Negentiende-eeuwse passionele misdrijven. Beelden en werkelijkheid. (Jorre Biesmans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK VIII: BESLUIT

 

VIII.1) SAMENVATTING VAN DE BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

 

We begonnen ons betoog met het beschrijven van een fictief passioneel drama.  Dit deden we om onmiddellijk het stereotiepe beeld van dergelijke misdrijven dat vroeger en nu in voege was en is te verduidelijken.  Via onze definitie van passionele misdrijven – Misdaden tussen twee mensen die een relatie met elkaar hebben/hadden dat gebaseerd is/was op gevoelens voor elkaar, waarbij er sprake is dat deze gevoelens – of één aspect van hen – functioneert als de motor achter deze criminele daad – selecteerden we uit de archieven van het Hof van Assisen van Oost-Vlaanderen zo’n 37 dossiers tussen 1850 en 1900. 

 

Passionele misdrijven, maar ook andere vormen van menselijk gedrag zoals emotioneel, seksueel,… werden beoordeeld door een positionering a.d.h.v. de toenmalige norm.  Aangezien passie en emoties een rol lijken te spelen bij misdaden begaan uit passie, kozen we emotioneel gedrag als casus; dit om het beoordelingsmechanisme te kunnen uitleggen.  Verder maakten we duidelijk dat afwijkend gedrag als abnormaal werd aanzien en openlijke vergrijpen tegen een gedragscode veroordeeld werden door de publieke opinie en/of het gerecht.  Hierbij speelden ook klasse- en genderverschillen een rol.  Vooral de elite kon moeilijk aan de drang weerstaan om haar norm als universeel geldend te aanzien.  Via machtsverhoudingen en groepsidentiteitsvorming poogde ze dan ook “haar” norm aan de andere klassen op te leggen. Wat betreft de beoordeling van passionele misdadigers is het belangrijk om te weten dat gedrag pas als crimineel wordt aanzien wanneer het zo gedefinieerd wordt.  Naast tal van andere factoren, was het vooral de toenmalige jonge elite die instond voor de creatie van een norm inzake crimineel gedrag.  Deze norm verkreeg door politieke interventie haar materieel bestaan in de vorm van het strafwetboek.  De evolutie van het denken over criminaliteit (met de Klassieke, de Positivistische en de Franse School) had grote invloed op het strafrecht en de juridische praktijk.  Belangrijkste resultaat hiervan was dat men meer en meer aandacht begon te krijgen voor de individuele kenmerken van de dader en minder voor zijn daad an sich.

 

Om onze stelling duidelijker te maken dat het stereotiep passioneel misdrijf een vlag is dat slechts een minimaal deel van de lading dekt van alle soorten misdaden begaan uit passie; kozen we ervoor om onze 37 geselecteerde dossiers op te delen in 6 categorieën.  Op een hoofdzakelijk beschrijvende manier stelden we iedere groep voor: passioneel drama na verlaten, door provocatie, uit jaloersheid, na afwijzing, utiliteitsmoord en mishandelingen met de dood als gevolg. 

 

