Alternatieve Olympiades in het interbellum. Een onderzoek naar de receptie in de Belgische dagbladpers (1919-1937). (Joep Vanderbeke)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Deze eindverhandeling onderzocht de alternatieve Olympiades in het interbellum en hun receptie in de Belgische dagbladpers. We noemden deze sportfeesten alternatief omdat ze een politiek andere reden van inrichting hadden dan de officiële Olympische Spelen, gesticht door Pierre de Coubertin.

 

Het concept van de Intergeallieerde Spelen week niet eens zo veel af van dat van de officiële Olympische Spelen. De organisatoren behoorden immers tot het establishment. Het initiatief kwam van Elwood Brown, hoofd van het departement atletiek van de YMCA en hij kreeg hierbij de steun van Generaal Pershing, legerleider van de Amerikaanse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Doordat de Amerikanen als de bevrijders werden gezien, konden op veel bijval van het grote publiek rekenen. Gebruikmakend van deze golf van sympathie gebruikten de Amerikanen de Intergeallieerde Spelen als meer dan een sportwedstrijd. De YMCA verspreidde er via sport een maatschappijvisie bij de overwinnaars van de oorlog. De sportwedstrijden werden in Parijs gedomineerd door de Amerikaanse atleten net zoals de Amerikaanse politici de wereldpolitiek begonnen te domineren. De afwezigheid van bondgenoot Groot-Brittannië, die na de Eerste Wereldoorlog haar politieke machtspositie niet langer in stand kon houden was trouwens veelbetekenend. Zoals de VS aan politiek imperialisme deed, deed de YMCA aan cultureel imperialisme. De YMCA was hierin vrij succesvol. In de hele wereld organiseerden zij sportfeesten. Op die manier werden nieuwe sporten als basketbal en volleybal, die door de YMCA waren uitgevonden, wereldwijd verspreid. Een belangrijke factor in die snelle uitbreiding was de vriendschap tussen Pierre de Coubertin en Elwood Brown. Eens de Coubertin ervan overtuigd was dat de Intergeallieerde Spelen zijn droom niet wilden ondergraven begonnen de YMCA en het IOC zelfs samen te werken. De wereldwijde impact van de idealen van de YMCA vergrootte nog meer. Ook in België was de weerklank van de Intergeallieerde Spelen te merken. De Belgen stuurden een grote delegatie met enkele Olympische kampioenen naar Parijs om aan de Spelen deel te nemen. Ondertussen werden in eigen land door de YMCA feesten georganiseerd waar ook de in België zo goed als onbekende YMCA-sporten werden beoefend. De Belgische dagbladpers stond uitermate positief tegenover de initiatieven van de YMCA. Zij spoorde haar lezers aan om aan deze sportfeesten te participeren en coverde de Intergeallieerde Spelen, gezien het lage niveau van de sportjournalistiek aan het begin van het interbellum, uitgebreid. Wars van elke politieke overtuiging berichtte elke krant over de gebeurtenissen in Parijs.

 

