NS-Liederen in België 1940-1944. (Laurens De Strijcker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

XI. De jeugdbewegingen en de NS-liederen

 

Men kleede zijn kinderen niet in Fransch of Duitsch gewaad,

wier das, hoe sierlijk ook, ons steeds gedwongen staat.

Van Hamel, 1828.[260]

 

1. Inleiding

 

Na mei 1940 dienden alle traditionele jeugdbewegingen de baan te ruimen voor jeugdbewegingen, die naar het Duitse NS-model werden georganiseerd. Alle van deze nieuwe jeugdbeweging waren dus in mindere of meerdere mate onderhevig aan het grote Duitse voorbeeld. Eén van de belangrijkste peilers van de Duitse jeugdbewegingen was zonder meer de muziek. Bijna alle liederen die in deze verenigingen werden gezongen waren marsliederen. Wanneer men hier te lande de jeugdbewegingen op dezelfde leest wou schoeien dan in Duitsland, dan zag men zich natuurlijk ook verplicht om zelf een ruim repertoire aan stapliederen uit te werken - en dit was volgens sommigen hoogst nodig - of de Duitse NS-liederen klakkeloos overnemen:

 

(…) Want dit staat vast, zelfs in onze oude volksliederen is van den oeroude “Wandergesell”, die in Duitschland zooveel opgang maakte, weinig spoor. (…) De “Wandervogel” bracht zijn lied naar Vlaanderen, sommigen zagen en zien er nog graten in dat deze vertaalde liederen - veelal marschliederen - gezongen werden. Ik niet. Wanneer we ons volk willen leeren zingen, dan moeten we het ook maar ineens goed leeren zingen, wat zeggen wil dat het beter is een goed staplied te vertalen dan een “Ersatz” te fabriceeren. Die ’t schoentje past trekke ’t aan. (…) Doch daarover moeten wij het eens zijn, liever leenen bij de andere Duitsche stammen, dan uit Vlaamsch klokkentorenpatriotisme, Vlaamsche schlagerstapliederen zingen. Een volk dat zingt, zal zich zelf nieuwe liederen scheppen, het komt er dus op aan ons volk goed te leeren zingen. Het is verkeerd te meenen dat het volkslied, ook het staplied, het werk is van beroepskomponisten. Het volkslied is de schepping van een bijzonder begaafd lid van een zingende gemeenschap. Besluit: 99% van onze nieuwbakken stapliederen zijn slecht, omdat ze de ervaring der baan missen, omdat onze komponisten – aan hun begaafdheid twijfel ik niet - geen wandelaars, geen trekkers waren![261]

 

 Ook werd hoog opgekeken naar de doorgedrevenheid waarmee de Duitse jeugdbewegingen hun jonge leden opleidden tot degelijke musici. Het sprak vanzelf dat deze kwaliteitsvolle aanpak diende te worden gekopieerd:

 

Van 6-10 jaar krijgen de kinderen in de kinderschaar een musische opvoeding. Op 10-jarigen leeftijd komt dan de jongen in het ‘Deutsche Jungvolk’, resp. het meisje in de ‘Deutsche Jungmädel’. In het Jungvolk verandert nu de richting van de musische opvoeding. De jongen wordt met de strijdliederen bekend gemaakt. Musisch begaafde jongens komen bij de speel- en fanfarescharen. Op 14 jaar treedt dan de jongen in de Hitlerjugend en hier vindt weer een verdieping van de gekende strijdliederen plaats. Hier worden ook reeds soldatenliederen gezongen. Nu vindt ook een vormen van orkesten plaats. Bijzondere speelscharen worden gevormd, waarin klassieke muziek en koorzang beoefend worden. De besten komen dan in de gebiedsspeelschaar, die dan een bijzondere keure van muzikaalbegaafden vormt.[262]

2. De Dietsche Blauwvoetvendels-Meisjesscharen

 

