Vergelijkend onderzoek naar de ‘Police générale’ in het departement van de Isère en het departement van de Schelde tijdens het Directoire (1795-1799). (Daan Sanders)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

Het onderwerp van deze licentiaatsverhandeling was eigenlijk het resultaat van toevalligheden.  In de tweede kandidatuur nam ik immers de beslissing om via het Erasmusprogramma de eerste licentie Geschiedenis in het buitenland te gaan studeren.  De bestemming werd uiteindelijk Grenoble.  In Grenoble werd mij m.m.v. mijn promotor, Prof. Dr. L. François door Prof. Dr. J. Solé een onderwerp aangeboden.  Geïnteresseerd in de Franse Revolutie stelde Prof. Dr. J. Solé mij voor om enkele bronnen m.b.t. de ‘police générale’ of algemene politie die bewaard werden in de ‘Archives départementales de l’Isère’ te Grenoble, te analyseren.

Het onderzoek dat verricht moest worden, werd vervolgens geografisch en chronologisch afgebakend.  Op geografisch vlak lag de keuze voor de hand.  Aangezien de bronnen m.b.t. de ‘police générale’ van het Isèredepartement tijdens een periode in de Franse Revolutie bestudeerd moesten worden, werd gekozen voor het departement van de Isère.  Wat de tijdsafbakening betreft, waren er meer mogelijkheden.  De bronnen m.b.t. de algemene politie in het departement van de Isère waren immers gedateerd van 1789 tot 1799, m.a.w. drie à vier verschillende periode in de Franse Revolutie konden gekozen worden, m.n. de grondwettelijke parlementaire monarchie (1789-1792), de radicaal-revolutionaire republiek (1792-1794), de thermidoriaanse conventie (1794-1795) of het Directoire (1795-1799).  Op aanraden van Prof. Dr. J. Solé werd bewust geopteerd voor de periode van het Directoire en in iets mindere mate daarbij aansluitend de thermidoriaanse periode.  Verschillende redenen zijn hiervoor aan te duiden.  Vooreerst boden de bronnen van de periode 1794/95-1799 m.b.t. de ‘police générale’ meer perspectief dan de bronnen i.v.m. de algemene politie van de jaren 1789-1794.  Niet alleen de omvang van de bronnen tijdens deze periode was groter, maar ook de verscheidenheid.  Ten tweede zijn het Directoire en de thermidoriaanse periode één van de minst bestudeerde periodes van de Franse Revolutie, niet alleen op algemeen vlak maar zeker en vast ook op vlak van de politie.  En ten derde waren er tijdens het Directoire belangrijke evoluties op politieel vlak vast te stellen.  Zo werd tijdens deze periode niet alleen de gendarmerie nationale gereorganiseerd, maar werd ook het ministerie van algemene politie gecreëerd.

 

Tijdens het bronnenonderzoek in de ‘Archives départementales de l’Isère’ werd stilaan het uiteindelijke doel van het onderzoek duidelijk.  Prof. Dr. L. François stelde voor om een soort vergelijkend onderzoek te doen van de bronnen i.v.m. de algemene politie in het departement van de Isère met een zelfde soort bronnen in een departement van het huidige België.  Uit praktische overwegingen werd na de terugkeer uit Grenoble gekozen voor de bronnen van het Scheldedepartement tijdens de jaren 1794/95-1799 die in het Rijksarchief Gent bewaard werden.  Hierbij moet wel gezegd worden dat de Boerenkrijg die zich afspeelde in het Scheldedepartement in oktober 1798, en de repressie van de Franse overheersers op deze revolte van vooraf aan bewust achterwege werden gelaten.  De redenen hiervoor zijn duidelijk.  Vooreerst zijn over deze periode in het Directoire al ontelbare boeken geschreven, waardoor een nieuwe studie niet echt veel spectaculaire veranderingen met zich mee zou brengen. Bovendien was het onderwerp van deze licentiaatsverhandeling al behoorlijk uitgebreid, zodat een bijkomende studie van de bronnen m.b.t. de Boerenkrijg in het Scheldedepartement ons in tijdsnood zou kunnen gebracht hebben.         