De groep van passionele drama’s na verlaten doet ons inzien dat het merendeel van de misdaden begaan uit passie werden uitgevoerd nadat het koppel reeds uit elkaar was.  De aard van onze bronnen liet ons niet toe om uit te maken of het gaat om een wettelijke scheiding, een scheiding van tafel en bed of een “onwettelijke scheiding”.  Aangezien het 19de-eeuwse huwelijk vooral de vorm kreeg van een economische eenheid, waren naast herhaaldelijke mishandelingen ook financiële problemen de doorslaggevende factor die de vrouw ertoe aanzette om het echtelijk huis te verlaten.  Een tweede inzicht is het feit dat het beeld van de onderdanige, hulpeloze vrouw moet genuanceerd worden.  Het was in alle gevallen immers de vrouw die een punt achter de relatie zette en voor de vrijheid koos.  Bovendien was het altijd de man die haar herhaaldelijk kwam verzoeken, bedreigen of smeken om het echtelijke leven terug op te nemen.  Indien dit alles niets uithaalt is de finaliteit van dergelijke gang van zaken een passioneel drama na verlaten.  De ware redenen die de man tot een dergelijke drastische daad aanzetten valt moeilijk te achterhalen.  Volgens enkele door ons geselecteerdeauteurs speelt vooral een idee fixe, eigenliefde en eerherstel een rol.  Als we enkel kijken naar expliciete bewoordingen dan heeft men het nooit over gekrenkte eer.  Toch mogen we niet uitsluiten dat dit geen rol zou gespeeld hebben.  Zo zijn er veel daders die openlijk rondvertellen dat ze hun (ex-)vrouw gaan vermoorden, alsof men de buitenwereld duidelijk wou maken dat ze niet ongestraft het echtelijk huis kon verlaten.  Daarnaast kan verlies aan levensstandaard en de bijbehorende verbittering een rol gespeeld hebben.  Baserend op onze bronnen vonden we 5 gevallen waarbij wraak en verbittering expliciet worden geformuleerd als oorzaak van de misdaad.  In twee dossiers kan de man het niet verkroppen dat zijn vrouw met iemand anders zou kunnen samenleven.  Problemen met de schoonmoeder en financiële moeilijkheden worden éénmaal expliciet vernoemd door een dader.

 

We vonden twee dossiers waarin er niet echt sprake is van liefde of passie, maar van brutaal fysiek geweld vanwege de man.  Deze mishandelingen vallen buiten het tuchtigingsrecht.  Hiermee bedoelen we het recht dat 19de-eeuwse mannen toebedeeld kregen om straffeloos en met beperkte mate geweld te gebruiken om het gedrag van hun vrouw te corrigeren indien dit nodig zou zijn. 

Het kenmerk bij de vijf passionele drama’s door provocatie is de slechte relatie tussen het koppel.  In alle gevallen leeft het koppel in een “gespannen toestand” waarbij fysiek geweld en woordenwisselingen regelmatig voorkomen.  Een triviale gebeurtenis is dan meestal voldoende om een huishoudelijke ruzie te doen eindigen in een passioneel drama.

 

In hoeverre passie een rol speelt bij utiliteitsmoorden is moeilijk om na te gaan.  Tammenoms Bakker is er heilig van overtuigd dat dit het geval is.  Aangezien vele daders uit onze dossiers achteraf de schuld op hun minna(a)r(es) trachten te steken, hebben wij daar twijfels over.  Proal ziet in dergelijke misdrijven een bewijs voor het gevaarlijk karakter van de vrouw.  Expliciete bewijzen hiervoor vonden we niet in onze geselecteerde bronnen.  De stelling dat vrouwen hun minnaar “verleiden” tot het uitvoeren of meehelpen aan de misdaad– en er dus sprake is van koel overleg -  komt wel overeen met de resultaten van ons onderzoek. 

 

We vonden twee dossiers waarin er sprake is van een man die zijn lief vermoord heeft nadat zij een huwelijksaanzoek afsloeg.  Net als bij passionele drama’s na verlaten is het ook hier moeilijk om uit te maken wat de werkelijke drijfveren waren om het slachtoffer aan te vallen.

 

Zes dossiers klasseerden we onder de noemer “passionele drama’s uit jaloersheid”.  Deze misdaden beantwoorden het best aan het stereotiep beeld van het passioneel drama.  Weinig auteurs schenken aandacht aan de rol van jaloersheid bij dergelijke misdrijven, enkel Proal valt uit de toon.  De meeste stellingen van Proal konden we illustreren a.d.h.v. onze bronnen.  Zo zullen personen die jaloers zijn er alles aan doen om hun achterdochtigheid te bewijzen.  Dit verklaart ook waarom er daders zijn die hun slachtoffer – al dan niet terecht – tot bekentenissen willen dwingen.  Tenslotte vonden we één casus waarmee we het Othello syndroom poogden te illustreren.

