Inculturatie van het christelijk huwelijk in Belgisch Kongo. 1919-1950. De beleidsvorming van de Missie-Oversten omtrent polygamie; hun richtlijnen aan de missionarissen en inwerking op het beleid van de Staat. (Betty Eggermont) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II: DE STANDPUNTEN VAN DE KERK/ RICHTLIJNEN AAN DE MISSIONARISSEN
B. STANDPUNT NAAR BUITEN UIT.
I. STUDIE PER DOCUMENT.
1923-1928.
1.Vergadering van de Missie-Oversten. 29-10 oktober 1923. - Publikatie december 1923.
Eind september 1923 komen de kerkelijke en reguliere Oversten voor een achtste maal bijeen. Ditmaal ontmoeten zij elkaar op de missie St. Gabriel, te Stanleystad. De vergadering vangt aan op 29 september en eindigt op 10 oktober.([338])
1.1.De context van het document.
Deze vergadering staat volledig in het licht van de spanningen van die tijd. Lippens was als Gouverneur-Generaal ten tonele verschenen en voor het eerst in de geschiedenis was deze post niet in handen van een katholiek. Zijn circulaires van 22 januari en van 30 september waren niet bepaald in goede aarde gevallen bij de missionarissen. Deze circulaires waren immers bedoeld om een einde te maken aan de speciale status die de christelijke dorpen genoten. Dit het was het begin van een conflict.([339])
Zo wordt er tijdens die vergadering een Permanent Comité opgericht dat de nodige bevoegdheid wordt toegewezen voor een eventuele interventie bij de Gouverneur-Generaal.([340]) Uit de verder uitgediepte functies die dit Comité toegewezen krijgt, blijkt duidelijk de verbondenheid met de politieke problemen waarin de missie zich bevindt.
"Dans un cas particulier et pour un motif très grave le Comité Permanent peut faire imprimer au Congo un document, sans consulter les Supérieurs de Belgique. De même il peut de sa propre initiative protester auprès du Gouvernement contre un abus éventuel.
Il est conseillé à tous les Superieurs de passer par l'intermédiaire du Comité. Un supérieur écclesiastique, qui dans une difficulté spéciale a cru devoir protester devant l'opinion publique, est prié de transmettre le plus tôt possible le document publié et les autres pièces au Sécretaire du Comité permanent.
Dans le cas particulier que le Comité permanent ne pourrait être réunie, le Sécrétaire peut, après avoir consulté ses conseillers, agir au nom du Comité." Van Ronslé is voorzitter, De Vos is secretaris, en Heintz zetelt als derde lid in het Comité.([341])
Zij zal het bestaan en de bevoegdheid van dit orgaan officieel aankondigen bij de regering. Aan de Oversten in België wordt gevraagd geen verbintenissen meer aan te gaan met de regering zonder de delegatie van de kerkelijke missionaire Oversten te hebben ontvangen. Op de vergadering is men het er mee eens dat de regering systematisch het bestaan van de Vicarissen en de Apostolische Prefecten, en de Oversten van de katholieke missies negeert. Er klinkt eveneens een algemeen protest tegen het verschijnen van geheime circulaires die het werk en de actie van de missionarissen aangaan. Al deze elementen wijzen er op dat de missies niet tevreden waren met wat gebeurde op vlak van het bestuur van de kolonie en zetten zich schrap.
Op deze vergadering werdt eveneens een tekst bestemd voor publikatie besproken. Deze zou verschijnen in de Revue Congo van december 1923.([342]) Met deze publikatie willen zij op zijn minst indirect protesteren.([343]) Dat valt dan ook uit een aantal noten duidelijk af te leiden. Reeds bij het begin van de tekst wijst de Kerk op de moeilijkheden en schade die haar berokkend werd door de nieuwe politiek van de overheid. De Kerk bevindt zich duidelijk in een verdedigingspositie. Zo wijst zij er op dat het eerste doel van de kolonisatie beschaven is en dat men onder beschaving moet verstaan: het morele patrimonium dat eeuwen van christelijke beschaving in Europa hebben achtergelaten.([344]) Alle mensen en alle rassen hebben niet enkel het recht, maar ook de plicht om de boodschap van Christus te aanhoren en te aanvaarden, en hun individueel en sociaal moreel leven in overeenstemming te brengen met de goddelijke voorschriften.([345])
1.2.Historische kritiek.
De reden waarom er juist voor het publiceren van een tekst werd geopteerd bij wijze van protest, menen wij als volgt te kunnen verklaren; De discussie omtrent de inlandse politiek (politiek van associatie of politiek van assimilatie) speelde zich niet louter tussen de Kerk en de Staat af. Heel wat publikaties van allerlei personen en instanties, verschijnen vanaf 1920. Zij kaderde bovendien in de algemene klimaatswijziging die de periode van na de eerste wereldoorlog kenmerkte.([346]) Deze tekst bevat niet alleen het standpunt van de Kerk in deze discussie, maar ook een algemene visie op de beschaving en op de inheemse cultuur. Uit de verdere bestudering zal evenwel blijken dat ook de conflict-situatie (met nadruk op conflict) waarin de missies zich bevinden, bijdraagt tot deze publikatie.
Alle gegevens die onze studie aangaan bevinden zich in deze tekst. Bij de bespreking en interpretatie ervan zal rekening gehouden moeten worden met de context waarin hij is ontstaan.
Vooraleer wij overgaan tot bestudering willen wij nog even stilstaan bij het tot stand komen van de tekst. Uit de verslagen van de vergaderingen blijkt dat pater Van Wing die op de vergadering aanwezig was in de hoedanigheid van raadgever([347]) , de tekst had voorbereid. Tijdens de vergadering werden de bestudering van het rapport en het opstellen van een definitieve tekst toevertrouwd aan een Commissie([348]) Wie deel uitmaakte van deze Commissie konden wij niet achterhalen. Vermoedelijk was dit onder meer de auteur van de tekst, Van Wing. In de inventaris van het archief van de Jezuieten in Brussel vindt men immers de vermelding "rédigée par Van Wing" wat er toch op wijst dat hij op zijn minst een grote rol speelde in het tot stand komen van de tekst. De benaming voor deze tekst die op de zitting van 6 oktober in de namiddag werd gehanteerd, "le rapport du R.P. Sécrétaire"([349]) wijst eveneens in die richting. Tijdens die zelfde zitting gelastte Mgr. De Clercq zich met de taak de tekst voor een allerlaatste keer te herzien.([350]) Hoogstwaarschijnlijk maakte ook hij deel uit van de Commissie.
Men kan zich vervolgens afvragen waarom de tekst uiteindelijk op naam van De Vos verscheen. Hij werd tijdens deze vergadering aangeduid als secretaris van het Permanent Comité. Hij was met andere woorden, de permanente vertegenwoordiger van de Oversten. In een eerste gedeelte van het stuk wordt de gevoerde koloniale politiek besproken. Zij geven er een eigen interpretatie aan en stellen alternatieven voor.([351]) Vervolgens zetten zij de principes uiteen die zij als essentieel aanschouwen in deze materie.([352]) In een tweede deel schenken zij wat meer aandacht aan specifieke problemen. Dit zijn de mutatiepas, de polygamie, de bruidsschat, het overspel en de buitengewoonterechtelijke centra.([353])
1.3.Inhoudelijke bespreking.
1.3.1.respect voor de gewoonte.
Het "respect voor de gewoonte" stond centraal in de nieuwe politiek die de regering vanaf de jaren twintig voerde.
In de publikatie maken de missionarissen hun visie hieromtrent duidelijk.
De christelijke moraal ligt aan de basis van hun waardering voor de inlandse maatschappij. In theorie gaat de Kerk akkoord met de nieuwe politiek van de overheid die per definitie, niets vernietigt dat gerespecteerd dient te worden, die aan de inlandse gemeenschappen hun levendige organen laat, hun wettelijke kracht, hun wetten en hun instituties beschermt en die de originele rijkdommen van de inlandse ziel harmonieus ontwikkelt.([354])
Wanneer de Kerk een gewoonte wil zien verdwijnen, dacht zij er als volgt over; als het een institutie betreft die tegengesteld is aan de moraal, veroordeelt de Kerk deze maar zij heeft tijd, omdat ze weet dat de maatschappij zich langzaam omvormt, door de verbetering van het individu dat de maatschappij samenstelt. Zij meent dan ook dat de overheid bij de onderdrukking van de gewoontes die in strijd zijn met de openbare orde en met het natuurrecht, moet rekening houden met de bezettingsgraad van de regio, de evolutie van de bevolking, het aantal mensen die voor haar ideeën en gevoelens gewonnen zijn.([355]) De beste manier immers om gewoontes te vernietigen of te beschermen is om die beschermd en bewaakt door evenwichtige administrators in hun milieu te laten. Tegelijkertijd moet in dat milieu het onderwijs van een religie, een moraal en een rudimentaire alfabetisering worden gegeven. Deze religie en moraal hebben als basis het respect voor de autoriteit en menselijke waardigheid.([356])
1.3.2.Het land in evolutie.
De Oversten maken duidelijk dat het beleid van de overheid in de praktijk niet opgaat. De gewoonte is immers onderhevig aan een evolutie.
Men vergeet dat men reeds dertig of veertig jaar kolonisatie achter de rug heeft, zo stellen zij. Men begint niet van nul. De gewoontes en de mentaliteit van de inlanders zijn geëvolueerd([357]) "On oublie que les missions et le commerce et l'industrie, venant après le Gouvernement avec sa force publique, son administration et ses tribunaux, ne sauraient pas ne pas violer tous les jours la coutume (...)"([358])
De waardering van de missionarissen voor de evolutie is eveneens geïnspireerd door hun opdracht; het evangelie verkondigen en het leven van de zwarten ermee in overeenstemming brengen, is het uiteindelijke doel. Hierbij kan een maatschappij niet stabiel blijven. Men vergeet, aldus de Overste, dat honderden van de miljoenen zwarten de vrijheid die de Koloniale Keure hen geeft, gebruiken of willen gebruiken.
De beweging van de maatschappij proberen zij niet tegen te houden, wel integendeel;
"La liberté de conscience et de culte, inscrite dans la Charte Coloniale, doit être positivement garantie à tous les indigènes de la Colonie, dans le sens de faculté de s'instruire dans la religion chrétienne et de pratiqueer cette religion."([359])
De evolutie in de kolonie is evenwel niet over de ganse lijn zo 'lovend'. Tijdens de bespreking van de bruidsschat staat de stijging ervan centraal. Deze zou op haar beurt een weerslag hebben op de polygamie. De bruidsschat neigt immers onder druk van diverse factoren een "prix d'achat" te worden en wijkt zo van haar origineel doel af. In vele regio's gebruiken de inlanders middelen om het rendement van de levende koopwaar te doen toenemen. De Kerk spreekt hier van "une simple spéculation sur la marchandise humaine".([360]) Zij wordt vooral door de rijken bedreven. De rijken zijn meestal polygame chefs en diegene die grote salarissen verdienen bij de blanken.
Het gevolg van deze misbruiken is vanuit demografisch en moreel standpunt betreurenswaardig.([361]) De jongeren vinden ofwel geen vrouw, of vinden een oudere ("celles qui ont cessé de plaire à leur premier acquéreur"). Aldus wordt de monogamie "steriel". In de grote centra is dit fenomeen duidelijk. Ook in de inlandse regio's moet de monogamie zich meer en meer tevreden stellen met de 'overschotten' van de polygamie.
In de bijdrage over de buitengewoonterechtelijke centra wijden de missionarissen niet uit over de slechte toestand die er heerst. Wel vragen zij "une discipline de fer",([362]) wat een erge toestand laat vermoeden.
1.3.2.Eigenschappen van polygamie.
Het zijn vooral polygamen die misbruik maken van de stijgende bruidsschat en zij zijn de oorzaak van de dalende nataliteit, die dit meebrengt. (cfr. supra) Polygamie is in strijd met de christelijk moraal en de internationale publieke orde.([363]) De ruil van vrouwen, een gewoonte die bestaat of zijn intrede doet, komt vooral veel voor bij de polygamen.([364])
Bij de bespreking van de inlandse politiek wijzen zij er op dat alle gewoontes die er toe neigen de inlanders de vrijheid waarin de Koloniale Keure voorziet, te ontnemen, moeten aanzien worden als tegengesteld aan de publieke orde en moeten bestreden worden door de regering.([365])
Polygamie als dusdanig maakt geen deel uit van deze gewoontes. Wel wordt er verwezen naar gewoontes die verband houden, met deze institutie. We geven hier een geselecteerde weergave van de lijst.
-La plupart des rites ou coutumes de deuil, surtout celles auxquelles sont soumises les femmes parentes et les veuves.
-Payer la dot de filles, soit avant la naissance, soit encore toutes jeunes. Source de palabres.
-Acquérir des filles non nubiles et les introduire au harem.
-Acquerir des femmes par achat, héritage, pour extinction de dette. Payer la dot en esclaves.
-Louer une femme à une autre contre livraison régulière de vin de alme, le mari conservant tous les droits sur la femme.
-Des polygames prostituent d'office un certain nombre de femmes, ils se réservent les bénéfices de l'exploitation.
Men zou de lijst nog langer kunnen maken, aldus de Oversten.([366])
Wij geloven echter niet dat als zij polygamie hiertoe hadden gerekend, zij dit niet opgenomen zouden hebben. Wanneer zij erop wijzen dat hun lijst niet volledig is, duiden zij volgens ons eerder op de culturele diversiteit binnen Kongo en op de onmogelijkheid alle verschillende gebruiken te inventariseren.
1.3.3.kritiek op het beleid van de overheid.
De overheid neemt volgens de Oversten haar verantwoordelijkheid niet op. De politiek van associatie respecteert de gewoonte en het traditionele gezag van de autoriteiten.([367]) Die vormen de basis van de maatschappijen, meent de regering. Haar voortbestaan zou het eerste principe van de inheemse politiek moeten zijn.
Sedert de komst van M. Lippens probeert de overheid volgens de Oversten de polygamie te verheffen tot de rang van een respectabele gewoonte. De recentelijk verschenen circulaires in dit verband vormen hiervan het bewijs.([368]) Het traditionele gezag van de chef nu is gebaseerd enerzijds op de polygamie en de huisslavernij en anderzijds op de mysterieuze en occulte macht die zij krijgen van de voorouders.([369])
Zonder overdrijving kan men stellen dat de actie van de administratie (...) de bescherming en de begunstiging van polygamie beoogt.([370])
"Nous sommes loin de la Charte Coloniale !"([371])
1.3.4.Vragen aan de overheid.