 De Dietsche Blauwvoetvendels-Meisjesscharen (DMS) hadden een eigen ‘dienst’ aangaande ‘volksdans en volkszang’. De taak van deze dienst en haar departementen betrof duidelijk de herwaardering van de volkse culturele eigenheden. Liederen zoals het ‘Wilhelmus’, de gedichten van Wies Moens en reidansen ter vervanging van de ‘swing- en zazoumentaliteit’ dienden te worden aangeleerd aan de jeugd,[263] en vanuit deze dienst werden de instructies hieromtrent gegeven. Ook sprookjes, wat voor de kleine meisjes betrof dan, werden hoog aangeschreven omdat er steeds ‘de motieven waarheid en leugen’ scherp in werden belicht; evenals ‘het volksche en het onvolksche, het vaderlandsche en het vreemde’. Cultuurbewustheid aankweken bij de meisjes was dus een doel, maar ook een middel: via de schoonheid van dergelijke kunstuitingen de meisjes gevoelig maken voor de Vlaams-nationale en/of Dietse roeping.

 

Naarmate de oorlog vorderde trad de Culturele werking van de DMS meer en meer op de voorgrond. Zo werd in de lente van 1941 de eerste NSJV-speelschare voor huis- en kamermuziek opgericht, naar analogie van de Duitse HJ, om de jeugd actief te doen deelnemen aan het cultuurleven. Ook hier vindt men dezelfde motivatie terug als bij het aanleren van reidansen, namelijk de jeugd behoeden voor de muziek die hen voor ‘100% wezensvreemd is’ en waardoor ze zich laten ‘bedwelmen’. Een andere uiting van de culturele bedrijvigheid van de jeugdbeweging was de week van 12 tot 19 april 1942, bestaande uit een zing- en musiceerweek o.l.v. een muziekleider van de HJ, een filmvoorstelling en volksdanscursussen.[264]

 

 

3. ‘De Vlaamsche Jeugd’

 

 ‘De Vlaamsche Jeugd’ (VJ) was een beweging die men gerust kan zien als een soort afkooksel van de Hitlerjeugd (HJ). Bij zijn stichting riep het de Vlaamse jeugd op om een VJ-Vlaggenlied te componeren, naar het voorbeeld van Baldur von Schirach zijn vlaggenlied ‘Vorwärts! Vorwärts!’. Deze oproep paste in de politiek om enkel Vlaamse liederen te zingen:

 

Onze oude, beroemde en door de gansche kunstwereld gehuldigde kultuurwaarden moesten de plaats ruimen voor het zinlooze “overzeesche”. De volksstem was slechts nog te horen in het smadelijke gebrul van den zwalpenden zattekul! Op zijn best kwam nog eens een dromerig stemmetje aandragen met de klatergouden Ersatzbucht van schlager-sentimenteiten. Welke diepe kloove scheidt het moderne straatlied niet van ons middeleeuwsche volkslied! (…) Het eigene lied: dit is HET LEVENDE LIED.[265]

 

 

4. De AVNJ-Blauwvoetvendels

 

 De AVNJ Blauwvoetvendels was een jeugdbeweging met een duidelijke Dietsche inslag. De liederen die in deze jeugdbeweging werden gezongen, waren in regel uitsluitend Vlaamse. Doch kunnen we stellen dat ook deze jeugdbeweging zonder meer kind van zijn tijd was. Een lied zoals het populaire ‘De Trommeljongen’ was van oorsprong zowel naar tekst als muziek Duits. Ook het paramilitaire karakter van de jeugdbeweging verraadde dat ze niet helemaal onbeïnvloed was geweest door het NS-voorbeeld:

 

OPMARSJ: Zulke marsjen moeten in de beste voorwaarden gedaan worden, weinig verbeterende bevelen mogen weerklinken; de marsj met zoo verloopen dat ze indruk maakt op vriend en tegenstander. Muziekkapel vooraan, een landsknechtenlied op de lippen en een glimlach op het gelaat![266]

 

 In de HJ leerde men de jongens reeds de soldatenliederen aan, wat een voorafspiegeling was van de taak die hun te wachten stond wanneer ze volwassen zouden zijn. De droom van iedere HJ-jongen was in dienst te kunnen treden bij het elitekorps dat de Waffen-SS was. Het lijflied van dit elitekorps was: ‘Wenn alle untreu werden, so bleibe ich doch treu!’. Ook wanneer men de Dietsche Blauwvoetvendels het begrip ‘trouw’ bijbracht vertelde men hen over “een wonderschoon Duitsch lied dat begint met de volgende woorden: Wenn alle untreu werden, so bleibe ich doch treu! ”.[267]

 

 

5. De Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen

 

 De Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV) was een jeugdorganisatie die aanvankelijk tot het VNV-kamp behoorde. Jef van de Wiele slaagde er echter in om de NSJV in te lijven bij DeVlag.[268] Onder meer in de keuze van hun liederen kwam dit goed tot uiting. Hun meest gezongen liederen hadden overduidelijk Duitse ‘roots’:

 

Niet alleen inzake liederen bewoog de NSJV zich vaak op het Duitse lichtende pad, maar ook naar interne organisatie van de muziekeenheden waren de overeenkomsten met het Duitse model treffend. Zo werd alles omtrent muziekeenheden in detail gereglementeerd. Het ligt geenszins in mijn bedoeling om deze ganse reglementering hier weer te geven. Ik zal er mij enkel toe beperken om uit deze ellenlange regelgeving enkele niet mis te verstane voorbeelden te lichten. De HJ evenals het Duitse leger waren ingedeeld in welafgebakende muziekeenheden. Ook de NSJV hanteerde soortgelijke afbakening: fanfare, speelmanschap, kapel, orkest en speelschaar. Ook bij de uniformering zien we parallellen: naast het ‘gebruikelijke uniform’ dragen de leden van de muziekkapellen als kenteken de typische ‘zwaluwnesten’. De parade-uniformen werden enkel bij grote uitzondering gedragen; een gewone mars mocht zeker geen parade zijn.[269] Ook voor de keuze muziekinstrumenten en hun versieringen volgde men het Duitse voorbeeld.

 

Men ging bij de NSJV dus duchtig zijn inspiratie putten uit het Duitse exempel. Daartoe leende de gelegenheid zich meermaals via uitwisselingsprojecten met Duitse HJ-speelscharen.[270] Teneinde de Vlaamse eer toch nog wat hoog te houden stelde de Dienstleider voor Volkskultuur, Ir. Edgar Wauters dat het niet al eenrichtingsverkeer was geweest wat de klok sloeg:

 

Zoals eens de kloeke landsknechtenliederen gingen van volk tot volk, zooals onze geuzenliederen de begeestering brachten aan de nieuwe Duitsche Jeugd en daar opgenomen werden als eigen goed, zoo ook vindt het Duitsche lied van den nieuwen tijd weerklank in ons gemoed.[271]

 

Maar mensen zoals Jan D’Haese, Departementsleider Beeldende Kunst-Literatuur van de NSJV, legde onomwonden de klemtoon op het ‘Dietsche’. Hoe de ‘onze stijl’, zijnde ‘de NSJV-stijl’ die een ‘Dietsche stijl’ moest wezen in overeenstemming te brengen viel met het plegen van plagiaat op de NS-liederen vertelde hij evenwel niet:

 

De kunst zal een belijdenis zijn van trouw aan ons Dietsch verleden, van geloof aan ons heden, van hoop op onze toekomst. Wij zijn het Volk der Lage Landen bij de Noordzee. Wij zullen ons uitdrukken zooals het behoort bij dit volk: “Wij zijn Germanen, geen Latijnen”. (…) Heel de verbondenheid met ons verleden: mythen, sagen, legenden, moet terug naar onze jeugd worden gebracht. EIGEN STIJL moet het kenmerk zijn onzer sierkunst. Heemen en vergaderzalen, gebouwen en openluchtvoorstellingen wachten op de handen onzer jonge kunstenaars om in ONZEN STIJL, de NSJV-STIJL, te worden versierd en geschilderd. (…) Liederen, koren, spelen, beelden zullen geschapen worden dóór en voor onze jeugd. Daarin zal onze ziel leven: de DIETSCHE ZIEL. (…) Onze kunst moet REIN blijven en diegenen die van ons bloed zijn, overtuigen, dat hunne plaats bij ons is. (…) WIJ MOETEN DE STANDAARDDRAGERS WORDEN NIEUWEN STIJL. De NSJV heeft een geweldige opgave, maar ze moet volbracht worden. Onze kunstenaars zullen opwekken, leiden en verheerlijken; onze jongens zelf zullen weer TERUGGRIJPEN NAAR WAT VAN ONS IS. Wars van goedkoope vermakelijkheden, prentjes en jazzarias moet de kunst, door de nieuwe jeugd geschapen, ook door de nieuwe jeugd worden uitgedragen. WAT JEUGD SCHEPT, ZAL JEUGD BEHEERSCHEN.[272]

 

Zoals met alle goede voornemens, bleken ook deze van Jan D’Haese en de zijnen in de praktijk niet altijd even goed ingevuld te zijn. Het kopieren van de geoliede machine die de Duitse jeugdbewegingen waren, was niet altijd even erg geslaagd. Vooral op muzikaal vlak werden de hoge verwachtingen niet echt ingelost. Zo lezen we in het ‘NSJV Halfmaandelijks Order’ van 15 augustus 1943 een vernietigend verslag over de eigen muziekeenheden:

 

Het oefenkamp voor muziekeenheden dat van 29 Hooimaand tot 1 Oogstmaand te Brussel met 104 deelnemers werd gehouden, heeft uitgewezen dat het de leden van vele muziekeenheden meestal aan tucht, inzetbaarheid en kampvaardigheid mangelt. In een arbeidsgemeenschap met leiders van deze muziekeenheden werden de oorzaken daarvan opgezocht. Als oorzaken kunnen gelden:

1) Het feit dat de keuze der kandidaten voor de muziekeenheden niet streng genoeg geschiedt. De kandidaten moeten niet alleen aanleg hebben en gevoel voor rhythme, maar ook reeds door hun dienst in de gewone eenheden bewezen hebben dat ze tuchtvol zijn en bereid tot extra-dienst in de muziekeenheid.

2) Dat de vendeljongens der muziekeenheden zich als iets méér dan de anderen beschouwen, dat ze te veel geprezen worden (in persverslagen en bij andere gelegenheden) hoewel op hun prestaties op muzikaal gebied in het algemeen zeer veel aan te merken valt; dat ze te veel ontzien worden op algemeene diensten (verschooning van karwei, enz.). Daardoor kweekt men een misplaatste pretentie bij deze jongens, die gaan denken dat de dienst der gewone vendeljongens niet voor hen is.

3) Dat hun bijeenkomsten te overwegend aan muzikale scholing gewijd worden, terwijl de gewone dienst en de vorming van hun karakter en overtuiging verwaarloosd worden. Er wordt nogmaals op gewezen dat de aan muzikale opleiding gewijde bijeenkomsten (de oefenstonden) extra-dienst zijn. Er wordt van de muziekeenheden niet minder dan van de gewone eenheden geëischt, doch, integendeel, méér! Daarvan moeten de jongens goed doordrongen worden en dàn mogen zij er fier op gaan, van de tuchtvolste en meest presteerende eenheden der NSJV te zijn. Wij hebben niets aan parade-fanfaren of speelmanschappen, wanneer niet elke blazer of trommelaar een kampvaardige Dietsche knaap of stormer is.

4) Dat sommige gouwleiders geneigd zijn, flinke ploeg- en schaarleiders uit de muziekeenheden naar de gewone eenheden over te plaatsen. Dit heeft geen zin, daar ook de muziekeenheden de gewone diensten moeten houden. De flinkste leiders, moesten juist daar te vinden zijn, waar meer en beter moet dienst gedaan worden. [273]

 

 

6. Hitler-Jeugd-Vlaanderen

 

De Hitler-Jeugd-Vlaanderen was in zijn uitingen en gedragingen duidelijk een soort van ‘lokaal filiaal’ van de Duitse HJ. Ze was hier te lande de kopie bij uitstek van het Duitse voorbeeld. Alleen al de naam toont dit aan. Ook hun liederenboeken onderschreven deze these. Men nam heel gewoon de Duitse NS-liederen over met tekst en notenbalk, met desgevallend een Vlaamse vertaling er onder. Om maar enkele voorbeelden te noemen: ‘Volk wil bij volk’ (‘Volk will zu Volk’), ‘Niets kan ons rooven’ (‘Nichts kann uns rauben’), ‘Goede nacht, Kameraden’ (‘Gute Nacht, Kameraden), ‘Wij dragen ons Vaderland in onze harten’ (‘Wir tragen das Vaterland in unsern Herzen’), ‘Slechts de vrijheid behoort heel ons leven’ (‘Nur der Freiheit gehört unser Leben’),en ‘Heilig Vaderland’[274] (‘Heilig Vaterland’):

 

Heilig Vaterland! In Gefahren

Deine Söhne sich um dich scharen.

Von Gefahr umringt, heilig Vaterland,

Alle stehen wir Hand in Hand

 

Bei den Sternen steht, was wir schwören.

Der die Sterne lenkt, wir uns hören.

Eh der Fremde dir deine Kronen raubt,

Deutschland, fallen wir Haupt bei Haupt!

 

Heilig Vaterland, hebt zur Stunde

Kühn dein Angesicht in die Runde!

Sieh uns all entbrannt, Sohn bei Söhnen stehn.

Du sollst bleiben, Land wir vergehn!

Heilig Vaderland, in gevaren

Uwe zonen zich rond u scharen.

Door gevaar omringd, heilig Vaderland,

Staan wij allen dan, hand in hand.

 

In de sterren staat, trouw gezworen;

Die het al beveelt, kan ons hooren.

Eer de vreemde u, uwe kronen rooft,

Duitschland, vallen wij, hoofd bij hoofd!

 

Heilig Vaderland, t’ allen tijde

Wij voor uwe vrijheid strijden!

Trouw aan Volk en Land, zoon bij zonen staan,

Gij zult blijven, Land, wij vergaan.

 

 Maar niet altijd werd een ‘simultaan vertaling’ gegeven. Dikwijls gaf men enkel de originele Duitse teksten voorzien van notenbalken. Zo heb ik de volgende voorbeelden gezien: ‘Auf, hebt unsre Fahnen’, ‘Deutschland über Alles’, ‘Kameraden, hebt die Fahnen’, ‘So gelte denn wieder Urväter Sitte’, ‘Argonnerwald’, ‘Wenn die Stürme Leben wecken’, ‘Wo wir stehen, steht die Treue’.[275] Op de koop toe werden al deze teksten opgesteld in de typische Gotische lettertekens.

 

 In de Hitlerjugend (HJ) was het de gewoonte om minstens één uur per dag aan muzikaal onderricht te doen. Daarnaast werd er gedurende de ganse dag, zoals tijdens het marcheren of het uitvoeren van karweien e.d., duchtig op los gezongen. De liederenschat van de HJ telde ruim 250 liedjes waarmee een ganse dag vol kon worden gezongen zonder één lied te moeten herhalen.[276] De dag begon voor een jongen in de HJ reeds om 6.00u in de morgen bij het wekken. Van 9.00u tot 9.30u werd er samen gezongen. Van 18.00u tot 18.45u werd het liedgoed van de HJ bestudeerd. Om 21.30u werd het drukke dagprogramma afgesloten en ging men slapen.[277] Ook werden gedurende de dag, Horst Wessel en de SA indachtig, al eens propagandamarsen georganiseerd in naburige dorpen en steden:

 

Hoe kunnen wij aandacht trekken voor een colportagetocht? Niet alle jongeren colporteren. De kleinere en slecht geüniformeerden kunnen dus op een bepaalde plaats in de nabijheid van deze waar gecolporteerd wordt, opgesteld worden en liederen zingen. Ook fanfare en muziekkapel kunnen hiervoor ingezet worden.[278]

 

 Hoe men het in de praktijk zulke colportagetochten het best kon organiseren leerde men het beste van de echte Duitse HJ en BDM. Daartoe maakten verschillende Duitse eenheden van de HJ en BDM dienstreizen in Vlaanderen:

 

Tenslotte mag ook het bezoek van de “H.J. Spielschar” uit Flensburg niet vergeten worden, die tijdens een rondreis in Vlaanderen het bewijs bracht van de aandacht die bij de opleiding van de jeugd in Duitschland besteed wordt aan de beoefening van de muziek. Een prachtig gemengd koor van de B.D.M.-meisjes en H.J.-jongens bracht op verrukkelijke wijze enkele oude liederen en kanons ten gehoore, terwijl een klein strijkorkest den stand toonde van de leekenmuziek en van het groepsspel bij de H.J.[279]

 

De oorlog aan het Oostfront tegen de Sovjet-Unie had ook zijn invloed op de retoriek binnen de HJ-Vlaanderen. Een zeer bekende zinsnede uit het ‘Russlandlied: Von Finnland bis zum schwarzen Meer’ was: “Führer befiehl, wir folgen dir”. De HJ-Vlaanderen nam dit adagium over in haar affiches: “Führer beveel, wij volgen”.[280]

 

 

7. La jeune Légion

 

La jeune Légion (JL) was de rexistische jeugdbeweging in Wallonië. De liederen die binnen deze jeugdorganisatie werden gezongen, volgden nauw de koers die de SS en de leider van Rex, Léon Degrelle, hadden uitgestippeld. De jeugdbeweging JL nam vele NS-liederen over, zij het vrijwel altijd in Franse vertaling: ‘Nous lèverons nos enseignes’[281], ‘J’avais un camarade’[282], … Het vertalen van NS-liederen was dus zowel in Vlaanderen als in Wallonië een courante praktijk. Aan Waalse kant zien we echter een fenomeen dat vrij uniek is: men neemt een overbekend NS-lied en men gaat er een compleet nieuwe Franstalige tekst voor gaan schrijven, die het origineel in bijna niets volgde. Een mooi voorbeeld hiervan is de ‘Bombenfliegermarsch Legion Condor: Wir sind deutsche Legionnaire’. Deze mars was geschreven tijdens de Spaanse burgeroorlog voor de Duitse gevechtspiloten die er meestreden aan de zijde van Franco. De rexistische jeugdbeweging maakte ervan: ‘Le chant de la légion: Nous sommes les légionnaires’. Enkel de muziek en beginregel zijn dezelfde als in het origineel; in de verdere tekst bezong men de vaderlandsliefde en de kameraadschap.[283]

 

Ook binnen de rexistische jeugdbeweging werden de muziekeenheden vaak besproken en bejubeld. In de artikels en fotoreportages van ‘La jeune Légion’ werd op tijd en stond aandacht besteed aan de muziekeenheden. Een impressie:

 

Quels sont ces jeunes élégants vétus de noirs? Une foule perplexe regarde passer un groupe de JL défilant, tambours et trompettes au repos. Revêtus du seyant uniforme d’hiver, ils s’en vont vers la plaine où a lieu aujourd’hui la première répétition générale de la clique. L’arrivée à la dite plaine est un drama. Les musiciens sont tellement épris de leurs instruments qu’ils ne veulent plus s’en défaire. Déja les plus fou sont montés dans les arbres, serrant dans leurs bras leur trompettes dont ils tirent des miaulements plaintifs, maudissant cette tyranique discipline qui veut leur arracher un instant ces objets d’une si tendre affection. (…) Cette mémorable journée se termina par un défilé lors duqeul la clique se distingua vraiment. Le tambour-major agitait sa superbe canne avec fougue et le chef de musique en donnant le signal fut à deux doigts d’avaler son embouchure. La marche jouée par la clique éveillait des échos formidables dans la rue. Certaines improvisations dues à des musiciens particulièrement inspirés, fournissaient des effets à trois voix re marquables. Dans l’ensemble cette première sortie de la clique fut édifiante, et nous attendons avec impatience la première occasion de nous manifester en public.[284]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[260] (1943). Zingt! Het is beter dan spreken, p. 4.

[261] CLEYBERGH, J. (1942). Muziek in de jeugdbeweging. In Maandblad voor Volksche Opvoeding, VI, p. 120.

[262] LAHAYE, O. (1942). Musische opvoeding der Duitsche Jeugd. In Maandblad voor Volksche Opvoeding, VI, p. 136.

[263] (1942). Bij de NSJV-Speelschaar te Brussel. Een avond in het jongerenkwartier. In Volk en Staat, XXIV, p. 3.

[264] JANS, De Dietsche Meisjesscharen, p. 56.

[265] VAN DER LOO, S. (1941). Doelstellingen der muziekafdeling. In De Vlaamsche Jeugd. Kampblad voor de eenheid der Vlaamsche Jeugd, I, p. 2.

[266] (s.d.). AVNJ Blauwvoetvendels. Dienst der Kaderscholen. Marsjbevelen, eerbewijzen, uitrusting, p. 29.

[267] (1941). Trouw. In Deltakamp. Kampblad van de Dietsche Blauwvoetvendels, III-IV, p. 23.

[268] DE BENS, De Vlaamse kwestie en de collaboratie, p. 1662.

[269] Interview met CDJ: tijdens de oefenmarsen bij de Waffen-SS was alle praal uit den boze.

[270] (1942). Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen. Kultuurweek voor de jeugd, p. 4-5. Tijdens de ‘Kultuurweek voor de Jeugd’ van de NSJV was er een demonstratie van de HJ-Spielschar uit Eschweiler.

[271] (1942). Zingende vendels, p. 1-52.

[272] (1942). Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen. Kultuurweek voor de jeugd, p. 18-19.

[273] (1943). Scholingskamp voor muziekeenheden: Brussel 29.7.43: nabeschouwingen. In NSJV Halfmaandelijksch Order, IV, p. 2.

[274] (s.d.). Ons Kamp. Leidraad voor opvoeding en scholing in de KLV-Kampen, p. 30. De tekst is naar R. A. Schröder (1914), de muziek is van Heinrich Spitta (1933) en de vertaling is van R.W.

[275] (1944). In Führerdienst Hitler-Jugend (Jeugd) – Vlaanderen, I-II-III.

 (1944). In Führerdienst Hitler-Jugend (Jeugd) – Vlaanderen, II-III.

[276] (1937). Singkamerad. Schulliederbuch der Deutsche Jugend, p. 5.

[277] (1937). Dienstanweisung für die Führerschulen der HJ, p. 14-15.

[278] (1944). Richtlijnen voor de Propaganda. In Führerdienst Hitler-Jugend (Jeugd) – Vlaanderen, VI, p. 74-77.

[279] WEYLER, W. (1941). Muziek. Een en ander omtrent het muzikale zomerseizoen. Het 8e Vlaamsch-Nationaal zangfeest te Brussel. In DeVlag, IV, p. 91.

[280] (1944). Ons kamp. Leidraad voor opvoeding en scholing in de KLV-kampen, p. 3.

[281] (1944). Nous lèverons nos enseignes. In La jeune Légion, XX, p. 10. Het Duitse origineel was geschreven door Berthold Wächter en de vertaling is van de hand van Guy Lefèvre.

[282] DERYCKE, G. (1943). J’avais un camarade. In La jeune Légion, V, p. 5.

VERPOORTEN, A. (1943). J’avais un camarade. In La jeune Légion, VI, p. 1.

[283] (1943). Un chant de la Légion. Nous sommes les légionnaires. In La jeune Légion, I, p. 7.

[284] VAN OFFEL, Q. Quels sont ces jeunes élégants vêtus de noirs? In La jeune Légion, XI, p. 6.