Politieke kennis in Vlaanderen. Een comparatieve studie van 16-jarigen en stemgerechtigden. (Tine Polfliet) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Inleiding
“I know no safe depository of the ultimate powers of society but the people themselves; and if we think them not enlightened enough to exercise their control with a wholesome discretion, the remedy is not to take it from them but to inform their discretion.”[1]
In de politieke onderzoekswereld is er een steeds weerkerende discussie over de voorwaarden om de democratie in een land te optimaliseren. Aangezien de inspraak van het volk toch een basiskenmerk van het democratisch bestel is, ligt voor velen de sleutel van een betere democratie bij de mate waarin de burgers politiek betrokken zijn. Politieke betrokkenheid wijst niet alleen op het uitbrengen van een stem tijdens verkiezingen maar ook, alvast volgens het ideaal, op de mate waarin de burger zijn ware belang probeert te kennen. Vervolgens kan hij deze politieke kennis omzetten in een stem voor de politieke kandidaat of partij die zijn mening het best vertegenwoordigt. Dit is op zich dan weer afhankelijk van de graad van politieke kennis van de kiezer.
Politieke kennis maakt het voor de burger mogelijk om volwaardig deel te nemen aan het politieke proces en is dan ook voor vele onderzoekers de kern van een goed functionerende democratie, zoals Jefferson in het bovenstaande citaat probeert duidelijk te maken. Daarenboven is het volgens hem de taak van de politieke instanties om met alle mogelijke middelen de burger te mobiliseren en vooral te informeren. Het gaat hier niet alleen over de huidige burgers, maar ook over de toekomstige burgers bij wie het cruciaal kan zijn om reeds op jonge leeftijd de politieke interesse aan te wakkeren en zo de jongeren warm te maken voor hun rol als geïnformeerde actor in de politieke samenleving.
In het verlengde van de discussie betreffende stemrecht voor 16-jarigen wordt de bekwaamheid van de jongeren dikwijls in vraag gesteld. Weten ze wel genoeg over politiek om volwaardig te participeren? Kunnen ze hun burgertaak met de nodige verantwoordelijkheid opnemen? In dit thesisonderzoek gaan we na hoe het gesteld is met het specifieke kennisniveau van de 16-jarigen wat politiek betreft. Stel dat deze groep jongeren een even grote politieke kennis toont dan hun twee jaar oudere en tevens stemgerechtigde collega’s, dan is er geen reden waarom hen het stemrecht zou ontzegd worden. Aangezien het grotendeels de ervaren kiezers zijn die zich in de discussie omtrent stemrecht voor 16-jarigen kritisch opstellen tegenover de ‘onwetende jongeren’, lijkt het ons interessant om ons de vraag te stellen of de volwassen burgers dan wel meer weten over politiek dan de jongeren. In de onderzoekspiste van deze verhandeling gaan we dus een stap verder en vragen we ons af of er een graduele evolutie te zien is in de politieke kennis tussen de schoolgaande 16-jarigen, 18-jarigen en de wat oudere stemgerechtigde volwassenen.
Het lijkt ons echter niet voldoende om enkel de politieke kennis van de jongeren in kaart te brengen. De politieke maturiteit of de mate waarin de jongeren zich in politieke zaken interesseren lijkt ons even belangrijk. Zo zullen we in het onderzoek nagaan in welke mate de respondenten de politieke actualiteit volgen, hierover met hun vrienden discussiëren, een politieke mening hebben en de jongeren al dan niet bereid zijn om hun stem te laten weerklinken. Om een volledig beeld te schetsen van de jongere als politiek wezen proberen we eveneens hun houdingen ten opzichte van het politieke systeem te analyseren.
De vraag die gepaard gaat met de politieke kennis en de politieke maturiteit van de jongere heeft te maken met de factoren die hierin een rol kunnen spelen. Heeft de thuissocialisatie of eerder de opleiding die de jongere volgt een impact op de politieke kennis? Zijn er verschillen waar te nemen tussen jongens en meisjes? Hebben het lidmaatschap van verenigingen, de verstedelijkingsgraad of de media een invloed op de politieke maturiteit van de jongeren? Deze vragen worden verder uitgebreid behandeld.