In tegenstelling tot de Intergeallieerde Spelen behoorden de Arbeidersolympiades niet tot het establishment. In tegendeel zelfs, de Arbeidersolympiades symboliseerden het doel van de socialistische internationale om het establishment omver te werpen en de arbeidersklasse aan de macht te brengen. Een doelstelling die gedeeld werd door de communisten, maar toch weigerden de twee linkse kampen om in die strijd samen te werken. De naijver was zo groot dat de socialistische pers slechts heel summier en enkel negatief berichtte over de Spartakiades, de communistische tegenhanger van de Arbeidersolympiade. Het politieke klimaat speelde een doorslaggevende rol in het succes van de socialistische arbeiderssportbeweging. De Arbeidersolympiades konden gesteund worden door het socialistisch stadsbestuur van de stad waar deze georganiseerd werden, maar nationaal en internationaal lag dit veel moeilijker. Geen enkele regering steunde actief nationale socialistische delegaties die aan de Arbeidersolympiades gingen deelnemen. De socialistische arbeiderssport groeide traag maar zeker. Zij bereikte haar hoogtepunt op de tweede Arbeidersolympiade van Wenen in 1931, tot de machtsovername van Hitler een abrupt einde aan het groeiende succes bracht. Hitler verbood de Duitse en Oostenrijkse arbeiderssportbonden, die samen 75% van de socialistische arbeiderssportinternationale vertegenwoordigden. Communisten en sociaal-democraten werden nu gedwongen om samen te werken in de strijd tegen het fascisme. Op de arbeidersolympiade van Antwerpen was het kalf, ondanks het succes van dit sportfeest, eigenlijk al verdronken. Had de linkerzijde een echte bedreiging willen vormen voor de burgerlijke sport, dan hadden sociaal-democraten en communisten misschien beter samengewerkt. Nu was de strijd moeizaam en werd deze in de marge gevoerd. Het ledenaantal van de sociaal-democratische arbeiderssportbonden was vrij beperkt en hun ideologie was moeilijk. Enkel de meest de meest overtuigde rode sportlui beleefden de socialistische sportwaarden bewust. Socialistische sport verschilde immers in weinig van burgerlijke sport. In plaats van een eigen sporttraditie uit te bouwen werd een eigen invulling gegeven aan de bestaande sportcultuur. De burgerlijke media was bijgevolg ternauwernood geïnteresseerd in socialistische sport waarin op een lager niveau gepresteerd werd. Idealen als het zich verzetten tegen prestatiedrift werden door hen moeilijk begrepen. Ook de socialistische sportlui en de socialistische pers hadden moeite om dit ideaal in de praktijk toe te passen. In België was de situatie niet anders dan in andere landen. Ook hier besteedde enkel de socialistische pers aandacht aan de Arbeidersolympiades, waardoor het lezerspubliek van de Arbeidersolympiades vrij beperkt bleef. De derde Arbeidersolympiade in Antwerpen in eigen land, was de spreekwoordelijke uitzondering. Zij verleidde de niet-socialistische dagbladpers om toch over dit sportfeest te berichten en zo breidde het Belgische publiek dat weet had van het bestaan van Arbeidersolympiades uit. Het neutrale sportblad Sportwereld ging zelfs zo ver dat het zich ondubbelzinnig achter de idealen van de arbeiderssportinternationale begon te zetten, ‘zonder daarbij aan politiek te willen doen’.

 

