Negentiende-eeuwse passionele misdrijven. Beelden en werkelijkheid. (Jorre Biesmans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK VI: VERSCHONING VAN DE MISDAAD

 

VI.1) INLEIDING

 

Tot nu toe hebben we reeds uitvoerig voorbeelden en citaten uit onze geselecteerde dossiers gehaald.  Tenzij anders vermeld werden enkel die getuigenissen aangehaald die strookten met het verdere verloop van het onderzoek.  Afwijkende getuigenissen werden zoveel mogelijk vermeden.  Toch kunnen we heel veel leren uit getuigenissen die minder of totaal niet stroken met de werkelijkheid.

 

Vooraleer we verdergaan moeten we goed in het achterhoofd houden dat de hier gehanteerde bronnen van juridische aard zijn.  Dergelijke gerechtelijke documenten zijn opgetekend in functie van een rechtszaak of tijdens een verhoor en bevatten sporen van het alledaagse leven van de mens.  Ze zijn dus binnen een bepaald kader - met zijn eigen regels en normen - tot stand gekomen.  M.a.w. deze informatie werd niet genoteerd in een neutrale context maar in een juridische context.  Een kader waarbij het uitspreken van het juiste woord op het juiste moment - teneinde te overtuigen of te ontkennen - van groot belang is, want bepalend voor het uiteindelijke vonnis.  Deze bronnen geven wel informatie over sociale gedragspatronen en de omstandigheden waarbinnen passionele drama’s tot stand kwamen en werden uitgevoerd, maar  deze konden worden aangepast aan het juridisch kader.[321]

 

Eenvoudig voorgesteld kan de dader zich tijdens een verhoor drie houdingen aannemen.  Ofwel kan hij alles ontkennen, en zijn we voor de informatie afhankelijk van getuigen en eventueel het slachtoffer (indien hij of zij de aanslag overleefd heeft).  Ofwel bekent de dader alles en vertelt hij exact hoe alles is verlopen. De derde en grootste groep van dergelijke getuigenverslagen situeert zich echter in het midden van ontkennen en bekennen.  We bedoelen hiermee dat vele daders wel zullen bekennen, maar met het zicht op een zo klein mogelijke straf.  Dit mechanisme noemen we “verschoning van de misdaad” en kan verschillende vormen aannemen.

 

We vinden het opmerkelijk dat alle auteurs van de geraadpleegde literatuur omtrent passionele misdrijven daterend tussen het einde van de 19de en 1ste helft van de  20ste eeuw geen aandacht schenken aan dergelijk mechanisme.[322]  Qua recentere literatuur kunnen we wel Guillais en Harris vermelden.

 

Reeds in het voorgaande hoofdstuk stelden we dat men in de 19de-eeuwse rechtspraak eerder beoordeelde naargelang de karakteristieken van de misdadiger en minder naargelang de misdaad an sich.  Concreet houdt dit in dat de juridische instantie belast met het vooronderzoek en de rechter en juryleden belast met de gerechtelijke uitspraak keken naar het gedrag van dader én slachtoffer.  M.a.w. gedragingen en interactieprocessen tussen dader en slachtoffer, hun overeenkomst of afwijking met de toenmalige rolpatronen en normen,  speelden een sleutelrol in het bekomen van een positieve of negatieve beoordeling vanwege de juridische instantie.  Als we naar onze bronnen kijken, lijkt het alsof vele daders en slachtoffers zich bewust waren van dit beoordelingsmechanisme.  Ook Guillais en Harris komen tot deze vaststelling.

 

Volgens Guillais werkten 19de-eeuwse passionele misdadigers als volgt om hun daad te verschonen : ze beschreven het echte of ingebeelde lijden dat ze te verduren kregen en dat ertoe leidde dat ze de rol van slachtoffer van zich afwierpen en evolueerden naar de agressor die mits geweld een einde aan dit lijden probeerde te stellen.  Daarbij representeerden ze zichzelf als een soort van behoeders van het recht waarbij ze het gedrag van hun slachtoffers zodanig slecht vonden dat ze zich genoodzaakt voelden om het recht in eigen handen te nemen.  Guillais noemt dit proces “zelfrechtvaardiging”. Niet alleen ten opzichte van de buitenwereld maar ook innerlijk, door zichzelf te overtuigen dat de daad die ze van plan zijn uit te voeren moet uitgevoerd worden, doen ze aldus de auteur aan zelfrechtvaardiging.[323] 

 

Wat betreft verschoning van de misdaad concentreert Harris zich vooral op de passionele misdadigsters tussen 1880 en 1910.  In tegenstelling tot Guillais heeft ze het niet over zelfrechtvaardiging, maar over zelfrepresentatie.  Harris stelt dat vrouwelijke passionele daders  tijdens onderzoeken antwoorden formuleerden die bestonden uit een combinatie van weerstand en bereidwilligheid.  M.a.w.: aan de ene kant was er een zin voor vrouwelijke eer, aan de andere kant hanteerde men een emotionele stijl waarbij men zichzelf zoveel mogelijk in een onderdanige, lijdende rol trachtte te steken; dit als slachtoffer van verleiding, intriges of mannelijke brutaliteit.  De auteur noemt dit een melodramatische retorische stijl.  Met dit laatste bedoelt ze een gestilleerde vorm van zelfrepresentatie dat grote overeenkomst vertoonde met de stijl van de romantische heldin in negentiende-eeuwse theaters en literatuur.[324]

 

“…melodrama emerged from pantomime during the Revolutionary years and was refined as a popular form which drew all classes to the theatre.  It was constantly re-adapted, reshaped, and transmuted throughout the century, with even the ‘bourgeois’ and ‘social’ theatre and novel which emerged in later periods partaking of the style in modified form, albeit with a concentration on altered themes.”[325]

 

Het grote verschil tussen melodramatische zelfrepresentatie in fictie en in werkelijkheid ligt in het feit dat vrouwelijke criminelen, in tegenstelling tot de fictieve romantische heldinnen, zelf het recht in eigen handen nemen en geen toevlucht zullen zoeken tot mannelijke beschermers om hun probleem op te lossen.[326] 

 

Harris heeft het dus over “zelfrepresentatie” d.m.v. een melodramatische stijl.  Guillais hanteert het begrip “zelfrechtvaardiging.”  Het is duidelijk dat deze twee begrippen onder de notie “verschonen van de misdaad” kunnen worden geklasseerd.  Ook in onze geselecteerde dossiers uit het HAOOST komt dit veelvuldig voor.  In wat nu volgt zullen we dit verschoningsmechanisme nader onderzoeken.  Ook zullen we aantonen dat daders van passionele misdrijven keuze hadden uit verschillende manieren om hun misdaad geheel of gedeeltelijk te verschonen.  Tenslotte zullen we nagaan waaraan dergelijke verschoningsstrategie moest voldoen om aanvaard te worden door de juridische instantie en de publieke opinie.

 

 

VI.2) REPRESENTATIES VAN DADER EN SLACHTOFFER IN HET HAOOST

 

Zowel Guillais als Harris hebben maar oog voor één soort techniek van verschoning.  Wijzelf kiezen ervoor om drie soorten strategieën te onderscheiden in het verschoningsproces.

 

1)  Het beschrijven van het eigen (emotionele) lijden om sympathie op te wekken of om duidelijk te maken dat de misdaad noodzakelijk was om een negatieve situatie recht te zetten = zelfrepresentatie

2)  Het gedrag van het slachtoffer als normafwijkend bestempelen = representatie van de ander

3)  Het hanteren van een emotievocabulaire dat fictieve emoties bij naam noemt (zoals jaloersheid, woede,…) die impliceren dat men zichzelf niet echt meer onder controle had = pragmatische emotionele retoriek

 

De passionele misdadiger die strafvermindering of vrijspraak voor ogen had kon tussen deze 3 manieren kiezen.  Het kwam weliswaar regelmatig voor dat een misdadiger vaak één of meerdere tactieken toepaste.  Vooral de grenzen tussen de eerste twee voorstellingswijzen zijn soms moeilijk te onderscheiden.  Het beschrijven van het eigen lijden zal inderdaad meestal gepaard gaan met het afschilderen van de ander als kwaadaardig.  De keuze hing van tal van factoren af : de kennis die de dader eventueel had over hetgeen reeds ontdekt werd, confrontaties met het slachtoffer of met andere getuigen, de relatie tussen dader en slachtoffer.  Het spreekt bijvoorbeeld voor zich dat een dader die vóór de misdaad herhaaldelijk zijn slachtoffer mishandelde eerder naar de representatie van de ander greep (bv het impliciet inroepen van het tuchtigingsrecht) dan aan zelfrepresentatie te doen.