In een eerste hoofdstuk gaan we wat dieper in op de literatuur die reeds over dit onderwerp is verschenen. Na het verduidelijken van een aantal relevante begrippen staan we stil bij de meerwaarde die een grotere politieke kennis bij de bevolking in een democratisch bestel kan bijbrengen. Het is tevens ook belangrijk om het jongerenonderzoek van deze verhandeling te situeren ten opzichte van voorgaande studies die politieke kennis bij jongeren onderzochten. Tijdens de bespreking van de politieke socialisatie bij de jongeren, kijken we uitgebreid naar de factoren die volgens de politieke onderzoekswereld een sterke impact kunnen uitoefenen op de politieke kennis en politieke houdingen. Het gaat hier zowel over de politieke socialisatieagenten uit de directe omgeving, de bredere sociale setting waarin de jongere is opgegroeid en de individuele kenmerken van de respondent zelf. Een ander, niet te onderschatten element dat nauw samenhangt met politieke kennis is de politieke participatie. Aangezien er vooral de laatste jaren hieromtrent een grote bezorgdheid bestaat, lijkt het ons aangewezen om het probleem van de vermeende daling in politieke participatie van naderbij te bekijken en te onderzoeken of het laag politiek engagement ook voor de jongeren geldt. Vervolgens stellen we ons in dit hoofdstuk de vraag wat de overheid kan doen om het niveau van politieke kennis te verhogen om daarna te eindigen bij een korte analyse van de literatuur omtrent etnocentrisme en politiek vertrouwen.
Het tweede hoofdstuk geeft de resultaten weer van de vragenlijst die naar de politieke kennis peilt van de 280 deelnemende respondenten uit het vierde en zesde middelbaar. Vooraleer er uitgebreid wordt stilgestaan bij de feitelijke onderzoeksresultaten, schetsen we een portret van de respondent. In dit onderdeel bespreken we de wijze van rekruteren, wat de bevindingen waren tijdens het onderzoek zelf en hoe de verschillende verdelingen van de respondenten verlopen, zoals bijvoorbeeld het aantal jongens en meisjes. Het tweede hoofdstuk wordt dan verder gezet met het weergeven van het verband tussen de politieke kennis van de respondenten en een aantal participatieve elementen zoals mediagebruik, politieke voorkeur etc. naar een bepaalde socialisatiecontext. Op deze manier kunnen we gestructureerd op zoek gaan naar de factoren die een impact hebben op de politieke kennis en politieke maturiteit van de leerlingen. In deze thesis bespreken we twee vormen van socialisatiecontext. Enerzijds staan de individuele kenmerken van de respondent centraal, namelijk geslacht, onderwijsvorm en het jaar waarin de respondent zich bevindt. Anderzijds wordt de nadruk gelegd op de bredere sociale settings zoals sociale achtergrond, verstedelijkingsgraad en lidmaatschap van verenigingen. Na deze uitgebreide analyse is het eveneens belangrijk om de expliciete samenhang tussen de politieke kennis van de leerlingen en de participatieve elementen na te gaan. Zo zullen de rechtstreekse effecten van politieke kennis wat duidelijker worden. Daarna staan we uitgebreid stil bij het verschil in politieke kennis tussen de 16-jarigen, 18-jarigen en de oudere stemgerechtigden. Om de politieke houdingen van de respondenten te meten maakten we een aantal schalen zoals politieke machteloosheid, vertrouwen in het onderwijs en etnocentrisme. Deze worden als laatste onderdeel van dit hoofdstuk besproken. Na de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk werden de belangrijkste vaststellingen nog eens op een rij gezet in aparte besluiten. Hierin werd tevens ook een link gemaakt met de bevindingen van de politieke onderzoekswereld uit het eerste theoretische hoofdstuk. Tot slot herhalen we in het algemeen besluit de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek en maken we een aantal onderzoeksaanbevelingen voor de toekomst.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Vertaling: “Ik ken geen veiliger bewaarplaats voor de ultieme macht van de maatschappij dan het volk zelf; en als wij denken dat het volk niet voldoende verlicht is om zijn controle via een heilzaam oordeel uit te oefenen dan bestaat de remedie er niet in deze beoordeling van het volk af te nemen, maar wel om hun oordeel voor te lichten.”
JEFFERSON, T. geciteerd in DEWACHTER, W. en FIERS, S., "Een ijselijke leemte: politieke vorming in het secundair onderwijs" in School en samenleving, 7, (2004), p. 64.