De strijd tegen polygamie is echter verplicht en de monogamie moet beschermd en begunstigd worden.([372]) Zij vragen geen niets ontziende strijd, door gewelddadige middelen, door algemene decreten. De strijd (...) tegen diverse vormen van polygamie moet rekening houden met de draagwijdte en de vasthoudendheid van deze gewoonte, met de mate waarin de Europese autoriteit en de ideeën een intrede hebben gedaan, met de economische evolutie van de regio.([373])
De grote Europese centra en de dorpen langs de grote communicatiewegen hebben nood aan een ijzeren discipline. De reglementering moet strenge straffen voorzien tegen [o.a.] polygamie en overspel.([374]) Tegen blanken die polygaam samenwonen moet eveneens streng opgetreden worden; "Il faut que le Gouvernement agisse sans ménagement pour détruire ce scandale intolérable."([375])
Verder bepleiten zij een stimulerende aanpak voor monogamie of een indirecte tegen polygamie. Het is noodzakelijk, stellen zij, dat de Regering bij alle functionarissen de principes van de Koloniale Keure inprent, hen duidelijk maakt dat de strijd tegen polygamie verplicht is en dat monogamie moet beschermd en begunstigd worden.
Alle vrouwen van polygamen zouden de mogelijkheid moeten krijgen om zich te wenden tot de territoriale agenten om te scheiding. Terwijl zij wacht tot de bruidsschat werd teruggestort zou de vrouw niet tegen haar zin teruggezonden kunnen worden in de harem. Als in bepaalde regio's het systeem van de bruidsschat een bijna onoverkomelijk obstakel vormt voor de bevrijding van de vrouw, is het aan de regering om aangepaste maatregelen te treffen.([376])
In bepaalde gevallen zijn zij voorstander van een meer repressief optreden. Meer bepaald in die gevallen waar de gewoontes de inlanders de vrijheid die de Koloniale Keure hen biedt, ontnemen of in de weg staan. Wij wezen hoger reeds op het bestaan van die gewoontes. Zij moeten bestreden worden door de regering.([377]) Vele Kongolezen hebben immers de roep van het Westen, -en dus ook van het christendom- gehoord ("de vrijheden van de Koloniale Keure") en voelen zich er door aangetrokken (cfr. supra). Zij willen zich losscheuren van het gewoonterechtelijk mileu en dit moet door de overheid erkend, ja zelfs ondersteund worden.
In de rubriek over polygamie halen zij nog eens speciaal de straffen voor het niet huwbaar meisje aan; door middel van gezag en radicale maatregelen moet de gewoonte van de polygamen om niet huwbare kinderen in hun harem op te nemen, onderdrukt worden.([378])
De bestraffing van het overspel stellen zij als volgt voor. In alle stammen voorzien de gewoontes straffen op overspel. De regering echter besteedt geen enkele zorg aan het behoud van de gewoonterechtelijke sancties. Als men een dam breekt, moet men een nieuwe bouwen die op zijn minst even sterk is als de eerste. De orde en rust in de dorpen, de nood om de families ("familles") te beschermen tegen de liederlijkheid, het vermijden van de verspreiding van venerische ziektes, de vitaliteit van vele clans en de openbare moraal bewaren is de taak van de overheid.
De Oversten vragen een reglementering van de bruidsschat; voor iedere stam, voor ieder gebied, of voor ieder deelgebied zou een maximumprijs kunnen vastgelegd worden. De reglementering zou moeten voorzien in grote geldboetes voor de overtreders, zowel voor de echtgenoten als voor de ouders van de vrouw.
De christelijke dorpen willen zij als volgt beschermen:
"Il importe que l'Administration ou la législation enlève aux mains des chefs les moyens de vexation contre les chrétiens qui refusent de participer à leurs rites païens superstitieux et à leurs immoralités."
Dit kadert volledig in de discussie die aan gang was. De christelijke dorpen waren immers onder het gewoonterechtelijk gezag geplaatst.
1.4.Nabespreking.
In vergelijking met de vragen die aan bod kwamen in 1919 kunnen wij
stellen dat de missionarissen zich schrap zetten in de vragen die zij stellen aan de regering. Zij hebben opvallend minder scrupules dan in hun brief van 1919 tot de Minister en de beschermingscommissie. De krasse taal die zij gebruiken komt het duidelijkst tot uiting wanneer zij de regering er op wijzen dat zij haar functionarissen de principes van de Koloniale Keure moet inprenten. Het feit dat zij deze vraag stellen, houdt in dat dit niet (genoeg) gebeurt.
Bovendien wijzen de Missie-Oversten er op dat sommige blanken een feitelijk polygaam bestaan lijden. Dat zij voor het eerst in de bestudeerde periode een wens formuleren hieromtrent, betekent niet dat dit eerder niet zou voorgekomen zijn. De feiten worden nu aan de kaak gesteld.
De meerderheid van de eerder geformuleerde wensen, binnenkerkelijk([379]) of naar buiten toe([380]), komen in dit schrijven aan bod. Bovendien worden een aantal extra-vraagstukken belicht.
Misschien heeft dit te maken met het feit dat zij hier een geïntegreerd geheel naar voor willen brengen. Het is een antwoord op de nieuwe tendenzen op het vlak van de inheemse politiek. Doch dit kan niet alles verklaren. Wellicht komt het meer voor dat, wanneer de ene aanvalt, de andere zich verdedigt. Wanneer de ene de gangbare spelregels niet meer respecteert, zal de andere eveneens minder scrupules hebben.
Een andere mogelijke verklaring is de aard van de bron. Met een publikatie bereiken zij het grote publiek. Het lijkt mij logisch dat zij in dergelijke documenten hun standpunt op een geïntegreerde manier uit de doeken willen doen. Doch vooraleer interne discussies openbaar gemaakt worden, moet er een conflictsituatie zijn en hanteren zij dit middel als een soort wapen.
Een aantal dingen vallen ons op. Op de vorige vergadering stonden de Oversten nog twijfelachtig tegenover het aanhalen van hun wensen inzake de bruidsschatsstijging. Zij vreesden dat die niet konden worden omgezet in wettelijke taal. Enkel in de beschermingscommissie werd ze besproken (met resultaat). Hier wordt zij eveneens aangehaald.
Inzake de vrijheid van echtgenotes van polygamen die een monogaam huwelijk willen aangaan, wordt de vraag concreter gesteld. Het vragen om erkenning van het religieuze huwelijk lijkt hen een moeilijke kwestie. In de beschermingscommissie van vorige editie, werd zij niet aangehaald, hoewel het merendeel van de vooropgestelde wensen wel aan bod kwamen. In het schrijven naar de Minister werd verwezen naar een mogelijkheid tot erkenning. Hier wordt enkel gevraagd dat de overheid de plagerijen ("vexations") stopzet van de chefs tegenover de christenen in christelijke dorpen. Geen erkenning, maar wel bescherming voor een afgebakende groep.
In de brief van 1919 werd slechts verwezen naar het bestaan van prostitutie in de buitengewoonterechtelijke centra. Het gebruik van sommige polygamen om hun vrouwen te prostitueren, wordt hier voor de eerste maal in de bestudeerde periode aangeklaagd. Met betrekking tot het leviraat wordt niet meer vermeld wat er moet gebeuren met de bruidsschat.
Een aantal vragen komen niet meer aan bod in deze publikatie. Zij zwijgen over het verlaten van de echtelijke woonst. Het is ons dus nog niet duidelijker geworden op welke toestand men hier wees. Evenmin weten wij of deze toestand in verband te brengen is met polygamie.
Abortus en steriliserende praktijken komen niet meer aan bod. Er was echter nog geen bijkomende wet getroffen. De toestand was evenmin grondig veranderd tijdens de laatste vier jaar, veronderstellen wij. Waarom verzwijgen zij deze dan? Willen zij hierdoor de polygamie een doorslaggevende plaats toewijzen in de (de-)nataliteitsproblematiek? Het verdere verloop van de studie zal hierop een antwoord geven.
De vraag om polygame zwarten in dienst van de blanken te straffen wordt niet meer gesteld. Hoe moeten wij dit interpreteren? Vinden zij hun wens van vier jaar terug te afgebakend en komt deze niet meer in aanmerking voor een compromis met de regering. Vinden zij dat hun wens van toen onuitvoerbaar is, rekening houdend met de vasthoudendheid van deze gewoonte? De beschermingscommissie jongstleden wijst in deze richting.
2.Brief van de Missie-Oversten aan de Gouverneur-Generaal. (Eind oktober - begin november 1923.
De vergadering had de overheid voorbereid op wat zou komen. Zij zal niet alleen indirect protesteren tegen het gevoerde beleid. Nog voor de publikatie in de Congo Revue verscheen, werd een kopij van deze tekst opgestuurd naar de Gouverneur-generaal.([381]) Deze laatste had het stuk al op drie november doorgestuurd naar de Minister van Koloniën. Op 22 november stuurt hij een appreciatie van betreffend stuk naar de Minister.
Wij geven hier kort de inhoud van dit schrijven, al was het maar om te duiden in welke aarde de tekst van de missionarissen is gevallen.
2.1.Het document.
In een eerste instantie weidt hij uit over de algemene houding van de missionarissen bij de kolonisatie. Een aantal opmerkingen hieromtrent lijken hem onmisbaar om de juiste draagwijdte van de voorgestelde "memoire" van de misssionarissen in te schatten. Vervolgens behandelt hij een aantal specifieke onderwerpen, die ook de missionarissen hadden aangesneden in hun publikatie.
2.2.Inhoudelijke bespreking.
2.2.1.Kritiek op de Missie-Oversten.
Op het eerste zicht zou men kunnen denken dat het commentaar van de Gouverneur op het schrijven van de Oversten niet mals is. Hij relativeert de vragen van de Oversten als volgt;
"Om de draagwijdte van de wensen die de missionarissen formuleren inzake de inheemse politiek goed te begrijpen, en om te verklaren waarom zij met zoveel aandrang de huidige theorieën die de ronde doen in een aantal koloniale milieus weerleggen, is het nuttig eraan te herinneren dat zij de kolonisatie in het algemeen en de door de regering gevolgde politiek meer in het bijzonder, slechts vanuit het standpunt van hun evangelische boodschap bekijken. In hun ogen zijn alle wettelijke of administratieve bepalingen die van aard zijn de verspreiding van het geloof te bevorderen goed; Al deze die eerder deze verspreiding hinderen of vertragen moeten veroordeeld worden. Zij zijn zelfs van mening dat de administratie maatregelen zou moeten treffen om te beletten dat hun volgelingen niet terugvallen op hun oud bijgeloof of dat ze de voorschriften van de evangelische moraal niet met de voeten treden. (...) Om deze reden dan ook staan zij er op dat strenge reglementen de polygamie, (...) het overspel, de openbare immoraliteit, enz. te onderdrukken in buitengewoonterechtelijke agglomeraties die bijna allemaal uit christenen bestaan."
Doch de gouverneur meent dat hij niet aan deze oproep kan beantwoorden. Koloniseren houdt meer in dan enkel beschaven. En de verplichtingen van de kolonisator tegenover het moederland én noden van praktische orde, verplichten hen de economische produktiviteit en de beschaving tegelijkertijd te bevorderen.
2.2.2.Verdedigen van het beleid van de overheid.
Aangaande de gevoerde en de te voeren politiek is de Gouverneur van mening dat de sociale organisatie, die de inlanders zelf gerealiseerd hebben, het best aangepast is aan de mentaliteit en aan de noden van de inlanders. Om hen er toe te brengen verheven sociale instituties te appreciëren, moet men de primitieve gewoontes die niet tegengesteld zijn aan de geschreven wet of aan de universele moraal, te veranderen of verbeteren. De missonarissen zijn dezelfde mening toegedaan, behalve dat zij datgene dat niet overeenkomt met de dogma's en de voorschriften van het christendom, onmiddelijk en radicaal willen onderdrukken.
Deze laatste frase staat lijnrecht tegenover wat de Oversten stelden in hun tekst : "Als het een institutie betreft die tegengesteld is aan de moraal, veroordeelt de kerk deze maar zij heeft tijd, omdat ze weet dat de maatschappij zich langzaam omvormt, door de verbetering van het individu die de maatschappij samenstelt." (cfr. supra)
De regering, negeert noch vergeet dat inderdaad haar eigen administratie fataal uitloopt op de totale transformatie van de huidige inlandse samenleving. Zij wil door het kader van de inlandse organisatie te redden en te versterken, voorkomen dat zij voor een toekomst zou staan waarbij miljoenen individuen geen enkele sociale band herkennen onderling. Vandaar ook dat zij toch beroep doet op de inlandse gewoonterechtelijke chefs, hoewel deze mensen soms meer barbaars zijn dan hun eigen [van de chefs] mensen. Dit lijkt haar beter dan de inlandse organisatie te zien wegkwijnen in de anarchie. De regering moet er op letten dat de inlanders de vrijheden waarin de Koloniale Keure voorziet, kunnen gebruiken, doch zij kan niet toestaan dat de inlanders zich verplaatsen zoals het hen belieft, het gezag erkennen die zij willen, zich onttrekken van hun gewoonterechtelijke plichten.
De regering kan niet ingaan op de eisen van de missionarissen in verband met het huwelijk. Zij kan immers niet uit het oog verliezen dat de missionarissen slechts invloed hebben op een heel klein deel van de bevolking, aldus de Gouverneur. Als zij maatregelen zou treffen om het huwelijk van enkelen van hun volgelingen te vergemakkelijken, zouden zij de belangen van de grote massa van de inlanders compromitteren. De regering houdt zich aan het principe dat het gewoonterechtelijk huwelijk slechts dan gesloten is als de bruidsschat vergoed is. Mocht zij deze opgeven, dan zou zij alle stabiliteit ontnemen van het gewoonterechtelijk huwelijk en zou zij de oorzaak zijn van de vernietiging van de familie van de inboorling. Pas wanneer de missionarissen de grote meerderheid van de inboorlingen zou bekeerd hebben, zouden zij de hoogte van de bruidsschatten kunnen herleiden.
2.2.3.Het land in evolutie?
De Oversten hebben de Gouverneur weinig overtuigd van het problematisch karakter van de bruidsschatsstijging. Het is niet de bruidsschat zelf die stijgt, zoals de missionarissen beweren. De stijging is vooral te wijten aan de muntontwaarding. Wanneer de frank verbetert, zal de bruidsschat verlagen. De bruidsschat geeft aanleiding tot vele te bestrijden misbruiken, doch dit nadeel is miniem vergeleken met de grote voordelen die zij ons verleent. Het zou zeker mogelijk zijn een plafondprijs vast te leggen in ieder grondgebied, maar het zou bijna onmogelijk zijn, deze te doen respecteren. Inzake de gesignaleerde denataliteit, worden geen cijfers gemeld, en dus worden de gegevens van de missionarissen in twijfel getrokken door de Gouverneur.
2.2.4.Polygamie?
Daar waar de Oversten een apart hoofdstuk weiden aan de polygamie, komt een stelling van de Gouverneur in deze kwestie hier niet expliciet aan bod.
2.2.5.Wettelijke bepalingen in de lijn van de wensen van de Missie-Oversten.
Toch kunnen de missionarissen rekenen op wat meewerking. Volgens meeste territoriale chefs is het in werking stellen van een tekst die het overspel zou onderdrukken nuttig. Een ontwerp dat de organisatie van de buitengewoonterechtelijke agglomeraties regelt, werd voorgelegd aan het departement.
2.2.6.Toenadering tot de Missie-Oversten?
De uiteindelijke houding van de Gouverneur tegenover de missies is niet zo negatief. Hij bewondert hun ijver, hun toewijding en hun geest van zelfverloochening. Het grootste bezwaar dat hij heeft om op hun eisen in te gaan is dat dit zou kunnen ingaan tegen het algemeen welzijn.
In voorzichtige bewoordingen stelt hij dat het schrijven van de missionarissen aanleiding kan geven tot een studie over de te voeren politiek. De Gouverneur laat met andere woorden verstaan dat de gevoerde politiek van Minister van Koloniën Franck vatbaar zou kunnen zijn voor verandering. Opmerkelijk is eveneens dat hij de huidige theoriën aanduidt met "en faveur dans certains milieux coloniaux", wat op hetzelfde neerkomt als "Sommigen staan er achter, anderen niet."
Men moet er ons inziens rekening mee houden dat deze brief gericht is aan de Minister van Koloniën, de auteur van de door de missionarissen bekritiseerde politiek. Al van in het begin van zijn ambtstermijn hield de Minister er ideeën op na die niet parallel liepen met deze van de missionarissen.([382]) Hiermee zal de Gouverneur dan ook rekening houden in zijn schrijven. Hij vormt samen met de Minister twee vitale elementen van de koloniale administratie. Botsingen tussen hen beide kunnen zij beter vermijden.
3. Commissie voor de bescherming van de inlanders. 3-20 december 1923.
De vierde bijeenkomst van de Commissie voor de Bescherming van de Inlanders had plaats te Leopoldstad van 3 tot 20 december 1923. De Procureur Generaal, Deheem, neemt terug zijn plaats als voorzitter in. De leden zijn dezelfde gebleven op één na. De protestantse missionaris Hensey maakt geen deel meer uit van de vergadering. Het zesde lid vormt Hazeur. In totaal zijn vier leken aanwezig en drie missionarissen.
3.1.Voostellen van de Missie-Oversten
Opvallend aan deze vergadering is dat weinig vraagstukken die verband houden met het inlandse huwelijk, behandeld worden. Slechts vier thematieken worden aangesneden. Inzake de polygamie, het overspel en het uithuwelijken van jonge meisjes, herhaalt de Commissie de wensen van de vorige bijeenkomst.
Enkel het debat over de bruidsschat wordt heropend. Het is alweer Mgr. Grison die het initiatief neemt. In een "note sur la dot" stelt hij een aantal wensen ter goedkeuring voor. Hij herhaalt de wensen die hij stelde op de vorige bijeenkomst en wijst ondertussen nogmaals op de problematiek van het niet huwbare meisje. Zijn voorstellen zijn de volgende.
1) dat de regering de bruidsschat reglementeert door een bepaalde redelijke som vast te stellen, zodanig dat de jongeren die willen werken zich deze gemakkelijk kunnen aanschaffen. Vervolgens dat zij (de regering ==) bepaalt dat, eenmaal de som betaald is, de ouders niet het recht hebben méér te eisen.
2) Dat de regering het misbruik een bruidsschat te vormen uit een persoon, zonder de toestemming van deze laatste, probeert uit te bannen.
3) Dat de Staat de jonge meisjes die geen echtgenoot tegen hun zin willen aanvaarden, beschermt met adequate middelen. Iedereen is ermee akkoord; "l'institution de la dot prête à de nombreux et parfois graves abus".
De meningen verschillen echter als het om de concreet te volgen weg gaat. Enkelen geloven niet zozeer in een maximumprijs die door de overheid bepaald wordt. Zij staan eerder een overreding die tot een geleidelijke overgang zou leiden, voor. Ook hier zijn de twee protagonisten Mgr. Grison en Mr. Engels. Mgr. Van Ronslé komt zijn collega ter hulp; Men beveelt geen opheffing van de bruidsschat aan. Het is hen slechts te doen om "l'extirpation d'un abus qui constitue une dégénérescence de la coutume indigène."([383]) Uiteindelijk wordt het eerst punt slechts met vier stemmen tegen drie aangenomen. De tegenstemmen kwamen van Engels, Hauzeur en Deheem.
In de loop van de discussie omtrent het onderwijs merkt Mgr. Grison op "qu'il serait à souhaiter que les instituteurs des écoles officielles se voient interdire le retour à la polygamie."([384]) Deze opmerking vonden wij niet terug noch in de publikatie, noch in de procesverbalen van de vergadering van de Oversten. Wij nemen aan, indien zij dit niet besproken zouden hebben, dit dan toch in het verlengde ligt van het standpunt van de Oversten. Immers, op hun vergadering wijzen een aantal leden op de grove tekortkomingen in het officieel onderwijs dat gegeven wordt door broeders, aangaande de christelijke vorming en de bewaking van de gewoontes van de leerlingen.([385])
Nieuwe voorstellen, die eventueel in de lijn zouden kunnen liggen van de wensen die zij in vroegere bijeenkomsten stelden en die op niets waren uitgelopen, deden de missionarissen niet. Zij borduurden verder op de geboekte resultaten op de vorige bijeenkomst.
Op vraag van de regering, zet de Commissie haar visie uiteen over de te voeren politiek. De missionarissen probeerden hun ideeën hierover ingang te doen vinden. Tijdens de discussie leest Mgr. Van Ronslé een rapport voor van de Oversten van de katholieke missies in Kongo omtrent deze kwestie. De gegevens die hierin terug te vinden zijn, komen overeen met de bepalingen van het artikel van datzelfde jaar in Congo Revue.([386])
We vermoeden dat hierin de verklaring ligt vervat voor de stilte in verband met het familiale vraagstuk.
Reeds bij de bespreking van de bijeenkomst in 1919 wezen wij er op dat de Oversten op hun vergadering hoogstwaarschijnlijk afspraken wie welke vragen naar voor zou brengen. Vermoedelijk hadden zij ook nu afgesproken wat zij zouden naar voor brengen in deze vergadering.
De discussie over de inlandse politiek was in die tijd heel levendig. De missies bevinden zich in 1923 in een conflicttoestand met de overheid. Zij zijn het bovendien helemaal niet akkoord met de in zwang zijnde theoriën.([387]) In de publikatie in de Revue Congo gaven de Oversten uiting van hun gevoelens en ideeën hieromtrent. Waarschijnlijk wilden zij in de Beschermingscommissie hun standpunt duidelijk stellen. Hoogstwaarschijnlijk zagen zij dit als het belangrijkste objectief van deze bijeenkomst en lieten het na de eerder tevergeefs geformuleerde wensen ingang opnieuw te stellen.
Misschien wisten zij op hun vergadering in oktober al dat de politiek besproken zou worden op de bijeenkomst. Op 25 mei had de Minister van Koloniën in een brief naar de Gouverneur-Generaal laten weten dat hij de inlandse politiek op het programma van de bijeenkomst wou plaatsen.([388])
Eind juni moet dit bericht zeker toegekomen zijn in Kongo.
Tijdens de discussie werd echter weinig aandacht besteed aan het door de Oversten voorbereide rapport. Engels bracht een nota naar voor. De leden wisselen wat van gedachten over meer specifieke zaken. De tekst van M. Engels wordt nog eens opnieuw voorgelezen en wordt daarna unaniem geaccepteerd. Deze lijkt hen voldoende geëxpliciteerd en zij keuren de besluiten goed.
De nota maakt onderscheid tussen drie instituties. deze zijn de respectabele instellingen, de tolereerbare of te excuseren instellingen en de instellingen die in strijd zijn met de universele publieke orde.
De eerste categorie, de respectabele instellingen, is afgeleid van een "respectabel concept". Ze zijn "verzoenbaar met onze morele, politieke en economische inzichten." Ten opzichte van deze moet men respect en bescherming betonen. Deze zijn echter uiterst zeldzaam. De bestaande lopen bovendien gevaar te verloederen in de periode van crisis die de kolonisatie met zich meebrengt. In dat geval moet men de misbruiken die deze instellingen aantasten, bestrijden. Als voorbeeld wordt de mutatie van de bruidsschat gegeven. Deze evolueert van een garantie aan de kinderen van de vrouw tot een betaling die het spel van vraag en aanbod volgt.
De te tolereren of te excuseren instellingen zijn ontstaan uit "een inzicht van de inlanders dat in contradictie is met het onze". Zij zijn echter niet in tegenstelling met het principe van de universele publieke orde. De houding die men tegenover deze moet aannemen is de volgende; Men moet ze doen verdwijnen, zonder overhaast te werk te gaan. Zo zou het morele, politieke en economische leven van de bevolking niet verstoord worden. De polygamie wordt geciteerd als voorbeeld.
De laatste soort instellingen, die tegengesteld zijn aan de universele publieke orde, moet categoriek bestreden worden. De basisgedachte achter deze opsplitsing is die van de assimilatie; De inlandse bevolking moet, in de mate van het mogelijk, tot een levenswijze gebracht worden die verzoenbaar is met die van de kolonisatoren. "Considérant que la colonisation consiste en dernière analyse à faire participer une population arriérée et le pays qu'elle occupe à la civilisation européenne; (...) que l'assimilation doit être le but final de toute colonisation (...)"([389])
Hoewel de katholieke missionarissen zich eveneens akkoord verklaren met deze nota, houdt zij een tegenstelling in met een bepaling in hun publikatie. Daarin zagen zij de polygamie als tegensteld aan de internationale publieke orde. In de verklaring van de Commissie hoort zij tot de te dulden of te excuseren instituties. Die zijn echter niet in strijd met de universele publieke orde. Hoewel dit in theorie lijnrecht tegenover elkaar staat, lopen de visies omtrent de aanpak van polygamie parallel. Zij moet met (zijden) handschoenen aangepakt worden. De strijd moet rekening houden met de draagweidte en de vasthoudendheid van deze gewoonte. (cfr. supra)
4. Brief van de Oversten aan Minister van Koloniën. 28/09/1924.
In een schrijven gericht aan de Minister van Koloniën doet Mortier de houding van de Kerk tegenover polygamie uit de doeken en vraagt aan de regering tussen te komen.([390])
4.1.Historische kritiek toegepast op het document. - Naar de inhoud toe.
Nadere bestudering liet ons twijfelen aan de authenticiteit van het document. Vooral de woorden "La polygamie doit être combattue, enrayée et abolie dans le plus bref délai possible" waarmee de brief werd ingeleid, stelt ons voor vraagtekens. Nergens hoorden wij dergelijke geluiden. Kan deze uitspraak verklaard worden door de 'conflict-situatie'? Kaderen deze woorden in een nieuwe strategie die de Oversten uitproberen? Is dit de aanpak van de Oversten wanneer zij een lid van de Koloniale Raad ermee gelasten hun wensen bij de overheid kenbaar te maken? Wie schrijft de brief? Is dit de aanpak die pater Mortier voorstaat? Werkt Mortier in opdracht van één overste die er dit idee op na houdt?
4.1.1.Vragen aan de overheid.
4.1.1.1.gestelde vragen.
De gestelde vragen reiken verder dan ooit. Noch onder Oversten onderling, noch naar buiten toe ontmoeten we deze wensen.
De missionarissen vragen dat de wet tussenkomt om de polygamie streng te verbieden; aan elke christen, daar zij er van afzagen door de principes van de christelijke beschaving te accepteren. Aan iedere burgerlijk gehuwde inlander, en aan iedere geïmmatriculeerde inlander. Al deze hebben in feite vrijwillig het nieuwe "statuut" aanvaard en hebben dus geen enkel excuus om polygaam te blijven of te worden.
De Kerk vraagt eveneens dat er onmiddelijke en efficiënte maatregelen worden getroffen tegen de polygame inlander die geïmmatriculeerd is, en die een burgerlijk of religieus huwelijk aanging. Temeer daar hun slechte voorbeeld tal van stamverwanten dreigt met zich mee te sleuren,en een ongeneeslijk kwaad kan veroorzaken. De wet in ontwerp tegen het overspel heeft geen enkel effect in deze zaak hier. Polygamie is een inlandse gewoonte en dus zal de eerste vrouw geen klacht indienen tegen haar man. De Staat zou de vrijheid van de vrouw moeten verkondigen, zodanig dat elke vrouw buiten de wettige echtgenoot, niet enkel de mogelijkheid heeft zich van het juk van de polygamie te bevrijden, maar dat die vrijheid beschermd wordt door de autoriteiten. De echtgenoot zou bij wet het recht moeten krijgen zijn vrouw effectief te laten terugkeren in het echtelijk huis. Straffen tegen iedere gewelddaad vanwege de polygaam, de moederlijke oom, de ouders, enz.... die proberen de gevluchte vrouw terug te integreren, zouden moeten voorzien worden.
De verkondiging zou officieel moeten gemaakt worden, in inlandse taal, mondeling en middels affiches in de posten en de dorpen van erkende chefs. De inlanders kennen immers hun rechten niet. De Staat zou eveneens de polygamen die niet onder deze wetten of decreten vallen, de aanwerving van nieuwe vrouwen verbieden met analoge straffen.
