Inculturatie van het christelijk huwelijk in Belgisch Kongo. 1919-1950. De beleidsvorming van de Missie-Oversten omtrent polygamie; hun richtlijnen aan de missionarissen en inwerking op het beleid van de Staat. (Betty Eggermont)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: DE STANDPUNTEN VAN DE KERK/ RICHTLIJNEN AAN DE MISSIONARISSEN

 

B. STANDPUNT NAAR BUITEN UIT.

 

II. DE GEGEVENS GESYNTHETISEERD.

 

Hier volgt een overzicht van de afkortingen die wij gebruiken voor de gehanteerde bronnen.

CR 1919: Proces verbalen van de vergadering van de Oversten in 1919. (Compte Rendu)

CR 1923: Proces verbalen van de vergadering van de Oversten in 1923.

CR 1928: Proces verbalen van de vergadering van de Oversten in 1928.

CP 1932: Gepubliceerde verslagen van de vergadering van de Oversten in 1932. (Conférence Plénière)

CP 1936: Gepubliceerde verslagen van de vergadering van de Oversten in 1936.

CP 1945: Gepubliceerde verslagen van de vergadering van de Oversten in 1945.

CPI 1919: Beschermingscommissie in 1919. (Commission de la Protection des Indigènes)

 

CPI 1923: Beschermingscommissie in 1923.

CPI 1928: Beschermingscommissie in 1928.

CPI 1931: Beschermingscommissie in 1931.

 

BRF 1919 aan Minister: Bestudeerde brief van de Oversten aan de Minister in 1919.

BRF 1919 aan Gouverneur: Bestudeerde brief van de Oversten aan de Gouverneur in 1919.

BRF 1923: Bestudeerde brief van de Oversten aan de Gouverneur in 1923.

BRF 1928 aan Minister: Bestudeerde brief van de Oversten aan de Minister in 1928.

BRF 1928 aan Gouverneur: Bestudeerde brief van de Oversten aan de Gouverneur in 1928.

BRF 1928 Van Wing: Bestudeerde brief van Van Wing aan de Minister in 1928.

BRF 1928 de Hemptinne: Bestudeerde brief van de Hemptinne aan de Gouverneur in 1928.

BRF 1928 Roelens: Bestudeerde brief van Roelens aan de Minister in 1928.

BRF 1945 (1): Brief van de Oversten aan de Gouverneur in 1945.

BRF 1945 (2): Brief van de Oversten aan de Gouverneur met voorstel van administratieve maatregelen.

BRF 1946: Brief van Dellepiane aan de Gouverneur 1946.

 

PUB 1923: Publikatie van 1923 in Revue Congo van de Oversten op naam van De Vos.

PUB 1928: Publikatie van de Hemptinne in Revue Congo.

 

CC 1934: Lotar in de Koloniale Raad in 1934. (Conseil Colonial)

Commissie Louwers: Van Wing in de Commissie Louwers die opgesteld werd door de Koloniale Raad in 1946.

CC 1946: Van wing in de Koloniale Raad op 14 juni.

CC 1947: Van Wing in de bespreking van het rapport Louwers in de Koloniale Raad in 1946.

CC 1948: Van Wing in de bespreking van het rapport Marzorati in de Koloniale Raad in 1948.

CC 1949 (1): Van Wing bij het bespreking van het eerste decreetsontwerp omtrent polygamie in de Koloniale Raad in 1949.

CC 1949 (2): Van Wing bij de bespreking van het tweede decreetsontwerp omtrent polygamie in de Koloniale Raad in 1949.

 

In het voorgaande stuk onderzochten we het ene document na het andere. Die manier van werken maakte het mogelijk de formuleringen zoveel mogelijk binnen hun eigen context te houden en zo dicht mogelijk bij de bron te blijven. Om historisch kritische redenen had dit zijn nut.In het volgende deel geven we een synthese van de gevonden gegevens. We nemen de hele periode in ogenschouw en brengen de veranderingen die doorheen de tijd waar te nemen zijn, in rekening. De bijdragen van de verschillende Oversten in het gezamenlijk standpunt worden hier al belicht. Daarna proberen we de gegevens te categoriseren, om van daaruit een tabel op te stellen. 

 

Dit deel kan geïnterpreteerd worden als aanzet tot het besluit. We behandelen eerst de vragen die de Missie-Oversten stellen aan de  overheid, daarna de eigenschappen die de Oversten toekennen aan de polygamie.

 

1.Vragen van de Missie-Oversten aan de koloniale regering.

 

1.1.Inleiding.

 

Tal van factoren zullen wellicht de vragen die de Missie-Oversten stelden beïnvloed hebben.

In onze studie ging onze aandacht naar twee -niet onbelangrijke- factoren; hun inschatting van het inlandse (polygame) huwelijk en de wettelijke bepalingen en discussie op bestuurlijk niveau in de Belgische kolonie.

 

Inschatting van polygamie.

 

Op hun vergadering in 1919 spreken zij over tal van misbruiken die een rem betekenen bij het stichten van een monogaam christelijk huwelijk.([786]) Op hun vergadering in 1928 scheren zij niet alle polygame huwelijken over één kam. Soms heeft één vrouw binnen het polygame huwelijk een speciaal statuut, soms zijn ze allen gelijk, soms is er nauwelijks sprake van een huwelijk.([787])

 

In de andere documenten kennen zij dit huwelijk eveneens een aantal eigenschappen toe. Dit interpreteerden we als een rechtvaardiging en versteviging voor hun vragen aan de overheid. We zagen dit niet zozeer als het beeld dat de Oversten erop na hielden, maar eerder als het beeld dat zij schetsten. De schets was niet 'toute gratuite'. (zie ook inleiding) Wellicht komt het geschetste beeld, met eventueel enige accentverschillen, overeen met hun visie.

 

Van belang voor dit deel van de studie is dat zij polygamie als een "kwaad" beschouwden en dat tal van "misbruiken" die deze institutie met zich meebrengt, in hun ogen een hindernis vormde voor het monogaam christelijk huwelijk.

 

Het beleid van de koloniale overheid.

 

Hun vragen hebben ook te maken met de bepalingen en de discussie op bestuurlijk niveau in de Belgische kolonie.

 

In een inleidend hoofdstuk wezen wij al op de politiek van de overheid met betrekking tot de inlander. Meer specifiek naar polygamie toe, was in 1914 een wet voorgelegd aan de Koloniale Raad. De besprekingen waren echter op niets uitgelopen. De bestudering liep evenwel verder binnen het kabinet en daarbuiten door tal van juristen, antropologen en andere partijen. De materie is te omvattend om er een zicht op te hebben. We volgden de besprekingen op het niveau van de Koloniale Raad en de wettelijke bepalingen.

 

In 1928 kwam de Commissie Rolin die samengesteld was binnen de Koloniale Raad, met een alternatief op het ontwerp Jaspar. Het monogaam huwelijk zou beschermd worden in de buitengewoonterechtelijke centra en bij de inlanders die onder het geschreven recht vallen. Bovendien zouden alle huwelijken, zowel burgerlijk, christelijk, als gewoonterechtelijk (polygaam en monogaam) beschermd worden tegen het overspel. Dit ontwerp opende tal van deuren die tot dan toe gesloten bleven. Velen verheften hun stem. Het decreet zou volgens velen het polygaam huwelijk bevorderen. Eindelijk werd ook het christelijk huwelijk voor erkenning en bescherming vatbaar verklaard.

