Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

INLEIDING

Internationale context

Deze scriptie dient geplaatst te worden in het kader van de Coöperatieve Studie van Buitenlands Nieuws en Internationale Nieuwsstroom, uitgevoerd in 1997. Deze kan dan weer als een update beschouwd worden van een gelijkaardig project uit 1978, uitgevoerd door het International Association for Mass Communication Research (IAMCR), op aanvraag van de Unesco. Deze studie legde zich toe op “de beeldvorming van landen die een ander sociaal systeem vertegenwoordigen en die zich in een ander stadium van ontwikkeling bevinden, zoals dat voorgesteld wordt door de massaal verspreide pers in de betrokken landen”[1].

Gedurende de jaren ’70 ontstond een nieuwe politieke activering in de antikoloniale strijd van de derde wereldlanden in het algemeen en de niet-gebonden landen in het bijzonder. Een belangrijk aspect hiervan betrof de eis tot de oprichting van een Nieuwe Informatie Wereld Orde. In dit kader werden verschillende studies verricht, die de belangrijkste onderwerpen en problemen in de internationale communicatie belichtten. Tevens stelden zij de modus operandi in vraag en bekritiseerden zij het internationaal informatiesysteem.

Het gevolg was een toenemende erkenning van het feit dat de imperialistische praktijken niet enkel werden toegepast op politiek en economisch vlak, maar ook op cultureel en sociaal vlak.

De Algemene Vergadering van de Unesco in 1976 te Nairobi, vormt in deze context een sleutelmoment, waarin er voor het eerst werd besloten dat een studie over buitenlandse beeldvorming noodzakelijk was. Deze studie zou zich voornamelijk toeleggen op de inhoud van de informatie, en zou deze expliciet in de context plaatsen van internationale relaties en machtsverhoudingen. Voor het eerst werden de media en communicatie niet als afzonderlijke abstracte categorieën behandeld, maar ingebed in een bijhorende historische, politieke/ economische/sociale context.

Ondertussen zijn politiek, technologie en media meer en meer met elkaar verweven geraakt, zodat een nieuwe en overeenkomstige interesse is ontstaan voor de systematische studie van buitenlandse nieuwsberichtgeving en internationale nieuwsverspreiding.

De politieke geschiedenis van de afgelopen decennia houdt natuurlijk de val van de communistische regimes in Centraal en West-Europa in en de daaruit voortvloeiende kwesties over de rol van de nieuwe informatietechnologieën en moderne communicatie in deze revolutie.

Het einde van de Koude Oorlog vereiste nieuwe kaarten, zowel geografisch als conceptueel. De talloze politieke en technologische veranderingen van het afgelopen decennium hebben een nieuwe wereldorde gecreëerd die vooral aanleiding gaf tot een specifieke vorm van marktglobalisatie.

Vóór 1989 werd de internationale nieuwsverwerving en -verspreiding in grote mate bepaald door een structuur die deze politieke machtsverhoudingen van de Koude Oorlog consolideerde. Internationaal nieuws werd gedomineerd door de “big four” westerse nieuwsagentschappen (Reuters, AFP, AP, UPI). Er bestond een uitgesproken onevenwicht in de nieuwsverdeling, waarbij de Derde Wereld veruit meer informatie kreeg over het Westen dan omgekeerd.

Sinds 1989, heeft de wereld enorme veranderingen ondergaan, zowel op politiek vlak als op technologisch vlak. Er ontstonden niet alleen nieuwe vormen van nationalisme, maar ook een nieuwe strijd voor onafhankelijkheid, voor ontwikkeling, democratie en een heropleving van de zorg voor mensenrechten. Deze onderwerpen genoten een hernieuwde aandacht vanwege de media.

Een dergelijk moment van crisis en verandering, hernieuwde de vraag over het concept van buitenlands nieuws, wat het was en wat het zou moeten zijn.

Er dienden dus nieuwe kaarten getekend te worden, waarin de opkomende globale nieuwsgeografie verduidelijkt werd. Het betrof zowel de voornaamste nieuwsleveranciers, de geografische en culturele regionen die de nieuwsberichtgeving dekken, als de taal en de beelden die het buitenlands nieuws handhaaft om het nieuws als “anders” te bestempelen.