"Après un certain laps de temps, on pourrait déclarer la polygamie : purement et simplement abolie."
Er moet op gelet worden dat de echtgenotes het echtelijk huis bewonen. Dit hadden we tot nog toe enkel op de vergadering van de Oversten in 1919 gehoord.
4.1.1.2.Niet gestelde vragen.
Anderzijds komen een aantal vragen niet aan bod, die tot nog toe onlosmakelijk lijken met het polygamievraagstuk. De stijging van de bruidsschat, de problematiek van de inlandse weduwen of van de niet huwbare meisjes komen niet ter sprake. Wel verwijst deze brief, bij de inschatting van de polygamie, op de vernedering van de vrouw in een polygame situatie. Doch dit wordt dan op zijn beurt blijkbaar niet meer in verband gebracht met de mutatie van de bruidsschat tot aankoopsprijs en de overdracht van weduwen, waar volgens de Oversten, vrouwen geen recht tot spreken hebben.
4.1.3.Eigenschappen van polygamie.
De inschatting van polygamie lijkt ons eveneens eigenaardig. Enkel morele consequenties worden aangehaald. De (de-)nataliteit komt niet aan bod. Zij is een bron van tweedracht en veelvuldige aanleiding tot gewelddaden en onaanvaardbare praktijken, zoals de gifproef (als gevolg van jaloersheid). Zij haalt kinderen uiteen die hoewel ze dezelfde vader hebben, tot verschillende matriarchale clans behoren. Zij is tegengesteld aan de waardigheid van de vrouw en vernedert deze tot de rang van slavernij. Zij is een obstakel voor de opvoeding en de morele verheffing. Zij bevordert de prostitutie; De trouw in dergelijke huwelijken heeft immers geen andere grond dan de "somme d'achat" en kan moeilijk gecontroleerd worden.
Bovendien constateert men dat als gevolg van de emancipatie en de relatieve welstand van de individuën, de polygamie-plaag zich meer en meer verspreidt. Het aantal grote harems daalt misschien, maar de kleine harems (van 3,5 vrouwen) nemen toe. Zij vormt niet alleen één van de grootste obstakels voor de evangelisatie, zij belet eveneens de normale institutie van het gezin, basis van elke menselijke samenleving.
Voor de eerste maal wordt er op gewezen dat het gezin de basis is "de toute société humaine". Doch de term "menselijke samenleving" komt op zijn beurt weer vreemd over. Tot nog toe werden begrippen als de "christelijke samenleving", de "publieke orde" gehanteerd.
Kortom, polygamie wordt hier tal van (im-)morele eigenschappen toegeschreven en moet dan ook zo gauw mogelijk uitgebannen worden. Daartoe worden verregaande maatregelen gevraagd. Er worden geen maatregelen voorgesteld die een eind zouden kunnen maken aan de consequenties van polygamie, zoals de prostitutie, het scheiden van kinderen, het overspel,... Enkel de oorzaak, de polygamie, moet bij de horens gepakt worden.
4.2.Kritiek op het beleid van de overheid.
De regering krijgt de rekening gepresenteerd. Hoewel in theorie de polygamie afgekeurd wordt door decreten, wordt zij doorheen de feiten openlijk getolereerd, stilzwijgend goedgekeurd, en soms aangemoedigd door de agenten van de Staat, die de plicht hebben de chefs, onder-chefs en polygame notabelen met een zekere achting ("considération") te behandelen.
4.3.Historische oorsprongskritiek.
Veel bewijsmateriaal omtrent de echtheid van het document, was niet voorhanden. Voor ons lagen drie niet ondertekende getypte vellen, getiteld "LA POLYGAMIE AU MAYUMBE", gedateerd op 28 september 1924 te Kangu, geduid in de linkerkantlijn met "Annexe I à ma lettre au Ministre des Colonies", vastgemaakt met (roeste) nietjes aan een visitekaartje van pater Mortier, en een klein briefje met de melding dat hij met dit schrijven het standpunt van de Oversten overmaakte. Een tweede bijlage vonden wij niet. Men zou kunnen veronderstellen dat dit slechts een gedeelte van het standpunt betreft, dat in deze bijlage beter uitgewerkt wordt. Gegevens die normaliter inherent zijn aan het vraagstuk polygamie werden misschien in volgende bijlagen aangehaald.
De datering zou laten vermoeden dat de brief afkomstig was van het Permanent Comité. Dit kon in geval van hoogdringendheid op eigen inintiatief optreden en klacht indienen bij de regering tegen een eventueel misbruik. (crf. supra) Misschien kwam de brief van de Scheutist Van Ronslé. Hij was immers voorzitter van het Permanent Comité en deze orde is actief in Mayumbe.
Uiteindelijk kan men zich de vraag stellen over welk ontwerp hier gesproken wordt in de brief. Is dit het ontwerp van 1914 dat aan de Koloniale Raad werd voorgelegd? Is het een ontwerp dat bij het kabinet besproken werd? Bij de zoektocht naar brieven van de Oversten ontmoetten wij inderdaad een verwijzing in een brief van de Minister van Kolonien in 1927 naar een ontwerp van Dumont dat in 1924 werd opgesteld. Hij stelde toen, drie jaar nadat de brief van de "Oversten" opgezonden werd door Mortier, voor om het ontwerp voor te leggen aan de Gouverneur en mits zijn goedkeuring dit voor te leggen aan de Koloniale Raad.
Misschien was dit ontwerp zodanig tegen de borst stotend, dat Van Ronslé (?) het nodig achtte op te treden en het standpunt van de Oversten duidelijk te maken. Vooralsnog hanteren wij de gegevens die dit document bevatten met het meeste voorbehoud.
5. Missiologische Week 1927-1928.
In de Missiologische Week van 1927 blijven we even stilstaan bij een opmerkelijk artikel van Van Wing.([391]) In de loop van de studie wordt verschillende malen gewezen op zijn ervaringen die hij hier omschrijft.
Hij heeft het over de evolutie van het matriarchaat bij de Bakongo. Niettegenstaand vele regeringen een 'politique indigène' aanhangen, worden de kolonies sterk geïndustrialiseerd. Dit heeft zijn weerslag zowel op de missionarissen als op de inlandse bevolking. De zwarten zullen heel gauw de uitwendige levenswijze van de blanken overnemen. De evangelisatie moet dan ook rekening houden met de nieuwe condities die deze intensieve kolonisatie oplegt. Slechts een geleidelijke en een continuë evangelisatie kan "le fond intime de l'âme bantoue" veranderen en verrijken met ideeën en gevoelens die aangepast zijn aan de beschaving.
Bij wijze van voorbeeld, weidt hij uit over de anthropologische context waarin het matriarchaat gedijt. Hij legt hierbij de nadruk op de clan ("organisation sociale extrêmement compliquée") die het individu helemaal in zich opneemt. Eveneens in deze context moet men de vele gewoontes en gebruiken situeren, zoals huwelijken, het overlijden, geboortes, ziekte,...
