uitgeoefend door de Zusters van Liefde[140]. Nadien werd een tweede Gentse instelling opgericht,  het ' Behoedingshuis voor dienstmeiden buiten dienst' , een instelling die preventief moest optreden bij dienstmeiden buiten dienst[141].

 

In 1849 werd een taks geheven op de bordelen en rendez-vous huizen om de onkosten te dekken van de gezondheidsdienst en de politie. De bordelen worden onderverdeeld in drie klassen.

 

Klasse 1                                                taks van 20 BEF/maand

Klasse 2                                                taks van 12 BEF/ maand

Klasse 3                                                taks van  5 BEF/ maand

 

De rendez-vous huizen worden onderverdeeld in twee klassen.

 

Klasse 1                                                taks van 30 BEF/maand

Klasse 2                                                taks van 10 BEF/ maand

 

De rangschikking werd door het stadscollege gedaan. Voor de bordelen nam men het aantal inwonende vrouwen als criterium om de klasse te bepalen, voor de rendez-vous huizen nam men het aantal kamers als bepalend criterium. Boven de hogervermelde taks moest iedere bordeelhouder één frank per week betalen voor elke ingeschreven vrouw die bij hen inwoonde[142].

 

In 1850 stelde raadsheer Van Den Berghe in de gemeenteraad voor de bordelen te verplichten een lantaarn voor de deur te hangen. Het voorstel stond lijnrecht tegenover de opinie van het Stadscollege, die wilde zo weinig mogelijk uiterlijke tekenen dat er op zou wijzen dat het betreffende huis een bordeel zou zijn.

 

De inwoners van de Gentse Veldstraat en haar aanpalende straten richtten een verzoek aan de gemeenteraad om de bordelen op die plaatsen te doen verdwijnen of te verplaatsen. De raad weigerde dit omdat de bedoelde huizen als bordelen erkend waren. De politie werd wel belast met een strengere controle van deze huizen en ze moeten het politiereglement strikt naleven. Een nieuw reglement verschijnt dat het oude reglement van 1828 moet vervangen. De belangrijkste artikels van deze nieuwe wet zijn de volgende[143] :

 

Het reglement van 1850 zal uiteindelijk, mits enkele aanpassingen in 1871 en 1889, van kracht blijven tot 1919[144].

 

Vanaf 1871 werden publieke vrouwen met syfilis verzorgd in het burgerlijk hospitaal en dit ten koste van de bordeelhouders waar de besmette vrouwen gewerkt hadden. Om de kosten voor genezing en de politiekosten te dekken werden de taksen verhoogd.   Voor de bordelen betekende dit:

 

Klasse 1                                                taks van 30 BEF/maand

Klasse 2                                                taks van 20 BEF/ maand

Klasse 3                                                taks van  5 BEF/ maand

 

Het aantal verzorgde vrouwen in 1871 was 32 voor de eerste klasse en liep op tot 80 voor de tweede klasse[145].

 

Voor de rendez-vous huizen bleven de taksen gelijk:

 

Klasse 1                                                taks van 30 BEF/maand

Klasse 2                                                taks van 10 BEF/ maand

 

In 1889 wijzigde de gemeenteraad sommige artikels van de wet van 1850 met betrekking tot de ingeschreven vrouwen en hun behandeling in geval van besmetting. De toegang tot schouwburgen, concertzalen, bals en alle drankgelegenheden werd verboden voor alle publieke vrouwen.

 

 

1885                                                  126 ontuchthuizen

1894                                                    66 ontuchthuizen

1912                                                    52 ontuchthuizen

1914-1918                                         95 ontuchthuizen[146]

 

In het jaar 1897 verdween de beruchte Gentse Kromsteeg met haar vier alomgekende ontuchthuizen. 'Het genageld deurke', dat zijn naam te danken had aan de voordeur, helemaal met panelen afgezet, stelde zes publieke vrouwen te werk. Daarnaast 'Den Bacchus', waar eveneens zes vrouwen werkten en 'de koning van Spanje' waar vijf vrouwen werkten. Het vierde bordeel, waarvan de naam ons onbekend bleef stelde acht vrouwen te werk[147].

 

De verschillende prostitutie-reglementen uit de verschillende Belgische steden vertonen  gelijkenissen. Van elke prostituee werd een dossier bijgehouden. In dit dossier werd de naam, geboortedatum en geboorteplaats, fysieke kenmerken, beroep van de ouders en de graad van opleiding genoteerd[148]. Het is dus zeer zerker een ernstig gemis voor ons empirisch onderzoek dat de politiearchieven waar we deze informatie konden vinden, verbrand zijn. Inschrijven in het 'hoerenboek' moest op aanvraag of wanneer de vrouw betrapt werd op prostitutie. De vrouwen kregen een boekje waarin alle medische controles moesten worden vermeld. Iemand uit het register schrappen, was enkel mogelijk na een huwelijk of als het College van Burgemeester en Schepenen hier zijn toestemming voor gaf.  Voor de uitbating van een bordeel was ook een toelating nodig. Er werd eveneens een belastingssysteem uitgedokterd voor de verschillende typen van bordelen en rendez-vous huizen. De zedenpolitie speelde een belangrijke rol bij de  controle van de prostituées. Ook de medische controles waren bijna overal verplicht. Op regelmatige basis moesten de prostituées op medisch onderzoek. Bij het minste vermoeden van venerische ziekte werd de prostituée overgebracht naar  het ziekenhuis[149].

 

            Uit de verschillende reglementen van de Belgische steden kunnen we  duidelijk de invloed van het Franse systeem van Parent-Duchâtelet herkennen. De prostituée was verplicht zich in te schrijven in het politieregister en er werden strikte regels uitgevaardigd voor de bordelen en rendez-vous huizen. De bordeeluitbaters hadden  een cruciale rol. Zij droegen de verantwoordelijkheid voor hun inwonende prostituées. Deden zij niet wat van hen werd verwacht, stonden er sancties op het spel, zoals sluiting. Het medisch onderzoek moest de verspreiding van venerische ziekten tegengaan en was verplicht. De zedenpolitie stond in voor de controle. Deze peilers stammen uit het Franse systeem en moest de prostitutie beter reguleren.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[69] Van Haeften, W.L., Prostitutie vroeger en nu, Nederlandsche Keurboekerij, Amsterdam, sd, p. 18

[70] Digesta, boek XXIII, hoofdstuk II, 41., uit Ellis, H., La prostitution, ses causes-ses remèdes, Paris, 1929, p. 18, uit Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 16

[71] Van Haeften, W.L., loc. cit.

[72] Bloch, I., Die Prostitution, Berlin, 1912 uit Van Haeften, W.L., op. cit. , p. 21

[73] Bloch, I., Die Prostitution, Berlin, 1912,  p.18

[74] Flexner, A., Prostitution in Europe, Paris-Lausanne, 1919, p. 11

[75] Kruithof, C.L., Prostitutie, een sociologische studie, Tijdschrift VUB, VI, 1964, 2, p. 131

[76] Kruithof, C.L., Prostitutie, een sociologische studie, Tijdschrift VUB, VI, 1964, 2, pp. 129-131.

[77] supra.

[78] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 22

[79] supra, Lievevrouw-Coopman, L., De ontucht in het oude Gent, 19de en 20ste eeuw, Gentse Universiteitsbibliotheek, Handschriftenzaal, HS 3735, tweede deel, p. 43

[80] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, p. 174

[81] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, pp. 171-172

[82] Parent-Duchâtelet, A., De la prostutution dans la ville de Paris, considérée sous le rapport de l’ hygiène publique, de la morale et de l’ administration, Paris, 1836

[83] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 24

[84] Parent-Duchâtelet, uit Altink, S., Huizen van illusies. Bordelen en prostitutie van middeleeuwen tot heden, Veen uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 1983, p. 142

[85] Corbin, A., Les filles de noce. Misère sexuelle et prostitution aux 19ième et 20 ième siècles, Paris, 1978,  p. 24

[86] De Schaepdrijver, S., Reglementering van prostitutie, 1844-1877 : opkomst en ondergang van een experiment, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XVI, 1985, 3-4, p. 476

[87] De Schaepdrijver, S., loc. Cit.

[88] Parent-Duchâtelet, A., De la prostutution dans la ville de Paris, considérée sous le rapport de l’ hygiène publique, de la morale et de l’ administration, Paris, 1836, p. 169

[89] Corbin, A., op. cit., p. 24

[90] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 24

[91] De Schaepdrijver, S., Reglementering van prostitutie, 1844-1877 : opkomst en ondergang van een experiment, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XVI, 1985, 3-4, pp. 475-476

[92] De Schaepdrijver, S., loc. cit.

[93] De Schaepdrijver, S., op. Cit. , p. 475

[94] Rebmann, P., Syfilis 1834-1850 :  de geboorte van een epidemie, BTNG, XXII, 14991, 3-4, p. 569

[95] De Schaepdrijver, S., op. Cit. , p. 475

[96] Corbin, A., op. cit., p. 24

[97] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 25

[98] Corbin, A., op. cit., p. 37

[99] Corbin, A., loc. cit.