Na een tweetal maanden opzoekwerk in het Rijksarchief te Gent werd ook beetje bij beetje duidelijk op welke manier de bronnen van beide departementen zouden vergeleken worden.  Aan de hand van enkele thema’s of groepen (de pers, de buitenlanders, de bedelaars en vagebonden, de deserteurs, de brigands en de émigrés) die betrekking hadden op de ‘police générale’ en waarvoor de ‘police générale’ die zich bezighield met alle morele en fysische belangen van de samenleving en die de algemene veiligheid van het regime moest garanderen, bevoegd was, werd besloten om de werking van de algemene politie in beide departementen afzonderlijk te analyseren, om zo de gelijkenissen en de verschillen bloot te leggen.         

 

De bronnen betreft die bestudeerd werden voor het maken van deze licentiaatsverhandeling, kunnen m.a.w. opgesplitst worden in twee: de bronnen m.b.t. de algemene politie in het departement van de Isère en deze in het Scheldedepartement.

 

Wat de bronnen in het departement van de Isère betreft, werd dus het subfonds ‘Police générale’ onderzocht.  Dit subfonds behoort tot het fonds L over de revolutionaire periode.  Het bestaat uit 13 archiefdozen (L224 tot en met L236).  Door de chronologische afbakening die we maakten, werd het onderzoek echter beperkt tot de archiefdozen L230 tot en met L236.  Deze dozen zijn chronologisch geordend.  Zo zijn de documenten van de ‘police générale’ van het jaar III verzameld in L230.  L231 bevat de documenten van de ‘police générale’ van het jaar IV.  Verder beschrijven L232 de ‘police générale’ in het departement van de Isère in het jaar V, L233 deze van het jaar VI, L234 deze van het jaar VII en L235 deze van het jaar VIII.  Tenslotte neemt de archiefdoos L236 een aparte plaats in.  De hele doos handelt namelijk over de Italiaanse vluchtelingen in het departement van de Isère, en een aantal Piëmontese oud-magistraten uit het Ancien Regime die onder controle werden geplaatst in ditzelfde departement tijdens de jaren VII en VIII.

De inventaris van Auguste Prudhomme (‘Inventaire sommaire des Archives Départementales de l’Isère, série L: documents de la période révolutionnaire’) was hierbij een goed hulpmiddel.  Het vatte immers de belangrijkste documenten in dit fonds over de revolutionaire periode op een goede manier samen.

 

Voor de bronnen van het Scheldedepartement werd eerst de inventaris van het fonds Scheldedepartement geraadpleegd.  Deze inventaris die oorspronkelijk op steekkaarten werd gezet, maar op het einde van de jaren 90 uiteindelijk in vrij grote mate in boekvorm was uitgegeven, bestond uit verschillende deelinventarissen. 

Het was deelinventaris H m.b.t. de juridische organisatie en de politie tijdens de periode 1794-1815 in het Scheldedepartement die voor ons echt van belang was.  Deze deelinventaris bestond uit een negental subthema’s waarvan enkel in de onderverdeling politie en openbare orde interessante zaken i.v.m. algemene politie aanwezig waren. 

Ook het deel over de politie en openbare orde dat overigens slecht voor de helft in boekvorm was uitgegeven en voor de andere helft nog moest geraadpleegd worden op steekkaarten, werd verder opgesplitst in vijf delen: personeel, algemeen: lokaal niveau en varia, een deel over emigranten, paspoorten en vreemdelingenpolitie, een deel over de Boerenkrijg en een deel i.v.m. de controle op de pers.  Aangezien het deel over het personeel weinig te maken had met ons onderzoek en de Boerenkrijg bewust achterwege werd gelaten, spitsten we ons alleen toe op de andere drie delen, waar wel heel wat interessante zaken over algemene politie terug te vinden waren.  Hieruit komen dan ook alle archiefbescheiden voort die in de bibliografie vermeld staan.