 

A.d.h.v. onze opdeling van misdaden begaan uit passie in 6 categorieën én hun beschrijving hopen we duidelijk gemaakt te hebben dat hetgeen de hedendaagse publieke opinie doorgaans als  passionele misdrijven bestempelt niet alle soorten passionele drama’s omvat.   Een passioneel drama uit jaloersheid zal dit stereotiepe beeld het best benaderen; terwijl een utiliteitsmoord daar juist heel ver van af staat.  Er zijn dus grote verschillen te onderscheiden tussen die 6 categorieën.  Zo zijn er verschillen in (eventuele) voorbereiding, motieven, uitvoering van de misdaad, dader-slachtoffer-relatie en hun respectievelijke karakters. 

In hoofdstuk IV beschreven we de concrete 19de-eeuwse realiteit zoals die in onze bronnen tot uiting kwam.  Deze beschrijving hebben we onderverdeeld in enerzijds de concrete leefgewoontes van het koppel en anderzijds de interactie met buren, getuigen, omwonenden,… kortom met de buitenwereld.  Over het verleiden en de liefdesrelatie vonden we weinig informatie in het HAOOST.  Wat wel opvalt is het feit dat er bij voorhuwelijkse en buitenechtelijke relaties vooral vluchtige seksuele contacten plaatsvonden.  Liefde was niet altijd het hoofdargument om te trouwen, ook financiële factoren en zelfs ongewenste zwangerschappen konden een rol spelen.  Wat betreft de echtscheiding zagen we dat de juridische procedure opzettelijk moeilijk werd gemaakt om dergelijke praktijken te ontmoedigen.  Daarnaast werd deze procedure gekenmerkt door een sekseongelijkheid wat betreft overspel.  Naast fysiek geweld en/of financiële problemen kon immers ook ontrouw een motief zijn om uit elkaar te gaan.  Mannelijke ontrouw als echtscheidingsgrond was enkel aanvaardbaar wanneer dit in de echtelijke woning plaatsvond, vrouwelijke ontrouw op zichzelf was al voldoende.  We vonden acht dossiers waarin er sprake is van overspel; in de meerderheid der gevallen gaat het om de vrouw die haar man bedroog.  Proal klaagt dit sekseongelijkheid inzake overspel aan.  Aangezien vrouwelijke overspel meer kans had om geregistreerd te worden, zou dit volgens hem een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het groot vrouwelijk aandeel van overspel in de juridische bronnen. Wat we niet konden beantwoorden is de vraag in hoeverre er misverstanden bestonden omtrent de strafwet wanneer er sprake is van moord na dergelijke betrapping van ontrouw.  Zo wijst Proal er voor Frankrijk op dat de publieke opinie er van overtuigd was dat daders van dergelijke misdrijven werden vrijgesproken, terwijl het strafwetboek voorschreef dat het enkel “verschoonbaar” was.  Ook Guillais bezondigt zich aan dergelijk misverstand.  We beschikken maar over één geval waarin een man zijn vrouw om het leven bracht na betrapping op overspel in flagrant délit, hij werd veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid.

 

Slechts in zes dossiers vonden we informatie omtrent de financiële toestand van het koppel.  Het gaat enkel om die gevallen waarin geldzaken een rol speelden in het misdrijf of wanneer een getuige, dader of slachtoffer daarover melding maakte.  De werkomstandigheden waren heel slecht door een overaanbod aan arbeidskrachten.  Na het bekijken van alleberoepen die expliciet worden vernoemd in het HAOOST bekomen we een heel heterogeen resultaat.   Nochtans was de financiële toestand belangrijk voor het huwelijk.  Een ongezonde financiële situatie kon voor ruzie tussen het koppel zorgen en zelfs mede oorzaak zijn van het passionele misdrijf.  Dit is nogmaals het bewijs dat het huwelijk enkel kon slagen indien ze evolueerde naar een economische entiteit. 