De Volksolympiade van Barcelona in 1936 was het culminatiepunt van de protestbeweging tegen de Olympische Spelen die dat jaar doorgingen in Nazi-Berlijn. Dit protest was niet zozeer tegen de Olympische Spelen als evenement, maar als protest tegen het oprukkende extreemrechtse gedachtegoed in Europa gericht. Nochtans was het initiatief van de CCEP (Catalaans Comité voor Populaire Sport) in oorsprong enkel bedoeld als een nationaal protest. Voor de internationaal versnipperde tegenbeweging kwam de idee als een geschenk uit de hemel gevallen. Enkele maanden voor de Spelen in Berlijn een aanvangen zouden nemen, had de boycotbeweging de strijd al bijna opgegeven. Zij kon dankzij het initiatief van de CCEP eindelijk haar krachten bundelen en een stevig signaal naar de wereld uitsturen. Helaas voor de organisatie was het toen al te laat om een wereldwijde campagne te starten. De Nationale Olympische Comités hadden immers in elk land, behalve in Ierland, toegestemd om aan de Olympische Spelen deel te nemen. Bijgevolg werd de protestbeweging, ondanks het feit dat zij sportlui uit de hele wereld verenigde, in de meeste landen slechts gedragen door sportgroepen uit de marge van de sport. Behalve enkele atleten van internationaal topniveau was de belangrijkste partner voor de Volksolympiade de arbeiderssportinternationale. De ideologische grond waarin de Volksolympiade gedijde was dientengevolge een combinatie van de waarden van de CCEP, van rode sportidealen en van protest tegen het Duitse fascisme. Dat laatste was het belangrijkste omdat dit hetgeen was dat sportlui van allerlei slag in Barcelona verenigde. Duitsland reageerde laconiek op de boycotbeweging door te stellen dat het al of niet doorgaan van de spelen in Berlijn een rol zou spelen bij de verdere politieke ontwikkeling van Europa. Op korte termijn bleek die idee de juiste. Vandaag is het fascisme al ten onder gegaan, maar ironisch genoeg waren het net fascistische krachten die het doorgaan van de Volksolympiade verhinderden. Na de annulatie van de Volksolympiade werd de  symbolische strijd op het sportveld door sommige atleten verlegd naar de echte strijd van de Spaanse Burgeroorlog. Wellicht zaten onder deze Brigadisten enkele Belgen van Joodse afkomst. In België bleef de maatschappelijke weerklank van de Volksolympiade in Barcelona immers beperkt tot de socialistische en de Joodse zuil. De socialistische kranten Vooruit en Le Peuple hadden in de aanvang van de Volksspelen hun kolommen volgeschreven, in dagbladen van andere politieke strekkingen bleef het oorverdovend stil. In hoeverre de Volksspelen een impacht hadden kunnen hebben indien de openingsceremonie niet geannuleerd had moeten worden, zal altijd een raadsel blijven. Misschien had zij uit de marge van de sport kunnen stappen. Er waren immers aanwijzingen dat de lezers van Sportwereld van de prestaties van de Belgen in Barcelona op de hoogte zouden worden gehouden. De neutrale sportkrant keek met verwachting uit naar de prestaties van de socialistische worstelploeg onder aanvoering van Piet Mollin en Joseph Dillen. Twee arbeiderssporters die beide nog hadden deelgenomen aan de burgerlijke Olympische Spelen van Amsterdam in 1928. Mogelijkerwijs hadden ook kranten van andere strekkingen over de Volksolympiade bericht eens de eerste resultaten binnenliepen. In sommige kranten kon immers tussen de lijnen met politiek nieuws over de Spaanse Burgeroorlog gelezen worden dat zij op de hoogte waren van het feit dat er een protestolympiade had moeten doorgaan in Barcelona. De geschiedenis besliste er anders over. Wat het symbool van de boycotbeweging tegen de Nazi-olympiade had moeten worden, werd slechts bij een beperkt aantal lezers bekend.

 

Als conclusie bij de receptie van de drie alternatieve Olympiades in het interbellum door het Belgische publiek konden we stellen dat de mate waarin hun doelstellingen aansloten bij deze van het burgerlijke establishment omgekeerd evenredig waren aan de mate waarin de Belgische krantenlezer over de alternatieve Olympiades te lezen kreeg. Om die reden werd het verhaal van de Intergeallieerde Spelen door de Belgische kranten van gelijk welke politieke overtuiging aan haar lezers verteld. Het ideologisch verhaal van de Arbeiderssportbond zette zich daarentegen af tegen de bestaande populaire sportbeleving. De Arbeidersolympiades kregen bijgevolg behalve in de socialistische pers, nauwelijks aandacht. De Volksolympiade van Barcelona ten slotte reageerde niet zozeer op het establishment op zich, dan wel tegen de opkomst van het extreemrechtse gedachtegoed en het feit dat dit gedachtegoed door de stilzwijgende goedkeuring van de ‘Nazi-Olympiade’ onrechtstreeks door het establishment werd gesteund. De Volksolympiade kreeg dan weer volop de hulp van de de Arbeiderssportinternationale. In de pers werd deze breuklijn weerspiegeld door de weinige aandacht die de niet-socialistische pers aan de Volksspelen besteedde. De Arbeidersolympiade van Antwerpen was de spreekwoordelijke uitzondering. Hoewel deze evenzeer afweek van de burgerlijke sportbeweging en evenzeer protesteerde tegen het fascisme, bleek het Belgische chauvinisme voor één keer een doorslaggevender argument dan de politieke overtuiging om over een aan de standaard afwijkend evenement te schrijven.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende