Daar komt de bruid…De nuptialiteit van Heist en Knokke 1700-1900. (Miet Desender) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 4: De Beroepsstructuur
Aan de hand van de beroepsomschrijvingen die vermeld staan in de huwelijksakten, krijgen we een benaderend beeld van de economische bedrijvigheid in Heist en Knokke. Omdat we een onderzoek doen naar de nuptialiteit, richten we ons specifiek naar de beroepsstructuur van de huwelijkskandidaten. Allereerst hebben we oog voor de door ons uitgewerkte sectoriële verdeling. Vervolgens staan we even stil bij de belangrijkste beroepsgroepen. Tot slot bekijken we de relatie tussen het beroep en de partnerkeuze.
1. Sectoriële indeling
In het overgrote deel van de doorgenomen huwelijksakten werd informatie omtrent de beroepsactiviteit van de huwelijkskandidaten, de ouders en de getuigen opgenomen. Aan de hand van deze indicaties is het mogelijk om inzicht te krijgen in de sociaal-economische bedrijvigheid van Knokke en Heist.
Toch moeten we met beroepsopgaven omzichtig te werk gaan, daar de betrouwbaarheid van deze gegevens niet steeds groot genoeg is. In het eerste deel van deze thesis wezen we er reeds op dat beroepsvermeldingen niet altijd even volledig en nauwkeurig zijn. Daarom moeten we ze met enig voorbehoud interpreteren.[44]
Een eerste tekortkoming heeft te maken met de beroepsomschrijvingen van de vrouw. Ondanks het feit dat vrouwen huishoudelijke taken op zich namen en daarnaast ook zelf beroepsactiviteiten uitoefenden, werd er naast de vrouw vaak vermeld ‘zonder beroep’. Vaak werd het beroep alleen voor mannen en m.a.w. gezinshoofden weergegeven.
Soms gaf men zelfs twee beroepen op, zodat het voor ons moeilijk was om uit te maken welke de hoofdactiviteit was. Bovendien kon ook het tijdstip waarop men huwde van belang zijn. Mannen beschouwden vaak hun beroep als de activiteit waar ze op dat ogenblik mee bezig waren. Voor onze uiteindelijke resultaten kon dit tot een overschatting of onderschatting leiden van bepaalde beroepssectoren. Daarnaast moesten we ook rekening houden met eventuele subjectieve waardeoordelen van de bevolking en fouten die tijdens het noteren werden gemaakt.
Ook de beroepsvermeldingen op zich zorgden voor de nodige verwarring. Welk onderscheid bestond er tussen een landbouwer, een landman en een landarbeider? Voor de eerste huwelijksakten kwam daar het probleem van de vertalingen bij, daar de beroepsindicaties in het Frans genoteerd stonden.
Tenslotte gaven de beroepsomschrijvingen nauwelijks prijs of het om een werkgever ging of een werknemer. Dit bemoeilijkte de bepaling van de sociale status van de betrokken personen. Ondanks deze tekortkomingen en moeilijkheden hebben we geprobeerd om de beroepssituatie van mannen en vrouwen naar voren te brengen.
Eerst en vooral maakten we per periode een overzicht van alle beroepen die bij mannen en vrouwen voorkwamen.[45] Vooral bij mannen was er een verscheidenheid aan beroepen, die met de tijd toenam. Vervolgens gingen we over tot een beroepsindeling. De beroepen werden op de volgende manier ingedeeld:
Een onderscheid maken tussen werkgever en werknemer lag zeer moeilijk, omdat zoals we reeds opmerkten de beroepsomschrijvingen dit niet tot uiting brachten. Daarom maakten we keuzes die resulteerden in een onderbelichting van de genoemde sectoren in ofwel de groep van de zelfstandigen of de loonarbeiders. Enkel als er een specifieke indicatie als
-gast, -helper, … was, plaatsten we ze onder loonarbeid.
In de categorie van de loonarbeiders werd trouwens nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de verschillende sectoren. Slechts één enkele keer stond er een specifieke indicatie als -gast, -helper, … vermeld. Meestal ging het echter om ‘arbeider’ of om ‘werkman’. Daarom werd besloten ook geen verdere opsplitsing te maken in verschillende sectoren, in de groep van loonarbeiders. Enkel bedienden en dienstpersoneel werd onderscheiden.
2. De beroepsstructuur
Door een procentuele verdeling van de mannelijke en vrouwelijke actieve bevolking over de verschillende beroepssectoren, krijgen we een beeld van de zwaartepunten van de economische bedrijvigheid.[46]
Beroepsstructuur Huwelijkskandidaten (1811-1890) procentueel in HEIST
|
1811-1820 |
1841-1850 |
1861-1870 |
1881-1890 |
||||
|
M |
V |
M |
V |
M |
V |
M |
V |
Zelfstandigen |
|
|
|
|
|
|
|
|
Land-Tuinbouw |
2,4 |
- |
9,9 |
7,4 |
11,5 |
7,1 |
5,4 |
0,5 |
Handel-Transport |
- |
4,8 |
1,2 |
3,7 |
0,9 |
2,6 |
3,2 |
5,4 |
Ambacht |
11,9 |
2,4 |
17,3 |
2,5 |
11,5 |
4,4 |
24,9 |
3,8 |
Visserij |
23,8 |
- |
34,5 |
- |
35,4 |
- |
36,2 |
- |
Vrije beroepen |
- |
- |
- |
- |
0,9 |
- |
2,2 |
1,1 |
TOTAAL |
38,1 |
7,2 |
62,9 |
13,6 |
60,2 |
14,1 |
71,9 |
10,8 |
Loonarbeid |
|
|
|
|
|
|
|
|
Arbeiders |
14,3 |
14,3 |
25,9 |
61,7 |
23,9 |
69 |
16,8 |
37,3 |
Dienstpersoneel |
42,8 |
76,2 |
4,9 |
21 |
7,1 |
9,7 |
4,3 |
17,8 |
Bedienden |
4,8 |
- |
2,5 |
- |
7,1 |
- |
4,3 |
- |
TOTAAL |
61,9 |
90,5 |
33,3 |
82,7 |
38,1 |
78,7 |
25,4 |
55,1 |
Passieven |
|
|
|
|
|
|
|
|
Renteniers |
- |
- |
- |
- |
0,9 |
- |
0,5 |
0,5 |
Particulieren |
- |
- |
2,5 |
- |
- |
- |
- |
- |
Onbepaalden |
- |
2,4 |
- |
2,5 |
0,9 |
7,1 |
2,1 |
11,9 |
Zonder beroep |
- |
- |
1,2 |
1,2 |
- |
- |
- |
21,6 |
TOTAAL |
- |
2,4 |
3,7 |
3,7 |
1,8 |
7,1 |
2,6 |
34 |
In de periode 1811-1820 waren de mannen in Heist vooral tewerkgesteld in de sector van het dienstpersoneel. Ook de vrouwen behoorden voornamelijk tot die categorie. Heel wat vissers stapten in die periode ook in het huwelijksbootje.
Tussen 1841-1850 waren er nog steeds veel vissers die zich aan een huwelijk waagden. Het percentage mannen dat als dienstbode was tewerkgesteld, daalde enorm. Het bleken nu vooral arbeiders te zijn die huwden in deze periode. In deze sector waren ook de meeste vrouwen actief.
Er veranderde niet veel in de periode 1861-1870. De meeste mannen met een huwelijk op het oog kwamen uit de groep van de arbeiders en de vissers. De vrouwen waren nog steeds vooral actief als arbeidsters.
In 1881-1890 steeg het aantal mannen uit de sector van de ambachten. De meeste mannen bleken echter vooral vissers te zijn. Bij de vrouwen stonden de arbeidsters nog altijd aan de top. Het aantal vrouwen zonder beroep nam wel toe.
Beroepsstructuur Huwelijkskandidaten (1811-1890) procentueel in KNOKKE
|
1811-1820 |
1841-1850 |
1861-1870 |
1881-1890 |
||||
|
M |
V |
M |
V |
M |
V |
M |
V |
Zelfstandigen |
|
|
|
|
|
|
|
|
Land-Tuinbouw |
4,7 |
9,4 |
10,9 |
18,5 |
13,1 |
11,1 |
17,3 |
4,5 |
Handel-Transport |
1,6 |
- |
1,1 |
2,2 |
2 |
5,1 |
6,4 |
3,6 |
Ambacht |
10,9 |
- |
9,8 |
3,3 |
9,1 |
1 |
17,3 |
3,6 |
Visserij |
4,7 |
- |
1,1 |
- |
2 |
- |
3,6 |
- |
Vrije beroepen |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
2,7 |
0,9 |
TOTAAL |
21,9 |
9,4 |
22,9 |
24 |
26,2 |
17,2 |
47,3 |
12,6 |
Loonarbeid |
|
|
|
|
|
|
|
|
Arbeiders |
23,4 |
26,5 |
43,5 |
52,2 |
40,4 |
66,7 |
34,5 |
42,7 |
Dienstpersoneel |
53,1 |
62,5 |
29,3 |
21,7 |
28,3 |
12,1 |
7,2 |
13,6 |
Bedienden |
- |
- |
1,1 |
- |
2 |
- |
8,2 |
- |
TOTAAL |
76,5 |
89 |
73,9 |
73,9 |
70,7 |
78,8 |
49,9 |
56,3 |
Passieven |
|
|
|
|
|
|
|
|
Renteniers |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Particulieren |
- |
- |
1,1 |
- |
- |
- |
- |
0,9 |
Onbepaalden |
- |
1,6 |
1,1 |
2,2 |
3 |
3 |
2,7 |
7,3 |
Zonder beroep |
1,6 |
- |
1,1 |
- |
- |
1 |
- |
22,7 |
TOTAAL |
1,6 |
1,6 |
3,3 |
2,2 |
3 |
4 |
2,7 |
30,9 |
In de periode 1811-1820 waren ook in Knokke de meeste mannen tewerkgesteld in de categorie dienstpersoneel. Ook de vrouwen kwamen vooral aan de kost als dienstmeid.
Tussen 1841 en 1850 deed zich hetzelfde scenario voor als in Heist. Het aantal arbeiders en arbeidsters nam toe terwijl loonarbeid steeg tot de grootste sector.
Er veranderde weinig in de periode 1861-1870. Nog steeds werkten de meesten als arbeider of arbeidster. De tweede plaats werd nog altijd ingenomen door het dienstpersoneel.
In 1881-1890 was de categorie van arbeiders nog steeds de grootste groep. Het aantal ambachtslieden nam toe. De vrouwen werkten vooral als arbeidsters. Het aantal vrouwen zonder beroep steeg ook in Knokke, net zoals in Heist.
3. Beroep en partnerkeuze
In het hoofdstuk huwelijksleeftijd konden we reeds aantonen dat de uitspraak ‘soort zoekt soort’ gegrond is. In dit onderdeel willen we nagaan in hoeverre iemand huwde met een persoon uit dezelfde beroepsklasse.
De resultaten van de verschillende periodes zijn erg uiteenlopend door de uitgebreide beroepsstructuur die we hanteren. Een overzichtstabel zou de bevindingen niet duidelijker maken, integendeel. Daarom brachten we de cijfers per periode onder in de bijlagen.[47]
Trouwen was destijds een vrij ernstige aangelegenheid. Ouders, familieleden en vrienden hielden nauwlettend toezicht op de partnerkeuze van zoon of dochter. Naast de leeftijd was het beroep één van de grondslagen van endogamie. Zo hoorde men te huwen met de eigen stand en binnen de eigen beroepsklasse.