 

Zowel de door ons geselecteerde literatuur als de bronnen (18 dossiers) bieden heel wat informatie omtrent het alcoholgebruik in de arbeidersklasse.  De 19de-eeuwse arbeider maakte immers gretig gebruik van het overweldigende aanbod aan alcohol in de vele herbergen die Vlaanderen rijk was.  Alcoholgebruik kon op drie manieren aan bod komen in deze dossiers.  Ten eerste is er informatie die iets zegt over de dagelijkse omgang met alcohol.  Vooral de negatieve invloed zoals huishoudelijke ruzies komen hier aan bod.  Ten tweede waren er daders die zich eerst moed indronken alvorens hun crimineel gedrag te volbrengen.  En tenslotte waren er daders die dronkenschap probeerden in te roepen als verklaring voor hun passioneel misdrijf.  Harris komt tot de vaststelling dat dronken passionele misdadigers een milde behandeling kregen in het gerechtshof.  Gezien de aard van onze bronnen konden wij onmogelijk nagaan in hoeverre alcohol of dronkenschap een motief was om de dader lichter te straffen.  Waarschijnlijk moet dit wel het geval geweest zijn, aangezien vele daders expliciet toegaven dat ze dronken waren op het moment van het misdrijf.  Maar als we ons enkel baseren op de strafmaat van de acht gevallen waarin daders dronkenschap inriepen, dan zien we dat ze over het algemeen zwaar werden gestraft.  Wat betreft de literatuur zijn de meeste auteurs het ermee eens dat alcohol een stimulerende werking heeft op de criminaliteit.  In de lijn van de toenemende tendens om misdadigers te beoordelen op basis van hun individuele karakteristieken, zien we op basis van de verslagen van het vooronderzoek dat de juridische instantie enorm veel aandacht schonk aan het alcoholgebruik van de dader.

 

Samen met vele historici komen we op basis van onze bronnen tot het besluit dat de opdeling van het maatschappelijk leven in een privé- en een publieke sfeer een kunstmatige constructie is.  Zo zijn er vrouwen die buitenshuis gingen werken of alleen naar dansgelegenheden gingen.  Dit is weer een reden om het beeld van de onderdanige, hulpeloze vrouw te nuanceren. 

 

Geweld was een alledaags kenmerk van de straat.  Ook de meeste passionele misdrijven werden daar uitgevoerd.  Maar ook binnenshuis ging het er niet altijd vredig aan toe.  Zowel het roddelcircuit als de juridische instantie “profiteerden” van de geringe privacy en dus de grote sociale controle in de arbeidersklasse.  Toch is het opmerkelijk dat buren, die zoveel zien en dus vaak getuigen zijn bij passionele misdrijven of huishoudelijk geweld, slechts sporadisch tussenkwamen.  Voornaamste thema’s in het roddelcircuit waren: buitenechtelijke relaties, huishoudelijke ruzies en ménage à trois.  Wat betreft dit laatste gaan we niet akkoord met Guillais als zou het om een ingeburgerde en dus sociaal aanvaardde praktijk zijn van financiële en sociale bijstand.  In de meeste dossiers leidde een derde inwonende persoon tot verdachtmakingen van ontrouw, met vele roddels en zelfs een passioneel drama als gevolg.  Er is hier dus geen sprake van een kloof tussen de bourgeoisiementaliteit en de lagere klasse.  Beiden hadden het blijkbaar moeilijk met dergelijke praktijken.