 

Een tweede opmerking die hierbij gemaakt moet worden is dat een dader die zijn misdaad wou verschonen niet per sé liegt.  Het kon bijvoorbeeld zijn dat iemand de waarheid sprak, maar in de ondervragingen heel veel nadruk legde op het slecht gedrag van zijn slachtoffer om toch nog een mindere straf te bekomen, dit komt slechts heel zelden voor.

 

We selecteerden 21 misdrijven waarvan er sprake is van verschoningspogingen.  In onze bespreking maken we een onderscheid tussen deze daders die enkel hun misdaad probeerden te verschonen (door representatie van zichzelf en de ander) en deze daders die hun misdaad op een stereotiep passioneel misdrijf wilden doen lijken (door een pragmatische emotionele controle). We beginnen met de eerste groep, bestaande uit 12 dergelijke misdrijven, waarin we nog eens een onderscheid maken tussen 1 vrouwelijke passionele dader en 11 mannelijke.[327]

 

VI.2.1) VROUWELIJKE PASSIONELE DADERS

 

Indien passionele misdadigsters sympathie vanwege de jury wilden krijgen, dan moesten ze volgens Harris beantwoorden aan de “erecode”.  Hiermee bedoelt ze het herstellen van aangetastte eer na een verbroken huwelijksbelofte, een kind dat door de vader niet wordt erkend, een jonge maagd die verleid wordt en dan in de steek wordt gelaten…  We vermeldden reeds dat we van dergelijke dossiers geen voorbeelden hebben.  Van de 4 passionele misdrijven die uitgevoerd werden door vrouwen, zijn er drie gevallen van passionele utiliteitsdoding,[328] en één dossier waarin de motieven totaal onduidelijk zijn.[329]  Slechts in één geval is er sprake van verschoning van de misdaad.

 

Salens Mathildis werd op 24 oktober 1894 beschuldigd van “vrijwillig en met inzicht om ter dood te brengen eene vergiftiging begaan te hebben op haren echtgenoot Henricus Baertsoen, bij middel van zelfstandigheden die van aard zijn den dood min of meer schielijk te veroorzaken.”  Henric ging op een zaterdagmorgen om tien vóór zes naar zijn werk.  ‘s Middags kwam hij naar huis omdat hij zich redelijk ziek voelde.  Diezelfde avond is hij uiteindelijk gestorven.  Reeds in het begin van het onderzoek valt de verdenking van vergiftiging op zijn echtgenote.  Het ultieme bewijs is een brief die Salens geschreven heeft en die bestemd was voor de plaatselijke apotheker.  Daarin vraagt ze rattenvergif dat “niet mocht smaken”.  De ondervragers leggen deze brief voor aan de verdachte en vroegen haar waarom ze daar niets over gezegd heeft.  In eerste instantie zwijgt Mathilde.  Daarna zegt ze dat het vergif voor de ratten was en plots begint ze over het gedrag van haar man te vertellen.  “Ik ben geheel ongelukkig met mijn man geweest, die mij dikwijls slagen toebracht en verweet van al dat slecht was.  Hij heeft mij nog verweten en geslagen zaterdag morgend en daarmede is het gebeurd. Het is in de koffie niet, het is op één boterham dat ik het gestreken heb, het is maar een beetje.”  In een andere ondervraging vertelt ze dat de doorslaggevende factor om de misdaad uit te voeren het feit was dat haar man eens redelijk zat van de Vooruit gekomen was en haar begon te mishandelen.  Enkele getuigen beweren dat er soms wel wat ruzie was tussen man en vrouw, maar dat was wegens het feit dat de man een anonieme brief gekregen had waarin stond dat Mathilde betrekkingen had met een zekere De Pauw.  Mathilde bleef dit altijd ontkennen, maar later wordt dit toch bewezen.  Verder kon niemand bevestigen of het slachtoffer zijn echtgenote daadwerkelijk mishandelde.[330]

 

We kunnen dus niet met zekerheid zeggen of de beschuldigde de waarheid spreekt of liegt als ze over haar man spreekt.  De timing waarop ze over het gewelddadig gedrag van haar man begint is wel opmerkelijk.  Dit is op het moment dat ze met haar rug tegen de muur staat.  Namelijk op het moment dat de juridische instantie met een – voor haar – heel bezwaarlijk document staat te zwaaien, begint ze zichzelf voor te stellen als slachtoffer van mannelijk geweld. 

 

De tactiek die Mathilde toepast is een combinatie van representatie van de ander en zelfrepresentatie :

Zelfrepresentatie : naar eigen zeggen is ze een vrouw die ongelukkig was door het gedrag van haar man.  De druppel die de emmer deed overlopen was het feit dat hij eens zat thuiskwam en haar weer mishandelde.  Door deze daad wou ze een einde stellen aan haar ongelukkig huwelijksleven.

Representatie van de ander : haar man sloeg haar en hij dronk.  Dit geweld paste niet in het tuchtigingsrecht.  Het ging immers om brutaal geweld dat in één geval uitgevoerd werd na dronkenschap. 

 

Straf : Mathilde werd veroordeeld tot levenslange dwangarbeid.  Haar combinatie van zelfrepresentatie en representatie van de ander ter verschoning van haar daad is dus weinig succesvol geweest.  De juridische instantie kon haar getuigenis immers op verschillende punten weerleggen.  Bovendien hadden ze in hun verslag geen goed woordje voor haar.  Ook in de criminele statistiek werd haar gedrag als “twijfelachtig” omschreven.  Daarnaast waren er nog 3 bewijzen die tegen haar spraken. Ten eerste was er Paul Lodewijk, die bekende dat de vrouw hem “gedwongen” had om het vergif bij de apotheker te gaan halen.  Ten tweede is er de brief, een onomstotelijk bewijs van het misdrijf.  Tenslotte zijn er nog enkele getuigen die beweren dat er inderdaad sprake is van een buitenechtelijke relatie.  M.a.w. tegenover de verschoningsgronden van Mathilde kunnen haar crimineel gedrag en haar (mogelijke) overspel geplaatst worden.  Als we de term van Harris gebruiken kunnen we zeggen dat Mathilde buiten de erecode viel.  De juridische instantie en de jury zagen geen verzachtende omstandigheden in de zaak.[331]

 

Het spreekt dus voor zich dat we uit één dossier moeilijk algemene conclusies kunnen trekken over de wijze waarop vrouwelijke passionele daders hun misdaad probeerden te verschonen.  Is er inzake verschoningstechnieken eigenlijk wel een sekseverschil? 

 

VI.2.2) MANNELIJKE PASSIONELE DADERS

 

In 20 dossiers is er duidelijk sprake van mannelijke passionele misdadigers die hun misdaad probeerden te verschonen (11 dossiers d.m.v. representaties van de ander en zichzelf, 9 dossiers door het achteraf als een stereotiep passioneel misdrijf te omschrijven).  Als we de verschillende thema’s waarnaar gegrepen werd op een rijtje zetten dan bekomen we volgend resultaat :

 

Wat betreft representatie van de ander :

Ontrouw

10 maal

Drinken

8 maal

Provocatie

7 maal

Verzaken aan moederplichten

2 maal

Provocatie met minnaar

1 maal

Seksueel actief

1 maal

Liegen

1 maal

Alleen uitgaan

1 maal

Gewelddadig gedrag

1 maal

 

Wat betreft de representatie van de ander zien we duidelijk de invloed van het stereotiepe vrouwelijke gedragspatroon.  In het vorig hoofdstuk kwamen we grosso modo al tot de vaststelling dat een vrouw seksueel passief en trouw moest zijn, haar man moest gehoorzamen, niet (teveel) mocht drinken en niet verzaken aan haar moederplichten.  Deze vijf factoren komen ook in de eerste tabel voor. 

 

Het feit dat er slechts 20 dossiers zijn en 32 “aanklachten” tegen vrouwen, impliceert dat men in de meerderheid der gevallen het vrouwelijk slachtoffer van meerdere normafwijkende gedragingen tegelijk ging beschuldigen.  Bovendien kunnen we concluderen dat ook die daders die d.m.v. een pragmatische emotionele retoriek hun misdrijf als stereotiep passioneel trachtten voor te stellen ook naar representaties van de ander grepen.  Men combineerde dus vaak verschillende verschoningsstrategieën.  

 

Wat betreft zelfrepresentatie :

Dronken op het moment van de feiten

7 maal

Men leed onder het gedrag van het slachtoffer en de situatie

3 maal

 

Tien daders nemen ook hun toevlucht tot een zelfrepresentatie om hun daad te verschonen.  Het handelen uit dronkenschap wordt hierbij het meest toegepast.  Zoals we reeds zagen poogde men aan te tonen dat men in dronken toestand niet voor 100% verantwoordelijk geacht kon worden voor hun misdaad.  Slechts drie misdadigers proberen de juridische instantie expliciet uit te leggen hoe ondraaglijk hun situatie wel was.

 

Net als bij het voorbeeld van Salens Mathildis  zullen we bij onderstaande voorbeelden uitgebreid aandacht schenken aan de verschoningsmechanismen die de daders hier tentoonspreiden.  Elke beschrijving zullen we eindigen met de strafmaat.  Hierbij zullen we ook de houding van de juridische instantie en het oordeel van de criminele statistiek in ogenschouw nemen.[332]  Ook de rol van het slachtoffer wordt niet over het hoofd gezien.  Hieronder volgen enkele voorbeelden van verschoningsmechanismen d.m.v. representaties.  Voorbeelden van daders die hun misdaad achteraf als een passioneel drama beschrijven komen aan bod in VI.3.1.

 

**********

 

Het typevoorbeeld van iemand die zijn misdaad tracht te verschonen is het geval van Josephus Fels, beschuldigd van poging tot moord met voorbedachten rade op 8 oktober 1882 op zijn echtgenote, Maria Janssens.[333]  De dader gaat onmiddellijk over tot bekentenissen, mits poging om zijn passioneel misdrijf uit jaloersheid te verschonen.  Zoals we reeds vermeldden had hij – terecht - ontdekt dat zijn vrouw een buitenechtelijke relatie had.  Toen hij op een dag thuis aankwam betrapte hij zijn vrouw met haar minnaar en dan : “verloor ik het hoofd en ik heb geschoten, zonder zelf te weten hoeveel keeren.” 

 

Josephus Fels is één van de weinige voorbeelden van passionele misdadigers die via representatie van de ander zichzelf probeert te verschonen en daarbij de waarheid spreekt.  Zo beweert hij : “Ik kon alzoo niet meer voortleven.  Het is te lang dat mijne vrouw zich slecht gedraagt met iedereen, en niet zorgt, zoals het behoort met ons kind dat zes jaar oud is.”

 

Zelfrepresentatie : Hij lijdt zozeer onder het slecht gedrag van zijn vrouw dat hij niet meer wil voortleven.

 

Maar reeds vóór de misdaad schreef hij een brief aan de procureur.  Waarschijnlijk had hij hier twee bedoelingen mee : enerzijds zocht hij iemand die hem tegenhield om zijn misdaad uit te voeren, en anderzijds beklemtoonde hij het normafwijkend gedrag van zijn vrouw.

 

“Het is nu sedert 13 augustus dat ik tevergeefs, na in alle richtingen geschreven te hebben, mijne ontrouwe echtgenoote verwacht.  Om ze persoonlijk op te zoeken en mij misschien aan eene eezeldaad schuldig te maken?  Neen!  Daarvoor ben ik teveel dankbaarheid verschuldigd aan u, aan mijn patroon, en mijn onschuldig kind mag ik geen vaarwel zeggen.  Aan den moordenaar wordt gezegd : ge moest u tot de politie gewend hebben.  Hewel, ik, uw nederige dienaar, wil gebruik maken van de tot aan mijnen dienst zijnde rechten om die plichtsvergetene moeder tot inkeer te brengen.”

 

Representatie van de ander : vooral het woord “plichtsvergetene” spreekt hier boekdelen.  De dader geeft dus letterlijk weer dat zijn echtgenote de plichten van het moederschap niet naleeft. 

 

Maar niet alleen een officiële instantie kreeg weet van het gedrag van zijn vrouw, ook vrienden kregen te horen wat voor iemand zijn echtgenote was.  Zo kwam hij enkele dagen vóór zijn misdaad zijn beklag doen bij een vriend waaraan hij de zorg van hun kind had toevertrouwd.  Deze getuigt : de woensdag “is hij bij mij gekomen en hij zag er straf droef uit.  Hij klaagde straf over zijne vrouw, en vertelde mij dat het nooit met haar zou bekeren, dat zij zich slecht gedroeg en met soldaten te doen had.  Hij voegde er bij : ‘ik zou wel een revolver koopen om mij van ‘t leven te brengen”. 

 

Zelfrepresentatie : door te zeggen dat hij zich van het leven wil brengen geeft de dader weer hoezeer hij lijdt onder het gedrag van zijn vrouw.

Representatie van de ander : zijn vrouw gedraagt zich slecht en is blijkbaar ontrouw.

 

In een andere brief heeft hij het opnieuw over zijn vrouw.[334]

“Mijne vrouw is eene helsche deugenietster die mijn ondergang gezworen heeft….Ik wil haar niet doden maar God zal haar vinden.  Wij hebben reeds veel ruzie gehad.  Nu houdt ze weer aan met een arme (??).  … Alles wat haar mond uitgeeft is bedrog, logentaal en boerderij, de godslastering dit is haar geliefkoosde taal.”

 

Zelfrepresentatie : het gedrag van de vrouw zal zijn ondergang worden

Representatie van de ander : ze is ontrouw, ze bedriegt en uit een godslasterlijke taal.

 

Straf : Uiteindelijk werd Jozef schuldig bevonden aan poging tot moord met voorbedachte rade.  Hij werd bestraft met 10 jaar dwangarbeid.  Maar dit is het enige dossier waarbij de notie “voorbedachte rade” uit het eindoordeel verdween.  We kunnen concluderen dat Fels’ pogingen om zijn misdaad te verschonen via zelfrepresentatie en representatie van zijn vrouw een matig succes kende.  In het eerste geval poogt hij aan te tonen hoezeer hij heeft geleden.  Als dader meet hij zich als het ware de status van het slachtoffer toe.  Maar ook het gedrag van zijn vrouw bekritiseert hij : ontrouw en de plichten van het moederschap niet nakomen zijn zijn voornaamste klachten.  De ontrouw werd bevestigd door andere getuigenissen; het feit dat ze niet voor het kind zorgde is niet met zekerheid te zeggen.  Maar aangezien het kind zich bij een vriend van de dader bevond, wijst dit er op dat hij de waarheid kan spreken.  Het matig succes kan ook verklaard worden door het feit dat de criminele statistiek hemzelf een “slecht” gedrag verweet.  In het verslag van het vooronderzoek daarentegen lijkt de juridische instantie neutraal te staan tegenover hem.[335]   

 

**********

 

Dit zijn de feiten : René Van Nedervelde mishandelde zijn vrouw Catharina zo erg en lang dat ze op 15 juni 1883 overleed aan haar verwondingen.  Dit verklaart de dader : volgens hem is hij de avond voordien tussen 10 en 11 uur thuisgekomen in een dronken staat en vond hij zijn vrouw uitgestrekt voor het venster, buitenshuis.  Hij dacht dat ze dronken was en had ze in haar bed gedragen.  Toen hij ‘s morgens opstond merkte hij dat zijn vrouw dood was.

 

Zelfrepresentatie : hij beweert dronken te zijn om het feit dat hij de avond zelf niet doorhad dat ze – zogezegd – dood was aannemelijker te maken.

Representatie van de ander : ze was zo dronken dat ze uitgestrekt vóór het huis lag.

 

Ondanks de overweldigende getuigenissen die aantoonden dat hij zijn vrouw had mishandeld bleef hij alles ontkennen en voegde hij er zelfs aan toe dat het misschien dieven waren die dit gedaan hadden.  Bovendien waren er mensen die de vrouw de dag van de moord gezien hadden.  Ze zag er droef uit en zei dat haar man weer de gehele dag “op toer” was en dat hij weer dronken zou thuiskomen en haar zou mishandelen.

 

Straf :

Gezien het feit dat de mishandeling door tal van getuigen werd gezien, werd René veroordeeld tot levenslang wegens vrijwillige doodslag op zijn vrouw.  Ook de juridische instantie was in de akte van beschuldiging kritisch tegenover de dader die “dikwijls in dronkenschap verkeerde en zijne vrouw sloeg”.  “Zijn vorig gedrag was gemeen”, is dan ook de te verwachten conclusie uit de criminele statistiek.  Zijn verschoningsgronden kunnen dus niet als een succes bestempeld worden.[336]

 

**********

 

Originaliteit is iets wat je Desiderius kan nageven!  De man die in 1899 zijn vrouw Pelagie Tanghe om het leven poogde te brengen beweerde dat zijn vrouw hem uitdaagde.  Hij verklaart : “Ik ben den donderdag om 10 uur gaan slapen nevens mijn zoon Jan.  Mijne vrouw lag in een ander bed met mijn dochter en ons klein kindje.  Den geheelen nacht heeft mijn vrouw een liedje liggen zingen dat op mij gemaakt is.  Zij sprak ook van een boete waartoe zij onlangs was veroordeeld geworden, en die zij liever wilde verzitten.  Zij voegde erbij dat zij in het gevang kousen zoude gebreien hebben voor haren aanhouder.  Op die woorden heb ik een mes genomen en naar mijn vrouw gegooid.  Ik was dan reeds aangekleed om naar de wacht te gaan, en ben onmiddellijk vertrokken.”  In een andere verklaring zegt hij dat ze veel dronk.

 

Representatie van de ander : Desiderius probeert het gedrag van zijn vrouw als normafwijkend voor te stellen door haar zowel een crimineel gedrag, huwelijksontrouw als overmatig drankgebruik aan te praten. 

 

Maar de juridische instantie zegt hierover : “Deze verklaringen werden door al zijn kinderen ten stelligste tegengesproken.  Volgens zoon Jan is zijn vader ‘s avonds vertrokken met de woorden ‘gij zult op de straat niet meer moeten gaan’ en hij is van gans de nacht niet naar huis gekomen”.  Ook het drankgedrag van de vrouw wordt door vele getuigen tegengesproken.  Bovendien gelooft  de juridische instantie er niets van : “Het gedrag liet zeer veel te wensen over. Bijna dagelijks kwam hij dronken te huis, en dan mishandelde hij zijn vrouw en dreigde haar te dooden.”

 

Straf :

De verklaringen van zijn kinderen, zijn dronkenschap, de bewezen mishandelingen en doodsbedreigingen die hem ten laste werden gelegd en de negatieve houding van de juridische instantie, zorgde ervoor dat zijn poging om zijn daad te verschonen geen succes hadden.  Ook de criminele statistiek vermeldt zijn slecht gedrag. Hij werd veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid wegens poging tot doodslag.[337]

 

**********

 

Tot nu toe hebben we enkel voorbeelden gegeven van pogingen om de misdaad te verschonen waarbij de daders een straf kregen die min of meer in verhouding was met de door hen begane misdaad.  Onder deze 10 dossiers zitten er echter 2 waarbij de dader werd vrijgesproken.

 

Een eerste geval is deze van Marie Van Watteghem en Alleman Isidoor, die we al eens eerder opvoerden. 

 

Isidoor pleegde een aanslag op zijn vrouw nadat deze hem had verlaten omdat ze zijn mishandelingen beu was.  Verbitterd wegens het feit dat hij maandelijks 20 fr. aan haar moest betalen en het feit dat hij dacht dat zijn schoonmoeder haar dochter opstookte besloot hij wraak te nemen op  hen.  De aanslag mislukte omdat beide vrouwen konden wegvluchten.  Tijdens het onderzoek slingeren dader en slachtoffer verwijten naar elkaars hoofd.

 

Isidoor zegt over Marie :

-    dat zij niet thuis kookte maar eten bij haar moeder ging halen.  Hij vond dat dat niet kon. 

-  dat ze, nadat ze de echtelijke woonst met haar kinderen verlaten had, hem weigerde om zijn kinderen te bezoeken.

 

Marie zegt over Isidoor:

-   dat hij tijdens het huwelijk een relatie had met zijn eerste lief en dat hij zelfs één van hun zonen zou meegenomen hebben naar zijn maîtresse. 

-    dat hij veel te veel dronk en dat dit de oorzaak was van de vele mishandelingen  “Mijn man leverde zich aan den drank over en dit is de oorzaak dat hij mij zoo dikwijls, bijzonderlijk op het einde dat wij te samen waren, zoo erg mishandelde zonder de minste reden of soms voor eene beuzelarij. 

 

Beiden ontkennen elkaars verwijten.  Als we de vele wederzijdse beschuldigingen van naderbij bekijken dan merken we volgende zaken op :

 

Bij Isidoor :

Representatie van de ander : Marie zou haar plichten als moeder niet na komen aangezien ze weigerde om zelf te koken.

Zelfrepresentatie : stelt zichzelf voor als slachtoffer van vrouwelijke desertie die daarenboven nog werd geweigerd om zijn kinderen te zien.

 

Bij Marie :

Representatie van de ander : Hij kwam zijn plichten als echtgenoot niet na : hij dronk veel en mishandelde haar constant.  Bovendien zou hij een buitenechtelijke relatie hebben.

Zelfrepresentatie : ze is het slachtoffer van brutaal, ongeoorloofd mannelijk geweld.

 

Dit dossier toont duidelijk aan dat ook slachtoffers een weinig lucratief beeld konden ophangen van hun aanvallers.  Het feit dat hij zijn vrouw vaak mishandelde werd bevestigd door verschillende getuigen.  Of er sprake was van een relatie met zijn oud-lief werd tijdens het vooronderzoek nooit echt duidelijk aangegeven. 

 

Straf :

Uiteindelijk werd Isidoor niet schuldig bevonden aan poging tot moord met voorbedachten rade. Nochtans had de juridische instantie geen goed woordje over voor hem : “Menigmaal schold Alleman zijne vrouw uit en mishandelde hij haar…”, staat er in de akte van beschuldiging te lezen.  De criminele statistiek heeft weliswaar geen opmerkingen over zijn gedrag.  Ofwel moet de jury gezwicht zijn voor zijn representatie van zichzelf en van Marie, ofwel moet er tijdens de rechtszaak nog iets anders naar boven zijn gekomen.  Omtrent de juiste reden van deze toch wel verrassende uitspraak blijven we, gezien de aard van onze bronnen, in het ongewisse.[338]

 

**********

 

De tweede gelukkige die werd vrijgesproken is een dader van een passioneel misdrijf uit jaloersheid, Coppens Benedictus.  Zijn vrouw, Marie De Loon, hield er buitenechtelijke betrekkingen op na met een zekere Leo Geldof.  De dader had haar reeds meerdere malen bedreigd.  Daarop kocht hij een pistool om, naar eigen zeggen, eerst beide minnaars en dan zichzelf neer te schieten.  Op een avond als zijn vrouw terugkwam van enige boodschappen, verweet hij haar dat ze van bij haar minnaar kwam en schoot hij haar neer.  Dit gebeurde op 2 april 1889. 

 

Reeds de dag nadien werd hij door de onderzoeksrechter ondervraagd.  Coppens verklaarde echter heel dronken te zijn en zich niets meer te herinneren van hetgeen gebeurd is.  In een andere ondervraging heeft hij het over het gedrag van zijn vrouw.  Marie viel op door haar slecht gedrag.  Bovendien verklaarde de dader dat ze een relatie had met Leo Geldof, een persoon van wie hij bang was aangezien deze hem al eens bedreigd had.  Alsof dit nog niet genoeg was voegde de dader er aan toe dat Leo en zijn vrouw een complot gemaakt hadden om hem uit de weg te ruimen.  Het is ook uit vrees voor Leo dat hij het wapen gekocht heeft.

 

Zelfrepresentatie : de dader stelt zichzelf voor als slachtoffer van de feiten; als iemand die handelde uit zelfverdediging tegen een mogelijke moordaanslag op hem.

Representatie van de ander : hij benadrukt zowel het slecht gedrag van zijn vrouw als van Leo.

 

Straf :

Coppens werd onschuldig geacht aan moordpoging met voorbedachte rade op zijn vrouw.  Op het eerste zicht kunnen we ervan uitgaan dat zijn verschoningsstrategieën succes gehad hebben.  Reeds de eerste zin van de akte van beschuldiging vermeldt dat het gedrag van Marie “veel te wenschen” over liet.  Hij werd dan ook door vele getuigen gesteund.  Ook de criminele statistiek had geen opmerkingen omtrent zijn gedrag.  Enkel het mogelijk bestaan van een complot om hem uit de weg te ruimen is nooit bewezen geweest tijdens het vooronderzoek.[339]

 

VI.2.3) SUCCES VAN DE VERSCHONINGSGRONDEN

 

Dé grote vraag is natuurlijk of er één of andere “regelmaat” te vinden is in de verschoningsstrategieën en het oordeel van de juridische instantie tijdens het vooronderzoek enerzijds en het uiteindelijke oordeel anderzijds?

 

Hierbij zitten we echter met twee problemen.  Een eerste is dat we eigenlijk maar 2 dossiers hebben waarbij er sprake is van vrijspraak.  In het geval van Coppens Benedictus kunnen we dit eindoordeel nog aanvaarden.  Maar de vrijspraak van Isidoor is ons, op basis van de gegevens die we uit het dossier haalden, geheel onduidelijk.  We beschikken dus over een té smalle “bewijsbasis” om hieruit algemene voorwaarden te puren waaraan moet voldaan worden om de verschoningstechnieken tot een goed einde te brengen.

 

Een tweede probleem is het feit dat de invloed van de jury op de strafmaat moeilijk op te meten valt omdat de aard van de straf samen met de beroepsrechters werd bepaald.[340]  In onze dossiers is er geen informatie te vinden over de wijze waarop deze bepaling verliep en hoe zwaar het oordeel van de 12-koppige jury daarin doorwoog.

 

Laten we eerst nog even twee overzichtstabellen geven.

De eerste tabel schetst een beeld van de soorten misdrijven en de daarmee corresponderende strafmaten uit onze “verschoningsdossiers”.

 

MISDRIJF[341]

DOSSIER

STRAF

Moord

7469, 7360

Levenslang

Poging tot moord

7380, 7530

Vrijspraak

 

7208, 7327

10 jaar

Poging tot doodslag

7423

Levenslang

 

7603

20 jaar

 

7613

15 jaar

Doodslag

7227

Levenslang

Slagen en kwetsuren

7554

7 jaar

 

7487

1 jaar

 

Een tweede tabel geeft een overzicht van de houding van juridische instantie en de criminele statistiek t.o.v. de dader.  We zijn er ons hierbij van bewust dat we ons baseren op expliciete formuleringen van de juridische instantie waaruit we een sympathie of afkeuring van de daders kunnen waarnemen.  We hanteren hiervoor de begrippen “negatief”, “positief” of “neutraal”.  Met negatief bedoelen we die gevallen waarin bv. de akte van beschuldiging de dader omschrijft als iemand die weinig werkt, veel drinkt en/of zijn vrouw mishandeld heeft.  We hanteren het etiket “neutraal” in de gevallen waar we geen sporen vonden van expliciete goed- of afkeuringen van het gedrag van de dader.

 

DOSSIER

AKTE VAN BESCHULDIGING

CRIMINELE STATISTIEK

7208

Neutraal

Negatief

7227

Negatief

Negatief

7380

Positief

Neutraal

7327

Negatief

/[342]

7360

Neutraal

Negatief

7423

Neutraal

Negatief

7469

Negatief

Negatief

7487

Negatief

Negatief

7530

Negatief

Neutraal

7554

Negatief

Negatief

7603

Negatief

Negatief

7613

Negatief

Negatief

 

Het enige wat hier in het oog springt is opnieuw het dossier van Coppens Benedictus.[343]  In dit dossier kiest de juridische instantie duidelijk partij voor Coppens.  In het verslag van het vooronderzoek schildert men hem immers af als slachtoffer van het wangedrag van zijn vrouw.

 

Deze twee tabellen geven duidelijk weer dat de impact van representatie en zelfrepresentatie teneinde de misdaad te verschonen bijzonder klein was.  Hieruit besluiten dat dergelijke strategieën in het HAOOST van de negentiende eeuw totaal geen impact hadden lijkt ons nogal voorbarig.  We moeten immers ook rekening houden met het feit dat er factoren zijn die deze representaties “ongeloofwaardig” deden overkomen of zelfs weerlegden.

 

Zo werd Salens Mathildis niet geloofd wegens tegensprekende getuigenissen en een brief die haar schuld overduidelijk bewezen.[344]  Ook Poppe Emmanuel en René Van Nedervelde werden “overspoeld” door ettelijke getuigenissen die hun beweringen tegenspraken.[345]  Dergelijke getuigenissen konden niet alleen onterechte verwijten aan het adres van het slachtoffer tegenspreken; ook konden ze aantonen dat de dader zelf geen heilige was.  Een andere factor die meespeelt is het gedrag van het slachtoffer zelf.  Indien er niets op haar aan te merken valt, is het niet verwonderlijk dat een dader die haar toch negatief probeert af te schilderen weinig tot niet geloofd worden.  Enkel in het geval van Josephus Fels zagen we dat het slecht gedrag van het slachtoffer min of meer in zijn voordeel speelde.[346]

 

 

VI.3) PASSIE ALS VERSCHONINGSGROND IN HET HAOOST

 

Tot nu toe hebben we het hoofdzakelijk over (een combinatie van) zelfrepresentatie en representatie van het slachtoffer gehad.  Maar sommige daders gaan in hun ondervragingen zo ver dat ze hun misdaad geheel onterecht als een stereotiep passioneel misdrijf proberen voor te stellen.  We vonden 9 duidelijke voorbeelden.  Hierbij speelt een pragmatische retoriek van emoties een belangrijke rol.[347] 

 

Ook Harris treft in haar sample van misdrijven voorbeelden aan van verdachten die beweerden dat ze passionele misdadigers waren.[348]  Volgens haar waren rechters en juryleden gevoelig voor dergelijke beweringen.  Men groef diep in de attitudes van de dader inzake zijn plichten tegenover zijn gezin en zijn seksueel gedrag.  Wanneer men daartegenover nog eens een slachtoffer stelde dat niet echt veel sympathie kon opwekken bij de juridische instantie, dan mondde het proces niet zelden uit in een vrijspraak.[349] 

 

Voor we enkele voorbeelden geven zouden we het nog even over die pragmatische retoriek van emoties willen hebben.  We definieerden dit reeds als “het hanteren van een emotievocabulaire dat fictieve emoties bij naam noemt (zoals jaloersheid, woede,…) die impliceren dat men zichzelf niet echt meer onder controle had.”   Het contradictorisch karakter hiervan ligt in het feit dat de toenmalige emotionele cultuur van de hogere klasse juist het controleren van emoties propagandeerde.  We kwamen al tot de vaststelling dat dergelijke normen en waarden bekend waren in de lagere klasse.  Hoe moeten we die pragmatische emotionele retoriek dan verklaren? 

 

Het antwoord ligt eigenlijk voor de hand.  D.m.v. dergelijke emotionele retoriek probeerden de daders de beoordelende instanties ervan te overtuigen dat ze niet echt voor 100% toerekeningsvatbaar waren op het moment van de feiten.  Men kan het vergelijken met daders die “dronkenschap” inriepen om hun volle verantwoordelijkheid in het misdrijf te minimaliseren.

 

VI.3.1) ENKELE VOORBEELDEN

 

Het “typevoorbeeld” van dergelijke manier van verschonen is het dossier van Danneels Theofiel-Hector en Maria De Romme uit 1891; dat wij als een passioneel drama na (dreiging van) verlaten klasseerden. 

 

Theofiel-Hector zat op de dag van de feiten zonder werk.  Wanneer hij dit aan zijn vader ging vertellen antwoordde deze dat het ervan kwam om met zo’n meisje te trouwen.  Daarvan onder de indruk ging hij naar huis en maakte ruzie met zijn vrouw.  Uiteindelijk wurgde hij haar.  

 

Dit geval komt al dicht in de buurt van een passioneel misdrijf dat wij als stereotiep bestempelen, maar toch zal de dader in eerste instantie tijdens ondervragingen de feiten voorstellen als een misdrijf na ontdekking van overspel in flagrant délit.