In de huidige geopolitieke wereldorde wordt het steeds onduidelijker wie vriend of vijand is. Internationale nieuwsberichtgeving heeft steeds een grote betrokkenheid gehad met de bestaande internationale politiek. Daarom kan analyse ervan een belangrijke aanduiding zijn van opkomende trends in internationale relaties en politiek. Het stelt ons ook in staat om na te gaan of het manipulatieve (kapitalistische) overheersingsysteem, zoals dat in vroegere studies beschreven werd (zie boven), nog steeds standhoudt, dan wel of er andere nieuwe criteria van nieuwsselectie zijn ontstaan. Zo zou zich in het afgelopen decennium de notie “culturele verbondenheid” ontwikkelen, hetgeen betekent dat het buitenlands nieuws niet meer door geografische normen maar eerder door “culturele” zou worden bepaald.

Een belangrijk aspect van deze studie ligt dan ook in de wijze waarop het buitenlands nieuws zich in de internationale pers als “anders” of  “vreemd” manifesteert.

Het belang van de buitenlandse nieuwsberichtgeving ligt niet zozeer in de notie “nieuws”, als wel in het feit dat het informatie betreft waarop mensen van verschillende naties bepaalde belangrijke en vitale beslissingen nemen.

De relatie tussen naties zijn nu meer dan ooit sterk beïnvloed door de visie van een volk ten opzichte van de eigen belangen, het nationaal belang. Deze visie wordt in grote mate bepaald door de informatie die men ontvangt. Buitenlands nieuws is in deze globaliserende wereld niet enkel uiterst belangrijk, maar het is ook in steeds toenemende mate complex.

Een van de oorzaken van de informatie ongelijkheid en de daaruit voortvloeiende afhankelijkheid van de Derde Wereld ten opzichte van het Westen, ligt in het proces van nieuwsvergaring. Aangezien de nieuwsmedia belangrijke scheidsrechters van de realiteit zijn, niet alleen voor de massa maar ook voor de regeringen, kan een vervormd beeld van de internationale scène een belangrijk obstakel zijn voor de internationale politieke verhoudingen.

De wijze waarop verschillende landen elkaar portretteren aan de hand van de nieuwsberichtgeving, en de wijze waarop de derde wereldthematiek door de media wordt behandeld kunnen dus niet onderschat worden.

Internationale vergelijkende studies zoals deze, houden steeds een belangrijk aspect van selectie en begrenzing in. Daar het onmogelijk is het gehele communicatieproces van persberichtgeving te behandelen, waarbij bijvoorbeeld de impact van het nieuws op de bevolking wordt onderzocht, worden hier enkele belangrijke aspecten aangehaald en representatieve data naar voren gebracht, die een basis zouden kunnen vormen voor verder onderzoek. 

Ondanks de beperkte omvang en de aard van deze studie, hoopt de auteur toch een bescheiden maar relevante bijdrage te leveren aan het communicatiedebat rond de nieuwsverdeling en de beeldvorming van de Derde Wereld in de westerse pers, hetgeen als één van de belangrijkste onderwerpen van onze tijd kan beschouwd worden. Het is dan ook bedoeld als een welomlijnd onderzoek van een uiterst complex en uitgebreid terrein. 

PROBLEEMSTELLING EN PLAN

Uitgaande van de idee dat de nationale pers het medium bij uitstek vormt om bepaalde gevestigde culturele waarden te garanderen, is het interessant om de verschillende aspecten van dit medium te belichten en onderlinge correlaties te onderzoeken. Pers wordt hierbij niet enkel als een technisch-communicatief medium gezien, maar als één van de belangrijkste uitingen van nationale waarden. Deze waarden zijn ontstaan uit de historische grondslagen van een bepaald land en volk en de relatie die het met de wereld heeft opgebouwd. Op die manier vormt de pers één van de essentiële expressies van de wijze waarop een volk met het verleden omgaat; eveneens vormt zij de grondslag waarmee toekomstige waarden en visies worden gevormd. De pers vormt dus een specifieke en fundamentele bron van historisch inzicht en socio-cultureel onderzoek.

Daarom is het zo belangrijk te onderzoeken op welke manier een bepaald land het eigen internationaal nieuws invult, wat de criteria zijn voor de nieuwsvorming, en op welke wijze deze informatie wordt doorgegeven.

