Prille Liefde. Relationele- en seksuele leefwereld van laatstejaars secundair onderwijs. (Bram Herbots)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Inleiding, de relationele en seksuele leefwereld

 

Een toenemend aantal jongeren groeit tegenwoordig niet meer op in een traditioneel gezin, bestaande uit de biologische vader en moeder en de respectievelijke kinderen. Sommigen maken de echtscheiding van hun ouders mee, anderen hebben te maken met buitenshuis werkende moeders en thuiswerkende vaders. Allerlei ingrijpende levensgebeurtenissen spelen hen parten. Ze groeien op binnen een bepaalde klasse waarin ze vele kansen krijgen, of net niet. Daarbij worden ze allemaal gesocialiseerd als jongen of als meisje. Al deze ontwikkelingen hebben een sterke invloed op jongeren. Deze invloed geldt voor de specifieke identiteitsontwikkeling van jongeren én hun relationele- en seksuele moraal. Het zijn de meningen rond relaties en seksualiteit die hieruit voortvloeien die in dit onderzoek van naderbij worden bekeken.

 

Binnen de jeugd als onderzoekspopulatie kunnen verschillende subgroepen jongeren worden onderzocht. Deze eindverhandeling richt zich specifiek tot de visie van laatstejaars secundair onderwijs rond liefdesrelaties. De centrale probleemstelling stelt dat op zoek wordt gegaan naar de relationele- en seksuele leefwereld van laatstejaarsstudenten van het secundaire onderwijs.

 

Hierin wordt de gehanteerde moraal van deze jongeren gekoppeld worden aan enkele hedendaagse sociologische concepten. Enerzijds krijgt individualisering een bijzondere plaats in de zoektocht naar mogelijke denkpistes van jongeren rond relaties. Anderzijds vormt de nauw aansluitende trend van detraditionalisering een aanvulling hierop. Met de steun en verklarende krachten van onder meer deze concepten wordt er gestreefd om de relationele- en seksuele moraal in kaart te brengen en te komen tot enkele profielen/types van de hedendaagse denkpatronen van jongeren.

 

Deze eindverhandeling wordt geschreven als student sociologie, maar wanneer ik even afstand neem van mezelf, besef ik dat ik deze verhandeling schrijf meer dan louter als student sociologie. Voor de studies van sociologie doorliep ik immers de studie van maatschappelijk assistent. Ik ben momenteel ook actief lid in verschillende jeugd- en gehandicaptenorganisaties… Wanneer ik hierbij even stilsta, besef ik dat ik steeds graag bezig ben geweest met jongeren. Als monitor binnen de dienst Jeugd en Gezondheid Leuven, ben ik reeds zes jaar actief om jongeren op vakantie te begeleiden. In de speelpleinwerking van Het Balanske was ik actief voor kinderen met en zonder beperking en werk momenteel nog steeds mee aan kampen voor jonge mentaal gehandicapten. Bovenal hebben mijn stages gedurende mijn studies voor maatschappelijk assistent zich steeds tussen jongeren afgespeeld. Tijdens het 2e jaar liep ik stage bij het CLB, Centrum voor Leerlingen Begeleiding, te Aarschot. Tijdens mijn laatstejaarsstage heb ik bij Oikoten gewerkt met minderjarige jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg.

 

Doorheen deze ervaringen kom ik tot de conclusie dat jongeren me steeds hebben geboeid. Hoe denkt de jonge mens, hoe gedraagt deze zich, en hoe kan deze begrepen worden? Het onderzoeksdomein van deze eindverhandeling richt zich dan ook hier op. Geboeid door de vele processen die jongeren doormaken tijdens de jeugd, in het bijzonder tijdens de adolescentie, kwam het onderwerp voor deze eindverhandeling tot stand. Doorheen persoonlijke ervaringen en ervaringen die ik opdeed en observeerde tijdens mijn tijd op speelpleinen, jongerenkampen en stages, is de vlam aangewakkerd om hierop door te gaan en jongeren te onderzoeken op vlak van hun relationele en seksuele moraal.

 

Deze eindverhandeling bestaat uit zeven delen. Het eerste deel bevat een algemene inleiding in de thematiek, dat in het tweede deel wordt aangevuld door de maatschappelijke en de wetenschappelijke relevantie van het onderwerp. Hierop volgt in deel drie een literatuurstudie die naast de huidige stand in het jeugdonderzoek, ook een beschrijving geeft van de jongere en van theoretische concepten als seksuele- en relationele leefwereld. De probleemstelling die doorheen het onderzoek voorop staat volgt hieruit en wordt in deel vier geconcretiseerd. Vervolgens wordt in deel vijf de gehanteerde methodologie verduidelijkt, gemotiveerd en geconcretiseerd. Deel zes bevat de analyse van de empirische gegevens en zorgt voor de koppeling van de theorie met deze gegevens, om zo te komen tot een algemene theorievorming rond de relationele- en seksuele moraal van jongeren. Hier wordt eveneens de terugkoppeling gemaakt naar de vooropgestelde uitgangspunten. In het laatste en zevende deel wordt alles afrondend summier samengevat.

 

 

2. Maatschappelijke en wetenschappelijke uitdaging

 

Jongeren komen voor het eerst in contact met liefde in hun gezin. Het gezin is dan ook één van de belangrijkste leerscholen voor jongeren. Op latere leeftijd profileren ook leeftijdsgenoten zich als invloedrijke actoren in een jongerenleven. Het is bij kinderen reeds gedurende de eerste levensjaren dat de zoektocht start naar hoe lief te hebben en zelf geliefd te worden. Dit zoekproces houdt het kind vol doorheen de adolescentie, naar volwassenheid toe. Hoe het kind deze zoektocht doorloopt, is van uitermate belang voor de relationele ontwikkeling van het kind, de jongere, de jong-volwassene en uiteindelijk de volwassene zelf (Frans, 2000). In deze zoektocht komt de jongere namelijk tot een eigen persoonlijkheid, en zal hij binnen het gezin, de school en met leeftijdsgenoten cruciale ervaringen opdoen die een uitdaging zijn voor het vormen van deze eigen persoonlijkheid en de liefdesstijl wanneer het huiselijke nest wordt verlaten en waarop de adolescent zelf de overgang maakt naar een volwassen-status. Het zijn dus deze cruciale ervaringen die intimiteit- en relatievaardigheden bewerkstelligen en reeds vanaf jonge leeftijd de jongere beïnvloeden (Frans, 2000). De groei die de jongere tijdens de adolescentie op relationeel gebied doormaakt, mag dus als essentieel worden beschouwd in het vormen van zijn/haar relationele persoonlijkheid. Het is namelijk deze persoonlijkheid die later als basisinstrument steeds opnieuw zal gehanteerd worden in dagelijkse relaties, en dus ook op relationeel gebied met een partner (Gerritsen, 2001). Daarom wordt in dit onderzoek duidelijk aandacht besteed aan deze relationele persoonlijkheid, hoe deze jongeren hun mening vormen rond relaties en seksualiteit, en hoe ze zich op het moment van de overgang naar een volwassen-status gedragen.

 

Samengevat kan gesteld worden dat het relationele aspect tussen de jongere en zijn omgeving fundamenteel bepalend is voor de (relationele) persoonlijkheidsvorming van jongeren. Daarbij wordt het duidelijk dat jongeren in het laatste jaar secundair onderwijs een leeftijd bereiken waarop ze zichzelf en de andere op relationeel gebied ontdekken. Het is dát moment dat voor dit onderzoek belangrijk is. Op het moment dat jongeren meestal voor het eerst serieus starten met nadenken over en het beleven van relaties en seksualiteit, wordt hun mening bevraagd.

 

Jongeren werden als populatie in de sociologie lang ondergewaardeerd. Een zoektocht leert ons dat er rond jongeren in Vlaanderen tot voor kort weinig systematisch onderzoek verricht is. Enkele recente Vlaamse onderzoeken brengen hier stilaan verandering in (zie lijst in: Elchardus, 1999). De beschikbare informatie is echter veelal afkomstig van verouderde onderzoeken. De Vlaamse Jeugd is, in vergelijking met de Nederlandse jeugd, in hun visies op relaties en seksualiteit in mindere mate bestudeerd. Hierdoor kan de pertinente vraag stellen of de meeste informatie en onderzoeken nog wel relevant en representatief zijn voor de huidige generatie jongeren. Ze geven blijk van stereotypen en hardnekkige clichés, ondersteund enerzijds door media, reclame of publiciteit en anderzijds door het gedachtegoed van een revolterende jeugd uit de jaren zestig (Laermans, Vanhove, Smeyers, 2001). Het ontbreken van een recent algemeen beeld is dan ook de basis voor de wetenschappelijke uitdaging en de verdere inhoudelijke uitwerking van deze eindverhandeling om de visies van jongeren op relaties en seksualiteit te bestuderen en vanuit hedendaagse sociologische concepten te komen tot enkele mogelijke denkpatronen hieromtrent.

 

 

3. Jongeren omschreven

 

Zoals hierboven reeds vermeld, ligt het pijnpunt van het Vlaams jeugdonderzoek in de beperkte onderzoekstraditie ervan. Het onderzoeksdomein van jongeren en relaties is dan ook tot op heden slechts summier behandeld. Zeker omdat opvattingen, visies en houdingen van jongeren dynamische fenomenen zijn, zijn voorgaande onderzoeken dikwijls gedateerd en dringt de nood aan nieuw onderzoek zich op. Desondanks wordt hieronder enerzijds een beeld gegeven van de algemene evolutie van het jongerenonderzoek. Anderzijds wordt een interpretatiekader opgebouwd aan de hand van de huidige stand van zake in het jongerenonderzoek. Via een overzicht van de gekende gegevens rond de relationele- en seksuele leefwereld van jongeren, worden hiaten hierin blootgelegd, en wordt een vertrekpunt bekomen voor de analyse.

 

 

3.1. Jeugdonderzoek in evolutie

 

Het jeugdonderzoek is jong. De eerste tekenen van jeugdonderzoek in Vlaanderen dateren van de jaren vijftig - zestig. In de toenmalige onderzoekstraditie werd voornamelijk vanuit een pedagogisch standpunt naar de jeugd gekeken, vanuit een morele verontrusting van de ‘achteruit gaande’ jeugd. Het problematische, revolterende karakter van de jeugd vormde namelijk een rode draad in jeugdonderzoeken. Het feit dat de jeugd toen ter sprake kwam, had twee redenen die eveneens de twee belangrijkste pijlers vormden in het toenmalige jeugdonderzoek.

 

Een grote lijn doorheen het jeugdonderzoek is merkbaar. Een duidelijke invloed van de denkbeelden van de jaren zestig wordt opgemerkt, waarin de revolterende jeugd, met de opkomst van verschillende tegenculturen zoals onder meer de hippies, een eigen plaats opeist (Verhoeven, 1999). Organisaties zoals het CCCS (Centre for Contemporary Cultural Studies) in Engeland die verschillende subculturen binnen de jeugd bestudeerden, illustreren deze achterliggende filosofie. Ze analyseerden onder meer de semiotische guerrilla die de punkbeweging halfweg de jaren zeventig typeerde (Vancoillie, Verhoeven, 1999). De specifieke eigenheid van de jeugd is sindsdien niet meer weg te denken en komt steeds sterker naar voor in recente jeugdonderzoeken (Laermans, Vanhove, Smeyers, 2001).

 

De context van het jeugdonderzoek is zodoende sterk bepaald door zijn situering in de tijd. Zoals hierboven vermeld, is de eigenheid van de jeugd als een sociale categorie, een constante factor. Steeds meer vormt dit de uitgangsbasis voor het bestuderen van de jeugd als subpopulatie. Daarnaast is de interpretering van het jeugdonderzoek onderhevig aan hedendaagse ‘tijdsgebonden’ populaire nieuwe concepten zoals detraditionalisering en individualisering. De basisidee van de kloof tussen volwassenheid en jongeren wordt daarmee ook versterkt. Toch wordt de jeugd gezien als een groep met slechts enkele gedifferentieerde subculturen. De jeugd wordt als een groep gezien met een afnemende heterogeniteit en groeiende homogeniteit, een vervlakking. De consumptiecultuur staat voor een, aan belang winnende, gedachte van postmoderniteit en ligt mee aan de basis voor deze vervlakking (Laermans, Vanhove, Smeyers, 2001).

 

Het is dus pas later dat de overgang heeft plaatsgevonden van het bestuderen van het problematische, revolterende karakter van de jeugd, naar het zoeken naar generaliseerbare gegevens over de jeugd. Het is de bedoeling om met dit onderzoek op deze ingeslagen, generalistische weg voort te gaan, naar het voorbeeld van enkele recente werken en buurlanden als Nederland waar vanuit de overheid impulsen werden gegeven voor het bestuderen van de jeugd (Laermans, Vanhove & Smeyers, 2001).

 

 

3.2. De leefwereld van jongeren

 

Jongeren zijn als ‘homo optionis’ verplicht om zelf op zoek te gaan naar hun eigen levensweg. Deze keuzebiografie brengt met zich mee dat houdingen meer verscheiden, minder voorspelbaar en vooral minder onderworpen zijn aan voorgeschreven regels. Dit proces wordt omschreven als individualisering (Waege, 1997). Individualisering is echter een populaire sociologische term die snel wordt gebruikt als verklaring voor vele processen die zich in onze hedendaagse, postmoderne maatschappij voordoen. Het is een omstreden en abstracte term. Toch wordt getracht om een korte inhoudelijke duiding te geven bij dit proces van het maken van de eigen keuzes door jongeren vanuit individualisering, aangezien deze trend zich ook manifesteert op relationeel en seksueel gebied.

 

De term individualisering staat voor een dubbel proces. Twee processen die samen hun opmars maken, zorgen voor een geïndividualiseerde maatschappij. Ten eerste wordt het hedendaagse handelen steeds minder gestuurd door routine, voorgeschreven handelingswijzen, tradities… Onder dit proces wordt een detraditionalisering verstaan van de maatschappij die steeds minder aan de individuen voorschrijft hoe ze zich moeten gedragen, en waar deze individuen steeds minder gebonden zijn aan gewoonten. Het proces van detraditionalisering gaat gepaard met een toegenomen actieve keuzevrijheid van het individu (Laermans, Verschraegen, 2001). Subjectieve zelfbeelden komen zo meer los van hun objectieve sociale posities en gaan gepaard met een erosie van de vigerende voorstellingen van hoe mensen zich moeten gedragen (Laermans, 1991).

 

“Een almaar toenemend aantal (jonge) mensen heeft individuele meerkeuze-mogelijkheden binnen de domeinen van consumptie, vrijetijdsbesteding, sociale relatievorming, e.d. Binnen de nu bestaande context van individualisering ‘pre-programmeren’ representaties niet langer het virtuele geheel van persoonlijke opties of individuele keuzes. De biografie van de mensen komt vrij van voorgegeven fixaties, tot opgave van het handelen van elk individu.” (Beck, 1986)

 

Belangrijk om hierbij te vermelden is dat het proces van individualisering niet als een synoniem mag gelden voor een toenemende mate van utilitair individualisme of egoïsme. Het bewust kiezen voor egoïstische waarden is niet hetzelfde als de hier bedoelde toenemende mate van zelfreflexieve, persoonlijke keuzebiografie (Laermans, 1991).

 

Ook op relationeel gebied ondergaan jongeren dit proces, komen ze los van tradities en gaan ze zelf op zoek naar hun mening en komen op dit pad vele andere invloedrijke actoren tegen. De toenemende belangrijkheid van de peergroup als een plaats om te experimenteren, te overleggen en te communiceren, illustreert dat. Jongeren stellen hun individuele handelingsplannen namelijk op mekaar af doorheen samenspraak, doorheen onderlinge communicatie. Jongeren kennen immers een lange jeugdfase, onder meer door de lange schoolperiode die ze doorlopen, waarin dit proces zich kan voltrekken. Tegelijkertijd worden jongeren steeds vroeger geacht de kinderfase ontgroeid te zijn. De postadolescent is hiermee geboren en zweeft in de ruimte tussen de adolescentieperiode en de (jong)volwassenheid. Het zijn dan ook de jongeren met deze half-volwassen status (cf. De Waal, 1989) die in dit onderzoek aan bod komen. Deze jongeren zijn, in navolging van Hurrelman, zoekende in hun relaties met de peers, in hun seksuele gedrag en in hun morele- en ethische oriëntatie (Van Achter, 1996). Deze vorm van overleg vormt dan ook de basis en voorwaarde voor relaties waarbij onderhandeling, meer dan vroeger bepalend is voor de partnerkeuze als onderdeel van de eigen keuzebiografie van jongeren (Van Achter, 1996). Het zijn deze consequenties van het proces van individualisering die een plaats krijgen in dit onderzoek over de relationele en seksuele moraal van jongeren.

 

 

3.3. De relationele leefwereld van jongeren

 

De relationele moraal van jongeren is een abstract gegeven. Het operationaliseren van dit concept vergt een keuze. Deze keuze impliceert de opsplitsing naar deelcomponenten als een fundamenteel proces en dus bepalend voor de latere conclusies. Daarom wordt nagegaan welke invulling relationele moraal tot hiertoe in, de voornamelijk fragmentarische, onderzoeken kreeg en welke aspecten van relaties nog niet werden behandeld. Uit de verkenning van deze analyses en deelcomponenten die beschreven werden door andere auteurs en de ontdekking van hiaten hierin, volgt de structuur waarmee de relationele moraal hieronder wordt geoperationaliseerd.

 

Definiëring liefdesrelatie

Ten eerste is het belangrijk te weten wat een liefdesrelatie is. Sinds mensen tegenwoordig voornamelijk zelf instaan voor de selectie van een liefdespartner, en deze keuze minder door ouders of culturele dwang bepaald wordt, blijkt de romantische liefde de norm en het ideaal te zijn. Sociologisch gezien is deze romantische liefde, een partnerkeuze op basis van liefde, echter een recent fenomeen. Het ontstaat samen met de ontwikkeling van het geliberaliseerde ‘self’ en de ontwikkeling van keuzevrijheid. Dit keuzeproces illustreert het onafhankelijkheidstreven van jongeren. Liefdesrelaties zijn hierin een bijzonder mechanisme dat het onafhankelijkheidsstreven aanvult met een getolereerde afhankelijkheid van een andere persoon zonder de eigen onafhankelijkheid te verliezen. Deze functie van liefde maakt een combinatie van nabijheid en onafhankelijkheid mogelijk (Buck & Ginsburg, 1991). Deze sociologische benadering van liefde is weinig concreet. Geen enkele theorie of onderzoeksprogramma blijkt immers toereikend om liefde te bevatten om de simpele reden dat liefde als gegeven te complex is (Laqueur, 1990). Over hoe jongeren zelf dit romantische liefdesideaal -gebaseerd op een individuele keuzevrijheid en partnerselectie op basis van liefde- invullen, is echter weinig wetenschappelijke consensus (Hendrick & Hendrick, 1991). Verscheidene pogingen om jongeren te positioneren op een gestandaardiseerde liefdesschaal, worden als ontoereikend beschouwd (Hendrick & Hendrick, 1991). Wanneer jongeren zelf worden bevraagd, blijkt dat ze zich het best zouden thuis voelen in een duurzame relatie, alleszins beter dan in losse contacten of kortdurende relaties. Volgens Van Zessen en Sandfort geloven zelfs nog zeer veel jongeren in de enige ‘ware’. Niettegenstaande dat, vinden ook veel jongeren zich terug in de idee dat meerdere grote liefdes mogelijk zijn. Het is echter slechts een minderheid van hedendaagse jongeren die het begrip liefde invult als meerdere, tegelijk beleefde liefdes, als polygamie (Van Zessen, Sandfort, 1991). Sekseverschillen zijn hier merkbaar. Meisjes blijken meer belang te hechten aan een vaste relatie dan jongens. Daarbij is het opvallend dat jongens zich minder vinden in de stelling die zegt trouw te blijven aan de partner in een serieuze relatie. Jongens zien zich minder heel het leven met dezelfde partner doorbrengen en vinden in mindere mate dat overspel ongerechtvaardigd is (Elchardus, 1999). Desondanks blijken jongeren dus de liefdesrelatie voornamelijk als een duurzame liefde te (willen) beleven.

 

Relationele beleving: houdingen

Ten tweede wordt getracht achterliggende waarden voor het relatiegedrag van jongeren rechtstreeks te achterhalen. De achterliggende waarden en normen die gezocht worden zijn echter niet steeds rechtstreeks waarneembaar. Daarom wordt getracht ze te achterhalen, enerzijds via overstijgende concepten, anderzijds via de analyse van de relatie-ervaringen. Relatiesatisfactie is één van de belangrijke overstijgende concepten om de opvatting te kennen van een jongeren rond de definiëring van een liefdesrelatie. Deze relatiesatisfactie hangt immers van vele facetten af. Wanneer jongeren hierover worden bevraagd, wordt onrechtstreeks gepeild naar wat zij belangrijk vinden voor het slagen van een relatie. Hieruit blijkt dat de waarden eerlijkheid en vertrouwen veruit de belangrijkste waarden zijn die jongeren wensen en hanteren binnen een relatie, zowel voor jongens als voor meisjes. Voorts zijn wederzijds respect, (seksuele) trouw, vrijheid, onafhankelijkheid en openheid nog enkele van de overige relatiewaarden waar jongeren belang aan hechten (Vanhove, Matthijs, 2003). Openheid blijkt daarbij zelfs een sterke voorwaarde om tot liefde over te kunnen gaan.

 

Hoe zeer echter bovenstaande innerlijke waarden worden benadrukt, toch blijkt ook de fysieke verschijning van significant belang te zijn als belangrijk onderdeel van de partnerkeuze. Het is voor jongeren namelijk de eerste bron van informatie rond de persoonlijkheid van de anderen. De sociale luiheid van jongeren zorgt niet zelden dat deze eerste indruk voor feit wordt aangenomen (Bar-Tal & Saxe, 1976). Deze ‘self-fulfilling prophecy’ maakt dat het uiterlijke van iemand nog steeds een bepalende rol speelt in de beeldvorming van de andere, ook als mogelijke toekomstige partner (Merton, 1948). Of dit een bewust of onbewust proces is, blijkt echter nog niet duidelijk. In de partnerselectie van jongeren zijn naast het uiterlijk ook leeftijd, religie, sociale klasse en persoonlijkheid van belang. In de gelijkheidstheorie wordt benadrukt dat jongeren kiezen voor een partner die gelijkend is op deze levensvlakken. De theorie van ‘aantrekkende tegenpolen’ beweert het omgekeerde. Desondanks het belang van de fysieke verschijning, de leeftijd, sociale klasse, religie en persoonlijkheid, blijft het zich kwetsbaar opstellen en openstellen naar de andere toe de belangrijkste voorwaarde voor het slagen van een relatie (Hendrick & Hendrick, 1991).

 

Eens jongeren een partnerkeuze hebben gemaakt en een liefdesrelatie hebben, leven ze met seriële monogamie als norm. Hoewel zowel jongens als meisjes zeggen zich hierin het beste thuis te voelen, blijkt jaloezie op een derde persoon toch nog een belangrijke rol te spelen. Binnen de onderzoekstraditie rond jongeren zijn echter maar weinig auteurs die zich hierop hebben geconcentreerd. De complexiteit en persoonsgebondheid van het begrip ‘jaloezie’ is hiervan voornamelijk de oorzaak. Toch wordt getracht dit begrip te doorgronden om het vervolgens in het onderzoek te kunnen toetsen (Perlman & Duck, 1987). De omgang van partners in een relatie tegenover jongeren, meestal van het andere geslacht, buiten de relatie, en meer specifiek met een ex, zijn hierin namelijk nog te onderzoeken aspecten. Jaloezie wordt hiervoor opgevat als volgt:

 

“Jealousy is an aversive emotional reaction evoked by a relationship involving one’s current or former partner and a third person. This relation may be real, imagined or expected, or may have occuredin the past.” (Clanton & Smith, 1989)

 

Hierin blijkt vooral een onbewust affectieve respons te spelen, soms zelfs tegen cognitieve beslissingen in. Het gevoel van verraden, inferieur, kwaad, bang en teleurgesteld te zijn, blijkt zich te bundelen in een niet-cognitieve ‘jaloezie-flash’ (Clanton & Smith, 1989). Dit zorgt meestal voor een bedreigend gevoel in de relatie. Mazur schetste hiervoor vijf mogelijke jaloeziepatronen. De houdingen van hedendaagse jongeren worden later hierover gepeild, een meer concrete invulling van jaloezie wordt hiervoor gevonden bij Mazur:

 

“(1) possessive jealousy: one’s property rights are violated, (2) exclusion jealousy: being left out, (3) competitive jealousy: competing as the result of feeling inadequate, (4) egotistical jealousy: inability to expand one’s ego awareness, (5) fearful jealousy: feeling of being lonely or rejected” (Mazur, 1977).

 

Opmerkelijk is ten slotte dat bij jongeren, volgens Vanwesenbeeck, Bekker en van Lenning, op relationeel vlak nog steeds duidelijke stereotiepe verschillen worden teruggevonden. Sommige jongeren hanteren een conservatieve en vijandige genderattitude in de liefdesrelatie die gepaard gaat met meer initiatief en activiteit voor jongens, waarnaast een tendens staat naar onzekerheid en inschikkelijkheid bij meisjes, terwijl andere jongeren een meer tolerante houding aannemen. Niet alle jongeren kunnen echter in deze twee types gevat worden. Een verruiming van de blik op de verschillende houdingen van jongeren rond de beleving liefdesrelaties is nodig (Vanwesenbeeck, Bekker & van Lenning, 1999).

 

Relationele beleving: ervaringen

Jongeren hebben meestal heel wat meegemaakt in hun leven. Deze persoonlijke ervaringen zijn naast de zelfevaluatieve methodes ook belangrijke indicatoren voor de relatiemoraal van jongeren. De ervaringen van jongeren kunnen worden opgesplitst in eigen ervaringen en ervaringen met de omgeving, voornamelijk de thuissituatie. Elk hebben ze hun effect op het latere (liefdes)leven van de jongere.

 

Ten eerste zijn ouders en hun burgerlijke staat één van de belangrijke omgevingsinvloeden op jongeren. Jongeren van ouders die niet zijn gescheiden geloven klaarblijkelijk meer in de romantische liefde, terwijl bij jongeren met gescheiden ouders dit geloof minder sterk is (Jacobs, 1999). Het scheiden van ouders heeft ook een nefast effect hebben op het geloof in intimiteit en blijvende liefde. In de onderzoekswereld is rond de gevolgen van echtscheiding echter nog geen consensus bereikt. Meningen tussen onderzoekers lopen daardoor sterk uiteen. Enerzijds wordt scheiding gezien als fenomeen dat de jongeren sterker zou maken en emotioneel doet groeien. Anderzijds bestaan er tegenovergestelde meningen van onderzoekers die stellen dat de scheiding van ouders verregaande effecten heeft op zowel korte, bv. een stressvol bestaan, als op lange termijn, bv. ‘sleeper effect’[1] (Sinclair, Nelson, 1998). Hoe dan ook, naast de burgerlijke staat is de communicatieve omgang van ouders over liefdesrelaties met hun kinderen bepalend voor de mening van jongeren. Hieromtrent is echter weinig bekend vanuit de ervaring van de jongeren. Nader onderzoek naar de ervaringen in relationele en seksuele communicatie van jongeren met hun ouders dringt zich op.

Ten tweede staan naast de ouderlijke invloeden, de persoonlijke relationele ervaringen ook als cruciaal gegeven tegenover de moraalvorming van jongeren. Deze ervaringen zijn meestal schaars, maar soms ook overvloedig aanwezig bij adolescenten (Nias, 1991). Aangezien dit onderzoek zich beperkt tot laatstejaarsstudenten van het middelbaar onderwijs, moet daarom in het achterhoofd gehouden worden dat de gehanteerde moraal niet steeds een beproefde moraal is. De relationele moraal en gehanteerde waarden en normen zullen daardoor soms louter inschattingen zijn die de jongere nog niet of weinig heeft getest en beleefd in de werkelijkheid. Dat wordt onder meer afgeleid uit de gegevens van Vanhove en Matthijs die er opwijzen dat één vierde van de eerstkanstudenten aan de KULeuven nog nooit een ‘serieus’ lief heeft gehad. Daarnaast blijkt de duur van de huidige relatie van deze eerstekanstudenten voor 50% niet langer dan 10 maanden te zijn (Vanhove, Matthijs, 2003).

 

De ervaringen in partnerkeuze blijken bij jongeren voornamelijk volgens een vast stramien te verlopen. Het aanmaken van een liefdesrelatie wordt meestal voorafgegaan door een kennismakingsfase. Hoe en waar deze fase verloopt is variabel, afhankelijk van de jongere en diens vrijetijdsbesteding. Meer dan de helft van de jongeren leren hun partner kennen tijdens een avondje uit (voornamelijk op café) of in de hobbyclub (Hendrick & Hendrick, 1991; de Hoog, 1974). De ontmoetingsplaatsen kenmerken zich door een inherent doel op zich te hebben dat niets met partnerkeuze te maken heeft (bv. café: iets drinken en samenzijn). De ontmoetingsplaatsen moeten ruimten zijn waarbinnen jongeren zich vrij kunnen bewegen, zonder partnerkeuze als direct doel, maar waar dit wel tot de mogelijkheden behoort (Hendrick & Hendrick, 1991).