 

De rolpatronen die men creëerde voor mannen en vrouwen hadden invloed op het beoordelen van het gedrag van dader en slachtoffer.  De juridische instantie schonk – vooral in haar criminele statistiek en het verslag van de instructie – veel aandacht aan de vraag of de dader en/of slachtoffer beantwoordde aan de door de mentaliteit en het gerecht opgelegde verplichtingen en verwachtingen omtrent het gezins- en huwelijksleven voor man en vrouw.  Hierbij moesten mannen binnen de “mannelijke norm” en vrouwen binnen de “vrouwelijke norm” blijven om gunstig beoordeeld te worden.  Juridisch gezien moest de vrouw gehoorzamen aan haar man, hem trouw zijn en hem volgen waarheen hij verhuisde.  Bovendien was ze door het huwelijk volledig handelingsonbekwaam.  Verder moest ze instaan voor de verzorging van haar kinderen en haar man.  De man op zijn beurt moest ook trouw zijn en zijn echtgenote bijstand verlenen.  Verder moest hij instaan voor een degelijke gezinswoning en het onderhoud van het gezin.  Wat betreft de criminaliteit had men het bijzonder moeilijk met de misdadige vrouw.  Volgens Lombroso is een criminele vrouw een dubbele uitzondering; als crimineel èn als vrouw.  Ze kon onmogelijk een pure vrouw zijn; een zoektocht naar mogelijke mannelijke kenmerken was daarvan het gevolg.  Ook Proal is van mening dat de vrouwelijke crimineel veel erger is dan haar mannelijke tegenhanger.  Desondanks constateren wij een heel laag aandeel van de vrouw in onze geselecteerde passioneel misdrijven. Wat betreft de seksualiteit schreef de norm voor dat vrouwen a-seksuele wezens waren.  Passionele misdadigsters werden beschouwd als vrouwen met een actieve lust naar seksueel genot.  In onze bronnen vonden we geen expliciete uiting van vrouwelijke seksueel verlangen.  Impliciet vonden we dit wel in de vele gevallen van ontrouw.  Een ontrouwe vrouw betekende niet alleen dat ze verzaakte aan één van haar huwelijksverplichtingen, maar bovendien beantwoordde ze dus niet aan de a-seksuele  vrouwelijke norm.  Ontrouw werd sterk afgekeurd door de publieke opinie.  Zowel in de literatuur als in onze bronnen vonden we bijna geen informatie omtrent de mannelijke norm inzake seksualiteit.

 

Net als bij de ménage à trois, kwamen we ook hier tot de vaststelling dat men zich in de lagere klasse bewust was van het beeld van de ideale man en vrouw dat ressorteerde in de hogere kringen van de maatschappij.  Dit zien we vooral aan de getuigenissen van mensen die met de persoon (dader of slachtoffer) in kwestie te maken hadden, aan de verklaringen van dader en/of slachtoffer; maar ook aan de commentaren van de juridische instantie (die haar goed- of afkeuring voor deze of gene persoon tijdens het onderzoek meestal niet onder stoelen of banken stak).  Al deze beoordelingen gebeurden immers door een toetsing van het gedrag van de persoon in kwestie met de normen en waarden van de ideale man en vrouw.   Maar de punten waarover men – in geval van afkeuring - klaagde verschilden naargelang de sekse.  Bij mannen had men vooral kritiek op mannelijke brutaliteit, dronkenschap en werkonwilligheid.  Bij vrouwen had men het eerder over het verzaken aan de huwelijksplichten en ontrouw.  De vraag blijft echter of men zich in de lagere klasse enkel maar bewust was van het bestaan van dergelijke normen en waarden en deze in het juridisch kader “uitspeelde”, of werden deze ook daadwerkelijk toegepast?  Alhoewel we hieromtrent met enige omzichtigheid conclusies moeten trekken, denken we dat ze effectief werden toegepast.  Hiervoor baseren we ons op het feit dat er ook getuigen zijn die het mogelijke slecht gedrag van vrouwen en mannen benadrukten, zonder dat ze daar echt belang bij hadden.  De impact van normafwijkend gedrag op de uiteindelijke strafmaat valt – mede door het ontbreken van verslagen van het proces – moeilijk te achterhalen.  Slechts in één dossier werd een dader vrijgesproken wiens slachtoffer een normafwijkend gedrag vertoonde.  In de overige gevallen zien we dat de straffen heel heterogeen waren.

 

Kennis van verwachtingspatronen en normen omtrent de ideale man en vrouw lijken een veelgebruikt wapen te zijn dat door daders in het HAOOST werd gehanteerd om hun misdaad te verschonen.  Enkel Guillais en Harris schenken aandacht aan dit mechanisme om strafvermindering of vrijspraak te krijgen.  We selecteerden 21 misdrijven waarvan er sprake is van verschoningspogingen.  We maakten een onderscheid tussen deze daders die enkel hun misdaad probeerden te verschonen (12 dossiers; waarvan 1 “vrouwelijke” en 11 “mannelijke”) en deze die het op een stereotiep passioneel misdrijf wilden doen lijken (9 dossiers).   Op basis van die 21 dossiers onderscheiden we drie soorten strategieën in het verschoningsproces: zelfrepresentatie, representatie van de ander en het gebruik van een pragmatische emotionele retoriek.  Aangezien we slechts één vrouwelijke dader hebben die zoiets doet, is het onmogelijk om uit te maken of er sprake is van een sekseverschil inzake verschoningsstrategieën.   

Daders die hun misdrijf voorstelden als iets dat wij als een stereotiep passioneel misdrijf bestempelen, deden dit door gebruik te maken van een pragmatische emotionele controle.  Hiermee probeerde men de beoordelende instanties ervan te overtuigen dat ze niet voor de volle 100 % toerekeningsvatbaar waren op het moment van de feiten.

 

Zowel bij deze “onechte” stereotiepe passionele dossiers als bij de overige dossiers waarin er sprake is van verschoningspogingen is het moeilijk om na te gaan of deze strategieën wel succes hadden en aan welke voorwaarden er gedaan moest worden om dit succes te bereiken.  Als we kijken naar de beoordeling van de dader in de akte van beschuldiging en de criminele statistiek, dan lijkt het erop dat de impact van zowel de passionele verschoningsstrategieën als de andere dossiers bijzonder klein lijkt te zijn.  We bekomen dezelfde conclusie als we de verschillende straffen in ogenschouw nemen.  We moeten er wel rekening mee houden dat er enkele factoren zijn die dit mogelijk succes teniet konden doen.  Zo waren er in vele dossiers sprake van tegensprekende getuigenissen en/of bewijzen.  Bovendien waren er veel daders die in het verdere verloop van het onderzoek toch tot bekentenissen overgingen.  Het feit dat het moeilijk is om de invloed van de jury op de strafmaat te achterhalen maakt het er niet simpeler op.  Toch probeerden we – zij het op een vrij impressionistische wijze en via een redenering in het negatieve - de verschillende factoren op te sommen waaraan moest voldaan worden wou het verschoningsmechanisme enig succes kennen.  Zichzelf een normerend gedrag toemeten, het slachtoffer een normafwijkend gedrag verwijten, een proportionele actie-reactie, geen tegensprekende bewijzen en consequentie in de verklaringen zijn factoren die mogelijk doorslaggevend zouden kunnen zijn en die nog verder onderzocht moeten worden op haar “succesgehalte”.

 

Door oog te hebben voor de verschillende vormen van verschoningsmechanismen in het algemeen en het gebruik van een pragmatische retoriek van emotionele controle in het bijzonder; kwamen we tot de conclusie dat men heel omzichtig moet zijn met het gebruik van passionele drama’s als bron voor emotionele geschiedenis.  Hun nut ligt vooral op de studie van de emotionele expressie en het toenmalige emotievocabulaire.

 

Daders die hun misdrijf als een passioneel drama trachten voor te stellen dat dicht aanleunt tegen wat wij “het stereotiep passioneel misdrijf” noemen moeten op één of andere manier kennis hebben genomen van het bestaan van dergelijke drama’s.  Wij gaan ervan uit dat er een passioneel discours aanwezig was in de 19de-eeuwse maatschappij dat ervoor zorgde dat passionele misdrijven onder de aandacht kwamen van de bevolking.   Vooral pers, fictionele literatuur, het wetenschappelijk discours en de jury beschouwen wij als vier op elkaar inwerkende factoren die verantwoordelijk waren voor het populariseren van dit discours; en dus het stereotiep passioneel misdrijf.  Deze retoriek bracht op twee manieren een soort imitatie-effect teweeg.  Enerzijds konden daders een misdrijf waaraan ruchtbaarheid werd gegeven imiteren, anderzijds konden zij zich van dit discours bedienen om achteraf een uitleg aan hun misdrijf te geven.  Vele auteurs toonden de invloed van pers, literatuur en jury aan voor Engeland en Frankrijk.  Vooral de pers kon de dader op een voetstuk plaatsen en een oordeel vellen nog vóór er sprake was van een juridisch eindvonnis.  Ook de jury bleek er niet voor terug te schrikken om dergelijke daders vrij te spreken.  Wat betreft het wetenschappelijk discours stellen we de theorieën van de passionele misdadiger en zijn misdrijf zoals die door de Positivistische School in de criminologie werd ontwikkeld verantwoordelijk voor het verspreiden van het stereotiep beeld in de wetenschappelijke wereld. 

 

Wat België betreft valt de invloed van het passioneel discours moeilijker te achterhalen.  In het geval van de pers vonden we drie indicaties die kunnen wijzen op het feit dat men ook hier veel belang hechtte aan passionele drama’s.  Toch is een systematisch krantenonderzoek, alsook een receptieonderzoek van romans en theaterstukken bij de gewone man en vrouw geen overbodige luxe om vaststaande besluiten te kunnen trekken.  Wat betreft de jury stelt Van Den Bosch dat men ook in België enorm tolerant was t.a.v. passionele misdadigers.  Dit strookt echter niet met onze bevindingen omtrent de impact van verschoningstechnieken op de jury.

 

 

VIII.2) HET ANTWOORD OP ONZE CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG

 

Hoe passioneel was de negentiende-eeuwse Vlaming?  Dit was het uitgangspunt van voorliggende verhandeling.  Na ons onderzoek zijn we ervan overtuigd dat hij niet zo passioneel was als men bij het werpen van een eerste blik op de geselecteerde dossiers zou denken.  Hiermee bedoelen we concreet dat vele verklaringen van passionele misdadigers onterecht doen geloven dat passie en oplaaiende emoties een grote rol speelden bij de uitvoering van hun misdrijven.  Maar als we diezelfde verklaringen nader bestudeerden, dan konden we niet anders dan tot de conclusie komen dat vele daders hun toevlucht tot passie namen in de hoop sympathie te verkrijgen vanwege de beoordelende instanties.  Betekent dit dat we een verkeerde definitie hanteerden voor ons onderzoek?  Wij denken van niet.  “Misdrijven tussen twee mensen die een relatie met elkaar hebben/hadden dat gebaseerd is/was op gevoelens voor elkaar, waarbij er sprake is dat deze gevoelens – of één aspect van hen – functioneert als de motor achter deze criminele daad”, dit was onze omschrijving van passionele misdrijven.  Er is een deel uit deze definitie verantwoordelijk voor het feit dat het onterecht ter sprake brengen van passie of het hanteren van een pragmatische emotionele retoriek kon opgemerkt worden : namelijk de woorden “waarbij er sprake is”.  We zijn ervan overtuigd dat we daardoor in aanraking gekomen zijn met misdrijven die “woordelijk” passioneel zijn, maar bij nader onderzoek totaal niet.  En het is juist daardoor dat we oog begonnen te krijgen voor de mogelijkheid dat daders in hun verklaringen niet enkel met stereotiepen en normen omtrent mannen en vrouwen, maar ook met emoties en passies speelden in de hoop hun misdaad te kunnen verschonen.  Opeens lijkt Vlaanderen minder passioneel….  Of zoals Harris het uitdrukt: “Even the poorest, and often less reputable, working man successfully sought the protection of the crime of passion to establish his right to violence.”[409]

 

Eén beeld van het passioneel misdrijf slaagde erin om uit te groeien tot het stereotiepe beeld.  Wijzelf onderscheiden 6 soorten passionele misdrijven.  Hoe komt het toch dat het passioneel drama zo’n verschillende invulling kan krijgen?  Het “probleem” is volgens ons een gebrek aan een duidelijke, éénvormige definitie.  Tijdens ons onderzoek kwamen we niet alleen auteurs tegen die – net zoals wij – hun eigen omschrijving hadden voor dergelijke misdrijven.  Het merendeel van de auteurs vond het zelfs niet eens nodig om de lezer een definitie voor te leggen van misdaden begaan uit passie.  Net alsof deze auteurs dergelijk misdrijven als universeel herkenbaar achtten.  

 

Een gebrek aan definiëring komt niet alleen duidelijk naar voor in het wetenschappelijk discours, maar – en misschien zelfs nadrukkelijker – ook in de juridische wereld.  Wanneer juist is een misdrijf passioneel?  Dit is een vraag die menig jurylid zich wellicht gesteld heeft op het moment dat hij een dader in het HAAOOST moest beoordelen.  Hij heeft geen definitie voor handen waarmee hij de dader en zijn misdrijf moet beoordelen.  Hij is enkel afhankelijk van de taal van dader, getuigen en advocaat.  Verleidelijk om dan via een passioneel discours het jurylid ervan te overtuigen dat passie wel degelijk dé motor achter het misdrijf was.

 

Gebrek aan definiëring is mede verantwoordelijk voor het verworden van het passionele misdrijf tot een erkend cultureel fenomeen waarin het uitzicht niet zozeer bepaald werd door aanleiding en omstandigheden van (de uitvoering van) het misdrijf, maar eerder door de presentatie achteraf, door de verklaringen die dader, advocaat, pers, …. geven aan de criminele daad.  Het negentiende-eeuws passioneel drama als cultureel artefact, niet als juridisch concept…  Hetzelfde kan nu ongeveer gezegd worden van het familiedrama.  In onze ogen een moderne omschrijving voor het negentiende-eeuwse passioneel misdrijf.  Ook hier besteed de pers er gretig aandacht aan en ook hier is een éénvormige definitie zoek.

                                                                                                                    

Kortom, het wordt tijd dat het passioneel drama een duidelijke, éénvormige en door iedereen (zowel in de juridische als wetenschappelijke wereld) erkende en toegepaste definitie krijgt.  Pas dan stopt de verwarring en is een jurylid of een rechter niet meer genoodzaakt om een passioneel misdrijf a posteriori te definiëren…….met alle gevolgen voor de juridische praktijk inzake passionele misdrijven of familiedrama’s. 

 

Gebrek aan definiëring zorgt ervoor dat de grens tussen (stereotiepe) beelden en werkelijkheid enorm vaag wordt.  Of zoals Zemong Davis het uitdrukt :  “The world of legal… documents had in it stories that were claimed to be true, had been ratified as true, and had been used as a basis for social reconciliation.  Yet we have seen them often surrounded by doubt and challenge…  Remember that Benedicti said people were confessing their sins ‘as if they were telling a story’[410]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[409] R. HARRIS, Murders and madness…, p. 296-297.

[410] N. ZEMONG DAVIS, Fiction in the archives : pardon tales and their tellers in sixteenth-century France, Cambridge, 1987, p. 113.