Deze scriptie vormt een poging om de verschillende factoren te achterhalen die deze nieuwsvorming bepalen. Om dit onderzoek meer relevantie te verschaffen, wordt uitgegaan van een internationaal comparatief onderzoek, waarbij rekening wordt gehouden met twee soorten context, die elk op hun manier essentieel zijn.

De eerste context is van historische aard en betreft de specifieke achtergrond van elk betrokken land en de band die het heeft met Timor. Het betreft de Verenigde Staten, Nederland en Portugal. Deze drie landen hebben elk een specifiek verleden met de regio en belichamen elk op zich heel uiteenlopende belangen (Nederland als ex-kolonisator van Indonesië, de Verenigde Staten als één van de belangrijkste handelspartners van Indonesië en Portugal als nog recente kolonisator van Oost-Timor).

De tweede context is ruimer en moeilijker vatbaar, maar zeker niet minder boeiend. Het verschaft het onderzoek een mondiale en globale dimensie. Het betreft de globale informatieoorlog die zich achter de schermen van de dagelijkse krant afspeelt en die een hoogtepunt bereikte gedurende de jaren ‘76-’84; de periode waarin de strijd voor onafhankelijkheid en soevereiniteit  in Oost-Timor zijn hoogtepunt bereikte!

Bij het toepassen van een vergelijkende studie dient één dimensie steeds constant te blijven. De analyse van de persberichtgeving van een aantal vooraf vastgelegde gebeurtenissen rond één enkel thema bepaalt de relevantie van dergelijk onderzoek.

De gebeurtenissen in Oost-Timor en de berichtgeving hierover zijn een interessante mogelijkheid om in detail een aantal van de stellingen te onderzoeken die zijn geformuleerd in het internationale debat rond de aard van de internationale berichtgeving. Het gaat hierbij om een belangrijk politiek debat gedurende de jaren ‘70-’80, waarbij de landen van de Derde Wereld protesteerden tegen de westerse hegemonie van het communicatiewezen. De Unesco vormde hierbij het internationaal discussieforum.

De derde wereldlanden begrepen dat het globale communicatiesysteem en  de media een valstrik inhielden en een bedreiging vormden voor de nog jonge vormen van onafhankelijkheid. De nieuwe mediastrategieën vereisten namelijk een absolute onderwerping t.o.v. de gevestigde (westerse) machtstructuren.

Het communicatiedebat rond de ongelijke informatiestroom dat toen plaatsgreep, vormt zonder twijfel een fundamenteel element in de strijd tegen deze vorm van neokolonisatie.

De pers vormt hierbij het structurele medium van zowel de economische als de politieke relaties van een kapitalistische wereld. Zo wordt het nieuwswordingsproces in grote mate bepaald door economische factoren, maar spelen ook bij de strijd voor identiteit en soevereiniteit de economische belangen een belangrijke rol. De westerse overheersing en controle van de globale informatiekanalen (waaronder de pers), verschaft een garantie voor het kapitalistische machtsysteem. Zij is dus een belangrijk instrument van politieke drukuitoefening.

Het verhaal van Oost-Timor dient in dit kader geplaatst te worden. De strijd die Oost-Timor leverde gedurende de jaren 1975-1999 was er een tégen het kapitalisme, tégen de neokolonisatie, tégen de afhankelijkheid en vóór culturele en politieke soevereiniteit.

De politieke betekenis van deze kwestie is vrij evident, doch weinig gekend. Timor is een klein eilandje, waarvan velen het bestaan niet eens kennen. Het concentreert in zich echter veel verschillende belangen van verschillende naties. De politieke spanningen op lokaal niveau, die losbarsten na de aanwezigheid van de Portugezen, bereikten een hoogtepunt op een moment dat het communicatiedebat op globaal niveau nieuwe belangrijke impulsen kreeg. De strijd van Oost-Timor krijgt daardoor een andere dimensie: hij staat symbool voor het verzet van de Derde Wereld tegen de westerse culturele en politieke overheersing. Het is tevens een strijd die pers en politiek samenbrengt, correleert en belicht.

Deze scriptie is een empirische studie over de rol en de impact van de politieke gebeurtenissen in Oost-Timor op de westerse berichtgeving. Aan de hand van een casestudie over het thema Oost-Timor, en via een persanalyse gedurende een periode van 25 jaar, wordt onderzocht welke factoren bepalen wat als nieuws wordt verspreid, en welke factoren op die wijze uiteindelijk ons beeld van de werkelijkheid en ons historisch inzicht gaan bepalen.

* Een eerste vraag waarop moet geantwoord worden is: bestaat er een verschil tussen een “reële werkelijkheid” (in de mate waarin die kenbaar is) en een voorgestelde werkelijkheid. Zo ja, dient onderzocht te worden waaruit dit verschil bestaat. Hiervoor wordt met twee soorten bronnen gewerkt. De “reële” werkelijkheid wordt voorgesteld op basis van een uitvoerige en gedetailleerde studie van de literatuur die over dit onderwerp bestaat (zie bibliografie). Er dient een chronologisch overzicht opgesteld te worden met aanduiding van concrete gebeurtenissen en data. Deze lijst wordt dan vergeleken met de tweede soort bron: de krantenberichten die rond de vastgelegde data over hetzelfde thema zijn verschenen in de drie onderzochte kranten.

* Een tweede vraag richt zich naar de wijze waarop een bepaald land (hier de Verenigde Staten, Nederland en Portugal) zijn buitenlandse berichtgeving invult, wat de criteria zijn die de nieuwsberichtgeving bepalen, en op welke manier deze berichtgeving wordt verspreid. M.a.w. wat weet de gemiddelde Amerikaan, Nederlander of Portugees over Oost-Timor, op welke wijze is die kennis medegedeeld en (indien haalbaar) waarom?

* Een derde en laatste onderzoeksfase richt zich naar de politiek/ideologische factoren die hiervoor verklarend kunnen zijn.

Het antwoord op deze drie vragen wordt via een analyse van de berichtgeving in de nationale pers m.b.t. Oost-Timor onderzocht.

Door de berichtgeving van drie belangrijke landen (Nederland, Portugal, Verenigde Staten) over één bepaald thema met elkaar te vergelijken, zullen we misschien een duidelijker beeld krijgen van de politiek die de buitenlandse berichtgeving coördineert.

De scriptie bestaat uit verschillende hoofdstukken, waarvan elk een licht werpt op de verschillende deelvragen van de probleemstelling.

In een eerste luik wordt dieper ingegaan op de verschillende aspecten van het persmedium.

Het is cruciaal iets over de structuren en de verschillende niveaus van de persberichtgeving te kennen en te begrijpen. Het gaat hier zowel om definiëring en omschrijving van het begrip, de bepaling van het belang en het gebruik van de pers in een politieke context, het productieproces, de selectiecriteria, de journalistieke dimensie, de wereldnieuws- agentschappen, de verspreiding van de informatie over de wereld, de machtsstrategieën die het Westen hierbij uitoefent …

De verklaring van de correlaties van deze verschillende dimensies (van de eenvoudige journalistieke realiteit tot de globale implicatie), bepaalt voor een deel de relevantie van het onderzoek naar de ideologische dimensie van de pers.

Een dergelijk onderzoek kan namelijk niet beperkt worden tot het analyseren van nieuwsteksten of het classificeren van nieuwsartikelen, noch tot het in kaart brengen van de globale ongelijke verdeling ervan. Willen we iets begrijpen van de organisatie en de ideologisering van de nieuwsproductie, dan dienen we zoveel mogelijk de relaties tussen al de verschillende niveaus te achterhalen.

Dit hoofdstuk is cruciaal, omdat het onmogelijk is de resultaten van de persanalyse op relevante wijze te interpreteren, zonder de mechanismen van de nieuwsproductie te kennen.

Een tweede luik geeft een historisch overzicht van de gebeurtenissen in Oost-Timor gedurende de afgelopen 25 jaar. De informatie is gebaseerd op een grondige literatuurstudie over het onderwerp en dient als vaste basis voor het vergelijkende onderzoek.

Dit hoofdstuk vormt de (historische, feitelijke) basis waarop de interpretatie van de analyseresultaten zal plaatsvinden.