 

Toekomstbeleving

Ongehuwd samenwonen is de voorbije jaren ontwikkeld van een relatief weinig tot een relatief veel voorkomen verschijnsel. In 1991 verkozen al meer dan de helft van de jongeren met of zonder een relatie om op termijn ongehuwd samen te wonen. Niet alleen steeds meer jongeren wonen samen, ze doen dat ook langer dan voorheen. Een grote meerderheid van 80% van de jongeren op 20-jarige leeftijd denken pas te trouwen binnen 5 jaar of later. Desondanks het lange samenwonen zal een groot deel van deze jongeren alsnog trouwen, weliswaar op latere leeftijd. Het kiezen voor samenwonen is voor jongeren meestal een bewuste afwegingsproces van de voor- en nadelen van trouwen en ongehuwd samenwonen. Activiteiten op andere belangrijke levensterreinen, zoals carrière uitbouwen, vrije tijd en het krijgen van kinderen, spelen hierin een belangrijke rol (Liefbroer, 1991). Direct trouwens is immers niet populair. De wens om mekaar eerst beter te leren kennen is daarbij de belangrijkste reden die jongeren aanhalen bij hun keuze om ongehuwd samen te wonen. Jongeren zien daarbij soms zelfs geen verschil in trouwen en samenwonen, en vinden bijgevolg geen reden om wel te trouwen. De omkering van motivatie, nu zoekt men immers redenen om zo nodig wel te trouwen, is frappant en leidt tot de bewuste en persoonlijke keuze om al dan niet te trouwen. Tegenargumenten voor jongeren om te trouwen zijn bijgevolg: de meerwaarde van het samenwonen omdat het de mogelijkheid biedt om mekaar beter te leren kennen, het niet zien van een verschil tussen het samenwonen en het huwelijk, de inperking van de vrijheid en ten slotte de kosten van een bruiloft. Argumenten om wel te trouwen zijn voor jongeren de kinderwens, het bevestigen en verstevigen van de onderlinge band, religieuze overtuiging en praktische redenen (fiscaal of zakelijk). Deze argumenten zijn echter minder sterk aanwezig. Dat bevestigt de preferentie van het ongehuwd samenwonen (Kooy, 1986; Liefbroer, 1991).

 

Daarnaast worden jongeren in deze maatschappij steeds meer in hun naaste omgeving geconfronteerd met echtscheidingen. Een schatting dat 45% van de Belgische huwelijke zal eindigen in een echtscheiding, leert ons dat dit proces gestaag toeneemt. Het maakt het daarbij boeiend om na te gaan hoe jongeren de invloed hiervan op hun houdingen en gedragingen percipiëren, nu blijkt dat jongeren met gescheiden ouders hun eigen echtscheidingsrisico significant hoger inschatten (Vanhove & Matthijs, 2003). Daarbij vinden jongeren wiens ouders gescheiden zijn in de helft van de gevallen dat er goede redenen waren om te scheiden. Jongeren vinden namelijk echtscheiding steeds meer als een logische stap binnen een huwelijk dat slecht verloopt (Vanhove & Matthijs, 2003). Samengevat is het plannen en het gedrag van jongeren ontrent trouwen, ongehuwd samenwonen en echtscheiding in belangrijke mate bepaald door een rationele afweging van de voor- en nadelen die aan deze relatievormen zijn verbonden enerzijds, aangevuld door normatieve overwegingen anderzijds.

 

Het onderzoek naar de waarden en normen gehanteerd door Vlaamse jongeren is stilaan uit de kinderschoenen aan het groeien. Een eensgezinde en eenduidige algemene visie en typering van jongeren ontbreekt daarom dikwijls in bovenstaande onderzoeksgegevens. Klassieke, stereotype bevindingen wisselen progressieve tendensen af. Het is daarom vandaag nog steeds een uitdaging om op zoek te gaan naar een algemeen beeld van deze jongeren op relationeel vlak en een schets te maken van mogelijke denkpistes en achterliggende waardenpatronen rond liefdesrelaties bij jongeren.

 

 

3.4. De seksuele leefwereld van jongeren

 

Jongeren beginnen steeds vroeger aan seks. Bijna de helft van de 17-jarigen heeft al ooit seks gehad (Vanhove & Matthijs, 2002). Het hoort ook steeds vroeger bij het hebben van een relatie. Bij deze studie van de visies op relaties van jongeren, wordt daarom naast de relationele moraal, ook ingegaan op deze seksualiteit. Hoewel dit onderzoek geen seksualiteitsonderzoek is en de nadruk ligt op de visie op relaties, krijgt seksualiteit als één van de aspecten binnen een relatie hierin toch een belangrijke plaats. De seksuele waarden leveren immers niet alleen kennis op over de gehanteerde seksuele moraal, maar kunnen eveneens onrechtstreeks iets vertellen over achterliggende relatiewaarden. De werkelijke invulling van het begrip seksuele moraal is wederom niet eenvoudig. Zoals bij de relationele moraal wordt ook hier op zoek gegaan naar voorgaande manieren van interpretatie om zodoende te komen tot een overzicht hiervan en de hiaten hierin bloot te leggen.

 

Seksuele beleving: houdingen

De seksuele moraal van jongeren is een dynamisch gegeven en dus voortdurend aan verandering van de tijd onderhevig. Vlaams algemeen waardenonderzoek geeft namelijk aan dat met betrekking tot de seksuele moraal alle leeftijdscategorieën permissiever zijn dan 10 jaar eerder (Lesthaeghe, Moors, 1999). Ook volgens het onderzoek van Deceulaer zijn hedendaagse jongeren permissiever dan voorgaande generaties, maar is de invulling van het begrip permissiviteit niet zuiver (Deceulaer,1994). Ongeveer 23% van de jongeren is permissief tot zeer permissief (Vanhove & Matthijs, 2003). Hoe jongeren zelf hierover denken en hoe ze dat juist zelf invullen, blijkt echter weinig onderzocht. Daarbij wordt dikwijls voor sekse als verklarende factor geopperd. Jongens blijken steeds meer permissief dan meisjes. De verklaringskracht van sekse zou echter nog meer opbrengen indien het wordt gecombineerd met en gecontroleerd voor de persoonlijkheid en de ervaringen van de jongeren (Deceulaer, 1994). Ten slotte zijn er belangrijke verschillen naar opleiding toe. Jongeren uit het beroeps- en deeltijds onderwijs blijken minder terughoudend te zijn (Deceulaer, 1994). Ook hier geldt dezelfde opmerking als voor sekse. Samen met sekse, de persoonlijkheid en de relationele ervaringen van de jongere, kan opleidingsniveau aan verklaringskracht winnen. Omdat het concept van de persoonlijkheid dikwijls ontbreekt, wordt in de analyse getracht dit binnen te brengen. In het opstellen van een typering van jongeren, krijgt dit vorm en worden sekse, opleiding en persoonlijkheid gecombineerd.

 

Belangrijk is welke plaats seksualiteit binnen een relatie krijgt. Daarom wordt op zoek gegaan naar wat de belangrijkste motivaties en waarden bij seksualiteit zijn. Eerder onderzoek stelt dat de reden waarom mensen vrijen, in de eerste plaats de eigen bevrediging en de bevrediging van de partner is. Belangrijk voor veel mensen bij het vrijen zijn gevoelens van overgave, intimiteit en ontspanning. Dat geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Jongens ervaren seksualiteit echter wel meer als bevrijdend dan meisjes. Voor meisjes zou er een grotere samenhang zijn tussen tevredenheid over de relatie en seksualiteitsbeleving, bij jongens zijn beide zaken meer onafhankelijk van elkaar (Frans, 1999). Opvallend is dat deze sekseverschillen nog steeds gekenmerkt zijn door klassieke stereotypes. Het onderzoek van Van Zessen en Sandfort geeft namelijk aan dat mannen voornamelijk een dominante positie innemen tijdens het vrijen, en dat vrouwen meer gekenmerkt worden door angst, onzekerheid en defensiviteit (Van Zessen, Sandfort, 1991). Het overleven van klassieke, stereotype visies bij jongeren, is zodoende een belangrijke te onderzoeken factor. Hoe jongeren de progressieve moraal combineren met stereotiepe beelden over een relatie, wordt dan ook concreet nagegaan. Naast het lichamelijk contact (de bevrediging van de partner en zichzelf), zijn emotionele factoren ook van belang in een seksuele relatie. Het praten over seksualiteit helpt om een beeld te scheppen van zichzelf, verwachtingen te formuleren en mekaars grenzen te ontdekken. Het praten over seksualiteit blijkt dus een belangrijk aspect binnen een seksuele relatie (Hutton, 1988). De innerlijke betekenis van seksualiteit is belangrijk wanneer seksualiteit gepaard gaat met liefde. Als dat zo is, is seksualiteit een diepte-ervaring die twee personen verenigt en niet louter twee lichamen. Seksualiteit hoeft echt niet steeds gepaard te gaan met liefde. Slechts 45% van de jongeren keurt immers de stelling af dat een seks enkel kan binnen een relatie (Vanhove, Matthijs, 2003). De keuzevrijheid voor seks zonder of met liefde, gaat hand in hand gepaard met de tolerantie die nu leeft voor elk individu om de eigen ethische grenzen te stellen.

 

Seksuele beleving: ervaringen

Eén van de belangrijkste bevinden doorheen de laatste jaren is dat jongeren steeds vroeger met seks beginnen. De helft van de 17-jarigen al ooit seks heeft gehad (Hubert, 1998). De houding van jongeren hierrond is ambigu. Slechts een nipte minderheid van de jongeren vindt dat er door jongeren te snel naar bed wordt gegaan (Vanhove & Matthijs, 2003). De verschillen tussen jongens en meisjes in verband met de leeftijd van het eerste seksuele contact zouden daarbij ook afnemen, wat te wijten is aan een inhaalbeweging van de meisjes (Van Hove, Carpentier, Knops, 1995). Jongeren uit het beroeps- en deeltijds onderwijs zouden er ook veel vroeger bij zijn dan jongeren die algemeen secundair onderwijs volgen. Deze jongeren uit het beroeps- en deeltijds onderwijs hebben namelijk op de leeftijd van 15 jaar meer ervaring met geslachtsgemeenschap dan jongeren uit het algemeen secundair onderwijs (Deceulaer, 1994).

 

Hoewel jongeren steeds vroeger met seks beginnen, is toch een overgrote meerderheid van de jongeren nog wel terughoudend wat betreft een volledige seksuele vrijheid voor iedereen. Een overgrote meerderheid vindt namelijk dat relaties serieus genomen moeten worden, in de zin dat seks met iemand anders dan de partner wordt afgekeurd (Elchardus, 1999). De helft van de jongeren geven zelfs aan dat seks alleen kan tussen mensen die elkaar graag zien (Vanhove, Matthijs, 2003). De partnerschapsrelaties worden dus in grote mate gekenmerkt door sequentiële of seriële monogamie, met name een opeenvolging van exclusieve relaties met een ‘serieuze’ liefdespartner (CGSO, 1997).

 

Anticonceptie en soa’s

Hedendaagse jongeren worden regelmatig geconfronteerd met mediaboodschappen rond het vermijden van zwangerschappen en de bescherming tegen soa’s via scholen, campagnes… Desondanks gebruiken slechts 20% van de jongeren op regelmatige basis effectieve voorbehoedsmiddelen (Visser, Geeraert, Lehort, 1991). Wanneer toch voor anticonceptie wordt gekozen, spelen voornamelijk drie factoren een belangrijke rol in de keuze voor welke voorbehoedsmiddel. In de eerste plaats is betrouwbaarheid een fundamenteel aspect. De betrouwbaarheid wordt het grootst ingeschat bij de pil. Daarnaast zijn de veiligheid voor de gezondheid en de invloed op het seksuele leven belangrijke aspecten die de keuze van het voorbehoedsmiddel beïnvloeden. Ook als niet-storend middel scoort de pil het beste. Op vlak van veiligheid voor de gezondheid is echter slechts 60% van de jongeren overtuigd dat de pil volledig veilig is. Deze gezondheidsbezwaren zijn wel niet meer van toepassing op de modernere driefasenpil. Hoe dan ook, de pil blijft het meest populaire anticonceptiemiddel. De condoom volgt gestaag op een tweede plek (Visser, Geeraert, Lehort, 1991).

 

 

4. Onderzoeksvragen

 

De manier waarop de relationele- en seksuele moraal wordt geoperationaliseerd, wordt hieronder verduidelijkt. Aan de hand van concrete bevindingen en opvallende hiaten in voorgaand onderzoek, wordt immers getracht een passende en aanvullende onderzoeksvragen te vormen om vervolgens via diepte-interviews de analyse te uit te voeren. Hoewel op zoek wordt gegaan naar een algemeen beeld van jongeren op relationeel en seksueel gebied, en het dus een exploratief onderzoek betreft, wordt toch getracht om enkele inleidende onderzoeksvragen op te stellen. Zo krijgt de inleidende probleemstelling verder vorm en werd de structuur bekomen waarbinnen de diepte-interviews zich echter vrij konden bewegen.

 

 

4.1. De relationele moraal van jongeren

 

De relationele moraal wordt geoperationaliseerd in drie fasen die de structuur van de literatuurstudie volgen. Eerst wordt de definiëring van liefdesrelaties behandeld, vervolgens de relationele beleving (zowel betreffende houdingen als ervaringen) en ten slotte het toekomstperspectief van de jongeren. Op deze manier worden mogelijke denkpatronen van jongeren achterhaald: de manier waarop ze over relaties denken, welke ervaringen ze hebben, en voornamelijk hoe deze twee samen gaan. Concreet bevat de analyse volgende onderzoeksvragen.

 

(1) Hoe definiëren jongeren een liefdesrelatie?

Uit de literatuur blijkt dat jongeren op verschillende manieren spreken over relaties. De verschillende manieren waarop het romantische liefdesideaal -gebaseerd op individuele keuzevrijheid en partnerselectie op basis van liefde- wordt ingevuld, komen hierin aan bod. Aangezien de manier waarop jongeren spreken over relaties, hun houdingen beïnvloedt, wordt hier nagegaan hoe jongeren zelf een liefdesrelatie omschrijven. Het open karakter van de vraagstelling tracht de jongeren tot creativiteit te bewegen. Hierin moet plaats zijn voor zowel de verschillende soorten relaties, als voor de relaties waarin jongeren zichzelf het beste zouden thuis voelen. Op deze manier wordt eveneens de openheid en tolerantie naar andere soorten relaties nagegaan.

 

(2) Hoe beleven jongeren een relatie?

Hierin wordt enerzijds nagegaan wat jongeren belangrijk vinden in een relatie en anderzijds hoe ze de relatie percipiëren en ervaren. Uit de studie van voorgaande onderzoeken bleek dat dit op vele manieren kan. De piste van de bevraging van de relatiesatisfactie vormt zoals de literatuur aangeeft een eerste goede inschatting van achterliggende waarden en normen in relaties. Anderzijds zullen respondenten hier rechtstreeks bevraagd en geconfronteerd worden met onderstaande relatievragen en concepten. De bevraging betreft dus enerzijds de confrontatie met waarden die hun degelijkheid in andere onderzoeken hebben bewezen, en anderzijds aanvullende waarden die de jongeren zelf aanbrengen wanneer gepeild wordt naar waarden die nodig zijn voor het goede verloop van een relatie, de relatiesatisfactie.

 

 

(3) Wat is het toekomstperspectief van de jongeren?

Als laatste onderdeel in de operationalisering van de relationele moraal krijgt het toekomstperspectief van jongeren rond ongehuwd samenwonen, huwen en scheiden de aandacht. Aan de hand van de open bevraging van de toekomstvisie van de jongeren wordt enerzijds nagegaan of jongeren überhaupt wel met de toekomst bezig zijn, en anderzijds hoe deze invulling van de toekomst tot stand komt en hoe de houding is van jongeren met betrekking tot deze verschillende samenlevingsvormen.

 

 

4.2. De seksuele moraal van jongeren

 

De waarden en normen rond seksualiteit vormen samen met de seksuele ervaringen een onmiskenbaar zwaartepunt om te komen tot de relationele- en seksuele moraal van jongeren. Door de nauwe samenhang van de concepten relationele- en seksuele moraal, kunnen achterliggende waardenpatronen zowel op seksueel als op relationeel gebied herkend worden bij de bevraging rond de seksuele leefwereld van jongeren. De meerwaarde voor de analyse van de relationele moraal, naast de seksuele moraal an sich, geeft deze subonderzoeksvraag een extra dimensie.

 

De seksuele moraal wordt geconcretiseerd aan de hand van twee thema’s. Deze vormen een aanvulling op de nood die wordt afgeleid uit hiaten in voorgaand onderzoek. Daaruit blijkt immers dat gedrag voornamelijk in kwantitatief onderzoek wordt besproken, maar zelden wordt gepeild naar achterliggende motivaties en motieven voor seksualiteit. Daarom wordt tot volgende opdeling van subonderzoeksvragen gekomen. Ook hier wordt de opdeling van de literatuurstudie gevolgd.

 

(1) Hoe beleven jongeren een seksuele relatie?

Vooreerst wordt gepeild naar de ervaringen van jongeren op seksueel gebied. In welke mate hebben jongeren ervaringen, en in welke mate zijn deze volgens henzelf bepalend voor de meningvorming rond relaties en seksualiteit. Welke zijn deze ervaringen, met name: ‘Hoe vullen ze zelf het begrip vrijheid en permissiviteit in?’ en ‘Vinden ze überhaupt wel dat ze vrij en permissief zijn?’.

 

Vervolgens wordt op zoek gegaan naar achterliggende waarden. De communicatieve houding rond seksualiteit wordt bevraagd. Jongeren blijken immers het praten over relaties belangrijk te vinden. Via het peilen naar andere mogelijke voorwaarden voor een seksuele relatie en de belangrijkheid van seksualiteit binnen een relatie, wordt getracht een algemeen beeld te scheppen van de respondenten dat complementair wordt geacht aan de relationele moraal. Het kan zo mee voor de basis zorgen bij het opstellen van mogelijke denkpatronen en types van jongeren rond relaties en seksualiteit, zoals hieronder verder wordt uitgewerkt.

 

(2) Hoe denken jongeren over anticonceptie en seksueel overdraagbare ziektes (soa’s)?

Zoals vermeld blijken de pil en het condoom de meeste geprefereerde manieren van anticonceptie. Op welke manier maken jongere de keuze om zich te beschermen tegen zwangerschappen of soa’s? De motivaties die Visser, Geeraert en Lehort (1991) aanhaalden worden hier nagegaan.

 

Ook om op een onrechtstreekse manier achterliggende waarden en normen voor de relatie en seksualiteit te bekomen, worden respondenten geconfronteerd met aspecten van anticonceptie en met de problematiek van seksueel overdraagbare ziektes. Op deze manier worden jongeren uitgedaagd om na te denken over deze thema’s en hun houding hiertegenover te duiden binnen de context van de eigen ervaringen en binnen de context van de relatie waarbinnen ze zich het best zouden voelen.

 

 

4.3. Een typologie van jongeren

 

Ten slotte worden de gevonden bevindingen getoetst aan hedendaagse, theoretische sociologische concepten. De theoretische ‘zoeklichten’ van waaruit wordt vertrokken zijn individualisering en detraditionalisering. Er wordt nagegaan in welke mate de processen van individualisering en detraditionalisering een invloed hebben op de visies van hedendaagse jongeren op relaties. Daarbij wordt de pertinente vraag gesteld of jongeren opdeelbaar zijn in enkele (ideaal)types. Aangezien voorgaand onderzoek dikwijls fragmentarisch en kwantitatief van aard was, is een ruim beeld van alle mogelijke denkpatronen van jongeren onbestaande. Houdingen worden immers in de eerste plaats steeds gekoppeld aan sekse, opleidingsniveau of sociale achtergrond als onafhankelijke variabelen. Met de typologie in deze eindverhandeling verloopt de denkoefening anders. De persoonlijkheid, houdingen en gedragingen van jongeren worden los van bovenstaande onafhankelijke variabelen als uitgangspunt genomen en leiden tot enkele (ideaal)types. Deze typologie kan een eerste aanzet te geven tot een ruim en algemeen beeld van mogelijke denkpatronen/types van jongeren. Vervolgens kan kwantitatief onderzoek een meerwaarde bieden door hierop verder bouwen en zo mogelijk de typologieën wederom te koppelen aan sekse, opleidingsniveau of sociale achtergrond…

 

De basis voor deze typologie groeide doorheen het onderzoek aangezien de onderzoeksvraag slechts concreter werd naarmate het onderzoek vorderde. Uit de data werd namelijk duidelijk dat naast individualisering en traditie, ook de ervaring en idealen/verlangens van jongeren een grote rol spelen in de relationele- en seksuele moraal van jongeren. De gehanteerde onderzoeksvraag naar een typering van jongeren was bijgevolg dynamisch doorheen het onderzoek waardoor de analyse op een abductieve manier vorm kreeg. Dit resulteerde uiteindelijk in drie invloedrijke concepten (traditie/ervaring/liefdesideaal) voor de relationele- en seksuele moraal van jongeren die de basis vormen voor de typologie van jongeren rond relaties en seksualiteit. Vervolgens zal voor elk type nagegaan worden wat de omgang is met de relationele en de seksuele moraal.

 

 

5. Methodologie, een kwalitatieve benadering

 

In het huidige wetenschappelijk onderzoek heeft de socioloog traditiegetrouw de keuze uit twee basissoorten van onderzoek. Het eerste betreft kwantitatief onderzoek waarbij de onderzoeker via gestandaardiseerd vragenlijsten informatie verzamelt en verwerkt in statistieken die vervolgens worden samengebracht, geïnterpreteerd en het testen van veralgemenende hypotheses mogelijk maakt. Het tweede betreft het kwantitatieve onderzoek de koepelterm voor onderzoek onder de vorm van participerende observatie, analyse van documenten en als voornaamste vorm het diepte-interview (Billiet, 2001).

 

In dit werk wordt gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethode, met name het diepte-interview, om informatie te verzamelen rond het gedrag, de visies en de houdingen van laatstejaarsstudenten secundair onderwijs rond liefdesrelaties. Na een beschrijving van de gebruikte methode, wordt deze keuze gemotiveerd en concreet ingevuld.

 

 

5.1. Het diepte-interview besproken

 

In tegenstelling tot het gestandaardiseerde interview in de kwantitatieve onderzoeksmethode, is het niet-gestandaardiseerde interview één van de methoden bij uitstek in de kwalitatieve onderzoeksmethode. Aangezien het geen gebruik maakt van voorgestructureerde vragenlijsten met voornamelijk gesloten vragen, wordt het diepte-interview ook wel open interview genoemd. Concreet wordt er aan de hand van een topiclijst, die de ruggengraat vormt van het gesprek, een open gesprek aangegaan met de respondent waarbij de interviewer vragend naar feiten, houdingen en gedragingen de respondent zijn of haar verhaal laat doen. Hierbij is enerzijds belangrijk dat de respondent de mogelijkheid heeft om zijn antwoorden te nuanceren en naar eigen aanvoelen en in de eigen woorden te antwoorden. Anderzijds heeft de onderzoeker ook de mogelijkheid om door te vragen en in te spelen op de antwoorden van de respondent.

Een typisch kenmerk en belangrijke meerwaarde van het diepte-interview is dat het de mogelijkheid biedt om zowel verticaal[2] als horizontaal[3] dieper in te gaan op de topics, de houdingen, de gedragingen en de feiten, meer als in een gestandaardiseerd interview (Billiet, Waege, 2001).

 

 

5.2. Een kwalitatieve onderzoeksmethode voor relaties en seksualiteit

 

In dit onderzoek naar de visie van jongeren over liefdesrelaties wordt bewust de methode van het diepte-interview verkozen. De eerder beperkte onderzoekstraditie in Vlaanderen over liefdesrelaties bij de jeugd geeft nog niet veel duidelijkheid over hoe hedendaagse jongeren denken over relaties. Enkele statistische gegevens rond relationele- en seksuele gedragingen en waarden van jongeren zijn reeds gekend. Achterliggende denkpistes van deze jongeren zijn echter nog niet duidelijk te herkennen en beschreven. De keuze voor het diepte-interview speelt in op deze behoefte omdat het de mogelijkheid biedt om diepgaand op de onderzoeksmaterie door te gaan tijdens het interview, op maat van de respondent, én zo ons in de mogelijkheid stelt een achterliggende moraal te schetsen.

 

Grotendeels zal dit onderzoek op een abductieve manier vorm krijgen. De interviews vormen de absolute vertrekbasis. Aangezien er wordt gewerkt rond enkele theoretische kaders, worden deze theorieën tijdens het onderzoek echter wel steeds bij de hand gehouden. Theorie en praktijk bepalen dus in wederzijdse afhankelijkheid het, voornamelijk exploratief, onderzoeksverloop.

 

Om enerzijds dit dynamische karakter te garanderen en anderzijds de respondent de nodige vrijheid te geven, wordt doorheen de diepte-interviews zo weinig mogelijk gestructureerd. Enkel de thema’s die ter sprake komen, worden door de interviewer aangegeven. Daarnaast moet de respondent zelf thema’s kunnen aanbrengen, steeds vrij kunnen antwoorden, in de eigen woorden, naar eigen aanvoelen en naar eigen belangrijkheid. De subjectieve ervaringen, houdingen, opinies zullen zodoende besproken worden op maat van de respondent (Billiet, Waege, 2001).

De ondervraagde jongeren vormen echter geen representatieve steekproef voor de huidige generatie jongeren. Toch wordt er via de diepte-interviews de basis gelegd voor een inzicht in de visies van hedendaagse jongeren op relaties. Deze onderzoeksmethode laat toe om mogelijke denkpistes en typologieën op te stellen, die niet gebaseerd zijn op cijfers en statistieken, maar op open, diepgaande interviews met jongeren. Zo kunnen ze een fundament voor theorievorming rond jongerenrelaties vormen die een mogelijk interpretatiekader kan bieden voor toekomstig, aanverwant kwantitatief onderzoek.

 

Tijdens de diepte-interviews wordt gebruik gemaakt van bandopnames. Omdat aan het gebruik van opnamemateriaal voor- en nadelen zijn verbonden, wordt deze manier van werken even toegelicht. De nadelen van de bandopnemer zijn dat het de controle en machtspositie van de interviewer kan bevestigen. Daarbij kan het gevoel van anonimiteit worden doorbroken wat een geremdheid bij de respondent kan creëren (Fowler, Mangione, 1985). De voordelen ervan zijn echter niet te onderschatten. De mogelijkheid om naderhand interviews uit te schrijven, geeft ruimte om tijdens het gesprek meer aandacht te besteden aan de respondent, het doorvragen, het concentreren op de topics en de lichaamstaal van de respondent (Billiet, Waege, 2001). Het is dan ook een must om het anonieme gebruik van de bandopnemer tegenover de respondent te duiden bij het begin van elk diepte-interview.

 

 

5.3. Respondentenwerving

 

5.3.1. Laatstejaars secundair onderwijs

 

Voor dit onderzoek worden laatstejaarsstudenten uit het secundaire onderwijs geselecteerd. Deze keuze ligt niet voor de hand aangezien het veel wat overleg vergt om deze jongeren te mogen en te kunnen contacteren. Scholen, en de respectievelijke directeurs die de toestemming dienen te geven, geven aan overvraagd te zijn als onderzoekspopulatie en zijn meestal geen vragende partij. De keuze voor laatstejaars secundair onderwijs wordt echter toch gemaakt omdat de noodzaak bestaat om jongeren te interviewen uit uiteenlopende studierichtingen en –niveaus. Een bevraging van bijvoorbeeld enkel universiteitsstudenten zou voor een vernauwing zorgen die resulteert in een bevraging louter van jongeren die verder studeren, wat voor dit onderzoek naar algemene beeldvorming rond liefdesrelaties minder interessant lijkt. Daarbij wordt voor laatstejaarsstudenten van het secundaire onderwijs geopteerd wegens de bijzondere positie die ze innemen. Ze staan voor een belangrijke keuze en periode van verandering in hun leven: gaan werken en/of verder studeren zijn ingrijpende gebeurtenissen. Ze komen op een leeftijd dat ze de pubertijd definitief verlaten, en dingen naar een volwassenstatus. Deze specifieke situering van deze jongere kan gepaard gaan met de eerste serieuze ervaringen op relationeel en seksueel gebied. Het is de bedoeling in dit onderzoek om de jongeren op dat moment te confronteren met vragen rond relationele- en seksuele moraal.

 

5.3.2. Respondentenselectie, uit de klas geplukt

 

Voor deze eindverhandeling werden enkele scholen benaderd om zo in contact te komen met laatstejaarsstudenten uit het secundaire onderwijs. Indien de directeur de toestemming gaf, wat op zich al veel voeten in de aarde had, werd na een korte uitleg in de klas over het onderzoek en zijn bedoeling, de contactgegevens van leerlingen zich bereid vonden tot deelname aan het onderzoek, opgenomen. Deze dienden voor de latere contactopname en het maken van een afspraak voor een diepte-interview. Zowel jongens als meisjes, en zowel leerlingen uit het ASO (Algemeen Secundair Onderwijs), als jongeren uit het BSO (Beroeps Secundair Onderwijs) werden geïnterviewd. Op deze manier wordt geacht dat een voldoende breed spectrum wordt gehanteerd.

 

Beide bevraagde scholen komen uit praktische overwegingen uit de omgeving van Leuven. Er wordt verondersteld dat dit echter geen probleem vormt voor de geldigheid van de data. De leerlingen uit het ASO komen uit de richting menswetenschappen. Hier werd de ideale verdeling bereikt met een evenwichtige bevraging van vijf jongens en vijf meisjes. De leerlingen uit het BSO komen uit de richting kantoor enerzijds en houtbewerking anderzijds. Hier is de verdeling minder evenwichtig. Vier meisjes en twee jongens werden bevraagd. Een geringe motivatie, het -dikwijls laattijdig- afzeggen van deelnamebereidheid, foutieve of verouderde contactgegevens, en vergeten afspraken blijken de voornaamste redenen te zijn voor deze stroeve selectie.

 

De afname van het interview gebeurde bijna steeds bij de jongeren thuis. Op aanvraag van drie jongeren, gebeurde het interview niet thuis. De faculteit sociale wetenschappen aan de K.U.Leuven zorgde in twee gevallen voor de nodige infrastructuur. Eénmaal werd het interview op voorstel van de respondent thuis bij de interviewer afgenomen. De duur zonder voorgesprek en nagesprek varieerde van minstens een half uur, tot maximum 1uur 45min. De meeste interviews schommelen rond de grens van 1uur.