Vroegere microstudies wezen reeds uit dat kinderen op professioneel vlak vaak in de voetstappen van hun ouders traden. Dit patroon leefde nog sterker door in de partnerkeuze. Ook de schoonouders en de partner kwamen uit dezelfde beroepscategorie. Dat men door te trouwen op socio-professioneel vlak kon promoveren, daar was bitter weinig sprake van.[48]
De motieven die uiteindelijk de doorslag gaven in de partnerkeuze, verschilden grondig tussen de gegoede en minder gegoede milieus. Voor de vermogende klasse was het belangrijk om een goede ‘partij’ te huwen. Een huwelijk betekende voor hen immers het afsluiten van een koopmanschap. Financiële overwegingen primeerden op affectieve en romantische overwegingen. Zelfs tegenover lichamelijke schoonheid stond men bijzonder afkerig.[49]
J. Solé omschrijft de huwelijksstrategie van de rijken op deze manier: “Welgestelden huwen uit puur eigenbelang en vanuit zuivere berekening; geld domineert hun liefdesleven en een partner kiezen ze uit economische overwegingen.”[50]
Bij de lagere sociale klassen verliep de partnerkeuze iets vrijer. De persoonlijke voorkeur van de jongeren had ook een groter belang. Ook in Knokke en Heist trouwde men toch vaak met een partner uit dezelfde beroepsklasse.
Binnen de groep van landbouwers was het huwelijk van de oudste zoon en erfopvolger normaalgezien erg belangrijk. Naar hem ging immers het bedrijfskapitaal. Door een dochter uit een rijke boerenfamilie te huwen, kon dit kapitaal aanzienlijk aangroeien. Dat geld en grond bij de landbouwers domineerden, geeft A. Snieders als volgt weer: “ Een vrouw zoeken is niet moeilijk dan eene koei kopen… ’t is koopmanschap gelijk een ander. Als men ergens eene weet staan, gaat men er op uit”. Naar het einde van de 18de eeuw toe, was de partnerkeuze van landbouwerszoons in Heist en Knokke al iets vrijer.
Ook bij de ambachtslieden gebeurde de opvolging in mannelijke lijn. Zonen trouwden dus doorgaans ook met een vrouw uit deze sector. De dochters daarentegen waren tevreden met een ‘minderwaardige’ partner, aangezien zij konden terugvallen op de bruidsschat.[51]
De hele periode door zien we echter dat de neiging om binnen de eigen sociale klasse te huwen afneemt. De daling van de beroepsendogamie geeft dus aan hoezeer individuen nu hun eigen hart konden volgen bij de partnerkeuze.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[44] HANNES J., ‘Kwantificatie en historische kritiek’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1971, 2, pp. 348-354.
[45] Overzicht beroepen mannen en vrouwen per periode met bijhorende aantallen: zie Bijlage (hoofdstuk 4).
[46] Beroepsstructuur per periode (abs.n.): zie Bijlage (hoofdstuk 4)
[47] Tabellen ‘Relatie tussen beroepen en partnerkeuze’ per periode: zie Bijlage (hoofdstuk 4).
[48] VANDENBROEKE C., Sociale Geschiedenis van het Vlaamse volk, Leuven, 1984, p.86.
[49] BOONE M., GAUS M., SCHOLLIERS P. en VANDENBROEKE C., ‘Bevolkingsevolutie en demografisch gedrag’, in: Culturele geschiedenis van Vlaanderen: Deel X. Dagelijks leven: sociaal-culturele omstandigheden vroeger en nu, Deurne-Ommen, 1982, p.22.
[50] VANDENBROEKE C., Vrijen en trouwen van Middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1985, p.21.
[51] VANDENBROEKE C., Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Leuven, 1984, p.86-87.