 

“Gisterenavond, zegt hij, ben ik om tien uren t ‘huis gekomen.  Ik heb op de deur geklopt en mijnen vrouw heeft opengedaan.  Zoohaast ik binnentrad sprong een man dien ik niet erkend heb, de deur uit en vluchtte weg.  Hierop in gramschap schietende, heb ik haar bij de keel gevat, omvergeworpen en mijnen knie op hare borst gezet eischende dat zy mij den onbekende zoude noemen.  Als mijnen woede over was, heb ik bemerkt dat mijnen vrouw opgehouden had van te leven en ik ben naar mijn ouders huis gelopen om hun kennis te geven van hetgeen er gebeurd was.”  De geburen, die alles gehoord hadden, spreken zijn verklaring tegen.  Eerst blijft Hector nog ontkennen, maar later geeft hij toe : “Ik heb dit stelsel uitgevonden om mij te verschoonen.”

 

Qua verschoningstechnieken vinden we geen sporen van representatie van zichzelf of het slachtoffer, maar wel een pragmatische retoriek van emotionele controle : D.m.v. de zin “hierop in gramschap schietende” probeert hij de juridische instantie te doen geloven dat hij de controle over zijn emoties verloor en zodoende niet volledig verantwoordelijke geacht kan worden voor zijn daden. 

 

Straf :

De juridische instantie had niets aan te merken op zijn gedrag, net als de criminele statistiek.  Maar de dader gaf uiteindelijk zelf toe dat hij gelogen had.  Hij werd beschuldigd van poging tot doodslag.  De notie voorbedachte rade werd door de jury weggelaten en de dader kwam er van af met 20 jaar dwangarbeid.[350]

**********

 

Ook de dader van een ander passioneel drama na verlaten probeert het als een stereotiep passioneel misdrijf voor te stellen.  Schram Jan was in 1899 “uiterst vergramd” omdat zijn vrouw na een zoveelste bedreiging van hem het huis verliet.  Daarop besloot hij zich “op haar leven te wreken”.  Hij kwam zijn vrouw, Maria Simonet, tegen op straat met een vriendin.  Ze gingen allebei een huis binnen.  Toen die vriendin even later weer naar buiten kwam sloop hij het huis binnen en schoot op zijn vrouw zonder iets te zeggen.

 

Aan de onderzoeksrechter verklaart hij “onder den invloed der jaloerschheid gehandeld te hebben, bewerende dat zijne vrouw met ander mannevolk en namelijk met een zekere Georges De Coene te doen had, en ook uit gramschap, omdat zijne echtgenote, eenige oogenblikken voor het feit, met hem gespot had en hem door woorden en teekens had uitgedaagd.”

 

Om het op een stereotiep passioneel misdrijf te doen lijken gaat de dader als volgt te werk :

Representatie van de ander : de vrouw zou reeds met iemand anders zijn, ze zou hem geprovoceerd hebben.

Pragmatische retoriek van emoties : de dader verklaart dit uit “jaloerschheid” en “gramschap” te hebben gedaan.  Hij maakt dus gebruik van emotievocabulaire dat veronderstelt dat hij de controle erover verloor en daardoor tot dergelijk misdrijf in staat was.

 

Maar het verslag van het vooronderzoek zegt daarop : “Maar er werd door het onderzoek bewezen en ook later door zijn eigen bekentenissen, dat die beweringen maar uitvindsels waren om zich te verontschuldigen.  Het is integendeel wel vastgesteld geweest dat hij gehandeld heeft uit wraak en dat hij het inzicht heeft gehad het leven zijner vrouw te ontnemen, omdat zij van hem afgescheiden wilde blijven.”

 

Straf : De juridische instantie verweet hem “een slecht gedrag”, evenals de criminele statistiek.  Zijn vrouw werd slechts éénmaal getroffen in het been. Ook hij werd door getuigen tegengesproken en bekende later schuld.  Uiteindelijk werd Jan veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid wegens poging tot doodslag.[351]

 

**********

 

Poppe Emmanuel is ook iemand die zijn misdaad – een passioneel drama na verlaten – als bijzonder passievol en emotioneel geladen probeert te omschrijven, zij het op een nogal “onhandige” manier. 

 

Zeven weken nadat zijn vrouw hem verlaten had stond hij haar in 1884 aan haar huis op te wachten en schoot haar, zonder een woord te zeggen, dood.  Verschillende strategieën van verschoning kunnen we onderscheiden.  In een eerste ondervraging beweert hij“uit jaloersheid” gehandeld te hebben, “daar zijne vrouw, volgens zijne verklaring, hem bedroog met haren schoonbroeder en zij den voorgaanden dag bedronken was geweest.”  In één van zijn broekzakken vond men zelfs een briefje waarop stond : “door de jaloerscheid heb ik dat misdaan de dood van mijne vrouw”.  Nadien moest hij bekennen dat die beschuldigingen ongegrond waren.  Hij blijft er wel bij dat hij niet meer weet hoe die brief in zijn zak is terechtgekomen.

 

Maar Emmanuel wedde voor alle zekerheid op meer dan één paard.  In een andere ondervraging beweert hij dat zijn vrouw dronken was terwijl ze uitging met een zekere Gustaaf.  “Zij moet dat niet doen, want zij heeft mij zelve nog verteld dat hij haar eens vijf franken willen geven heeft, om met haar betrekkingen te hebben.”  Het slachtoffer bekent inderdaad dat ze eens met hem is uitgeweest, maar ze voegt eraan toe dat er nog een derde persoon bij was, dat ze geen relatie met hem had en dat ze niet dronken was.

 

Bovendien zegt hij dat hij in dronkenschap zijn revolver gekocht had.  Naast het briefje vonden de onderzoekers echter ook een scheermes in zijn zak.  Hiervoor geeft hij volgende verklaring :  “ik heb later gemeend mij daar zelf den hals met af te snijden.”

 

Representatie van de ander : zijn vrouw is ontrouw met zijn broer, ze was dronken

Zelfrepresentatie : hij beweert de revolver uit dronkenschap gekocht te hebben en dat hij van plan was zelfmoord te plegen.

Pragmatische emotionele controle : hij beweert uit jaloersheid gehandeld te hebben.

 

Straf :

Zijn vrouw overleefde de aanslag.  Poppe werd wegens poging tot doodslag met voorbedachte rade veroordeeld tot 15 jaar dwangarbeid.  Het overgrote deel van zijn getuigenissen werden immers tegengesproken door andere mensen (o.a. de ontrouw van zijn echtgenote).  Bovendien had men reeds tijdens het vooronderzoek sympathie voor het slachtoffer.  Zo luidt de instructie : “Zijne vrouw heeft altijd een zeer goed gedrag gehad, zij werkte met veel ijver en ging bijna nooit uit.  Poppe integendeel had een zeer slecht gedrag…  Hij verdronk alles wat zijne vrouw won…  Hij heeft zich willen wreken omdat zij weigerde naar de echtelijke woonst terug te keren.  Dit verklaart het mislukken van zijn verschoningstechnieken.”  Ook de criminele statistiek laat er geen onduidelijkheid over bestaan : “Zijn gedrag liet te wenschen over.[352]

 

**********

 

De Witte Frederic ruimde in 1877 zijn vrouw, Fidelia Herrebaut, uit de weg uit liefde voor Marie Louise.  Dit deed hij door zijn vrouw in een sloot te smijten en haar onder water te houden tot ze geen teken van leven meer gaf.

 

Aan de onderzoeksrechter verklaart hij echter dat de aanleiding tot deze misdaad het feit was dat ze ruzie kregen.  Daarop duwde hij haar in de gracht onder water.  Hij wou haar zolang onder water duwen tot ze om vergiffenis vroeg.  De ondervrager reageert daarop met de opmerking dat het onmogelijk was om vergiffenis te vragen als ze onder water werd gehouden.  De Witte antwoordt hierop : “Ik was buiten mijn zelven.”

 

Door de vele getuigenissen, maar vooral door de bekentenissen van zijn minnares – waarin ze zei dat de dader reeds meerdere malen gezegd had dat hij zijn vrouw ging vermoorden – werd Frederic in het nauw gedreven en ging hij tot bekentenissen over.  Maar toch blijft hij erbij dat het niet met voorbedachten rade was, dat hij er pas aan dacht als hij met zijn vrouw de gracht naderde.

 

De dader geeft reeds van bij de eerste ondervraging toe dat hij iets met de dood van zijn vrouw te maken heeft, maar hij hoopt de juridische instantie te doen geloven dat niets van zijn daad op voorhand was voorbereid of gepland.  Dit doet hij door gebruik te maken van een pragmatische retoriek van emotionele controle : door te zeggen dat hij buiten zichzelf was, wil hij doen geloven dat hij de controle over de situatie verloor. 

 

Straf :  In de akte van beschuldiging was men neutraal ten opzichte van de dader, wel merkte de juridische instantie op : “Alhoewel het genoegzaam uit alle deze omstandigheden voortvloeit dat de moord van Fidelia Herrebaut veroorzaakt geweest is door de liefdebetrekkingen die er tusschen Fredericus De Witte en Maria Vanhese bestonden…”    Ook hij gaat over tot bekentenissen.  Uiteindelijk werd de dader veroordeeld tot de doodstraf, dat omgezet werd in levenslange dwangarbeid.[353]

 

**********

 

Vandevelde Theofiel werd in 1897 beschuldigd van poging tot doodslag op zijn vrouw, Maria Delaey.  In juni van dat jaar was zijn vrouw, die regelmatig door hem werd mishandeld, weggevlucht uit het huis.  De dag nadien ging zij er terug naar toe om het eten klaar te maken.  De dader zelf stond op en ging naar buiten.  Toen hij terug thuis kwam zei hij “ik ben hier,  Louise gij zijt een brave vrouw.”  Op dat moment stak hij haar verschillende keren met een mes in het hoofd. 

 

Aan de ondervrager verklaart hij dat wanneer hij thuiskwam zijn vrouw aan hem vroeg wat hij hier kwam uitspoken.  Plots zou ze een mes genomen hebben en hem geprobeerd hebben te steken.  Theofiel zegt dat hij op dat moment het mes heeft afgenomen en “in eene oploopende colère heb ik haar gestoken in het hoofd en ik weet niet hoeveel keeren, ik heb dit niet gedaan om haar te vermoorden.”

 

Representatie van de ander : het slachtoffer zou de misdaad hebben uitgelokt door hem eerst aan te vallen.

Pragmatische retoriek van emoties : Door die aanval geraakte hij in een “colere” en stak haar neer, niet meer wetende hoeveel keren juist.

 

Uiteindelijk werd hij tegengesproken door tal van getuigen en zijn eigen vrouw, die de aanslag overleefde.  Zo wijzen verschillende mensen erop dat hij daarvoor reeds meerdere malen had gezegd dat hij zijn vrouw ging vermoorden.  Bovendien had een buurvrouw alle feiten gehoord en kwam haar getuigenis overeen met die van het slachtoffer.

 

Straf :

Aangezien het slachtoffer overleefde werd hij veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid.  Zijn poging om het op een stereotiep passioneel misdrijf te doen lijken werkte niet door vele tegensprekende getuigenissen.  Daarenboven werd de dader zowel in de akte van beschuldiging als in de criminele statistiek slecht afgeschilderd.[354]

 

VI.3.2) SUCCES VAN DE VERSCHONINGSGRONDEN

 

Ook hier zitten we met het “probleem” dat we over geen enkel dossier beschikken waarin de dader werd vrijgesproken of een uitzonderlijk lichte straf toegewezen kreeg. 

 

Als we ook voor deze groep verschoningsdossiers een overzicht geven a.d.h.v. twee tabellen, dan bekomen we volgend beeld :

 

 

MISDRIJF[355]

DOSSIER

STRAF

Moord

7214, 7393, 7427

Levenslang

Doodslag

7287

Levenslang

 

7408

20 jaar

Poging tot moord

7259

15 jaar

Poging tot doodslag

7045

levenslang

 

7547

20 jaar

 

7601

10 jaar

 

DOSSIER

AKTE VAN BESCHULDIGING

CRIMINELE STATISTIEK

7045

Negatief

Negatief

7214

Negatief

Negatief

7259

Negatief

Negatief

7287

Negatief

/

7393

Neutraal

Negatief

7408

Neutraal

Positief

7427

Neutraal

Positief

7547

Negatief

Negatief

7601

Negatief

/

 

Ook hier kunnen we hetzelfde besluiten als de hierboven beschreven groep “verschoningsdossiers”.   De impact van passionele verschoningsstrategieën lijkt bijzonder klein, zoniet nihil te zijn.  De enige dader die enigszins succes wist te boeken is Danneels-Theofiel Hector.  Maar het feit dat hij later bekende zijn daad in eerdere verklaringen verschoond te hebben, wijst erop dat men zich in het eindoordeel liet leiden door de ware feiten.  En net als de voorgaande dossiers spelen hier factoren zoals tegensprekende getuigen en wangedrag van de daders een rol in het “mislukken” van de verschoningsrepresentaties.  In drie gevallen gaat de dader later zelf over tot bekentenissen.

 

 

VI.4) VERSCHONINGSMECHANISMEN : DE SLEUTEL TOT SUCCES

 

Bovenstaande conclusie impliceert dat het moeilijk is om een overzicht te geven van de factoren waaraan getuigenissen moeten voldoen, wil de verschoningspoging een succes zijn.  Toch zullen we proberen om enkele punten aan te stippen, hoofdzakelijk gebaseerd op een redenering in het negatieve.  We benadrukken dat het hier zeker niet om een conclusie gaat na systhematisch onderzoek.  Onderstaande opsomming is eerder een impressionistische weergave dat zeker en vast nog door verder onderzoek moet getoetst worden op haar werkbaarheid.

 

1)  Zichzelf een normerend gedrag toemeten

Harris wijst erop dat het succes van melodrama afhangt van de mogelijkheid om bij het publiek en de jury sympathie op te wekken door het contrast te tonen tussen de goede bedoelingen van de heldin en het slecht karakter van haar vijanden.[356]  Ze is van mening dat dit ook zo voor daders van passionele misdrijven is; waarbij het publiek wordt vervangen door de jury.[357]  Guillais komt eveneens tot het besluit dat de zelfrepresentatie enkel succes heeft door te verwijzen naar “ethical standards dictated by prevailing codes of conduct and adopted by most people.”[358]

 

Ook wij gaan ermee akkoord dat de dader zichzelf en zijn gedrag zoveel mogelijk als beantwoordend aan de norm moet voorstellen.  Aangezien de juridische instantie en de jury bestonden uit mensen van de midden- en hogere klasse, was het “hun norm” waaraan daders uit de lagere klasse moesten beantwoorden in hun verklaringen.  Daardoor verkreeg men een grotere herkenningsfactor bij rechters en juryleden.

 

Ook het vorig gedrag van de dader moet beantwoorden aan de norm.  Het vorig gedrag van het slachtoffer moet niet per sé normafwijkend zijn.  Zoiets speelt uiteraard wel in het voordeel van de dader; maar een “plotse verandering” in het slachtoffergedrag, ondanks voorafgaandelijk goed gedrag, kan ook al voldoende zijn.

 

2) Het slachtoffer een normafwijkend gedrag verwijten

De dader moet het gedrag van zijn slachtoffer zoveel mogelijk als normafwijkend voorstellen.

 

3) Proportionele actie-reactie 

De reactie (het misdrijf) van de dader moet proportioneel zijn in verhouding met de actie (de provocatie of het wangedrag) van het slachtoffer.

 

4) Geen tegensprekende bewijzen

Er mag geen of toch niet teveel bewijslast zijn, zoals getuigenissen of materiële bewijzen, die de verklaringen van de dader tegenspreken.

 

5) Consequentie in de verklaringen

De dader moet zich gedurende het hele vooronderzoek en tijdens het proces aan dezelfde verklaring houden.  Logischerwijze zal iemand die later bekentenissen aflegt schuldig bevonden worden.

 

 

VI.5) GEVOLGEN VOOR GESCHIEDENIS VAN EMOTIES

 

Een gevolg van deze gestilleerde representaties (van zichzelf of iemand anders) en pragmatische retoriek van emoties is de veronderstelling dat het moeilijk, zoniet onmogelijk is om een dieper inzicht te verwerven in de complexiteit van de innerlijke emotionele strijd en emotionele expressie.  Juridische dossiers die onder de noemer “passioneel drama” vallen geven al bijzonder weinig tot niets van informatie omtrent mentaliteiten t.o.v. bepaalde emoties of emotionele gedragingen.  Laat staan dat we enige informatie zouden kunnen opvangen omtrent de rol van ware emoties achter dergelijke misdrijven.  Harris zegt daarover : “Instead, we are left only with these stylized self-representations…”[359]  Of zoals Vincent het formuleert : “The most sophisticated computer programme can never tell us how much a man loved his wife, to what extent he grieved over the death of a child, nor can it establish with any precision the way in which the fundamental emotional experiences were affected by the material circumstances of the family.”[360]

 

We kunnen bijgevolg besluiten dat passionele misdrijven niet echt ideale bronnen zijn voor de geschiedenis van emoties.  Als ze dan toch van dienst kunnen zijn voor deze discipline, dan situeert hun nut zich op het gebied van de studie van emotionele expressie.  Maar de onderzoeker die gebruik maakt van dergelijke bronnen moet zich bewust zijn van deze pragmatische emotionele retoriek en van het juridisch kader waarbinnen deze emoties geuit worden.  Een tweede punt waarvoor passionele misdrijven van dienst kunnen zijn is een onderzoek naar het emotievocabulaire dat in een bepaalde ruimte en periode gehanteerd werd.

 

 

VI.6) BESLUIT

 

Bij het bestuderen van passionele misdrijven moeten we ons bewust zijn van het feit dat de vele verklaringen van daders, slachtoffers en getuigen uitgesproken en opgetekend werden in een juridisch kader.  Dit betekent dat vooral daders niet altijd de waarheid verkondigden maar konden overgaan tot het verschoning van hun misdaad.  Met deze opmerking in het achterhoofd gingen we op zoek naar de verschillende technieken om de misdaad “goed te praten” : representatie van de ander, zelfrepresentatie en het gebruik van een pragmatische emotionele retoriek zijn de verschoningsgronden die wij onderscheiden.  Het is opmerkelijk dat geen enkele auteur uit de 2de helft van de 19de en 1ste helft van de 20ste eeuw oog heeft voor deze verschoningstechnieken.  Qua recentere literatuur kunnen we wel Guillais en Harris vermelden.

 

Deze laatste auteur heeft het enkel over vrouwelijke representatie.  Op basis van één “vrouwelijk dossier” is het echter moeilijk om een algemene conclusie te trekken.  Als we de inhouden van de mannelijke representaties van het slachtoffer op een rijtje zetten, dan merken we op dat vooral ontrouw en dronkenschap de meest voorkomende klachten zijn aan het adres van de vrouwelijke slachtoffers.  Wat betreft zelfrepresentatie zal men vooral naar dronkenschap grijpen.

 

Na het bestuderen van 12 dossiers waarin er sprake is van verschoningspogingen op basis van representaties (van zichzelf of het slachtoffer) komen we tot de conclusie dat de impact op de juridische instantie tijdens het vooronderzoek en op de rechter en juryleden tijdens het eindoordeel klein tot nihil is.  Hierbij moeten we wel de opmerkingen maken dat het bijzonder moeilijk is om het aandeel van de jury in het eindoordeel op te meten op basis van onze bronnen.   Ook bij daders die hun misdaad trachten te verschonen door het als een stereotiep passioneel misdrijf voor te stellen kunnen we dezelfde opmerkingen maken. 

 

We moeten hierbij wel rekening houden met mogelijke factoren die de representaties van de dader “ongeloofwaardig” doen overkomen.  Het gaat om tegensprekende getuigenissen, het normafwijkend gedrag van de dader zelf en materiële tegenbewijzen. Aangezien we maar over twee “verschoningsdossiers” beschikken waarin de dader wordt vrijgesproken, is het moeilijk om de sleutel tot succes te achterhalen.  Op basis van onze voorbeelden hebben we toch getracht om enkele punten te onderscheiden waaraan dergelijk verschoningsmechanisme moet voldoen, wil de dader enige mate van succes kennen.  Tevens kwamen we tot de conclusie dat het nut van onze bronnen inzake emotionele geschiedenis eerder ligt op het vlak van emotionele expressie en het toenmalig gehanteerde emotievocabulaire. 

 

Op één punt lijken de hierboven beschreven dossiers dus af te wijken van hetgeen Harris hieromtrent zegt.  Zij is van mening dat daders die passie als motief inriepen – losstaand van het feit of het nu terecht is of niet –  door de jury gemakkelijk werden vrijgesproken.  Wij komen dit echter nooit tegen bij deze groep van stereotiep passionele verschoningsdossiers.  Enkel in het dossier van Theofiel-Hector wordt de notie “voorbedachte rade” weggelaten.

 

Deze verschoningspogingen zijn opnieuw een bewijs dat mannen en vrouwen uit de lagere klasse kennis hadden van de normen en waarden die ressorteerden in de hogere lagen van het negentiende-eeuwse maatschappelijk leven.  Een tweede bewijs is dat men kennis had van een type misdrijven die wij als stereotiep passioneel bestempelen.  In het volgende hoofdstuk zullen we op zoek gaan naar de mogelijke kanalen waarlangs de negentiende-eeuwse mannen en vrouwen kennis kregen van dergelijke misdrijven. 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[321] C. MEULDERS en K. MATTHIJS  , art.cit., p. 66.

[322] We moeten hierbij wel opmerken dat niet alle studies gebaseerd zijn op getuigenissen. 

[323] J. GUILLAIS, op.cit., p. 202.

[324] R. HARRIS, Murders and madness…, pp. 210, 218.

  R.HARRIS, “Melodrama…”,  p. 34.

[325] R. HARRIS, Murders and madness…, p. 222.

[326] Ibid., pp. 224-225. 

Uitzonderingen hierbij zijn die utiliteitsmoorden waarbij de vrouw een beroep doet op haar minnaar om het misdrijf uit te voeren.

[327] RABeveren, HAOOST  7208, 7227, 7327, 7360, 7380, 7423, 7469, 7487, 7530, 7554, 7603, 7613.

[328] RABeveren, HAOOST 5348, 7339, 7469.

[329] RABeveren, HAOOST 5998.

[330] RABeveren, HAOOST 7469.

[331] RABeveren, HAOOST 7469.

[332] In onze inleiding vermeldden we immers reeds dat de juridische instantie in het verslag van het vooronderzoek in vele gevallen expliciet partij koos voor dader of slachtoffer.

[333] In principe gaat het hier om een passioneel misdrijf dat het stereotiepe beeld ervan dicht benadert.  Het feit dat de dader hier de waarheid spreekt weerhoudt ons ervan dit misdrijf bij de tweede groep van “verschoningsdossiers” te rekenen.

[334] Bepaalde delen van deze brief zijn onleesbaar.

[335] RABeveren, HAOOST 7208.

[336] RABeveren, HAOOST 7227.

[337] RABeveren, HAOOST 7603.

[338] RABeveren, HAOOST 7530.

[339] RABeveren, HAOOST 7380.

[340] K. VELLE, “De rechtelijke macht”, in : P. VAN DEN EECKHOUT  en G. VANTHEMSE (red) Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-20ste eeuw, Brussel, 1999, p. 486.

[341] Buiten dossier 7208 werden alle daders van moord(poging) en (poging tot) doodslag ervan beschuldigd hun daad met voorbedachten rade uitgevoerd te hebben.

[342] De criminele statistiek ontbreekt hier.

[343] RABeveren, HAOOST 7380.

[344] RABeveren, HAOOST 7469.

[345] RABeveren, HAOOST 7227, 7259.

[346] RABeveren, HAOOST 7208.

[347] RABeveren, HAOOST 7045, 7214, 7259, 7287, 7393, 7408, 7427, 7547, 7601.

[348] R. HARRIS, Murders and madness…, p. 210.

[349] Ibid., p 285.

[350] RABeveren, HAOOST 7408.

[351] RABeveren, HAOOST 7601.

[352] RABeveren, HAOOST 7259.

[353] RABeveren, HAOOST 7045.

[354] RABeveren, HAOOST 7547.

[355] In alle gevallen gaat het om misdrijven uitgevoerd met voorbedachte rade.

[356] R. HARRIS, op.cit., p. 226.

[357] R. HARRIS, “Melodrama…”, p. 38.

[358] J. GUILLAIS, op.cit., p. 203.

[359] R. HARRIS, Murders and madness…, p. 222.

[360] VINCENT (D.), “Love and death and the nineteenth-century working class”, in : Social History, V, 1980, 2, p. 223.