 

 

6. Tussen traditie en ‘instant satisfaction’: analyse van de diepte-interviews

 

6.1. Opstellen van een typologie

 

Het opstellen van een typologie is geen sinecure. De bedoeling is immers om aan de hand van enkele houdingen relaties en seksualiteit elke jongere te kunnen plaatsen binnen het kader van enkele types. De diversiteit tussen de jongeren mag hierbij echter niet uit het oog verloren worden. Er wordt als het ware op zoek naar achterliggende denkpatronen die de houdingen en gedragingen van jongeren op gebied van relaties en seksualiteit kunnen verklaren en waardoor deze begrepen kunnen worden. Hierbij staat een afwegen centraal tussen een klein of een groot aantal types. Een heel groot aantal types zal resulteren in een grote homogeniteit binnen de types, en een grote heterogeniteit tussen de types. Dat is op zich een goede zaak, maar brengt ons niet dichter bij het doel om de houdingen en gedragingen te kunnen reduceren tot enkele types. Een heel klein aantal types gaat gepaard met een kleinere homogeniteit binnen de types en een kleinere heterogeniteit tussen de types. Het gevaar bestaat hier dat niet alle jongeren binnen het te beperkte kader begrepen kunnen worden en dus een waardeloze typologie is opgesteld. De opgave is dus een evenwichtspunt te creëren, waarop de homogeniteit binnen het type en heterogeniteit tussen de types gewaarborgd blijft, en dat de lading dekt van alle houdingen en gedragingen van jongeren. De typologie mag echter niet verabsoluteerd worden. Het betreft immers ideaaltypes die een goede werkbaarheid met zich meebrengen. Alternatieve manieren om de jongeren in te delen en varianten op de types zullen zeker bestaan. Toch werd getracht met deze indeling een zo ruim mogelijk spectrum van houdingen en gedragingen van jongeren te dekken.

 

In deze analyse werd geopteerd om de typologie op te stellen in twee stappen. In een eerste stap werd nagegaan welke parameters een bepalende rol spelen in de houdingen en gedragingen van jongeren rond relaties en seksualiteit. In een tweede stap worden deze parameters de werkelementen om alle jongeren op te delen in groepen. Deze groepen zijn de types die de basis vormen voor de verdere analyse. Aan de hand van drie parameters werden vier types bekomen. De bevraging van 16 laatstejaars secundair onderwijs zorgde ervoor dat een bevredigend saturatiepunt bereikt werd. Elke type werd zo een groep met een voldoende hoge interne homogeniteit, en externe heterogeniteit.

 

 

6.2. Drie parameters

 

De indeling van alle respondenten in enkele types verloopt dus volgens de manier waarop de jongeren zelf hun houdingen en ervaringen rond relaties en seksualiteit beschrijven. Het gaat om de persoonlijke invulling van de drie parameters die bepalend zijn voor de visie op relaties en seksualiteit. De score betreffende volgende parameters is nooit goed of slecht. Elke invulling van elke jongere is een mogelijke benadering van elke parameter. De invulling hiervan is dus een subjectieve houding van de respondent en krijgt geen normatief oordeel mee. De parameters zijn:

 

1. Traditie (Sterke traditie versus weinig traditie)

Traditie wijst op de mate waarin jongeren traditionele waarden aanhalen en traditionele denk- en handelingspatronen verdedigen. Dat geldt in het algemeen én strikt op relationeel- en seksueel gebied. Jongeren in Vlaanderen hebben doorgaans twee manieren om dit toe te passen. Ofwel komen ze tot een invulling van houdingen en gedragingen volgens weinig tot geen traditie enerzijds of ze komen tot een invulling volgens de christelijke traditie anderzijds. De (christelijke) traditie kan zowel bewust als latent aanwezig zijn en zo voor sommige jongeren een inspiratiebron zijn. De moraal die hieruit volgt, kent een beperkte invloed van het proces van detraditionalisering en individualisering. De houdingen en gedragingen van jongeren met weinig tot geen traditie zijn eerder wel onderhevig aan het proces van detraditionalisering en individualisering.

 

2. Liefdesideaal (weinig, tolerant of sterk)

De houdingen en gedragingen rond relaties en seksualiteit die jongeren kenmerken worden eveneens bepaald door een achterliggende visie op relaties. Deze achterliggende visie kan al dan niet bepaald worden door sterke idealen. Wanneer jongeren een sterke liefdesideaal hebben, hebben ze een duidelijk beeld van hoe een goede relatie moet verlopen. Een sterke liefdesideaal is in feite een blauwdruk van een relatie, een voorgeschreven axioma dat bepaalt hoe dé liefdesrelaties er moet uitzien. Het verlangen om een relatie op deze manier te beleven is dan ook groot. Een zwakke liefdesideaal duidt op een open visie op relaties waarbij op voorhand niet wordt uitgegaan van bepaalde vastliggende patronen of voorwaarden waaraan een relatie moet voldoen om geslaagd te zijn. Ten slotte kan het liefdesideaal tolerant zijn. De tolerante houding impliceert een duidelijke en sterke visie op hoe een relatie zou moeten verlopen voor zichzelf en eveneens een groot verlangen hiernaar. Dat gaat echter niet ten koste van een tolerante houding tegenover andere jongeren zonder of met een afwijkende, alternatief liefdesideaal .

 

3. Ervarenheid (nihil en/of onbepalend versus ervaringsgericht en bepalend)

De mate waarin jongeren reeds ervaringen hebben opgedaan op relationeel en seksueel gebied is een derde parameter. Dit betreft zowel de eigen ervaringen, als de ervaringen in de directe omgeving. Laatstejaars secundair onderwijs komen namelijk op een moment in hun leven wanneer ze de pubertijd stilaan verlaten en zo mogelijk beginnen aan het uitbouwen van een relationeel en eventueel seksueel leven. Dat is echter nog niet bij alle jongeren het geval. Daarom loopt de ervarenheid van nihil en/of weinig invloedrijk enerzijds, tot een sterke ervaringsgerichtheid én bepalende rol voor de houdingen rond relaties en seksualiteit anderzijds.

 

Wanneer deze parameters worden toegepast op de respondenten, worden vier types bekomen waarbinnen de subgroep van jongeren telkens intern homogeen is betreffende elke parameter en in het geheel. Aan de hand van onderstaande schema’s wordt de typologie samengevat en de types geïdentificeerd. Vervolgens wordt elk type besproken aan de hand van de bepalende parameters.

 

Tabel 1: Invulling parameters per type

 PARAMETERS

 

TYPE

Traditie

 

Liefdesideaal

Ervarenheid

 

 

1. Klassieke type

 

Sterke Traditie

 

 

Sterk liefdesideaal

 

ervaring onbepalend

 

2. Naïeve type

 

 

Weinig traditie

 

 

Sterk liefdesideaal

 

ervaring nihil

 

3. Tolerante type

 

 

Sterke traditie

 

Ideologisch tolerant

 

ervaring bepalend

 

4. Permissieve type

 

Weinig/geen traditie

 

 

Weinig liefdesideaal

 

ervaringsgericht

 

 

Tabel 2: Identificatie types naargelang scholing en geslacht [4]

 IDENTIFICATIE

 

TYPE

 ASO

 Jongens Meisjes

 BSO

 Jongens Meisjes

1.Klassieke type

Dirk,Samuel

Emilie

 

 

2.Naïeve type

 Dieter

Marie

 

Sanne,Lore

3.Tolerante type

 Nico

Nathalie,Katja,Sophie

 Wouter

 

4.Permissieve type

 David

 

 Steven

Hanne,Tamara

 

 

6.3. Typologie

 

Type 1: ‘Het klassieke type’

 

Respondentenvoorstelling

De jongeren uit de diepte-interviews die behoren tot het klassieke type zijn Emilie, Dirk en Samuel. Ze komen alledrie uit het algemeen secundair onderwijs.

 

Emilie is de oudste van drie kinderen. Ze heeft een druk leventje waarbij ze haar vrije tijd invult met muziek, mode creatief bezig zijn en haar christelijk geloof beleven. Ze is aan haar derde liefje toe, maar neemt haar huidige relatie op als de eerste echte serieuze relatie.

Dirk heeft echter met een totaal van 8 meisjes, al meer liefjes gehad. Vroeger richtte hij zich op kortstondige liefdes, maar hij is veranderd en gaat nu voor de echte vaste liefde. Hij is, zoals ook blijkt uit de uittreksels uit zijn interview, redelijk filosofisch ingesteld en geïnteresseerd. Hij houdt zich voorts bezig met toneel en voordrachten en gaat er prat op dat hij over alles een kritische mening heeft. Hij is het derde en laatste kind in een, zoals hij het zelf noemt, een vervrongen thuis, een huis waarbinnen de onderling relaties te geforceerd zijn.

Samuel rond deze groep af. Zijn vader is Algerijn en moeder is een Belgische. Daardoor is hij Moslim, maar hij heeft een christelijke vriendin, immers zijn eerste echte serieuze relatie. Hij vindt het fijn om uit te gaan en speelt graag voetbal. Hij heeft een hechte band met zijn ouders en met zijn jongere broer en zus.

 

‘Het klassieke type’

Jongeren die een algehele traditionele levensopvatting hanteren, doen dit vervolgens ook op relationeel en seksueel gebied. Ze kiezen voor traditionele waarden en staan ook conservatief tegenover andere studenten. Ze blijken daarbij minder onderhevig te zijn aan processen van detraditionalisering aangezien deze jongeren dikwijls een Christelijke moraal hanteren. De traditionele opvatting resulteert in een sterke liefdesideaal. Dit liefdesideaal is het beeld dat deze jongeren hanteren van hoe een goede relatie zou moeten zijn. Het resulteert in concrete en duidelijke principes die het leven en de relatie strikt bepalen en het kader bieden waarbinnen klassieke jongeren hun gedragingen passen.

 

Interviewer: Wat is volgens jou een liefdesrelatie?

Emilie (klass): Een relatie die gebaseerd is op vriendschap en vertrouwen, en niet een relatie die gebaseerd is op louter ‘hé, die ziet er wel schattig uit’. Geen oppervlakkige relatie alleszins, want er zijn er veel die een oppervlakkige relatie hebben.

 

Jongeren die veel belang hechten aan traditie en conservatieve idealen, stellen zich bewust radicaal tegenover progressieve jongeren en getuigen van een openlijke intolerantie tegenover andere meningen. Ze hebben het er moeilijk mee dat anderen een andere moraal hanteren. Ze aanschouwen het als minderwaardig wanneer anderen niet volgens hun strikte moraal leven. Een leven zonder de moraal die zij hanteren, is een leven zonder moraal, en dat keuren ze af. De manier waarop Emilie denkt over echtscheiding, geeft een duidelijk beeld van hoe dat resulteert in de praktijk.

 

Interviewer: Zie jij jezelf later trouwen?

Emilie (klass): Ja, ik ben er gewoon een voorstander van lang samen blijven met iemand, als je met iemand trouwt er dan ook de rest van je leven samen blijven. Dat scheiden, dat vind ik belachelijk, onze maatschappij al die vrijheid enzo, op zich gaat het wel, maar soms gaat het te ver.

 

Aangezien het liefdesideaal voornamelijk ontstaat vanuit een sterke achterliggende moraal, zijn ervaringen niet sterk bepalend voor de houdingen en gedragingen rond relaties en seksualiteit. De moraal vloeit voort uit traditionele, rigide opvattingen over relaties en is dus slechts in mindere mate bepaald door persoonlijke relatie-ervaringen die werden opgedaan.

 

Het geloof sterkt klassieke jongeren in hun overtuiging, en daarom zijn ze op zoek naar gelijkgezinden. Het geloof is immers dikwijls de achterliggende motivatie om een strikte, traditionele moraal te hanteren. Deze sluit andersgezinden niet uit, maar prefereert als toekomstige partner liefst iemand vanuit dezelfde geloofstraditie.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om dezelfde godsdienstige overtuiging te hebben?

Emilie (klass): Ik ben gelovig en mijn vriend is ook gelovig. Ik vind dat wel heel goed, want als ik nu een vriend zou hebben die niet gelooft, die zou een beetje met mij spotten denk ik. Die zou dat ook niet begrijpen. Dus ik denk toch wel dat het belangrijk is dat ge iemand vindt met dezelfde waarden, met dezelfde filosofie. Veel mensen trekken zich dat niet meer aan.

 

Samengevat, deze jongeren hanteren strikte traditionele principes die resulteren in een sterke en duidelijke liefdesideaal. Het hanteren van deze moraal is heel belangrijk waardoor ze een intolerante houding aannemen tegenover andere visies.

 

Type 2: ‘Het naïeve type’

 

Respondentenvoorstelling

Vier laatstejaars secundair onderwijs bevinden zich in de categorie van het ‘naïeve type’. Het betreft Marie, Dieter, Sanne en Lore. Marie en Dieter komen uit het algemeen secundair onderwijs en Sanne en Lore komen uit het beroeps secundair onderwijs.

 

Marie is het oudste kind van vier, ze heeft een jongere broer en twee jongere zussen. Marie is afkomstig van Afrika, maar leeft al zeer lang in België. Haar moeder is alleenstaande waardoor ze thuis mee de verantwoordelijkheid draagt voor de jongere kinderen. Daardoor heeft ze niet veel vrije tijd. Ze is echter wel sociaal en heeft veel vriendinnen, maar op persoonlijk vlak blijft ze eerder gesloten tegenover anderen. De moeilijke relatie tussen haar moeder en vader knaagt aan haar geloof in de liefde. Daarom heeft ze ook nog niet zo veel ervaring op liefdesvlak. Omdat ze het op relationeel gebied allemaal niet meer goed weet, moet ze dikwijls het antwoord schuldig blijven op sommige vragen, of wordt er tijdens het interview aan meningvorming gedaan.

Dieter is een zelfbewuste jongeling en vlotte babbelaar. Hij vertelt alles op een hoog tempo en enthousiast, want hij heeft veel te vertellen. Hij is het laatste en derde kind, zijn twee broers zijn al een tijdje het huis uit. Hij houdt zich voornamelijk bezig met computers, dans, uitgaan en gevechtssporten en heeft momenteel zijn derde liefje.

Sanne is enig kind en heeft al enkele liefjes gehad, maar nog geen serieuze relatie. Ze gaat graag uit en doet aan fitness en babbelt graag. Dat doet ze dan ook volop gedurende het interview, hoewel ze dikwijls moeilijk kan antwoorden en wat rond de pot blijft draaien.

Lore is eveneens enig kind en woont bij haar moeder en diens nieuwe vriend, haar ouders zijn immers gescheiden. Ze heeft tot vorig jaar circusschool gedaan, maar doet nu houtbewerking. Ze heeft vooral vriendinnen buiten de schoolmuren. Ze vindt zich ‘een stille’, maar als ze iemand beter kent, kan ze makkelijker over persoonlijke dingen praten. Zelf heeft ze nog nooit een lief gehad. Daardoor heeft ze ook nog niet veel over relaties nagedacht en blijft ze dikwijls het antwoord schuldig. Ze redeneert voornamelijk vanuit gedachten van hoe het zou kunnen zijn. Ze gebruikt ook ervaringen van vriendinnen om haar meningen kracht bij te zetten.

 

‘Het naïeve type’

Jongeren van het naïeve type hebben eveneens een sterke, maar weinig concrete liefdesideaal. De manier waarop deze tot stand komt is fundamenteel anders dan bij klassieke jongeren. Ze hebben geen traditie waarop de moraal is gebaseerd. De traditionele moraal die jongeren vroeger sterk kenmerkte, is bij naïeve jongeren bijna volledig verdwenen. Dat impliceert dat ze het liefdesideaal op een andere manier vormgeven. Deze jongeren hebben namelijk een sterk liefdesideaal dat gebaseerd is op verlangens. Het is dat verlangen dat de houdingen en gedragingen op relationeel en seksueel gebied vorm geeft. Het liefdesideaal is daardoor abstract en individueel. Het is individueel omdat elke jongere zijn verlangens kiest. Deze jongeren worden daardoor gekenmerkt door hun in individualisme en detraditionalisme. Het liefdesideaal is abstract omdat het een visie is die een blik op de toekomst is, waarbij de jongere filosofeert over hoe het zou moeten zijn. Daardoor resulteert dit soms in minder concrete en duidelijke principes. Daarom hebben deze jongeren minder concrete beelden wat resulteert in het beseffen van onwetendheid in de confrontatie met concrete relatie-uitdagingen en relatiewaarden. Voor vele jongeren van het naïeve type zijn de verlangens mooie woorden, maar hebben ze geen idee hoe ze die in concrete relatieprincipes moeten omzetten. De sterke, maar abstracte liefdesideaal resulteert in een weinig concreet streven naar de bevrediging van verlangens, zoals blijkt uit het eerste uittreksel van Dieter. Het gaat dikwijls echter gepaard met weinig genuanceerde meningen, zoals blijkt uit het daaropvolgende citaat van hem.

 

Interviewer: Zou je later willen trouwen?

Dieter (naïef): Ja, dat is een teken van totale trouwheid en verbondenheid met uw partner, een manier van uitdrukking van nog meer te zeggen dan ik hou van u en ik blijf trouw aan u. Het is veel meer dan dat. Het is zoals een ring, iets wat nooit afloopt, wat altijd zal blijven gaan.

 

Interviewer: Hoe zou je omgaan met een ex?

Dieter (naïef): Als je mij kwetst, en dan sta je bij mij op een zwarte lijst, dan kan je nog president zijn van de Verenigde Staten, of koningin van één of ander, voor mijn part moogt ge dan de vuilnisbak in, dan ben je niets meer waard.

 

Het gesprek met jongeren uit het naïeve type is niet zelden meningvormend aangezien de respondent zelfs dikwijls het antwoord op een vraag schuldig moet blijven of dat hij/zij aangeeft er nog nooit over nagedacht te hebben. Respondent Marie haalt bijvoorbeeld tijdens het interview tot 33 keer aan ‘ik weet het niet’. Hierop volgde steevast via het doorvragen een meningvorming en soms zelfs uitdieping rond het betreffende onderwerp. Zoals bijvoorbeeld ook bij Lore:

 

Interviewer: Heb je ooit al eens gevoeld dat je met iemand een relatie wilde?

Lore (naïef): Ja.

Interviewer: Hoe voelde dat dan?

Lore (naïef): Als je je goed voelt bij die persoon. En als je die persoon ziet, dat je dat plezant vindt.

Interviewer: Kan je dat ook niet bij een gewone vriend hebben dat je het plezant vindt om hem te zien?

Lore (naïef): Jawel, maar ik denk dat het anders is.

Interviewer: Hoe is dat da anders?

Lore (naïef): Dat je er goed mee kan amuseren, maar bij uw lief is dat anders.

Interviewer: Zijn er ook andere gevoelens?

Lore (naïef): Ik denk dat je die persoon dan meer wil vastpakken. Bij vrienden doen we dat om onnozel te doen, dat is anders.

Interviewer: Is het dan verliefdheid waarover we dan spreken?

Lore (naïef): Ja, ik denk het wel.

 

Een van de grote oorzaken voor het abstractieniveau van het liefdesideaal is, naast het ontbreken van een sterke traditie, de weinig beproefde moraal. Jongeren die praten vanuit abstractere verlangens hebben meestal weinig relationele- en seksuele ervaring en maturiteit. Ze hebben bijgevolg nog niet of weinig de mogelijkheid gehad om hun moraal te testen en te concretiseren. Dit tekort aan ervaring is immers de rechtstreekse aanleiding om te praten vanuit verlangens. Hoe de blik op de relationele toekomst ingevuld wordt door verlangens, wordt geïllustreerd door Dieter:

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om je affectie te tonen aan je partner?

Dieter (naïef): Zeker en vast wel. (…) Ik ben zo de persoon die zou zeggen: ik sta midden op de speelplaats, samen met mijn lief, en dan geef ik ze zo’n kus, dan zou ik zeggen van ‘look!’ , dit is mijn lief, ‘kijk!’, ‘show interest!’, aandacht trekken enzo. Ja, ja, zo ben ik nu eenmaal.

 

Samengevat, deze jongeren hanteren geen strikte traditionele moraal. Ze hebben daarbij ook weinig ervaring waardoor ze de relationele- en seksuele moraal voornamelijk invullen vanuit geïdealiseerde verlangens naar de toekomst toe. Dit heeft tot gevolg dat hun liefdesideaal sterk gevoelsmatig, individugebonden, abstract en geïdealiseerd is.

 

Type 3: ‘Het tolerante type’

 

Respondentenvoorstelling

In dit onderzoek komen jongeren van het ‘tolerante type’ voornamelijk uit het algemeen secundair onderwijs. Dat geldt voor vier van de vijf jongeren, met name: Nathalie, Katja, Sophie en Nico. Wouter is hier de enige die uit het beroepssecundair onderwijs komt. Met vijf jongeren is het tevens de grootst vertegenwoordigde type. Opvallend hierbij is ook dat bij deze jongeren de interviews een hele tijd langer duurden dan bij de andere types. Er wordt verondersteld dat dit verschil voornamelijk te wijten valt aan de nuancerende en open houding tegenover alternatieve visies op relaties en seksualiteit. Deze werden dan ook meestal uitvoerig besproken gedurende de interviews.

 

Nathalie: Nathalie heeft sinds een jaar een relatie met haar vriendin. Daarvoor heeft ze al vijf andere relaties gehad. Ze is lesbisch en na een moeilijke periode om dit te vertellen tegen haar ouders, is het voor haar nog elke dag een strijd om zich te outen telkens wanneer ze bij nieuwe mensen komt. Ze heeft twee broers, waarvan één geadopteerde jongere broer van Marokkaanse afkomst. De andere broer is ouder en is gestopt met studeren en werkt. Daarmee vinden haar ouders het belangrijk dat studeren op de eerste plaats komt. Zo lang haar schoolresultaten voldoende zijn, wordt ze redelijk vrij gelaten en heeft ze een open relatie met haar ouders. Ze houdt zich het liefste bezig met voetbal en weggaan met vriendinnen.

Katja: Katja is een hele spontane meid met een druk leventje. Ze is al 10 jaar actief lid van een toneelvereniging, en doet aan voordracht en poëzie. Daarnaast heeft ze vier jaar pianoles gevolgd en speelt ze sindsdien drie jaar gitaar. Maar bovenal gaat ze graag weg met vrienden. Ze woon thuis bij haar mama en papa en bij haar twee zussen. Ze gaat prat op de goede relatie met haar ouders. Katja omschrijft deze als zeer open, ook op vlak van relaties en seksualiteit, en vindt dat heel belangrijk. Ze is toe aan haar derde serieuze relatie. Daarnaast heeft ze al wel enkele relaties voor korte tijd gehad, maar dat is volgens haar nu niet meer van tel.

Nico: Nico is een stille jongen. Hij is thuis het tweede kind van vijf jongens. Thuis heerst er een open sfeer en kan er over alles gepraat worden. Nico is echter een stille jongen, zegt enkel iets als hij denkt dat het nuttig en nodig is. Op school houdt hij zich eveneens gedeisd. Volgens hem is hij enkel spontaner bij mensen die hij echt goed kent. Hij vindt dat hij over het algemeen moeilijk sociale contacten legt. Nico heeft op dit moment ook geen relatie, maar heeft er wel al een gehad.

Sophie: Sophie is een heel open meisje. Ze woont nog maar sinds dit jaar in de omgeving van Leuven en dat bracht toch een hele inspanning met zich mee om zich hier aan te passen. Ze heeft hier een nieuwe vriendenkring opgebouwd en houdt zich graag bezig met hedendaagse dans, improvisatietheater en workshops allerhande. Ze woont voorlopig met haar twee zussen en mama en papa bij haar nonkel, zo lang ze hun eigen huis aan het verbouwen zijn. Ze ondervindt veel steun thuis en hecht veel belang aan haar goede thuis waar communicatie centraal staat. Het is voor haar de basis van haar vertrouwen en kan steeds terecht bij haar familieleden, ook met vragen over relaties of seksualiteit. Ze heeft op dit moment geen relatie, maar heeft al vier serieuze relaties gehad.

Wouter: Wouter is een nuchtere jongen. Hij woont alleen thuis met zijn ouders, aangezien zijn oudere zus op kot zit. Hij zegt van zichzelf een fuifbeest te zijn, daarnaast speelt hij graag voetbal. De relatie met zijn ouders is goed, maar heeft niet zo veel behoefte aan een intense ouderlijke relatie. Het blijft dus redelijk beperkt. Als er iets is, dan kan hij bij hen terecht, maar dat gebeurt bijgevolg niet zo veel. Hij heeft al vier relaties gehad, maar heeft nu al een relatie van twee jaar en één maand.

 

‘Het tolerante type’

Net zoals jongeren uit het ‘klassieke type’, baseren jongeren uit het ‘tolerante type’ zich ook op een sterke traditie. Ze hanteren voornamelijk traditionele denkpatronen en handelingspatronen om hun liefdesideaal vorm te geven. Deze patronen resulteren in concrete en duidelijke richtlijnen en verlangens voor het beleven van een goede relatie voor zichzelf. Ze houden zich dan ook meestal aan deze voorschriften van hun liefdesideaal, hoewel een uitzondering mogelijks voorkomt. Dit liefdesideaal is immers meer dynamisch dan bij het ‘klassieke type’. Ondanks de sterke traditie en de duidelijke richtlijnen, spelen ook ervaringen een invloedrijke rol. Persoonlijke ervaringen kunnen zorgen voor het bijstellen van de traditionele moraal aan de toepasbaarheid in de praktijk, an sich een louter subjectief gebeuren. Het geeft aan hoe jongeren een traditie blijven waarderen en tegelijkertijd een proces van individualisering ondergaan en voltrekken in hun relatiegebeuren.

 

Interviewer: Zie jij jezelf trouwen?

Nathalie (tol): Ja, eigenlijk wel. Maar nu nog lang niet. Ik hoop wel dat ik zo’n moment heb in mijn leven, want ik heb nu wel een vast lief en dat is al meer dan een jaar, en ik zie die wel graag. Maar ik heb blijkbaar de klik nog niet van daar blijf ik bij mijn hele leven lang. Ik zou dat wel willen, maar dat is misschien omdat ik jong ben, ik moet blijkbaar nog wachten. Ik heb nog niet iets van dit is voor de rest van mijn leven. Ik wil dat wel, maar dat heb ik nog lang niet. Maar ik denk wel dat ik ooit zou trouwen. Het liefst voor de Kerk.

 

Door het toepassen van de traditionele moraal in de praktijk enerzijds, en door de meerwaarde van de wederzijdse aanpassing en confrontatie van deze moraal met de praktijk anderzijds, bekomen deze jongeren een tolerante en open houding tegenover andere mogelijke liefdesidealen. De subjectieve goed- of afkeuring bepaalt niet de waardering van een andere moraal. Jongeren kunnen een andere moraal geheel afkeuren, maar toch deze moraal, en de persoon die daarvoor kiest, ten volle respecteren. Ze leggen zichzelf immers strikte voorschriften op, maar anderen moeten deze niet volgen als ze zelf andere keuzes maken, zoals Katja illustreert.

 

Interviewer: Sommige mensen vinden dat een seksuele relatie ook mogelijk moet zijn tussen vrienden, wat denk je daarover?

Katja (tol): Neen, dat vind ik maar vies, daar zijn vrienden toch niet voor. Allez, misschien voor sommige andere mensen wel, maar toch niet in mijn ogen. Liever niet, maar als ze zich daar goed bij voelen, mogen ze dat doen.

 

Samengevat, jongeren uit het ‘tolerante type’ hanteren, vanuit een sterke traditie, een sterk liefdesideaal voor zichzelf dat echter, onder invloed van persoonlijke ervaringen, dynamisch is en tolerant staat tegenover andere jongeren met andere visies op de relationele- en seksuele moraal.

 

Type 4: ‘Het permissieve type’

 

Respondentenvoorstelling

De jongeren in deze groep komen voornamelijk uit het beroeps secundair onderwijs. Dat geldt zo voor drie van de vier jongeren, met name: Hanne, Tamara en Steven. Enkel David komt uit het algemeen secundair onderwijs.

 

David: David is een relaxte jongeling die bij zijn moeder en vader thuis woont als hun enige zoon. Hij heeft een goede band met hen in de zin dat hij steeds bij hen terecht kan, maar dat gebeurt niet zo veel aangezien hij daar niet zo een nood aan heeft. Ze laten hem redelijk vrij en David vindt dat een goede manier van opvoeden. Zo kan hij zelf ontdekken wat hij wil. Hij houdt zich naast school voornamelijk bezig met judo en zijn vrienden. Hij heeft reeds twee jaar een vriendin en vat dat op als een serieuze relatie.

Hanne: Hanne is een rustig meisje uit het laatste jaar richting kantoor. Ze heeft al enkele relaties gehad, deze waren echter nooit van lange duur. Hanne is daardoor van mening dat ze nog nooit een echte relatie heeft gehad. Ook voor het moment is ze vrijgezel. Ze woont thuis met haar jongere zus en het communiceren thuis valt hen moeilijk; ze hebben thuis vaak ruzie. Daarom zijn relaties en seksualiteit geen frequente gespreksonderwerpen. Ze vindt dat ze daarom een moeilijke relatie met haar ouders heeft.

Tamara: Tamara is een praatgraag en enthousiast meisje dat het niet moeilijk heeft om in het gesprek zonder schroom in te gaan op persoonlijke relationele- en seksuele thema’s. Ze woont als enig kind afwisselend bij moeder en vader, aangezien haar ouders gescheiden zijn. Met haar moeder heeft ze een zeer goede band. Tamara beschouwt de relatie met haar moeder even intens en close als met een vriendin. Haar moeder legt haar ook bijna geen regels op. Dat is anders bij haar vader. Hij voelt zich nog sterk verantwoordelijk voor haar en wil haar, volgens Tamara zelf, nog te sterk beschermen. Ze hebben wel een goede band en ze komt er graag, maar ze praat minder diepgaand met haar vader dan met haar moeder, die een hartsvriendin is voor haar. Ze heeft al drie relaties gehad, maar heeft op dit moment geen relatie.

Steven: Steven is de enige zoon van zijn moeder en vader waarmee hij samen thuis woont. Hij heeft wel één oudere zus, maar zij zit op kot. Hij houdt zich in zijn vrije tijd voornamelijk bezig met voetbal en het zelf voetbaltrainer zijn. Voort is hij graag bezig op de computer, en probeert hij in zijn vrije tijd wat bij te verdienen. Hij vat zijn relatie met zijn ouders op als open en zeker niet autoritair. Hij kan goed praten met hen, met zijn vader gaat dat makkelijker wanneer het over praktische dingen gaat, met zijn moeder is dat het geval bij relationele- en eventueel seksuele onderwerpen. Op zich heeft hij niet zo’n nood om zijn gevoelens met veel mensen te delen, maar volgens Steven is het aangenaam te weten dat zijn ouders daarvoor open staan. Het praten gebeurt voornamelijk wanneer het minder goed gaat met hem. Hij heeft op dit moment geen relatie. Hij heeft al wel drie serieuzere relaties gehad en voorts een hele hoop losse relaties.

 

‘Het permissieve type’

Wanneer jongeren blijk geven van weinig traditie en een zwak liefdesideaal, behoren ze tot de groep van het ‘permissieve type’. Ze worden gekenmerkt door een totale verwerping van traditionele of klassieke denk- en handelingspatronen. Aangezien ze hun moraal noch halen uit de traditie, noch op een andere manier tot een achterliggende visie komen, leidt dat tot het zwakke liefdesideaal. Een zwakke liefdesideaal impliceert vervolgens dat ze weinig tot geen concreet beeld hebben van hoe een goede relatie voor hen zou moeten zijn. Dat blijkt ook uit het citaat van Tamara waarin ze het moeilijk heeft om een echte liefdesrelatie te omschrijven en zich bijgevolg sterk beperkt tot cliché’s.

 

Interviewer: In welke soort relatie zou jij je het beste voelen?

Tamara (perm): In een echte relatie, als ik daarmee samen ben.

Interviewer: Wat is dat een echte relatie?

Tamara (perm): Dat je er goed bij voelt en kan babbelen, zeker?

 

Wanneer jongeren geen sterke moraal hebben én geen sterk liefdesideaal hebben, komen ze niet tot duidelijke principes die hen een houvast bieden. De afwezigheid van zulke principes resulteert voornamelijk in een hedonistische ervaringsgerichtheid. De ervaring staat centraal als opperste doel. Het is voor deze jongeren een bewust streven naar vrijheid en onafhankelijkheid op vlak van moraliteit rond relaties en seksualiteit. Ze zijn de kinderen van de detraditionalisering en de secularisering en maken zelf de keuze over wat kan en wat niet kan. Hierin worden ze voornamelijk geleid door persoonlijke ervaringen en worden hierin veelal gesteund door gelijkgezinden. Een citaat van David illustreert de hedonistische ervaringsgerichtheid.

 

Interviewer: Is trouw zijn binnen een relatie belangrijk voor jou?

David (perm): Ja, ergens wel, maar ik denk dat je dat moet relativeren. Vooral omdat je jong bent, misschien dat ik daar later meer belang aan ga hechten. Ik weet niet, als je echt goesting hebt, moet je dat doen. Het is niet omdat je met iemand bent, dat je je moet inhouden. Ik vind dat je van het leven mag profiteren,

 

Aangezien ze zelf traditie afwijzen en voorts ook geen sterke liefdesideaal hanteren, geven ze blijk van een grote toelaatbaarheid tegenover alle mogelijke houdingen rond relaties en seksualiteit. Dit geldt niet alleen voor zichzelf, maar ook tegenover anderen. Het deert permissieve jongeren immers weinig hoe anderen de liefdesmoraal invullen, wat blijk geeft van een grote tolerantie. De overtuiging heerst dat iedereen relaties en seksualiteit moet beleven volgens de eigen, subjectieve preferenties. De mening van Tamara rond one-night-stands illustreert dit duidelijk.

 

Interviewer: Sommige mensen kiezen voor one-night-stands. Wat vind je daarvan?

Tamara (perm): Tja, dat is elke persoon zijn keuze. Zelf heb ik daar geen problemen mee. Je hebt veel mensen die dat doen, bij kameraden en zo, als ze geen relatie hebben zeker. Dat kan gaan van kussen tot seks ofzo. Dat is iedereen zijn keuze en ik vind niet echt dat daar iets mis mee is.

 

Samengevat, de permissieve jongeren baseren zich weinig op traditionele, klassieke opvattingen. Daardoor hanteren ze een zwak en weinig concreet liefdesideaal. Ze worden eerder gekenmerkt door een hedonistische ervaringsgerichtheid waarbij ieder voor zich bepaald waar de eigen grens ligt.

 

 

6.4. De invloed op de relationele moraal

 

Zoals bleek uit de literatuurstudie, wordt de relationele moraal het best geoperationaliseerd in drie relatie-aspecten: ten eerste de liefdesdefiniëring, ten tweede de relationele beleving, zowel op vlak van houdingen, als op vlak van ervaringen, en ten derde de toekomstbeleving. Voor elk type worden bovenstaande relatie-aspecten besproken en geïllustreerd met citaten van de jongeren uit de diepte-interviews. Als exploratief onderzoek blijft de werkwijze echter steeds bepaald door de gesprekken met de laatstejaars uit het secundair onderwijs. Aan de hand van de antwoorden en de nuances die deze jongeren leggen, wordt duidelijk waarin types verschillen, en op welke vlakken ze overeen komen. Op deze manier wordt een genuanceerd beeld bekomen van de mogelijke denkpatronen van jongeren rond relatieaspecten. Dit beeld wordt hieronder eerst schematisch weergegeven, en vervolgens inhoudelijk uitgewerkt.

 

Tabel 3: Centrale factoren betreffende de relationele moraal, per type

 

RELATIONELE MORAAL

 

TYPE

Liefdesdefiniëring

 

Liefdesbeleving

 

Toekomst-perspectief

 

 

1. Klassieke type

Concrete nadruk op duurzaamheid en verbondenheid

Vasthouden aan traditionele waarden

Hedendaags

traditioneel

 

2. Naïeve type

 

 

Hoge abstractiegraad

 

Geïdealiseerde verlangens

 

Geïdealiseerd

 

3. Tolerante type

 

 

Concrete nadruk op verbondenheid

 

Traditionele waarden open geest

 

Behoudend

progressief

 

4. Permissieve type

 

 

Ambiguïteit

 

Hedonistisch

 

Progressief

 

6.4.1. Liefdesdefiniëring

 

Er bestaan vele verschillende liefdesdefinities. Toch kan hierin bij jongeren een rode draad worden teruggevonden. De manier waarop jongeren spreken over hoe een goede relatie zou moeten zijn, zegt veel over hun achterliggend normatief denkpatroon. Sommigen jongeren leggen een concrete nadruk op duurzaamheid en verbondenheid in de relatie. Het blijken voornamelijk jongeren van ‘het klassieke type’ te zijn die hiervoor kiezen. Ze prefereren een vaste relatie en voelen zich minder aangetrokken tot kortstondige, losse relaties. Ze hebben dat mogelijks ooit wel gedaan, maar hebben deze manier van relatiebeleving alleszins achter zich gelaten en verkiezen nu een duurzame relatie. Ze hechten belang aan traditionele waarden zoals respect, vertrouwen, trouw… -zoals later ook nog zal blijken- en hebben hierdoor een sterk beeld van hoe een goede relatie moet zijn. Dit resulteert in duidelijke principes als voorwaarden voor het slagen van de relatie. Dat deze jongeren over een sterk liefdesideaal beschikken, illustreert de omschrijving van een liefdesrelatie door Dirk.

 

Interviewer: Hoe zou je een liefdesrelatie omschrijven?

Dirk (klass): Ik vind een liefdesrelatie gewoon enerzijds een verliefdheid, een koppeltje, en anderzijds een liefdesrelatie, dat is een relatie die oud is, die al lang aansleept. Echt een relatie, is elkaars gebreken kennen, dat de verliefdheid over is, echt liefde is. En je vertrouwt mekaar voor 100%, daar gaat het over. Dat ze de eerste persoon is als je problemen hebt, dat je daarnaar gaat. En dat die persoon er in alle tijden voor kan zorgen dat je blij of ongelukkig bent. Een relatie waarin je nooit onverschillig bent voor die persoon. Elkaar door en door kennen, zowel intiem, als op vanalles. (…) Uiteindelijk komt het er op neer of je goed met elkaar opschiet; als je voor de rest van je leven samen wil blijven, alle uiterlijke en alle verliefdheid gaat toch weg.

 

Hun visie op relaties aanschouwen ze als de enige juiste, een andere invulling van het concept ‘goede relatie’ is volgens klassieke jongeren, ofwel niet evenwaardig, ofwel gedoemd te mislukken.

 

Interviewer: Sommige mensen kiezen voor een Lat-relatie, wat vind je daarvan?

Dirk (klass): Dat vind ik eigenlijk belachelijk. Zo’n relatie, dat is hetzelfde als gewoon vrienden zijn, van we scheiden nog niet officieel, maar we zijn nog samen. Dat vind ik belachelijk, ofwel ben je samen en kom je er voor uit, ofwel ben je niet samen. Dat vind ik zo van, we zijn moderne mensen en gebruiken hippe nieuwe termen…

 

Deze jongeren hanteren dus een redelijk traditionele opvatting over de liefde, gepaard gaande met de overtuiging dat deze universeel is. Jongeren van ‘het tolerante type’ hanteren echter ook een klassieke opvatting van de liefde. Dat leidt eveneens tot een duidelijk liefdesideaal waarin concreet omschreven is hoe een relatie moet verlopen voor zichzelf en waarbij deze principes ook gevolgd worden. Het fundamentele verschil zit in de tolerantiegraad tegenover alternatieve opvattingen. Deze jongeren beseffen dat hun mening een subjectieve keuze is, zoals elke jongere een keuze maakt wanneer hij/zij voor zich uitmaakt in wat voor liefdesrelatie hij/zij zich het beste zou thuis voelen. Dat brengt met zich mee dat ze beseffen dat naast de klassieke opvatting die zij hanteren voor zichzelf, jongeren ook andere visies kunnen hebben die tegenover hen tegenstrijdig kunnen zijn, maar toch als evenwaardig worden opgevat. Deze tolerantiegraad komt voornamelijk tot uiting wanneer deze jongeren worden geconfronteerd met andere mogelijke relatievormen (Lat-relaties en one-night-stands) dan diegene waar zij zelf voor kiezen. Jongeren uit het tolerante type zien zichzelf immers net zoals jongeren uit ‘het klassieke type’ meestal helemaal niet functioneren in zulke relaties. Toch getuigen ze, in tegenstelling tot de klassieke jongeren, van een respectvolle houding indien anderen hiervoor kiezen. Net zo is de mening van Nico over one-night-stands:

 

Interviewer: Sommige mensen opteren voor one-night-stands. Wat denk je daarover?

Nico (tol): Ik vind dat arrogant.

Interviewer: Kan je er in komen dat andere mensen dat doen?

Nico (tol): Dat zijn een bepaald soort mensen. Mensen die naar een discotheek gaan en misschien die sfeer daar.

Interviewer: Wat voor soort mensen zijn dat dan?

Nico (tol): Mensen met andere soort interesses, ander soort hobby’s, andere soort van ontspannen. Maar ik heb daar uiteraard wel respect voor.

 

Het hebben van een sterk liefdesideaal stelt deze jongeren in de mogelijkheid om een duidelijk te beeld te krijgen van wat ze willen in een relatie, zonder het afwijkende goed- of af te keuren. Dit duidelijk beeld over de relatie hebben jongeren niet wanneer ze geen sterk liefdesideaal hebben. Indien jongeren geen duidelijk beeld hebben van hoe een goede relatie moet zijn of dit beeld gebaseerd is op utopische verlangens die weinig praktische toepasbaarheid hebben, leidt dit ertoe dat ze geen of te abstracte principes hebben waarrond een goede relatie moeten opgebouwd zijn. Indien jongeren zulke abstracte relatieprincipes hebben, en een liefdesideaal hanteren dat louter gebaseerd is op verlangens, dan spreekt men van jongeren uit ‘het naïeve type’. Ze hebben wel een open houding naar alle mogelijke alternatieve relatievormen, en veroordelen anderen weinig in hun keuzes, maar worden zelf gekenmerkt door een te troebel en/of onontgonnen liefdesideaal. Een grote abstractiegraad over de ideale liefdesrelatie zoals bijvoorbeeld Dieter, illustreert dit: “Wel, ik wil de hogere vorm van een passionele relatie.” ; of een onontgonnen liefdesideaal zoals Sanne over de ideale liefdesrelatie waar ze zich het beste in zou thuis voelen: “In een gewone relatie, zoals de andere doen, ik weet niet.”

 

Indien jongeren geen sterk liefdesideaal hebben, en niet gekenmerkt worden door een te hoge abstractiegraad ervan, dan kan meestal geconcludeerd worden dat het zwakke liefdesideaal een bewuste keuze is. Sommige jongeren laten alles meer op zich af komen, en stellen geen duidelijke principes in verband met de ideale relatie. Deze jongeren behoren tot ‘het permissieve type’. Ze staan open voor alle soorten relaties en participeren hier niet zelden zelf in. Ze staan op hun recht om zelf te bepalen wat wel en wat niet kan, en concretiseren dit door op vele mogelijke manieren en op de momenten dat zij het willen ten volle te experimenteren op relationeel gebied. Aangezien in deze permissieve groep ieder op zijn persoonlijke manier op zoek gaat naar een eigen interpretatie van een normenpatroon, resulteert dat in een redelijke losse en flexibele relatiemoraal. De permissiviteit tegenover verschillende soorten relaties wordt duidelijk met opnieuw de houding van Tamara over one-night-stands:

 

Interviewer: Sommige mensen kiezen voor one-night-stands. Wat vind je daarvan?

Tamara (perm): Tja, dat is elke persoon zijn keuze. Zelf heb ik daar geen problemen mee. Je hebt veel mensen die dat doen, bij kameraden en zo, als ze geen relatie hebben zeker. Dat kan gaan van kussen tot seks ofzo. Dat is iedereen zijn keuze en ik vind niet echt dat daar iets mis mee is.

 

Hoe deze jongeren naar relaties kijken is ambigu op twee manieren. De eerste manier werd hierboven aangehaald, geïllustreerd door Tamara, en wijst op het feit dat ieder voor zichzelf een eigen waarden- en normeninvulling dient te kiezen. De tweede manier is een temporele ambiguïteit. Permissieve jongeren trekken immers meestal een duidelijke grens tussen hun huidige jongerenbestaan en het latere leven als volwassene. Het jonge leven moet volgens permissieve jongeren één zijn van experimenteren en op zoek gaan naar de eigen invulling van het begrip liefde aan de hand van eigen ervaringen. De latere stap naar een volledige volwassen-status zullen ze zetten wanneer dit proces voltooid is, en ze zich op een leeftijd achten dat een verantwoordelijk leven hen oproept. Desondanks het beperkte liefdesideaal dat ze momenteel hanteren, hebben ze daarom meestal wel een duidelijk beeld over hoe dit toekomstig liefdesideaal zal zijn. De visie van Tamara hieronder illustreert dit. Het is duidelijk in contrast met haar momentele relatieopvatting zoals blijkt uit haar eerdere bovenstaande citaat:

 

Interviewer: In welke soort relatie zou jij je het beste voelen?

Tamara (perm): In een echte relatie, maar wel pas later als ik daarmee samen ben.

Interviewer: Wat is dat een echte relatie?

Tamara (perm): Dat je er goed bij voelt en kan babbelen. Dat vind je wel niet gemakkelijk een relatie waarin alles goed gaat en je er goed bij voelt.

 

De manier waarop jongeren de nuance leggen tussen lief en een goed vriend, legt de nadruk op wat ze essentieel vinden binnen een liefdesrelatie. Aangezien jongeren van het klassieke type steeds de nadruk leggen op verbondenheid en duurzaamheid, zijn dat ook waarden die ze nastreven in een relatie met goed vrienden. Het verschil tussen een lief en een vriend beschrijven ze dan ook niet zelden als miniem. Hetzelfde geldt immers ook voor jongeren van het tolerante type. Dat is logisch omdat ze in verband met het eigen liefdesideaal niet veel verschillen. Een lief is volgens tolerante jongeren meestal ook je beste vriend, aangezien de liefde reeds gebaseerd is op een lang gezamenlijk verleden. De enige verschillen die ze aanhalen zijn enerzijds het lichamelijke, seksuele contact dat exclusief voorbehouden is voor de partner. Anderzijds worden ook gevoelens aangehaald, het in het spel zijn van ‘liefde’ in plaats van vriendschap, staat hierin steeds centraal, zoals Dirk aangeeft.

 

Interviewer: Wat is het verschil tussen een lief en een vriend?

Dirk (klass): Ik vind dat als je het over liefde hebt, dat je lief je beste vriend moet zijn. Want uiteindelijk komt het er niet meer op neer of je verliefd bent, of ze knap is, of dat het goede seks is. Uiteindelijk komt het er op neer of je goed met elkaar opschiet. Als je voor de rest van je leven samen wil blijven, alle uiterlijke en alle verliefdheid gaat toch weg.

 

Ook de jongeren uit het naïeve type halen aan dat er verschillen zijn. Ze zijn echter minder concreet in hun omschrijving van deze verschillen. Ze hebben een overtuiging dat een lief bijna hetzelfde is als een vriend. Een lief heeft volgens naïeve jongeren enkel ‘iets meers’ dan een vriend. Toch komen ze tot een weinig concrete invulling hiervan.

 

Interviewer: Wat is dan juist het verschil tussen een vriend en een lief?

Sanne (naïef): Ja, veel, hè! Een vriend is iemand waar je je mee kan amuseren en een lief ja, waar je mee uitgaat, iets gaat drinken.

Interviewer: Zijn er ook emotionele verschillen?

Sanne (naïef): Ja, dat zal wel zeker, hè.

 

Opnieuw is de mening van de jongeren uit het permissieve type redelijk ambigu. Ze gebruiken over het algemeen twee invalshoeken. Enerzijds zijn er permissieve jongeren die redeneren vanuit de toekomstsituatie wanneer ze een vast lief zullen hebben, aangezien ze nu niet gericht zijn op echte liefde en omdat vrienden van een totaal andere categorie zijn dan de losse contacten die ze voor het moment hebben met enkele liefjes. Ze redeneren net als bovenstaande types dat een lief ‘iets meers’ heeft dan een vriend, dat het diepgaander is en dat er andere gevoelens mee gepaard gaan. Zoals respondent David over het verschil in gevoel tussen een vriend en een lief: “Ja, dat zijn gevoelens die meer zijn, je hebt gevoelens tegenover een vriend, en die hebt ge ook voor uw lief , maar iets meer. Je kan daar een getal op plakken, een vriend is dan 80% en een lief is dan 100%.” Anderzijds heb je jongeren uit het permissieve type die redeneren vanuit hun huidige liefdesleven. Een lief is geheel iets anders dan een vriend. Ze hanteren wel bepaalde waarden binnen een relatie, maar de verbondenheid lijkt toch groter met vrienden waar men een meer duurzame band mee heeft. Steven illustreert dit met zijn mening over dit verschil.

 

Interviewer: Wat is dan het verschil met een vriendschap?

Steven (perm): Ok, nu beginnen de vragen moeilijk te worden. (lacht) Euh, ja, vriendschap, dat zal juist hetzelfde zijn als een liefdesrelatie, zonder het lichamelijke dan. En misschien kunt ge tegen uw vrienden of vriendinnen meer zeggen dan tegen uw lief.

 

Samengevat, zowel klassieke- als tolerante jongeren prefereren een vaste, serieuze relatie als norm voor zichzelf. Hierin moet onmiddellijk de nuance gemaakt worden die het grootste verschil uitmaakt tussen deze twee types. De tolerante jongeren keuren andere relatievormen immers niet moreel af, terwijl klassieke jongeren elke relatievorm die afwijkt van de eigen, als deviant aanschouwen. Jongeren uit het naïeve type hebben echter een weinig concreet relatiebeeld. Het naïeve relatiebeeld is immers louter gebaseerd op verlangens en weinig op beproefde relatieverlangens. Ze veroordelen daarbij alternatieve relatievormen niet. Jongeren uit het permissieve type staan open voor alle soorten relaties en participeren hierin ook.

 

6.4.2. Relationele beleving

 

Een liefdesrelatie bestaat uit vele deelaspecten. De opinies tegenover elk deelaspect maken samen hoe een jongere denkt over het totaalconcept van een relatie. Daarom wordt bovenstaande analyse over de definiëring van een liefdesrelatie aangevuld met een analyse in de diepte van deze liefdesrelatie, in concreto rond houdingen en gedragingen. Het betreft de ervaringen van de respondent, de communicatieve houding over de relatie, het belang van het innerlijke versus het uiterlijke, het belang van vrijheid versus betrokkenheid, waarden als eerlijkheid en openheid, de bepalend invloed van opleiding, politieke en religieuze overtuiging, het belang van het tonen van affectie tegenover je partner en ten slotte het beëindigen van een relatie.

 

Relationele ervaring

Zoals vermeld wordt in de analyse bewust met laatstejaarsstudenten van het secundaire onderwijs gewerkt wegens hun bijzondere positie. De keuze om jongeren te treffen in een belangrijke periode van verandering in hun leven (gaan werken en/of verder studeren & lichamelijke- en psychologische veranderingen tijdens de pubertijd) maakt dat ze bevraagd worden op een bijzonder moment in hun leven. Ze komen immers op een leeftijd waarbij de pubertijd stilaan wordt verlaten. De jongeren starten een volwassen leven en zetten de eerste stappen naar een volwassenstatus. Deze specifieke situering van de jongere resulteert ook in een bijzondere positie op relationeel gebied. Jongeren komen voor het eerst in contact met relaties, of komen voor het eerst in contact met een relatie die ze zelf als serieus beschouwen. Dat proces geldt echter niet voor alle jongeren. Aangezien ze in een overgangfase zitten moeten sommigen jongeren dit proces immers nog aanvatten, terwijl sommigen het reeds lang hebben doorgemaakt. Toch is er een lijn te vinden in de ervaringen die jongeren hebben in het laatste jaar van het secundaire onderwijs. Ze denken eerst en vooral bijna allemaal na over wat een serieuze relatie zou moeten zijn. Het is echter niet zo dat ze dit dan automatisch ook prefereren.

 

De meeste jongeren hebben in het verleden al enkele relaties gehad, maar beschouwen deze niet als echte relaties, maar meer als experimentele uitprobeersels. Het zijn voornamelijk de jongeren uit ‘het klassieke type’ die momenteel afstand nemen van deze experimentele houding tegenover relaties. Ze opteren volledig voor de serieuze relatie. Het is mogelijk dat ze ooit al een experimentele relatie hebben gehad, maar de huidige relatie is meestal de eerste echte serieuze relatie(s). Deze wordt daarbij ook als meest waardevol ingeschat.

 

Interviewer: Heb je al ooit een liefdesrelatie gehad?

Emilie (klass): Dit is eigenlijk mijn eerste echte serieuze relatie. Daarvoor had ik er al twee, waarvan één er niet echt duidelijk is. De andere was maar drie weken ofzo. Ik zat toen ik het tweede middelbaar ofzo, dus ge kunt dat niet echt serieus noemen.

 

Het bewust experimenteren op jonge leeftijd, en de uiteindelijke keuze voor een serieuze relatie, plus de preferentie hiervan boven het vluchtige en onzekere contact van lossere relaties, blijkt uiteindelijk eveneens de norm voor jongeren uit ‘het tolerante type’. Het is de tolerantie tegenover andere relatievormen die hen enerzijds dreef om op jongere leeftijd deze andere relatievormen te ontdekken en beter te leren kennen. Anderzijds spoort hun achterliggende traditionele visie tolerante jongeren toch aan om uiteindelijk de overschakeling te maken naar de preferentie van een vaste, serieuze relatie.

 

Interviewer: Je zei dat je een vriendje hebt. Hoeveel relaties heb je daarvoor al gehad?

Katja (tol): Ik weet het niet. Maar dat hangt er van af wat je een echte relatie noemt. Ik kan ze niet zo tellen, maar 3 of 4. Daartussen enkele dingen voor effe.

Interviewer: In welke soort relatie zou je je goed voelen?

Katja (tol): Nu, het liefst in een relatie voor het leven. Gewoon dat je iemand leert kennen en dat je die volledig vertrouwt. Dat je later er samen kinderen mee wilt. Of later samen oma en opa worden.

 

Hoewel ze openstaan voor alternatieve manieren van relatiebeleving, kiezen ze zelf resoluut, en wel vanaf de huidige leeftijd/levensfase voor een serieuze, vaste relatie. Bij zowel het klassieke- als het bovenstaande tolerante type worden kenmerken van een volwassenstatus waargenomen. De nadruk op het opnemen van verantwoordelijkheid, verwerpen van het toegeven aan oppervlakkige verlangens, het streven naar het volwassen model van een relatie, zijn typische kenmerken hiervan. De kenmerken van een volwassenstatus komen minder nadrukkelijk naar voor bij de twee andere types.

Als reden voor het abstracte liefdesideaal van de jongeren van ‘het naïeve type’ werd voornamelijk aangehaald dat naïeve jongeren een onbeproefde relatiemoraal hanteren. De liefdesidealen waarmee ze leven zijn meestal niet proefondervindelijk bekomen, maar stammen af van een uiterste clichématige romantische invulling van het liefdesideaal. De beperkte liefdeservaring is dus opvallend bij jongeren uit het naïeve type en geeft aan in welke mate ze gebaseerd zijn op utopische verlangens en voor sommigen zelfs onwetendheid. Deze beperkte levenservaring en naïviteit worden geïllustreerd aan de hand van de situatie van Lore.

 

Interviewer: Heb je ooit al een liefdesrelatie gehad?

Lore (naïef): Nee. Twee van mijn vriendinnen hebben nu toch al wel een relatie, toch al wel voor heel lang.

Interviewer: Wat is dat volgens u een liefdesrelatie, hoe zou je dat omschrijven?

Lore (naïef): Dat is veel samen zijn met elkaar. Kunnen babbelen over vanalles enzo, ik weet niet.

 

De beperkte volwassenstatus bij jongeren uit ‘het permissieve type’ is voornamelijk te wijten aan de losbandige en ‘laissez-faire’-houding tegenover de liefde. Volgens permissieve jongeren moet er helemaal niet zo veel over nagedacht worden, en moet je je, zeker op de leeftijd wanneer je in het laatste jaar secundair onderwijs zit, nog niet te veel aantrekken van wat andere denken en wat hoort volgens de algemene normatieve waardenpatronen. Deze worden immers meestal niet erkend, of toch niet als hedendaags beschouwd. Deze houding resulteert in een hedonistische invulling van het relatiebegrip en leidt zo tot een ervaringsgerichtheid die gebaseerd is op het bevredigen van de eigen verlangens en daardoor weinig rekening houdend is tegenover de ander. Wat aanspreekt op het ene moment, kan anders zijn dan wat de jongeren aansprak in het verleden, en zal aanspreken in de toekomst. Deze ervaringsgerichtheid leidt tot een ruim spectrum van ervaringen van soorten relaties. Steven illustreert dit proces.

 

Interviewer: Sommige mensen kiezen voor one-night stands, wat vind jij daarvan?

Steven (perm): Daar heb ik geen problemen mee, dat valt nog al wel eens een keer voor.

Interviewer: In wat voor een relatie zou jij je het beste thuis voelen?

Steven (perm): Dat is te zien. Als ik een meisje tegenkom dat ik echt graag zie, dan wil ik vast verkeren maar als ik haar ni tegenkom...

Interviewer: Wat zou je het liefste hebben, dat je ze niet tegenkomt of wel…?

Steven (perm): Voor het moment wil ik een vriendin hebben voor een lange, maar als ik er dan een heb, en ik spreek u binnen vier maanden dan kan het zijn dat het gedaan is.

Deze ervaringen zijn voor jongeren uit het permissieve type dan ook bepalend voor relaties in de toekomst. Ze selecteren relaties afhankelijk van hun behoeften. Ze leren dus met welke relaties ze welke behoeften kunnen bevredigen. Ze redeneren steeds vanuit de eigen behoeften. Deze zijn bepalend voor het soort relaties dat ze willen enerzijds en bepalend voor de houdingen tegenover inhoudelijke aspecten van relaties anderzijds. Dat staat in schril contrast met het uitgangspunt van jongeren uit het tolerante- en klassieke type waarin voornamelijk de achterliggende traditionele moraal de motivatie is voor de keuze voor vaste relaties. De naïeve jongeren vallen hierbij een beetje uit de boot. Ze staan immers als dromers langs de zijlijn, en participeren in mindere mate aan het liefdesleven. De liefdeservaringen kunnen dus vanuit verschillende drijfveren bepaald worden.

 

Samengevat, laatstejaars uit het klassieke- en het tolerante type hebben reeds ervaring in verschillende soorten relaties, maar zijn nu meestal toe aan hun eerste echte serieuze relatie. Hun keuze is gebaseerd op een duidelijke achterliggende moraal. Laatstejaars uit het naïeve type hebben daarentegen weinig ervaring, wat hun abstract liefdesbeeld verklaart. Jongeren met de meeste ervaring zijn de laatstejaars van het permissieve type. Ze worden gekenmerkt door een ‘laisser-faire’-houding en laten zich in de relatiekeuze voornamelijk leiden door het eigenbelang en de bevrediging van de eigen verlangens.

 

Communicatieve houding

Jongeren communiceren op verschillende manieren over relaties, afhankelijk van de eigen persoonlijkheid en afhankelijk van de persoon met wie ze communiceren. De communicatieve houding wordt daardoor afzonderlijk bekeken voor de ouders, de communicatie met de partner en met de peers.

 

Wanneer jongeren traditionele- en klassieke denkpatronen hanteren in verband met relaties, kan dikwijls gesteld worden dat ze uit een gezin komen waarin nog veel belang wordt gehecht aan algemene traditionele waarden. Dat is vervolgens ook merkbaar in de manier van communiceren tussen de ouders en de jongeren. De communicatie verloopt volgens traditionele patronen bij jongeren van ‘het klassieke type’. Ze geven aan dat bij hen communicatie soms stroever verloopt, zeker op vlak van relaties. De interesse van de ouders in de leefwereld van de jongere is zeker wel aanwezig, doch heerst er nog een soort taboe of geremdheid om te praten over relaties en seksualiteit. Wanneer de relationele communicatie toch vlot gaat, verloopt deze veelal via de moeder en zelden via de vader, zoals bijvoorbeeld thuis bij Emilie.

 

Interviewer: Kan je goed praten met je ouders?

Emilie (klass): Mijn mama is wel meer open dan mijn papa, en dat is ook wel normaal denk ik. Mijn papa die zie ik niet zo vaak, omdat die vaak werkt tot negen uur ofzo. En mijn mama is nu altijd thuis, behalve nu vandaag. En mijn relatie, met mijn mama kan ik wel beter praten, dan met mijn papa. Mijn papa is meer zo streng.

 

Dat de communicatie voornamelijk via één van de ouders verloopt is echter geen uitzondering. Hetzelfde patroon worden ook teruggevonden bij jongeren uit ‘het tolerante type’. Het praten over relaties is ook daar nog dikwijls geremd. Relaties blijken immers niet in de eerste plaats met de ouders besproken, ook al wordt de relatie met de ouders als heel goed en zelfs open omschreven. Het lijkt er op dat jongeren ouders niet zien als de best geplaatste personen om te babbelen over relaties. Indien het toch thuis gebeurt is het wederom meestal via de moeder. Jongeren beseffen echter ook dat het initiatief hierin niet alleen bij de ouders moet liggen. Men is streng voor zichzelf en beseft dat een beperkt eigen initiatief mee aan de basis kan liggen van beperkte ouder-kind-communicatie. De beperkte behoefte en het stroef verloop doet jongeren eerder naar anderen, niet-familieleden, trekken om te praten over relaties.

 

Interviewer: Je zei daarnet dat praten over relaties moeilijk gaat.

Emilie (klass): Nee, nee, dat gaat niet, met mijn vader zeker niet. Allez, ik ga daar eerder niet met mijn papa over praten. Met mijn mama wel, maar ik doe dat ook liever niet, ik ga liever naar de vrienden. Ze bekijkt dat, je bent nog te jong, dus…

 

De minieme behoefte aan ouderlijke communicatie leeft ook bij jongeren van het naïeve type en het permissieve type. Ze zijn beiden niet echt gericht op communicatie met de ouders. Jongeren van ‘het naïeve type’ vinden het besef dat hun ouders er voor hen zijn wel belangrijk, maar dat hoeft zich niet per se te uiten in gesprekken, zeker niet over relaties. Het spreken over relaties kan wel, maar veel belang wordt er niet aan gehecht, zoals blijkt uit het citaat van Sanne.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om met je ouders te kunnen babbelen?

Sanne (naïef): Ja. Je kan er mee praten, echt belangrijk niet.

Interviewer: Zijn er dingen waarover het makkelijker of moeilijker gaat?

Sanne (naïef): Neen. Dat is eigenlijk allemaal hetzelfde.

Interviewer: Kan je bijvoorbeeld over relaties babbelen?

Sanne (naïef): Ja, er komt hier genoeg volk over de deur, hè!

Interviewer: Vind je dat dat genoeg gebeurt of vind je dat dat meer zou mogen zijn?

Sanne (naïef): Bwa, dat is genoeg voor mij.

 

Hetzelfde geldt voor jongeren uit ‘het permissieve type’ aangezien zij sowieso meer gericht zijn op de buitenwereld. Hun ervaringsgerichtheid gaat dikwijls gepaard met het zelf willen ontdekken van hun wil op relationeel gebied. De ouderlijke invloed beperkt zich hier tot een aanwezigheid op de achtergrond, een vangnet waarop ze kunnen terugvallen. Davids communicatieve thuissituatie illustreert dit: “Nee, eigenlijk heb ik daar helemaal geen behoefte aan. Alles wat ik wil zeggen, daar kan ik wel mee naar hen, maar als ik iets niet wil zeggen...”

 

Aangezien jongeren niet meer in de eerste plaats bij hun ouders opzoek gaan naar communicatiepartners, zoeken ze deze ergens anders. De nood aan communicatie bestaat immers wel. Het zijn voornamelijk de eigen vrienden en een eventuele partner die deze functie vervullen. Dit patroon kan worden herkend doorheen alle types. Alle jongeren geven aan dat vrienden en de eigen partner de belangrijkste communicatieve partners zijn. Daarom wordt ook het belang van het ‘goed kunnen praten’ in een relatie als waarde hoog ingeschat door alle jongeren uit alle types. Het wordt beschouwd als een overlevingsvoorwaarde voor elke relatie. Het biedt een basis voor een goed samenzijn, maar eveneens een belangrijke kracht op momenten dat het minder goed gaat.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om goed te kunnen babbelen in een relatie?

Katja (tol): Ja, dat ook. Natuurlijk. Dat zijn van die dingen die iedereen vindt. Praten is heel belangrijk, dan weet je hoe je tegenover mekaar staat, kan je je mening zeggen. Daardoor groei je als partners ook naar mekaar toe. Over de toekomst praten, dan kan je ook je partner beter leren kennen.

 

Het goed kunnen praten in een relatie betekent echter niet dat alles moet gezegd worden. Het hebben van persoonlijke geheimen moeten zeker kunnen. Deze worden wel eerder beleefd als het verzwijgen van iets, dan als liegen. Het betreft hier meestal feiten die onrelevant zijn voor de relatie, bijvoorbeeld: “Als je nog met een knuffelbeer slaapt ofzo, van die kleine dingen doen, elke avond een gebedje doen, ik denk niet dat zij dat weet, van die kleine dingen. Ik denk dat je die wel nodig hebt om jezelf te kunnen zijn.” of feiten die ongepast zijn om te zeggen binnen een relatie, bijvoorbeeld: “Ik denk ook als er iets is dat u ergert, dat ge dat niet direct moet zeggen. Dat voor jezelf houden en het voor jezelf laten weggaan, dan daar niet constant op beginnen wijzen en jezelf daar kwaad om maken. Je moet dus niet echt alles zeggen.”

 

Naast de partner zijn de peers, met name de vrienden en leeftijdgenoten, een belangrijke communicatiegenoot. Ze zijn steun en toeverlaat bij alle jongeren, hoewel de één hierin verder gaat dan de andere. Het zijn in de eerste plaats jongeren uit ‘het permissieve type’ die hierin actief zijn en vinden dat het praten over relaties met iedereen moet kunnen, voor permissieve jongeren is de steun die ze minder zoeken bij de ouders, vervolgens wel te zoeken bij de vrienden.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om met je vrienden te babbelen over je relatie?

Steven (perm): Ja, want ik praat daar niet zo veel over met mijn ouders. Ik vind dat dus wel belangrijk, ik vind gewoon dat je daar met iemand over moet kunnen praten. Als er een probleem is, dat je dat niet alleen zelf moet oplossen.

 

Jongeren uit ‘het klassieke type’ waarderen de communicatie met vrienden over de eigen relatie ook, maar in mindere mate. Ze vinden dat het wel moet kunnen, maar zijn hier toch duidelijk minder enthousiast in dan andere jongeren. De nood hieraan vermindert eens te meer wanneer ze thuis met de ouders goed over relatie kunnen babbelen.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om met je vrienden die je hebt buiten een relatie, te kunnen babbelen over je relatie?

Dirk (klass): Ja, ik doe dat eigenlijk niet zo veel. Ik denk wel dat het belangrijk is. Maar echt beperkt, niet veel, maar je moet er wel iets over kunnen zeggen.

 

Het enthousiasme van de jongeren uit het permissieve type, wordt ook hier bij jongeren uit ‘het tolerante type’ en ‘het naïeve type’ teruggevonden. Ze vullen dit echter anders in. Tolerante en naïeve jongeren staan ook open voor communicatie met anderen, maar kiezen de mensen zorgvuldig uit waarmee ze dat doen. Enkele goede vrienden waarbij de vertrouwensband groot is, komen hiervoor in aanmerking.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om met die vrienden te kunnen babbelen over je relatie?

Nathalie (tol): Dat hangt ervan af welke vrienden dat het zijn. Bij vrienden die heel close zijn, denk ik wel dat je moet kunnen babbelen over je relatie, dat hangt er van af hoe diep ze gaan. Ik vind dat wel belangrijk.

 

Ten slotte is het opvallend dat steeds de voorkeur wordt gegeven om met meisjes te praten over relaties. Ze worden geacht hier meer over te weten, en hier serieuzer over te praten, dan jongens. Jongens zouden in groep immers relationele aspecten meer en sneller in het belachelijke trekken en staan minder open om hierover te praten. Het is enkel in een face-to-face-gesprek dat jongeren zeggen dat jongens ook serieus kunnen praten over relaties. Of dit wil zeggen dat jongeren, uit eender welk type dan ook, nog worstelen met harde cliché’s en vooroordelen, of dat jongeren zich gewoon nog steeds volgens deze cliché’s gedragen valt moeilijk te zeggen op basis van de mondelinge rapportering in de interviews.

 

Nico (tol): Ik weet het niet. Jongens gaan dat gemakkelijker in het belachelijke trekken. Zeker in groep, niet dat daar iets mis mee is. Meisjes gaan meer persoonlijk naar iemand kijken en op dat gebied hebt ge meer iets aan meisjes.

Interviewer: En jongens onder mekaar en meisjes onder mekaar. Spreken die dan anders over relaties onder mekaar?

Nico (tol): Ja. Omdat, als het er echt op aankomt niet, maar algemeen wordt er bij de jongens sneller in het belachelijke getrokken. Maar als het serieus is met twee, dan gaat dat wel.

 

Samengevat, jongeren verkiezen eerder vrienden en de eigen partner om te praten over relaties dan de ouders. Ze verkiezen hier meestal enkel specifieke goede vrienden voor met wie ze een grote vertrouwensband delen. Daarbij worden meisjes meer geprefereerd om over relaties te praten door zowel jongens als meisjes.

 

Het innerlijke versus het uiterlijke

Elke jongere geeft het belang van het uiterlijke toe in de partnerkeuze. Ze vinden het hypocriet om te zeggen dat het uiterlijke totaal niets uitmaakt. De populaire stelling die zegt dat niet het uiterlijke, maar het innerlijke belangrijk is in een relatie, wordt ook hier dikwijls vermeld, maar evenzeer genuanceerd. Ook jongeren uit ‘het klassieke type’ geven toe dat het uiterlijke een rol speelt in de partnerkeuze. Elkeen wil natuurlijk een goede partij kiezen voor zichzelf. Het mag echter geen doorslaggevende rol spelen. Het is geen voorwaarde, maar eerder een onbewust proces (“Bij verliefdheden enzo, dat is allemaal biologisch, en chemisch en zo, dus heeft het uiterlijke er zeker mee te maken!”) bij de keuze van de partner.

 

Interviewer: In welke mate zijn het innerlijke en het uiterlijke belangrijk in een relatie?

Emilie (klass): Allez, ik denk dat dat allebei wel belangrijk is. Allez, ik wil niet oppervlakkig overkomen. (…) Maar als ge dan uiteindelijk toch ziet van, dat is nen toffe, dat dat uiterlijke geen rol meer speelt. Als ge daarna daar kei goed mee om kunt, dan verdwijnt dat uiterlijke en dan is het innerlijke veel belangrijker. Allez, sowieso ook, dat is ook veel belangrijker. Maar ‘tis dikwijls dat ze zeggen van ‘uiterlijk speelt geen rol’, maar het heeft toch wel een rol.

 

De keuze voor een aantrekkelijke partner, en het erkennen van het belang van het uiterlijke kan ook opgevat worden als een bewust proces. Dat is meestal het geval bij jongeren uit ‘het permissieve type’. Ze leggen de nadruk op zowel het innerlijke, als het uiterlijke, alleszins toch als het een langere relatie betreft. Ze komen er echter openlijk voor uit dat de keuze voor het uiterlijke een bewuste keuze is. De bewuste keuze voor een aantrekkelijke partner doet echter niets af aan het feit dat ook het innerlijke belangrijk is voor een langere relatie, minder voor een kortstondige relatie. In een lange relatie is het volgens hen voornamelijk in het begin één van de motivaties om over te gaan tot een relatie. Naarmate de relatie vordert neemt het steeds meer aan belang af en primeert het innerlijke, zoals Tamara vertelt.

 

Interviewer: In welke mate spelen het innerlijke en het uiterlijk een rol?

Tamara (perm): Het is zo, het uiterlijke is ook belangrijk, als je je echt niet aangetrokken voelt tot een persoon, dan gaat het niet. Er moet zo iets zijn van ik vind die knap of niet knap. Maar dat is uiteindelijk niet zo belangrijk, als de karakters niet samen gaan, dan ben je er niets mee.

 

De overige jongeren bevinden zich tussen de twee bovenstaande types. Het belang van het uiterlijke in de partnerkeuze is bij hen vanzelfsprekend. Hier is echter een nuance op zijn plaats. Jongeren uit ‘het naïeve type’ en ‘het tolerante type’ hebben het immers meer over een onbewust proces, dan over een bewuste keuze voor de uiterlijke verschijning van een mogelijke partner. Ze beseffen wel dat de fysische verschijning voornamelijk in het begin van de relatie een rol speelt, aangezien het de eerste informatie is die je inwint over iemand: “Het uiterlijke geeft de impuls om u aangetrokken te voelen tot iemand. Daarna speelt vooral het innerlijke.” Naarmate de persoon beter wordt gekend, lijkt het uiterlijke op het gaan in het totaalpakket dat de ander is.

 

Interviewer: In welke mate spelen het innerlijke en het uiterlijke een rol?

Dieter (naïef): Hoewel er veel wordt gezegd, van dat er niet naar het uiterlijke wordt gekeken… Ik durf heel snel toegeven, ik kijk zeker naar het uiterlijke, en ik denk dat iedereen, als die verliefd is. De eerste indruk is de look. Je kijkt naar iemand, en dan pas ga je zien, is die innerlijk ook goed? (…) Zeg nu dat ik met dit lief verder zou gaan tot trouwen enzo, dan gaat het uiterlijke nog belangrijk zijn, maar op een andere manier. Ik ga aan dat uiterlijk zo gewoon geraken, dat ik er gehecht aan ga geraken. Dat is nog wel altijd belangrijk dan, maar op een andere manier. Ik zou dus niet zeggen dat het afneemt, maar dat het evolueert.

 

Samengevat, het uiterlijk is hoe dan ook belangrijk, en wel voornamelijk in het begin van een relatie. De keuze voor een aantrekkelijke partner kan enerzijds opgevat worden als een onbewust proces -een onbewuste natuurlijke selectie-, meestal gecombineerd met de verwachting van een vervaging van het belang naarmate een relatie vordert. De keuze voor het uiterlijke kan anderzijds ook opgevat worden als een bewust proces -een bewuste selectie-. Deze opvatting gaat eveneens gepaard met het besef dat het uiterlijke voornamelijk meespeelt in het begin van een relatie of gedurende kortstondige relaties.

 

Vrijheid versus betrokkenheid

Een van de moeilijke opdrachten volgens jongeren in een relatie is om het juiste evenwicht te vinden tussen het betrokken zijn op mekaar in een liefdesrelatie, en tegelijkertijd de garantie hebben op een eigen leven, het hebben van eigen vrienden… Sommige jongeren leggen zwaar de nadruk op het hebben van vrijheid. Ze ontkennen daarbij niet dat betrokkenheid tussen twee partners onontbeerlijk is in een liefdesrelatie, maar voor de jongeren van ‘het permissieve type’ is het hebben van vrijheid een vrijwel heilige waarde.

 

Interviewer: Wat denk je het over vrij zijn en onafhankelijk zijn binnen een relatie?

Hanne (perm): Ik vind dat je wel onafhankelijk moet zijn, niet constant bij je vriend zijn, dat kan ik echt niet. Ook je eigen leven en vrijheid hebben.

 

Bij deze jongeren komt het concreet op neer dat ze nog eigen vrienden willen hebben, en zich, zeker in het geval van een kortstondige relatie, niet te sterk willen binden en hechten aan een partner. Wanneer ze dit wel doen, kunnen ze volgens hen diep vallen en het heel moeilijk hebben wanneer de relatie eindigt. Het concreet rekening houden en voorzien van het einde van een relatie, wijst mogelijks op de geringe motivatie en beperkte diepgang bij lossere relaties.

 

Wanneer jongeren een sterker liefdesideaal hebben en duidelijk kiezen voor een duurzame relatie en zelf steeds de nadruk leggen op de verbondenheid met de partner, zoals de jongeren uit ‘het klassieke type’ en ‘het tolerante type’, dan is het zoeken naar een evenwicht tussen vrijheid en betrokken steeds meer een grote uitdaging. Het verlangen en de verleiding om steeds met je vriend(in) af te spreken bestaat blijkbaar erg. Toch mag een eigen vriendenkring van zowel jongens als meisjes, eigen hobby’s en interesses… niet ontbreken. Zoniet wordt de relatie als ‘niet gezond’ ervaren.

 

Interviewer: Vind je het moeilijk om betrokken te zijn op je partner en tegelijk nog je eigen vrijheid te hebben?

Dirk (klass): Ja, vrijheid moet er zijn, anders leef je in je eigen wereldje. Ik denk dat je dat soms moet kunnen zeggen van ‘vanavond spreek ik eens af met mijn vrienden’. Dat dat ook geen probleem is, ‘Je mag wel meekomen, maar eigenlijk liever niet, gewoon eens een avond onder jongens’, en dat er geen problemen van worden gemaakt. Dat is vrijheid volgens mij. Dat moet kunnen. Als je altijd met je vriendin dingen doet, is dat niet gezond.

 

De enige jongeren die hierin geen enkel probleem zien, zijn de jongeren van ‘het naïeve type’. De minieme ervaring speelt hierin een grote rol. De afweging tussen de eigen vrijheid en de betrokkenheid op de partner is immers een abstract gegeven indien je dat probleem nooit zelf hebt ervaren. Dat is meestal zo ook het geval bij deze jongeren. Het gebrek aan ervaring doet naïeve jongeren opnieuw praten vanuit hun verlangens, over hoe het zou moeten zijn. In dit ideaal verwachtingspatroon van de relatie is er geen probleem bij het zoeken van een evenwicht en dus geen moeilijke verdeling van de tijd en aandacht tussen de partner en andere activiteiten zoals vrienden, hobby’s… Zo illustreert Marie:

 

Interviewer: Denk je dat het moeilijk is om je tijd en aandacht te verdelen tussen je vriend en je vriendinnen?

Marie (naïef): Ik denk het echt niet. In het begin is het misschien normaal dat je vaak samen wil zijn, maar ik denk toch echt wel dat dat lukt.

 

Samengevat, niet iedereen is even gericht op het zoeken van een evenwicht tussen vrijheid en betrokkenheid. Zeker permissieve jongeren zijn gesteld op hun vrijheid, terwijl jongeren uit het naïeve type veronderstellen dat dit geheel geen probleem zou vormen. In alle andere gevallen is het een persoonlijk zoeken naar een evenwicht, waarin zowel vrijheid als betrokkenheid als belangrijke relatiewaarden worden ervaren. De klassieke en tolerante jongeren hebben de intrinsieke neiging om te kiezen voor de verbondenheid met de partner, maar trachten de relatie gezond te houden door zich niet hierop te focussen en ook nog een eigen leven te behouden. Vrijheid en betrokkenheid hoeven mekaar dus niet uit te sluiten.

 

Eerlijkheid versus openheid

Wat betreft de analyse van relatiewaarden zoals eerlijkheid en openheid, en voordien vrijheid en betrokkenheid, wordt steeds opnieuw dezelfde rode draad teruggevonden. Opnieuw worden deze relatiewaarden door alle respondenten aangehaald en erkend als belangrijke waarden voor het slagen van een relatie. Maar ook hier moeten enkele nuances worden gemaakt. Hoewel iedereen eerlijkheid en openheid als belangrijk ervaart, worden deze begrippen anders ingevuld. Voor jongeren uit ‘het permissieve type’ schept de keuze voor openheid en eerlijkheid voornamelijk een mogelijkheid. Als je iets wil zeggen tegen je partner, moet je het kunnen zeggen, en als je iets niet wil zeggen, moet je het voor jezelf kunnen houden. Deze rechtlijnige gedachte geeft illustratie van hun geïndividualiseerde cultuur en deze heeft zijn gevolgen op vlak van relaties.

 

Interviewer: Vind je dat je alles moet zeggen tegen je vriendin?

Steven (perm): Nee.

Interviewer: Wat dan wel of wat niet?

Steven (perm): Enkel dingen waar ge zin voor hebt om die te zeggen. Ge kunt moeilijk dat meisje verplichten om iets te vertellen.

 

Opnieuw geven jongeren uit ‘het naïeve type’ een weinig concrete omschrijving van deze begrippen. In een ideale relatie moeten eerlijkheid en openheid zeker aanwezig zijn, maar aan een verdere concrete invulling van het belang van deze relatiewaarden komen ze zelden, in tegenstelling tot anderen die vanuit een sterk liefdesideaal een concreet beeld hebben van hoe deze relatiewaarden concreet geïmplementeerd kunnen worden in een relatie. De beperkte ervaringen spelen hierin opnieuw een belangrijke rol. Terwijl ervaringen meestal ontbreken bij jongeren uit het naïeve type, staan deze centraal voor het operationaliseren van deze waarden bij jongeren uit het klassieke- en het tolerante type. Doch, een kleine nuance tussen deze twee types moet gemaakt worden. Jongeren uit ‘het klassieke type’ halen zelf deze waarden aan, waarschijnlijk omdat het duidelijke traditionele waarden zijn. Voor klassieke jongeren is het een evidentie dat je je zo gedraagt. Voor jongeren uit ‘het tolerante type’ geldt dat eveneens zo, maar ligt de nadruk meer op de wisselwerking tussen beide partners. De eerlijkheid en de openheid moet van beide partners komen, anders blijkt een vertrouwensband moeilijk op te bouwen.

 

Interviewer: Wat vind je belangrijk in een relatie?

Katja (tol): Dat is moeilijk als vraag. Er zijn zo veel dingen. Gewoon vertrouwen. Eerlijkheid en openheid. Ik ben open tegenover andere en ik zou dat ook appreciëren als die dat dan ook doen.

 

Samengevat, openheid en eerlijkheid gelden voor iedereen als belangrijke relatiewaarden. Desondanks worden ze op verschillende manieren ingevuld. Deze nuances zijn eveneens herkenbaar in de analyse van de andere relatiewaarden. Permissieve jongeren hebben het over een mogelijkheid, een persoonlijk keuze om al dan niet eerlijk en open te zijn. Daar stellen klassieke en tolerante jongeren tegenover dat het onontbeerlijk is in een relatie. Jongeren uit het naïeve type bevestigen het belang ervan, maar zijn hierin wederom weinig concreet.

 

Belang opleiding, politieke en religieuze overtuiging

Tegengestelde polen trekken mekaar aan, maar anderzijds vinden jongeren dat liefdespartners best dezelfde interesses hebben, best op dezelfde manier tegen het leven aan kijken en dus best wel wat mogen gelijken op jezelf. De meningen hieromtrent zijn verdeeld en kunnen moeilijk aan één of ander type worden gekoppeld. Enkel de belangrijkheid verschilt van type tot type. Jongeren uit ‘het permissieve type’ kiezen in kortstondige relaties een partner zonder hiernaar te kijken. Bij hun partnerkeuze spelen immers zoals vermeld voornamelijk het uiterlijke en de daarmee gepaard gaande eerste indruk een hoofdrol. Wanneer ze toch kiezen voor een langere relatie, kiezen ze net als de andere types afhankelijk van persoon tot persoon al dan niet voor een verschillende of gelijkende partner. Wanneer de partnerkeuze van naderbij wordt bekeken en wordt geconcretiseerd in enkele deelaspecten, komen echter wel enkele preferenties naar boven.

 

Ten eerste blijkt religieuze overtuiging steeds minder van belang te zijn voor jongeren. Enkel jongeren uit ‘het klassieke type’ voorzien hier toch nog een belangrijke plaats voor in een relatie én voorspellen relationele moeilijkheden indien er geen gelijkenis is in godsdienstige overtuiging. Wegens het persoonlijke engagement in een godsdienst voelt men zich blijkbaar sneller bedreigd door een niet-gelovige.

 

Emilie (klass): Ik denk dat áls je gelooft dat je dat wel belangrijk gaat vinden, maar als ge niet gelooft en ge verkeert met iemand die wel gelooft, dat ge u daar niets van gaat aantrekken.

Interviewer: Is dat dan een moeilijkere relatie denk je?

Emilie (klass): Ik denk dat wel. Als ik een relatie zou hebben met iemand die een moslim is ofzo, ik denk wel dat dat moeilijk gaat zijn. (…) Bijvoorbeeld ik ben gelovig en mijn vriend is ook gelovig. Ik vind dat wel heel goed, want als ik nu een vriend zou hebben die niet gelooft, die zou een beetje met mij spotten denk ik. Die zou dat ook niet begrijpen. Dus ik denk toch wel dat het belangrijk is dat ge iemand vindt met dezelfde waarden, met dezelfde filosofie. Veel mensen trekken zich dat niet meer aan.

 

De andere types zijn meer berustend. Ze zien religieuze overtuiging zelf niet als een veel voorkomend probleem aangezien ze van de overtuiging zijn dat het voor veel jongeren toch niet meer van belang is. Indien ze hier toch mee geconfronteerd zouden worden, zijn hier rond twee houdingen. Sommige jongeren zouden sowieso niet met een gelovige partner een relatie beginnen, of toch alleszins niet wanneer ze daardoor hierin mee worden betrokken. Deze stelling wordt voornamelijk aangenomen door jongeren uit ‘het permissieve type’. Anderen zouden zich hierdoor niet laten afschrikken, en zien een verschil in godsdienstige overtuiging niet als een moeilijkheid, en soms zelfs eerder als een uitdaging. Deze stelling wordt voornamelijk teruggevonden bij jongeren uit ‘het naïeve type’ en nog meer bij jongeren uit ‘het tolerante type’, wiens tolerante houding hierin concreet vorm krijgt.

 

Op vlak van de geprefereerde scholingsgraad in de partnerkeuze blijken de types ook niet zo zeer te verschillen. Zowat iedereen zegt open te staan voor gemengde relaties tussen jongeren uit de verschillende richtingen van het secundair onderwijs. Iedereen gelooft in de mogelijkheid hiervan. Een achterliggende nuance moet echter gemaakt worden, en daarbij wordt even de piste van de types verlaten. Het betreft namelijk een stelling die voornamelijk door jongeren uit het algemeen secundair onderwijs wordt aangegrepen om toch enige partnerselectie te duiden zonder te hervallen in een afwijzing van jongeren uit het technische- of beroeps secundaire onderwijs. Jongeren uit het algemeen secundair onderwijs halen immers aan dat ze een partner verkiezen waarmee ze ‘op dezelfde golflengte zitten’, waarmee ze over dingen spreken die tot ‘dezelfde leefwereld’ behoren en kunnen meepraten zonder na te praten. Op zich een begrijpende voorwaarde in de partnerselectie, ware het niet dat dit nog steeds wordt gekoppeld aan studierichtingen binnen het secundaire onderwijs. Het betreft meestal een voorzichtige veronderstelling dat deze relatievoorwaarden minder snel vervuld zullen zijn bij jongeren uit andere studierichtingen. Meestal wordt het dan ook beschreven als een onbewust proces in een complexe gebeuren als de partnerkeuze.

 

Interviewer: Sommige mensen vinden het belangrijk om van hetzelfde opleidingsniveau te zijn, vind jij dat belangrijk?

Nathalie (tol): Ik denk dat daar echt wel iets inzit. Dat kan zijn dat een superintelligente mens met een dom kieken gaat, en dat er enorm intelligentieverschil is. Maar ik vind belangrijk om in een relatie te kunnen praten. Als een partner dan de woorden niet snapt die ik zeg, of niet kan volgen, dan is het voor mij niet nodig om heel mijn leven daar dieper mee te gaan, dat is wel belangrijk.

Interviewer: Denk je dat jongeren over het algemeen terecht komen bij iemand met hetzelfde opleidingsniveau?

Nathalie (tol): Ja en nee. Ik denk dat jongeren met hetzelfde niveau mekaar altijd al wel mekaar gaan aantrekken.

Interviewer: Is dat bewust of is dat onbewust?

Nathalie (tol): Ik denk dat dat onbewust is, ja. Dat je voor jezelf als je aan het babbelen zijt, en je merkt dat het niet gaat, dan ga je gewoon naar iemand anders, en als het gaat… Het is gewoon interessanter voor jezelf.

 

De bespreking van het belang van de politieke overtuiging in de partnerselectie is kort. Ten eerste blijken heel weinig jongeren zich überhaupt te interesseren in politiek. Ten twee blijken vrijwel alle jongeren, politiek geïnteresseerd of niet, ervan overtuigd dat politieke overtuiging geenszins een rol speelt in de partnerselectie. De enige uitzondering die door sommige jongeren werd aangehaald, is wanneer deze politieke mening van extreme aard is. Dat wordt geïllustreerd aan de hand van het citaat van Sophie. Gematigde politieke verschillen worden zelfs soms opgenomen als positieve uitdagingen voor een relatie, zoals blijkt uit onderstaand citaat van Dirk.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om hetzelfde te zijn qua politieke mening?

Sophie (tol): Ik volg politiek absoluut niet, en vind dat niet zo belangrijk. Wel als je in extremen gaat, ik zou nooit een relatie kunnen hebben met iemand die voor het Vlaams Blok stemt ofzo.

Interviewer: Vind je het belangrijk om binnen een relatie een zelfde politieke overtuiging te hebben?