 

De Minister besluit de meningen van de lokale Oversten ([788]) in Kongo te raadplegen. De discussies zijn ellenlang, de voorstellen talrijk.

 

Pas in 1945 komt de Gouverneur met een voorstel voor de dag. Hij wil het monogaam huwelijk beschermen mits inschrijving. Daarbij had hij het christelijk huwelijk op het oog.De tegenstand in het moederland was groot en de ordonnantie werd tenietgedaan. Het probleem werd opnieuw voorgelegd aan de Koloniale Raad, die dit op haar beurt doorstuurde naar een Commissie.

 

Uiteindelijk, in juli 1948 werd een decreet uitgevaardigd dat in de bescherming tegen polygamie, overspel en een aantal andere 'tekortkomingen' voorzag van het huwelijk van de inlander, mits inschrijving. Een jaar later gaat de minister nog verder. Hij stelt voor polygamie te verbieden voor de monogaam en de polygamen zouden niet meer in buitengewoonterechtelijke centra kunnen verblijven.

 

1.2.Vragen.

 

De Oversten vragen wettelijke maatregelen. In 1945 schrijven zij naast de wettelijke ook een aantal administratieve maatregelen voor, die dit huwelijk zou begunstigen.

 

1.2.1.Monogamie.

 

1.2.1.1.Wettelijke erkenning en bescherming.

 

Algemeen stellen zij dat het monogaam huwelijk moet erkend en dus ook beschermd worden.

 

Vanaf 1928 gaat hun vraag uit naar 'stimulerende' maatregelen. Een aantal weken blijven de Oversten, als wij de verslagen van hun vergadering en een latere brief van de Hemptinne mogen geloven althans, in de waan dat de uitvoering van decreet dat voortvloeide uit de Commissie Rolin, van hen afhangt.

 

Hoewel zij er alles behalve tevreden mee zijn, stemmen zij ermee in.  Het komt immers tegemoet aan hun wensen; een bescherming van het monogaam huwelijk in de buitengewoonterechtelijke centra ([789]), van het huwelijk van de monogame inlander die onder het geschreven recht valt ([790]), en een erkenning van het christelijk huwelijk (het monogaam aspect ervan expliciteren zij niet.).([791]) Eén enkele keer maken zij duidelijk dat zij naast de erkenning, ook de bescherming van het christelijk huwelijk op het oog hebben. Het monogame aspect wordt hierbij evenwel niet geëxpliciteerd.([792])

 

Deze vraag werd voor het eerst gesteld in 1919 aan de minister, en bleef verder onuitgesproken tot 1928.([793]) In 1923 waren zij veel bescheidener. De Staat zou er moeten op toezien dat de christenen niet meer het slachtoffer waren van de pesterijen van de gewoonterechtelijke chefs.([794]) Dit had te maken met de conflictsituatie waarin zij zich bevonden op dat moment.

 

Eenmaal zij doorhebben in 1928 dat het decreet er helemaal nog niet doorkomt, maken zij duidelijk dat datgene wat zij tot nog toe vroegen, slechts minimumeisen waren. Het monogaam huwelijk van de inlander onder het geschreven recht, moet inderdaad beschermd worden.([795]) In de buitengewoonterechtelijke centra moet polygamie inderdaad beperkt worden ([796]) en het religieuze en "regelmatige" gewoonterechtelijk huwelijk moet inderdaad erkend worden.([797])

 

De vragen die zij van 1928 af stellen, reiken verder. Tot 1945 zijn daarbij twee strekkingen vast te stellen;

 

Van Wing oppert, als secretaris van het Permanent Comité van de Oversten, dat alle inlandse monogame huwelijken zouden moeten beschermd worden mits registratie.([798]) Dit wordt overgenomen door de Oversten in België. Ook Van Uytven poneert deze wens in de Beschermingscommissie.([799]))

 

De Hemptinne daarentegen wil het gewoonterechtelijk huwelijk laten voor wat het is. Enkel de burgerlijk en christelijk gehuwden zouden moeten beschermd worden tegen polygamie.([800]) In de Beschermingscommissie van 1931 stelt hij, hoogstwaarschijnlijk met het oog op de bescherming van het christelijk monogaam huwelijk, een speciaal statuut voor de christenen. In het rapport klinkt het; "voor diegenen van wie men een monogame huwelijksvorm kan verwachten". Dit zouden ze kunnen verkrijgen door een "kleine immatriculatie".([801])

 

Zijn standpunt zou verder leven in de vergadering onder voorzitterschap van Dellepiane.([802])  Zij leggen er de nadruk op dat zij met de kleine immatriculatie een bescherming zouden krijgen van het christelijk huwelijk niet als zodanig, maar wel in de feiten.([803]) Misschien al in 1938, maar zeker na de oorlog in 1945 nemen zij afstand van de idee van "kleine immatriculatie". Zij wensen dat monogamie voor ieder beschermd wordt.([804]) Het accent ligt evenwel op de bescherming van de christelijke monogame huwelijk.([805])

 

Datzelfde jaar stellen zij een aantal administratieve maatregelen voor, om het religieuze huwelijk te erkennen, te beschermen en te begunstigen.([806])

Tegen polygamie willen zij enkel strenge administratieve maatregelen waar het zwarten betreft die in dienst werken van de blanken.

 

Vanaf 1946 verdedigt Van Wing in de Koloniale Raad zijn standpunt van 1928. Alle monogame huwelijken zouden moeten beschermd worden.([807])

 

1.2.1.2.Stimuleren.

 

Op tal van manieren willen de Oversten dat het monogame gestimuleerd en begunstigd wordt.

 

Fiscale voordelen.

In 1931 vraagt De Boeck fiscale voordelen voor monogame vruchtbare gezinnen.([808]) In 1945 ligt een ander accent; monogamen zouden niet onderhevig mogen zijn aan dezelfde heffingen als polygamen.([809]) Dit kan waarschijnlijk in verband gebracht worden met wat Van Wing aanbrengt; door de heffingen tijdens de oorlog die per hoofd berekend worden, neemt de polygamie toe.([810])

 

Vrijheid van vrouwen.

De vrijheid van de vrouw en haar zelfbeschikking zou moeten gerespecteerd worden.([811]) Zeker is dit zo als zij getrouwd is met een polygaam.([812]) De Staat zou moeten de hindernissen wegnemen voor de vrouwen die hun polygame echtgenoot willen verlaten. In 1945 voegen de Oversten er aan toe dat de Staat evenwel moet toezien dat de vrouwen zich niet prostitueren.([813])

 

In 1928 en 1932 staan zij een akte voor die de toestemming van de vrouw in haar huwelijk moet bevestigen.

 

Administratieve maatregelen.

In hun administratieve maatregelen die zij voorschrijven in 1945, klinkt het als volgt. De vrouwen van de polygamen en vrouwen die in concubinaat leven buiten de gewoonterechtelijke regels en die een religieus huwelijk willen aangaan, zouden het recht moeten hebben om in de missies te blijven nog voor zij een verplaats- of verblijfsvergunnning krijgen.

 

In hun brief van 1945 aan de Gouverneur stellen zij andere administratieve maatregelen voor die dit huwelijk zouden kunnen begunstigen. De missionaris zou het recht moeten hebben om de naam van de religieus getrouwde vrouw in te schrijven in het identiteitsboekje daar waar normaal de echtgenoot staat. In alle kunstmatige agglomeraties zou de familie over een aangepaste verblijfplaats moeten beschikken die in verhouding staat met het aantal leden van het gezin. De Oversten wensen dat de zondagsrust en de feestdagen gerespecteerd worden. Dit zou het familiaal leven en de opvoeding van de kinderen begunstigen. Het zou moeten verboden zijn de naam van de echte vrouw te schrappen in het identiteitsboekje van een christen die al getrouwd is, of een tweede vrouw eraan toevoegen. Bij celibataire arbeiders zou een deel dat niet groter is dan een derde van het salaris moeten afgehouden worden om in een spaarkas te deponeren. op die manier zou hij zich een bruidsschat kunnen vormen. De rechtbank zou elke vraag om het terugstorten van de bruidsschat moeten afwijzen als een christen zijn vrouw heeft verstoten.

 

Hoewel zij pas in 1945 voor het eerst de mogelijkheden van administratieve maatregelen ten volle zullen benutten, denken zij er op hun vergadering in 1919 al aan. De functionarissen zouden instructies moeten krijgen om in de mate van hun mogelijkheden het monogame huwelijk te stimuleren, door de formaliteiten van de bruidsschat te vergemakkelijken en door de celibatairen te helpen om de nodige bruidsschat te creëren.([814]). Deze wens duikt terug op in de beschermingscommissie in 1928.([815])

In de publikatie van 1923 stellen zij het niet zo concreet voor; de principes van de Koloniale Keure zouden bij alle functionarissen moeten ingeprent worden, om hen duidelijk te maken dat de strijd tegen polygamie verplicht is en dat de monogamie moet beschermd en begunstigd worden.([816]) In 1923 en 1928 drukken zij erop dat ook de blanken, onder wie de functionarissen, een 'gaaf' monogaam bestaan moeten lijden.([817]) In 1945, dan willen zij dat de Staat er op toeziet dat de inlandse chefs, die deel uitmaken van de administratie en die dus een wettelijk gezag hebben over de inlander, monogaam blijft.([818])

 

1.2.2.Polygamie: straffen.

 

Polygamie moet geleidelijk aan opgeheven worden.([819]) Verschillende malen wijzen de Oversten op de bepalingen van de Koloniale Keure in dit verband.([820])

 

Enkel in het begin van de bestudeerde periode spreken zij de wens uit om een repressief optreden tegenover de polygaam. In 1919 willen zij polygamie straffen bij iedere inlander die in dienst van de blanken werkt.([821]) In 1923 breiden zij het gewenste toepassingsveld uit tot de buitengewoonterechtelijke centra.([822]) In 1945 willen zij opnieuw strenge administratieve maatregelen voor polygamen die in dienst van de blanken werken.

 

1.2.3.Het leviraat.

 

Het leviraat, een speciale vorm van polygamie, willen zij van in 1919 radicaal gestraft zien.([823]) In datzelfde jaar op de beschermingscommissie staan zij een minder repressief optreden voor. De erfgenaam zou geen compensatie kunnen eisen als de vrouw in kwestie een ander huwelijk aangaat.([824]) In 1928 leeft deze wens verder([825]), maar zij komen er niet meer mee naar buiten tot 1945.([826])

 

 

1.2.4.Misbruiken door polygamie: bestrijden.

 

Tal van "misbruiken" waartoe polygamie aanleiding geeft, willen zij bestrijden.

 

1.2.4.1.Miskenning van de waardigheid van de vrouw.

 

De menselijke waardigheid en zelfstandigheid van de vrouw zou moeten erkend worden.([827]) (cfr. supra) Het uithuwelijken van meisjes op jonge leeftijd lijkt hen in dit opzicht onaanvaardbaar. ([828])

 

1.2.4.2.Jonge meisjes.

 

De jonge meisjes zouden moeten beschermd worden en de opkoop ervan zou moeten gestraft worden.([829]) Enkel in de publikatie van 1923 en in de beschermingscommissie maken de Oversten een onderscheid tussen het uithuwelijken en het "overleveren".([830])

 

Zij stellen voor de bruidsschat die ervoor betaald wordt, te confisceren.([831])

In 1932 breidt Lagae de voorstellen uit. Het bezoek van jonge meisjes aan de centra zou minder makkelijk moeten worden gemaakt door hen te verplichten een toestemming te vragen bij de territoriale administratie. Er zou moeten een grotere propaganda gevoerd worden om de meisjes meer aan te trekken tot de scholen. Men zou eventueel te toepassing van het decreet van 2 juni 1898 dat het misbruik van minderjarige meisjes straft, terug in werking kunnen stellen.([832]) In 1945 stellen zij een aantal administratieve maatregelen voor om het meisje te beschermen. (cfr. supra)

 

1.2.4.3.Overspel.

 

Het Overspel willen zij straffen conform de gewoonterechtelijke gebruiken.([833]) Dit standpunt maken zij duidelijk tot in 1928.([834]) In 1923 stellen zij dat dit moet gebeuren in de buitengewoonterechtelijke centra.

Ook in deze kwestie komen zij met verderreikende vragen voor de dag vanaf 1928. De reikwijdte van de maatregelen die zij voorstellen, loopt parallel met die van de bescherming van het monogame huwelijk. Zij vinden het goed dat alle monogame huwelijken beschermd worden tegen overspel.([835]) Ook hier zijn de twee vastgestelde strekkingen van toepassing. Van Wing wil alle monogame huwelijken beschermen, mits registratie.([836]) De Hemptinne heeft de bescherming van het burgerlijk huwelijk en het christelijk huwelijk op het oog.([837])

 

Opnieuw hadden zij voordien de minister er attent op gemaakt dat het wetsontwerp van 1914 terug op het programma zou moeten komen.

 

1.2.4.4.Bruidsschatsstijging.

 

De bruidsschatsstijging, waar de polygaam enerzijds gebruik van maakt, anderzijds toe bijdraagt, lijkt hen een moeilijk probleem.([838]) Op hun vergadering in 1919 zijn zij vrij besluiteloos. Uiteindelijk stellen zij in de Beschermingscommissie voor een maximumbedrag per regio vast te leggen. Deze wens houden zij aan tot in 1932.([839])  In 1945 halen zij die vraag terug aan.([840]) In de beschermingscommissie was nogmaals duidelijk gebleken dat zij geen raad wisten met het probleem. In 1932 dan stellen zij dat de overheid enkel moet optreden als de instemming van de vrouw in haar huwelijk genegeerd wordt.

 

1.2.4.5.En andere.

 

De Staat moet eveneens er op toezien dat de bruidsschat niet bestaat uit een gift van een menselijk persoon.([841])

 

Vrouwen zouden niet kunnen "geruild" worden.([842])

 

Prostitutie zou moeten bestreden worden, zo stellen zij in hun publikatie van 1923.([843]) Later komen zij niet meer terug op deze wens.

 

Abortus zou moeten gestraft worden.([844])

 

De Staat zou er moeten op letten dat de echtgenoten bij elkaar wonen.([845]) Deze wens maakten zij evenwel in de loop van de studie niet duidelijk aan de overheid.

 

2.Omschrijving van de toestand.

 

Laten wij nu nagaan hoe de Kerk haar wensen hard maakt. Hoe schetsen zij het probleem polygamie - versus monogamie en in welk licht plaatsten zij die? We gingen er immers van uit dat zij die aspecten zou belichten die een optreden van de Staat zou rechtvaardigen.

 

Vooraleer wij de gegevens inventariseren, het volgende. Men zou kunnen veronderstellen, dat wanneer zij een vraag formuleren in een bepaald document, zij wijzen op de nood aan een oplossing voor een bestaand probleem. Daaruit zou men kunnen besluiten dat ook de vragen die zij stellen, moeten worden opgenomen in het maatschappij-beeld dat zij schetsen.

 

Wij menen echter dat de vragen niet uitsluitend op die manier kunnen geïnterpreteerd worden. Als zij bijvoorbeeld vragen om de bruidsschatsstijging aan banden te leggen, betekent dit inderdaad dat daar een nood aan is, volgens de Oversten. Wat echter als zij die vraag niet stellen? Is het probleem van de baan? Neen, dit kan volgens ons verschillende betekenissen hebben. Ofwel vinden zij het niet opportuun om die vraag te stellen in een bepaalde context. Ofwel is het hen niet duidelijk welke maatregel zou kunnen getroffen worden. Ofwel is er al een maatregel getroffen.

 

Dezelfde redenering kan men doortrekken naar andere vragen. Het is ons hoofdzakelijk te doen, om de manier waarop zij hun vragen hard maken te schetsen. In welke context plaatsen zij ze? Achten zij het nodig om wat uitleg te geven van hun vragen?

 

A.OPSOMMING.

 

2.1.Eigenschappen van polygamie.

 

Polygamie, "le mal", is onredelijk en geeft aanleiding tot misbruiken.([846])

 

2.1.1.Miskenning van de waardigheid van de vrouw.

 

Polygamen ruilen vrouwen.([847]) De menselijke waardigheid en de vrijheid wordt hierdoor met de voeten getreden.([848]) Zij prostitueren hun vrouwen. ([849]) Van den Bosch legt een ander accent. De polygamen sturen hun vrouwen gauw terug en zij prostitueren zich.([850]) Volgens Van Wing zijn het jonge meisjes die geprostitueerd worden.([851])

 

Zowat in alle documenten komt het leviraat aan bod. De bestrijding ervan wordt steeds voorgeschreven. De rechten van de vrouw wordt geschonden in deze institutie.([852])  Zij ontneemt de weduwen het recht op vrijheid.([853]) Zij is tegengesteld aan de principes van de Koloniale Keure en aan het goddelijk en kerkelijk recht. Bovendien is zij nefast voor het welzijn en de vooruitgang van het monogaam gezin en van de inlandse gemeenschap.([854]) Zij is tegengesteld aan de openbare orde.([855])

 

Het zijn vooral polygamen die jonge meisjes opkopen.([856]) In 1949 stelt Van Wing dat dit voorkomt bij de grote polygamen.([857]) Op de Beschermingscommissie stelt Grison de problematiek vrij dramatisch voor. Jonge meisjes worden overgeleverd aan oude polygamen, zij moeten zich schikken in die slavernij, zo niet, worden ze mishandeld.([858]) Die gewoonte ontneemt hen de vrijheid die de Koloniale Keure hen biedt.([859]) In de brief aan de Gouverneur in 1928 is een dergelijke notie vast te stellen. De opkoop van jonge meisjes is tegengesteld aan de persoonlijke waardigheid en vrijheid.([860]) Als de bruidsschat al op vroege leeftijd geregeld wordt, kan het meisje, eenmaal groot geworden, niet instemmen met haar huwelijk.([861])

 

Deze eigenschap van polygamie is nauw verwant aan de miskenning van de waardigheid van de vrouw door polygamen.([862]) In de ogen van de polygaam is de vrouw een koopwaar.([863]) De term "speculation sur la marchandise humaine" komt reeds in 1919 ([864]) en in 1923 voor.([865]) De vrouwen zijn geketend aan hun polygame echtgenoot.([866]) en scheiden van hen is moeilijk.([867]) In de brief aan de Gouverneur in 1919 wordt de miskenning van de zelfstandigheid van de vrouw expliciet in verband gebracht met de bruidsschatsstijging.([868])

 

2.1.2.Noodlottig voor de maatschappij.

 

Stijging van de bruidsschat.

 

Die problematiek loopt als een rode draad doorheen de studie.([869]) Al van in 1919 wijzen de Oversten er op. De stijging komt vooral de polygamen goed uit. Het zijn vooral de rijken die misbruik maken van de toestand. Hij kan zich een tweede, derde, ... vrouw aankopen, terwijl minder rijken er niet in slagen één bruidsschat te realiseren.

 

De gevolgen daarvan op maatschappelijk gebied, zijn dramatisch. Het heeft vooral een weerslag op de demografische situatie. Kort komt het hier op neer; meer en meer vrouwen worden opgekocht door polygamen. Dit brengt tal van celibatairen met zich mee: de jonge man kan geen bruidsschat betalen en/of de polygaam heeft al de vrouwen opgekocht. Vele vrouwen blijven kinderloos. Aangezien polygamie op zich immoreel is, en tal van immorele praktijken met zich meebrengt, is de toename van de immoraliteit recht evenredig met die van de polygamie.

 

Pas in 1945 worden morele gevolgen van de problematiek als zodanig aangehaald. Door het groot aantal celibatairen "staat de deur naar een schandelijke losbandigheid" open.([870]) De prostitutie in de centra is een gevolg van deze toestand.([871]) Vrouwen willen niet langer meer het voorwerp van transacties zijn. Zij maken zich los van de gewoonte en komen in de wereld van prostitutie terecht.([872]) De vele vrouwen die één zelfde man moeten delen, gaan over tot een feitelijke polyandrie, aldus Van Wing.([873])

 

In 1919 nog was de erge situatie in de buitengewoonterechtelijke centra vooral te wijten aan abortus, prostitutie en uitdagingen tot losbandigheid. Dit werd toen niet in verband gebracht met een toename van polygamen.([874]) Van Wing benadrukt de rol die "de invoer van de frank" speelt bij het ontstaan ervan.([875]) De gevolgen van de introductie van de geldeconomie op polygamie was al eerder expliciet gesignaleerd in 1945 door Van Uytven en Haezaert.([876]) Van Wing wijst er op dat de toestand vooral na de tweede wereldoorlog verergerd is. Meer bepaald de prestaties die per hoofd berekend werden, beïnvloedden de stijging van het aantal polygamen.

 

Polygamie is noodlottig voor maatschappij en gezin.([877])

 

"Polygamie nouveau genre".

 

Vanaf diezelfde jaren (1945) wordt een onderscheid gemaakt tussen de polygamie "nouveau genre", de polygamie van de nieuwe rijken([878]), de rijke, hebzuchtige en onwillige inlander ([879])  enerzijds, en die van vroeger anderzijds. De nieuwe concepties en praktijken waren vroeger ongekend.([880]) Enkel in 1919 vermeldt de vergadering dat het om een nieuw fenomeen gaat die tegengesteld is aan het inlands gebruik.([881]) In 1931 was dergelijke notie tussen de lijnen te lezen in de bijdrage van Van Hee over de natale en morele situatie van het land. "De afzwakking van de gewoonte is deels toe te schrijven aan de inlander zelf. Bepaalde stammen kennen "une polygamie accentuée"".([882]) De "oude polygamie" is aanvaardbaar. De nieuwe daarentegen is ronduit slecht.

 

Vroeger was de politieke motivatie van een polygaam doorslaggevend.([883]) De adelijke titel was van belang.([884]) De huwelijksband werd er beschermd, het overspel gestraft, en er waren veel kinderen.([885]) De vrouw was vroeger verantwoordelijk voor de voedselproduktie.([886]) De gevolgen uit zedelijk standpunt waren niet zo erg, aangezien er een solidariteit bestond tussen de hoofden onderling.([887]) Zij was een regeling van de sexuele misbruiken.([888])

 

In de nieuwe polygamie zijn er geen garanties([889]). De vrouw is een produktiewerktuig geworden.([890])  Het is vooral de nieuwe vorm die zo fataal is voor de maatschappij. Haezaert spreekt van een immorele exploitatie van de inlandse vrouw.([891]) De echte prostitutie was nagenoeg ongekend voor de komst van de blanken.([892]) De gewoonte aanvaardt evenwel dat het grootste deel van de vrouwen in handen is van de polygamen.([893])

 

In 1932 stelt Lagae dat inderdaad ieder inlander "polygame en espoir" is. Het is de droom van elk om polygaam te worden. Polygamie is een kenmerk van het heidens huwelijk.([894]) Van Wing neemt daar afstand van. Het inlands huwelijk is monogaam. Men wordt (werd?) eerder per ongeluk polygaam. Dit overkwam vooral de chefs.([895])

 

Grote polygamie en opkoop van jonge meisjes.

 

Het is evenwel niet alleen de 'nieuwe polygamie' die een kwalijke invloed heeft op de maatschappij. Ook de opkoop van jonge meisjes in vanuit moreel én demografisch standpunt betreurenswaardig.([896]) De grote polygamie is vanzelfsprekend nefast. (Het onderscheid wordt voor het eerst in 1945 gemaakt.)([897])

 

Nuancering.

 

Niet enkel de polygamie en de misbruiken die eruit voortvloeien tasten de maatschappij aan. Het beeld dat wij hierboven schetsten is niet de volledige inschatting van de maatschappij van de missionarissen. Zij wijzen onder meer op de industrialisatie, de komst van de Europeaan die algemeen aan de basis ligt van een grotere immoraliteit en denataliteit,en die de maatschappij aantasten. Van Wing zal de economische aanwezigheid het sterkst benadrukken. Zij liggen aan de oorsprong van de stijging van het aantal polygamen.

 

2.1.3.Polygamie In tegenstelling met het christelijk huwelijksideaal.

 

Vanaf 1932, wanneer de kwaliteiten van het christelijk huwelijk meer aan bod komen (cfr.infra), wordt zij als tegengesteld voorgesteld aan het principe van eenheid van he christelijk huwelijk.([898]) Dit idee wordt uitgebreid in 1945. Zij werkt scheidingen in de hand. Wanneer de vrouwen de polygaam niet meer bevallen, worden zij teruggestuurd, met alle negatieve gevolgen van dien. De opvoeding wordt onderbroken, er is noch stabiliteit, noch eenheid binnen deze huwelijksvorm.([899]) Zij is tegengesteld aan het goddelijk en kanoniek recht.([900]) Polygamie is in strijd met de christelijke moraal en met de internationale publieke orde.([901])

 

In 1923 wijst de Kerk erop dat de vrijheid de inlander ontnomen wordt bij tal van gebruiken die verband houden met polygamie; de vrijheid, en dus ook de keuze van een christelijke godsdienst. In 1928 wordt duidelijker gesteld dat polygamie de uitbreiding van de evangelisatie tegenwerkt.([902]) In een brief in 1928, hebben zij het over de losbandigheid in het algemeen die de verspreiding van de blijde boodschap tegengaat.([903])

 

In 1932 ligt het accent anders. De polygamie ruïneert de christelijke gemeenschap.([904])  In 1919 al vermeldt Grison in de Beschermingscommissie dat de opkoop van jonge meisjes het aangaan van een monogaam christelijk huwelijk tegenwerkt.([905])  Hiermee verwoordde  hij de wens die zij ondereen op hun vergadering geuit hadden.([906])

 

2.1.4.En andere.

 

De polygaam is lui, vermeldt Van Hee nog. Hij verlaat zich op de vrouwen om in zijn eigen nood en die van de kinderen te voorzien.([907])

 

Een geluid dat bijna uit het oog springt, is het volgende. Op de vergadering van 1928 spreken de Oversten af om "bij gelegenheid" er op te wijzen dat polygamie niet steeds dezelfde trekken vertoont. Soms heeft één vrouw een speciaal statuut, soms zijn ze allen gelijk, soms is er zelfs geen sprake van een huwelijk.([908])

 

2.2.De maatschappij in evolutie.

 

Als reactie op de politiek van het "respect voor de gewoonte", wezen de Oversten er in 1923 op dat de gewoonte aan het verdwijnen was. De komst van de blanken kon niet anders dan een uitwerking hebben op de inlanders. De Hemptinne quoteerde deze evolutie vrij negatief. Hij legde de nadruk op het ontbreken van wet of traditie bij velen. Dit zou moeten opgevangen worden.([909])

 

Op de Beschermingscommissie in 1931 benadert hij de toestand al iets postiever. De kleine immatriculatie zou juist diegene opvangen die geen statuut hebben; de christenen.([910]) Eerder in 1923 hadden de Oversten, nog vrij bescheiden, de belangen van de christenen of van diegene die christen wilden worden duidelijk gemaakt. Honderden van de miljoenen zwarten willen gebruik maken van de vrijheid van geweten en eredienst.([911])

 

Pater Van Wing zou de eerste zijn om expliciet op de evolutie die de evangelisatie teweegbracht in de kolonie te wijzen.([912]) Twee maand eerder had de vergadering slechts haar tevredenheid uitgedrukt over het rapport Rolin, omdat dit de losbandigheid,  een hinder voor de verspreiding van het christelijk geloof, tegenging.([913])

 

In 1932 en 1936 wezen de Oversten op de taak die zij hadden te vervullen; de gewoontes laten evolueren onder hun invloed. Hun uiteindelijk doel is een christelijke maatschappij.([914]) Vanaf 1945 leggen de missonarissen cijfers op tafel om de sterkte van hun christengemeenschap aan te tonen.([915])  Van Uytven spreekt over een nieuwe gewoonte.([916])

 

Van Wing gaat nog verder. Door ondermeer de invloed van de évolué (die merendeels christen is) verdwijnt de scheiding tussen het gewoonterechtelijk en het buitengewoonterechtelijk milieu. Een andere factor die daar toe bijdroeg was het 'openscheuren' van het land, door tal van handels- en communicatiewegen.([917])

 

2.3.Eigenschappen van het monogame huwelijk.

 

2.3.1.Doel van de missionaris.

 

In 1919 was het al duidelijk; Het doel van de evangelisatie is de oprichting van een christelijk gezin. ([918]) Vanaf 1932 komen zij ermee naar buiten.

"Het  gezin (...) moet geörienteerd zijn naar God en moet religieuze en christelijke gronden hebben."([919])

"L'Eglise a (...) été chargée par Dieu de préciser les conditions du mariage chrétien (...)."([920])

Dellepiane gaat iets verder: "Le mariage monogamique et la famille monogamique chrétienne, but essentiel de toute l'oeuvre missionnaire et de l'action civilisatrice (...)"([921])

 

2.3.2.Eigenschappen van het monogaam huwelijk.

 

Dit monogaam christelijk huwelijk kennen de Oversten de volgende eigenschappen toe. In 1928 wijst Roelens op de "regelmatige" eigenschappen van het monogaam huwelijk. Een monogaam is werkzaam.([922]) 

 

Vanaf 1932 wordt dit monogaam huwelijk duidelijker in verband gebracht met het christelijk huwelijk. Zij is één van de twee essentiële kenmerken van het christelijk huwelijk. Dit christelijk huwelijk is het natuurlijk huwelijkscontract dat verheven is tot de waardigheid van het sacrament.([923]) Zij eist een monogaam karakter en de onverbreekbaarheid.([924]) Deze twee eisen zijn nodig om het doel van het huwelijk te verwezenlijken. De voortbrenging van kinderen, hun onderhoud en hun opvoeding, de vereniging van de echtgenotes, een zachte en een duurzame gemeenschap.([925]) In 1945 legt Van den Bosch een ander accent; de vereniging van de echtgenotes is een remedie tegen de begeerte. De voortbrenging van kinderen is het hoofddoel.([926]) De vrije instemming ligt aan de oorsprong van het huwelijk. (CP 1932) Zij moet haar eigen gezag en vaderlijke leiding ("gouvernement paternel") hebben.([927])

 

In 1945 wordt het monogaam huwelijk meer in contrast gesteld met het heidens polygaam huwelijk. Onder andere; Het monogame gezin stelt perken aan de vreemde tussenkomst.([928]) Van Wing, dan weer stelt dat het inlands huwelijk essentieel monogaam is.([929])

 

Enkel stabiele en monogame huwelijken verzekeren stabiele en vruchtbare gezinnen, die op hun beurt de pijler van een beschaafde maatschappij vormden.([930])  In 1932 en in 1945 lag het accent op de christelijke maatschappij, of op de nieuwe sociale orde. ([931])

 

Het monogame huwelijk stellen zij voor als de oplossing voor de morele en de demografische problemen.([932]) Vanaf 1931 leggen zij de nadruk op het christelijk monogaam huwelijk. Zij is het principe van de morele en sociale vooruitgang.([933])

 

Vanaf 1945 klinkt het heel verzekerd; enkel de christelijk doctrine kan zich verzetten tegen het kwaad. De Kerk organiseert op sociaal gebied de basis van de nieuwe gemeenschap, het monogame en onontbindbare gezin, aldus Van den Bosch.([934]) De Kerk bevordert het stichten van de gezinnen door de echtgenotes te verplichten hun man mee te volgen en door de jongeren aan een nieuw huwelijk te helpen.([935])

 

Het monogaam huwelijk is niet alleen vanuit algemeen maatschappelijk oogpunt positief. Zowel het kind, als de beide partners hebben nood aan een monogaam en stabiel huwelijk. Zeker voor de vrouw is dit geldig. Zij is immers meer afhankelijk van de man dan omgekeerd.([936]) Zij hebben het niet alleen nodig, ze willen het ook. Vele vrouwen willen enkel en alleen een monogaam huwelijk.([937])  Of nog; vrouwen willen niet langer meer het object zijn van transacties.([938]) Inlanders zelf willen niets liever dan een christelijk monogaam huwelijk.

 

2.4.De (christen) gemeenschap bedreigd.

 

De goede resultaten die de Kerk boekt, kunnen evenwel gecompromitteerd worden. Zij staat helemaal onbeschermd in een heidense maatschappij,

zij ondervindt moelijkheden in de maatschappelijke noodsituatie, en de regering steunt haar niet. 

 

Voor het eerst in de beschermingscommissie van 1919 vermeldt Grison dat de opkoop van jonge meisjes het aangaan van een monogaam christelijk huwelijk in de weg staat.([939]) In 1928 nog intern ([940]) , maar vanaf 1932 naar buiten toe stellen de Oversten dat hun christen gemeenschap bedreigd wordt door het maatschappelijk onevenwicht.([941]) De partnerkeuze van de catechumenen is meestal beperkt tot het 'overschot' van vrouwen. (De polygamen kopen de beste.) Zij ruïneert de christen gemeenschap.([942]) Heel wat christen gezinnen worden "onregelmatig", zoals Van Wing het noemt.([943])

 

2.5.Kritiek op het beleid van de overheid.

 

In 1923 maken de Oversten in het groot publiek kenbaar dat de overheid de polygamie als gevolg van de principes van nieuwe politiek, begunstigt.([944]) In 1928 spreekt de Hemptinne niet over polygamie. Met zijn publikatie maakt hij wel duidelijk dat de overheid niet trouw is aan haar beschavingstaak. Een indirecte politiek voeren, houdt in dat men de inlandse gemeenschap laat voor wat ze is.([945])

 

De actie van de Staat wordt positief benaderd in 1932 en 1936. De Staat bevordert de individuele vrijheid, zij begunstigt de geleidelijke opheffing van polygamie, maar zij erkent nog steeds het christelijk monogaam huwelijk niet.([946])

 

In 1945, gepaard gaande met de alarmsignalen, stellen de Oversten dat de overheid inderdaad al iets deed om de monogamie te erkennen, en dat zij inderdaad enkele voordelen toekent aan het christelijk huwelijk, maar zij zijn inefficiënt of hebben het omgekeerde effect. De polygaam ziet de belasting die de Staat hem oplegt als een "taxe de luxe".([947]) De blaam is groot: de Staat heeft de evolutie die de Kerk teweegbracht in de maatschappij niet erkend. Christenen hebben het daardoor heel moeilijk in Kongo.([948])

 

In hun brief die erop volgt wordt de Staat alle schuld in de schoenen geschoven. De miskenning van het christelijk huwelijk geeft aanleiding tot een onrust in de hele maatschappij. Deze onrust mondt uit in de ontbinding van de gewoonterechtelijke orde en de hinderpaal voor de versterking en de ontwikkeling van de familiale sociale orde. Het geweten van de inlander zwakt af door de onbeslistheid van de regering.([949]) In een brief aan de Gouverneur wijst Dellepiane op de tekortkoming van de regering. Iedere zwarte kan polygaam worden.([950])

 

In 1946, bij aanvang van de bespreking van een voorstel van de regering, stelt Van Wing nog dat de Staat tot nog toe niet ingegrepen heeft. ("carence totale") Dit probeert hij te verklaren door een onbezorgdheid van de regering -ze trof tal van wetten op economisch gebied- of door het zogenaamde respect van de gewoonte.([951])

 

2.6.Claim.

 

De missionarissen zoeken een aanknopingspunt, of nog een rechtvaardiging van hun vraag in artikel 5 van de Koloniale Keure.([952])

In zijn brief in 1928 wijst Van Wing op de juridische traditie.([953]) Roelens spreekt in datzelfde jaar over de internationale conventies.([954])

 

B. CATEGORISERING.

 

Uit de geïnventariseerde gegevens stellen we een categorisering op. We inspireren ons hierbij op de vraag: wiens belangen stelt de Kerk in het licht.

 

De categorieën zijn;

A :De institutie polygamie, monogamie wordt niet in verband gebracht met de belangen van één van de partijen.

B1 :De eigenschappen van de inlander of zijn huwelijksvorm wordt in het licht gesteld.

B2 : De belangen  van de inlander of van zijn huwelijksvorm wordt in het licht gesteld.

C1 : De eigenschappen van de maatschappij als geheel wordt in het licht gesteld. (hierbij denken we hoofdzakelijk aan de denataliteit en de immoraliteit.)

C2 :De belangen van de maatschappij als geheel wordt in het licht gesteld.

D :De eigenschappen en/of belangen van de christen, de christelijke gemeenschap of het christelijk huwelijk wordt in het licht gesteld.

HIerbij onderscheiden we volgende gradaties:

D1 :Haar doel en/of haar taak is de verspreiding van het evangelie en het laten evolueren van de inlandse gewoonte ...

D2 :... om nieuwe gewoontes te laten naleven ( in onze studie, om een christelijk huwelijk te introduceren ...

D3 :... in een gemeenschap van christenen.

D4 :   De christen gemeenschap is de redding voor de kolonie.

D5 : De christen gemeenschap komt in gevaar door de onevenwichtssituatie.

 

We onderscheiden vier componenten in het beeld dat de Oversten schetsen die hun vragen begeleid; de eigenschappen van polygamie, de eigenschappen van monogamie, de evolutie van de inlandse maatschappij, het (niet-) optreden van de overheid. Per component vullen we de verschillende categorieën concreter in. Wat volgt kan als legende gehanteerd worden bij de tabellen.

 

Polygamie

A: De polygaam is lui

B1: Het gewoonterechtelijk huwelijk is polygaam. Allen zijn "polygame en espoir". De gewoonte aanvaardt dat merendeel van de vrouwen in  handen zijn van de polygaam.

B1': Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de traditionele en de nieuwe vorm van polygamie. De concepties die regeren in het nieuwe fenomeen waren ongekend voor de gewoonte.

B2: De polygamen treden de menselijke waardigheid en de vrijheid van de  (vrouwelijke) inlander met de voeten.

Tot deze categorie hoort de opkoop van jonge meisjes en vrouwen, de  ruil van vrouwen, het prostitueren van vrouwen, het leviraat.

C2: De polygame institutie is fataal voor het morele en demografisch evenwicht van de maatschappij.

zie de problematiek van de bruidsschat, opkoop van jonge meisjes, grote polygamie, leviraat, prostitutie, waarbij negatieve invloed op de maatschappij geëxpliciteerd (demografisch en moreel) wordt.

C2+:De toename van de polygamen geeft aanleiding tot een toename van losbandigheid: het groot aantal celibatairen en vrouwen die één man moeten delen geeft aanleiding tot morele misbruiken.

D2*:Polygamie is tegengesteld aan de principes van het christelijk huwelijk, is in strijd met de christelijke moraal.

D2*':Ook christenen worden polygaam.

D1*: Polygamie gaat de verspreiding van de evangelisatie tegen.

D3*: Polygamie ruïneert de christelijke gemeenschap.

 

Monogamie.

A: Positieve eigenschappen van het monogaam hvwelijk. (regelmatigheid, werkzaamheid van de man)

B2: De inlander (vrouw en kind !) heeft nood aan een (christelijk) monogaam gezin.

B1': De (vrouwelijke) inlander wil een monogaam huwelijk.

B1: Het inlands huwelijk is monogaam.

C1: Het monogaam (christelijk) huwelijk is de basis van de maatschappij

C2: Het monogaam (christelijk) huwelijk is de basis voor de vooruitgang

C2': Het monogaam (christelijk) huwelijk is de remedie voor de noodtoestand.

D1: Doel van de evangelisering is het oprichten van een monogaam (christelijk) gezin.

D2: Monogamie is een essentieel kenmerk van het christelijk huwelijk.

D3: Het monogaam christelijk huwelijk ligt aan de basis van een christelijke gemeenschap.

 

Evolutie van de inlandse maatschappij.

A : De gewoonte is aan het verdwijnen.

D1: De taak van de missionarissen bestaat er in de gewoontes te laten evouleren en het christelijk monogaam huwelijk te introduceren.

D2: Een nieuwe gewoonte is ontstaan, het monogaam christelijk huwelijk.

D3: Het bestaan (en de grote) van een christelijke gemeenschap wordt in het licht gesteld.

D3': Deze christelijke gemeenschap breidt zich uit en oefent een invloed uit op het gewoonterechtelijk milieu.

D3'': De scheiding tussen het traditioneel en het buitengewoonterechtelijk milieu vervaagt.

D4: De christen gemeenschap is de redding voor de maatschappij.

D5: De christen gemeenschap wordt bedreigt door de algemene onevenwichtstoestand in het land.

 

optreden van de overheid     !! let wel: de onderverdeling die wij aanbrengen bij categorie A is enkel bij deze component geldig.

 

A1: De overheid werkt aan de opheffing van de polygamie

A2: De overheid werkt niet genoeg aan de opheffing van de polygamie

A3: Het optreden van de overheid aangaande polygamie heeft een averrechts effect.

A4: De overheid werkt niet aan de opheffing van polygamie.

A5: De overheid stimuleert de polygamie

D2: De overheid erkent het christelijk huweijk

D2*: De overheid erkent het christelijk huwelijk niet.

D3*: De overheid erkent de evolutie niet die de kolonie kent door de groei van de christen gemeenschap.

D3*': De christenen komen in moeilijkheden door de miskenning van het christelijk huwelijk.

C: De miskenning van het christelijk huwelijk veroorzaakt een onrust in de inlandse maatschappij.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[786] CR 1919.

[787] CR 1928.

[788] niet te verwarren met de Missie-Oversten.

[789] Van Wing in BRF 1928, Roelens in BRF 1928.

[790] CR 28, BRF 1928 aan Minister.

[791] BRF 1928 aan Minister, Roelens in BRF 1928.

[792] BRF 1928 aan de Minister.

[793] BRF 1919 aan de Minister.

[794] PUB 1923, BRF 1923.

[795] de Hemptinne in BRF 1928, CPI 1928, CPI 1931, CP 1932, Lotar in CC 1934.

[796] Van Wing in BRF 1928.

[797] Roelens in BRF 1928.

[798] Van Wing in BRF 1928 aan de Minister.

[799] CPI 1928.

[800] de Hemptinne in BRF 1928.

[801] CPI 1931.

[802] CP 1932, CC 1934, CP 1936.

[803] CP 1932.

[804] CP 1945.

[805] CP 1945, BRF 1945, BRF 1945', BRF 1946.

[806] BRF 1945.

[807] Commissie Louwers 1946, CC 1947, CC 1949.

[808] CPI 1931.

[809] CP 1945, BRF 1945'.

[810] Comissie Louwers.

[811] BRF 1928 aan de Gouverneur, Van Wing in BRF 1928.

[812] CR 1919, BRF 1919 aan de Minister, PUB 1923, BRF 1923.

[813] CP 1945.

[814] CP 1945 en CR 1919.

[815] CPI 1928.

[816] PUB 1923, BRF 1923, CPI 1931.

[817] PUB1923, de Hemptinne BFR 1928.

[818] CP 1945.

[819] PUB 1923, BRF 1923, Roelens in BRF 1928.

[820] PUB 1923, BRF 1923, CPI 1923, Van Wing in BRF 1928, Roelens in BRF 1928, CP 1932, Van Wing in Commissie Louwers 1946, Van Wing in CC 1949 (2).

[821] CR 1919 en CPI 1919.

[822] PUB 1923 en BRF 1923.

[823] CR 1919, BRF 1919, PUB 1923, BRF 1923.

[824] CPI 1919.

[825] CR 1928.

[826] CP 1945.

[827] BRF 1919 aan de Gouverneur.

[828] De term die zij hiervoor gebruiken is "non nubile", of letterlijk vertaald, "niet huwbaar". De categorie "huwbaarheid" wordt op twee manieren ingevuld in de christelijke doctrine. Enerzijds speelt de leeftijd een rol, anderzijds is de graad van verwantschap van belang. In de teksten die wij doornamen, hebben zij het, hoewel niet steeds geëxpliciteerd, hoofdzakelijk over de leeftijd.

[829] CPI 1923, PUB 1923, BRF 1923, BRF 1919 aan de Gouverneur, CR 1928.

[830] PUB 1923, BRF 1923, CPI 1928.

[831] CR 1919, CPI 1919, CPI 1931.

[832] CP 1932.

[833] CR1919.

[834] CPI 1919, PUB 1923, BRF 1923.

[835] BRF 1928 aan de Minister.

[836] Van Wing in BRF 1928, Commissie Louwers 1946, CC 1947.

[837] de Hemptinne in BRF 1928, CPI 1931, CR 1928, CP 1932, CC 1934, CC 1936, CP 1945.

[838] CR 1919.

[839] CPI 1919, PUB 1923, BRF 1923, CPI 1923, CPI 1928, CPI 1931.

[840] BRF 1945'.

[841] CR 1919, CPI 1919, CPI 1923.

[842] CR 1928, en PUB 1923, BRF 1923.

[843] PUB 1923, BRF 1923.

[844] CR 1919 en misschien CPI 1919.

[845] CR 1919.

[846] CP 1945.

[847] PUB 1923, BRF 1923.

[848] BRF 1928 aan de Gouverneur.

[849] PUB 1923, BRF 1923.

[850] CP 1945.

[851] Van Wing in Commissie Louwers 1946.

[852] CP 1932, CP 1945.

[853] PUB 1923, BRF 1923.

[854] CP 1945.

[855] CP 1945, Haezaert.

[856] BRF 1919, CPI 1919, CP 1932, PUB 1923, BRF 1923, CP 1945.

[857] CC 1949 (2).

[858] CPI 1919.

[859] PUB 1923, BRF 1923.

[860] BRF 1928 aan Gouverneur.

[861] PUB 1923, BRF 1923, De Cleene in CPI 1928.

[862] CR 1919.

[863] CP 1945, CP 1932.

[864] CR 1919, CPI 1919.

[865] PUB 1923, BRF 1923.

[866] BRF 1928, Van Wing.

[867] Van Uytven, CP 1945.

[868] BRF 1919'.

[869] BRF 1919, BRF 1919', CR 1919, CPI 1919, PUB 1923,BRF 1923 CPI 1928, CP 1932, CP 1945, Commissie Louwers 1946, CC 1949 (2).

[870] CP 1945, CC 1949.

[871] CC 1949 (2).

[872] CP 1945.

[873] CC 1949 (2).

[874] Brief 1919 aan Minister.

[875] commissie Louwers, CC 1949 (2).

[876] CP 1945.

[877] CC 1949 (2).

[878] Haezaert CP 1945.

[879] Haezaert, CP 1945.

[880] Van Uytven CP 1945.

[881] BRF 1919 aan de Gouverneur.

[882] CPI 1931.

[883] Van Wing in Commissie Louwers 1946.

[884] Haezaert CP 1945.

[885] Haezaert CP 1945.

[886] Van Wing in CC 1949 (2).

[887] Van Wing in CC 1949 (2).

[888] Van Wing in Commissie Louwers 1946.

[889] Haezaert in CP 1945.

[890] Van Wing in CC 1949.

[891] CP 1945;

[892] Van Uytven CP 1945.

[893] CP 1945.

[894] CP 1932.

[895] Commissie Louwers 1946.

[896] CP 1932.

[897] CP 1945.

[898] Lagae CP 1932.

[899] CP 1945.

[900] CP 1945.

[901] PUB 1923, BRF 1923.

[902] BRF 1928 Van Wing.

[903] Brief 1928 aan Minister.

[904] CP 1932.

[905] CP 1919.

[906] CR 1919.

[907] CPI 1931.

[908] CR 1928 .

[909] PUB 1928 en BRF 1928.

[910] CPI 1931.

[911] PUB 1923, BRF 1923.

[912] BRF 1928 Van Wing.

[913] BRF 1928 aan Minister.

[914] CP 1932, CP 1936.

[915] CP 1945, BRF 1945 aan GG, Dellepiane in BRF 1946, Van Wing in Commissie Louwers 1946, Van Wing in CC 1949 (2).

[916] Van Uytven CP 1945.

[917] Van Wing in Commissie Louwers.

[918] CR 1919.

[919] CP 1932.

[920] CP 1936.

[921] BRF 1946.

[922] Van Hee CPI 1931.

[923]CP 1945.

[924] CP 1932, CP 1945.

[925] CP 1945, CP 1932.

[926] CP 1945.

[927] CP 1932.

[928] CR1945.

[929] Commissie Louwers 1946.

[930] CR 1919.

[931] CP 1932, CP 1945, BRF 1945.

[932] BRF 1928 Roelens, Van Hee CPI1931, Van Wing op de Comissie Louwers 1946.

[933] de Hemptinne CPI 1931, BRF 1945, BRF 1946, CP 1932, CP 1945.

[934] CP 1945.

[935] CP 1945.

[936] CP 1945.

[937] De Cleene CPI 1928.

[938] CP 1945.

[939] CPI 1919.

[940] CR 1928.

[941] Van Hee in CPI 1931, CP 1945.

[942] CP 1932.

[943] CP 1945, CC 1947.

[944] PUB 1923, BRF 1923.

[945] PUB 1928.

[946] CP 1932.

[947] Van den Bosch CP 1945.

[948] Van Uytven CP 1945.

[949] BRF 1945.

[950] BRF 1946.

[951] Van Wing Commissie Louwers 1946.

[952] PUB 1923, BRF 1923, CPI 1923, Van Wing in BRF 1928, Roelens in BRF 1928, CP 1932, Van Wing in Commissie Louwers 1946, Van Wing in CC 1949 (2).

[953] Van Wing in BRF 1928.

[954] Roelens in BRF 1928.