In een derde luik wordt de methodologie uitgelegd. Dit deel omvat het theoretiseren van het thema dat mij in staat stelt één of meerdere hypotheses te vormen. Bij de hypothesevorming van deze scriptie waren voornamelijk twee essentiële uitgangspunten van fundamenteel belang: welk beeld geeft de nieuwscommunicatie over de externe realiteit en, als er een verschil bestaat tussen beeld en werkelijkheid, welke theorie is nodig om dit verschil te verklaren. Deze twee uitgangspunten zijn met elkaar verbonden, maar kunnen ook los van elkaar besproken worden.

In dit hoofdstuk wordt eerst een algemeen beeld gegeven van de verschillende manieren waarop dergelijk onderzoek kan aangevat worden. Vertrekkende vanuit een theoretisch kader, worden de voor –en nadelen uitgestippeld en wordt een argumentatie gegeven van de manier waarop de uiteindelijk gebruikte analysemethode tot stand is gekomen.

Het feit dat over dit thema zeer veel literatuur bestaat, maakte de keuze van een gepaste methode niet gemakkelijk. Uiteindelijk heb ik mij gebaseerd op een selectie van belangrijke werken uit de communicatiewetenschap, die als baanbrekend gelden voor dit soort internationaal vergelijkend onderzoek.

De hypotheses worden gevormd op basis van de opgestelde methode en toegepast op de specifieke casus Oost-Timor.

Zij worden in een vierde en vijfde luik getoetst aan de empirische resultaten van de analyses.

Deze hoofdstukken omvatten dus de twee analyses die toegepast worden op de nieuwsteksten. In het vierde deel worden de resultaten en de conclusies van de kwantitatieve analyse besproken. In het vijfde deel worden de resultaten en de conclusies van de kwalitatieve tekstanalyse besproken.

Een zesde en laatste luik betreft de besluitvorming. Hier wordt teruggegrepen naar de oorspronkelijke vraagstelling. Wat kan men afleiden uit het onderzoek? Zijn de hypotheses bevestigd? Indien niet, hoe is dit verklaarbaar?

In dit laatste deel dient de probleemstelling opgeheven te worden door de conclusies op een kritische manier te beschouwen en deze te confronteren met de vooropgestelde hypotheses.

Hierbij wordt getracht een antwoord te vinden op de probleemstelling van deze scriptie en een relevant besluit te trekken uit het onderzoek.

BIBLIOGRAFIE

Wat de literatuur m.b.t. Oost-Timor betreft, bestaat er een interessante, vrij uiteenlopende literatuur, van vooral Australische oorsprong. Het onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd op een aantal bibliografieën en catalogi van Belgische bibliotheken (Aleph Catalogus Universiteit Gent, Vubis VUB, Vubis Antwerpen, Belgische Wetenschappelijke Catalogus Boeken, Antilope). Enkele bibliografieën waren consulteerbaar via internet, in geïnformatiseerde versie (Historical Abstracts, Bibliography of Asian Studies, Aleph Thesissen). Ook de bibliografische gids van LATHAM (“Africa, Asia since 1800: a bibliographical guide”, 1995) was een hulp.

Eens een basisbibliografie opgesteld, was het vooral de consulteerbaarheid ervan die mij noopte een selectie door te voeren, of verdere opzoekingen te doen naar meer gespecialiseerde bronnen, in de catalogi van andere bibliotheken.

Het is vooral de catalogus van de bibliotheek van de “Derde Wereld Studies” (prof. Rudy Doom) die mij het meest op weg heeft gezet. Zowel de elektronische versie als de steekkaarten waren hierbij van groot nut. Verder zijn er nog wat boeken geconsulteerd geworden in de Biblioteca Nacional  de Lisboa (elektronische catalogus voor de werken vanaf ’85, fichebakken voor de oudere werken), in de faculteitsbibliotheek van de Universidade Nova (Faculdade de Ciências Sociais e Humanas) en via de catalogus van het Instituto da História dos Descobrimentos. De richtlijnen van prof. João Paulo da Costa waren hierbij van zeer groot nut.

De literatuurlijst over de internationale perspolitiek, is in de eerste plaats opgesteld via een basisbibliografie die mij aangeboden is op het Departement Communicatie van de RUG. Daar dit een onbekend terrein voor mij vormde en daar deze literatuur zo uitgebreid is, heb ik om enkele raadgevingen gevraagd die mij verder konden helpen in de goede richting. Deze bleken veelvuldig en uitermate nuttig en stelden mij in staat om naast een aantal basiswerken, interessante aanvullende literatuur op te zoeken via de elektronische databank “Historical Abstracts” op het internet en via de catalogi van de Belgische bibliotheken (Aleph Catalogus Universiteit Gent, Vubis VUB, Vubis Antwerpen, Antilope).

De uiteindelijk opgestelde lijst met werken stelde mij in staat een eigen visie te ontwikkelen over het thema, een hypothese te vormen en een specifieke methode toe te passen, opdat de analyse een relevant resultaat zou opleveren.

De bijgevoegde bibliografie bevat zowel de werken die effectief geconsulteerd werden, als een aantal belangrijke werken die eventueel als aanvullende literatuur dienst kunnen doen, maar die niet geraadpleegd zijn bij het schrijven van deze scriptie. Deze laatste zijn in het vet gedrukt.

BRONNEN

Behalve een grondige literatuurstudie, bevat dit onderzoek de krantenberichtgeving als tweede bron.

Er werd per land een nationale krant uitgekozen, waarvan dan telkens de artikelen m.b.t. Oost-Timor op de vooraf vatgelegde data werden nagekeken. Wat Portugal en Nederland was de keuze van één enkele krant niet mogelijk om redenen van consultatie. In deze gevallen werd telkens voor een zo goed mogelijk alternatief gekozen.

De keuze van de exemplaren per krant werd vooraf vastgelegd aan de hand van een grondige selectie van een aantal data (en bijhorende gebeurtenissen).

De criteria die hiervoor gebruikt zijn worden in het deel methodologie voorgelegd.

Een grondige literatuurstudie en de opstelling van een gedetailleerde chronologie waren hiervoor de basis.

De vastgelegde data dienen als vast referentiekader waarin de vergelijkende analyse wordt toegepast en vormt daarom één van de belangrijkste componenten van deze studie.

Voor de Amerikaanse pers lag de keuze van de New York Times voor de hand, daar deze bekend staat als dé krant voor de buitenlandse nieuwsberichtgeving, niet alleen voor de Amerikaanse natie, maar ook op internationaal niveau wordt zij beschouwd als één van de belangrijkste kranten wat de buitenlandse berichtgeving betreft.

De Nederlandse De Telegraaf geldt in Nederland als de meest gelezen kwaliteitskrant, met een dagelijkse oplage van 743 000 exemplaren. Deze krant staat bekend om haar kritische instelling en haar grote internationale politieke interesse. Spijtig genoeg waren de exemplaren van 1999 nog niet consulteerbaar op microfilm en kon er geen kopie gemaakt worden van de ingebonden versie. Daarom werden de exemplaren van deze periode (4-8 september ’99) geconsulteerd bij het NRC Handelsblad, een krant die bekend staat om zijn kwaliteitsgericht nieuws en zijn veelzijdige buitenlandse berichtgeving, hoewel hij een veel kleiner lezerspubliek heeft dan De Telegraaf.

De Portugese krant O Público wordt buiten Portugal niet zoveel gelezen vanwege de taal, maar wordt op internationaal niveau wel erkend als een krant van topkwaliteit die sinds haar ontstaan (1990) een voorbeeld was voor vele andere nationale kranten. Zij vormt een belangrijke initiatiefnemer in de kwalitatieve hernieuwingbeweging van de jaren’90 en streeft naar een uiterst kritische en zo volledig mogelijke weergave van zowel buitenlandse als binnenlandse gebeurtenissen.

Daar deze krant pas sinds 1990 verschijnt,  werd voor het eerste gedeelte van de persanalyse (de periode 1975-1989) geopteerd voor de tweede belangrijkste kwaliteitskrant in Portugal. De Diário de Notícias vormde gedurende die periode zonder twijfel het meest gelezen dagblad,  dat een zo objectief mogelijke verslaggeving nastreefde [2].

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 
[1] D. BILTEREYST & R. VAN GOMPEL, Global News Flow. Cooperative Study of Foreign News and    

  International  News Flows in the 1990s: rapport, Leuven: KUL, Vakgroep Communicatiewetenschap, 1997.

[2] A. QUINTERO PIZARROSO, História da imprensa, Lisboa: Planeta Editora, 1994.