In dit milieu leven de christenen. Zij vormden een minderheid van ongeveer 1/7. Zij hadden niet alleen tegen zichzelf te vechten, doch ook tegen het sociaal milieu waarin zij leefden; "Comme forces vives, ils avaient leur foi chrétienne, (...) l'amour de leur jeune foyer, et le désir assez vif de continuer leur ascension économique. Mais ces trois éléments étaient tout juste à l'opposé de l'idéal païen."([392]) Dit gaf aanleiding tot heel wat conflicten, vooral in geval van ziekte of dood. De koloniale administratie komt niet tussen en kan niet tussenkomen. Ze zou eerder kwaad dan goed doen, door de gewoonte direct te hervormen.
Nochtans is het dit wat men moet bereiken.
"Il est impossible d'avoir des chrétientés florissantes et solides, si l'organisation sociale et juridique du peuple est en contradiction directe avec les premiers principes de la liberté religieuse, de l'autorité paternelle et de l'écnomie domestique."([393])
Van Wing vertelt hoe hij een hervorming van de gewoonte kon verkrijgen door een aantal bijeenkomsten van katholieke gezinnen te houden, waarop één speciaal naar de vrouwen gericht was. Aan de basis van de hervorming lag het principe van het persoonlijk recht van de christenen. Hij hoopte een persoonlijk en een familiaal statuut te verkrijgen bij de vertegenwoordigers van de gewoonte. Dit hield concreet in dat enerzijds de gevallen waarin de volwassene volgens hun persoonlijk geloof en geweten konden optreden, werden bepaald en dat anderzijds de ouders bepaalde rechten over hun kinderen toegewezen kregen. Het resultaat dat bereikt werd in samenspraak met de lokale chefs, benaderden de vooropgestelde doelstellingen.
Opvallend aan deze tekst is dat er duidelijk dezelfde trekken te vinden zijn als in tekst van 1923 die op naam van De Vos verscheen. Dit lijkt ons niet verwonderlijk; dezelfde auteur is aan het woord. Zo krijgen de regeringen die het principe van de inlandse politiek aanhangen, hetzelfde verwijt te incasseren; Hun impuls die zij geven aan de industrialisatie van de kolonie staat lijnrecht tegenover hun principes. In de hervormingen die Van Wing voorstaat, neemt de persoonlijke vrijheid eveneens een centrale plaats.
Het klinkt ons echter raar in de oren wanneer hij stelt dat hij de tussenkomst van de overheid niet behoeft. De uitspraak in 1923 lag toch wel anders: "alle gewoontes die er toe neigen de inlanders deze vrijheid te ontnemen moeten aangezien worden als tegengesteld aan de publieke orde en moeten bestreden worden door de regering."([394]) Wij zien twee mogelijke verklaringen. Ofwel was Van Wing het niet eens met het citaat uit 1923, maar was dit wel het standpunt van de Oversten. Ofwel is Van Wing van mening veranderd door de hierboven beschreven ervaring die hij opdeed bij de Bakongo in 1924-1926. Ofwel geloofde hij in 1923 in een tussenkomst van de staat op voorwaarde dat zij de 'slechte' gebruiken voorzichtig zou bestrijden, doch heeft hij door ervaring geleerd dat de missionarissen dat evengoed kunnen in samenspraak met plaatselijke chefs.
Onthouden wij verder nog de aanklacht tegen de snelle
industrialisatie. "On brûle les étapes."([395])
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[338] Op deze vergadering waren aanwezig: Mgrs. Roelens, Van Ronslé, Grison, De Boeck, Heintz, De Vos, Carnonckel, Stappers, Lempereur,
de reguliere Oversten Van Uytven, Brandsma, Konings, Wynants, Van Coppernolle. Pater Van Wing woonde de vergadering bij in de hoedanigheid van adviseur.
[339] Zie Deel I, hoofdstuk 3.1.
[340] CA. c.i.c.m., Fonds P/2/a, document: Compte rendu des sessions de la
5me Assemblée des Superierus ecclesiastiques du Congo Belge. St. Gabriel, Septembre-octobre 1923. p.3.
Verder duiden we deze bron aan met CR 1923.
[341] CR 1923, p.8-9.
[342] DE VOS (S.), "La politique indigène et les missions catholiques.",
Revue Congo, II, 1923, dec., p.635-657.
[343] CR 1923, p.3.
[344] DE VOS (S.), op.cit., p.644.
[345] DE VOS (S.), op. cit., p.637.
[346] Zie Deel I, hoofdstuk 3.1.
[347] CR 1923, p.1.
[348] ut sup.
[349] CR 1923, p.7.
[350] ut sup.
[351] DE VOS (S.), op.cit., p.635-sq.
[352] ibid., p.644-sq.
[353] ibid., p.648-sq.
[354] ibid., p.640.
[355] ibid., p.647.
[356] ut sup.
[357] ibid., p.642.
[358] ut sup.
[359] ibid., p.644.
[360] ibid., p.652.
[361] ibid., p.653.
[362] ibid., p.654.
[363] ibid., p.650.
[364] ibid., p.653.
[365] ibid., p.645.
[366] ibid., p.646.
[367] ibid., p.641.
[368] ibid., p.650.
[369] ibid., p.641.
[370] ibid., p.651.
[371] ut sup.
[372] ibid., p.650.
[373] ibid., p.651.
[374] ibid., p.654.
[375] ibid., p.652.
[376] ibid., p.651.
[377] ibid., p.645.
[378] ibid., p.651.
[379] Zie procesverbaal van de vergadering van 1919.
[380] Zie procesverbaal van de vergadering van 1919.
[381] AAB, Fonds AI1385, dossier; Les missions religieuses et la politique 1918, 1923, 1926, document; Brief van de Gouverneur-Generaal aan de Minister van Koloniën.
[382] Zie Deel I, hoofdstuk 3.1.
[383] BLONDEEL (William). Les missionnaires catholiques et la "commission pour la protection des indigènes" (1896-1923) Genèse de la formulation d'une vision globale sur les "Institutions Indigènes".Les positions à l'égard de l'organisation familiale et le fétichisme. in L'église Catholique au Zaïre. Un Siècle de croissance (1880-1980).Kinshasa-(...), Sécrétariat Générale de l'Episcopat, 1981, p.242-243.
[384] BLONDEEL (W.), op. cit., p.238-239.
[385]CR1923, 30/9.
[386]DE VOS (S.), "La politique indigène et les missions catholiques." Revue Congo, II, 1923, dec., p.635-657.
AAB, Fonds AI 1392, Dossier; 4me Session 1923, document; Commission pour la Protection des Indigènes, IV Session, proces verbaux, 10/12/1923, Annexe.
[387] zie deel I, hoofdstuk 3.1.
[388] AAB, Fonds AI 1392, dossier; 4me Session 1923, Brief van de Gouverneur-Generaal aan Minister van Koloniën. Boma, 21/11/1923.
[389] BLONDDEL (W.), op cit., p.248-249.
[390] AAB, Fonds AI 1395, dossier; polygamie, document; BRF Mortier aan Mininster van Kolonien. Brussel, 28/09/24.
[391] VAN WING (J.), "Une évolution de la coutume Bakongo (Congo Belge)." dans Les Elites en pays de Mission. Compte rendu de la cinquième semaine de missiologie de Louvain (1927). Louvain, Museum Lessianum, 1927, p.235-247.
[392] VAN WING, op.cit., p.242.
[393] VAN WING (J.), op. cit., p.244.
[394] DE VOS (S.), op.cit., p.645.
[395] VAN WING (J.), op.cit., p.236.