Dirk (klass): Nee. Absoluut niet. Ik vind het juist tof om politiek te discussiëren. Er is een tijd geweest dat ik echt communistisch, en overtuigd was van dat ideaal. Daar heb ik met mijn vriendin dan lang over gediscussieerd en zij is dan liberaal, waar ik absoluut tegen ben, nu nog altijd trouwens. Dat doet totaal niets aan onze relatie, en vind dat het moet kunnen. Ik vind politieke overtuiging helemaal niet belangrijk.

 

Samengevat, zowel voor politieke-, als voor religieuze overtuiging, stellen jongeren geen al te hoge eisen om gelijkend te zijn in een liefdesrelatie. Zo lang deze verschillen niet te extreem zijn, vormen ze geen probleem voor de relatie. Een verschil hierin wordt soms zelfs aanzien als een uitdaging voor de relatie. Op vlak van opleidingsniveau ontkennen jongeren enige voorkeur. Als achterliggende nuance moet hierbij gesteld worden dat jongeren echter wel iemand zoeken die uit dezelfde leefwereld komt. Het verschillen in leefwereld wordt echter nog wel - voornamelijk door jongeren uit het algemeen secundair onderwijs - gekoppeld aan scholingsgraad.

 

Tonen van affectie

Mekaar een stevige knuffel geven, een verliefd zoentje op de wang of handje in handje lopen door de stad… Het zijn allemaal uitingen van affectie. Weinig jongeren twijfelen eraan of het al dan niet gehoord is dit te doen. Het blijkt een normale zaak. Nochtans zijn er verschillen wat betreft de mate waarin deze affectie kan en mag beleefd worden, afhankelijk van de persoonlijkheid en de plaats waarop men zich bevindt. Affectie is voor iedereen belangrijk, maar voor jongeren uit ‘het klassieke type’ zijn hier duidelijke grenzen in. Affectie betreft in de eerste plaats een persoonlijke aangelegenheid, deze dient dus ook in de eerste plaats in privé-kring beleefd te worden. Ze stellen duidelijke grenzen en vinden het ook niet opportuun wanneer anderen deze grenzen overschrijden. Deze grenzen beperken het tonen van affectie tot een klein gebaar, een zoen, handjes geven, een lief woordje, verder niets. De opinie van Emilie illustreert deze houding.

 

Interviewer: Vind je het mogelijk om affectie te tonen tegenover mekaar? Hoe zie je dat?

Emilie (klass): Ik ben niet graag melig en ik haat van die dingen, zoals koppeltjes die in het midden van oude markt staan te kussen. Ik kan daar gewoon niet tegen. Ik heb meer zoets van: dat is privé, dat moet niemand zien ook niet. Zo’n klein kusje dat kan mij niet veel schelen, maar als je voor het school mekaar mega zit af te lekken, dat vind ik degoutant, daar kan ik echt niet tegen. Ik vind, iedereen mag dat wel weten enzo, maar gewoon dat is iets wat voor jezelf blijft.

 

Opnieuw vormt dit voor jongeren uit ‘het naïeve type’ een relatieaspect dat wordt geïdealiseerd. Het tonen van affectie wordt als een heilige waarde aanzien en met grootse woorden omschreven, wederom weinig getoetst aan de haalbaarheid en weinig realistisch. Hun sterk liefdesideaal blijkt hen te vertellen dat dit een belangrijk onderdeel is van een relatie, en zo getuigen zij ook. Zo ook Dieter:

 

Interviewer: Vind je het belangrijk in een relatie om affectie te tonen aan je partner?

Dieter (naïef): Zeker en vast wel.

Interviewer: En moet dat ook kunnen in het openbaar?

Dieter (naïef): Ja, eigenlijk wel. Ik ben zo de persoon die zou zeggen: ik sta midden in de speelplaats, samen met mijn lief, en dan geef ik zo’n kus, dan zou ik zeggen van ‘look!’ , dit is mijn lief, ‘kijk!’, ‘show interest!’, aandacht trekken enzo. Ja, ja, zo ben ik nu eenmaal!

 

Het tonen van affectie is het enige relatieaspect waarop de jongeren van ‘het tolerante type’ uit hun rol blijken te vallen. Ze hanteren zoals steeds een sterkte moraal en duidelijk liefdesideaal waarin ze zich duidelijke grenzen opstellen en handelen volgens duidelijke principes. Waar ze anders echter een open houding aannamen, vertonen ze nu de a-typische houding andere opvattingen tegenover het tonen van affectie en de mate waarin dit toelaatbaar is in het openbaar af te keuren van. Dit afkeuren is echter enigszins begrijpelijk. Het is immers een houding die bij vrijwel alle jongeren leeft. Doch, in mindere mate bij jongeren uit ‘het permissieve type’. Hun normatief handelingspatroon duidt eveneens op het bestaan van grenzen in het tonen van affectie. Deze grenzen blijken echter ruimer geïnterpreteerd te worden dan bij jongeren uit de andere types. Opnieuw wordt het duidelijk dat volgens permissieve jongeren ieder een eigen keuze moet maken in zake het beleven van mekaars affectie.

 

Interviewer: Hoe belangrijk vind je affectie tonen tegenover mekaar in een relatie?

David (perm): Ik vind dat dat belangrijk is, maar niet overdreven. Ieder moet dat voor zich bepalen.

Interviewer: Bijvoorbeeld in het openbaar, vind je dat je daar affectie moet kunnen tonen?

David (perm): Ik vind wel dat dat mag en ik begrijp dat ook wel, je bent bezig met mekaar en je let minder op de mensen rondom u.

 

Samengevat, zo goed als alle jongeren vinden het tonen van affectie tussen partners belangrijk, maar beseffen dat er grenzen zijn in het beleven van mekaars affectie. Deze grenzen zijn het meest strikt bij klassieke- en tolerante jongeren, het minst bij permissieve jongeren. Jongeren uit het naïeve type blijken hierover wederom een weinig realistisch en geïdealiseerd beeld te hebben.

 

Het beëindigen van een relatie

Het eindigen van een relatie is voor alle jongeren een moeilijke zaak, ook om over te spreken. Het is een relatieaspect wat meestal niet direct wordt ingecalculeerd. Hierover heeft men in mindere mate een gedacht over hoe het zou moeten lopen in een goede relatie, dat is immers contradictorisch. Wanneer jongeren toch aanvoelen dat een relatie beter stopt, zeggen ze hierin wel consequent te zijn. Voor bijna alle jongeren geldt dat ze een directe, persoonlijke aanpak verkiezen boven een afstandelijke aanpak.

 

Interviewer: Hoe zou je dat aanpakken als je vindt dat een relatie beter stopt?

Katja (tol): Ja… Dat is niet leuk, hè! Het beste is, gewoon persoonlijk het zeggen, niet via sms of mail of telefoon ofzo. Al duurt het lang vooraleer je die persoonlijk ziet.

 

Het gaat om een blijkbaar algemeen aangenomen moraal waarin de jongere die de relatie beëindigt, een verantwoordelijkheid heeft over het goede verloop hiervan. Dat is althans wat jongeren aangeven wanneer ze hun aanpak omschrijven. Of dit steevast zo effectief in de praktijk verloopt, valt hier mogelijks te betwisten aangezien hier een zeker sociale wenselijkheid meespeelt. Toch beschrijven de meeste jongeren het beëindigen van een relatie als een soort ritueel dat twee personen die mekaar graag zien of zagen moeten doormaken wanneer minstens één van de twee de relatie niet meer ziet zitten. De jongere die dit doet, moet zijn/haar verantwoordelijkheid nemen, zoals Dirk illustreert:

 

Interviewer: Wat zou je doen wanneer je merkt dat een relatie niet meer goed loopt volgens jou?

Dirk (klass): … Ik wil eigenlijk iets zeggen, ik zou zeker niet weglopen. Zeker als het je eigen beslissing is, van ík maak het af nu. Dan vind ik zeker dat je je verantwoordelijkheid moet nemen en doorslikken, en troosten als ze aan het wenen is. En als ze kwaad is, en ze begint te schelden, dat over u laten komen. Jij hebt het haar aangedaan. Ik vind dat veel mensen zich voornemen dat het hen niets kan schelen, en gewoon zeggen, “Het is af”. Ik vind dat je het wel moet aantrekken. Dat je moet zeggen van, “Spijtig, maar nu is het gedaan.”

 

Jongeren vinden dat ze een verantwoordelijkheid moeten opnemen bij het stopzetten van een relatie aangezien dit gepaard gaat met hevige gevoelens. Zowel voor de persoon die de relatie beëindigt, als de persoon die het ondergaat, gaat het stopzetten van een relatie gepaard met gevoelens van verdriet. Voor de laatste blijkt het vooral een gevoel van afgewezen te zijn, van hulpeloosheid en gaat het gepaard met veel vragen. Toch is het volgens jongeren ook niet makkelijk voor diegene die het initiatief voor het stopzetten van de relatie neemt, zoals blijkt uit het citaat van Nathalie:

 

Interviewer: Welke gevoelens gaan gepaard met het beëindigen van een relatie?

Nathalie (tol): Ik denk wel dat je nog altijd zit met het feit dat je ze hebt gekwetst. Dat is wel moeilijker voor diegene die dumpt.

Interviewer: Waarom is het moeilijk als je die gekwetst hebt?

Nathalie (tol): Je hebt die toch wel graag gezien. Dan heb je ook wel spijt dat je die kwetst. Je wil dat eigenlijk niet. Je maakt het uit om te zorgen dat je alletwee er nog goed bij vaart.

 

Hoewel de meeste jongeren deze redenering volgen, geldt dit echter niet voor alle jongeren. Er zijn twee uitzonderingen. Ten eerste kiezen jongeren soms bewust voor een losse relatie, het betreft hier voornamelijk, maar niet exclusief, jongeren uit ‘het permissieve type’. In dat geval verloopt het einde van een relatie geheel anders. Er is geen sprake van verantwoordelijkheid en de gevoelens waarmee een losse relatie wordt beëindigd zijn beperkter en stellen weinig voor in vergelijking met diegene van een beëindigde langere, vaste relatie.

 

Een tweede uitzondering is wanneer jongeren een weinig realistisch beeld hebben van een relatie, wat voornamelijk wordt voorkomt bij jongeren uit ‘het naïeve type’. Het liefdesideaal is hier sterk en overheersend. Het laat weliswaar weinig ruimte voor het omgaan met moeilijkheden in een relatie. Problemen passen immers niet in het totaalbeeld van de geïdealiseerde, romantische liefdesrelatie, de trend die steeds opnieuw terugkomt bij dit type. Wanneer naïeve jongeren hiermee toch worden geconfronteerd, resulteert dit meestal in een extreme afwijzing en radicale breuk met de persoon in kwestie, zoals Hanne aangeeft in volgend citaat.

 

Interviewer: Wat zou je doen wanneer jullie een relatie niet meer zien zitten?

Sanne (naïef): Buitensmijten, hè. Salut, daar is de deur en weg!

Interviewer: Is die periode erna moeilijk?

Sanne (naïef): Als hij het afmaakt wel, maar er zijn genoeg vissen in de zee, hè!

 

Samengevat, jongeren prefereren een directe en persoonlijke aanpak bij het beëindigen van een relatie. Op de twee hierboven besproken uitzonderingen na, gaat dit steeds gepaard gaat met sterke gevoelens van verdriet en vele vragen. Het is de verantwoordelijkheid van de partner die de relatie stopzet om dit consequent, doch tactvol te doen.

 

6.4.3. Toekomstperspectief

 

Wanneer jongeren praten en nadenken over de toekomst, lijkt het enerzijds een ‘ver-van-mijn-bed-show’ te zijn, waarin ze volop fantaseren over hoe het allemaal zou kunnen zijn. Anderzijds zitten in deze fantasiekronkels toch enkele concrete waarden die veel zeggen over hoe ze naar liefdesrelaties nu en liefdesrelaties in de toekomst kijken.

 

Het hanteren van traditionele waarden resulteert, in tegenstelling tot wat men zou kunnen verwachten, niet in de opinie waarin men steeds voor de Kerk trouwt, trouwt zonder vooraf samen te wonen en echtscheiding als ongehoord beschouwd. De jongeren uit ‘het klassieke type’ hanteren wel degelijk nog duidelijke traditionele huwelijkswaarden als verbondenheid, trouw, het formaliseren, openbaar maken en naar God toe duidelijk maken van mekaars liefde, maar getuigen van een hedendaagse interpretatie. Deze interpretatie is het meest duidelijk in de voorwaarden die voor het huwelijk.gesteld worden door klassieke jongeren. Naast de liefde voor mekaar, moeten partners ook samen kunnen leven, een huishouden hebben… Zo wordt een goed huwelijk bekomen, en zorgt ervoor dat men niet eindigt in een echtscheiding. Het probleem van de meeste echtscheidingen ligt volgens klassieke jongeren immers in het feit dat mensen te snel beslissen om te trouwen en achteraf tot het besef komen dat dit geen goede keuze was. Een goed huwelijk heeft de meeste slaagkansen wanneer het eerst door een periode van voorhuwelijks samenwonen wordt voorafgegaan.

 

Emilie (klass): Er wordt wel veel gescheiden, maar ik denk dat dat te maken heeft met verkeerde beslissingen. Er zijn veel mensen die al vroeg trouwen en dat is ook niet zo slim. Dan kan je ook wel verwachten dat die binnen tien jaar gaan scheiden. Ik vind dat je pas moet trouwen als je weet dat het echt een persoon is die bij je past. Als je dat niet echt overwogen doet, of in een vlaag van ‘o, ja!’ dan ja, moet je er gewoon niet aan beginnen. (…) Ik denk dat ik eerst zou samenwonen. Ik denk dat dat nodig is, als je nog nooit hebt samengewoond én dan al gaat trouwen. Ik denk dat dat niet goed gaat. Ik denk dat dat een hele aanpassing is.

 

Deze zelfde opinie geldt voor de jongeren uit ‘het tolerante type’ en ‘het permissieve type’, althans wat de preferentie betreft van het samenwonen. De motivatie hierachter is echter anders. Terwijl het voor klassieke jongeren een voorbereidende fase is voor een geplande overgang naar het huwelijk, is het voor tolerante jongeren eerder een test voor het slagen van de relatie, doch eventueel met het oog op een komend huwelijk. Wat betreft de permissieve jongeren past samenwonen in hun lange-termijn visie, als een bewuste keuze, maar vaak niet met de optie op een huwelijk. De huidige, toegepaste permissieve moraal maakt later plaats voor een meer gematigde moraal. In de toekomst zien ze zichzelf namelijk evenzeer in een vast relatie zoals de andere jongeren. Hierin speelt samenwonen een centrale rol.

 

Interviewer: Zie je jezelf later trouwen?

David (perm): Je moet dat met twee beslissen, het zou onnozel zijn moest de ene dat willen en de andere niet, dan heeft dat geen zin. Ik denk dat je ook best eerst gaat samenwonen. Voor je relatie is het het beste om eerst samen te wonen, om een beetje voorbereid te zijn… vooraleer je trouwt, dat je weet, we willen voor altijd samenblijven.

 

Opnieuw getuigen jongeren uit ‘het naïeve type’ van geïdealiseerde, abstracte beelden over het huwelijk. Het sterk liefdesideaal spiegelt naïeve jongeren een feilloze toekomst voor en dat is ook de verwachting dat ze hebben van een huwelijk, zoals blijkt uit onderstaand citaat van Dieter.

 

Interviewer: Zou je later willen trouwen?

Dieter (naïef): Ja, dat is een teken van totale trouwheid en verbondenheid met uw partner, een manier van uitdrukking van nog meer te zeggen dan ik hou van u en ik blijf trouw aan u. Het is veel meer dan dat. Het is zoals een ring, iets wat nooit afloopt, wat altijd zal blijven gaan.

 

Voor alle studenten is het collectief geweten dat zeer veel huwelijken momenteel eindigen op een echtscheiding. De houdingen hieromtrent zijn echter verdeeld. Hoewel klassieke jongeren een echtscheiding afkeuren en trachten te vermijden door voorhuwelijks samenwonen te prefereren als voorbereidingsfase, aanvaarden ze echtscheiding wel als een mogelijke oplossing is voor een conflictueus huwelijk. Hoewel het tegen hun waarden van verbondenheid en duurzaamheid indruist, keren ze zich niet volledig tegen een mogelijke echtscheiding.

 

Interviewer: Denk je dat je ooit zou scheiden?

Emilie (klass): Ja, ik denk daar soms wel aan, allez niet zo vaak, maar dat zou ik wel heel stom vinden als ik zou moeten scheiden. Het kan wel, maar ik zou dat heel erg vinden, vooral als je dan kinderen hebt. Dus ik wil het liever echt niet.

 

Jongeren uit ‘het tolerante type’ sluiten zich nauw aan bij de klassieke jongeren. Voor tolerante jongeren is het huwelijk een teken van verbondenheid en duurzaamheid, en deze waarden dienen volgens hen nagestreefd te worden. Desondanks kan een echtscheiding toch soms gerechtvaardigd zijn, indien dit de conflicten binnen een gezin kan reduceren. Voor jongeren uit ‘het naïeve type’ hoort echtscheiding niet thuis in hun sterk liefdesideaal. Slechts weinig naïeve jongeren denken dan ook dat ze ooit zouden scheiden. Tot slot is er nog de categorie van de jongeren voor wie echtscheiding genormaliseerd blijkt te zijn. Het betreft voornamelijk jongeren uit ‘het permissieve type’. Ze zijn van mening dat een echtscheiding een normale en legitieme oplossing is wanneer een huwelijk niet meer goed gaat. Dit gaat niet gepaard met enige morele afkeuring, zoals dikwijls wel het geval is bij de andere types. David illustreert dat problemen immers erbij horen in een liefdesrelatie. Als deze problemen te zwaar voor dragen worden, is een echtscheiding een legitieme oplossing en valabel alternatief.

 

Interviewer: Wat zouden redenen kunnen zijn om te scheiden?

David (perm): Dat moet wel een zware problemen zijn. Maar tja, zo’n problemen dat is normaal dat je die tegenkomt in een relatie.

 

Samengevat, bijna elke jongere verkiest om samen te wonen, al dan niet gepaard gaande met een gepland huwelijk in het vizier. Door geen enkele jongere wordt echtscheiding moreel afgekeurd. De mate waarin het toelaatbaar wordt geacht, brengt echter wel een verschil tussen de verschillende types. Klassieke- en tolerante jongeren duiden op waarden als verbondenheid en duurzaamheid, en ondersteunen via het voorhuwelijks samenwonen een goed huwelijk. Op deze manier willen ze ook een echtscheiding vermijden. Voor naïeve jongeren blijkt echtscheiding niet van toepassing te zijn. Het past niet in hun geïdealiseerd totaalbeeld van een goede relatie. Bij permissieve jongeren krijgt echtscheiding eerder een genormaliseerd karakter. Het blijkt een moreel aanvaard en legitiem alternatief voor een conflictueus huwelijk.

 

 

6.5. De invloed op de seksuele moraal

 

Net als de relationele moraal, wordt ook de seksuele moraal geoperationaliseerd in enkele deelaspecten: vooreerst de voorwaarden voor seks, de visie op seksualiteit en de seksuele beleving, zowel op vlak van houdingen, als op vlak van ervaringen, en vervolgens de omgang met anticonceptie en soa’s. Het is wederom een werkwijze die volgt uit het verloop van de gesprekken met de laatstejaars uit het secundair onderwijs. Voor elk type worden bovenstaande seksualiteitsaspecten besproken en geïllustreerd met citaten van de jongeren uit de diepte-interviews. Hieruit wordt duidelijk waarin sommige types verschillen, en op welke vlakken ze overeen komen op seksueel gebied. Op deze manier wordt ook op seksueel gebied een genuanceerd beeld bekomen van de mogelijke denkpatronen van jongeren. Ook hier wordt dit beeld hieronder eerst schematisch weergegeven, en vervolgens inhoudelijk uitgewerkt.

 

Tabel 4: Centrale factoren betreffende de seksuele moraal, per type

 SEKSUELE MORAAL

 

TYPE

Seksuele beleving

Anti-conceptie en soa’s

 

1. Klassieke type

 

 

Hedendaags traditioneel

 

Sceptisch progressief

 

2. Naïeve type

 

 

Geïdealiseerd

 

Progressief

 

3. Tolerante type

 

 

Traditionele waarden met open geest

 

Progressief

 

4. Permissieve type

 

 

Hedonistisch

 

Progressief

 

6.5.1. Seksuele beleving

 

Een seksuele relatie bestaat uit vele deelaspecten. De opinies tegenover elk deelaspect maken samen hoe een jongere denkt over het totaalconcept van een seksuele relatie. Daarom wordt bovenstaande analyse over de omschrijving van een liefdesrelatie aangevuld met een analyse van seksuele liefdesrelatie, in concreto rond houdingen over concrete aspecten van een seksuele relatie, als dan niet ingebed in een liefdesrelatie. Het betreft de ervaringen van de respondent, de voorwaarden en visie, de communicatieve houding over seksualiteit, de belangrijkheid van een seksuele relatie en het belang van trouw zijn en daarbij horenden mogelijke gevoelens van jaloezie.

 

 

Seksuele ervaringen

Opvallend weinig jongeren blijken al seksuele ervaringen te hebben. Het zijn voornamelijk jongeren met een open houding tegenover seksualiteit die het meest behoren tot de groep van de seksueel actieven. Het betreft hier voornamelijk jongeren uit ‘het permissieve type’. Ze hebben een ontvankelijke houding over de integratie van seks in een, al dan niet vaste, relatie. Alle vier de jongeren in dit type hebben immers al een eerste seksuele ervaring meegemaakt. Hoewel dit niet strikt veralgemeend kan worden, blijken ze enigszins toch koplopers wat betreft de seksuele ervaring. Dit valt te verklaren vanuit de losse, permissieve moraal die ze hanteren ten aanzien van seksualiteit.

 

Deze permissieve houding staat echter in schril contrast met de andere drie types. Zowel bij de jongeren uit het klassieke type, als bij de jongeren uit het naïeve type hebben zeer weinig jongeren uit de groep reeds een seksuele ervaring. Jongeren uit ‘het klassieke type’ hanteren immers, zoals reeds meermaals werd aangetoond bij de relationele leefwereld, een strikte traditionele moraal waarbij traditionele, klassieke waarden als verbondenheid en duurzaamheid centraal staan. Ook hier getuigen ze van deze duidelijke principes rond seksualiteit, zoals verder hieronder zal blijken. Opnieuw is de liefdesmoraal van jongeren uit ‘het naïeve type’ een abstract gegeven. De oorzaak ligt in het geïdealiseerd liefdesideaal enerzijds, en anderzijds in de minimale ervaring. Dat laatste komt hier duidelijk tot uiting. Tot slot vormen de jongeren uit ‘het tolerante type’ een tussengroep wat betreft seksuele gemeenschap. Ze houden zich, net als de klassieke jongeren, zichzelf immers ook aan een strikte klassieke moraal. Een uitzondering komt hier in tegenstelling tot bij klassieke jongeren wél meer voor, net als het leren van feiten uit het verleden en de aanpassing van de strikte, klassieke moraal aan het hedendaagse leven.

 

Visie en voorwaarden

Zoals hierboven beschreven, onderscheiden permissieve jongeren zich nadrukkelijk van de andere types van jongeren. De openheid en toelaatbaarheid bij jongeren uit ‘het permissieve type’ is dan ook één van hun meest typische kenmerken. Zoals Steven illustreert, is seksualiteit een vorm van bevrediging van de eigen behoeftes die buiten een vaste relatie kan beleefd worden.

 

Interviewer: In welke soort relatie vind je dat er seksualiteit mag zijn?

Steven (perm): Ik vind in elke relatie. Ik ben daar vrij open mee. Ik heb daar niet echt problemen mee, om met een meisje dat ik eigenlijk niet eens graag zie.

Interviewer: Zijn er bepaalde voorwaarden dat daaraan verbonden moeten zijn?

Steven (perm): Neen. Dat hoeft helemaal niet.

Interviewer: Vind je dat een seksuele relatie ook kan met een ex bijvoorbeeld?

Steven (perm): Ja, waarom niet?

Interviewer: En met gewone vrienden?

Steven (perm): Ja, geen probleem.

 

Ook hier moet een tijdsgebonden nuance komen. Hoewel deze jongeren voor het moment een losse en permissieve moraal hanteren, zien ze zichzelf later wél in een vaste monogame relatie functioneren met meer strikte voorgeschreven principes betreffende seksualiteit. Deze principes gelden voor de meeste andere types momenteel reeds als richtlijnen voor een goede en gezonde seksuele relatie binnen het ruimere kader van een vaste liefdesrelatie. Deze principes bestaan vooreerst uit een temporele voorwaarde en een intensiteitscriterium. Concreet betreft het een voorschrift waarbij men een vaste en serieuze relatie moet hebben die respectievelijk reeds een lange tijd stand houdt, en op een intense manier wordt beleefd waardoor men een vertrouwensband heeft gecreëerd, vooraleer men over kan gaan tot een seksuele relatie. Voorts worden nog specifieke voorwaarden geformuleerd, deze zijn echter wel typespecifiek. Voor jongeren uit ‘het klassieke type’ vormt de temporele voorwaarde een centraal punt, aangevuld door de wil van beide partners en het ‘er klaar voor zijn’. Dezelfde voorwaarden gelden voor jongen uit ‘het tolerante type’, enkel met de nuance dat de temporele voorwaarde een meer dynamisch gegeven is, terwijl het bij klassieke jongeren sowieso een hele tijd in beslag blijkt te nemen vooraleer deze voorwaarde voldaan is, kan dit mogelijks veel sneller bij tolerante jongeren. Tolerante jongeren verwachten ook wel een periode waarin men de seksualiteitsbeleving nog uitstelt, maar deze hangt nauwer samen met de intensiteitsvoorwaarde. Met andere woorden, wanneer de intensiteitsvoorwaarde voldaan is, volgt de voldoening in de temporele voorwaarde vrijwel steeds en automatisch. Concreet betekent dit dat jongeren uit het tolerante type niet te snel een seksuele relatie wensen, en enkel met iemand die ze al een tijd kennen. Pas dan kunnen ze iemand volledig en intens vertrouwen. Indien deze vertrouwensband snel tot stand komt, of men begint een relatie met wie men reeds lang een vertrouwensband had, blijkt deze intensiteitsvoorwaarde dan ook sneller vervuld. Sophie illustreert deze gedachtengang.

 

Interviewer: In wat voor een relatie vind je dat er plaats is voor seksualiteit?

Sophie: Als je die persoon dat vertrouwen durft te geven, en dat vertrouwen ook krijgt, en ook dat je je op je gemak voelt. (…) Het gaat gewoon om het gevoel, als je hebt, ok, als je het gevoel niet hebt, dan niet. Je kan het gevoel hebben al in een korte relatie. Dat staat losser van tijd vind ik. Als je bijvoorbeeld een vriend als liefje hebt, dan ken je die ook al veel langer, en denk ik niet dat je nog eens een tijd moet wachten vooraleer het gepast is een seksuele relatie te beginnen.

 

Tot slot wordt nogmaals de beperkte ervaring opgemerkt van jongeren uit‘het naïeve type’. De voorwaarden die zij stellen blijven opnieuw zeer abstract: “als de verliefdheid al liefde is geworden.” of “Je moet van die persoon houden.”

 

Samengevat, jongeren uit het permissieve type zijn de enigen die blijken open te staan voor losse seksuele relaties. Pas op latere leeftijd hanteren ze de principes die klassieke en tolerante jongeren benadrukken, met name een temporele voorwaarde en een intensiteitscriterium. Jongeren uit het naïeve type zijn het meest onervaren en hebben een beperkte en abstracte visie op - de voorwaarden voor - seksualiteit.

 

Communicatieve houding

In tegenstelling tot de communicatieve houding op relationeel gebied, wordt hier enkel inter-partnercommunicatie besproken omdat hier niet wordt gekeken hoe jongeren over het algemeen praten over seksualiteit, dat zou ons immers te ver leiden. Wel belangrijk is welk belang jongeren hechten aan het praten over seksualiteit met de partner.

 

Voor sommige jongen is het immers één van de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn vooraleer men ten goede kan en mag overgaan tot een seksuele relatie. Binnen de liefdesrelatie moet een vertrouwensband ontstaan zijn die de mogelijkheid biedt om te kunnen praten over seksualiteit alvorens hiertoe over te gaan, zoals Dirk uit ‘het klassieke type’ illustreert. Voor hen behoort het mee tot één van de belangrijkste voorwaarden.

 

Dirk (klass): Zo lang je daar nog niet over kan praten, ben je er ook niet klaar voor. Dat is heel moeilijk om er open over te praten, maar ik vind dat dat moet kunnen. Die persoon moet je eerst voor 100% kunnen vertrouwen.

 

Zoals steeds leunt de groep van de jongeren uit ‘het tolerante type’ sterk aan bij de klassieke jongeren. Ook tolerante jongeren getuigen van het grote belang van het praten over seksualiteit, en daarmee is dan ook de grootste nuance gemaakt. Ze vinden immers communicatie wel zeer belangrijk, maar het praten an sich is geen ultieme te volbrengen voorwaarde alvorens ze over kunnen gaan tot een seksuele relatie. Zo lang de mogelijkheid hiertoe aanwezig is, zit men volgens hen op het goede spoor. Als het nodig is, zal er over gepraat worden, omdat de mogelijkheid en openheid hiertoe bestaat, zoals blijkt uit het citaat van Nathalie.

 

Interviewer: Vind je het belangrijk om goed over seksualiteit te kunnen babbelen?

Nathalie (tol): Ja. Dat vind ik echt.

Interviewer: Is dat dan een voorwaarde vooraleer je er zelf tot over kan gaan?

Nathalie (tol): Nee, ik denk niet dat je daar eerst over gepraat moet hebben. Ik denk wel dat het belangrijk is in een relatie om over alles te kunnen praten.

 

Niet alle jongeren staan echter stil bij het praten rond seksualiteit. Een seksuele relatie is gewoon inherent aan een ideale relatie voor jongeren uit ‘het naïeve type’. Ze hebben daardoor blijkbaar geen duidelijk beeld over het belang dat praten over seksualiteit kan hebben. Hierdoor blijken ze het belang van het communiceren rond seksualiteit, laat staan als voorwaarde, te minimaliseren. Zo blijkt ook uit de visie van Sanne die niet zwaar tilt aan het al dan niet overleggen en praten over seksualiteit.

 

Interviewer: Hoe zou je dat aanpakken als je over seks wil babbelen?

Sanne (naïef): Ik zou het niet weten.

Interviewer: Zou jij het initiatief daarvoor nemen, of vind je dat je vriend het moet doen?

Sanne(naïef): Ik zou het niet weten, misschien, hoe of wat je er op uitkomt… Als iemand anders er over bezig is ofzo.

Interviewer: Is dat een voorwaarde vooraleer je er aan begint, dat je er eerst eens goed over praat?

Sanne(naïef): Ik denk dat niet.

 

Tot slot vormen de jongeren uit ‘het permissieve type’ een bijzondere groep. Ze zijn de groep jongeren die het minst belang hechten aan praten over seksualiteit als voorwaarde voor de eigenlijke handeling. Ze blijken tegelijkertijd wel de jongeren te zijn die het minst moeite hebben om te praten rond seksualiteit. Ze kennen nog weinig taboe hier rond en vinden het, vaak van thuis uit, normaal en goed dat rond seks gepraat wordt.

 

Interviewer: Kan je goed over seks babbelen?

Steven (perm): Ik heb daar geen enkel probleem mee.

Interviewer: Is dat over het algemeen bij jongeren zo, denk je?

Steven (perm): Ik denk, ik zit nu in een vrij open vriendenkring, maar ik denk dat als ge bij anderen mensen gaat zien, dat daar echt wel problemen mee zijn. Maar bij ons kan daar in ieder geval rustig over gebabbeld worden.

Interviewer: Is dat dan een voorwaarde om vooraleer je het doet, om daar eerst over gebabbeld te hebben?

Steven (perm): Nee, dat komt vanzelf, en ge gaat daar niet automatisch naar een meisje stappen en ge begint daarover te babbelen, allez, over dat onderwerp. Dat gebeurt vanzelf.

 

Samengevat, communiceren rond seksualiteit is voor vele jongeren nog belangrijk. Voor klassieke jongeren is het zelfs een expliciete voorwaarde. Tolerante jongeren eisen enkel de mogelijkheid om er over te praten als voorwaarde, terwijl jongeren uit het naïeve type een weinig concreet beeld hebben van het belang van communicatie rond seksualiteit binnen een relatie. Permissieve jongeren zijn de meest losse jongeren in de communicatie rond seksualiteit. Ze hechten hier echter weinig belang aan.

 

Belang van de seksuele relatie

Vooreerst moet er rekening gehouden worden met de beperkte ervaringen van de jongeren waardoor de inschatting van de belangrijkheid van een seksuele relatie louter een aanvoelen is en voorspellend karakter krijgt bij seksueel onervaren jongeren. Zoals hierboven reeds vermeld, zijn voornamelijk de permissieve jongeren seksueel actief. Bij de klassieke- en naïeve jongeren had slechts een uitzondering reeds seks gehad. De tolerante jongeren vormden een tussengroep betreffende de seksuele ervaringen. Dat jongeren daarom dikwijls een afwachtende houding aannemen, wordt geïllustreerd door het citaat van Katja.

 

Interviewer: Hoe belangrijk zou seksualiteit zijn binnen een relatie volgens u?

Katja (tol): Nu niet zo denk ik, maar ik weet niet wat dat is. Stel dat het verslavend is, of iets doet wat je echt samenbrengt… Voor mij heeft het momenteel niet zo’n grote rol, misschien later wel.

 

Eén van de twee minst ervaren groepen is de groep jongeren uit ‘het klassieke type’. Niet tegenstaande dat, en desondanks een traditionele moraal, is het opvallend dat het belang van seksualiteit hier toch heel groot wordt ingeschat. Het belang van de seksuele daad als teken van verbondenheid tussen de partners is hiertoe de reden. Het samen beleven van een intieme relatie wordt, meer dan de seksuele daad op zich, als belangrijk ingeschat of ervaren. Het is dus niet zozeer de seksuele activiteit, maar de morele meerwaarde van de intieme relatie die naar waarde wordt geschat.

 

Interviewer: Hoe belangrijk zou seksualiteit zijn, in een relatie voor u?

Emilie (klass): Ik denk wel dat dat belangrijk is, omdat het iets heel ‘close’ is. Ik denk dat dat echt wel uw relatie doet groeien, maar je moet ook opletten van als je dat hebt gedaan, je er ook niet elk uur aan moet denken. Dat je dat toch, allez, ik weet echt niet hoe ik dat moet zeggen, dat dat niet het hoofdpunt wordt in uw relatie, gewoon een onderdeel is, dat je niet de rest weglaat, en aan niets anders meer denkt, voila.

 

Dezelfde waarden vinden we terug wanneer jongeren uit ‘het tolerante type’ getuigen over de belangrijkheid van seksualiteit binnen een relatie. Het beperkt zich echter niet tot deze waarden van verbondenheid en intimiteit. Deze worden aangevuld met het seksuele genot. De seksuele relatie is voor tolerante jongeren belangrijk voor de psychologische beleving én voor de lichamelijke beleving.

 

Hier komt eens te meer ook de beperkte ervaringen van naar voren van jongeren uit ‘het naïeve type’. Dat is echter niet nieuw. Opvallend is wel dat hier een duidelijk trend wordt opgemerkt. Er blijkt een groot verschil te zijn tussen jongeren met ervaring en jongeren zonder ervaring. Als een naïeve jongere ervaring heeft, blijkt hij/zij de seksuele relatie als belangrijk in te schatten. Indien hij/zijn er nog een heeft gehad, blijkt deze als niet belangrijk ingeschat te worden. Niet tegenstaande dat de ervaring nihil is, blijkt het toch een invloedrijke factor te zijn om de persoonlijke houdingen vorm te geven. Dit toont eens te meer aan dat de beperkte ervaring de grootste oorzaak is voor het abstracte liefdesideaal dat wordt gehanteerd bij naïeve jongeren.

 

Het blijkt dat de meest seksueel actieve jongeren ook de jongeren zijn die seksualiteit het meest belangrijk inschatten. Het betreft de jongeren uit ‘het permissieve type’ wiens gerichtheid op ervaringen, ook op seksueel gebied, centraal staat. Men merkt hier opnieuw een dualiteit op. Soms wordt bij deze jongeren immers een relatie aangegaan om de seksualiteit an sich. In dat geval is de inschatting van de belangrijkheid van een seksuele relatie van een andere orde. Het is dan immers de belangrijkste motivatie voor de losse relatie. Daarnaast kunnen permissieve jongeren ook kiezen voor een vaste relatie. Daarin is seksualiteit meestal ook belangrijk, niet als enige motivatie voor een relatie, maar als een belangrijk onderdeel binnen een relatie, zoals Tamara aantoont.

 

Interviewer: Is seksualiteit een belangrijk aspect voor je binnen een relatie?

Tamara (perm): Ja, toch wel. Maar er zijn mensen die zeggen, als de seks niet goed is, dan is de relatie niet goed, dat vind ik overdreven. Maar het is wel belangrijk in een relatie.

 

Samengevat, voor bijna alle jongeren is seksualiteit belangrijk. De invulling hiervan is echter anders. Klassieke jongeren waarderen de gezamenlijke beleving van de intieme relatie in wederzijdse verbondenheid, terwijl tolerante jongeren dit gevoel aanvullen met de beleving van het genot van de seksuele relatie. Het is dit genot dat voor permissieve jongeren centraal staat in korte relaties. Daarnaast verkiezen ook zij soms een combinatie van de psychologische en lichamelijke satisfactie. Naïeve jongeren zijn hierover verdeeld, naar gelang hun ervaring.

 

Trouw en ontrouw

Trouw zijn binnen een relatie is voor iedereen belangrijk. Niemand wordt immers graag geconfronteerd met een partner die ontrouw is. Jongeren hebben echter wel verschillende manieren om trouw en ontrouw te interpreteren en gaan er ook anders mee om. De jongeren die hier de meest rechtlijnige visie over hebben zijn de jongeren uit ‘het klassieke type’, samen de jongeren uit ‘het naïeve type’. Hun meningen lopen vrijwel parallel en betreft een onvoorwaardelijke exclusieve verbondenheid met de partner en een zero-tolerantie tegenover een ontrouwe partner. De regel is simpel: trouw zijn is fundamenteel belangrijk, wanneer hiertegen wordt gezondigd, is het vertrouwen beschadigd en wordt de relatie stopgezet. Wanneer de categorieën van Clanton en Smith worden gehanteerd, spelen hier voornamelijk de possessive- en de fearfull jealousy, waarin respectievelijk de schending van de figuurlijke eigendomsrechten en de persoonlijke afwijzing centraal staan (Clanton & Smith, 1989). Emilie licht hieronder het belang van trouw en de afwijzing van ontrouw toe.

 

Interviewer: Hoe belangrijk is trouw zijn in een relatie voor u?

Emilie (klass): Ja, dat staat toch op een grote plaats. Voor mij is dat zo vanzelfsprekend dat als ge met iemand verkeert, ge ook niet met iemand anders gaat beginnen. Dus eigenlijk wel op de eerste plaats omdat ik dat vanzelfsprekend vind.

Interviewer: Hoe zou je omgaan met iemand die ontrouw is?

Emilie (klass): Ik zou boos zijn. Ik zou het wel meteen gedaan maken. Allez, ik vind dat ook gewoon totaal niet respectvol. Allez, ook, ik denk als iemand dat doet, dat ge daar ook niet meer zo in gaat vertrouwen, dus… dan kunt ge daar beter niet meer mee verder gaan.

 

Jongeren uit ‘het tolerante type’ sluiten zich aan bij bovenstaande visie, maar passen deze in minder extreme mate toe. Aangezien ze zichzelf ook een strikte relationele- en seksuele moraal opleggen, staan ze immers sterk positief tegenover trouw zijn binnen een relatie en keuren ze ontrouw regelrecht af. Ze maken echter wel een belangrijke nuance. Ze stoten op een interne dualiteit, met andere woorden, ondanks de afkeuring van ontrouw, kunnen ze er wel inkomen dat het ooit eens gebeurt. Normatief gezien keuren ze ontrouw geheel af, maar ze sluiten het dus niet uit dat de relatie hierna overleeft. Zelf ooit de partner bedrogen hebben of het niet kwijt willen raken van de partner zijn hiervoor de twee belangrijkste motivaties. Ontrouw heeft voor hen daarbij verschillende gradaties, in overleg met de partner, moeten hier duidelijke afspraken rond gemaakt worden. Hoe deze interne dualiteit twijfel zaait, wordt duidelijk doorheen het citaat van Sophie.

 

Interviewer: Is trouw zijn voor u belangrijk?

Sophie (tol): Ja, maar ik heb zelf eens mijn liefje bedrogen, daarom zeg ik het nu minder makkelijk dat trouw zijn belangrijk is. Dat vind ik heel moeilijk omdat ik weet dat als mijn liefje mij bedriegt, dan is het gedaan, dan is mijn vertrouwen weg. Maar ik heb het zelf meegemaakt. Dus voor mezelf maak ik een uitzondering, en dat mag niet, dus daar heb ik nog niet echt een duidelijk beeld over.

 

Tot hiertoe werden alle jongeren gekenmerkt door een normatieve verwerping van ontrouw zijn, ook al kan een misstap eens voorkomen. De enige jongeren die een relativerende houding aannemen tegenover ontrouw, zijn de jongeren uit ‘het permissieve type’. Ze vinden trouw zijn ook belangrijk, maar dat blijkt niet boven de bevrediging van de eigen verlangens te gaan, althans niet op hun huidige leeftijd. Zoals steeds hebben ze een duidelijk andere liefdesideaal voor het moment dat ze zichzelf als volwassenen zullen aanschouwen. Deze staat echter in schril contract met het huidig liefdesideaal die vrijwel onbestaande is, en voornamelijk gebaseerd is op een hedonistische invulling van het relatiebegrip. Permissieve jongeren zijn daarbij ook de enigen die alcohol als excuus erkennen en zodoende dronkenschap als een verzachtende omstandigheid beschouwen bij het ontrouw zijn van een partner: “Misschien als alcohol de boosdoener is, dan zou ik het misschien wel kunnen vergeven.” David toont aan dat trouw aan de partner zijn in zijn huidige moraal nog van ondergeschikt belang is.

 

Interviewer: We hadden het daarnet over wat belangrijk is in een relatie. Is trouw zijn binnen een relatie belangrijk?

David (perm): Ja, ergens wel, maar ik denk dat je dat moet relativeren. Omdat… vooral omdat je jong bent, misschien dat ik daar later meer belang aan ga hechten. Ik weet niet, als je echt goesting hebt, moet je dat doen. Het is niet omdat je met iemand bent, dat je je moet inhouden. Ik vind dat je van het leven mag profiteren.

 

Samengevat, alle jongeren vinden trouw belangrijk in een relatie. Hierbij wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen relationele en seksuele trouw. Enkel de permissieve jongeren relativeren het belang. Het zijn voornamelijk klassieke- en naïeve jongeren die ontrouw geheel onaanvaardbaar vinden. Tolerante jongeren keuren het eveneens af, maar nemen desondanks een begrijpende houding aan.

 

6.5.2. Anticonceptie & soa’s

 

Alle jongeren vinden het belangrijk om een zwangerschap op dit moment in hun leven te voorkomen door het gebruik van anticonceptiva, en zich te beschermen tegen mogelijke seksueel overdraagbare aandoeningen[5]. De pil en het condoom blijken voornamelijk de voorkeur weg te dragen van jongeren. Hoewel iedereen overtuigd is van het nut, staat toch niet iedereen even positief tegenover deze anticonceptiemiddelen. Voornamelijk jongeren uit ‘het klassieke type’ halen argumenten aan die aantonen dat ze niet echt tevreden zijn over deze wijze van het voorkomen van een zwangerschap en bescherming tegen ziektes. Ze halen als voornaamste argumenten aan dat het een onnatuurlijke gang van zaken is en ze chemische pillen qua bijwerkingen niet vertrouwen.

 

Interviewer: Hoe denk je over anticonceptie in een seksuele relatie?

Emilie (klass): Ja, ik zou dat zeker belangrijk vinden, want ik wil niet daar aan beginnen en dan zwanger worden, dus… Maar ik ben wel tegen pillen en al die chemische brol. Ik ken veel mensen die al problemen daarmee hebben gehad: ontstekingen enzo. Dat vetrouw ik zo niet, maar ik denk wel zeker dat ge daar toch iets moet gebruiken, zodat ge beschermd zijt.

 

De voornaamste zorg voor jongeren is het vermijden van een zwangerschap. De vertrouwensband tussen de partners moet immers voldoende sterk zijn om van mekaar te weten of er risico is op een ziekte. Indien er een risico is, moet dit zo mogelijk medisch verholpen worden en wordt ook uit voorzorg met een condoom gevreeën. Dat geldt zo voor alle jongeren, zo ook getuigt Sophie.

 

Interviewer: Zou je het belangrijk vinden om anticonceptiva te gebruiken en je te beschermen tegen zwangerschappen?

Sophie (tol): Tegen een zwangerschap sowieso, maar dan kan je nog de pil nemen. Ik neem bijvoorbeeld de pil voor mijn regels. Dan heb je nog veilig vrijen. Dat vind ik ook belangrijk. Als je de pil neemt, dan ben je voor zwangerschap beschermd normaalgezien. Dan blijven er nog soa’s en die toestanden over. Daar heb je wel andere anticonceptiva voor, maar dat is ook weer een soort vertouwen dat je geeft. Als je weet dat die persoon gezond is en je wil zelf gezond zijn, dan denk ik niet echt dat je nog per se de condoom moet gebruiken.

Interviewer: Zou je daar angst voor hebben voor zo van die soa’s?

Sophie (tol): Ik denk het niet, want als ik angst zou hebben, dan zou ik een condoom gebruiken. Als ik weet dat die dat niet heeft, dan heb ik er ook geen schrik voor.

 

Natuurlijk moet hier in rekening gebracht worden dat de sociale wenselijkheid rond dit thema zeer hoog is. Ondanks de vraagstelling op het einde van het interview, op een moment dat de vertrouwensband met de interviewer het grootste was, blijft het voor sommige jongeren ook moeilijk om hierover te praten. Seksualiteit an sich is immers reeds een moeilijk thema voor sommigen. Wanneer vervolgens specifiek wordt ingegaan op het eigen gedrag betreffende zwangerschappen en soa’s, blijkt dit nog eens extra moeilijk. Op deze manier komt men daardoor misschien minder te weten over ervaringen hier rond, maar eens te meer rond achterliggende visies. De vertrouwensband tussen de partners als beste bescherming tegen soa’s, illustreert dit.

 

Uit een kleine blik naar de toekomst met de jongeren kon worden geconcludeerd dat jongeren niet bijzonder warm lopen voor een mannelijke versie van de pil. Deze kan eventueel enkel dienen als een aanvullende bescherming wanneer het meisje de pil reeds gebruikt. Wanneer in de seksuele relatie op dit moment de pil bewust wordt vermeden of enkel het condoom wordt gebruikt, zijn jongeren afwijzend tegenover een mogelijke mannelijke pil. Katja illustreert de sceptische houding hiertegenover.

 

Interviewer: Als er op lange termijn een mannelijke pil op de markt komt, wat zou je daarvan vinden?

Katja (tol): Ja. Maar daar hou ik me niet mee bezig. Ik zou het liefst de pil voor mij en het condoom, maar de mannelijke pil… Die pil vertouw ik niet echt.

 

Samengevat, de meeste jongeren zeggen zeker stil te staan bij het vermijden van zwangerschappen en de bescherming tegen ziektes. Iedereen verkiest met de pil en het condoom ook dezelfde anticonceptiva. De tevredenheid hierover is echter verdeeld. Klassieke jongeren zitten namelijk meer verveeld dan anderen om op een onnatuurlijke manier in te grijpen in de seksuele relatie. Voor sommigen zijn ook praktische ongemakken die deze anticonceptiva met zich meebrengen een afknapper. Desondanks blijkt het een thema waar laatstejaars het nodige belang aan hechten en bewust mee omgaan.

 

 

7. Conclusie: een ruim interpretatiekader voor jongeren

 

7.1. Genese van de types: duiding middels keuzebiografie en ervaring

 

Nu duidelijk is hoe de types inhoudelijk van mekaar verschillen, is het interessant om deze bevindingen naast elkaar te leggen, en te kijken hoe het komt dat deze types verschillen en waar de oorsprong ligt van deze verschillen. Hier wordt getracht om procesmatig en inhoudsoverschrijdend een oorsprongsverklaring te geven voor elk type. Daarom worden eerst alle kenmerken van alle types hieronder nogmaals schematisch voorgesteld. Vervolgens wordt beschouwend nagegaan waarin de kern van elk type ligt.

 

Tabel 5: Samenvattende tabel: identificatie, parameters, relationele-& seksuele moraal, naargelang type

 TYPE

Klassiek

Naïef

Tolerant

Permissief

IDENTIFICATIE

 

 ASO Jongens

Dirk, Samuel

Dieter

Nico

David

 ASO Meisjes

Emilie

Marie

Nathalie, Katja, Sophie

 

 BSO Jongens

 

 

Wouter

Steven

 BSO Meisjes

 

Sanne, Lore

 

Hanne,Tamara

 

 

PARAMETERS

 

 Traditie

Sterk

Weinig

Sterk

Weinig / geen

 Liefdesideaal

Sterk

Sterk

Tolerant

Weinig

 Ervarenheid

Onbepalend

Nihil

Bepalend

Ervaringgericht

 

 

RELATIONELE MORAAL

 Liefdesdefiniëring

Duurzaam& verbondenheid

Hoge abstractie

Verbondenheid

Ambiguïteit

 Liefdesbeleving

Traditionele waarden

Geïdealiseerd verlangen

Traditioneel met open geest

Hedonistisch

 Toekomst

Hedendaags traditioneel

Geïdealiseerd

Behoudend progressief

Progressief

 

 

SEKSUELE MORAAL

 Seksuele beleving

Hedendaags traditioneel

Geïdealiseerd

Traditioneel met open geest

Hedonistisch

 Anticonceptie

& soa’s

Sceptisch progressief

Progressief

Progressief

Progressief

 

Los van het inhoudelijke, blijkt uit de analyse en uit bovenstaand schema dat de oorsprong van elk type bepaald wordt door twee belangrijke factoren. Deze origine-bepalende factoren zeggen iets over het proces dat iemand doormaakt dat leidt tot het lidmaatschap bij een bepaalde type, in tegenstelling tot de drie parameters (traditie, liefdesidaal en ervaring) die aan de hand van concrete houdingen en gedrag achteraf bepalen tot welk type de jongeren behoort.

 

De mate waarin de visie van jongeren intrinsiek en onbewust bepaald wordt door traditionele, klassieke denk- en handelingspatronen, blijkt omgekeerd evenredig met de mate waarin jongeren geïndividualiseerde keuzes maken. Niet elk type jongere is echter even sterk beïnvloed door het proces van individualisering. Daarom maken niet alle jongeren even sterk geïndividualiseerde keuzes. Deze bevinding blijkt de eerste belangrijke originebepalende factor in de oorsprongsverklaring van de types te zijn. Wanneer jongeren in mindere mate de eigen keuzebiografie vormgeven, kunnen ze intrinsiek een klassiek en traditioneel waardenpatroon volgen. Dat geldt zo in belangrijke mate voor jongeren uit het klassieke type. Dit vergt echter nog enige nuance. Jongeren die in extreme mate en haast blindelings traditionele en klassieke denk- en handelingspatronen volgen, blijken immers in mindere mate voor te komen. Indien jongeren klassieke denk- en handelingspatronen volgen, is dit immers meestal een bewuste keuze en geen intrinsieke waarde. Hoewel ze klassieke en traditionele waarden opteren, eisen ze toch het recht op tot enige invulling van de eigen keuzebiografie, ipso facto een geïndividualiseerde keuze, zoals voornamelijk bij tolerante jongeren. Jongeren die het sterkst gericht zijn op het invullen van de eigen keuzebiografie, zijn meestal jongeren uit het naïeve of permissieve type. Het onderscheid hiertussen wordt echter gemaakt door de tweede originebepalende factor.

 

De twee originebepalende factor is ervarenheid zowel op relationeel, als op seksueel gebied. Dat is een fundamenteel bepalend gegeven waarop de attitudes van de jongeren worden opgebouwd. Hiermee wordt immers het verschil duidelijk tussen naïeve en permissieve jongeren. Het zijn immers jongeren met veel ervaring die het meest terecht komen in de categorie van de permissieve jongeren. Deze jongeren richten zich duidelijk op deze ervaring en streven ernaar. Het betreft jongeren die men meestal kan omschrijven als de durvers op relationeel- en seksueel gebied. Dat maakt dat ze komen tot attitudes die getoetst zijn aan de werkelijkheid en onderling ruim verschillend zijn. Voor jongeren die uiteindelijk terecht komen bij het naïeve type, geldt het omgekeerde. Jongeren met weinig relationele- en seksuele ervaringen én geen klassieke moraal voorgeschreven hebben, zijn verplicht om een moraal te construeren die gebaseerd is op eigen verlangens en (soms verbloemde) idealen. Het is net dat wat deze jongeren bij het naïeve doet belanden. Uit de bevraging blijkt immers dat voornamelijk onzekere jongere weinig ervaring opdoen op relationeel- en seksueel gebied. Het zou hier een logische en belangrijke samenhang kunnen betreffen die kwantitatief onderzoek verder kan nagaan.

 

Ook voor jongeren die tot het tolerante type behoren, blijkt ervaring een uitermate richtinggevend element in de moraalconstructie, met het grote verschil tegenover naïeve jongeren dat tolerante jongeren de moraal wél hebben getoetst aan de werkelijkheid. Dat maakt dat deze jongeren de eigen ervaringen gebruiken om de bewuste preferentie voor de klassieke moraal aan te vullen met een aanpassing van de klassieke moraal aan de hedendaagse maatschappij. Daarbij worden ze gekenmerkt door een openheid naar alternatieve manieren van moraalconstructie door anderen.

 

Tot slot wordt de constructie van jongeren bekeken die uiteindelijk tot het klassieke type behoren. Zoals vermeld geven klassieke jongeren het minst zelf de keuzebiografie vorm. Deze wordt immers in grote mate onbewust bepaald door de voorgeschreven traditionele, klassieke regels. Ervaring als tweede originebepalende factor maakt hier echter een kleine nuance die in de doorlichting van de types verder wordt uitgewerkt. Klassieke jongeren die de moraalconstructie afhankelijk stellen van traditionele waarden, blijken immers ook een zeker mate van aanpassingsvermogen te kennen. De klassieke moraal wordt door deze jongeren aangevuld en aangepast vanuit de ervaringen die ze op doen. In mindere mate dan permissieve- en tolerante jongeren, maar duidelijk meer als naïeve jongeren, speelt ervaring een rol bij klassieke jongeren, en dat maakt dat ze terecht komen in de categorie van het klassieke type.

 

 

Samengevat, de twee originebepalende factoren zijn enerzijds de zelfconstructie van de moraal en anderzijds het belang van ervaring. Dit zijn de twee grootste verklaringsfactoren die, los van de inhoudelijke invulling van de moraal, duiden hoe jongeren komen tot hun score op de drie parameters, hoe elke jongere terecht komt bij het bijpassende type en hoe ze uiteindelijk de relationele- en seksuele moraal vormgeven. De twee originebepalende factoren en de bijpassende types wordt hieronder schematisch weergegeven.

 

Mate van zelfconstructie keuzebiografie

 

7.2. Kritische noten

 

Doorheen bovenstaande analyse en aanvullende duiding van de oorsprong van de types, lijkt het aangewezen om enkele kritische bedenkingen te formuleren vooraleer over te gaan tot de verdere doorlichting van de types. Naarmate de analyse vorderde, en de typologie concreet werd ingevuld, blijken ook enkele pijnpunten de kop op te steken. Hieronder worden achtereenvolgens drie kritische noten summier besproken, allen betreffende de typologie.

 

Eerst en vooral wordt stilgestaan bij de tolerante en klassieke jongeren. Meer specifiek doet de nauwe samenhang van deze twee types verstaan dat er mogelijks meer is dan een loutere link tussen de twee types. In de oorspronkelijke, strikte ideaaltypes blijkt het verschil hiertussen zich voornamelijk te bevinden in de bewuste keuze die tolerante jongeren maken voor klassieke en traditionele denk- en handelingspatronen, terwijl klassieke jongeren deze patronen immers intrinsiek, onbewust volgen, en dragen ze meestal als erfgoed met zich mee. Toch blijken klassieke jongeren dit onbewuste proces steeds meer om te buigen in een bewust proces wanneer ze huidige ervaringen gebruiken om de intrinsieke klassieke moraal zelf te hervormen. De grens met het tolerante type wordt hierdoor weliswaar heel nauw en misschien vaag, waardoor er kan gesproken worden van een bijzondere cohesie tussen het klassieke en tolerante type.

 

Ten tweede blijkt de oorsprongsverklaring van naïeve jongeren niet geheel zonneklaar. De jongeren uit het naïeve type blijken immers enige onzekerheid met zich mee te dragen. Daarbij is de beperkte ervarenheid een belangrijk kenmerk van naïeve jongeren. Het blijkt moeilijk om een oorzaak-gevolgrelatie tussen deze twee kenmerken te specifiëren. De vraag kan daarom gesteld worden of de onzekerheid van naïeve jongeren leidt tot een beperkte ervarenheid, of dat het net de beperkte ervarenheid is die de onzekerheid tot gevolg heeft.

 

Tot slot wordt de temporele dualiteit bij permissieve jongeren in vraag gesteld. Permissieve jongeren geven steevast blijk van het onderscheid tussen de huidige gehanteerde moraal en de moraal die ze later zullen hanteren. Ze geven aan dat er een moment zal zijn waarop ze zichzelf als volwassenen beschouwen en zich zo ook zullen gedragen. Vanwaar echter deze overgang komt, en wat permissieve jongeren doet besluiten dat ze een volwassen-status hebben bereikt, blijkt niet duidelijk. De manier waarop de jongeren de temporele dualiteit overwinnen is daarom nog enigszins troebel.

 

 

7.3. De types doorgelicht: cognitieve dissonantie als rode draad

 

Tot slot worden de vier types doorgelicht om de belangrijkste trends samen te vatten en de inhoud hiervan bijkomend te duiden. Het exploratief onderzoeksopzet stelde de analyse in de mogelijkheid zelf zijn weg te vinden. Een rechtstreekse terugkoppeling naar onderzoeksvragen is daardoor niet mogelijk. Toch wordt enerzijds getracht de analyse te duiden aan de hand van de vertrekpunten die uit het onderzoeksopzet bleken en anderzijds aan de hand van het totaalbeeld van elk type, en bijhorende algemene trends hierin. Uit de analyse bleken immers vaste patronen naar voren te komen. Enerzijds bleek de interne consistentie van elk type vrij sterk stand te houden. Anderzijds kon ook een voldoende hoge onderlinge heterogeniteit tussen de types bemerkt worden. De benadering van de typologie in enkele ideaaltypes zorgt natuurlijk voor voldoende differentiatie tussen de types. De analyse wees immers uit dat veel jongeren, en daarbij veel mogelijke denkpatronen, door deze typologie gevat worden.

 

Zoals vooraf werd aangenomen, zijn deze types echter niet exclusief en worden afwijkende en aanvullende relationele- en seksuele houdingen en gedragingen niet uitgesloten. In elk type kunnen zulke afwijkingen teruggevonden worden. Ze zijn boeiend studiemateriaal aangezien ze zorgen voor enige interne inconsistentie. Via de theorie van de cognitieve dissonantie van Festinger wordt getracht om voor elk type dit psychologische dilemma van de jongeren te begrijpen en te verklaren. Deze jongeren leven immers soms met een dubbele moraal. De vraag is echter hoe deze jongeren alle kennis-elementen combineren tot één geheel. Elke persoon streeft immers naar een cognitieve consistentie, met andere woorden, men wil met alle elementen die men weet, één samenhangend geheel vormen. Dissonantie kan worden veroorzaakt wanneer hier een inconsistentie optreedt. Wanneer een jongere bijvoorbeeld zelf kiest voor klassieke waarden en normen, maar tegelijkertijd ook andere ervaringen heeft opgedaan die hier niet mee stroken of niet-klassieke denk- en handelingspatronen als evenwaardig beschouwd, leidt dit tot een inconsistentie die een psychologische spanning en onbehaaglijkheid opwekken. Op twee manieren kunnen jongeren omgaan met deze dissonantie. Dit zijn tevens de twee basishypothesen die de theorie van de cognitieve dissonantie aangeeft. Vermits de aanwezigheid van dissonantie een psychologische spanning veroorzaakt, zal de dissonantie de jongeren ten eerste motiveren om deze te reduceren om consonantie te bereiken. Ten tweede zal de jongere, bij aanwezigheid van dissonantie, actief situaties en informatie vermijden die waarschijnlijk de dissonantie zouden verhogen (Verhaeghe, 1970). De relationele- en seksuele moraal zijn elk een cluster van cognitieve elementen die samen één geheel vormen. Hoe meer afwijkende elementen hierin zitten, hoe groter de intensiteit van de dissonantie. Voor elk type blijken er afwijkende elementen in deze clusters zitten. In de algemene doorlichting van elk type, zal daarom hieronder ook aandacht geschonken worden aan de cognitieve dissonantie binnen elk type.

 

 

Het klassieke type

De algemene trend bij jongeren uit het klassieke type is het onbewust en intrinsiek toepassen van klassieke, traditionele waarden en normen die leiden tot strikte denk- en handelingsprincipes, een strikt liefdesideaal. De rechtlijnige toepassing van deze principes die het sterke liefdesideaal vormen, verliep volgens de verwachtingen. Deze jongeren die op dit moment in hun leven meestal een eerste liefdesrelatie meemaken, laten zich immers kenmerken door een intrinsieke preferentie voor duidelijke klassieke relatiewaarden zoals duurzaamheid en verbondenheid. De relationele communicatie hierover verloopt echter niet steeds even makkelijk en zonder taboes, zowel thuis, als met de peers. Deze stroeve communicatie blijkt echter niet in de weg te staan om zich vooral op te houden met jongeren met hetzelfde gedachtegoed. Het is dan ook niet wonderbaarlijk dat ze vooral partners met dezelfde religieuze overtuiging prefereren. De politieke overtuiging en scholingsgraad zijn echter veel minder van betekenis in de partnerselectie, zo lang het verschil tussen de partners niet te groot is (bijvoorbeeld: extreme botsende politieke voorkeuren of de verwerping van de religie door de partner). Het beleven van affectie wordt in deze strikte moraal als louter persoonlijk beschouwd en kan dan ook enkel beleefd worden in de privésfeer. Behoudens een kleine zoen en handjes vasthouden, wordt de affectie enkel in intieme sfeer beleefd. Dit betreft allemaal de strikte moraal.

Nochtans is dit niet het enige wat blijkt uit de analyse. De manier waarop deze jongeren hun klassieke waarden- en normenpatronen operationaliseren in hun hedendaagse levens, blijkt soms gekenmerkt te worden door een dynamiek. Een dynamiek van herinterpretatie, een dynamiek van aanpassing, één waarbij de doelen en waarden hetzelfde blijven, maar waarvan de manier waarop deze bereikt worden op een hedendaagse klassieke manier verloopt. Op het eerste zicht lijkt dit een contradictio in terminis, maar de analyse brengt duidelijkheid. Een hedendaagse interpretatie van klassieke, traditionele waarden kan leiden tot een klassieke, traditionele, doch aangepaste moraal. Dit blijkt onder meer uit het toekomstbeeld over een goede relatie. Dit impliceerde vroeger immers een strikt patroon van relatie – verloven – huwen – samenwonen – kinderen. Deze interpretatie heeft echter aan belang ingeboet, ook bij jongeren uit het klassieke type. Het bereiken van een goede relatie wordt nu geïnterpreteerd als een losser patroon waarin de partners zelf meer het heft in handen kunnen nemen qua timing, zowel qua samenwonen, het hebben van een seksuele relatie, en de hiervan losstaande timing voor de kinderen. Het is dan ook de eigen keuze van de koppels die hierin centraal staat. Ook de seksuele relatie wordt geherinterpreteerd. Terwijl dit in de strikte klassieke zin voorbehouden was voor getrouwden, is premaritale seksualiteitsbeleving een normaliteit geworden. Hierin hanteren klassieke jongeren, ondanks enige weerstand wegens de onnatuurlijkheid, getrouw enkele anticonceptiemethoden. Het besef dat bescherming tegen zwangerschappen en soa’s een noodzaak is, leeft erg sterk bij deze jongeren, ondanks de licht heersende psychologische weerzin hiertegen.

 

Het klassieke kenmerk als intrinsieke drijfveer, en dus niet als keuze zoals bij het tolerante type, past zich dus soms aan de hedendaagse werkelijkheid aan bij deze klassieke jongeren. Ze ervaren dit ook als een aanpassing aan het hedendaagse leven en allerminst als een verloochening van hun klassieke roots. Het betreft volgens hen dan ook slechts herinterpretaties en een nieuwe frisse invulling van dezelfde waarden. Via deze psychologische invulling, komen klassieke jongeren tot een hanteringswijze van de toch wel duidelijke dissonantie tussen deze hedendaagse klassieke moraal en de voormalige klassieke moraal. De inconsistentie wordt uitgeschakeld door de nadruk op de continuïteit van klassieke waarden, en de verminderde aandacht op de hedendaagse invulling ervan. Op deze manier kunnen zij hun klassieke en strikte principes blijven hanteren in een toch sterk veranderende maatschappij.

 

Het tolerante type

Het tolerante type is een bijzonder type. Enerzijds zorgt de klassieke moraal, ditmaal wél een bewuste keuze, voor voorgeschreven principes en denk- en handelingsvoorschriften voor zichzelf. Anderzijds getuigen ze van een morele openheid en een hoge normatieve tolerantiegraad tegenover andere denk- en handelingswijzen op relationeel en seksueel gebied voor anderen. Ze zijn dus klassiek voor zichzelf, maar tolerant voor anderen. Het is een type waarin ervaring centraal staat, maar echter niet als doel op zich zoals bij permissieve jongeren. De eigen ervaringen zorgen voor een referentiekader om de eigen klassieke mening mee te confronteren en zo nodig scherp te stellen. Terwijl klassieke jongeren een hedendaagse intrinsieke klassieke moraal op bepaalde relatievlakken een hedendaagse interpretatie meegaven, gaan tolerante jongeren nog een stap verder. Deze jongeren hebben in jongere levensjaren meestal al heel wat ervaringen opgedaan. Vele van deze ervaringen hebben tolerante jongeren geleerd wat ze wel willen en wat niet en brengen hen zodoende op de plaats waar ze nu staan. Het is daarom mogelijk dat ze op jongere leeftijd wel eens geëxperimenteerd hebben met alternatieve relatievormen. Hun bewuste keuze voor klassieke waarden brengt hen echter uiteindelijk bij een keuze voor een duurzame relatie. Hierin hanteren ze, net als klassieke jongeren, diepgaande relatiewaarden zoals verbondenheid en duurzaamheid. De communicatie hierin verloopt echter vlotter en is meer gericht op openheid binnen de relatie. Het beleven van affectie is daarnaast eveneens een privézaak waarvan anderen weinig tot niets van dienen te merken, en wordt dus ook voornamelijk in de persoonlijke sfeer beleefd. Indien andere jongeren echter andere ideeën hebben, zowel wat betreft relatievormen, relatiewaarden, het beleven van affectie, de visie en voorwaarden voor seksualiteit, over ontrouw en anticonceptie, vormt dit echter geen probleem. Hoewel deze botsen met de eigen moraal worden deze niet normatief afgekeurd of als minderwaardig beschouwd zoals bij het klassieke type. Het feit dat tolerante jongeren zelf instaan voor de eigen moraalconstructie, brengt een bijna morele verplichting om ook andere dit recht te gunnen en te respecteren.

 

De moraal bij tolerante jongeren is niet eenduidig waardoor het tolerante type de groep jongeren blijkt met de minste interne homogeniteit. Het afwegen tussen de klassieke moraal enerzijds en de vroegere ervaringen, plus de open houding tegenover afwijkende meningen anderzijds, zorgt voor een interne inconsistentie. Tolerante jongeren kiezen voor zichzelf voor klassieke waarden en normen, maar hebben tegelijkertijd ook andere ervaringen opgedaan die hier niet mee stroken én beschouwen niet-klassieke denk- en handelingspatronen als evenwaardig. Dat leidt tot een inconsistentie die enige psychologische spanning met zich meebrengt. De theorie van de cognitieve dissonantie vermeldt twee manieren waarop deze tolerante jongeren kunnen omgaan met deze dissonantie. Vermits de aanwezigheid van dissonantie een wrang gevoel veroorzaakt, zal de dissonantie de jongeren ten eerste motiveren om deze te reduceren om consonantie te bereiken (Verhaege, 1970). Met de houding van Sophie rond ontrouw in een relatie, wordt deze eerste hypothese van dissonantiereductie geïllustreerd. Sophie keurt immers ontrouw af. Ze vind dat dit niet kan in een relatie en wijst bijgevolg elke gedachte rond het ontrouw zijn aan een partner in een liefdesrelatie af. Een belangrijk cognitief element hierin voor haar is echter dat ze zelf ooit haar vriend ontrouw is geweest. Ze beseft dat ze hierin verkeerd was. Sophie zegt enerzijds dat ze leerde uit haar fouten en benadrukt dat ze nu van houding is veranderd en dat het nooit meer zou gebeuren. Anderzijds benadrukt ze dat het maar één keer was en dat het reeds lang geleden is. De manier waarop dissonantie gereduceerd wordt, verloopt dus respectievelijk via het vermeerderen van de belangrijkheid van consonante elementen, en via het verminderen van de belangrijkheid van dissonante elementen.

 

Ten tweede kan de jongere, bij aanwezigheid van dissonantie, actief situaties en informatie vermijden die waarschijnlijk de dissonantie zouden verhogen (Verhaeghe, 1970). De relationele- en seksuele moraal zijn elk een cluster van cognitieve elementen die samen één geheel vormen. Hoe meer afwijkende elementen hierin zitten, hoe groter de intensiteit van de dissonantie. Voor elk type zullen er echter afwijkende elementen in deze clusters zitten. Bij de jongeren uit het tolerante type is dit echter meer nadrukkelijk aanwezig aangezien ze steeds schipperen tussen een eigen klassieke moraal enerzijds, en een aanpassing aan eigen ervaringen en een openheid tegen alternatieve meningen anderzijds. Deze tweede hypothese waarin de jongeren actief situaties en informatie vermijden die de dissonantie kunnen verhogen, wordt geïllustreerd aan de hand van de situatie van Nathalie. Ze is lesbisch, maar wil toch graag trouwen voor de Kerk. Deze twee cognitieve elementen zijn echter niet verenigbaar. In haar dissonantieomgang werkt ze een cognitieve aanpassing uit om aan deze psychologische spanning te ontsnappen. Ze beseft dat het vandaag de dag niet mogelijk is om als lesbische vrouw te trouwen voor de kerk, maar wijst elke confrontatie hiermee af. Ze veronderstelt immers dat dit zal veranderen, en gelooft hier sterk in. De cognitieve aanpassing krijgt dus vorm door de realiteit te veranderen en daardoor nieuwe consonante elementen toe te voegen om zodoende, zoals bleek uit de eerste hypothese, dissonante informatie af te weren.

 

De jongeren uit het tolerante type worden dus gekenmerkt door een keuze voor klassieke, traditionele waarden. Deze blijken echter aangepast aan de hedendaagse werkelijkheid via eigen ervaringen. Deze voortdurende aanpassing en de tolerantie tegenover alternatieve denk- en handelingspatronen zorgen voor een voortdurende cognitieve uitdaging om consonante- en dissonante elementen te harmoniseren in consistente clusters van relationele- en seksuele moraal.

 

Het naïeve type

De achterliggende moraal van jongeren uit het naïeve type, is het meest duidelijk. Hoewel deze jongeren onderling sterk kunnen verschillen, blijkt hierin toch een sterke rode draad te zitten, zoals ook merkbaar was doorheen de hele analyse. De lijn die doorheen het verhaal loopt van de naïeve jongeren is het abstracte liefdesideaal. Het abstracte liefdesideaal dat enerzijds te wijten is aan de sturende kracht van verlangens en anderzijds door de beperkte relationele- en seksuele ervaring, zorgt voor een geïdealiseerde omgang met relaties en seksualiteit. Uit de relatiedefiniëring en de relatiewaarden komt dit immers sterk naar voren. Het belang van openheid, verbondenheid, eerlijkheid, het tonen van affectie, de belangrijkheid van het innerlijke tegenover het uiterlijke, het beleven van een seksuele relatie, allen hebben ze gemeen dat ze ingevuld worden vanuit dit abstract liefdesideaal. Dit heeft tot gevolg dat naïeve jongeren zich een verbloemde realiteit voor ogen houden. Zoals vermeld is de relationele- en seksuele ervaring bij deze jongeren nihil. Wanneer naïeve jongeren dan toch een relatie aangaan, wordt hun geïdealiseerd verwachtingspatroon omgezet naar een realiteit. Wanneer deze jongeren denken dat relaties en seksualiteit volgens dit geïdealiseerd patroon zullen verlopen, zullen ze het ook zo toepassen en verwachten dat het zo verloopt. Ze trachten de onderlinge geïdealiseerde verbondenheid en intieme relatie als ultieme beleving van mekaars liefde, te verwezenlijken. De perfecte verdeling van de tijd en de aandacht tussen het lief en de vrienden, de volledige open communicatie zonder geheimen, de eeuwige trouw aan de partner… worden echter geconfronteerd met de realiteit. Hier situeert zich een breuklijn en zorgt ook bij naïeve jongeren voor een cognitieve dissonantie. De breuklijn krijgt dus vorm op een moment dat de naïeve jongere enkele ervaringen opdoet en beseft dat de geïdealiseerde realiteit niet strikt en feilloos realiseerbaar is in de praktijk. Elke jongere moet immers keuzes maken in de verdeling van de aandacht en tijd voor lief en vrienden, in overleg met de partner worden afspraken maken rond trouw en ontrouw zijn, rond anticonceptie, men gaat mekaars noden ontdekken op affectioneel- en seksueel gebied… Dit vergt onderlinge afstemming en niet langer afhankelijkheid van een verbloemde realiteit waarin alles vanzelfsprekend zonneklaar is. Het is voor naïeve jongeren meer een ‘self-destroying prophecy’ geworden wanneer ze hun principes toepassen. De ideeën worden geconfronteerd met dissonante informatie die de werkelijkheid hen biedt en zorgt voor een mentale stuitligging. Naïeve jongeren kunnen op twee manieren op deze cognitieve dissonantie reageren. Enerzijds vermijden ze zo veel mogelijk deze dissonantie ervaringen en informatie, en blijven ze zich vastklampen aan vrijwel utopische verlangens en idealen, ofwel passen ze zich aan aan de werkelijkheid en bereiken ze een nieuwe harmonie, een nieuwe consistentie, ditmaal wél getoetst aan de werkelijkheid. Deze laatste manier van omgang met dissonantie situeert zich dan ook op de rand van het naïeve type. Wanneer deze jongeren enkele ervaringen opdoen en hun denk- en handelingspatroon hierop afstellen, maken ze immers een overgang waarmee ze uit het naïeve type treden.

 

Het permissieve type

Zoals bleek uit de analyse zijn de jongeren uit het permissieve type de jongeren die de meest open houding hebben voor alle soorten relaties. Deze openheid volgt uit de heilige overtuiging dat elk individu voor zich moet en kan bepalen wat hij/zij doet en niet doet op relationeel- en seksueel gebied. Alle benaderingen van relaties zijn voor permissieve jongeren evenwaardig, meer zelfs, het deert hen niet wanneer iemand een andere overtuiging heeft over liefdesrelaties, in tegenstelling tot de klassieke jongeren die elke alternatieve gedachtengang normatief verwerpen. Ze staan open voor zowel one-night-stands, LAT-relaties, vaste relaties, als seksuele relaties met vrienden en exen… Zo lang het je eigen keuze is en je deze keuze maakt volgens je eigen verlangens, is het volgens hen een goede keuze. De eigen verlangens staan immers centraal in het opstelling van hun liefdesideaal. Daarom blijken ze de jongeren te zijn met de meeste evaring. Deze ervaringsgerichtheid is zo belangrijk omdat ze hun verlangens afstellen op de realiteit doorheen deze ervaringen.

Wanneer deze jongeren opteren voor losse relaties, zijn ze voornamelijk gericht op de bevrediging van de eigen behoeften, en minder gericht op de noden en behoeften van de partner. In vergelijking met de andere types resulteert dit in een ander preferentiepatroon wat betreft de relatiewaarden. De nadruk op het uiterlijke, en het mindere belang van waarden als duurzaamheid, verbondenheid, volstrekte eerlijkheid en openheid… staan in contrast met de andere types. Waarden die de eigen persoonlijkheid vrijwaren zijn dan echter weer wel populair. Het betreft de eigen vrijheid binnen een relatie, het goed communiceren, het zelf bepalen van de relatietoekomst en de open visie en minimale voorwaarden voor een seksuele relatie.

 

Niet tegenstaande dat, blijkt er ook in het permissieve een dualiteit te zitten. Deze jongeren beschikken blijkbaar wel over de mogelijkheid tot het denken en plannen over de tijd heen. Hoewel ze momenteel een losse en vrije relatiemoraal hanteren, beseffen ze meestal wel dat ze dit niet kunnen volhouden en zelfs niet willen volhouden gedurende de rest van hun leven. Als laatstejaars secundair onderwijs vinden ze zichzelf echter nog te jong om serieus over relatie te denken en te moeten vechten voor een relatie wanneer het even minder gaat. Ze vinden dat je dat pas doet als je ouder bent. Deze jongeren worden dan ook gekenmerkt door een half-volwassen status waarin ze zichzelf nog een leeftijd toeschrijven waarin ze mogen experimenteren en profiteren van het leven. Deze hedonistische korte-termijn visie wordt echter aangevuld met een lange-termijn visie. Permissieve jongeren geven immers meestal aan dat ze later wél een vaste relatie willen en daarbij wél kiezen voor traditionele waarden zoals trouw zijn, verbondenheid en duurzaamheid. Hoewel deze toekomst toch al redelijk vast blijkt te liggen, geeft deze temporele dualiteit hen een psychologische ‘carte blanche’ om nu te doen wat ze willen, zich te laten leiden door de verlangens, alles in het teken om later te weten wat ze (niet) willen.

 

Samengevat

In deze eindverhandeling werden mogelijke denkpatronen van jongeren rond de relationele- en seksuele moraal samengebracht in een eenvoudig schema. Zowel de relationele, als de seksuele moraal werd opgesplitst in enkele deelaspecten om zowel in de diepte, als in de breedte een genuanceerd beeld te verkrijgen van de relationele- en seksuele leefwereld van laatstejaars secundair onderwijs. Uit de diepte-interviews bleek dat de denk- en handelingspatronen rond deze deelaspecten gevat kunnen worden in een schema met vier ideaaltypen: het klassieke-, het tolerante-, het naïeve- en het permissieve type. Elk type staat hierin voor een groep jongeren met dezelfde relationele- en seksuele moraal. De homogeniteit binnen de types, en de heterogeniteit tussen de types werd als voldoende beschouwd om deze types als werkbaar te aanschouwen. Zodoende werd elk deelaspect van de relationele- en seksuele moraal geconfronteerd met de denk- en handelingspatronen van elk type. Zo werd bekomen wat vooraf als onderzoeksopzet werd gesteld en mogelijks als basis kan functioneren voor bijkomende kwantitatief onderzoek: een ruim beeld van de mogelijke denkpatronen van jongeren rond relaties en seksualiteit.

 

 

Bibliografie

 

Bar-Tal, D., Saxe, L., (1977) Physical attractiveness and its relationship to sex role stereotyping, Sex Roles, 2, 123-133.

 

Bartle-Haring, S. (1997) The Relationships Among Parent-Adolescent Differentiation, Sex Role Orientation and Identity Development in Late Adolescence and Early Adulthood. Journal of Adolescence 20, 5, p.553-565.

 

Beck, U., (1986), Risikogegesellshaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne, Frankfurt am Main, Suhrkamp.

 

Billiet, J., Waege, H., (2001) Een samenleving onderzocht, Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek, Standaard Uitgeverij nv, Antwerpen.

 

Bourdieu, P., (1998) Distinction: A Social critique of the judgement of taste, Londen: Routledge.

 

Burggraeve, R., Kino, R., (2003) Lief, liever, liefst: relatieboek voor jongeren, Lanoo Tielt.

 

Cauwenberghs, I., (1992) Relatievorming bij adolescenten, s.n. S 1.

 

Codder, J. De, Keyser, C. De, (1973) Seksuele relatievorming bij jongeren in deze tijd: verslagboek van een weekend, Federatie Vormingswerk voor het Gezin, Brugge.

 

Cuyvers, A., (2002) Opvattingen over trouw en ontrouw: een empirisch onderzoek bij jongeren en bejaarden, Diss. Lic. Familiale en Seksuologische wetenschappen.

 

Deceulaer, M., (1994) Aidspreventie bij lager opgeleide jongeren. Een onderzoek naar risicogedrag en determinanten in het deeltijds onderwijs, UG.

 

De Hoog, C., (1974) Partnerkeuze, Stichting Interuniversitaire Institutie voor Sociaal-Wetenschappelijk onderzoek.

 

De Waal, M., (1989) Meisjes: een wereld apart: een etnografie van meisjes op de middelbare school. Meppel, Boom.

 

De Witte, H., Hooge, J., (2000) Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld: 12- tot 18-jarigen over hun leefwereld en toekomst, Universitaire Pers Leuven.

 

D’Hondt, H., (1998) Vragenlijst interpersoonlijke relaties, ouders-kinderen: een aanpassing voor adolescenten van de vragenlijst interpersoonlijke relaties voor volwassenen, s.n. Leuven.

 

Du Bois, (1992) Keuzen van jongeren: een longitudinaal onderzoek naar de statuspassages opleiding, werk, relatie- en gezinvorming: 3e rapportage van het Leidense onderzoeksproject jongeren, ouders en arbeid, Rijksuniversiteit Leiden.

 

Elchardus, M., (1999) Zonder Maskers: een actueel portret van jongeren en hun leraren, Globe, Gent.

 

Frans, E. (2000). Good Lovers. CGSO trefpunt Belgium.

 

Fowler, F.J., Mangione, T.W., (1985) The value of Interviewer Training and Supervision, Center for Survey Research.

 

Geeraert, A. (1983) Relatievorming bij adolescenten in Vlaanderen. Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën.

 

Geeraert, A. (1987) Veranderende seksuele norm- en gedragspatronen bij adolescenten. Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën.

 

Gerritzen, H.M.J.A., (2001) Adolescentie en seksualiteit: psychoanalytische beschouwingen over een integrerende levensfase, Van Gorcum Assen.

 

Goetals, K., (1993) Patronen van veranderende relaties in de adolescentie, Diss. Lic. Katholieke Universiteit Leuven.

 

Hendrick S.S., Hendrick, C., (1991) Romantic Love, Sage Publications.

 

Hubert, M., Bajos, N. & Sandfort, T. (1998) Sexual Behaviour and HIV/AIDS in Europe. Comparisons of National Surveys, London: Taylor & Francis (Social Aspects of AIDS Series).

 

Jacobs, T., (1999) Bijdrage tot de discussie rond relatieculturen en de normalisering van de (ver)breekbaarheid, Verslagboek Conferentie Seksuele Vorming, Trefpunt CGSO.

 

Kooy, G.A., (1976) Jongeren en seksualiteit: sociologische analyse van een revolutionaire evolutie, Van Loghum Slaterus Deventer.

 

Laermans, R., (1991) Van collectief bewustzijn naar individuele reflexiviteit, Media, consumptie en identiteitsconstructie binnen ‘de reflexieve moderniteit’, Vrijetijd en Samenleving, 9, 3/4.

 

Laermans, R., Verschraegen, G., (2001) Modernity and Individuality: A Sociological Analysis from the Point of View of Systems Theory, Peeters.

 

Laermans, R., Vanhove, T., Smeyers, M., (2001) Beeldvorming en beschrijving van de leefwereld van jongeren, Voorlopig eindrapport, Centrum voor Cultuursociologie, Katholieke Universiteit Leuven.

 

Lesthaeghe, R., Moors, G., (1999) De gezinsrelaties: de ontwikkeling en stabilisatie van patronen.De versnelde ommekeer. De waarden van Vlamingen, Walen en Brusselaars in de jaren negentig., Lannoo.

 

Mertens, M., (1967) Attitudeverandering na strafbedreiging, Kritische replicatie van een experiment over cognitieve dissonantie bij kleuters, [Licentiaatsverhandeling in de Psychologie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Meschke, L.L., Silbereisen, R.K. (1997) The Influence of Puberty, Family Processes, and Leisure Activities on the Timing of First Sexual Experience. Journal of Adolescence 20, 4, p.403-418.

 

Meyer, C. De, (1998) Seksuele opvoeding binnen het gezinsmilieu: opvoeden tot relatiebekwaamheid, [Licentiaatsverhandeling Familiale en Seksuologische wetenschappen] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Ossaer, K. (1998) Aidspreventie bij jongeren. 2: Een bijdrage van gezin, leeftijdsgenoten en school tot relatiebekwaamheid en verantwoorde seksualiteit bij jongeren. [Licentiaatsverhandeling Pedagogie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Perlman, D., Duck, S., (1987) Intimate relationships, Sage Publications, Development, Dynamics and Deterioration.

 

Renders, C., (1999) Jongeren en seksualiteit: theoretisch kader en empirisch onderzoek naar het seksueel gedrag van jongeren in het vijfde en zesde secundair onderwijs, [Licentiaatsverhandeling Psychologie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Sinclair, S.L., Nelson, E.S., (1998) The impact of parental Divorce on College students’ Intimate Relationships and Relatioship Beliefs, Journal of Divorce and Remairriage, 29, 1/2, 103-129.

 

Van Achter, E., (1996) Invloed van individualisering op sociale contacten en engagement van jongeren: een kwalitatief exploratief onderzoek bij bezoekers en medewerkers van jeugdhuis De Cramme, [Licentiaatsverhandeling Sociologie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Vancoillie, J., Verhoeven, J.C., (2002) Sociale processen, De eenheid van de sociologie als een verschil in het veelvoud, Acco Leuven.

 

Vandereyken, W. & Lambrechts, G. (1984) Seksualiteit en identiteit bij adolescenten, feiten en beschouwingen, Acco Leuven/Amersfoort.

 

Van Hove, E., Carpentier, N., Knops, N., (1995) Jongeren, seks en Aids herbekeken, Garant, Leuven Apeldoorn.

 

Vanhove, T., (2001) Individualisering of seksualisering? De seksuele leefwereld van laaggeschoolde jongeren in Vlaanderen, Sociologische Gids, 48, 2.

 

Vanhove, T., Matthijs, K., (2003) Houdingen ontremt huwelijk en echtscheiding bij eerstekandidatuursstudenten aan de K.U.Leuven, Centrum voor Bevolkings- en Gezinsonderzoek.

Van Looken, B. (1995) Een concept van oudervorming met betrekking tot de relationele en seksuele opvoeding van tieners, [Licentiaatsverhandeling Pedagogie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Vanwesenbeeck, I., Bekker, M., van Lenning, A., (1999) Vrouwen en mannen in heteroseksuele interactie, een onderzoek onder Nederlandse studenten, Tijdschrift voor Seksuologie, 23.

 

Van Zessen, G.J., Sandfort, T., (1991) Seksualiteit in Nederland. Seksueel gedrag, risico en preventie van Aids, Zwets en Zeitlinger, Amsterdam/Lisse.

 

Verhaeghe, H., (1970) Beloning en onoprecht gedrag, Kritische herformulering van de cognitieve dissonantieverklaring vanuit de attributietheorie, [Licentiaatsverhandeling Psychologie] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Verlinden, C. (2002) Parfois le coeur a des raisons que la raison ne comprends pas, De invloed van de relationele context op veilig vrijen bij jongeren, [Licentiaatsverhandeling Familiale en Seksuologische Wetenschappen] Katholieke Universiteit Leuven.

 

Visser, A., Geeraert, A., Lehort,P., (1991) Seksualiteit en Relatievorming: Anticonceptie in België, Acco, Leuven.

 

Vollebergh, W., (1995) Normen en waarden bij jongeren: een vooronderzoek naar de invloed van school, gezin en leeftijdsgenoten op de ontwikkeling van het normbesef bij jongeren, Universiteit Utrecht.

 

Waege, H., (1997) Vragen over de relatie tussen individu en gemeenschap: Ontwikkeling en validering van meetinstrumenten in het kader van survey-onderzoek, Leuven/Amersfoort: Acco.

 

Wanbecke, T. Van, (1991) Onze vriendschap is meer dan sympathie: relatieboek voor en door jongeren om te groeien in tederheid, Eigentijdse Jeugd.

 

Werner-Wilson, R.J. (1998) Gender differences in adolescent sexual attitudes: the influence of individual and family factors, Adolescence 33, 131, p.519-531.

 

West, J. (1998) (Not) talking about sex: youth, identity and sexuality, The Sociological review, p.525-547.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Het sleeper effect is een gevolg van scheiding waarbij negatieve effecten pas later de kop op steken in de eigen relatie van de jongere.

[2] verschillende facetten van één onderwerp

[3] verschillende aanverwante onderwerpen over één hoofdthema

[4] De namen van de jongeren zijn ter bescherming van de privacy veranderd.

[5] SOA: Seksueel Overdraagbare Aandoening