[100] Mertens, I., Prostitutie in Vlaanderen : een sociografische en kwantitatieve studie van het prostitutioneel kader. Brugge en Gent, 19de, begin 20ste eeuw, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1980-1981, p. 21

[101] Corbin,  op. cit. ,  p. 36-37, p. 362, p. 371

[102] Mertens, I., op. cit. , p. 22

[103] Mertens, I., op. cit. , p. 23

[104] Mertens, I., Prostitutie in Vlaanderen : een sociografische en kwantitatieve studie van het prostitutioneel kader. Brugge en Gent, 19de, begin 20ste eeuw, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1980-1981, p. 31

[105] Altink, S., Huizen van illusies. Bordelen en prostitutie van middeleeuwen tot heden, Veen uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 1983, p. 147

[106] Geslachtsziekten maakten slechts een klein percentage uit van de besmettelijke ziekten in Engeland, namelijk 2,5 procent in 1865., uit Altink, op. cit. , p. 147

[107] Altink, S., op.cit. , p. 148

[108] ibid.

[109] Finnigan, F., Poverty and prostitution. A study of Victorian prostitutes in York. , Cambridge, 1979, p. 9

[110] Altink, S., op.cit. , p. 159

[111] Corbin, A., Les filles de noce. Misère sexuelle et prostitution aux 19ième et 20ième siècles, Paris, 1978,  p. 318

[112] Butler, J., The hour before the dawn, London, 1882, p. 29

[113] Josephine Butler, uit : elektronische kopie, url:www.spartacus.schoolnet.co.uk/Wbutler.htm

[114] Altink, S., op.cit. , p. 149

[115] Mertens, I., Prostitutie in Vlaanderen : een sociografische en kwantitatieve studie van het prostitutioneel kader. Brugge en Gent, 19de, begin 20ste eeuw, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1980-1981, pp. 32-33

[116] Altink, S., op.cit. , p. 162

[117] Mertens, I., op.cit. ,  p. 23

[118] Mertens, I., op.cit. ,  p. 24

[119] zie hyper-reglementisme

[120] Mertens, I., loc.cit.

[121] Corbin, A., Les filles de noce. Misère sexuelle et prostitution aux 19ième et 20 ième siècles, Paris, 1978,  p. 332

[122] Mertens, I., op.cit. ,  p. 25

[123] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, pp. 172-173

[124] De Schaepdrijver, S., Reglementering van prostitutie, 1844-1877 : opkomst en ondergang van een experiment, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XVI, 1985, 3-4, p. 473

[125] Rebmann, P., Syfilis 1834-1850 :  de geboorte van een epidemie, BTNG, XXII, 14991, 3-4, p. 575

[126] Rebmann, P., Syfilis 1834-1850 :  de geboorte van een epidemie, BTNG, XXII, 14991, 3-4, p. 578

[127] De Schaepdrijver, S., Reglementering van prostitutie, 1844-1877 : opkomst en ondergang van een experiment, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XVI, 1985, 3-4, pp. 477-485

[128] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, p. 173

[129] Mertens, I., Prostitutie in Vlaanderen : een sociografische en kwantitatieve studie van het prostitutioneel kader. Brugge en Gent, 19de, begin 20ste eeuw, Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1980-1981, p. 39

[130] Keymolen D., Ongewenst seksueel gedrag op de werkplek in het 19de-eeuwse België, Leuven,  1990,  p. 44

[131] Lievevrouw-Coopman, L., De ontucht in het oude Gent, 19de en 20ste eeuw, Gentse Universiteitsbibliotheek, Handschriftenzaal, HS 3735, eerste deel, pp. 81-82

[132] Lievevrouw-Coopman, L., De ontucht in het oude Gent, 19de en 20ste eeuw, Gentse Universiteitsbibliotheek, Handschriftenzaal, HS 3735, tweede deel, p. 39

[133] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 40

[134] Lievevrouw-Coopman, L., loc.cit.

[135] Fonds ‘Vliegende Blaadjes’, GUB, Handschriftenzaal, IP 69, Prostitution

[136] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, p. 173

[137] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 41

[138] Lievevrouw-Coopman, L., loc.cit.

[139] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 118

[140] Wegwijzer der stad Gent en der provincie Oost-Vlaanderen voor het jaar 1846, p. 362

[141] Wegwijzer der stad Gent en der provincie Oost-Vlaanderen voor het jaar 1851, p. 335

[142] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 42

[143] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 43

[144] Van Hooreweghe, C., Prostitutie te Gent tussen 1910 en 1932, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1989, p. 73

[145] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 44

[146] Dit was het gevolg van de Duitse bezetting, uit : Lievevrouw-Coopman, L., loc. cit.

[147] Lievevrouw-Coopman, L., op. cit. , p. 45

[148] Steverlynck, C., Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie, 1997, Icarus, Antwerpen, p. 173

[149] Steverlynck, C., op. cit., pp. 173-174