 

De zoektocht naar goede literatuur bestond uit verschillende stappen, waarbij verschillende bibliografieën (zeker de “Bibliographie annuelle de l’histoire de France”) een efficiënt hulpmiddel waren.  Vooreerst werd gezocht naar geschikte algemenere literatuur over de Franse Revolutie en meer specifiek over de thermidoriaanse conventie (1794-1795) en het Directoire (1795-1799).  Alhoewel de periode 1794/95-1799 zeker en vast één van de minst bestudeerde periodes is van de Franse Revolutie, waren er toch heel wat interessante werken terug te vinden.  Zeker de algemene werken van F. Furet en D. Richet, van A. Soboul en van G. Lefebvre leerden ons heel wat over de Franse Revolutie in zijn geheel en meer specifiek over de thermidoriaanse conventie en het Directoire.

Vervolgens werd op zoek gegaan naar werken over de politie tijdens de Franse Revolutie.  Hierover was heel wat minder terug te vinden.  De ontwikkeling van de politie tijdens de Franse Revolutie is immers één van de domeinen van deze periode waar relatief weinig onderzoek is rond verricht.  Alhoewel verschillende studies reeds gewijd zijn aan enkele facetten van deze politie en er door historici soms veel minder geschreven is over politie in andere periodes in de geschiedenis, blijven er heel wat leemtes bestaan.  Zo zijn studies die een algemeen, maar toch gedetailleerd beeld geven van de algemene ontwikkeling van de politie tijdens de Franse Revolutie en meerbepaald tijdens de jaren 1794/95-1799, zeer schaars.  Niettemin zijn wel enkele interessante boeken m.b.t. de algemene ontwikkeling van de politie tijdens de Franse Revolutie geschreven.  Zo waren bijvoorbeeld de studies van C. Fijnaut, G. Carrot, H. Buisson en de artikels over de politie in de ‘Dictionnaire historique de la Révolution française’ van A. Soboul zeer verhelderend.

Naast deze werken die enkel de politie behandelden, werden ook werken geraadpleegd over de institutionele geschiedenis, niet alleen om de bevoegdheden op politieel vlak van verschillende instellingen te weten te komen, maar ook om het algemeen institutioneel kader beter te leren kennen.  Werken van o.a. J. Godechot, C. Devolder en P. Poullet waren hiervoor zeer waardevol.

Verder moest ook gezocht worden naar studies i.v.m. de politieke en in mindere mate de economische en culturele situatie van enerzijds het departement van de Isère en van anderzijds het Scheldedepartement in de door ons bestudeerde periode. Verschillende boeken en artikels die deze algemene situatie schetsten, waren voorhanden.  Veel minder was het echter gesteld met de informatie over de politionele aspecten in deze twee departementen.  Enkele kleinere zaken m.b.t. de politie in deze twee departementen konden wel uit de algemenere werken over deze twee departementen gehaald worden, maar het merendeel moest toch uit de bronnen afgeleid worden.

Tenslotte waren we ook genoodzaakt om in de literatuur informatie te zoeken over de verschillende thema’s of groepen (de pers, de buitenlanders, de bedelaars en vagebonden, de deserteurs, de brigands en de émigrés) waarop de algemene politie o.a. controle moest uitoefenen.  Over deze thema’s werd voor wat de gehele Franse republiek betreft, heel wat in de literatuur teruggevonden.  Meer specifiek voor het Scheldedepartement en het Isèredepartement kon wel enige informatie uit de algemenere werken over deze twee departementen gehaald worden, maar ook hier moest men vooral een beroep doen op de bronnen. 

 

Deze licentiaatsverhandeling wordt opgesplitst in twee delen.  In het eerste deel behandelen we de algemene evolutie van de politie gedurende de jaren 1789-1799 met de nadruk op de jaren 1794/95-1799, terwijl in een tweede deel het eigenlijke bronnenonderzoek van start gaat met aandacht voor een vijftal groepen of thema’s die verband houden met de algemene politie in de twee departementen tijdens de thermidoriaanse periode en het Directoire.

Hoewel het bronnenonderzoek zich toespitst op de periode 1794/95-1799, zijn we toch van mening dat in het eerste deel m.b.t. evolutie van de politie ook rekening moet gehouden worden met de voorafgaande periodes van de Franse Revolutie.  Vele van de beslissingen die rond politie werden genomen tijdens de jaren 1794/95-1799, sluiten immers nauw aan bij de ontwikkelingen m.b.t. de politie tijdens de grondwettelijk parlementaire monarchie (1789-1792) en de radicaal-revolutionaire periode (1792-1794). 

Daarom gaan we na een eerste belangrijke hoofdstuk over de politiebegrippen van toepassing tijdens de Franse Revolutie eerst in op de ontwikkeling van de politie tijdens deze twee voorafgaande periodes.  Zo wordt ingegaan op de reorganisatie en nationalisering van verschillende politiële instellingen uit het Ancien Regime zoals de burgerwachten en de maréchaussée die respectievelijk de garde nationale en de gendarmerie nationale worden.    Vervolgens wordt de radicaal-revolutionaire periode behandeld waar het ‘traditionele’ politieapparaat concurrentie te verduren krijgt van een nieuw revolutionair politieapparaat dat zeker tijdens het jaar II de overhand kreeg.

De periode van 1794/95-1799 wordt in het kader van het bronnenonderzoek dat behandeld wordt in deel II, dieper belicht.  Vooreerst wordt ingegaan op de normalisering en de geleidelijke afbouw van het revolutionair politieapparaat en de gedeeltelijke versterking tijdens de thermidoriaanse periode van het ‘traditionele’ politieapparaat.  Gedurende de laatste maanden van de thermidoriaanse periode werd werk gemaakt van een nieuwe grondwet die een grote verandering teweegbracht op het vlak van de binnenlandse organisatie en de instituties.  Daarom worden de belangrijkste instellingen, zowel op centraal als op departementaal en lokaal niveau onder de loep genomen.  De meeste aandacht gaat hier evenwel uit naar de instellingen met politiële bevoegdheden.  Tenslotte wordt in een laatste punt ingegaan op de evoluties van de politie tijdens het Directoire zelf.  Tijdens het eerste Directoire zijn dit de creatie van het ministerie van algemene politie dat toch een zeer belangrijke rol speelde in de verdere evolutie van de politie, en in mindere mate de poging tot reorganisatie van de garde nationale en de gendarmerie nationale.  Wat het tweede Directoire betreft, staan we vooreerst stil bij de belangrijke reorganisatie van de gendarmerie nationale van 28 germinal van het jaar VI (17 april 1798).  Verder wordt ook de evolutie binnen het ministerie van algemene politie belicht, met extra aandacht voor de laatste minister van algemene politie tijdens het Directoire, Fouché.

 

In het tweede deel van deze licentiaatsverhandeling wordt ingegaan op het eigenlijke bronnenonderzoek.  Aan de hand van een vijftal thema’s of groepen (de pers, de buitenlanders, de bedelaars en vagebonden, de deserteurs en dienstweigeraars en de brigands) die in de bronnen aanwezig waren en waarvan de controle op deze groepen betrekking heeft op de algemene politie, wordt de werking van deze algemene politie uiteengezet. 

Elk hoofdstuk van het tweede deel behandelt een bepaalde groep en wordt onderverdeeld in drie punten.  Ten eerste wordt de algemene situatie in de Franse republiek m.b.t. de besproken groep belicht.  Hier wordt o.a. telkens ingegaan op de decreten en besluiten van de centrale macht die i.v.m. het behandelde thema gedurende de door ons bestudeerde periode in de gehele Franse republiek van kracht waren of werden uitgevaardigd.  In een tweede en derde deel wordt dan vervolgens meer specifiek ingegaan op de situatie in het departement van de Isère en het departement van de Schelde.  Hier wordt in elk departement afzonderlijk voornamelijk de uitvoering van de algemene decreten en besluiten m.b.t. de controle van een bepaalde groep door de verschillende politiële instanties behandeld, en het beleid dat gehanteerd werd door enerzijds de departementale administratie en de commissaris van het uitvoerend Directoire bij deze administratie, en anderzijds de kantonnale administraties en de commissarissen van het uitvoerend Directoire bij deze administraties.

 

In het eerste hoofdstuk wordt de controle op de pers besproken.  De pers was voor de oppositie tijdens het Directoire een machtig propagandamiddel om de bevolking voor zich te winnen.  De gevestigde machthebbers hadden dit door en naast de doorzichtige persvrijheid was perscontrole naar hun mening noodzakelijk.  Na de algemene wetgeving m.b.t. de pers tijdens het Directoire te hebben behandeld in een eerste deel, gaan we vervolgens in op de toestand van de pers en haar controle in het Isère –en Scheldedepartement.  In elk deel wordt tevens een blik geworpen op de machtsverhoudingen in beide departementen met het oog op niet alleen dit onderwerp over pers maar ook op de andere themata van ons bronnenonderzoek. 

Het tweede hoofdstuk snijdt het probleem van de buitenlanders of vreemdelingen en hun controle aan.  Na een korte inleiding over de veranderingen van het begrip vreemdeling tijdens de Franse Revolutie, worden in het eerste deel de maatregelen op nationaal vlak besproken.  Niet alleen de wetgeving, specifiek op buitenlanders, wordt hier uiteengezet, maar ook de algemenere maatregelen zoals paspoorten en huiszoekingen die voor de andere themata ook van toepassing zijn.  Vervolgens wordt de toestand in het departement van de Isère geschetst.  Aangezien de bronnen ons niet toelaten een algemeen beeld te schetsen over vreemdelingen, spitsen we ons hoofdzakelijk toe op de Italiaanse vluchtelingen in dit departement.  Wat het Scheldedepartement betreft, zijn we wel in staat een algemener en iets nauwkeuriger beeld te schetsen.

Bedelaars en vagebonden en de controle daarop vormen ons derde hoofdstuk.  Deze twee fenomenen zijn sterk afhankelijk van de economische situatie die heerste.  Vandaar dat we eerste even stilstaan bij de economische toestand gedurende de thermidoriaanse periode en het Directoire.  Vervolgens worden het aantal bedelaars en vagebonden en de nationale wetgeving m.b.t. de controle van deze twee maatschappelijke problemen besproken.  In deel twee en drie van dit hoofdstuk komen we terug op de situatie in het Isère –en Scheldedepartement met aandacht voor de economische situatie daar, de graad van bedelarij en vagebondage en tenslotte de eigenlijke controle. 

In het voorlaatste hoofdstuk gaan we dieper in op deserteurs en dienstweigeraars en hun controle.  Het eerste deel bespreekt de oorzaken en gevolgen van desertie en dienstweigering, het aantal dienstweigeraars en deserteurs, en de controle en repressie van deze twee fenomenen.  Vervolgens wordt de toestand in het Isère –en Scheldedepartement belicht met aandacht voor de ernst van beide problemen en de uitvoering van de maatregelen.  Plunderende soldaten in het Isèredepartement en Oostenrijkse deserteurs in het Scheldedepartement vormen hierop een aanvulling.

Het laatste hoofdstuk staat in het teken van de brigandage of het banditisme.  Na een korte definitie van dit begrip en de samenstelling van bendes brigands worden ook de graad van dit probleem en de maatregelen en wetgeving op nationaal vlak behandeld.  Tenslotte staan we stil bij de situatie in het Isère –en Scheldedepartement waarbij ook hier de ernst van de brigandage en de uitvoering van de maatregelen m.b.t. de controle van brigands centraal staan.                 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende