On the brink. Een studie over de nucleaire onderhandelingsstrategie van Noord-Korea: 1993-1994 en 2002-2006. (Kobe Verheyen) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Op 11 november 2005 verlaat Noord-Korea de onderhandelingen van het voorlopig laatste overleg rond het Noord-Koreaanse nucleaire-wapenprogramma. Tijdens deze onderhandelingsronde wordt opnieuw geen akkoord bereikt dat een einde kan maken aan de nucleaire crisis tussen Noord-Korea enerzijds en de internationale gemeenschap anderzijds. Sinds het uitbreken van de eerste nucleaire crisis in 1993, zijn er 13 jaar lang diplomatieke inspanningen geleverd om Noord-Korea te doen afzien van nucleaire wapens. Tot op de dag van vandaag lijken al deze inspanningen echter tevergeefs geweest.
De vraag of Noord-Korea beschikt over een nucleair wapenarsenaal moet evenwel met de nodige omzichtigheid worden benaderd. Hoewel er bewijzen voorhanden zijn die wijzen op de aanwezigheid van nucleaire faciliteiten en nucleaire materialen, bestaat er geen hard bewijsmateriaal dat de effectieve aanwezigheid van nucleaire wapens aantoont. Wel moet worden opgemerkt dat Noord-Korea er zelf tijdens de onderhandelingen geen geheim van maakt dat het beschikt over atoomwapens. Het is echter lang niet zeker dat Noord-Korea de waarheid vertelt.
De vraag of Noord-Korea beschikt over kernwapens is niet de centrale vraag in deze eindverhandeling. De verhandeling onderzoekt hoe het mogelijk is dat een relatief zwak land als Noord-Korea er steeds weer in slaagt om via zijn nucleaire-wapenprogramma de internationale gemeenschap tegen zich in het harnas te jagen en hoe het er bovendien steeds voor zorgt dat het kan onderhandelen vanuit een positie van sterkte met een grootmacht als de Verenigde Staten.
Het antwoord op deze vraag moet vermoedelijk gezocht worden in de harde onderhandelingsstijl die Noord-Korea hanteert: die van het brinkmanship. Deze stijl wordt gekenmerkt door het aanwenden van bluf, dreigementen en chantage. Door handig gebruik te maken van deze techniek slaagt Noord-Korea er telkens opnieuw in om onderhandelingen met de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap af te dwingen. De hoofdbedoeling van deze eindverhandeling is dan ook om het gebruik en het resultaat van de brinkmanship-onderhandelingsstrategie van Noord-Korea te onderzoeken tijdens de nucleaire onderhandelingen met de Verenigde Staten.
Er dient echter vooraf opgemerkt te worden dat het onderhandelingsproces een zeer complexe aangelegenheid is. Een nucleair Noord-Korea is niet enkel een probleem voor de Verenigde Staten, maar ook voor de landen die zich in dezelfde geografische regio bevinden als Noord-Korea. In de eerste plaats zijn dit China, Japan, Rusland en Zuid-Korea. Hoewel het onderhandelingsproces tijdens de eerste nucleaire crisis vooral is toegespitst op onderhandelingen tussen de VS en Noord-Korea, zullen gedurende de tweede nucleaire crisis ook deze andere partijen in het onderhandelingsproces worden betrokken. Hoewel een aantal standpunten en voorstellen van de andere betrokken partijen onvermijdelijk hun plaats moeten krijgen in deze eindverhandeling, wordt geopteerd om vooral de nadruk te leggen op de onderhandelingen tussen de VS en Noord-Korea.
Deze eindverhandeling is opgebouwd uit vijf grote delen. In het eerste deel wordt allereerst een algemeen theoretisch kader geschetst rond de karakteristieken van het onderhandelingsproces. Vervolgens worden een aantal typische kenmerken voorgesteld van een communistische onderhandelingsstrategie. Tot slot wordt dieper ingegaan op het concept brinkmanship. Twee toonaangevende auteurs hebben dit concept uitgebreid, zij het op een verschillende manier, beschreven: Thomas Schelling en Scott Snyder. Terwijl Schellings’ definitie zeer bruikbaar is voor een globale benadering van het conflict, is Snyders’ definitie zeer toepasselijk om de graad van brinkmanship in het onderhandelingsproces zelf te onderzoeken.
Het tweede deel heeft de bedoeling om een brede achtergrond van Noord-Korea zelf te schetsen. Om de harde onderhandelingspositie van Pjongjang correct te vatten is het belangrijk om een goed begrip te hebben van het land zelf. In het eerste gedeelte wordt de aandacht vooral toegespitst op de geschiedenis van Noord-Korea en de relaties met buurland Zuid-Korea. In het tweede gedeelte worden achtereenvolgens de Kim-dynastie, de Juche-ideologie en de militaire doctrine van Noord-Korea besproken.
Het derde deel van deze eindverhandeling schetst vervolgens de nucleaire geschiedenis van Noord-Korea tot en met 1993, wanneer de eerste nucleaire crisis uitbreekt. Hierbij gaat de aandacht uit naar de pogingen van Noord-Korea om nucleaire wapens aan te maken en de ontdekking hiervan door de Verenigde Staten. Ook wordt kort het beleid van president George Bush I ten aanzien van de nucleaire kwestie besproken. De laatste paragraaf van deel 3 gaat op zoek naar de motieven achter het nucleaire programma van Noord-Korea.
In het vierde en het vijfde deel wordt daadwerkelijk overgegaan tot de kern van de eindverhandeling: een onderzoek naar de brinkmanship-onderhandelingsstrategie van Noord-Korea gedurende de eerste en de tweede nucleaire crisis. Deel 4 bespreekt de eerste nucleaire crisis, deel 5 de tweede nucleaire crisis.
Beide delen zijn symmetrisch opgebouwd. In de eerste paragraaf wordt telkens een historisch overzicht van de nucleaire crisis geschetst. In de volgende paragraaf wordt vervolgens een systematische reconstructie gegeven van het onderhandelingsproces zelf, waarbij de aandacht telkens ligt op de Noord-Koreaanse onderhandelingsstrategie van brinkmanship. In de laatste en afrondende paragraaf wordt tot slot een terugkoppeling gemaakt naar het theoretische kader van de eindverhandeling.
Een belangrijke opmerking vooraf is dat het beschikbare bronnenmateriaal omtrent deze problematiek uitsluitend westers is. Hiermee wordt bedoeld dat er geen Noord-Koreaanse bronnen voorhanden zijn die het mogelijk maken om ook de Noord-Koreaanse kant van de medaille te belichten. Desalniettemin is getracht om gedurende de bespreking van de eerste en de tweede nucleaire crisis een zo objectief mogelijk beeld van de situatie te schetsen.
Een laatste opmerking vooraf is dat de eerste nucleaire crisis veel meer wetenschappelijk gedocumenteerd is dan de tweede nucleaire crisis. Een aantal van de sleutelfiguren tijdens de eerste crisis registreerden het onderhandelingsproces zeer gedetailleerd in boekvorm, waardoor het mogelijk is om een zeer precieze reconstructie van de onderhandelingen op te maken. De tweede nucleaire crisis is echter minder gedetailleerd beschreven, vermoedelijk omdat deze nog steeds aan de gang is. Hierdoor is bijgevolg vooral een beroep gedaan op wetenschappelijke artikels om de standpunten van de verschillende onderhandelingspartijen te reconstrueren.
Het theoretisch kader van deze eindverhandeling bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel gaat op zoek naar de algemene karakteristieken van een onderhandelingsproces. Hierbij wordt in eerste instantie de aandacht gevestigd op enkele concepten die noodzakelijk zijn voor een goed begrip van elk onderhandelingsproces, zijnde carrots and sticks en de strategie van tit for tat. In tweede instantie worden enkele andere concepten besproken die verduidelijkend werken om een proces van harde onderhandelingen te begrijpen. Het zal hier onder meer gaan om dreigementen, bluf, onderhandelingsreputatie, communistische onderhandelingstechnieken en hardball tactics.
Het tweede deel spitst zich volledig toe op het concept brinkmanship. Een goede kadering van deze harde onderhandelingsstijl is essentieel omdat deze eindverhandeling zich concentreert op het gebruik van deze onderhandelingstactiek door Noord-Korea. Na een algemene paragraaf waarin verschillende definities van het begrip naast mekaar worden gezet, zal de klemtoon gelegd worden op twee toonaangevende auteurs die over brinkmanship hebben geschreven: Thomas Schelling en Scott Snyder.
1.1. Algemene karakteristieken van het onderhandelingsproces
In dit eerste deel worden een aantal belangrijke aspecten van onderhandelingen besproken. Allereerst zal het begrip onderhandelingen worden gedefinieerd. In de volgende twee paragrafen worden eerst de carrots-and-sticks-benadering en vervolgens de onderhandelingstactiek van tit for tat besproken. De derde paragraaf beschrijft de concepten warning, threat, bluff en commitment. De vierde paragraaf beschrijft de onderhandelingsreputatie van een land en de plaats van de bluftechniek daarin . De vijfde paragraaf schetst een beeld van de typische karakteristieken van communistische onderhandelaars. Een laatste paragraaf wordt tot slot gewijd aan de harde onderhandelingsstrategie, de zogenaamde hardball tactics.
1.1.1. Definitie van het begrip onderhandelingen
De definitie die gebruikt zal worden in het kader van dit eindwerk is die van Robert Mnookin: onderhandelingen zijn “a joint decision making process involving interactive communication in which parties that lack identical interests attempt to reach agreement”[1].
Er zijn twee algemene motieven waarom twee of meer partijen overgaan tot onderhandelen. Ten eerste kan via een onderhandelingsproces een resultaat bereikt worden, dat niet mogelijk was zonder dat onderhandelingsproces. Ten tweede kan via een proces van onderhandeling een conflict tussen de verschillende onderhandelingspartijen opgelost worden[2].
De kern van het onderhandelingsproces is dat de onderhandelende partijen limieten stellen waarbinnen een oplossing gezocht dient te worden. Zeer belangrijk hierbij is een duidelijke en gedeelde informatie tussen de verschillende partijen over wat elke partij met de onderhandelingen wenst te bereiken.
Om tot een oplossing te komen kunnen de partijen toegevingen doen inzake hun standpunt, dit wordt een concessie genoemd. Het maken en interpreteren van concessies is een moeilijke aangelegenheid. Twee dilemma’s kunnen hierbij optreden: het dilemma of honesty en het dilemma of trust.
Het dilemma of honesty houdt in dat moet worden nagegaan welk deel van de waarheid de tegenpartij mag kennen en welk deel niet. Indien land X al zijn informatie doorgeeft aan land Y, kan land Y door niet alle informatie door te geven aan land X een voordeel behalen ten aanzien van dat land. Indien beide landen voor elkaar alle informatie verzwijgen, zal dit leiden tot een patstelling.
Het dilemma of trust houdt in dat moet worden nagegaan hoeveel van wat de tegenpartij vertelt, daadwerkelijk moet worden geloofd. Indien land X alles gelooft wat land Y zegt, terwijl land Y sommige zaken verzwijgt of voorliegt aan land X, zal land Y een voordeel behalen op land X. Indien echter beide landen niets geloven van elkaar, zal het onmogelijk zijn om tot een akkoord te komen[3].
Centraal bij onderhandelingen staat de geven-en-nemen-strategie. De partijen doen concessies aan elkaar, waardoor een oplossing wordt bereikt die voor beide aanvaardbaar is. Dit patroon is niet enkel een belangrijk kenmerk van een onderhandelingsproces, het is ook essentieel om problemen tussen de verschillende partijen tot een oplossing te brengen.Wanneer een van de partijen een concessie doet, wordt van de tegenpartij verwacht dat ook zij een concessie doet[4].
1.1.2. Carrots and sticks
Overheden maken gebruik van verschillende beleidsinstrumenten om invloed uit te oefenen. Deze instrumenten kunnen ingedeeld worden in carrots en sticks. Een eenvoudige classificatie hiervan ziet er als volgt uit:
Figuur 1: Tools of Government[5]
Enerzijds zijn er de negatieve en beperkende beleidsinstrumenten. Deze worden sticks genoemd. De instrumenten hebben de bedoeling een bepaalde actie te ontraden of te verbieden. Anderzijds zijn er de positieve en aanmoedigende beleidsinstrumenten. Deze worden carrots genoemd. De instrumenten zijn bedoeld om een bepaalde actie op te leggen of aan te moedigen. Algemeen geschetst worden carrots beschouwd als beloningen en sticks als bestraffingen[6].
Sticks worden in praktijk verwezenlijkt via het opleggen van reguleringen. De term regulering wijst in deze context op het geheel van regels, bevelen, instructies, normen en standaarden. Deze worden ondersteund met sancties of de dreiging met sancties indien de regulering niet wordt nageleefd. Carrots worden op hun beurt gerealiseerd via economische beleidsinstrumenten. Concreet betekent dit het toekennen of het wegnemen van materiele voordelen. Deze instrumenten kunnen het duurder of goedkoper maken om een bepaalde actie te ondernemen. Het verschil tussen carrots en sticks is dat bij de eerste soort van beleidsinstrumenten geen verplichting kan worden opgelegd, terwijl dit wel het geval is bij de tweede soort[7].
Binnen de internationale betrekkingen hebben carrots en sticks een voorname plaats verworven. Sticks worden onder meer gebruikt als middel om druk uit te oefenen op regimes die zich schuldig maken aan agressieve daden en schendingen van de mensenrechten. Carrots werden onder meer aangewend om ontwapening en militaire demobilisatie aan te moedigen. Terwijl de eerste soort beleidsinstrumenten gebruikt wordt als antwoord op daden van agressie of misbruik die reeds geschied zijn, wordt de tweede soort van beleidsinstrumenten gebruikt om preventief op te treden tegen een crisis of een heropleving van geweld.
Carrots en sticks staan nauw met elkaar in verband. Het stopzetten van een sanctie kan beschouwd worden als een positieve incentive terwijl het opheffen van een incentive kan beschouwd worden als het opleggen van een sanctie. In de diplomatieke praktijk wordt de combinatie van carrots en sticks vaak gehanteerd. Carrots worden aangewend om de aantrekkelijkheid van een voorstel te verhogen terwijl sticks worden aangewend indien de tegenpartij zich niet aan het voorstel houdt[8].
1.1.3. Tit for tat
Tit for tat wordt gedefinieerd als: ‘a strategy of strict reciprocity after an initial cooperative move; it can bring about mutual cooperation in a repeated Prisoner’s Dilemma game, since it ensures that defection will not pay.’[9]
Robert Axelrod gaat in ‘The evolution of cooperation’ op zoek naar de voorwaarden waaronder landen zullen samenwerken rond internationale issues in een wereld zonder centrale autoriteit[10]. Hij vertrekt daarbij van het prisoner’s dilemma en stelt de strategie van tit for tat voor als oplossing voor dat dilemma.
In het prisoner’s dilemma worden twee spelers voorgesteld. Elke speler heeft twee keuzes: ofwel werkt hij samen met de andere speler, ofwel werkt hij niet samen met de andere speler. De spelers moeten een keuze maken zonder de keuze van de andere speler te kennen. Kiezen om niet samen te werken zal voor beide spelers het beste resultaat opleveren. Indien immers een van de spelers ervoor kiest om samen te werken, terwijl de andere speler ervoor kiest om niet samen te werken, zal de eerste speler veel slechter af zijn dan wanneer beide spelers kiezen om niet samen te werken. De dominante keuze in het prisoner’s dilemma zal dus zijn om niet samen te werken, hoewel beide spelers veel beter af zouden zijn indien ze allebei samenwerkten[11].
Axelrod stelt dat de oplossing voor dit dilemma de strategie van tit for tat is. Hij definieert deze strategie als: ‘the policy of cooperating on the first move and then doing whatever the other player did on the previous move’. Axelrod toont experimenteel aan dat samenwerking kan onstaan tussen twee partijen die elkaar sterk wantrouwen indien de strategie van tit for tat wordt gevolgd[12].
Het proces verloopt als volgt. Eén van de twee partijen geeft de aanzet tot samenwerking. Indien de tegenpartij op haar beurt deze aanzet beantwoordt met een verdere stap tot samenwerking, zal de eerste partij in een volgende stap ook kiezen voor een verdere samenwerking. Indien de tegenpartij echter zal verkiezen om niet samen te werken, zal de eerste partij haar samenwerkingsinitiatief terug intrekken en ervoor kiezen om niet verder samen te werken of in sommige gevallen zelfs te vergelden[13].
Het vroegere gedrag van een staat inzake zijn buitenlands beleid kan op die manier het gedrag van een andere staat tegenover die staat verklaren. Staten ontwikkelen een zekere vorm van routine en standaardprocedures in hun relatie met elkaar. Een staat zal dus zijn acties gericht naar een andere staat grotendeels baseren op de acties die de andere staat onderneemt jegens de staat in kwestie. Dit proces wordt wederkerigheid (reciprocity) genoemd. Opgemerkt moet worden dat niet enkel het voorafgaand gedrag van de andere staat het beleid bepaalt. Ook het eigen voorafgaand gedrag van een staat jegens een andere staat zal mee bepalen hoe nieuw beleid geformuleerd wordt[14].
1.1.4. Warnings, threats, commitments en bluff tijdens onderhandelingen
Tijdens een onderhandelingsproces kan door de onderhandelende partijen gebruik worden gemaakt van warnings (waarschuwingen), threats (dreigementen), commitments (beloftes, verbintenissen) en bluffs (bluf). Dit zijn manoeuvres die als doel hebben om de verwachtingen van de tegenpartij te veranderen en de keuzes van die tegenpartij te beïnvloeden.
Door het aanwenden van een waarschuwing of een dreigement, probeert een partij de opponent ervan te weerhouden om een niet-gewenste actie te ondernemen of om een wel gewenste actie te weigeren. De waarschuwende of bedreigende partij zal zijn tegenstander duidelijk maken welke de negatieve gevolgen zullen zijn van het al dan niet ondernemen van een bepaalde actie. Tussen een waarschuwing en een dreigement moet echter een duidelijk onderscheid worden gemaakt. Het verschil ligt in de rol van de waarschuwende of bedreigende partij bij het veroorzaken van de voorspelde negatieve gevolgen[15].
Bij een waarschuwing zal de waarschuwende partij de gewaarschuwde partij erop wijzen welke de natuurlijke gevolgen zullen zijn van het niet gehoorzamen door deze laatste (noncompliance). De waarschuwende partij is niet de initiator van deze negatieve gevolgen, ze worden veroorzaakt door externe factoren als natuurwetten, technische evoluties en economische ontwikkelingen. Indien wordt gehoorzaamd zullen beide partijen hieruit voordeel halen.
Wanneer een partij echter dreigementen uitspreekt ten aanzien van een andere partij, zal die bedreigende partij duidelijk maken dat zijzelf speciale inspanningen zal ondernemen om de negatieve gevolgen voor de andere partij te veroorzaken. Opmerkelijk hierbij is dat dit niet noodzakelijk zal leiden tot voordelen voor de bedreigende partij omdat het veroorzaken van de negatieve gevolgen kosten met zich meebrengt[16].
Een waarschuwing of een dreigement kan inefficiënt blijken te zijn. Daarvoor zijn drie verklaringen mogelijk. Ten eerste kan worden verondersteld dat de kosten van de negatieve gevolgen lager zijn dan de kosten van het tegemoetkomen aan de eis van de tegenpartij. Ten tweede kan de tegenpartij weigeren om aan de waarschuwing of het dreigement tegemoet te komen wegens het feit dat een tegemoetkoming zal leiden tot een aantasting van haar onderhandelingsreputatie. Tot slot kan de tegenpartij weinig geloof hechten aan de waarschuwing of het dreigement en deze bijgevolg catalogeren onder de noemer ‘bluf’, waarmee wordt bedoeld dat de waarschuwing of het dreigement door de andere partij niet als geloofwaardig wordt ervaren[17].
Waarschuwingen en dreigementen moeten duidelijk onderscheiden worden van beloftes of verbintenissen (commitments). Het maken van een belofte of het aangaan van een verbintenis is een manoeuvre om de tegenpartij ervan te overtuigen dat een bepaald standpunt wordt behouden indien de tegenpartij zich aan de afspraken houdt of dat niet wordt afgeweken van een voorspelling om actie te ondernemen indien de tegenpartij zich niet aan de afspraak houdt. Door het maken van beloftes of het aangaan van verbintenissen probeert een partij haar eigen gedrag in de toekomst duidelijk te maken aan haar tegenstander. Indien een partij gemaakte beloftes of aangegane verbintenissen niet nakomt, verliest zij haar geloofwaardigheid (credibility) en worden beloftes en verbintenissen als bluf ervaren. De geloofwaardigheid van een partij die beloftes en aangegane verbintenissen wel nakomt neemt toe, terwijl de bluffactor afneemt[18].
Tot slot is het belangrijk op te merken dat er bij overheden een algemene tendens heerst om onderhandelingen te weigeren indien de tegenpartij op voorhand reeds expliciete dreigementen formuleert. Dit zorgt ervoor dat de meeste overheden ervan afzien om dreigementen ten aanzien van een onderhandelingspartner te formuleren[19].
1.1.5. Onderhandelingsreputatie
Het is voor een overheid niet enkel belangrijk om tijdens het onderhandelingsproces een gunstig akkoord te bereiken. Op basis van onderhandelingen uit het verleden zal een overheid bij andere overheden een bepaalde onderhandelingsreputatie verkrijgen. Zo wordt een overheid bijvoorbeeld een bepaalde diplomatieke stijl toegemeten, alsook een bepaalde attitude met betrekking tot het gebruik van geweld en andere karakteristieken in verband met de uitoefening van macht[20].
Of een overheid al dan niet gebruik maakt van bluf tijdens onderhandelingen is een van de belangrijkste factoren van de onderhandelingsreputatie. Indien een overheid bekend staat als een bluffer, zal ze door andere overheden waarschijnlijk weinig ernstig worden genomen. Er zijn echter verschillende manieren voor een overheid om haar dreigementen meer geloofwaardig te maken.
Ten eerste kan dit via het gebruik van commitments (zoals hierboven reeds beschreven). Een tweede manier om niet bekend te staan als een bluffende staat is het opbouwen van een reputatie van niet-bluffer. Indien een partij een dreigement stelt dat door de tegenpartij wordt genegeerd, zal het nadeel van de kosten die worden gemaakt door het uitvoeren van dit dreigement niet opwegen tegen het nadeel van het niet-uitvoeren van dit dreigement. Het stellen van een dreigement dat niet wordt uitgevoerd is erg schadelijk voor de onderhandelingsreputatie. Indien een partij doorheen de geschiedenis een reputatie heeft opgebouwd van niet-bluffer, zal de tegenpartij veel minder snel geneigd zijn om de dreigementen te bagatelliseren[21].
1.1.6. Communistische onderhandelingsstrategie
Doorheen de geschiedenis hebben communistische landen een eigen onderhandelingsstijl ontwikkeld. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de acht belangrijkste karakteristieken van de communistische onderhandelingsstrategie.
Ten eerste drukt de communistische onderhandelingsdelegatie zeer sterk haar stempel op de onderhandelingsagenda. Een agenda wordt verondersteld een lijst te zijn van alle mogelijke onderwerpen waarover tijdens het onderhandelingsproces gediscussieerd zal worden. Communistische onderhandelaars daarentegen stellen een agenda samen die enkel is samengesteld uit onderwerpen die voor henzelf gunstig zijn[22].
Ten tweede worden, zodra de onderhandelingen van start zijn gegaan, door de communistische onderhandelingsdelegatie incidenten gecreëerd die hen tijdens het onderhandelingsproces voordelen opleveren. Deze incidenten worden nauwkeurig gepland. Communistische onderhandelaars verkiezen harde incidentrijke onderhandelingen boven onderhandelingen in een gemoedelijke sfeer van vrede en kalmte[23].
Een derde belangrijke karakteristiek is dat de communistische onderhandelingsdelegatie voortdurend tracht om de vooruitgang van de onderhandelingen te vertragen. Communistische onderhandelaars geloven dat dit de onderhandelingspositie van hun tegenstander verzwakt omdat een ongeduldige tegenpartij dan sneller geneigd is om concessies te maken. Ook lijken zij totaal ongevoelig voor menselijk lijden: ze zullen er niet voor terugdeinzen om het onderhandelingsproces te vertragen, zelfs indien dit leidt tot een toenemend verlies aan mensenlevens[24].
Ten vierde beseffen communistische onderhandelaars dat onderhandelingen onvermijdelijk zullen leiden tot akkoorden die vanuit hun standpunt verwerpelijk zijn. Ze zullen bijgevolg proberen om de omvang van de akkoorden die door hen als ongunstig worden ervaren zo sterk mogelijk te beperken. Ook trachten zij de rol van onderzoekende en superviserende instanties die voortvloeien uit akkoorden zo sterk mogelijk te beperken[25]. Wanneer toch akkoorden worden gesloten die te zeer indruisen tegen communistische belangen zal door de communistische onderhandelaars niet getwijfeld worden om een veto te stellen tegen elke mogelijke uitvoering van het akkoord[26]. De communistische onderhandelingsstrategie deinst er tot slot ook niet voor terug om in allerlaatste instantie te ontkennen dat een bepaald akkoord bereikt is, zelfs niet wanneer dit akkoord reeds in schriftelijke vorm is vastgelegd[27].
Ten vijfde is het een veelgebruikte onderhandelingstechniek van communistische onderhandelaars om schijnissues te formuleren. Dit zijn vervalste issues die door de communistische delegatie ten gepaste tijde worden gebruikt om het onderhandelingsproces in hun voordeel te beïnvloeden[28].
Ten zesde wordt de echte waarheid door communistische onderhandelaars vaak ontkend of vervormd. Omdat de waarheid echter vaak komt bovendrijven tijdens een onderhandelingsproces, wordt meestal gekozen voor een vervorming van de waarheid. De techniek die hiervoor wordt toegepast is uit een groot geheel een aantal aspecten van waarheid lichten, waardoor een conclusie kan worden gevormd die in feite helemaal tegengesteld is aan de echte waarheid maar die toch gebaseerd is op waargebeurde feiten[29].
Ten zevende wordt elke vorm van concessie vanwege de tegenpartij door communistische onderhandelaars aanzien als een teken van zwakte. Indien de tegenpartij een concessie doet zonder dat de communistische onderhandelingsdelegatie een toegeving moet doen, zal deze laatste vinden dat haar tegenstander vanuit een positie van zwakte onderhandelt. Hierdoor zal de communistische onderhandelingsstijl agressiever en veeleisender worden, terwijl de neiging om toegevingen te doen nog zal verminderen[30].
Een achtste en laatste karakteristiek van de communistische onderhandelingsstijl is het eindeloos blijven herhalen van de gestelde eisen. Hierdoor zal de tegenpartij op lange termijn geïrriteerd geraken waardoor ze meer geneigd zal zijn om tegemoet te komen aan deze eisen. Hierdoor slaagt de communistische onderhandelingsdelegatie erin om haar doelstellingen te bereiken[31].
Uiteraard dient opgemerkt te worden dat dit niet enkel geldt voor communistische onderhandelaars, maar dat ook andere onderhandelaars van een aantal van deze technieken gebruik maken[32].
1.1.7. Hardball tactics
Hardball tactics zijn onderhandelingstechnieken waarbij de ene partij de andere daadwerkelijk probeert te verslaan, alsof het onderhandelingsproces een duel is. Omdat deze definitie vrij algemeen is, wordt in het kader van deze eindverhandeling voor de volgende beschrijving van dit concept gekozen: hardball tactics zijn onderhandelingstechnieken die sterke druk uitoefenen op de tegenpartij om bepaalde handelingen te doen die zij anders niet zou doen[33]. Brinkmanship is een hardball tactic.
Deze onderhandelingstechniek wordt meestal als zeer offensief ervaren en vaak zal de partij die aan deze techniek wordt blootgesteld geneigd zijn om revanche te nemen. De ervaring leert dat het aanwenden van dit soort technieken meer kwaad dan goed veroorzaakt in een onderhandelingsproces.
Er zijn verschillende manieren om hardball tactics te beantwoorden. Ten eerste kunnen ze genegeerd worden, ten tweede kunnen ze in samenspraak met de tegenpartij bediscussieerd worden en ten derde kunnen deze hardball tactics beantwoord worden met soortgelijke hardball tactics.
Het negeren van deze offensieve onderhandelingstactiek kan zwak overkomen naar de buitenwereld toe, maar toch kan deze reactie zeer efficiënt en krachtdadig blijken. Het niet reageren op een bedreiging is vaak de beste manier om ermee om te gaan. De mogelijkheid om hardball tactics te beantwoorden met eigen offensieve onderhandelingstactieken kan leiden tot chaos en negatieve gevoelens tussen de onderhandelingspartners. Toch mag deze optie niet direct uitgesloten worden. Het kan zo voor beide partners duidelijk worden dat dit tot weinig resultaat leidt en dat, eens de rook is opgeklaard, het voor beide partijen noodzakelijk zal zijn om op zoek te gaan naar een andere onderhandelingstactiek[34].
Een concrete toepassing van hardball tactics is het chicken game. Dit wordt vaak symbolisch voorgesteld als twee auto’s die recht op elkaar af rijden. De auto die als eerste moet uitwijken, wordt het chicken genoemd. Degene die het langste rechtdoor durft gaan is de zogenaamde hero. Hier is duidelijk dat onderhandelingen in deze context door beide partijen worden aanzien als een duel dat gewonnen of verloren kan worden.
Een onderhandelaar die deze tactiek gebruikt, combineert een grote mate van bluf met een bedreigende actie. Op die manier tracht deze onderhandelaar de tegenpartij zover uit te dagen tot die moet zwichten (moet uitwijken) en moet ingaan op de eisen van de onderhandelaar[35]. Brinkmanship is een verdere toepassing van het chicken game. Het combineert ook een grote mate van bluf met een bedreigende actie. Brinkmanship houdt echter meer in dan bluf en bedreiging.
1.2. Brinkmanship
In deze paragraaf wordt het concept brinkmanship van naderbij onderzocht. De eerste paragraaf gaat op zoek naar een gepaste en hanteerbare definitie van het begrip. In de tweede paragraaf wordt het begrip verder ontleed aan de hand van de definitie van Scott Snyder. De slotparagraaf focust op de invulling die Thomas Schelling gaf aan het begrip brinkmanship.
1.2.1. Definitie
De term brinkmanship werd tijdens de Koude Oorlog geïntroduceerd door de Amerikaanse Secretary of State John Foster Dulles. Ondanks de vele kritiek die Dulles kreeg, werd brinkmanship een belangrijk element in het Amerikaans beleid onder president Eisenhouwer, president Kennedy en president Johnson[36]. Brinkmanship werd door Dulles zelf gedefinieerd als: “the ability to get to the verge without getting into war”[37].
Brinkmanship kan op verschillende wijzen worden gedefinieerd. Een eerste definitie stelt dat het zoveel is als: “using provocative acts and inflammatory rhetoric to escalate tensions in ways that either enhance a country’s power or its diplomatic leverage”[38]. Een andere definitie luidt als volgt: “The policy of a nation that pushes a dangerous situation to the limits of safety (the ‘brink’) before pulling back”[39].
Wikipedia geeft een ruimere definitie van het begrip: “Brinkmanship refers to the policy of practice, especially in international politics and foreign policy, of pushing a dangerous situation to the brink of disaster in order to achieve the most advantageous outcome by forcing the opposition to make concessions.”[40]
Thomas Schelling geeft in ‘The strategy of conflict’ nog een andere invulling aan het begrip: “Brinkmanship is the deliberate creation of a recognizable risk of war, a risk that one does not completely control”[41] De definitie van Schelling is het onderwerp van de tweede paragraaf. Deze definitie is echter in het kader van dit eindwerk minder operationeel te maken als die van Snyder.
Scott Snyder geeft in ‘Negotiating on the edge’ een brede en zeer goed hanteerbare omschrijving van het concept brinkmanship: “Brinkmanship involves the mixing of aggressive and provocative tactics, including issuing unconditional demands, blustering, bluffing, threatening, stalling, manufacturing deadlines, and even walking out of negotiations.”[42] Snyders’ definitie zal in de derde paragraaf verder worden ontleed.
1.2.2. Schellings’ benadering van brinkmanship
Thomas Schelling komt in ‘The strategy of conflict’ tot een eigen benadering van het begrip brinkmanship. Hij stelt het voor als twee partijen die op de brink staan en die met elkaar verbonden zijn door middel van een koord.
De brink is geen steile afgrond van een rots waarop men staat en vanwaar men kan beslissen om zich naar beneden te storten om zo zijn tegenstander mee te sleuren in de val. De brink moet eerder opgevat worden als een aflopende helling waarop men kan staan maar dit met een constant risico op uitglijden. Aan het einde van de helling bevindt zich een afgrond. Hoe dichter men bij de afgrond komt, hoe steiler de helling wordt en hoe groter het risico op uitglijden waardoor beide partijen in de afgrond storten. Zowel de helling als het risico op uitglijden zijn echter onregelmatig: noch degene die op de helling staat, noch de toeschouwers weten met zekerheid hoe groot het risico op uitglijden is wanneer een stap dichter naar de afgrond wordt genomen[43].
Brinkmanship is het opzettelijk creëren van een aanzienlijk risico op oorlog. Het is onmogelijk om dit risico volledig onder controle te krijgen. De tactiek hierbij is om opzettelijk de situatie uit de hand te laten lopen, precies omdat dit uit de hand lopen voor de tegenpartij onverdraaglijk is. Daardoor zal deze zich inschikkelijker tonen en sneller geneigd zijn om concessies te doen. De tegenstander wordt dus aangevallen en geïntimideerd door hem bloot te stellen aan een gemeenschappelijk risico. Hem wordt erop gewezen dat, indien hij een tegenbeweging maakt, de situatie wel eens uit de hand zou kunnen lopen waardoor beide partijen over de brink glijden en in de afgrond storten. Opmerkelijk hierbij is dat het voldoende is om te dreigen met een ‘mogelijkheid op vergelding’ om de tegenpartij angst aan te jagen. Het is dus niet zo dat elke tegenbeweging vanwege de andere partij met honderd procent zekerheid vergolden zal worden[44].
In ‘Arms and influence’ definieert Schelling brinkmanship als “a competition in risk-taking”[45]. Het is het bewust creëren van een risico op een totale catastrofe. Hierbij moet duidelijk gesteld worden dat de creatie van het risico gewild is, maar dat de uitmonding van het conflict in een totale catastrofe ongewild is. Schelling maakt dit duidelijk aan de hand van een voorbeeld: rocking the boat.
Twee personen zitten in een roeiboot. De ene persoon wil de andere persoon alleen laten roeien, zodat hijzelf kan rusten. Hij moet een manier bedenken waardoor hij de andere persoon angst aanjaagt, zodat die niet anders zal durven dan alleen roeien. Hij kan zeggen: ‘Roei, anders kantel ik de boot om zodat we beide verdrinken’. Dit zal echter weinig indruk maken op de andere persoon. Indien hij echter de boot hard heen en weer laat schommelen, zodat die elk moment kan omkantelen, zal de andere persoon veel sterker onder de indruk zijn waardoor hij sneller overgehaald zal kunnen worden om het roeien op zich te nemen[46]. Dit voorbeeld illustreert hoe het principe van brinkmanship werkt. Het is in wezen het manipuleren van een risico om zo iets van de tegenpartij gedaan te krijgen.
1.2.3. Snyders’ benadering van brinkmanship
Snyder stelt dat in het concept brinkmanship vier basiscomponenten kunnen worden onderscheiden. Dit is ten eerste de vraag tot unilaterale concessies, ten tweede het gebruik van bluf en dreigementen, ten derde het opleggen van deadlines en tot slot het constant dreigen om de onderhandelingstafel te verlaten[47].
· Vraag tot unilaterale concessies
Een eerste component van brinkmanship is de vraag tot unilaterale concessies van de tegenpartij in ruil voor het opstarten of het verderzetten van onderhandelingen. Deze vraag naar voordelen alvorens onderhandelingen van start gaan, wijst enerzijds op het feit dat de partij die deze handeling stelt weinig belang lijkt te hebben bij een daadwerkelijke oplossing van een conflict. Het afwijzen van de vraag tot unilaterale concessies zal immers leiden tot een verslechtering in de relaties tussen beide partijen, wat een verzoeningsakkoord niet zal bespoedigen. Anderzijds wijst de vraag tot unilaterale concessies op de aanname van een maximalistische positie in het onderhandelingsproces vanwege de partij die de handeling stelt. Dit betekent dat de partij vastberaden vanuit een positie van sterkte wenst te onderhandelen, terwijl het zijn tegenstander in een positie van zwakte duwt.
Het aanwenden van de vraag tot unilaterale concessies in ruil voor deelname aan de onderhandelingen is gewoonlijk een poging om de zwakheden en de flexibiliteit van de tegenpartij bloot te leggen. De tegenpartij moet hierbij ingaan op de vraag, zonder dat er iets concreets in de plaats wordt gegeven[48].
Het gebruik van een overdreven eis tot concessie kan de tegenpartij psychologisch beïnvloeden. De logica hierachter is dat hoe hoger de initiële prijs tot coöperatie is, hoe gunstiger de condities zijn voor een eventueel akkoord. Met andere woorden: indien men veel vraagt, is de kans groter dat een aantal eisen worden ingewilligd dan indien men weinig vraagt[49].
· Gebruik van bluf en dreigementen
Het aanwenden van dreigementen die al dan niet kunnen gecatalogeerd worden als bluf, is een steeds weerkerend fenomeen in de strategie van brinkmanship. Deze dreigementen worden vooral aangewend om ambiguïteit te creëren omtrent mogelijke acties (vanwege de partij die de strategie toepast) die ondernomen kunnen worden wanneer het onderhandelingsproces wordt afgebroken. Zo wordt de onderhandelingspartner onder druk gezet tot het doen van concessies om zo een slechte afloop van de onderhandelingen te voorkomen.
Het gebruik van bluf en dreigementen kan worden aangewend omwille van twee doeleinden. Enerzijds om de tegenstander te ontmoedigen om een bepaalde actie te ondernemen. Anderzijds kunnen bluf en dreigementen de tegenpartij ertoe aan te zetten om gestelde eisen in te willigen[50].
Tot slot moet echter worden opgemerkt dat enkel het uiten van bluf en dreigementen niet voldoende is om deze strategie doeltreffend te maken. Het is noodzakelijk dat de partij die deze technieken aanwendt ook kan aantonen dat niet al haar dreigementen bluf zijn. Het concept credibility of geloofwaardigheid is hierbij zeer belangrijk. De partij moet aantonen dat haar dreigementen geloofwaardig zijn, waardoor wordt voorkomen dat deze door de tegenpartij aanzien worden als ‘loze’ dreigementen die weinig effect hebben[51].
· Opleggen van deadlines
Een derde component van brinkmanship is het opleggen van deadlines. Dit is een strategie om de controle over het onderhandelingsproces te behouden. De partij die deze strategie gebruikt zal aan de tegenpartij een deadline opleggen. De deadline wordt vaak gecombineerd met de eis tot unilaterale concessies vanwege de tegenpartij. Ook zal de partij die deze strategie gebruikt wijzen op de negatieve consequenties die zich zullen voordoen indien de tegenpartij niet tijdig reageert[52].
Er is echter een risico verbonden aan deze strategie. De tegenpartij kan het vermoeden hebben dat er bluf in het spel is. Indien dit daadwerkelijk het geval is en indien de tegenpartij de deadline daarom naast zich neerlegt, zal dit leiden tot een aanzienlijke verzwakking in de onderhandelingspositie van de partij die de deadline heeft opgelegd. Het is daarom voor de tegenpartij noodzakelijk om voldoende expertise aan te wenden in het omgaan met deadlines. Voor de partij die de deadline oplegt is het belangrijk om geloofwaardigheid te behouden[53].
· Dreigen met het verlaten van de onderhandelingstafel
De meest dramatische vorm van brinkmanship is de dreiging de onderhandelingstafel te verlaten. Dit is een middel om de druk op de tegenpartij op te drijven. Deze strategie wordt aangewend omwille van twee doeleinden. Enerzijds om de onderhandelingen te blokkeren of tijd te winnen. Anderzijds om psychologische druk uit te oefenen op de tegenstander. Hierdoor zal de tegenstander sneller geneigd zijn toe te geven aan de standpunten van de partij die ermee dreigt om de onderhandelingstafel te verlaten.
Er is echter een beperking verbonden aan deze strategie. Het is een unilaterale tactiek die enkel kan worden toegepast door een partij die het zich kan veroorloven om de potentiële voordelen van een akkoord naast zich neer te leggen[54].
Brinkmanship is in de visie van Snyder dus een unilaterale onderhandelingsstrategie die het meest succesvol is wanneer degene die deze strategie toepast zich weinig zorgen maakt over enerzijds de reactie van de tegenstander en anderzijds de negatieve context die wordt gecreëerd door het aanwenden van deze strategie. Het is een combinatie van de vraag voor unilaterale concessies vanwege de tegenstander en het dreigement om de onderhandelingstafel te verlaten[55].
Het veelvuldig herhalen van dezelfde dreigementen of blufstrategieën kan er echter toe leiden dat de tegenpartij deze gaat zien als ongeloofwaardige opschepperij. Brinkmanship wordt op die manier vaak onproductief. Het inherent gevaar van de strategie is dat het gebruik van buitensporige dreigementen ertoe kan leiden dat de onderhandelingspartner de echte bedreiging onderschat. Dit kan leiden tot inschattingsfouten en mogelijk tot de escalatie van een conflict[56].
Snyder stelt dat er twee manieren zijn om efficiënt op brinkmanship te reageren. Ten eerste wijst hij op het feit dat brinkmanship vanwege de ene partij kan beantwoord worden door brinkmanship vanwege de andere partij. Een andere manier om tegemoet te komen aan brinkmanship is ervoor te zorgen dat een akkoord wordt bereikt waardoor de partij die een strategie van brinkmanship toepast iets te verliezen heeft. Hierdoor zal die partij zich gematigder opstellen en zullen de verschillende componenten van brinkmanship minder bruikbaar worden[57].
In het tweede deel van deze eindverhandeling gaat de aandacht uit naar het land Noord-Korea zelf. Bedoeling is om een geschiedkundig beeld van het land en zijn gebruiken te schetsen. Dit kan verhelderend werken voor een goed begrip van de harde houding van Noord-Korea inzake zijn nucleaire activiteiten. Deze geschiedkundige schets gaat ook in op de Noord-Koreaanse staatsideologie, meerbepaald de Juche. Deze ideologie werd vanaf 1955 door Kim Il Sung uitgewerkt. Een goed begrip ervan kan verhelderend zijn om de harde houding inzake internationale politiek van het huidige Noord-Korea beter te vatten.
Ook zal in dit deel de Kim-dynastie aan bod komen en de manier waarop die doorheen de jaren vorm krijgt. Noord-Korea wordt vaak vereenzelvigd met zijn leider. De manier waarop zowel Kim Il Sung als Kim Jong Il de macht naar zich toe hebben getrokken maakt deze personificatie gerechtvaardigd. Een korte bespreking van beide leiders is daarom niet overbodig. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de Noord-Koreaanse militaire doctrine.
2.1. Korea: kolonisering, dekolonisering, tweedeling en oorlog
De eerste paragraaf bespreekt de Japanse kolonisering. Die duurt van 1910 tot 1945 wanneer Japan capituleert in de Tweede Wereldoorlog. De tweede paragraaf bespreekt het ontstaan en het uiteenvallen van de Koreaanse republiek kort na de bevrijding van het land. De derde paragraaf behandelt de Koreaanse oorlog. Tijdens die oorlog staat Korea in het middelpunt van de Koude Oorlog en worden de kiemen gezaaid voor de verdere tweedeling van het land in Noord- en Zuid-Korea. Tot slot worden de relaties met buurland Zuid-Korea besproken tot op heden en de verscheidene verzoeningspogingen tussen beide delen van Korea.
2.1.1. De Japanse kolonisering van Korea
Op 29 augustus 1910 wordt Korea integraal ingelijfd bij het Japanse Rijk. Gedurende de kolonisering, die 35 jaar duurt, wordt Korea geregeerd door een Japanse gouverneur-generaal die enkel verantwoording dient af te leggen aan de Japanse keizer. Het nieuwe regime leidt het land op een efficiënte, doch sterk bureaucratische en onderdrukkende manier.
Het gevoerde beleid van de regering wordt sterk bepaald door de persoonlijke voorkeuren van de gouverneur-generaal, Terauchi Masatake, die vroeger minister van oorlog was in Japan. Hij regeert met ijzeren vuist en zijn regeerstijl heeft veel weg van het verlicht despotisme. Ook zijn opvolger, Hasegawa Yoshimichi, houdt er een harde stijl van regeren op na[58].
De wijze waarop Japan regeert wordt door henzelf omschreven als simpel en efficiënt. Er worden verschillende hervormingen doorgevoerd: Korea wordt Chosen genoemd, steden veranderen van naam, politieke en sociale organisaties worden ontbonden – enkel religieuze organisaties en scholen blijven bestaan. Verder worden de vrijheid van vereniging en het recht op vrije meningsuiting verboden en kranten worden onder staatscontrole gebracht[59].
Op het vlak van de politieke besluitvorming wordt de Koreaanse bevolking bijna volledig uitgesloten: alle regeringsdepartementen worden bevolkt door Japanners en slechts zes van de dertien provinciegouverneurs zijn Koreanen. Om toch tegemoet te komen aan de Koreaanse wensen richt de Japanse overheerser raadgevende organen op. Deze organen hadden geen stemrecht, de Koreaanse bevolking heeft bijgevolg geen orgaan waardoor ze effectief kon deelnemen aan het politieke proces. Gevolg hiervan is dat Korea een autoritaire structuur krijgt die volledig afhankelijk is van een militair politiesysteem[60].
Niet alleen wordt de oorspronkelijke Koreaanse bevolking uitgesloten van de macht, ze wordt ook gediscrimineerd: Japanse overheidsambtenaren verdienen meer dan de Koreaanse, de Koreaanse bevolking wordt strenger berecht voor criminele wandaden en gevangeniscondities zijn voor de Japanners minder slecht dan voor de oorspronkelijke Koreaanse bevolking. Ook op het vlak van onderwijs krijgen de Japanse kinderen een voorkeurbehandeling. Zo wordt bijvoorbeeld het Japans de officiële onderwijstaal en worden boeken over de Koreaanse geschiedenis verzameld en verbrand[61].
Over de economische gevolgen van de Japanse kolonisering zijn de meningen verdeeld. Enerzijds wordt beweerd dat de kolonisering een economische boom zou hebben veroorzaakt, waardoor de economische toestand van de Koreaanse bevolking zou zijn verbeterd. Anderzijds wordt gesteld dat de Japanse onderdrukking zou hebben geleid tot de economische uitbuiting van het Koreaanse schiereiland[62]. Een derde mening stelt dat de Japanse onderdrukking heeft geleid tot een klein maar beperkt succes voor Korea: Japanse investeringen hadden positieve effecten voor het land, maar leidden er ook toe dat rijkdom en grondstoffen wegvloeiden uit het land[63].
Tot slot is de Japanse kolonisering vooral zeer pijnlijk voor de Koreaanse landbouwers: deze worden vaak vervangen door Japanse landbouwers die over veel efficiëntere landbouwtechnieken beschikken. Naast de emigratie van de Japanse landbouwers naar Korea komt er tijdens deze periode ook een algemene emigratiegolf op gang van Japan naar Korea. Steden en platteland worden ingepalmd en grote sectoren van de industrie worden door Japanners gecontroleerd.
Naast het abrupt opleggen van de Japanse gewoontes, maken de Japanse inwijkelingen zich ook schuldig aan de mishandeling van de Koreaanse bevolking.
De negatieve gevoelens van de Koreaanse bevolking jegens de onderdrukkende Japanse overheerser nemen dan ook toe en kennen een hoogtepunt in 1919[64].
2.1.2. De Koreaanse onafhankelijkheid
Begin maart 1919 begint een opkomend gevoel van Koreaans nationalisme de Japanse onderdrukking aan de kaak te stellen. Over heel Korea komen honderdduizenden mensen op straat die pleiten voor het natuurlijk recht op onafhankelijkheid voor de Koreaanse bevolking, vrij van Japanse onderdrukking. Hoewel de Japanse overheid in eerste instantie verrast is, volgt een zware repressie: tienduizenden mensen worden gearresteerd en er vallen duizenden doden. De eerste onafhankelijkheidspoging mislukt, maar het is duidelijk dat de nationalistische leiders door een groot deel van de bevolking worden gesteund[65].
De demonstraties veroorzaken een breuk in het Japanse koloniale beleid. Het strenge repressieve beleid slaagde er immers niet in te anticiperen op de massale demonstraties van maart 1919. Gouverneur-generaal Makoto voert daarom hervormingen door, waardoor het beleid minder repressief wordt en de Japanse controle toch kan worden versterkt. Op die manier worden de offensieve en extreme kanten van het beleid afgescherpt door middel van enkele cosmetische veranderingen. Zo wordt de Japanse heerschappij naar de buitenwereld toe gelegitimeerd.
De Koreaanse nationalistische beweging zet zich echter door en vindt haar stem in twee dagbladen die sinds 1920 worden toegelaten. Ook tijdschriften worden toegelaten: zij dienen als een forum voor debat binnen de nationalistische beweging. Verder worden ook verschillende organisaties toegelaten, zoals jeugdorganisaties, werknemersorganisaties en studiegroepen. Tussen de jaren 1920-1925 zijn de nationalisten binnen de kolonie relatief vrij om te discussiëren over sociale, culturele en politieke thema’s[66].
Desalniettemin zal het nog heel wat jaren duren vooraleer Korea volledig wordt bevrijd van de Japanse heerschappij, meer bepaald tot de capitulatie van Japan in 1945, bij het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op 8 augustus 1945 verklaart de Sovjet-Unie de oorlog aan Japan en een grootscheepse aanval op de Japanse posities in Mantsjoerije en Korea wordt voorbereid. De Japanse verdediging begint te desintegreren, mede dankzij de inzet van Amerikaanse atoomwapens. Op 15 augustus geeft Japan te kennen zich onvoorwaardelijk over te geven. De Sovjettroepen zijn op dat moment al tot diep in Korea genaderd. Opmerkelijk en belangrijk hierbij is het feit dat het Sovjetleger de opdracht krijgt niet verder te gaan dan de achtendertigste breedtegraad. Reden daarvoor is dat de Amerikanen aan Stalin te kennen hebben gegeven zelf het Zuiden van Korea te willen controleren[67].
Na de vernietiging van de Japanse troepen op het Koreaanse schiereiland in 1945 worden voor de revolutionaire krachten gunstige voorwaarden geschapen om voor het eerst in de geschiedenis van het land een onafhankelijke volksdemocratie op te richten[68].
2.1.3. Verdeling van Korea: Noord en Zuid
Reeds snel na de bevrijding van Korea wordt duidelijk dat dit niet zal leiden tot een autonoom en onafhankelijk Koreaans schiereiland. Er wordt immers een scheidingslijn getrokken op de achtendertigste breedtegraad, die een breuk zal veroorzaken tussen het Noorden en het Zuiden van het land. Het Noorden komt onder de controle van de Sovjet-Unie, terwijl het Zuiden onder de controle komt te staan van de Verenigde Staten[69].
De verdeling van het land veroorzaakt een breuk in het sociale leven en in de administratieve functies. Ook vanuit economisch standpunt brengt de scheiding weinig voordelen en de bevolking is hiervan het slachtoffer. Om deze situatie te veranderen worden op Amerikaans initiatief onderhandelingen gestart met de Sovjet-Unie. Ook Groot-Brittannië en China worden bij de onderhandelingen betrokken. De onderhandelingen vinden plaats in Moskou en er wordt overeengekomen dat er nood is aan een unitaire maar voorlopige Koreaanse regering[70].
Hiernaast wordt ook een permanente commissie opgericht: de US-USSR Joint Commission. Deze commissie kent echter weinig succes en kan alleen een akkoord bereiken inzake niet-essentiële zaken, terwijl ze er niet in slaagt om onderhandelingen rond belangrijke issues op te starten[71].
Na de mislukking van de bilaterale conferenties besluit de VS om de zaak door te verwijzen naar de Verenigde Naties. Op 23 september 1947 wordt de Koreaanse kwestie besproken in de Algemene Vergadering. Op 14 november wordt, ondanks oppositie van de Sovjet-Unie en enkele andere communistische landen, het Amerikaanse voorstel aangenomen dat procedures inhoudt voor de Koreaanse onafhankelijkheid met een absolute meerderheid[72].
Een commissie van de Verenigde Naties wordt opgericht: U.N. Temporary Commission on Korea. De commissie komt aan in Seoul op 8 januari 1948. De Sovjet-Unie weigert echter om deel te nemen aan de bijeenkomsten en verbiedt de werkzaamheden van de commissie in Noord-Korea. Het is voor de commissie onvermijdbaar om de zaak terug te brengen naar de Algemene Vergadering van de VN en die neemt een nieuwe resolutie aan: de resolutie van 14 november blijft geldig en de commissie moet de verkiezingen voor heel Korea coördineren. Belangrijk hierbij op te merken is dat indien dat laatste onmogelijk zou zijn, de commissie enkel belast wordt met het superviseren van verkiezingen in delen van Korea waartoe het toegang krijgt[73].
Op 1 maart 1948 kondigt de Amerikaanse bevelhebber in Zuid-Korea de verkiezingen aan die op 5 mei zullen plaatsvinden en die onder de supervisie van de U.N. Temporary Commission on Korea zullen staan. De commissie beperkt zijn rol vooral tot aanbevelingen inzake de sfeer van democratie en vrijheid, die borg zouden staan voor eerlijke verkiezingen. Op 31 mei 1948 worden 198 leden van de Algemene Raad verkozen. Syngman Rhee wordt als voorzitter aangeduid. Opmerkelijk hierbij is dat 100 zetels worden gereserveerd voor de vertegenwoordigers van Noord-Korea. De Algemene Raad krijgt het recht om een regering te vormen die jurisdictie heeft over heel Korea. Ondertussen wordt het noordelijk deel van Korea gestimuleerd om ook verkiezingen te houden en hun vertegenwoordigers naar de Nationale Raad te sturen. Op 20 juli wordt Syngman Rhee als eerste president van Korea verkozen en ziet de Republiek Korea het levenslicht[74].
In Noord-Korea wordt reeds in 1946 de North Korean People’s Committee opgericht. De Sovjet-Unie ziet hierin de kans om in het Noordelijk deel van Korea een communistisch regime te installeren en spoort het volkscomité ertoe aan een communistische grondwet uit te werken. Op 2 maart 1948, een dag nadat de Amerikaanse bevelhebber in Zuid-Korea de verkiezingen heeft uitgeroepen, wordt in Noord-Korea de grondwet aangenomen door het volkscomité. De installatie van een communistisch regime in Noord-Korea, genaamd de Democratische Volkrepubliek Korea, is hierdoor een feit. Op 25 augustus worden verkiezingen gehouden en Kim Il Sung wordt de eerste premier van Noord-Korea. Belangrijk hierbij vast te stellen is het feit dat Kim Il Sung stelt dat zijn regime is geïnstalleerd overeenkomstig de wil van de hele Koreaanse bevolking en dat zijn belangrijkste taak is de eenmaking van Korea te verwezenlijken. Hij verklaart de wetten die in Zuid-Korea worden gemaakt als onbestaande[75].
De U.N. Temporary Commission on Korea beschuldigt de Noord-Koreaanse overheid van ondemocratische praktijken, maar de Sovjet-Unie en andere communistische landen steunen Kim Il Sung. De splitsing tussen Noord en Zuid wordt een feit. De weg naar de oorlog ligt open[76].
2.1.4. De Koreaanse Oorlog
De Koreaanse Oorlog is een zeer wrede en vreemde oorlog. Hij wordt omschreven als een ‘jojo-oorlog’: eerst veroveren de Noord-Koreanen nagenoeg heel Zuid-Korea, daarna wordt Noord-Korea overrompeld en teruggedrongen door de Amerikaanse generaal MacArthur die opperbevelhebber is van de VN-strijdkrachten[77].
De positie van Syngman Rhee in Zuid-Korea is zeer zwak. Zijn regime kenmerkt zich door massale intimidatie, terreur en overvolle gevangenissen. In Noord-Korea slaagt Kim Il Sung er wel in om een goed functionerend systeem op te bouwen dat gekenmerkt werd door stabiliteit, systematische economische opbouw, sterke economische groei en revolutionaire sociale hervormingen[78].
In Zuid-Korea breekt in 1948 een guerrillaoorlog uit, die op de steun van de bevolking kan rekenen. Noord-Korea speelt een belangrijke rol in de guerrilla, zo leidt het onder meer guerrillastrijders op in het guerrillaopleidingsinstituut van Pjongjang. Het machtsevenwicht verschuift in de loop van 1949 en begin 1950 dan ook in het voordeel van Kim Il Sung – onder andere omdat hij kan rekenen op zwaar militair materiaal dat door de Sovjets werd achtergelaten toen die in 1948 het land verlieten, zoals tanks en aanvalsvliegtuigen. De VS verlieten Zuid-Korea pas in 1949 en lieten een militaire missie achter van vijfhonderd man, vergezeld van licht legermateriaal dat vijftigduizend soldaten moest kunnen bewapen[79].
Ondertussen neemt de militaire spanning tussen het Noorden en het Zuiden toe. Langsheen de achtendertigste breedtegraad groeit het aantal gewapende incidenten. Voor een groot deel zijn dit Zuid-Koreaanse acties die gericht zijn tegen guerrillatroepen uit het Noorden, maar in sommige gevallen betreft het ook pogingen van Noord-Korea om de kracht van zijn tegenstander te testen[80].
25 juni 1950 is de datum waarop de Koreaanse oorlog van start gaat. ’s Morgens vroeg om vier uur valt Noord-Korea binnen in Zuid-Korea met hevige mortier- en artilleriebeschietingen, gevolgd door infanterie-aanvallen. Bij het aanbreken van de dag blijken de troepen van het Noorden overal aanwezig te zijn. Het Zuid-Koreaanse leger wordt verrast en overrompeld. Slechts enkele uren na het begin van de vijandelijkheden naderen de troepen uit Noord-Korea tot op vijftig kilometer van Seoel[81].
Kort daarna neemt de VN veiligheidsraad een door de Verenigde Staten ingediende resolutie aan waarin Noord-Korea als agressor wordt aangeduid en opgeroepen wordt om zijn troepen achter de demarcatielijn terug te trekken. De afwezigheid van de Sovjet-Unie in de veiligheidsraad maakt dat één belangrijke en beslissende stem ontbrak. Hierdoor kan de Sovjet-Unie de agressieresolutie die hun Noord-Koreaanse bondgenoot treft niet met een veto torpederen[82].
In Washington groeit meer en meer het besef dat een definitieve lijn moet getrokken worden tegen de communistische agressie. Als reactie hierop worden de Amerikaanse burgers en de diplomatieke staf die nog in Zuid-Korea vertoeven geëvacueerd. Generaal MacArthur, opperbevelhebber van de Amerikaanse bezettingsmacht in Japan, krijgt de opdracht om de troepen van Syngman Rhee via lucht en over zee met munitie en lichte wapens te bevoorraden[83].
De Verenigde Staten breiden zo de Truman-doctrine uit naar Azië. Deze doctrine houdt in dat landen die bedreigd worden door het communisme op steun vanwege de Verenigde Staten kunnen rekenen. Deze steun kan politiek, economisch en zelfs militair zijn. De waarheid gebiedt echter te stellen dat President Truman niet echt de middelen heeft om zijn doctrine toe te passen. Toch ontstaat in de Korea-crisis geloof in de doctrine van roll back die inhoudt dat het communisme daadwerkelijk teruggedrongen moet worden. Onder andere generaal MacArthur steunt dit idee[84].
Kim Il Sung, ondertussen tot opperbevelhebber van het leger benoemd, maakt – zo zou later blijken – een belangrijke tactische fout door te veronderstellen dat de Verenigde Staten zich onder druk van de communistische grootmachten buiten het conflict zouden houden. Dit zou niet zijn enige tactische blunder in de Koreaanse Oorlog zijn[85].
Op 26 juni stuurt generaal MacArthur een telegram naar het Pentagon waarin hij meedeelt dat de troepen van Rhee op instorten staan en dat vijandelijke tanks de buitenwijken van Seoel hebben bereikt. Om de indruk te vermijden dat de Verenigde Staten alleen opereren wordt overeengekomen dat de Verenigde Naties eerst een resolutie dienen aan te nemen waarin wordt afgesproken om Zuid-Korea militair te ondersteunen. Hiermee krijgt het conflict een internationale dimensie. De resolutie wordt goedgekeurd en zestien landen, waaronder België, nemen daadwerkelijk deel aan de Koreaanse Oorlog[86].
De val van Seoel is een feit op 28 juni 1950: het Zuid-Koreaanse leger is gebroken, de hoofdstad is gevallen en de regering is gevlucht. Via de radio spreekt Kim Il Sung het volk toe. Hij stelt dat het doel van de Noord-Koreaanse aanval was om het corrupte regime van Syngman Rhee te vernietigen en Korea te herenigen. Hij roept de bevolking op om in opstand te komen en de guerrilla en het leger te steunen[87].
Na de inname van Seoel blijft een finaal offensief van Noord-Korea echter uit. Kim Il Sung schijnt erin te geloven dat hij Zuid-Korea nu via een volksopstand in handen zal krijgen. Deze volksopstand blijft uit. Generaal MacArthur besluit dat Amerikaanse grondtroepen onmiddellijk moeten ingrijpen om Zuid-Korea van de ondergang te redden. President Truman geeft MacArthur daarop de toestemming om de lucht- en zeeoorlog tot het Noord-Koreaanse grondgebied uit te breiden, maar hij moet daarbij wel uit de buurt van de Chinese en de Russische grens blijven. Grondtroepen zijn vooralsnog niet noodzakelijk, stelt de Amerikaanse president. Die toestand verandert echter wanneer MacArthur aan het Pentagon een rapport stuurt over de catastrofale staat waarin de Zuid-Koreaanse troepen zich bevinden. Op 30 juli stemt Truman in met MacArthurs eisen en het sturen van grondtroepen wordt een feit[88].
Ondertussen trekt MacArthur de oorlog meer en meer naar zich toe. De Verenigde Staten krijgen het bevel over de troepen van de Verenigde Naties en MacArthur wordt opperbevelhebber. Omwille van logistieke en organisatorische problemen is het de eerste prioriteit om het Noord-Koreaanse Volksleger te vertragen. Op 5 juli opent dat leger echter een grootscheepse aanval die de Amerikaanse verdediging op de vlucht doet slaan. Enkel Pusan blijft in Zuid-Koreaanse handen. Voor beide partijen is deze strategische havenstad van levensbelang. MacArthur vraagt nogmaals extra troepen voor de verdediging van Pusan, Truman stemt toe. Noord-Korea en Kim Il Sung worden het middelpunt van een wereldcrisis[89].
De landoperaties verlopen aanvankelijk dramatisch voor het Amerikaanse en het Zuid-Koreaanse leger. De verovering van Pusan en de bezetting van heel Zuid-Korea liggen binnen het bereik van Kim Il Sung, maar hij aarzelt en verspreidt zijn strijdkrachten om eerst het veroverde terrein te bezetten en de verbinding met de bevolking te verwezenlijken. Op 22 juli treedt de Amerikaanse cavaleriedivisie in actie. De vijandelijke vooruitgang vertraagt en stopt in Naktong, ten noorden van Pusan. In augustus en september woedt een hevige strijd rond Pusan, maar het Amerikaanse leger slaagt erin de Noord-Koreaanse aanvallen af te slaan[90].
Om een kanteling in de oorlog te veroorzaken kiest MacArthur voor een gewaagde strategie: in plaats van de vijand terug te drijven vanuit Pusan, laat hij een divisie bestaande uit 70 000 mariniers ontschepen in Inchon, een haven aan de westkust die zo’n 450 kilometer ten Noorden van de vuurlijn lag. De Noord-Koreaanse troepen bieden hevig weerstand, maar op 27 september wordt de verbinding verwezenlijkt tussen de ontscheepte troepen in Inchon en het leger dat vanuit Pusan opereert. Op 28 september wordt Seoel heroverd[91].
Nu stelt zich het probleem van het al dan niet overschrijden van de 38ste breedtegraad en een mogelijke hereniging van Korea. Het optimisme in verband met de zogenaamde roll–back-doctrine groeit. Indien echter de noordgrens van Noord-Korea zou worden bereikt, is een Chinese of Sovjetrussische interventie niet uit te sluiten. MacArthur beslist op 27 september om de demarcatielijn te overschrijden, zonder de instemming van president Truman af te wachten. Later wordt dit initiatief echter zowel door de President als door de Verenigde Naties goedgekeurd. Gesterkt door deze instemmingen slaat MacArthur een steeds offensievere toon aan. Op 21 oktober valt Pjongjang en op 26 oktober wordt de Yalu-rivier bereikt, nabij de Chinese grens[92].
Mao Zedong startte vanaf juli 1950 met de voorbereidingen voor de verdediging van de Chinese grens met Noord-Korea, in het vooruitzicht van een Noord-Koreaanse nederlaag en een intergeallieerde interventie. Na de landing in Inchon is China ervan overtuigd dat Noord-Korea overwonnen zal worden en maakt het zich klaar voor een interventie. De ingezette troepen krijgen de naam ‘vrijwilligers van het volk’, om het beeld van de niet-inmening van China te vrijwaren. In het kader van een gemeenschappelijke actie belooft Stalin luchtsteun aan de vrijwilligers. In laatste instantie ziet hij hier echter van af, wat door Mao als verraad wordt gecatalogeerd.
Op 17 en 25 oktober overschrijden de Chinezen de Yalu en vallen ze Noord-Korea binnen. Deze interventie gebeurt zeer discreet, zodat ze pas laat wordt opgemerkt door de intergeallieerde troepenmacht. Eind november hebben naar schatting reeds 300 000 vrijwilligers de Yalu overgestoken. De weg naar het eerste Chinese offensief ligt open[93].
Het eerste Chinese offensief begint op 26 oktober 1950. De Chinese vrijwilligers vallen Zuid-Koreaanse troepen aan en die trekken zich, evenals de Amerikaanse troepen, terug. Een onverwacht succes wordt daardoor behaald, maar bij gebrek aan luchtsteun en bevoorrading moet het eerste offensief al snel worden afgebroken. De Chinese en Noord-Koreaanse troepen trekken zich echter terug in de bergen. Op 6 november stelt het geallieerde commando dat de Chinese troepen zich volledig hebben teruggetrokken. Op 24 en 25 november vorderen de Amerikaanse en Zuid-Koreaanse troepen in noordelijke richting, zonder rekening te houden met een mogelijke vijandelijke valstrik[94].
In de nacht van 25 en 26 november wordt echter een tweede en definitief Chinees offensief ingezet. De Zuid-Koreaanse en de Amerikaanse legereenheden lijden zware verliezen. De intergeallieerde legereenheden worden teruggedrongen en op 24 december word de 38ste breedtegraad bereikt. Heel Noord-Korea wordt door China heroverd. Op 1 januari overschrijden de Chinese troepen de demarcatielijn en op 4 januari valt Seoel in Chinese handen. Omdat de Chinese troepen zijn uitgeput en ver verwijderd zijn van de bevoorradingsbasissen, komt het Chinese offensief hier tot stilstand[95].
Vanaf 25 januari 1951 gaan de VN-strijdkrachten terug in de aanval. De geallieerde vooruitgang verloopt traag, maar op 14 maart wordt Seoel opnieuw heroverd. In april 1951 stabiliseert het front zich ten noorden van de 38ste breedtegraad. Een derde Chinees offensief dat begint op 22 april wordt al snel stopgezet na aanzienlijke verliezen. Op 20 juli 1951 beginnen in Keasong vredesonderhandelingen[96].
De vredesonderhandelingen duren tot juli 1953. Het Akkoord van Panmoenjon, dat op 27 juli 1953 wordt ondertekend, is een wapenstilstandsakkoord dat voorziet in drie bepalingen. Ten eerste wordt rond de 38ste breedtegraad een gedemilitariseerde zone van vier kilometer breed opgericht. Ten tweede wordt tussen Noord- en Zuid-Korea een wapenstilstand afgesproken. Ten derde wordt een regeling getroffen inzake de uitlevering van krijgsgevangen aan neutrale landen. Een poging om tot een vredesregeling te komen op de conferentie van Genève mislukt echter in 1954 [97].
2.1.5. Relaties tussen Noord- en Zuid-Korea tot op heden
De relaties tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van Korea verliepen vijandig. Toch is het fout om te stellen dat er tussen de twee delen van het Koreaanse schiereiland geen toenadering is geweest. Op 4 juli 1972 hebben Noord en Zuid een gezamenlijke verklaring getekend met daarin zeven punten ten gunste van een vreedzame hereniging. In 1985 komen Pjongjang en Seoel tot een akkoord in verband met het organiseren van ontmoetingen tussen gescheiden families. In 1990 brengen de premiers wederzijdse bezoeken en in 1991 wordt een verzoeningsakkoord en een niet-aanvalsverdrag ondertekend. Toch verdwijnen de vijandigheid en de oorlogsdreiging nooit[98].
De in 1998 verkozen Zuid-Koreaanse president Kim Dae Jung, die in 2000 de Nobelprijs voor de vrede ontvangt, verkiest een politiek van de uitgestoken hand. De principes van deze Sunshine Policy zijn eenvoudig: om de Noord-Koreaanse dreiging een halt toe te roepen en het perspectief van de hereniging levendig te houden moet worden gestreefd naar een dialoog met Kim Jong Il. Met andere woorden: de spanning moet afnemen en het vertrouwen moet worden hersteld[99].
Het Noorden aanvaardt welwillend de onderhandelingsvoorwaarden en de vriendschapsbetuigingen. Langs de ene kant zou toenadering tot het Zuiden een oplossing bieden voor de erbarmelijke economische toestand waarin het land zich bevindt, langs de andere kant is er echter de Chinese druk om de situatie ten zuiden van Mantsjoerije min of meer te stabiliseren. Ook de verbeterde relaties tussen de VS onder President Clinton en Noord-Korea steunen Kim Dae Jung om zijn Sunshine Policy verder te zetten[100].
De topontmoeting in 2000 tussen Kim Jong Il en Kim Dae Jung levert een aantal concrete en hoopgevende afspraken op. Ten eerste wordt afgesproken dat er dringend gewerkt dient te worden aan de hereniging, maar dat dit evenwel een zaak is die de Koreanen onderling zouden regelen. Verder moet werk worden gemaakt van ontmoetingen tussen familieleden uit Noord- en Zuid-Korea, die zouden van start gaan vanaf 15 augustus 2000. Voorts worden ook afspraken gemaakt in verband met de intensifiëring van de economische, sociale en culturele uitwisseling en wordt er een dialoog tussen de twee regeringen opgestart[101].
Opgemerkt moet worden dat bij dit alles het Zuiden heel wat financiële middelen aanbiedt aan het Noorden. Het Noorden doet daarvoor in de plaats symbolische beloften. Het belangrijkste doel van de regering in Seoel lijkt het voorkomen van de instorting van het Noord-Koreaanse regime. Deze instorting zou het hele gewicht van de hereniging op de schouders van het Zuiden leggen[102].
Uiteindelijk zal de Sunshine Policy van Kim Dae Jung vastlopen wanneer de regering-Bush Noord-Korea uitroept tot een staat die behoort tot de As van het Kwaad. De Verenigde Staten stellen dat Noord-Korea voor hen een belangrijke bedreiging is en laten bijgevolg niet toe dat Kim Dae Jung met dat land een vredesverklaring afsluit. Het rechtstreekse gevolg hiervan is dat een beloofd tegenbezoek van Kim Jong Il aan Zuid-Korea er niet komt. De spanningen aan de 38ste breedtegraad nemen opnieuw toe en de enige verwezenlijking van de Sunshine Policy bestaat uit een aantal ontmoetingen tussen familieleden uit het Zuiden en het Noorden[103].
In de herfst van 2002 wordt de dialoog echter hervat. Nieuwe signalen van toenadering worden zichtbaar. Een nieuwe agenda met geplande ontmoetingen wordt vastgesteld en er worden een aantal concrete beloftes gemaakt, zoals het aanleggen van een spoorweg tussen Pjongjang en Seoel[104].
2.2. De Kim-dynastie, de Juche-ideologie en de militaire ideologie
In de eerste paragraaf van dit deel wordt de Kim-dynastie besproken. Hierbij gaat de aandacht uit naar de persoonlijkheidscultus rond Kim Il Sung en die rond zijn zoon en opvolger Kim Jong Il. In de tweede paragraaf wordt de Noord-Koreaanse staatsideologie besproken, meerbepaald de Juche. De derde paragraaf bespreekt de militaire ideologie van waaruit het Noord-Koreaanse leiderschap zowel het land als de eigen positie handhaaft.
2.2.1. De Kim-dynastie: de Grote en de Geliefde Leider
Kim Il Sung wordt leider van Noord-Korea in 1948 en hij blijft dat tot zijn dood in 1994. Zijn stijl van regeren wijkt weinig af van die van andere communistische leiders: hij steunt op de communistische Arbeiderspartij en houdt de gehele bevolking in zijn macht met behulp van propaganda, uitsluitingen, zuiveringen, grote processen en executies. Het verschil tussen het Noord-Korea van Kim Il Sung en andere communistische landen, is dat Kim Il Sung er gedurende lange tijd in slaagt om zijn land bij buitenlandse staatshoofden relatief goed in de smaak te doen vallen[105].
In naar het buitenland gerichte propaganda wordt Noord-Korea voorgesteld als een dynamisch land dat streeft naar sociale rechtvaardigheid en dat de nationale cultuur en tradities wenst te behouden. Zo krijgt het land erkenning van vele communisten over heel de wereld. Doorheen de jaren keert het tij echter en wordt het duidelijk dat Noord-Korea de buitenwereld een masker heeft voorgehouden. Ook de eigen bevolking krijgt een vertekend beeld: zo koopt het Noord-Koreaanse regime verschillende bladzijden advertentieruimte in buitenlandse kranten om redactionele propagandateksten te publiceren. Later laat het die verspreiden in het binnenland, om de eigen bevolking het beeld voor te houden als zouden alle buitenlandse volkeren Kim Il Sung en zijn zoon in het hart dragen. Nadat het buitenland de Noord-Koreaanse propaganda heeft doorprikt, zal die zich enkel nog op de Noord-Koreaanse bevolking richten[106].
Het regime van Kim Il Sung wordt gekenmerkt door de persoonlijkheidscultus rond de ‘Grote Leider’, zoals hij zich laat noemen. De Noord-Koreanen worden een klein deel van de grote machine die werd aangedreven door de partij en diens algemene secretaris. Tot aan zijn dood is Kim Il Sung een verplichte referentie in elke toespraak, bij elke conferentie en bij elke vorm van onderwijs. De oproep voor oneindig respect aan de Grote Leider wordt een constante in heel Noord-Korea en verspreid over het hele land verschijnen meer dan 30 000 standbeelden van hem[107].
Op politiek vlak introduceert Kim Il Sung het idee van zelfvoorziening (zie 2.2.2. Juche-ideologie): het land mag zich niet laten domineren door de grootmachten die het Koreaanse schiereiland omringen. Japan en de Verenigde Staten worden tot vijand uitgeroepen en Kim Il Sung eist ook de overwinning op in de Koreaanse oorlog. Later ontdoet Kim Il Sung zich ook van invloed uit de Sovjet-Unie en China, waardoor het land een steeds hogere graad van zelfvoorziening bereikt[108].
De cultus van de levende god strekt zich uit over de hele familie van Kim Il Sung. Wanneer de Grote Leider in 1994 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Kim Jong Il. Kim Jong Il werd gedurende twintig jaar opgeleid door zijn vader. Hij was ook reeds opperbevelhebber van het militaire apparaat van Noord-Korea. Omdat hij zijn vader jarenlang bijstond met partij-, staats- en legerzaken is hij in de ogen van de regime-getrouwen de perfecte opvolger. Hij wordt dan ook al snel gedoopt tot de ‘Geliefde Leider’.
Kim Jong Il trekt in navolging van zijn vader alle macht naar zich toe en dit ondanks het bestaan van partijorganen, een overheidsapparaat en een volksvertegenwoordiging[109]. Het aantreden van Kim Jong Il blijkt echter een nieuwe start te zijn voor Noord-Korea. Het betekent ook het aantreden van een nieuwe generatie van leiders. Leiders uit de periode van Kim Il Sung krijgen eervolle symbolische functies toebedeeld.
Het overleven van het regime in Noord-Korea is van prioritair belang in de gevoerde politiek van Kim Jong Il. De Noord-Koreaanse leider kan daarvoor steunen op drie organisaties: het Koreaanse Volksleger, de Koreaanse Arbeiderspartij en de Socialistische Jeugdorganisatie (Kim Il Sung Socialist Youth League). Kim Jong Il voert hervormingen door om de Arbeiderspartij nieuw leven in te blazen[110].
2.2.2. De Juche-ideologie
Doorheen de jaren is in Noord-Korea een eigen nationaal karakter en een eigen nationale ideologie ontstaan. De ideologie die vanaf 1955 werd uitgewerkt door Kim Il Sung om de nadruk te leggen op het zelfvoorzienend karakter van Noord-Korea wordt Juche genaamd.
Kim Il Sung definieerde de Juche als volgt: “the independent stance of rejecting dependence of others and of using one’s own powers, believing in one’s own strength and displaying the revolutionary spirit of self-reliance”[111]. De kern van het Juche-idee wordt omschreven als ‘the ability to act independently without regard to outside interference’. De Juche verwerpt dus zeer sterk de onderwerping aan buitenlandse volkeren en het hecht een sterk geloof aan nationalisme gekoppeld aan individualisme. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat binnen de Juche-idee de bevolking in zijn geheel primeert op het individu[112].
De Juche is uitgegroeid tot een uniek politiek geloofssysteem. Het wordt vaak aangewend om drie belangrijke doelstellingen van Noord-Korea duidelijk te stellen: een onafhankelijk buitenlands beleid, een zelfvoorzieningseconomie en een sterk militair apparaat. Ook in het onderwijssysteem vormt de Juche de ruggengraat. De ideologie heeft geleid tot een politieke indoctrinatie bij de bevolking die nergens zo succesvol was als in Noord-Korea[113].
De Juche steunt op vier centrale pijlers. Het eerste en belangrijkste concept is het militant nationalisme. Juche promoot een sterk gevoel van nationalisme en aanziet Noord-Korea als het beloofde land. De suprematie van het Koreaanse leiderschap en de Koreaanse bevolking staat hierbij centraal. Ten tweede staat binnen de Juche het individu centraal. Het individu beheerst de natuur en de samenleving en het maakt zelf alle belangrijke beslissingen. Een derde concept is het spiritueel determinisme. Hiermee wordt gedoeld op het feit dat de buitengewone kwaliteiten van de mens hem onderscheiden van de andere levende wezens. Tot slot is een ander belangrijk punt in de ideologie het oneindig geloof in de creativiteit van het individu.
De Juche-ideologie heeft twee manifeste gevolgen gehad. Enerzijds heeft de sterke klemtoon op het nationalisme ertoe geleid dat Noord-Korea zich steeds meer heeft geïsoleerd van de buitenwereld en zich vaak vijandig opstelt ten aanzien van andere naties. Anderzijds heeft de Juche-idee ook geleid tot een versterking van de personencultus die door Kim Il Sung en later door zijn zoon Kim Jong Il is gevoerd. Op die manier is de Juche–ideologie dienst gaan doen als middel dat de legitimiteit voor het regime van beide leiders versterkt[114].
2.2.3. De Noord-Koreaanse militaire ideologie
In Noord-Korea begint en eindigt alle macht bij Kim Jong Il, zoals dit vroeger ook het geval was bij Kim Il Sung. Hij is voorzitter van de commissie voor nationale defensie, secretaris-generaal van de Koreaanse Arbeiderspartij (KWP) en opperste gezaghebber van het Noord-Koreaanse leger. Door deze drie sleutelposities te bezitten, trekt Kim Jong Il alle militaire macht naar zich toe[115]. In deze paragraaf worden de pijlers van de militaire ideologie besproken: de Four Military Lines en de Three Revolutionary Forces. Vervolgens worden de defensieve en de offensieve strategie toegelicht zoals ze door Noord-Korea worden gehanteerd.
2.2.3.1. De Four Military Lines en de Three Revolutionary Forces
Het nationaal veiligheidsbeleid van Noord-Korea is gebaseerd op twee fundamentele beginselen. Het eerste beginsel is de overleving van de natie Noord-Korea en zijn leiderschap, zijnde het regime van Kim Jong Il. Het tweede beginsel is de eenmaking van Korea onder de controle van Noord-Korea. Deze twee principes worden geconcretiseerd in een nationaal militair beleid dat op zijn beurt steunt op twee militaire principes die dateren uit de jaren zestig: het principe van de Four Military Lines en van de Three Revolutionary Forces.
De theorie van de Four Military Lines wordt in december 1962 door Kim Il Sung ontwikkeld. Deze theorie steunt op vier militaire principes. Ten eerste de bewapening van het hele volk. Vervolgens beoogt de theorie de nood aan versterking van het gehele land. Verder moet veel aandacht uitgaan naar een goede training voor alle soldaten. Tot slot wordt veel belang gehecht aan de modernisering van het wapenarsenaal. Dat deze theorie tot op de dag van vandaag geldt, blijkt uit het feit dat in de herziening van de Noord-Koreaanse grondwet in 1998 deze vier militaire principes van groot belang blijven voor het land.
In 1964 onderstreept Kim Il Sung het belang van het tweede militaire principe: de three revolutionary forces. Volgens hem zijn drie revolutionaire krachten noodzakelijk om de eenwording van het Koreaanse schiereiland te verwezenlijken. Het gaat meerbepaald om een revolutionaire kracht in het Noorden, een revolutionaire kracht in het Zuiden en een internationale revolutionaire kracht. Kim Il Sung wil alledrie deze krachten versterkt zien[116].
2.2.3.2. Nationale veiligheidsstrategie: defensief en offensief
De nationale veiligheidsstrategie is gebaseerd op twee onderliggende principes. Ten eerste de verdediging van Noord-Korea tegenover eender welke vijand, via algemeen verzet (total resistance) van het Koreaanse Volksleger (KPA) en van de hele bevolking. Deze strategie noemt men de defensieve strategie en bestaat er dus in elke mogelijke invasie te voorkomen of te vernietigen.
Een tweede basisbeginsel luidt dat een eenmaking van het Koreaanse schiereiland mogelijk moet zijn binnen de dertig dagen nadat vijandelijkheden zijn gestart. Dit beginsel vormt de basis van de offensieve strategie[117].
De offensieve strategie is gebaseerd op twee beginselen: de two front war en combined operations. Deze strategie houdt in praktijk een grootschalige aanval over de gedemilitariseerde zone in, waarbij gebruik wordt gemaakt van overweldigende vuurkracht en krachtdadig geweld – dit wordt ook de One Blow Non-stop Attack’ genoemd. Hieraan wordt vervolgens het gebruik van chemische wapens, ballistische raketten en operaties van gespecialiseerde eenheden en intelligence agents gekoppeld, die dan als een tweede front gaan fungeren. Deze strategie wordt volledig in het perspectief van een Koreaanse eenmaking geplaatst en is dus vooral gericht op Zuid-Korea, de Verenigde Staten en in mindere mate op Japan[118].
Noord-Korea gaat bij het stellen van deze strategie uit van vier vooronderstellingen. Ten eerste voorkomt een snelle oorlog dat de Verenigde Staten en andere mogelijke bondgenoten op tijd hulp kunnen verlenen aan Zuid-Korea. Ten tweede kan de VS grote militaire verliezen niet tolereren, daarom is de vernietiging van de 37.000 Amerikaanse soldaten die zich in Zuid-Korea bevinden een prioriteit, omdat deze vernietiging ervoor zal zorgen dat de VS zich uit het Koreaanse schiereiland zal terugtrekken. Ten derde is Noord-Korea ervan overtuigd dat de oorlogsinspanningen vanwege Japan geminimaliseerd kunnen worden via de dreiging met of het gelimiteerd gebruik van ballistische raketten en massavernietigingswapens. Tot slot zal President Kim Dae Jung van Zuid-Korea vooral gefixeerd zijn op de verdediging van Seoul, omdat het voor de Zuid-Koreaanse strijdkrachten onmogelijk is om het volledige grondgebied te verdedigen[119].
De bedreiging van massavernietigingswapens wordt aanzien als één van de grootste bedreigingen voor de Amerikaanse veiligheid. De non-proliferatiepolitiek van de Verenigde Staten houdt in dat de verspreiding van kernwapens moet worden tegengegaan. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen verticale en horizontale proliferatie. Verticale proliferatie houdt de opbouw in van een kernwapenarsenaal binnen één land. Horizontale proliferatie houdt in de verspreiding van kernwapens naar meer en meer landen[120].
Na de afloop van de Koude Oorlog is het probleem van de horizontale proliferatie meer op de voorgrond getreden. Naast de vijf zogenaamde Nuclear Weapon States, zijnde de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, China en Rusland, beschikken ook Israël, India en Pakistan over nucleaire wapens. Opvallend hierbij is dat deze acht staten ‘mogen’ beschikken over kernwapens. De Nuclear Weapon States omdat zij reeds voor het afsluiten van het Non-Proliferatie Verdrag in 1968 over atoomwapens beschikten. De drie overige landen omdat zij nooit het Non-Proliferatie Verdrag hebben ondertekend[121].
Het Non-Proliferatie Verdrag heeft een geraamte gecreëerd dat moet instaan voor de controle op de verspreiding van nucleaire materialen en van nucleaire expertise. Het hield onder meer de oprichting in van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) dat instaat voor de inspectie van de nucleaire industrie van de lidstaten om zo te voorkomen dat deze industrie wordt aangewend voor militaire doeleinden[122].
Noord-Korea treedt in 1985 toe tot het Non-Proliferatie Verdrag[123]. Doorheen de jaren ’90 verwerft het echter genoeg splijtbaar materiaal voor de aanmaak van één of twee nucleaire wapens en het is mogelijk dat het land later is overgegaan tot de effectieve aanmaak van deze wapens. In 2003 kondigt Noord-Korea aan, als eerste land ooit, om zich terug te trekken uit het Non-Proliferatie Verdrag. Later geeft het land toe dat het ook effectief beschikt over nucleaire wapens. Hoewel dat laatste onduidelijk is, zou dit kunnen betekenen dat Noord-Korea het eerste land is dat het Non-Proliferatie Verdrag heeft ondertekend als niet-nucleaire wapenstaat en dat later toch nucleaire wapens heeft verkregen[124].
Het derde deel van deze eindverhandeling tracht een breder inzicht te verschaffen in de nucleaire dreiging die uitgaat van Noord-Korea. Hierbij moet echter op voorhand worden gesteld dat er grote onzekerheid bestaat omtrent de nucleaire capaciteiten van het land. Het is dan ook de bedoeling om een zo correct mogelijk beeld te schetsen, zonder daarbij uit het oog te verliezen dat een land in volledig internationaal isolement niet voor honderd procent te doorgronden is.
In de eerste paragraaf wordt de nucleaire geschiedenis van Noord-Korea besproken. Dit tot en met 1993, omdat in de volgende twee delen dieper zal worden ingegaan op de twee nucleaire crises die zich hebben voorgedaan op het Koreaanse schiereiland. Hierbij zal de periode van 1993 tot en met 2006 aan nader onderzoek worden onderworpen. De tweede paragraaf gaat in op de motieven van Noord-Korea voor de aanmaak van nucleaire wapens. In de derde en laatste paragraaf wordt tot slot de omvang ingeschat van het nucleaire arsenaal van Noord-Korea en dit tot het moment dat de eerste nucleaire crisis losbarstte.
3.1. Nucleaire geschiedenis tot en met 1993
Dit deel bespreekt de nucleaire geschiedenis van Noord-Korea tot en met 1993, wanneer Noord-Korea zich terugtrekt uit het Non-Proliferatie Verdrag en de eerste nucleaire crisis uitbreekt. In een eerste paragraaf wordt nader ingegaan op de pogingen van Noord-Korea voor het opstarten van een atoomprogramma en de ontdekking hiervan door Amerikaanse intelligence satellieten. Een tweede paragraaf legt de aandacht op de internationale reacties die volgen op de ontdekking van het geheime kernwapenprogramma van Noord-Korea. De nadruk hierbij ligt op de Amerikaanse reactie. In een derde paragraaf tot slot wordt dieper ingegaan op het onderhandelingsproces tussen de VS en Noord-Korea, waarbij de VS op een onsuccesvolle manier de crime-and-punishment-benadering toepast.
3.1.1. Het nucleaire wapenprogramma
De opbouw van het Noord-Koreaanse nucleaire programma is begonnen in de jaren ’70. In die jaren wordt de beslissing genomen om faciliteiten op te bouwen die in staat moeten zijn tot de productie van plutonium dat gebruikt kan worden voor de aanmaak van kernwapens. De interesse in kernwapens dateert echter van vroeger.
In 1964, vlak nadat China met succes zijn eerste nucleaire test heeft ondernomen, vraagt Kim Il Sung aan Mao om de Chinese nucleaire technologie te delen met Noord-Korea. Mao houdt de boot echter af, ook wanneer in 1974 opnieuw een soortgelijk verzoek wordt ingediend door Pjongjang[125].
In 1965 richt Kim Il Sung zich tot de Sovjet Unie. Hij vraagt om hulp bij de ontwikkeling van een eigen nucleair wapenarsenaal. Moskou gaat niet in op deze vraag, maar om zijn bondgenoot gunstig te stemmen zou wel hulp worden verleend voor de ontwikkeling van een vreedzaam nucleair energieprogramma. Een eerste stap hierbij is de installatie van een nucleaire onderzoeksreactor in Yongbyon in 1965. Het gaat hier meerbepaald om een onderzoeksreactor van 2 tot 4 megawatt die door Noord-Korea verder wordt uitgebreid zonder Sovjet-hulp. Tijdens de volgende twee decennia worden driehonderd Noord-Koreaanse nucleaire wetenschappers opgeleid in de Sovjet-Unie[126].
De gespannen relaties met Zuid-Korea werken stimulerend voor het opstarten van een atoomwapenprogramma. Het buurland wordt immers gesteund door de Verenigde Staten, waardoor Noord-Korea geconfronteerd wordt met een tegenstander die beschikt over nucleaire wapens. Ook de pogingen vanwege Zuid-Korea om zelf nucleaire wapens aan te maken zouden Noord-Korea stimuleren om zijn nucleaire queeste vastberaden door te zetten. Deze pogingen vanwege Zuid-Korea zijn een rechtstreeks gevolg van de Nixon-doctrine die stelt dat bondgenoten van de VS zelf meer verantwoordelijkheid dienen op te nemen voor de bescherming van hun eigen veiligheid[127].
Het doel van de Verenigde Staten is om Noord-Korea te doen afzien van een conventionele aanval tegen Zuid-Korea via het afschrikkingseffect van de Amerikaanse nucleaire wapens (deterrence). Maar stilaan wordt duidelijk dat Noord-Korea “over-deterred” is en dat het land een nucleaire aanval vanwege de VS niet onmogelijk acht. Dit gevoel wordt versterkt door de vele militaire oefeningen die de VS tussen 1958 en 1991 houdt op het Koreaanse schiereiland en dit in samenwerking met Zuid-Koreaanse troepen. Deze zogenaamde Team Spirit-oefeningen sluiten scenario’s niet uit waarbij kernwapens worden gebruikt. De Airland Battle-oefening van 1983 houdt bijvoorbeeld een scenario in om een gezamenlijke oorlog op te starten tegen Noord-Korea en het regime te vernietigen via het gebruik van nucleaire wapens[128].
De interesse van Noord-Korea in nucleaire wapens wordt voor het eerst zichtbaar in 1979, wanneer het land begint met de opbouw van een 5-megawattreactor in Yongbyon (de zogenaamde Yongbyon-reactor). De reactor wordt operationeel in 1987. De gebruikte brandstof (spent fuel) van de reactor vertoont een hoge proportie aan plutonium. Plutonium is naast uranium een van de noodzakelijke elementen voor de aanmaak van nucleaire wapens. In 1985 begint Noord-Korea ook met de opbouw van een 50-megawattreactor in Yongbyon en een 200-megawattreactor in Taechon[129].
Naast de aanmaak van een reactor die moet instaan voor de productie van plutonium voor nucleaire wapens, begint Noord-Korea ook interesse te vertonen in het verkrijgen van lichtwaterreactoren. Deze reactoren staan in Noord-Koreaanse ogen als symbool voor moderniteit en ze zouden kunnen instaan voor de opwekking van elektrische energie. In 1985 maakt de Sovjet-Unie met Noord-Korea een akkoord dat stelt dat de Sovjet-Unie vier lichtwaterreactoren levert, op voorwaarde dat Noord-Korea het Non-Proliferatie Verdrag ondertekent. at gebeurt in 1985. In het akkoord staat echter dat binnen de achttien maanden een akkoord moet worden gesloten met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) en dit in verband met de controle van de nucleaire faciliteiten, het zogenaamde safeguards agreement. Tegen het midden van 1987 is dit echter nog altijd niet gebeurd. Het zou zeven jaar duren vooraleer Noord-Korea het document ondertekent[130]. De vier lichtwaterreactoren zullen echter nooit geleverd worden. Oorzaak hiervan is de verslechterende economische toestand in de Sovjet-Unie en de ontdekking door Amerikaanse satellieten van een mogelijk geheim kernwapenprogramma in Noord-Korea[131].
In 1988 wordt door een Amerikaanse satelliet een reprocessing plant ontdekt in Yongbyon. Deze nucleaire faciliteit wordt gebruikt om plutonium te onttrekken uit gebruikte brandstof van een nucleaire reactor. Volledig operationeel zou dergelijke reprocessing plant in staat zijn om plutonium terug te winnen uit de gebruikte brandstof van alledrie de Noord-Koreaanse kernreactoren.
De Amerikaanse intelligence-dienst doet nog een aantal andere opmerkelijke vaststellingen. Zowel in 1989, in 1990 als in 1991 wordt de Yongbyon-reactor voor tientallen dagen stilgelegd. Dit kan erop wijzen dat gebruikte brandstof wordt verwijderd uit de reactor voor de aanmaak van nucleaire wapens. Volgens de analyse van het IAEA heeft Noord-Korea zowel in 1989, in 1990 als in 1991 plutonium onttrokken uit de gebruikte brandstof. Hoeveel plutonium juist werd onttrokken is niet bekend[132].
Andere satellietfoto’s tonen de ontwikkeling aan van een terrein om nucleaire technologie te testen. In de nabijheid van de Yongbyon-reactor worden verschillende kraters in de grond vastgesteld. Dit is de zogenaamde detonation site die schijnbaar gebruikt wordt voor het testen van technologieën om nucleaire kernen te laten imploderen. Nog meer informatie komt van Ko Young Hwan, een Noord-Koreaanse diplomaat die in 1991 zijn land de rug toekeert. Hij onthult het bestaan van een ondergrondse onderzoeksfaciliteit in Bakchon die nog niet was opgespoord door de Amerikaanse spionagesatellieten. Hij stelt ook dat Noord-Korea binnen de twee jaar in staat zou zijn om een eerste atoomwapen aan te maken[133].
Het wordt voor de Verenigde Staten meer en meer duidelijk dat Noord-Korea bezig is met de aanmaak van nucleaire wapens en meer en meer een bedreiging wordt voor het non-proliferatieregime[134].
3.1.2. Internationale reactie
President George Bush brengt China, de Sovjet-Unie, Japan en Zuid-Korea in 1989 op de hoogte van het ontluikende gevaar van een nucleair Noord-Korea. Bush wil dat internationale druk wordt uitgeoefend op Noord-Korea om tegemoet te komen aan de verplichtingen van het Non-Proliferatie Verdrag en om het IAEA toe te laten om de nucleaire faciliteiten te inspecteren. Noord-Korea van zijn kant ontkent dat het bezig is met de aanmaak van nucleaire wapens en laat verstaan dat het niet van plan is inspecties toe te laten zolang het zich bedreigd voelt door Amerikaanse nucleaire wapens[135]. President Bush beslist daarop om alle nucleaire wapens uit Zuid-Korea terug te trekken en kondigt dat aan in op 27 oktober 1991. In november 1991 verlaat het laatste Amerikaanse nucleaire wapen het land. Ook de Amerikaanse troepenmacht in Zuid-Korea wordt teruggebracht van 43 000 tot 36 000 manschappen [136].
Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat, ondanks de verwijdering van de tactische nucleaire wapens uit Zuid-Korea, de VS ten aanzien van Noord-Korea blijft benadrukken dat Zuid-Korea nog steeds onder zijn nucleaire bescherming staat. Na 1993 wordt de nucleaire component in de Team Spirit-oefeningen weggelaten, maar de Verenigde Staten blijven met onderzeeërs, geladen met nucleaire wapens aanwezig in de Stille Zuidzee[137]. Het terugtrekken van de nucleaire wapens uit Zuid-Korea is een tactische zet van de Amerikaanse overheid om de attitude van Noord-Korea met betrekking tot het verwerven van eigen kernwapens te veranderen. Dit wil echter niet zeggen dat de VS zich in het geheel terugtrekt van het Koreaanse schiereiland[138].
Vervolgens kondigen de Verenigde Staten en Zuid-Korea aan dat Noord-Korea alle burgerlijke en militaire locaties in Zuid-Korea mag inspecteren op zoek naar nucleaire wapens, indien het land zijn eigen faciliteiten openstelt voor de inspecteurs van de Verenigde Naties. Op die manier zou Kim Il Sung zonder gezichtsverlies zijn nucleair programma kunnen opgeven. Japan daarentegen verklaart dat het Noord-Korea nooit diplomatiek zal erkennen, noch het land zal helpen indien het zijn nucleaire reprocessing facility niet ontmantelt en de inspecteurs toelaat om het nucleaire complex te onderzoeken[139].
Pjongjang komt door dit alles in moeilijke papieren te zitten. Het had het bestaan van een militair nucleair programma altijd ontkend en erop gewezen dat welk programma er ook zou bestaan, dit een zaak was van Noord-Korea zelf. Het was voor Pjongjang ook relatief gemakkelijk geweest om een politiek van zelfvoorziening te bedrijven, zolang het regime kon rekenen op de hulp van China en de Sovjet Unie. Maar onder invloed van de internationale druk zagen zowel China als de Sovjet Unie ervan af om nog hulp te verstrekken. Noord-Korea komt tegen het einde van 1991 in een geïsoleerde positie terecht en Kim Il Sung komt tot het besef dat er nood was aan verandering[140].
Op 31 december 1991 komen Noord- en Zuid-Korea tot het akkoord dat: “neither country would test, manufacture, produce, accept, possess, store, deploy or use nuclear weapons”. Op 30 januari 1992 wordt het nuclear safeguards akkoord in het kader van het Non-Proliferatie Verdrag ondertekend. In mei overhandigt Pjongjang een document met de grondige beschrijving van de nucleaire faciliteiten van Noord-Korea aan het IAEA. Ook stopt Noord-Korea met het terugwinnen van plutonium uit gebruikte brandstof en de verwijdering van gebruikte nucleaire brandstof uit de kernreactoren wordt uitgesteld tot mei 1994. Het land geeft toe dat een kleine hoeveelheid plutonium wordt aangemaakt (90 gram), maar dit strict voor vreedzame doeleinden[141].
De Team Spirit-oefeningen die jaarlijks plaatsvinden tussen troepen van de VS en Zuid-Korea, worden door Noord-Korea nog steeds als zeer provocatief ervaren. Noord-Korea ziet het ook als een regelrechte bedreiging omdat er nucleaire strijdkrachten aan deelnemen[142]. In 1992 kan Lim Dong Won, de Zuid-Koreaanse onderhandelaar in Pjongjang, de Verenigde Staten ervan overtuigen om de jaarlijkse militaire oefeningen niet te laten doorgaan. Dit verbetert de relaties tussen Noord- en Zuid-Korea en resulteert in het “Agreement on Reconciliation, Non-Aggression, Exchanges and Cooperation” dat op 12 februari 1992 wordt afgesloten. Ook wordt een “Joint Declaration on the Denuclearization of the Korean Peninsula” afgesloten. Deze verklaring voorziet in wederzijdse Noord-Zuidinspecties van de nucleaire faciliteiten.
De periode van verbeterde relaties is echter van korte duur. Generaal RisCassi, bevelhebber van de gecombineerde Amerikaanse en Zuid-Koreaanse strijdkrachten, kondigt aan dat de Team Spirit-oefeningen zullen worden hervat indien het Noorden niet akkoord gaat met nucleaire inspecties. Hierop worden alle contacten met Zuid-Korea abrupt unilateraal afgezegd door Pjongjang. De Team Spirit-oefeningen worden op 8 maart 1993 verdergezet[143].
Wat aanvankelijk een gunstige situatie leek, keerde zich dus in januari 1993. Ondertussen heeft de Clinton-administratie het roer overgenomen en die administratie wordt al meteen geconfronteerd met een crisis op het Koreaanse schiereiland[144]. Een Amerikaanse satelliet had twee opslagplaatsen voor nucleair afval ontdekt nabij de Kuryong-rivier. Nucleaire deskundigen van de CIA stelden vast dat het afval in de opslagplaatsen erop wees dat er veel meer plutonium was aangemaakt dan Noord-Korea had gemeld aan het IAEA. Ook was de CIA steeds meer overtuigd van het feit dat er een tweede reprocessing plant aanwezig moest zijn die verwijderd werd vlak voordat de inspecteurs van het IAEA arriveerden. Gedurende de lente van 1992 waren er immers verschillende konvooien van vrachtwagens opgemerkt nabij Yongbyon[145].
De inspecteurs van het IAEA, onder leiding van Hans Blix, vroegen daarop toegang tot de plaatsen waar het nucleair afval lag opgeborgen. De inspecteurs hoopten via deze bijkomende inspecties (‘special inspections’) enkele stalen te kunnen nemen, alsook in de kern van de Yongbyon-reactor. Hierdoor kon worden nagegaan hoelang het toestel reeds in werking was en hoeveel plutonium er bijgevolg reeds wordt aangemaakt. Het is hierbij belangrijk vast te stellen dat inspecties van het IAEA zich meer leken te focussen op de hoeveelheid plutonium die geproduceerd was voor 1991 dan op het vinden van bewijsmateriaal voor een nucleaire-wapenprogramma[146]. De vraag van het IAEA werd echter kordaat afgewezen door Pjongjang.
Noord-Korea stelt als excuus dat de toegang tot de opslagplaatsen wordt ontzegd omdat er opnieuw gezamenlijke militaire manoeuvres tussen de VS en Zuid-Korea waren opgestart. Dit excuus was echter onwaarschijnlijk. Experts van de Verenigde Naties geloofden dat het regime in Pjongjang tijd wou winnen om bezwarend bewijsmateriaal uit de opslagplaatsen naar een andere locatie te vervoeren.
De reactie van het IAEA op 25 februari 1993 is duidelijk: Noord-Korea krijgt één maand de tijd om de deuren van de opslagplaatsen voor nucleair afval te openen voor een speciaal inspectieteam van het IAEA. De deadline die wordt opgelegd is dus 25 maart. Indien Noord-Korea niet meewerkt, zullen de consequenties hiervan voelbaar zijn en zullen er maatregelen volgen van de VN-veiligheidsraad. De druk die wordt uitgeoefend door het IAEA wordt ondersteund door de Verenigde Staten[147].
De reactie van Kim Il Sung komt een week later. Hij beschuldigt de Verenigde Staten ervan het IAEA te gebruiken als middel voor spionagepraktijken. Hij wijst op het feit dat Noord-Korea geen andere nucleaire faciliteiten heeft dan degene die werden gemeld aan het IAEA. Indien het land de speciale inspectie zou toestaan, zou dit het begin zijn van de opening van alle militaire bases in Noord-Korea. Dit zou de creatie van een precedent inhouden waardoor de VS toestemming zou krijgen om militaire bases te openen in alle niet-nucleaire staten, aldus Kim Il Sung.
De Verenigde Naties verwachten hierna dat een kat-en-muisspel zal beginnen, waarbij Noord-Korea nucleaire componenten van de ene locatie naar de andere zal vervoeren om zo de inspecteurs op het verkeerde been te zetten. Dit blijft echter uit. Op 11 maart 1993, exact drie dagen nadat de Team Spirit-oefeningen opnieuw van start gaan, schokt Noord-Korea de hele wereld door aan te kondigen dat het zich terugtrekt uit het Non-Proliferatie Verdrag[148].
3.1.3. Het falen van de Amerikaanse crime-and-punishment-benadering
Noord-Korea weigert om het inspectieteam van het IAEA volledige toegang te verschaffen tot de nucleaire faciliteiten van het land. In de plaats van een onderhandelingsproces op te starten op basis van geven en nemen, benadrukt Washington dat Pjongjang eerst volledig tegemoet moet komen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Non-Proliferatie Verdrag alvorens echte onderhandelingen van start kunnen gaan. Dit houdt in dat Noord-Korea de inspecteurs overal moet toelaten en werk moet maken van de gemeenschappelijke Noord-Zuid-inspecties. Deze crime-and-punishment-benadering tijdens de gesprekken van 1988 tot eind 1993 tussen de VS en Noord-Korea blijkt echter onsuccesvol[149].
In de regering-Bush-I slagen de zogenaamde hardliners erin om de druk met betrekking tot het Noord-Koreaanse nucleaire issue op te drijven. Er is een gedeeld geloof bij enkele prominente leden van de regering dat nucleaire diplomatie met Noord-Korea weinig kans op succes heeft. Dit is onder meer het geval bij Brent Scowcroft (National Security Adviser), Robert Gates (C.I.A. Director), James Baker (Secretary of State), Dick Cheney (Secretary of Defense) en Paul Wolfowitz (Undersecretary of Defense). Zij zijn allemaal aanhanger van de reeds vernoemde crime-and-punishment-benadering: Noord-Korea moet eerst goed gedrag vertonen inzake het nucleaire issue, vooraleer de VS kan samenwerken met het land op andere terreinen. De Bush-regering moedigt het IAEA aan om de Noord-Koreaanse nucleaire kwestie hard te spelen[150].
De houding van Washington ten aanzien van Pjongjang lijkt te zijn: jij eerst, wij volgen. Pjongjang daarentegen eist eerst van Washington nucleaire veiligheidsgaranties. In het kader hiervan moet de terugtrekking van de Amerikaanse nucleaire wapens uit Zuid-Korea, het vooruitzicht op een topontmoeting en de tijdelijke stopzetting van de Team Spirit-oefeningen worden gezien. Noord-Korea beantwoordt dit met de aankondiging van de stopzetting van zijn nucleair programma en het afsluiten van de drie reeds vermelde verdragen met Zuid-Korea. Het gaat hier om de zogenaamde tit-for-tat-strategie waarbij Washington uiteindelijk de eerste stap zet[151].
Dit kan ook bekeken worden in het licht van de carrot-and-stick-benadering. Washington biedt carrots aan (de terugtrekking van de nucleaire wapens, het stopzetten van Team Spirit en het aanbod op een ontmoeting op topniveau) en Noord-Korea moet daar enerzijds tegenover stellen dat het zal afzien van het terugwinnen van plutonium uit gebruikte nucleaire brandstof. Anderzijds moet het het safeguards agreement ondertekenen. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat de carrots enkel tegemoet komen aan het nucleaire issue, en niet aan de economische en diplomatieke problemen van Noord-Korea[152].
Toch blijkt Washington, zoals hierboven reeds vermeld, niet te geloven in deze strategie van nucleaire diplomatie met Pjongjang. Vooraleer duidelijk wordt of de strategie van wederkerigheid zal werken, verhoogt de VS de druk op Noord-Korea om nucleaire inspecties toe te laten in de verboden opslagplaatsen en om de bilaterale inspecties tussen Noord- en Zuid-Korea van start te laten gaan, zoals afgesproken in de “Joint Declaration on the Denuclearization of the Korean Peninsula”. Als beloning hiervoor worden gesprekken in het vooruitzicht gesteld. Deze gesprekken zijn zeer belangrijk voor Pjongjang, omdat dit een teken is dat de VS het regime als legitiem aanzag[153].
Op 22 januari wordt in New York de beloofde topontmoeting gehouden tussen de VS en Noord-Korea. Noord-Korea lijkt geneigd te zijn om ernstige onderhandelingen over zijn nucleaire wapenprogramma op te starten. Washington van zijn kant speelt het spel opnieuw zeer hard: eerst moet het nucleair issue worden opgelost alvorens over andere zaken gepraat kan worden. De VS verwacht met andere woorden van Noord-Korea dat het zijn bargaining chip opgeeft alvorens daadwerkelijk zal worden overgegaan tot onderhandelingen. Hiervoor wordt geen economische of diplomatieke beloning in de plaats gegeven. Uiteraard is dit niet naar de zin van Noord-Korea[154].
De situatie verslechtert vanaf mei 1992 en van een mogelijke diplomatische geven-en-nemenstrategie is nu absoluut geen sprake meer. Washington ziet de weigering van Noord-Korea om verdere inspecties toe te laten niet als een onderhandelingstactiek om iets in de plaats te krijgen, maar als het bewijs van onbetrouwbaarheid en ongehoorzaamheid vanwege Pjongjang. De Verenigde Staten weigeren nu nog te onderhandelen op topniveau met Noord-Korea. Wel worden de gesprekken op een lager niveau verdergezet. De carrot-and-stick-benadering wordt hier gebruikt en wordt volledig toegespitst op de sticks: er wordt enkel nog coercive diplomacy, diplomatie door middel van dwang, aangewend met als enige doel om Noord-Korea te doen instemmen met de gevraagde inspecties. Onderhandelingen op hoog niveau zullen enkel opnieuw doorgaan indien Noord-Korea tegemoet komt aan de Amerikaanse eisen. Ze worden door de VS gezien als een vorm van beloning[155].
Noord-Korea gebruikt de strategie van show and tell. Het onthult net voldoende informatie om aan te tonen dat er goodwill is om tot een akkoord te komen, terwijl het andere zaken niet onthult om voldoende onderhandelingskracht te behouden. In mei 1992 wordt het safeguards agreement met alle informatie over nucleair materiaal en nucleaire uitrusting overhandigd aan het IAEA. Ook wordt de directeur-generaal van het IAEA, Hans Blix, uitgenodigd voor een rondleiding in de reprocessing plant. Noord-Korea nodigt de VS en het IAEA als het ware uit om te komen kijken, maar om meer te zien zou ‘betaald’ (tit for tat) moeten worden. Geen van beide gaan ze op de uitnodiging van Noord-Korea in.
Tijdens het verblijf van Hans Blix in Noord-Korea vraagt Pjongjang om hulp bij de aanmaak van lichtwaterreactoren. In ruil daarvoor zal het land de reprocessing plant buiten werking stellen. Op 1 juni herhaalt Pjongjang dit voorstel tijdens onderhandelingen met Amerikaanse diplomaten in Peking. Dit is een kans voor de VS om constructieve onderhandelingen op te starten die daadwerkelijk kunnen leiden tot de definitieve opberging van de nucleaire plannen van Noord-Korea. De VS gaan echter niet in op het voorstel. Het enige waarover Washington bezorgd is in 1992, schijnt een succesvolle implementatie van het safeguards agreement te zijn. Ook blijft Washington steeds terugkomen op de eis voor gemeenschappelijke Noord-Zuid-inspecties[156].
De druk op Pjongjang neemt nog toe wanneer in juli 1992 een discrepantie wordt ontdekt tussen de vaststellingen van de inspecteurs van het IAEA en de Noord-Koreaanse verklaring over zijn nucleaire faciliteiten. Noord-Korea had verklaard dat het 90 gram plutonium aanmaakte in de lente van 1990. De analyse van de inspecteurs wijst er echter op dat de reprocessing plant op drie verschillende ogenblikken wordt gebruikt, namelijk in 1989, in 1990 en in 1991. Noord-Korea zou gelogen hebben over de hoeveelheid plutonium die het aanmaakte.
Het hervatten van de Team Spirit-oefeningen in maart 1993 moet in het kader van coercive diplomacy gezien worden als de laatste poging van de VS om de druk op Noord-Korea nog te verhogen met de bedoeling om de wederzijdse Noord-Zuid-inspecties vooralsnog toe te laten. Op een ontmoeting in januari 1993 in New York, waarschuwen Noord-Koreaanse afgevaardigden dat indien opnieuw een Team Spirit-oefening zou worden opgestart, een drastische tegenmaatregel vanwege Noord-Korea kon worden verwacht. De waarschuwingen van Pjongjang worden echter in de wind geslagen[157].
De Amerikaanse onwil om Noord-Korea iets in de plaats te geven voor het afstand doen van zijn kernwapenprogramma in combinatie met het hervatten van de Team Spirit-oefeningen zal zeer verregaande gevolgen hebben in de verdere relaties tussen beide landen. Wanneer Pjongjang aankondigt dat het zich terugtrekt uit het Non-Proliferatie Verdrag wordt meer en meer duidelijk dat de Amerikaanse crime and punishment approach heeft gefaald. De VS hebben de Noord-Koreaanse verzoeken om ernstige onderhandelingen op te starten genegeerd en teveel nadruk gelegd op Noord-Korea’s verplichtingen onder het non-proliferatieregime. Dit zou beide landen op de rand van de eerste nucleaire crisis brengen[158].
3.2. Nucleaire motieven
Noord-Korea zomaar beschouwen als een irrationele en wispelturige staat die uit is op de aanmaak van kernwapens om zijn buurlanden te bedreigen en om de regio de destabiliseren, is niet enkel gevaarlijk maar ook incorrect. Alle buitenlandse beleidsmaatregelen, inclusief die in verband met nucleaire wapens, moeten beschouwd worden als rationele beslissingen die nationale doelen en belangen moeten dienen[159]. Deze paragraaf onderzoekt de verschillende motieven waarom Noord-Korea veel belang hecht aan een eigen kernwapenarsenaal.
De meeste specialisten gaan ervan uit dat de hoofdreden hiervoor is de overleving (survival) van het regime in Pjongjang. Dit vormt het onderwerp van de eerste paragraaf. Er zijn echter ook andere redenen op te noemen waarom Noord-Korea het nucleaire spel zo hard speelt. Deze vormen het onderwerp van de tweede paragraaf.
3.2.1. Overleving van het regime in Pjongjang
Een eerste en primair motief waarom Noord-Korea zo gebrand is op nucleaire wapens is dat het regime in Pjongjang bezorgd is om zijn eigen overleving. Op vrijwel alle vlakken moet Noord-Korea erkennen dat zijn zuiderbuur betere papieren kon voorleggen, niet in het minst op het economisch vlak. Ook heeft Zuid-Korea een sterke militaire alliantie opgebouwd met de Verenigde Staten, terwijl Noord-Korea na de val van het communisme uit het gezichtsveld van de grote mogendheden dreigde te vallen. Via het aanmaken van kernwapens, of althans de dreiging daarmee, slaagt Noord-Korea er toch in om de aandacht te trekken van de internationale gemeenschap[160].
De nucleaire bewapening van Noord-Korea moet in het perspectief van een mogelijke Koreaanse eenmaking worden geplaatst. Indien het Koreaanse schiereiland herenigd wordt, zal slechts één van de nu reeds bestaande landen controle kunnen uitoefenen over het schiereiland. Het Noorden kan niet optornen tegen zijn zuiderbuur en ziet zichzelf in zijn bestaansrecht bedreigd. Ten eerste is het militaire potentieel van Noord-Korea, ondanks het indrukwekkend aantal wapens en manschappen, kwalitatief zwak tegenover dat van Zuid-Korea. Ten tweede is de discrepantie tussen het Bruto Nationaal Product (BNP) van Noord- en Zuid-Korea indrukwekkend: in 1990 was het BNP van Noord-Korea 22 miljard, terwijl het BNP van Zuid-Korea 205 miljard bedroeg. Ten derde is de bevolking in Zuid-Korea ongeveer twee maal zo groot als die in Noord-Korea. Tot slot zijn de fundamenten van het communistische veiligheidssysteem voor Noord-Korea weggevallen na de val van het communisme in de Sovjet-Unie en Oost-Europa[161].
In deze omstandigheden is het aanmaken van nucleaire wapens een tijdelijke oplossing voor Noord-Korea om zijn voortbestaan te verzekeren. In 1991 is Noord-Korea een regime zonder vrienden, zonder geld, zonder olie en zonder voldoende militaire slagkracht om zijn belangen te verdedigen. Via de aanmaak van nucleaire wapens probeert het regime van Pjongjang als het ware tijd te kopen om zich aan te passen aan de nieuwe internationale omstandigheden na de val van het communisme. Dit moet het land in staat stellen om enerzijds op langere termijn banden aan te knopen met andere staten en onderhandelingen op te starten in verband met economische bijstand. Anderzijds zullen nucleaire wapens de Noord-Koreaanse soevereiniteit beschermen, alsook borg staan voor een eigen veiligheidssysteem[162].
3.2.2. Andere motieven
Naast de overleving van het regime zijn nog enkele andere motieven aan te stippen voor de Noord-Koreaanse nucleaire bewapening.
Ten eerste is er het motief van prestige en macht. Het regime in Pjongjang ziet het bezit van een kernwapenarsenaal als een middel om onderhandelingsmacht op te bouwen ten aanzien van de internationale gemeenschap. De praktijk lijkt deze perceptie te bevestigen: via het aanwenden van de kernwapenproblematiek kan Noord-Korea enerzijds tijd winnen voor de verdere ontwikkeling van het kernwapenprogramma en anderzijds de aandacht leggen op zijn binnenlandse problemen en economische en politieke concessies verkrijgen van het Westen[163]. Ook moet hier opgemerkt worden dat Kim Il Sung zijn persoonlijke prestige zou uitbouwen via de aanmaak van nucleaire wapens. Deze wapens zouden gaan fungeren als de zogenaamde ‘familiejuwelen’ van de Kim-dynastie die de machtsovername door Kim Jong Il moesten vergemakkelijken[164].
Een tweede bijkomend motief is veiligheid en afschrikking (deterrence). De geïsoleerde internationale positie van Noord-Korea zorgt ervoor dat het land voor zijn eigen veiligheid moet instaan, omdat het niet kan terugvallen op een bondgenoot. Zuid-Korea heeft steeds onder de nucleaire bescherming van de Verenigde Staten gestaan en heeft ooit overwogen om zelf een kernwapenarsenaal op te bouwen. Dit leidde ertoe dat Noord-Korea zich door haar zuiderbuur bedreigd voelde.
De economische en diplomatieke toenadering van Zuid-Korea tot China en Rusland versterkt dit effect nog. Voor het regime in Pjongjang gelden kernwapens als een zogenaamde strategic equilizer: eens het land over kernwapens beschikt zullen zijn tegenstanders (voornamelijk de VS, Japan en Zuid-Korea) ervan afzien een militaire actie te ondernemen[165]. Pjongjang wijst er echter op dat het bereid zou zijn haar nucleaire wapens op te geven indien zijn veiligheid kan worden gegarandeerd zonder dat deze wapens noodzakelijk zijn[166].
Een derde bijkomend motief is de zware last van het defensiebudget. Het grote deel van het Noord-Koreaanse BNP dat besteed wordt aan defensie staat een economische vooruitgang in de weg. De oplossing hiervoor is, aldus het regime in Pjongjang, overschakelen op onconventionele bewapening. Eens een aantal nucleaire wapens zijn geproduceerd, zal dit veel goedkoper uitkomen dan het onderhouden van een uitgebreide conventionele macht[167].
Een vierde bijkomend motief is technologische ontwikkeling. Noord-Korea ziet de ontwikkeling van wapentechnologie niet los van de ontwikkeling van technologie in het algemeen. Technologie heeft een zogenaamd spin-off-effect. Op die manier gelooft Pjongjang erin dat via de technologische ontwikkeling in de wapenindustrie een algemene technologische vooruitgang kan worden bewerkt[168].
Een laatste bijkomend motief is de psychologische motivatie van Kim Il Sung. De Grote leider is opgegroeid in een klimaat van Japanse overheersing en geweld. Japan capituleerde tijdens de Tweede Wereldoorlog nadat het gebombardeerd werd met atoomwapens. Deze gebeurtenis heeft grote invloed gehad op Kim Il Sung. Hij schrijft het verlies van het grote Japanse rijk toe aan de westerse superioriteit inzake wetenschap en militaire technologie. Vanaf dan groeit bij hem de idee om zelf een atoommacht op te bouwen[169].
3.3. Schatting van het nucleaire arsenaal in 1993
Zoals reeds gesteld bestond er grote onzekerheid over het nucleaire arsenaal van Noord-Korea, vlak voor de eerste nucleaire crisis uitbrak. Rapporten van de CIA uit die periode stellen dat Noord-Korea waarschijnlijk genoeg plutonium had geproduceerd voor de aanmaak van minstens één, maar mogelijk twee nucleaire wapens. Deze schattingen waren gebaseerd op de assumptie dat Noord-Korea eind jaren ’80 tussen de 6 en de 10 kilogram plutonium had geproduceerd. Over de hoeveelheid plutonium die Noord-Korea daadwerkelijk heeft geproduceerd, heerst de grootste onzekerheid. Zekerheid bestaat echter wel over het feit dat het land meer plutonium heeft geproduceerd dan het heeft aangegeven aan het IAEA. Noord-Korea wordt ervan verdacht over verborgen hoeveelheden plutonium te beschikken.
Om te bepalen hoeveel plutonium er is geproduceerd, moeten vier verschillende elementen in beschouwing worden genomen: het gemiddelde krachtniveau van de reactor, het aantal dagen dat de reactor operationeel is, de hoeveelheid nucleaire brandstof die daadwerkelijk is overgebracht naar de reprocessing plant en de hoeveelheid plutonium die verloren is gegaan in het productieproces. Dit alles maakt het quasi onmogelijk om een nauwkeurige schatting van de hoeveelheid plutonium te maken[170].
Waar wel zekerheid over bestaat, zijn de drie nucleaire faciliteiten van Noord-Korea. Ten eerste beschikte het land met zekerheid over een nucleaire reactor van 5 megawatt die in 1987 operationeel werd en dat bleef tot in 1994. Deze reactor zou in staat zijn geweest om 7 kilogram plutonium per jaar de produceren, wat naar schatting voldoende is voor de aanmaak van één nucleair wapen. In 1989 werd de reactor voor 70 dagen stilgelegd. Amerikaanse inlichtingendiensten veronderstellen dat toen nucleair afval (fuel rods) werd verwijderd uit de reactor en werd overgeplaatst naar de reprocessing plant, waar het plutonium kon worden onttrokken. Ook bestaat er bewijsmateriaal dat aantoont dat in 1990 en 1991 de reactor werd stilgelegd.
Ten tweede waren twee grotere atoomreactoren van respectievelijk 50 en 200 megawatt in opbouw sinds 1984. Toen de opbouw in 1994 werd stilgelegd, zouden slechts enkele jaren extra nodig zijn geweest om beide reactoren operationeel te maken. Beide reactoren zouden samen in staat zijn tot de productie van 200 kilogram plutonium per jaar, wat voldoende is voor de aanmaak van 30 nucleaire wapens. Opmerkelijk is dat geen van de drie reactoren bijbehorende stroomverbindingen heeft, wat noodzakelijk is indien de reactoren gebruikt zouden worden voor het opwekken van elektriciteit. Ten derde is er ook absolute zekerheid over het bestaan van een reprocessing plant van verschillende verdiepingen hoog en met een lengte van 200 meter[171].
Nog een belangrijke vaststelling is dat op het moment dat de 5-megawattreactor in 1994 werd stilgelegd, 8000 fuel rods lagen opgeslagen in een nabijgelegen opslagplaats voor nucleair afval. Volgens schattingen van het IAEA zou hieruit een hoeveelheid plutonium kunnen worden onttrokken van 25 à 30 kilogram. Hieruit zou men kunnen concluderen dat Noord-Korea in staat moet zijn nog vijf additionele kernwapens aan te maken[172].
4. De eerste nucleaire crisis (1993-1994)
Het vierde deel van deze eindverhandeling is een grondige bespreking van de eerste nucleaire crisis, die plaatsvindt in 1993 en 1994. De eerste paragraaf geeft een korte historische bespreking van de crisis. De tweede paragraaf geeft een systematisch overzicht van het onderhandelingsproces tijdens deze crisis. In de derde paragraaf worden de verschillende elementen die in het theoretisch kader zijn toegelicht, toegepast op de onderhandelingshouding van Noord-Korea tijdens deze crisis. De nadruk zal hierbij liggen op het concept brinkmanship, maar ook zal worden nagegaan of Noord-Korea gebruikmaakt van onderhandelingstechnieken die als typisch communistisch gecatalogeerd staan.
Daarbij dient vooraf opgemerkt dat deze crisis wordt gekenmerkt door een onophoudelijke aaneenschakeling van steeds weer dezelfde tactische manoeuvres waarbij vooral Noord-Korea het onderhandelingsspel hard speelt.
4.1. Eerste nucleaire crisis historisch
Op 11 maart 1993 kondigt Noord-Korea zijn intentie aan om zich terug te trekken uit het Non-Proliferatie Verdrag. De aankondiging doet de internationale gemeenschap opschrikken. De terugtrekking bedreigt niet enkel het non-proliferatieregime, maar ook de veiligheid van de Verenigde Staten en zijn bondgenoten in het noord-oosten van Azië. De Amerikaanse reactie is duidelijk: een terugtrekking uit het verdrag is onaanvaardbaar en Pjongjang moet hoe dan ook tegemoet komen aan zijn verplichtingen ten aanzien van het IAEA en speciale inspecties toelaten (25 maart deadline). De VS consulteert verder ook de VN-veiligheidsraad om Noord-Korea te veroordelen en start met de opbouw van een internationale coalitie tegen het land. Desalniettemin blijft de VS ook rechtstreeks in contact met Pjongjang via een geheim onderhandelingskanaal in Peking. Dit uiteraard om de deur op een diplomatieke oplossing open te houden[173].
Het is niet duidelijk waarom Pjongjang deze actie onderneemt. Een mogelijke verklaring is dat het regime vreest dat de inspecteurs van het IAEA bijkomend bewijsmateriaal zullen ontdekken dat aantoont dat Pjongjang heeft gelogen over de aangemaakte hoeveelheid plutonium. Een andere verklaring zou zijn dat Noord-Korea vindt dat het te weinig concrete voordelen heeft gekregen om afstand te doen van het nucleaire-wapenprogramma. Nog een andere mogelijkheid stelt dat het voor Noord-Korea een manier is om de nieuw verkozen regering in de Verenigde Staten te ‘testen’. De geslotenheid van Noord-Korea maakt het echter onmogelijk om met zekerheid te stellen welke de juiste drijfveer is achter deze daad van agressie[174].
Veel tijd heeft de VS echter niet om te reageren. De terugtrekking zal 90 dagen na de aankondiging definitief worden, meerbepaald op 12 juni. Er wordt ditmaal geopteerd voor een beleid van coöperatie via carrots (directe onderhandelingen tussen Washington en Pjongjang) en sticks (sancties vanwege de veiligheidsraad). Binnen de veiligheidsraad botst de VS echter op een probleem. China laat uitschijnen dat het zich verzet tegen een onderdrukkend en sanctionerend beleid. Peking vreest dat economische sancties zullen leiden tot een instorting van het regime in Pjongjang, waardoor een vluchtelingenstroom op gang zal komen die de Chinese grens zal oversteken. De enige oplossing voor de crisis, aldus Peking, is een dialoog tussen de VS en Noord-Korea[175].
De deadline van 25 maart verstrijkt echter en Pjongjang komt niet tegemoet aan de eisen van het IAEA. Ondanks de Chinese druk verwijst het IAEA de zaak op 1 april door naar de VN-veiligheidsraad. China wijst echter op het gevaar dat Pjongjang de crisis kan laten escaleren door alle contacten te verbreken met het IAEA. Ook laat Pjongjang verstaan dat sancties vanwege de VN zullen worden opgevat als een oorlogsverklaring die een gewelddadige actie tot gevolg zal hebben. De regering-Clinton kiest voor een strategie van gradual escalation. Dit houdt in dat verder wordt gezocht naar een coalitie tegen Noord-Korea en dat de druk op het land verder wordt opgedreven. Het proces start met de eis tot medewerking met het IAEA en zal dan overgaan op sancties die naarmate het gedrag van Noord-Korea kunnen worden opgedreven. Zuid-Korea en Japan zijn gewonnen voor deze strategie, China blijft vasthouden aan een diplomatieke oplossing voor het conflict[176].
Een groeiend aantal analisten en experts in de VS pleit echter voor een militaire actie. Hierbij wordt verwezen naar de aanval van Israël in 1981 op de Osirak-reactor van Irak, waarbij de reactor en bijgevolg ook het nucleaire wapenprogramma van Irak wordt vernietigd. Eerder dan een zogenaamde appeasement-politiek te voeren, zijn deze experts voorstander van een strikte deadline voor het toestaan van internationale inspecties door Noord-Korea. Indien Pjongjang zich niet houdt aan de deadline, zullen economische en militaire sancties voor de oplossing moeten zorgen[177].
De regering-Clinton wijst de militaire optie echter af en begint een intens proces van onderhandelingen. Toch wordt duidelijk dat een militaire optie niet volledig uitgesloten is, wanneer Secretary of Defense Les Aspin stelt: “We will not allow the North Koreans to develop a nuclear bomb.”[178] Deze verklaring houdt volgens analisten in dat een militaire operatie niet uitgesloten is voor het bereiken van dit doel.
De onderhandelingen in 1993 verlopen soms stormachtig, maar leiden wel tot enkele markante resultaten. Pjongjang besluit op 11 juni 1993, één dag voor de beslissing definitief wordt, om zijn terugtrekking uit het Non-Proliferatie Verdrag voorlopig uit te stellen. De Verenigde Staten en Zuid-Korea maken kort daarna een tegenbeweging door de Team Spirit-oefening van dat jaar ook uit te stellen. Pjongjang laat vervolgens beperkte inspecties van het IAEA toe om de batterijen en de film van de controlecamera’s in de nucleaire faciliteiten te verwisselen en zo de continuity of safeguards te verzekeren (dit zijn de activiteiten die noodzakelijk zijn voor het onderhouden van de reeds opgestarte inspecties). Bilaterale onderhandelingen tussen Washington en Pjongjang worden verder gezet ondanks opflakkeringen van dreigementen en wederzijdse beschuldigingen.
Bij het begin van 1994 wordt de situatie echter opnieuw onheilspellend. Tijdens een inspectie van het IAEA wordt opgemerkt dat de zegels aan de reprocessing plant doorbroken zijn. Noord-Korea wuift dit voorval weg als een ‘vergissing van een onoplettende conciërge’, maar Washington aanziet het als het niet-naleven van het safeguards agreement met het IAEA. De bilaterale gesprekken tussen Washington en Pjongjang worden afgebroken[179].
Daarop dreigt Noord-Korea opnieuw om zich terug te trekken uit het NPV. Wanneer de dreiging met internationale sancties toeneemt, wordt de Noord-Koreaanse retoriek steeds oorlogszuchtiger. Sancties zouden aanzien worden als een oorlogsverklaring en Pjongjang zou er niet voor terugdeinzen om Seoel te veranderen in een vlammenzee (sea of fire). Er zijn ook steeds meer aanwijzingen dat het land zijn nucleaire-wapenprogramma terug heeft opgestart. Noord-Korea lijkt de inspanningen voor de verdere opbouw van de 200-megawattreactor op te drijven en het wijst erop dat het is begonnen met de verwijdering van de 8000 fuel rods uit de 5-megawattreactor[180].
De Verenigde Staten worden nu geconfronteerd met twee manifeste problemen. Enerzijds kan een nieuwe Koreaanse oorlog ernstige gevolgen hebben voor Zuid-Korea, de belangrijkste bondgenoot van de VS uit de regio. Seoel, het politiek en economisch zwaartepunt van het land, ligt slechts op 30 kilometer van de demarcatielijn. Anderzijds kan een hard optreden tegen Noord-Korea noodzakelijk zijn om geen fout signaal te geven aan andere staten met nucleaire aspiraties. Toegeven aan Noord-Korea zou een regionale wapenwedloop kunnen veroorzaken, wanneer Japan, Zuid-Korea en Taiwan als antwoord op de nucleaire dreiging vanwege Noord-Korea ook zouden beslissen tot de aanmaak van nucleaire wapens[181].
Een directe confrontatie tussen de VS en Noord-Korea lijkt steeds dichterbij te komen. Washington begint met de versterking van zijn lucht- en zeemacht in de nabijheid van het Koreaanse schiereiland en verscheept een hoeveelheid antiballistische raketten naar Zuid-Korea. Ook gaan Washington en zijn bondgenoten, ondanks de bedreigingen van Pjongjang, over tot het opleggen van sancties aan Noord-Korea. De oorlogstaal neemt meer en meer de bovenhand. Generaal John Shalikashvili, voorzitter van de Joint Chiefs of Staff, stelt duidelijk dat militaire actie nodig kan zijn om de dreiging uit Pjongjang te elimineren. William Perry, opvolger van Les Aspin als Secretary of Defense, beseft het gevaar van sancties, maar stelt dat: “sanctions might provoke the North Koreans into unleashing a war, but the United States have to pursue them anyway”[182]
Er is geen twijfel over het feit dat de Clinton-regering deze keer wel zwaar overweegt om de crisis militair op te lossen. Een tussenkomst van voormalig president Jimmy Carter kan echter het tij keren en zo wordt een oorlog vermeden. Carter slaagt er via een diplomatieke doorbraak in om de onderhandelingen tussen de VS en Kim Il Sung te heropenen. De deal die door Carter wordt gemaakt houdt in dat Noord-Korea opnieuw zal samenwerken met het IAEA en bijgevolg de inspecteurs van het IAEA zal toelaten tot al zijn nucleaire faciliteiten in Yongbyon. De VS van zijn kant zal opnieuw gesprekken op topniveau met Noord-Korea opstarten. De gesprekken tussen Washington en Pjongjang worden hervat in augustus 1994. Na twee maanden van intensieve onderhandelingen wordt een akkoord afgesloten: het Agreed Framework. Dit akkoord maakt een einde aan de eerste nucleaire crisis[183].
4.2. Onderhandelingsproces tijdens de eerste nucleaire crisis
Dit gedeelte schetst een bondig overzicht van de verschillende stadia van het onderhandelingsproces tijdens de eerste nucleaire crisis. Doorheen de crisis, die achttien maanden duurt, zijn vijf periodes te onderscheiden. De eerste periode is de moeizame weg naar onderhandelingen, nadat Noord-Korea heeft aangekondigd het NPV te verlaten. De tweede periode omvat de onderhandelingen die ertoe hebben geleid dat Noord-Korea zijn beslissing om het NPV te verlaten opschort. De derde periode is de aanloop naar het Super Tuesday-akkoord en het mislukken van dit akkoord. Tijdens de vierde periode wordt het onderhandelingsproces afgebroken en bevinden Noord-Korea en de Verenigde Staten zich op de rand van een oorlog. In de vijfde en laatste periode wordt een diplomatieke doorbraak tot stand gebracht die uiteindelijk zal leiden tot het einde van de eerste nucleaire crisis en het afsluiten van het Agreed Framework.
4.2.1. Een moeizame weg naar onderhandelingen
Noord-Korea is het eerste land ooit dat zich terugtrekt uit het Non-Proliferatie Verdrag. Deze daad kan perfect in het kader van brinkmanship worden geplaatst: via dit diplomatiek manoeuvre lokt het een ernstige crisis uit die Noord-Korea plotseling in het brandpunt van de internationale politiek brengt. Na jarenlange inspanningen om Pjongjang in overeenstemming te laten komen met het non-proliferatieregime, verrast Noord-Korea hiermee de hele internationale gemeenschap. Hiermee veroorzaakt het land een ernstige veiligheidsdreiging voor de rest van de wereld en het verzwakt het constitutioneel bolwerk tegen de verspreiding van nucleaire wapens: het NPV[184].
Het IAEA komt op 18 maart samen in spoedzitting te Wenen. Onmiddellijk na de vergadering wordt een telex verzonden naar Pjongjang, waarin het IAEA erop wijst dat het land zich moet houden aan zijn safeguards-verplichtingen tot terugtrekking definitief wordt. De deadline van 25 maart blijft met andere woorden geldig. Washington, dat ook compleet verrast is door de terugtrekking, stuurt een boodschap naar zijn diplomatieke posten waarin het nadrukkelijk stelt dat het noodzakelijk is dat Noord-Korea terugkomt op zijn beslissing en de internationale non-proliferatienormen naleeft.
De angst voor een escalerende crisis neemt toe, zeker met de naderende Team Spirit-oefening in het vooruitzicht. Op 19 maart kondigt Seoel echter aan dat de oefening niet zal doorgaan en dat de Amerikaanse troepen het land zullen verlaten. Als antwoord hierop kondigt Pjongjang het einde aan van de ‘semiwar’-toestand. Ook wordt op 19 maart door Washington het voorstel gelanceerd voor het houden van een geheime diplomatieke ontmoeting in Peking. Dit verzoek wordt door Pjongjang echter afgewezen[185].
De vraag of onderhandelingen noodzakelijk en bovenal haalbaar zijn dringt zich nu op in Washington. Hoe kan Washington het non-proliferatieregime verdedigen door te onderhandelen met een land dat dit regime ondermijnt? Ook heerst er onzekerheid over de intenties van Pjongjang: Washington wil bovenal vermijden dat het door onderhandelingen met Pjongjang in de val wordt gelokt. Onder tijdsdruk, er resten slechts 90 dagen vooraleer de terugtrekking definitief wordt, kiest Washington uiteindelijk toch voor een beleid waarbij directe onderhandelingen tussen de VS en Noord-Korea in overweging kunnen worden genomen[186]. Noord-Korea legt de VS een duidelijke deadline op.
Noord-Koreaanse diplomaten hebben sinds de terugtrekking op 12 maart getracht om een internationale veroordeling voor deze daad in Europa, Azië en Afrika te voorkomen. Dit echter zonder succes. Pjongjang voert scherpe kritiek op wat het noemt de ‘coercive nuclear inspection agitation’ vanwege Washington, maar het laat uitschijnen dat het toch de mogelijkheid tot onderhandelingen niet volledig uitsluit. Daarbovenop stelt Pjongjang vier voorwaarden voorop waaronder het zijn beslissing tot terugtrekking uit het NPV zal herroepen: ten eerste een permanente stopzetting van de Team Spirit-oefeningen, ten tweede de opening voor inspectie van alle Amerikaanse nucleaire bases in Zuid-Korea, ten derde een waarborg dat de VS geen nucleaire aanval zal opstarten tegen Noord-Korea en ten vierde het herstel van de onpartijdigheid van het IAEA[187]. Alvorens de onderhandelingen van start gaan, wil Noord-Korea zo duidelijk stellen welke concessies het van de VS verwacht. Deze vraag tot unilaterale concessies kan beschouwd worden als een belangrijke component van brinkmanship.
Noord-Korea laat overigens duidelijk verstaan dat het voorstander is van een diplomatieke oplossing. De deadline van 25 maart die Noord-Korea heeft opgelegd gekregen door het IAEA verstrijkt echter en dit zonder dat door het regime in Pjongjang actie wordt ondernomen. Peking wijst het IAEA er wel op dat Pjongjang heeft gedreigd om de crisis te laten escaleren door alle contacten met het IAEA op te zeggen indien de zaak naar de veiligheidsraad wordt doorverwezen. Toch gebeurt dit laatste op 1 april 1993. In het kader van de strategie van gradual escalation wordt de druk op Pjongjang langzaam maar zeker opgedreven[188].
Het is belangrijk om op te merken dat Pjongjang zijn terugtrekking uit het NPV altijd heeft gezien als een win-winsituatie: het land zou ofwel toegang krijgen tot zijn ultieme wapen of het zou zijn onderhandelingspositie versterken tegenover buitenlandse overheden die Noord-Korea daarvan wilden weerhouden.
Pjongjang’s extreme onderhandelingspositie dwingt de internationale gemeenschap ertoe om rekening te houden met zijn onderhandelingsagenda. Noord-Korea is als het ware ‘setting the stage’[189]. Scott Snyder stelt in ‘Negotiating on the edge’ dat: “The identification of the nuclear issue as a priority for the United States and the international community provided North Korea with significant, otherwise unavailable leverage in U.S.-D.P.R.K. negotiations.” [190]
Het is voor de VS, Zuid-Korea en Japan op dat moment niet volledig duidelijk of Noord-Korea’s terugtrekking uit het NPV moet worden aanzien als een brinkmanship-onderhandelingstactiek of dat het een manier is van het land om zijn nucleair programma te beschermen. Toch blijft Washington resoluut bij zijn standpunt (commitment): Noord-Korea moet terugkeren naar het NPV, het moet tegemoet komen aan zijn verplichtingen ten aanzien van het IAEA en het moet het de Denuclearization Declaration met Seoel ten uitvoer brengen. Zuid-Korea van zijn kant is ervan overtuigd dat naarmate de deadline van 12 juni dichterbij komt, de internationale druk ervoor zal zorgen dat Noord-Korea iets moet ondernemen om te voorkomen dat de situatie uit de hand zou lopen[191].
Washington zit nog steeds met de vraag of het al dan niet openen van een dialoog met Noord-Korea zinvol is. Ook al heeft de regering-Clinton deze optie niet uitgesloten zoals de regering-Bush dat vroeger had gedaan, toch is de vrees voor mogelijke Noord-Koreaanse chantage (blackmail) tijdens het onderhandelingsproces groot. Deze onzekerheid weerhoudt de VS ervan om directe onderhandelingsactie te ondernemen. Noord-Korea van zijn kant geeft te kennen dat de enige oplossing voor het conflict bilaterale onderhandelingen tussen Washington en Pjongjang zijn. Het schuwt de aanwending van bluf en dreigementen hierbij niet: Noord-Korea waarschuwt de VS dat sancties vanwege de veiligheidsraad verregaande consequenties zouden kunnen hebben[192].
Op 15 april geeft de VS in Peking te kennen dat het wil ingaan op de vraag van Pjongjang om een bilaterale topontmoeting tussen de VS en Noord-Korea te organiseren. Peking bezorgt het voorstel aan Pjongjang. Hoewel China niet betrokken wil worden in het conflict, wil het wel een positieve rol spelen om de impasse in het conflict te doorbreken. Enkele dagen later reageert Pjongjang positief. Het voegt eraan toe dat het zelfs bereid is de verdachte nucleaire faciliteiten open te stellen voor het IAEA indien de onderhandelingen geen éénrichtingsverkeer zijn. Er wordt echter nog geen datum vastgelegd. De VS wacht de resolutie van de VN-veiligheidsraad en de volgende inspectie van het IAEA af[193].
Door de diplomatieke toenadering tussen de VS en Noord-Korea verandert plotseling de houding van Pjongjang ten aanzien van het IAEA. Pjongjang laat weten dat het geneigd is om de verdachte nucleaire faciliteiten te laten inspecteren en stelt voor om een vergadering te houden in Wenen om de safeguards te bespreken. Het IAEA gaat op het voorstel in en een nieuwe vorm van gelimiteerde samenwerking komt tot stand. Op 10 mei begint het IAEA een vierdaagse inspectie.
De vraag is waarom Noord-Korea zich plots zo bereidwillig toont. Het antwoord hierop is vermoedelijk dat Noord-Korea zijn terugtrekking uit het NPV gebruikt als een onderhandelingslist, terwijl het toch wil voorkomen dat de situatie uit de hand loopt. Beperkte hernieuwde samenwerking met het IAEA is hiervoor een uitgelezen mogelijkheid[194]. Noord-Korea brengt door zijn terugtrekking uit het NPV zichzelf en de VS op de brink, maar wil voorkomen dat beide partijen in de afgrond storten.
Kort daarna zal de VN-veiligheidsraad in het kader van de gradual escalation-strategie resolutie 825 aannemen. Deze zal de dooi die tussen Pjongjang en het IAEA is ingetreden op een pijnlijke manier stopzetten. De resolutie houdt in dat Pjongjang tegemoet moet komen aan zijn non-proliferatieverplichtingen en benadrukt dat alle lidstaten van de VN moeten samenwerken om een oplossing van het conflict te bespoedigen. De reactie van Noord-Korea hierop is prompt: de afgesproken bijeenkomst in Wenen wordt opgeschort. Enkele weken later maakt de Noord-Koreaanse ambassadeur in Wenen bekend aan het IAEA dat zijn land zich nog steeds terugtrekt uit het NPV en dat het zich niet langer houdt aan het safeguards agreement[195]. De resolutie moest de druk op Pjongjang opdrijven alvorens de onderhandelingen tussen de VS en Noord-Korea van start zouden gaan. China onthield zich tijdens de stemming, maar maakte duidelijk dat deze onthouding niet inhield dat het zich verzette tegen de wil van de internationale gemeenschap.
Washington besluit om onderhandelingen niet langer uit te stellen en kiest Robert Gallucci als hoofd van de onderhandelingsdelegatie. Noord-Korea maakt zich schijnbaar ook klaar voor de onderhandelingen. Het land stelt opnieuw een unilaterale concessie en eist dat Washington volledig afstand neemt van een nucleaire bescherming van Zuid-Korea. De Noord-Koreaanse onderhandelaar is Kang Sok Ju.
De onderhandelingen konden nu voor beide partijen van start gaan. In Washington bestaat echter wel de vrees dat Pjongjang gebruik zal maken van de ontsnappingsroute die het zorgvuldig had voorbereid: de volledige terugtrekking uit het NPV[196].
4.2.2. Een voorlopige oplossing en Super Tuesday
Op 2 juni, tien dagen vooraleer de terugtrekking van Noord-Korea uit het NPV definitief wordt, treffen beide onderhandelingsdelegaties elkaar in New York. Naar vertrouwde gewoonte krijgt de bezoekende delegatie als eerste het woord. Kang stelt Noord-Korea voor als de benadeelde partij in het conflict en beschuldigt de VS ervan dat het achter de schermen de druk op Noord-Korea opvoert. Hij stelt dat “The United States have followed the policy of a strong man against a weak man and is just waiting for North Korea to die”[197].
Zich houden aan het NPV vormt een grote bedreiging voor Noord-Korea en het land zal bijgevolg nooit terugkeren naar het verdrag. Kang formuleert twee nieuwe voorstellen als alternatief voor de terugtrekking uit het NPV. Ten eerste zal Noord-Korea voorgoed afzien van de aanmaak van nucleaire wapens, indien de VS het land niet meer zal blootstellen aan nucleaire dreiging. Ten tweede zal Noord-Korea werk maken van de implementatie van de Denuclearization Declaration die het afsloot met Seoel in 1992. Bij dit laatste voegt Kang toe dat “We are still fearful of nuclear weapons in South Korea and are concerned about their moves to develop nuclear arms.”[198]. Een klein maar niet onbelangrijk detail is dat Kang ook voorstelt om de bestaande nucleaire reactoren in te ruilen tegen lichtwaterreactoren. Het nucleaire afval van een lichtwaterreactor is veel minder aangepast voor militair gebruik. Het verschaffen van deze reactoren zou de Verenigde Staten meer controle geven over het nucleaire programma van Noord-Korea[199].
De twee voorstellen van Kang komen voor de Verenigde Staten zeer bedreigend over. Hoewel Pjongjang reeds enkele malen heeft laten uitschijnen dat het onder bepaalde voorwaarden een terugkeer naar het NPV wel mogelijk acht, lijkt dat nu plots onmogelijk geworden. Pjongjang toont zich in het eerste stadium van de onderhandelingen zeer onflexibel. Gallucci maakt echter duidelijk dat indien Noord-Korea zich daadwerkelijk terugtrekt uit het NPV, het land zal worden blootgesteld aan sancties vanwege de internationale gemeenschap. De reactie van Kang hierop is furieus: hij herhaalt het reeds vroeger geformuleerde Noord-Koreaanse standpunt dat sancties zullen gezien worden als een oorlogsverklaring. Noord-Korea schuwt de risico’s op een verdere escalatie van het conflict niet: de Noord-Koreaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties reageert als volgt op de aankondiging van mogelijk sancties: “I hope there won’t be any repetition of June 25 forty-three years ago”[200]. Dit is de dag waarop de Koreaanse Oorlog van start ging. De kloof tussen Washington en Pjongjang lijkt te verbreden in plaats van af te nemen. Noord-Korea toont in zijn onderhandelingsstrategie opnieuw brinkmanship en twijfelt niet om scherpe dreigementen, die al dan niet als bluf kunnen worden beschouwd, aan het adres van de Verenigde Staten te formuleren. Hiermee zet het beide landen op de brink.
Op de volgende bijeenkomst lanceert Gallucci volgend voorstel: de VS belooft Noord-Korea veiligheidsgaranties indien het land terugkeert naar het NPV en het safeguards agreement implementeert. Kang blijft echter volhouden dat een terugkeer naar het NPV onmogelijk is. Noord-Korea is vastberaden zijn eigen weg te gaan en deinst er niet voor terug om de consequenties hiervan te trotseren. Toch blijkt het Amerikaanse voorstel een keerpunt te zijn in de onderhandelingen want tijdens de volgende onderhandelingen lijkt de Noord-Koreaanse houding plotseling volledig om te slaan: het is op zoek naar een deal. Kang praat niet langer over de terugtrekking uit het NPV, maar over de voorwaarden waaronder Noord-Korea zou terugkeren naar het verdrag. Pjongjang laat weten dat een compromis mogelijk wordt indien de nucleaire dreiging vanwege de VS verdwijnt en de onpartijdigheid van het IAEA wordt hersteld[201].
Hoewel de VS na de eerste onderhandelingsdag aan zijn bondgenoten had gemeld dat harde sancties noodzakelijk zouden zijn indien Noord-Korea zich niet inschikkelijker opstelde tijdens de volgende onderhandelingssessies, wordt nu de aandacht verschoven van mogelijke sancties naar het bereiken van een diplomatiek compromis.
Op 10 juni worden de onderhandelingen verder gezet. Slechts twee dagen scheidden Noord-Korea van de definitieve terugtrekking uit het NPV. Hoewel de Noord-Koreaanse onderhandelingsdelegatie geneigd lijkt te zijn om zijn beslissing tot terugtrekking uit te stellen, verlopen de onderhandelingen erg moeizaam. Gallucci lanceert het voorstel om een wederzijdse inspectie te houden: Noord-Korea zal een Amerikaanse militaire basis in het Zuiden mogen onderzoeken indien het een inspectie toelaat van een locatie op zijn eigen grondgebied. Ook is Washington bereid om Pjongjang negatieve veiligheidsgaranties te verzekeren. Concreet houdt dit in een verwijdering van alle nucleaire wapens van het Koreaanse Schiereiland en een opschorting van de Team Spirit-oefeningen. Hoofdonderhandelaar Kang Sok Ju lijkt echter niet geïnteresseerd in dit voorstel[202].
In dit onderhandelingsproces zijn duidelijk de drie stadia te onderscheiden. In het begin van het onderhandelingsproces stellen de onderhandelaars zich zeer onflexibel op. In een volgend stadium verandert die positie en wordt duidelijk dat de onderhandelingsdelegatie op zoek is naar een deal. In het laatste stadium, wanneer men kon overgaan tot het afsluiten van de deal, stellen ze zich opnieuw zeer hard op om bijkomende concessies te verkrijgen[203] om daarna tot een akkoord te komen.
Dat akkoord komt er nadat Gallucci Kang erop wijst dat Noord-Korea, ondanks zijn terugtrekking uit het NPV, niet zal kunnen ontsnappen aan het maken van een ‘positive reference’ naar al zijn non-proliferatie verplichtingen, naar het aanvaarden van internationale inspecties en naar de implementatie van het Denuclearization agreement met Seoel. Een positieve verwijzing van Pjongjang naar deze drie issues laat de mogelijkheid open voor toekomstige onderhandelingen rond deze kwesties. Na het bieden van hevige weerstand geeft Pjongjang uiteindelijk toch toe[204].
Op 11 juni wordt een compromis bereikt, het ‘joint statement of the D.P.R.K. and the U.S.A.’. Het document bevat een aantal overeengekomen principes, zoals wederzijds respect voor nationale soevereiniteit en wederzijdse garanties tegen militaire dreiging (inclusief nucleaire dreiging). Het belangrijkste punt uit de korte verklaring is echter dat ‘North Korea decided unilaterally to suspend for as long as it considers necessary the effectuation of its withdrawal from the NPT’[205]. Belangrijk om hierbij op te merken is dat Noord-Korea bij deze beslissing het lijden van gezichtsverlies ten allen prijzen wou vermijden, wat overigens een typische karakteristiek is van de communistische onderhandelaars uit Pjongjang. De Noord-Koreaanse onderhandelingsdelegatie stelt dat: “The D.P.R.K. was careful to make clear that it had not been pressured into suspending its withdrawal from the NPT; rather, the suspension was presented as a voluntary unilateral measure.”[206].
Het joint statement legt de fundamenten voor verdere onderhandelingen. Kang Sok Ju maakt duidelijk dat Noord-Korea bereid is om over het nucleaire issue te onderhandelen en dat het zelfs de aanvraag voor de speciale inspecties mogelijk zal kunnen accepteren. Hiervoor zal de VS wel iets in de plaats moeten geven. President Clinton lijkt tevreden over het onderhandelingsresultaat en noemt het een”first but vital step” op weg naar wereldwijde non-proliferatie. Het joint statement is nog niet de ultieme oplossing voor het probleem, maar het is althans beter dan het vertrek van Noord-Korea uit het NPV[207] en een stap naar vervolgonderhandelingen die zullen plaatsvinden in Genève.
Op 14 juli ontmoeten de Amerikaanse en de Noord-Koreaanse onderhandelaars elkaar opnieuw in Genève en dit onder gunstigere omstandigheden. Kang herhaalt er het voorstel dat Noord-Korea bereid zou zijn om zijn nucleair programma op te geven in ruil voor nieuwe lichtwaterreactoren. Pjongjang wil van Washington de garantie dat deze reactoren beschikbaar zullen worden gemaakt. Eens de reactoren zijn geleverd zal Pjongjang zich opnieuw onderschikken aan het NPV. Gallucci stelt hierop als voorwaarde dat deze reactoren enkel beschikbaar zullen worden gemaakt indien Noord-Korea eerst zijn non-proliferatieverplichtingen naleeft en zal samenwerken met het IAEA. Dit is voor Kang onaanvaardbaar: zonder de garantie in verband met de reactoren kunnen geen gesprekken met het IAEA worden aangevat. De discussie laait hoog op en Kang dreigt daarop de onderhandelingstafel te verlaten. De onderhandeling eindigt zonder akkoord maar wel met de belofte dat beide delegaties elkaar opnieuw zullen ontmoeten[208].
Enkele dagen later, tijdens de laatste sessie van de onderhandelingen in Genève, wordt toch een akkoord bereikt. De VS is bereid om de introductie van lichtwaterreactoren in Noord-Korea te ondersteunen indien Noord-Korea besprekingen opstart met het IAEA over safeguards en met Zuid-Korea over de implementatie van de Denuclearization Declaration. Dit akkoord wordt het ‘agreed statement of the D.P.R.K. and the U.S.A.’ genoemd en wordt afgesloten op 12 augustus 1993. Hoofdonderhandelaar Robert Gallucci omschrijft het als “a small but significant step forward”[209].
Voor Washington zijn de onderhandelingen een succes: Noord-Korea heeft zijn beslissing om zich terug te trekken uit het NPV opgeschort en is bereid om opnieuw onderhandelingen op te starten met Zuid-Korea en het IAEA. De VS heeft daarvoor weinig in de plaats moeten geven. Gedurende de volgende vier maanden zal voor Washington echter duidelijk worden dat een gedeelde verantwoordelijkheid in het conflict met Zuid-Korea en het IAEA praktisch onhaalbaar is. De hoofdreden hiervoor is dat beiden weinig incentives kunnen of willen aanbieden aan Noord-Korea. Pjongjang bemoeilijkt de zaak daarenboven nog door de samenwerking met Zuid-Korea en het IAEA als een te betalen prijs te beschouwen voor het verderzetten van gesprekken met de VS[210].
Na vier maanden van oplopende spanningen wordt op 29 december 1993 een voorlopig akkoord bereikt. Vier stappen zullen door de verschillende partijen ondernomen worden op eenzelfde maar nog niet nader gespecifieerde datum. De Amerikanen noemen dit akkoord Super Tuesday. De eerste stap is de aanvang van IAEA-inspecties in zeven nucleaire faciliteiten in Noord-Korea. De daaropvolgende stap is het verderzetten van gesprekken tussen Noord- en Zuid-Korea in verband met de uitwisseling van diplomatieke vertegenwoordigers (special envoy). Daarop zal Zuid-Korea als derde stap de annulering van de Team Spirit-oefening aankondigen. De vierde stap tot slot is de aankondiging van een datum waarop Kang en Gallucci elkaar opnieuw zouden ontmoeten[211].
4.2.3. De mislukking van Super Tuesday
De overeenkomst van 29 december lijkt een positief uitgangspunt te creëren voor hernieuwde gesprekken tussen Kang Sok Ju en Robert Gallucci. Ook Kim Il Sung is in zijn nieuwjaarsrede positief over de relaties tussen de VS en Noord-Korea. Hij stelt dat het nucleaire issue op een rechtvaardige manier kan worden opgelost via gesprekken tussen Washington en Pjongjang. Wel wijst de Grote Leider erop dat het uitoefenen van dwang door de VS moet worden vermeden, omdat dat zal leiden tot een mislukking van de onderhandelingen. Tijdens de eerste maanden van 1994 zal deze relatief goede sfeer echter snel omslaan. De crisis zal opnieuw escaleren[212].
Op 4 januari kondigt Pjongjang aan dat het klaar is om gesprekken met het IAEA op te starten. De Noord-Koreaanse vertegenwoordiger in Wenen maakt duidelijk dat Noord-Korea akkoord gaat met de meeste inspecties van het IAEA en dat de meeste nucleaire faciliteiten zullen worden opengesteld. Over de overige inspecties en de overige faciliteiten zal pas een akkoord kunnen worden bereikt wanneer de inspecteurs in Yongbyon arriveren. Hiermee kan het IAEA echter niet akkoord gaan en het laat verstaan dat eerst een akkoord moet worden bereikt alvorens de inspecteurs naar Noord-Korea vertrekken. De onderhandelingen komen opnieuw in een impasse. Hans Blix van het IAEA geeft aan de VS te kennen dat indien de onderhandelingen falen, de zaak door het IAEA zal worden doorverwezen naar de VN-veiligheidsraad. Noord-Korea beschuldigt het IAEA ervan de nieuwe onderhandelingsronde tussen Washington en Pjongjang in gevaar te willen brengen[213]. Dit is een kenmerkend aspect van de Noord-Koreaanse onderhandelingsstrategie: wanneer een akkoord of een mogelijk hernieuwde samenwerking dreigt te mislukken, wordt telkens met de beschuldigende vinger naar de tegenpartij gewezen[214].
Wanneer bekend wordt dat Washington op aanbeveling van het Pentagon overweegt om zogenaamde Patriot-antiballistische raketten in Zuid-Korea te installeren, verslechtert de situatie nog verder. Hoewel het om een defensief wapen gaat dat Zuid-Korea moet beschermen tegen inkomende ballistische raketten, staat Pjongjang hier zeer wantrouwig tegenover. In eerste instantie bekritiseert Pjongjang fel de ‘conservatieve krachten’ in Washington die verantwoordelijk zijn voor deze aanbeveling. Enkele dagen later escaleert echter de scherpe kritiek van Noord-Korea op de VS. Pjongjang beschuldigt de VS ervan zich niet te houden aan zijn diplomatieke verplichtingen en dreigt er opnieuw mee het NPV te verlaten. Ook geeft het te kennen dat het zijn nucleaire activiteiten opnieuw zal opdrijven. Naast deze scherpe retoriek wordt ook het Koreaanse Volksleger in een hogere staat van paraatheid gebracht. De oorlogsdreiging neemt sterk toe en beide partijen schuiven dichter naar de brink. Het is voor de zogenaamde Korea watchers echter niet duidelijk of dit het begin is van de voorbereiding op een daadwerkelijke oorlog of dat Noord-Korea enkel wil bluffen om een betere oplossing te bekomen voor het nucleaire issue[215]. Gezien de onderhandelingsreputatie van Noord-Korea is de kans echter groot dat het om bluf gaat.
Kang Sok Ju beschuldigt de VS er eind januari valselijk van de nieuwe onderhandelingsronde te hebben willen annuleren. In een tegenbericht ontkent Robert Gallucci dit echter en hij wijst Kang erop dat president Clinton nog steeds voorstander is van een betere relatie tussen beide landen door middel van diplomatie. Hierop stuurt Washington twee niet-officiële diplomatieke vertegenwoordigers naar Pjongjang om de situatie opnieuw te stabiliseren: Billy Graham en Ronald Dellums. Zij weten de relaties met Pjongjang te normaliseren en Washington lijkt te slagen in zijn opzet: op 12 februari laat Kang weten dat Kim Il Sung bereid is het nucleaire issue via dialoog op te lossen. Op 15 februari laat Noord-Korea aan het IAEA weten dat het alle inspectievoorwaarden aanvaardt. Pjongjang lijkt opeens volledig van koers te zijn veranderd en beide partijen kruipen opnieuw iets verder weg van de brink[216].
De uitwisseling van diplomatieke vertegenwoordigers met Zuid-Korea (de tweede stap in het Super Tuesday-akkoord) als voorwaarde voor een nieuwe onderhandelingsronde zit Pjongjang echter dwars. Dit zal Seoel, aldus Pjongjang, een veto geven over de nieuwe gespreksronde met Washington. Er is volgens Pjongjang nood aan een nieuw stappenplan waarbij de verwijzing naar de diplomatieke uitwisseling minder dwingend is. Dat komt er in februari 1994. Noord-Korea zal de inspecteurs van het IAEA toelaten, er zullen vergaderingen op ‘working-level’ niveau worden georganiseerd tussen Pjongjang en Seoel in verband met een mogelijke uitwisseling van diplomatieke vertegenwoordigers, Washington en Pjongjang zullen vervolgens aankondigen dat de nieuwe onderhandelingsronde van start zal gaan op 21 maart en tot slot zal Seoel de opschorting van de Team Spirit-oefening aankondigen[217].
De uitvoering van het Super Tuesday-akkoord zal echter een fiasco worden. De oorzaak hiervan is volgende unilaterale verklaring van het Amerikaanse State Department: “The undertaking of the United States regarding Team Spirit ’94 and a third round of U.S.-D.P.R.K. talks are based on the premise that the I.A.E.A. will be fully implemented and the North-South nuclear dialogue will continue through the exchange of special envoys”[218].
Zuid-Korea speelt gretig in op deze verklaring. Seoel laat weten dat de Team Spirit-oefening niet zal worden geannuleerd vooraleer de Noord-Zuid uitwisseling van speciale diplomatieke vertegenwoordigers heeft plaatsgehad. Pjongjang reageert hierop door te stellen dat in het akkoord staat dat enkel gesprekken over die mogelijke uitwisseling moeten worden opgestart en dat de Team Spirit-oefening wordt geannuleerd vooraleer de uitwisseling daadwerkelijk zal plaatsvinden. Seoel stelt vervolgens ook duidelijk dat Noord-Korea eerst zijn nucleaire faciliteiten volledig moet laten inspecteren door het IAEA alvorens aan de Noord-Koreaanse eisen tegemoet kan worden gekomen. Seoel wordt hierin gesteund door Washington[219].
Een hevige tegenreactie van Pjongjang volgt snel. Het verbiedt de inspecteurs van het IAEA om teststalen te nemen in enkele nucleaire faciliteiten. Pjongjang laat weten dat dit verbod zal worden opgeheven indien Seoel de eis in verband met de diplomatieke vertegenwoordigers laat vallen. Het IAEA reageert hier echter fel op en stelt dat het onmogelijk is om zijn taak in Noord-Korea nog verder uit te voeren. De dag voordien heeft Kang aan Gallucci een ultimatum gesteld waarbij hij de VS opnieuw een deadline oplegde. Dit houdt in dat de diplomatieke uitwisseling pas zal plaatsvinden na de onderhandelingsronde en dat Washington zich zal moeten houden aan al zijn afspraken onder het Super Tuesday-akkoord. Indien dit niet het geval is zal Noord-Korea alle samenwerking met de VS, Zuid-Korea en het IAEA opzeggen. Washington krijgt drie dagen om hierop te reageren.
Op 16 maart annuleert de VS prompt de afgesproken onderhandelingsronde. Op 19 maart worden alle gesprekken tussen Noord- en Zuid-Korea stopgezet, waarop Seoel de regering in Pjongjang bedreigt met mogelijke sancties. De reactie van Noord-Korea hierop is duidelijk: “We are ready to respond with an eye for an eye and a war for a war. Seoel is not far from here. If a war breaks out, Seoul will turn into a sea of fire.[220]” Het Super Tuesday- akkoord faalt en Pjongjang maakt duidelijk dat gesprekken tussen de VS en Noord-Korea niet afhankelijk kunnen worden gemaakt van de relaties tussen Noord- en Zuid-Korea[221].
De reactie van Washington laat niet lang op zich wachten. Op 19 maart wordt besloten om de Team Spirit-oefeningen verder te zetten en twee dagen later wordt de installatie van de Patriot-antiballistische raketten in Zuid-Korea aangekondigd. Er wordt voor een nieuwe vorm van coercive diplomacy gekozen en aan Noord-Korea wordt duidelijk gemaakt dat het sancties kon verwachten[222]. De zaak wordt ondertussen ook doorverwezen naar de VN-veiligheidsraad. Op 28 maart spreekt die zich uit: Noord-Korea moet de inspecties van het IAEA, zoals afgesproken op 15 februari, opnieuw aanvatten als een eerste stap in de naleving van het safeguards agreement. China verzet zich opnieuw hevig tegen mogelijke sancties. Onder invloed van Peking wordt het standpunt van de veiligheidsraad op 31 maart enigszins genuanceerd geformuleerd: “further Security Council consideration will take place if necesarry”[223].
4.2.4. Op de rand van oorlog
Na het falen van Super Tuesday escaleert het conflict en beide partijen schuiven steeds dichter naar de afgrond van de brink. Washington wil begin april, onder invloed van Japan en Zuid-Korea, Pjongjang nog één laatste kans geven op een diplomatieke oplossing. Als Noord-Korea akkoord gaat met de continuity of safeguards en bereid is opnieuw de Noord-Zuid dialoog op te starten, dan is Washington bereid om nieuwe gesprekken op te starten en nogmaals de Team Spirit-oefening uit te stellen. Gekoppeld aan dit voorstel zal Washington echter de discussies rond eventuele sancties voorbereiden in de VN-veiligheidsraad en het zal zijn militaire paraatheid op het Koreaanse schiereiland verhogen[224].
Washington, Seoel en het IAEA beseffen echter dat de kans op een vreedzame oplossing van het conflict afneemt en dat een nieuwe diplomatieke mislukking zal leiden tot de aanwending van zogenaamde sticks. Noord-Korea komt steeds meer in een geïsoleerde positie terecht. Op 19 april kondigt Noord-Korea plots aan dat het heeft beslist om de nucleaire fuel rods te verwijderen uit de 5-megawattreactor en dat het zal beginnen met het herladen van de reactor. Over de bedoeling van Pjongjang bestaat weinig twijfel: het zal plutonium onttrekken aan de nucleaire brandstof voor de aanmaak van kernwapens. Pjongjang geeft als reden hiervoor de verslechterende politieke situatie op het Koreaanse Schiereiland[225].
Deze actie moet in het kader van de brinkmanship-onderhandelingsstrategie worden geplaatst. Kim Il Sung creëert opnieuw een crisis en tracht zo het diplomatieke schaakbord te herschikken. Door het ontketenen van een crisis wil Kim Il Sung een gelegenheid creëren om terug te keren naar de onderhandelingstafel. De internationale gemeenschap zal verplicht zijn te reageren en dat zal de onderhandelingsmogelijkheden van Pjongjang opnieuw verhogen, aldus de Grote Leider[226]. Opgemerkt moet worden dat hij door deze actie ook een nieuwe deadline oplegt aan de Verenigde Staten. Noord-Korea zal een bepaalde tijdsduur nodig hebben om uit de fuel rods plutonium te verrijken of om deze veilig op te bergen. Het is dus een kwestie voor de VS om op deze gemanipuleerde crisis te reageren vooraleer het zo ver is[227].
De reactie van Washington is drieledig. Ten eerste worden alle contacten met Pjongjang geannuleerd, ten tweede oefent de VS druk uit op de Verenigde Naties voor het opleggen van sancties en ten derde wordt de militaire kracht op het Koreaanse schiereiland verder verhoogd. De bedoeling van de VS is duidelijk: “to cut off dialogue and to refer the nuclear issue to the Security Council for punitive action”. Pjongjang brengt zichzelf met zijn zogenaamde slash and burn tactics in moeilijke papieren. De drie meest betrokken partijen (Seoel, Japan en de VS) worden nu dichter bijeengedreven dan ooit te voren en ook de internationale gemeenschap is vastberaden om collectief op te treden tegen Noord-Korea. Daarbij komt nog het feit dat Noord-Korea op geen enkele bondgenoot kon rekenen[228].
Zowel de VS, Japan als Zuid-Korea zijn voorstander van sancties, maar hiervoor zal de steun van de VN-veiligheidsraad noodzakelijk zijn. Frankrijk en Groot-Brittannië staan bekend als ‘nonproliferation hawks’ en zijn dus voorstander van sancties. Ook Rusland gaat na onderhandelingen akkoord met sancties. China heeft doorheen de crisis steeds aangegeven dat het een positieve rol wenst te spelen en dat het tegenstander is van een sanctiebeleid. Begin juni 1994 zal Peking echter deze stellingname bijsturen. Het geeft te kennen dat het zich zal onthouden bij een ‘beperkte sanctie’-resolutie en dat het bijgevolg de wil van de internationale gemeenschap met betrekking tot het opleggen en het bekrachtigen van sancties niet zal dwarsbomen. Pjongjang’s isolement lijkt nu compleet[229].
Gekoppeld aan het sanctiebeleid is het volgens de VS ook noodzakelijk dat het militaire vermogen op het schiereiland wordt opgedreven. Dit zal aan Noord-Korea duidelijk maken dat elke vorm van militaire actie zinloos is. Pjongjang heeft meermaals laten uitschijnen dat het sancties aanziet als zeer provocatief en dat deze sancties zullen worden opgevat als een oorlogsverklaring. Nu gaat het land nog een stap verder door te stellen dat sancties gelijk staan aan oorlog. Het is dus belangrijk dat de militaire opbouw vooraf zal gaan aan de bekrachtiging van sancties om Noord-Korea hiervan te weerhouden[230]. Het is ook belangrijk op te merken dat de zogenaamde Osirak option steeds meer aanhang begint te vinden in Washington. Dit houdt een preëmptieve aanval in op de nucleaire installaties in Yongbyon[231].
Op 10 juni besluit het IAEA zelf tot het nemen van een sanctie jegens Noord-Korea. Het agentschap zegt een technologisch bijstandsprogramma aan Pjongjang op, ter waarde van 250 000 dollar. De reactie van Pjongjang volgt drie dagen later: het land trekt zich terug uit het IAEA en dreigt ermee alle inspecteurs van het IAEA het land uit te zetten. De crisis blijft escaleren en de oorlogsdreiging neemt toe. De VS en Noord-Korea staan ‘on the brink of war’[232].
De escalerende crisis is niet onopgemerkt gebleven aan het oog van voormalig president Jimmy Carter. Hij is ervan overtuigd dat enkel rechtstreekse communicatie met Kim Il Sung een nieuwe Koreaanse oorlog kan vermijden. Carter stelt voor om zelf onderhandelingen aan te vatten met de Grote Leider en die laatste stemt daar begin juni mee in. Carters trip is niet officieel, wat inhoudt dat hij niet beschouwd wordt als een vertegenwoordiger van de Amerikaanse regering. Wel heeft Carter voor zijn initiatief de toestemming van de regering-Clinton gekregen. Carter zal gaan fungeren als boodschapper tussen Washington en Pjongjang[233].
Vanuit Noord-Koreaans oogpunt is de trip van Carter zeer belangrijk. Het land wordt binnen korte termijn blootgesteld aan mogelijke internationale sancties en het staat op de rand van oorlog. Het beschikt niet over een exitstrategie om zonder gezichtsverlies terug te keren van de ‘brink’. Het bezoek van een voormalig president die openstaat voor dialoog en sceptisch staat tegenover sancties zal Pjongjang de mogelijkheid bieden om zonder gezichtsverlies uit het conflict te komen[234].
Carter landt op 13 juni in Zuid-Korea, de dag dat Noord-Korea aankondigt dat het zich terugtrekt uit het IAEA en ermee dreigt de inspecteurs het land uit te zetten. Op 15 juni komt Carter aan in Noord-Korea en de dag nadien zal de voormalige president een ontmoeting hebben met Kim Il Sung. De Noord-Koreaanse leider wijst er in zijn gesprek met Carter op dat Noord-Korea reeds in 1993 de wens heeft uitgedrukt om zijn nucleaire reactoren te vervangen door lichtwaterreactoren. Kim Il Sung stelt duidelijk dat: “If the United States had helped North Korea then to acquire a light water reactor, even from a third country, the current problems could have been avoided. If the United States would now agree to a third round of talks and help the D.P.R.K. to get light water reactors, there would be no problems.[235]”
Jimmy Carter verduidelijkt de Amerikaanse bezorgdheid omtrent het nucleaire programma van Noord-Korea en hij stelt dat het belangrijk is dat het IAEA wordt toegelaten voor een constante en ononderbroken observatie van de nucleaire faciliteiten. Vervolgens vraagt hij Kim Il Sung of de inspecteurs van het IAEA toestemming krijgen om te blijven. Deze gaat hiermee akkoord en de zogenaamde Carter-Kim-deal komt tot stand: Noord-Korea zal zijn nucleaire activiteiten bevriezen in ruil voor steun bij de vervanging van de nucleaire reactoren door moderne lichtwaterreactoren. Ook belooft Carter dat hij de Noord-Koreaanse wens voor een nieuwe onderhandelingsronde zal overbrengen aan Washington als Noord-Korea zich houdt aan zijn verplichtingen tegenover het IAEA[236].
Het wordt duidelijk dat de tactiek van Kim Il Sung om een crisis te ontketenen en zo terug te keren naar de onderhandelingstafel voor het bereiken van een diplomatieke oplossing geslaagd is. Carter noemt deze deal een zeer belangrijke en positieve stap voorwaarts in de oplossing van de crisis. Hij stelt dat het nu aan de Clinton-regering is om verdere stappen te ondernemen. Washington is bereid de Carter-Kim-deal te respecteren en opnieuw gesprekken aan te knopen met Pjongjang onder drie voorwaarden. Ten eerste mag Noord-Korea geen plutonium onttrekken aan nucleaire brandstof, ten tweede mag de 5-megawattreactor niet worden heropgestart en ten derde moet Pjongjang de IAEA-inspecteurs opnieuw ten volle toegang verlenen in Yongbyon. Ook benadrukt Washington dat dit niet betekent dat het zijn inspanningen voor het bereiken van een VN-veiligheidsraadresolutie stopzet[237].
Op 20 juni zendt Robert Gallucci het standpunt van de regering-Clinton naar Kang Sok Ju. Twee dagen later antwoordt Kang dat Noord-Korea ingaat op de eisen van Washington en dat Kim Il Sung vastberaden is het nucleaire issue voorgoed op te lossen. De datum waarop een nieuwe onderhandelingsronde van start zal gaan is 8 juli. De interventie van Carter heeft beide partijen weggehaald van de brink, verdere onderhandelingen zullen nu echter uitwijzen of de crisis definitief kan worden opgelost[238].
4.2.5. Naar een oplossing van de crisis: het Agreed Framework
Na de interventie van Jimmy Carter zijn nog vier maanden van onderhandelingen nodig om het nucleaire issue op te lossen in het Agreed Framework. De VS en Noord-Korea hebben op de ‘brink of disaster’ gestaan en de regering-Clinton stelt dat de dreiging met sancties van de VN-veiligheidsraad en de militaire dreiging van de VS voor de diplomatieke doorbraak in het escalerende conflict hebben bewerkt. Opgemerkt moet worden dat er weinig hard bewijsmateriaal voorhanden is om deze bewering te staven en experts geloven dat het vooral het bezoek van Jimmy Carter is dat zorgde voor een doorbraak in het escalerende conflict[239].
De nieuwe onderhandelingsronde zal op 8 juli van start gaan in Genève. Het onderwerp van de onderhandelingen is duidelijk: enerzijds moet het nucleaire wapenprogramma van Noord-Korea worden bevroren en anderzijds moet een akkoord worden bereikt in verband met de vervanging van de nucleaire reactoren door lichtwaterreactoren. Op de dag dat de onderhandelingen van start zouden gaan krijgt Kim Il Sung echter een beroerte en hij sterft op 9 juli 1994. De nieuwe onderhandelingsronde tussen Robert Gallucci en Kang Sok Ju wordt uitgesteld[240].
Pjongjang laat in de aanloop naar de komende onderhandelingsronde uitschijnen dat het vastbesloten is zijn harde onderhandelingsstrategie van brinkmanship aan te houden. Wanneer de spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea toenemen na de dood van Kim Il Sung (meerbepaald omdat Zuid-Korea weigert zijn medeleven uit te drukken), stelt de Amerikaanse Assistant Secretary of State Lord dat de VS vindt dat de dialoog tussen Noord-Korea en zijn zuiderbuur voor Washington zeer belangrijk is. Deze uitspraak wordt door Pjongjang als provocatief ervaren en het reageert zeer hevig. Het stelt dat indien de verbetering tussen de Noord-Zuid-relaties een preconditie wordt voor de verbetering van de relaties tussen Pjongjang en Washington tijdens de nakende onderhandelingsronde “a fatal roadblock would be erected in the way of the solution to the nuclear issue”[241].
De nieuwe onderhandelingsronde gaat op 5 augustus van start in Genève. Na een week van onderhandelen wordt op 12 augustus een agreed statement aangenomen met een aantal stappen die door beide partijen op basis van wederkerigheid moeten worden genomen (tit for tat). Het statement bevat een proces voor de eliminatie van het nucleaire-wapenprogramma van Noord-Korea. In ruil daarvoor maakt de VS beloftes in verband met de normalisatie van diplomatieke en economische relaties en het belooft Noord-Korea assistentie bij de vervanging van de nucleaire reactoren door lichtwaterreactoren. Verdere gesprekken worden uitgesteld tot 23 september[242].
De 29 dagen tussen 23 september en 21 oktober 1994 worden gekenmerkt door intense onderhandelingen tussen Washington en Pjongjang in Genève. Wederom stelt Noord-Korea zich in het laatste stadium van de onderhandelingen zeer hard op. Het voorstel van de VS om het project van de lichtwaterreactoren te realiseren via een consortium van verschillende landen wordt door Pjongjang positief onthaald. De centrale rol die de VS daarin voorstelt voor Zuid-Korea, bevalt Pjongjang echter niet. Seoel eist daarenboven speciale inspecties van de Noord-Koreaanse nucleaire faciliteiten vooraleer het zich daadwerkelijk verbindt tot de voorziening van de nieuwe reactoren. De bedoeling van deze inspecties is ‘clearing up the past nuclear activities of North Korea’. Ook de VS is hiervan voorstander[243]. Concreet betekent dit ook dat de 8000 fuel rods verwijderd moeten worden uit Noord-Korea en dat alle nucleaire faciliteiten ontmanteld dienen te worden. Voor Noord-Korea is dit echter onaanvaardbaar. Enkel indien de nieuwe lichtwaterreactoren operationeel zullen worden, kan Noord-Korea onderhandelen over het al dan niet toelaten van speciale inspecties, het verwijderen van de nucleaire reactorbrandstof en de ontmanteling van zijn nucleaire faciliteiten. Noord-Korea dreigt er verder ook mee om de 5-megawattreactor opnieuw op te starten, maar stelt dat dit enkel zal zijn voor vreedzame doeleinden. Pjongjang is vastberaden om een tit-for-tat-strategie te hanteren en zijn nucleaire troeven niet meteen allemaal uit handen te geven. De onderhandelingen dreigen opnieuw in een impasse te komen[244].
Begin oktober kan Robert Gallucci Washington ervan overtuigen om de speciale inspecties en de verwijdering van de fuel rods uit te stellen totdat de hoofdcomponenten van de nieuwe nucleaire reactoren aan Noord-Korea geleverd zijn. Dit laatste kan echter vijf jaar duren. Washington geeft Pjongjang te kennen dat het akkoord gaat met het uitstellen van de speciale inspecties en de ontmanteling van de bestaande nucleaire faciliteiten. Wel maakt de VS duidelijk aan Noord-Korea dat de 5-megawattreactor niet opnieuw mag worden opgestart[245]. Op 12 oktober worden, na twee dagen van hevige onderhandelingen, twee doorbraken gerealiseerd die leiden tot het afsluiten van het Agreed Framework. Ten eerste zal het verschepen van de 8000 fuel rods uit Noord-Korea beginnen zodra de sleutelcomponenten voor de eerste nucleaire reactor worden geleverd. De volledige verwijdering moet voltooid zijn tegen het tijdstip waarop de eerste reactor klaar is. Ten tweede zal de ontmanteling van de nucleaire faciliteiten in Noord-Korea aanvangen wanneer de eerste lichtwaterreactor operationeel wordt[246].
Op 21 oktober 1994 wordt het Agreed Framework tussen de VS en Noord-Korea door Kang Sok Ju en Robert Gallucci ondertekend in Genève (zie bijlage). Dit akkoord zal een einde maken aan de eerste nucleaire crisis.
Het akkoord houdt voor beide partijen een reeks gemeenschappelijke verplichtingen in. Ten eerste komen beide landen tot de overeenkomst dat moet worden gewerkt aan genormaliseerde economische en politieke relaties tussen de VS en Noord-Korea. Dit houdt onder meer in dat Washington een einde zal maken aan sancties die reeds voor de eerste nucleaire crisis op Noord-Korea van toepassing waren. Ten tweede spreken beide landen af dat het Koreaanse schiereiland gevrijwaard moet worden van nucleaire wapens. De VS belooft hierbij Noord-Korea niet te bedreigen met nucleaire wapens. Noord-Korea belooft stappen te ondernemen om de North-South Joint Declaration on the Denuclearization of the Korean Peninsula uit 1992 te implementeren.
Vervolgens houdt het akkoord voor beide staten afzonderlijke verplichtingen in. Noord-Korea moet ten eerste de werking van de 5-megawattreactor en de reprocessing plant stopzetten, alsook een mogelijke verdere opbouw van de 50-megawattreactor en de 200-megawattreactor. Ten tweede moet Noord-Korea in full compliance komen met de safeguards van het IAEA. Ten derde moet de nucleaire brandstof (8000 fuel rods) uit de 5-megawattreactor zo snel mogelijk worden opgeslagen in speciale containers en verwijderd worden van het schiereiland. Tot slot eist het Agreed Framework ook dat Noord-Korea partij bleef bij het NPV.
De VS wordt ook onderworpen aan verschillende verplichtingen. Washington wordt belast met de oprichting en de organisatie van KEDO (Korea Peninsula Energy Development Organisation). Deze organisatie, die bestaat uit een consortium van landen, waarvan ook landen als Japan en Zuid-Korea deel uitmaken, moet instaan voor de constructie van twee lichtwaterreactoren van 1000 megawatt. Daarenboven moet de VS ook jaarlijks 500 000 ton ruwe olie leveren aan Noord-Korea tot de lichtwaterreactoren operationeel zijn. Dit ter compensatie voor het verlies aan energie dat het land lijdt door het sluiten van zijn nucleaire faciliteiten in Yongbyon[247].
4.3. Noord-Korea on the brink (1993-1994)
Doorheen de geschiedenis heeft Noord-Korea een heel eigen onderhandelingsstrategie ontwikkeld, die van het brinkmanship. Dit is een unilaterale onderhandelingsstrategie die gebruik maakt van dreigementen, bluf en chantage om het maximum aan concessies te verkrijgen van de tegenpartij. Gedurende de onderhandelingen tijdens de eerste nucleaire crisis slaagt Noord-Korea erin om via het aanwenden van deze onderhandelingstactiek als relatief zwak en geïsoleerd land bilaterale onderhandelingen aan te knopen met een supermacht als de Verenigde Staten en er concessies van af te dwingen[248].
Bluf en dreigementen maken volgens Snyder een belangrijke component uit van de strategie van brinkmanship. Zoals uit de vorige paragrafen blijkt zijn deze beide onderhandelingstechnieken duidelijk terug te vinden in de Noord-Koreaanse onderhandelingsstrategie tijdens de eerste nucleaire crisis en hebben zij mee vormgegeven aan de onderhandelingsreputatie die Pjongjang gedurende de laatste decennia heeft opgebouwd. Noord-Korea staat binnen de internationale gemeenschap bekend als een zogenaamde ‘bluffende staat’. Een goed voorbeeld hiervan is wanneer in 1994 de dreiging met sancties vanwege de VN-veiligheidsraad toeneemt: als reactie waarschuwt Noord-Korea zijn tegenstanders dat het opleggen van sancties zal beschouwd worden als een oorlogsverklaring en dat Seoel zal worden omgedoopt in een zee van vuur[249].
Ook de overige componenten van brinkmanship die Snyder vooropstelt, zijnde de vraag tot unilaterale concessies, het opleggen van deadlines en het dreigen met de onderhandelingstafel te verlaten, zijn terug te vinden in de onderhandelingsstrategie van Pjongjang doorheen de bespreking van de eerste nucleaire crisis[250]. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat het gebruik van bluf en dreigementen manifester is en dat ook Washington zich niet onbetuigd laat wat betreft de vraag tot unilaterale concessies alvorens onderhandelingen worden aangevat.
Het is echter foutief om Noord-Korea’s onderhandelingsstrategie van brinkmanship te omschrijven als irrationeel of krankzinnig. De strategie die Pjongjang aanwendt tijdens het onderhandelingsproces is juist zeer goed uitgewerkt en intern consistent. Doorheen de verschillende onderhandelingsrondes tussen de VS en Noord-Korea gedurende de eerste nucleaire crisis kan immers een duidelijk weerkerend patroon worden vastgesteld. In het eerste stadium tonen de Noord-Koreaanse onderhandelaars zich telkens zeer onflexibel. Deze tactiek wordt aangewend om concessies van de tegenpartij te verkrijgen en om aan de superieuren in Pjongjang aan te tonen dat het maximum wordt gedaan om de belangen van het land te verdedigen. Na het aannemen van deze harde houding in het eerste stadium van de onderhandelingen, tonen de onderhandelaars zich in het tweede stadium meer flexibel. Dit wijst erop dat ze op zoek waren naar een mogelijke deal. In een laatste stadium, wanneer een deal in de maak was, gaan de onderhandelaars zich opnieuw zeer hard opstellen in de hoop om nog bijkomende concessies te bewerken[251]. Dit patroon is zeer goed terug te vinden in de onderhandelingsronde tussen Robert Gallucci en Kang Sok Ju met betrekking tot de terugkeer van Noord-Korea naar het NPV in juni 1993.
Ook typisch aan de Noord-Koreaanse onderhandelingsstrategie van brinkmanship is dat ze gebruik maakt van een zogenaamde crisis-oriented negotiation style. Meerbepaald houdt dit in dat een crisis wordt gemanipuleerd om op die manier de aandacht te trekken van de tegenpartij. Voor een geïsoleerd en relatief zwak land als Noord-Korea is deze onderhandelingsstijl vaak de enige mogelijkheid om zijn eigen belangen vertegenwoordigd te zien tijdens onderhandelingen met een machtiger tegenstander. Het manipuleren van een crisis is voor Pjongjang een middel om het onderhandelingsproces in het eigen voordeel te beïnvloeden. Het is daarom een noodzakelijke component in zijn onderhandelingsstrategie[252].
De terugtrekking van Noord-Korea uit het NPV kan beschouwd worden als een goed voorbeeld van deze crisis-oriented negotiation style. Door zich terug te trekken en de Verenigde Staten te confronteren met een deadline van 90 dagen slaagt Noord-Korea erin om controle te verwerven over de agenda van de onderhandelingen. Daarenboven wordt Washington door het diplomatieke manoeuvre van Noord-Korea bijna verplicht om in te gaan op de reeds lang geformuleerde Noord-Koreaanse eis tot bilaterale dialoog. Pjongjang lijkt hierbij uit te gaan van de vraag: “Why not provoke a crisis because we’re not getting any economic or political benefits out of this?”[253]
Doorheen de eerste nucleaire crisis heeft Noord-Korea ook gebruik gemaakt van zogenaamde communistische onderhandelingsstrategieën, zoals geschetst in het theoretisch kader van dit eindwerk. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat enkele van deze karakteristieken ook gelden voor niet-communistische onderhandelingsdelegaties.
Een communistische onderhandelingsdelegatie drukt ten eerste zeer sterk zijn stempel op de onderhandelingsagenda. In de aanloop naar de eerste onderhandelingsronde wordt duidelijk dat ook Pjongjang via het aanwenden van brinkmanship en het nucleaire issue zeer sterk zijn stempel drukte op de onderhandelingsagenda. Ten tweede worden door Pjongjang bovendien ook incidenten gecreëerd die tijdens het onderhandelingsproces voordelen moeten opleveren. Hierboven is reeds de terugtrekking uit het NPV besproken, maar ook het verwijderen van de fuel rods uit de 5-megawattreactor kan gecatalogeerd worden onder het creëren van een incident. Ten derde toont Pjongjang zich ongevoelig voor het lijden van zijn eigen bevolking: het vertraagt vaak het onderhandelingsproces, waardoor economische hulp wordt uitgesteld en de bedreiging met economische sancties nog toeneemt. Hierdoor blijft de bevolking langer geteisterd onder de toenemende hongersnood.
Ook beseft Pjongjang ten vierde dat de onderhandelingen onvermijdelijk zullen leiden tot akkoorden die vanuit hun standpunt verwerpelijk zijn. Pjongjang probeert deze ongunstige akkoorden echter zo veel mogelijk te vermijden. Een voorbeeld hiervan: wanneer Pjongjang zich in oktober 1994 zeer scherp opstelt ten aanzien van de speciale inspecties en het verschepen van de 8000 fuel rods vlak voordat het Agreed Framework wordt afgesloten, resulteert dit in nieuwe hoogoplopende discussies waarbij Pjongjang als het ware het laken naar zich toe kan trekken. Pjongjang maakt zich tijdens het onderhandelingsproces ook schuldig aan het formuleren van schijnissues en aan verdraaiingen van de waarheid. Een voorbeeld hiervan is wanneer Kang Sok Ju de VS er eind januari valselijk van beschuldigt de nieuwe onderhandelingsronde te hebben willen annuleren.
Tot slot leiden concessies vanwege de VS of de internationale gemeenschap er meermaals toe dat Pjongjang zich agressiever en veeleisender opstelt in het onderhandelingsproces. Ook herhaalt Pjongjang bepaalde eisen eindeloos totdat de VS niet anders kan dan hieraan tegemoet te komen. De eis voor hulp bij de opbouw van nieuwe lichtwaterreactoren is hiervan een voorbeeld.
Tot slot is het interessant om nog even stil te staan bij de definitie die Thomas Schelling geeft van brinkmanship. Hoewel deze definitie tijdens het onderhandelingsproces minder operationeel te maken is dan de benadering van Scott Snyder, werkt ze wel verduidelijkend om het conflict in zijn geheel te vatten. Schelling definieert brinkmanship als: “the deliberate creation of a recognizable risk of war, a risk that one does not completely control”[254]. Brinkmanship is dus het creëren van een aanzienlijk risico op oorlog. Schelling stelt de ‘brink’ voor als een aflopende helling met aan het einde een afgrond. Partijen die zich op deze brink bevinden lopen het risico om uit te glijden en in de afgrond te storten.
Deze benadering van brinkmanship is toepasselijk op het nucleaire conflict tussen de VS en Noord-Korea. Doorheen de bespreking van de eerste nucleaire crisis is duidelijk gebleken dat Noord-Korea effectief beide partijen op de brink heeft geplaatst en dat beide partijen in 1994 bijna in de afgrond zijn verzeild: de regering-Clinton overweegt immers een militaire interventie. Het risico op oorlog wordt hier zeer imminent. Indien we Schellings’ metafoor van ‘rocking the boat’ hanteren kan de nucleaire crisis worden voorgesteld als Noord-Korea en de VS die samen in een boot zitten terwijl Noord-Korea moet roeien en daarbij hulp noch aandacht krijgt van de VS. Om toch hulp van de VS te krijgen zal Noord-Korea de boot hard heen en weer doen schommelen, waarop de VS niet anders kan dan te helpen met roeien om Noord-Korea zo tot kalmte aan te manen vooraleer de boot kapseist.
5. De tweede nucleaire crisis (2002-2006)
Het vijfde en laatste deel van deze eindverhandeling is een grondige bespreking van de tweede nucleaire crisis die begint in oktober 2002 en die tot op de dag van vandaag voortduurt.
In het eerste deel wordt een kort overzicht gegeven van de jaren tussen de eerste en de tweede nucleaire crisis. Dit is noodzakelijk omdat in die tijdsperiode een aantal gebeurtenissen plaatsvinden die na het uitbreken van de nieuwe nucleaire crisis een belangrijke rol zullen spelen. In het tweede deel wordt de nieuwe nucleaire crisis vanuit historisch oogpunt benaderd.
Het derde deel bespreekt bondig het onderhandelingsproces tijdens de tweede nucleaire crisis. Hierbij zal onderzocht worden in welke mate Noord-Korea brinkmanship aanwendt als onderhandelingsstrategie. Als eindpunt voor deze bespreking wordt gekozen voor het zespartijenoverleg in september 2005. Hier wordt voor het eerst een voorlopig akkoord bereikt. Het akkoord leidt echter niet tot het einde van de nucleaire crisis. Daarom wordt in de laatste paragraaf van deel 3 een overzicht gegeven van de meest recente gebeurtenissen en wordt een blik op de toekomst geworpen.
In het laatste deel wordt de tweede nucleaire crisis opnieuw teruggekoppeld naar het theoretisch kader van deze eindverhandeling. Opnieuw zal onderzocht worden in welke mate Noord-Korea tijdens deze nucleaire crisis gebruik maakt van brinkmanship of typisch communistische onderhandelingstechnieken.
5.1. De aanloop naar de tweede nucleaire crisis
Het Agreed Framework maakt in 1994 een einde aan de eerste nucleaire crisis. Toch is het akkoord niet naar de zin van de zogenaamde haviken in Washington. Zij bekritiseren de regering-Clinton fel omdat deze koos voor een diplomatieke oplossing en niet de Osirak-optie doordreef. Noord-Korea kwam volgens hen als winnaar uit de onderhandelingen: het land wordt voorzien van olie, er komt een einde aan het diplomatieke isolement, de economie zal dankzij het wegnemen van de jarenoude Amerikaanse sancties heropleven én het nucleaire programma blijft intact, want het wordt enkel bevroren. De Amerikaanse haviken noemen het Agreed Framework een ‘capitulation to blackmail’ (of anders gezegd: de VS heeft zich overgegeven aan het Noord-Koreaanse brinkmanship) en wanneer in de daaropvolgende jaren de spanningen tussen Washington en Pjongjang toenemen zullen ze meermaals ijveren voor het opzeggen van dit akkoord[255].
Het Agreed Framework leidt uiteindelijk niet tot een verbeterde samenwerking tussen de VS en Noord-Korea. De jaren na het akkoord zullen gekenmerkt worden door verdachtmakingen, onenigheid en onrust. In 1995 dreigt Noord-Korea ermee om zich terug te trekken uit het wapenstilstandsakkoord dat in 1953 een einde maakte aan de Koreaanse oorlog. Daaropvolgend start het land militaire manoeuvres die indruisen tegen dit akkoord[256]. Vervolgens wordt in september 1996 een spionageduikboot opgemerkt in Zuid-Koreaanse wateren. Ook ontstaat er meer en meer bezorgdheid omtrent de export van ballistische raketten uit Noord-Korea naar Zuid-Azië en het Midden Oosten. Amerikaanse initiatieven om de relaties met Pjongjang te verbeteren worden afgewezen of blijven onbeantwoord[257]. Noord-Korea zet langzaam maar zeker de verschillende partijen terug op de brink.
De Verenigde Staten van hun kant komen slechts zeer traag tegemoet aan de opgelegde verplichtingen onder het Agreed Framework. Pas in augustus 1997 ontstaan de definitieve plannen voor de opbouw van de lichtwaterreactoren en slechts in december 1999 wordt het eindcontract door KEDO ondertekend. Dit betekent dat het minstens tot 2007 zal duren vooraleer de eerste lichtwaterreactor operationeel wordt, terwijl dit aanvankelijk in 2003 gepland was. Ook stelt de VS het opheffen van de economische sancties steeds uit en worden telkens voorwaarden geformuleerd waaraan Noord-Korea tegemoet moet komen indien het bevrijd wil worden van de Amerikaanse sancties die reeds voor de eerste nucleaire crisis werden opgelegd. Dit laatste druist volgens Pjongjang in tegen het Agreed Framework en steeds meer begint Pjongjang opnieuw een vijandige houding ten aanzien van Washington aan te nemen[258].
Begin mei 1998 beschuldigt Pjongjang de VS ervan zijn verbintenis met betrekking tot de bouw van de lichtwaterreactoren niet na te komen. Het dreigt ermee om zijn nucleair programma opnieuw op te starten. Op 9 mei hekelt de Noord-Koreaanse minister van buitenlandse zaken Kim Yong Nam de VS met volgend dreigement: “Your government takes us for granted because you think we are weak. We are loosing patience. Our generals and atomic industry leaders insist that we must resume our nuclear program and develop appropriate military capabilities. If you do not act in good faith, there will be consequences.”[259]. Noord-Korea tracht opnieuw een impliciete deadline op te leggen.
Twee gebeurtenissen in augustus 1998 zorgen ervoor dat de spanningen nog verder toenemen en dat beide partijen opnieuw dichter naar de afgrond schuiven: een test van een ballistische Taepo Dong-raket en de ontdekking van een verdachte constructie in Kumchang-ri.
Noord-Korea werkte al geruime tijd aan een programma voor ballistisch raketten. De regering-Clinton uitte hierover reeds zijn bezorgdheid, maar de spanningen omtrent het rakettenprogramma nemen fel toe wanneer Noord-Korea op 31 augustus een ballistische Taepo Dong-raket test die daarenboven nog over het Japanse grondgebied vliegt[260]. Noord-Korea dreigde er al langer mee om rakettentests uit te voeren. Scott Snyder stelt dat brinkmanship slechts efficiënt is wanneer nu en dan kan worden aangetoond dat niet alle dreigementen bluf zijn. Met het daadwerkelijk lanceren van deze testraket toont Pjongjang op een weinig subtiele manier aan dat het in staat is om de Amerikaanse troepen in Japan te bereiken en het verhoogt op die manier de geloofwaardigheid van zijn dreigementen[261].
In november onthult de Amerikaanse intelligence dat Noord-Korea werkt aan twee nieuwe faciliteiten voor de lancering van Taepo Dong-raketten en kondigt Pjongjang aan dat het een tweede test in het vooruitzicht stelt. Ook toont de intelligence aan dat Noord-Korea werkt aan de ontwikkeling van de Taepo Dong 2, een intercontinentale ballistische raket (ICBM) die in staat moet zijn om het westelijke deel van het Amerikaanse vasteland te bereiken[262].
Voor de haviken in Washington levert het Taepo Dong-issue een nieuw bewijs dat het Amerikaanse beleid ten aanzien van Noord-Korea moet worden veranderd. De regering-Clinton waarschuwt Pjongjang dat een tweede test ernstige gevolgen zou hebben, maar aarzelt om dwingende maatregelen te nemen. In plaats hiervan stelt Clinton voor om de Amerikaanse economische sancties te verlichten indien Noord-Korea een moratorium aanvaardt op zijn rakettentests. Op 17 september 1999, bijna een jaar later, wordt dit door beide partijen goedgekeurd. Washington laat echter wel verstaan dat sancties terug zullen worden ingevoerd indien Pjongjang zich niet houdt aan het moratorium[263].
De tweede gebeurtenis die in augustus 1998 de spanningen tussen de VS en Noord-Korea doet toenemen is de ontdekking door Amerikaanse spionagesatellieten van een verdachte constructie in Kumchang-ri. De CIA verdenkt Noord-Korea ervan bezig te zijn met de opbouw van een ondergrondse nucleaire faciliteit. Volgens experts zal het nog minstens twee tot zes jaar duren vooraleer de constructie operationeel kan worden gemaakt en dus vormt de mogelijke nucleaire faciliteit geen directe bedreiging voor de Verenigde Staten. Wel rijzen er vragen omtrent de bereidwilligheid van Pjongjang om trouw te blijven aan zijn verplichtingen onder het Agreed Framework[264].
De regering-Clinton wordt opnieuw blootgesteld aan binnenlandse critici die ervoor ijveren om het akkoord uit 1994 nu voorgoed te verlaten. De regering houdt echter vast aan het akkoord en verdedigt zijn standpunt als volgt: indien het Agreed Framework wordt opgezegd kan Noord-Korea zijn bevroren nucleaire faciliteiten terug opstarten en kan het binnen enkele maanden beschikken over atoomwapens. Het verwerven van kernwapens via de nucleaire faciliteit in Kumchang-ri zou minstens vijf jaar in beslag nemen[265].
Toch komt het Agreed Framework sterk onder vuur te liggen wanneer Noord-Korea 300 miljoen dollar vraagt voor het toestaan van een inspectie in de verdachte faciliteit. Washington wil hierop niet ingaan en waarschuwt Pjongjang dat deze vraag tot unilaterale concessie het akkoord van 1994 in gevaar brengt. In maart 1999 mildert Pjongjang zijn houding en beide partijen bereiken een akkoord: inspecteurs van de VS mogen de verdachte faciliteit in Kumchang-ri onderzoeken in ruil voor verbeterde politieke en economische relaties. De inspectie vindt plaats in mei 1999 en het enige wat de inspecteurs aantreffen is een leeg tunnelcomplex[266].
In het laatste jaar onder president Clinton wordt het Noord-Koreaanse nucleaire issue gekenmerkt door een relatieve kalmte. Wanneer de verlichting van de Amerikaanse sancties daadwerkelijk plaatsvindt in juni, kondigt Noord-Korea aan dat het moratorium op zijn rakettentests geldig blijft voor onbepaalde duur. Ook de relaties met Zuid-Korea verlopen in een relatief goede sfeer, dit onder invloed van de Sunshine Policy die door Kim Dae-Jung wordt gevoerd en die de goedkeuring heeft van de Clinton-regering. Ondanks de nieuwe uitingen van brinkmanship vanwege Noord-Korea, zorgt de VS ervoor dat beide partijen op een relatief veilige afstand van de afgrond blijven. Eind 2000 komen er echter signalen dat het Amerikaans beleid ten aanzien van Noord-Korea zal veranderen onder Clintons opvolger George W. Bush[267].
Gedurende het eerste jaar van de ambtstermijn van Bush zijn er geen ingrijpende wijzigingen in het Amerikaanse beleid. Wel maakt de Amerikaanse president Kim Dae-Jung duidelijk dat hij, anders dan president Clinton, geen voorstander is van de Sunshine Policy ten aanzien van Noord-Korea. Zo verbiedt hij dat de Zuid-Koreaanse president een vredesverklaring afsluit met Pjongjang, omdat Noord-Korea nog steeds een belangrijke bedreiging vormt voor de Verenigde Staten. In de loop van 2001 zal de Sunshine Policy van Kim Dae-Jung vastlopen[268].
De spanningen tussen Washington en Pjongjang nemen toe wanneer de regering-Bush geen substantiële acties onderneemt om tegemoet te komen aan de verplichtingen van de VS onder het KEDO-project. Ook het proces naar genormaliseerde politieke en economische relaties, dat veelbelovend leek tijdens het laatste jaar van de regering-Clinton, wordt een halt toegeroepen. Noord-Korea reageert hierop door te stellen dat indien Washington zijn verbintenissen onder het Agreed Framework niet ernstiger neemt, Pjongjang ook geen verplichting meer zal voelen om zijn verbintenissen na te leven[269].
De terroristische aanslagen van 11 september zullen ook hun impact hebben op de relaties tussen de VS en Noord-Korea. Hoewel Pjongjang de aanslagen veroordeelde, wordt het regime in januari 2002 door president Bush ingedeeld als behorende tot de as van het kwaad. Bush verklaart dat Washington niet zal twijfelen om een preëmptieve militaire aanval uit te voeren tegen landen die de VS of een van zijn bondgenoten bedreigen met massavernietigingswapens[270]. Het wordt snel duidelijk dat de regering-Bush de risico’s van de brink niet schuwt.
Desalniettemin schijnt Pjongjang in de herfst van 2002 te opteren voor een beleid dat de relaties met de VS en de buurlanden in Oost-Azië tracht te verbeteren. Noord-Korea neemt initiatieven om de relaties met Zuid-Korea te normaliseren, het kondigt economische hervormingen aan en het vraagt om opnieuw onderhandelingen met de VS op te starten. Het is in deze context dat James Kelly, Secretary of State voor Oost-Azië, begin oktober 2002 afreist naar Pjongjang met bezwarende informatie die een einde zal maken aan het Agreed Framework en het begin zal zijn van de tweede nucleaire crisis: Amerikaanse intelligence toonde aan dat Noord-Korea bezig was met een geheim programma voor uraniumverrijking[271].
5.2. Tweede nucleaire crisis historisch
Het Noord-Koreaanse geheime programma ter verrijking van uranium is in strijd met het Agreed Framework uit 1994. Uranium is, naast plutonium, een van de twee stoffen die gebruikt worden bij de aanmaak van nucleaire wapens. Het is niet zeker wanneer Noord-Korea het programma daadwerkelijk opstartte, maar experts geloven dat het programma reeds enkele jaren aan de gang was vooraleer het bekend werd. Noord-Korea werd in zijn nieuwe nucleaire queeste vermoedelijk geholpen door Pakistan. In ruil voor onderdelen van ballistische raketten leverde Islamabad aan Pjongjang de noodzakelijke onderdelen voor de productie van hoog verrijkt uranium[272].
In een eerste reactie ontkent Noord-Korea het bestaan van dit programma en stelt het dat de verdachtmaking een Amerikaans verzinsel is. Op 4 oktober zal Noord-Korea het bestaan van het programma echter toegeven. Het is volgens Pjongjang een gerechtvaardigde reactie op de vijandige houding van de Verenigde Staten. Later zal Pjongjang tijdens onderhandelingen het bestaan van dit programma echter opnieuw ontkennen[273].
De overgang van de regering-Clinton naar de regering-Bush werd inderdaad gekenmerkt door een vijandige houding vanwege de VS. Ten eerste had president Bush de Sunshine Policy van Kim Dae-Jung doen fnuiken, wat inhield dat Noord-Korea het afsluiten van een vredesverdrag en het verwerven van financiële steun kon vergeten. Ten tweede had Bush Noord-Korea ingedeeld als behorende tot de as van het kwaad. Ten derde had Washington Kim Jong Il omschreven als een ‘Pygmy who deliberately starved his own people’, wat wees op weinig respect voor de Noord-Koreaanse leider. De VS had ten vierde ook te kennen gegeven dat het, ondanks zijn oorlogsinspanningen in Irak, in staat was om twee oorlogen tegelijk uit te vechten. Deze stellingname werd door Noord-Korea als zeer provocatief ervaren omdat het vreesde het volgende land te zijn dat door de VS zou worden aangevallen. Tot slot maakte Washington er geen geheim van dat het Missile Defense System ook tegen Noord-Korea was gericht[274].
Belangrijk om op te merken is dat Pjongjang na de bekendmaking van het geheime uraniumprogramma op 27 oktober 2002 een voorstel doet aan de VS om het nucleair dispuut op te lossen: indien de VS akkoord gaat met het afsluiten van een non-agressieverdrag zal Noord-Korea bereid zijn om te praten over een stopzetting van het nucleaire programma. In de volgende maanden en jaren zal Noord-Korea de vraag tot het afsluiten van een non-agressieverdrag nog verscheidene malen herhalen[275].
Bush stelt in een eerste reactie op het bekendmaken van het geheime programma dat de crisis opgelost dient te worden via diplomatie. De toestand zal echter escaleren wanneer de VS en zijn Oost-Aziatische bondgenoten half november aankondigen dat de leveringen van olie tijdelijk zullen worden opgeschort. Op 15 november verkondigt president Bush ook dat de Verenigde Staten geen enkele intentie hebben om Noord-Korea militair binnen te vallen, maar dat Washington niet zal ingaan op de vraag van Noord-Korea voor het afsluiten van een non-agressieverdrag[276]. Enkele weken na de bekendmaking van het stopzetten van de olieleveringen kondigt Noord-Korea aan dat het bezig is met het heropstarten van het nucleaire complex in Yongbyon. Deze aankondiging betekent het definitieve einde van het Agreed Framework. Ook geeft Noord-Korea aan Japan te kennen dat het ernstig overweegt om een einde te maken aan het moratorium op rakettentests[277].
Eind december escaleert de crisis verder wanneer Noord-Korea begint met het verwijderen van de verzegeling en de bewakingscamera’s die door het IAEA werden aangebracht in Yongbyon. Ook geeft Pjongjang op 27 december te kennen dat het de inspecteurs van het IAEA het land uitzet. In een brief aan het IAEA stelt Pjongjang dat “Our freeze on nuclear facilities has been lifted, the mission of IAEA inspectors has naturally drawn to an end.”[278] Doorheen de tweede nucleaire crisis zal de rol van het IAEA bijgevolg ook veel beperkter zijn dan tijdens de eerste nucleaire crisis.
In de daaropvolgende weken zal Noord-Korea de crisis nog verder laten escaleren. Op 10 januari 2003 kondigt Pjongjang aan dat het zich definitief terugtrekt uit het NPV. Washington reageert hierop door te stellen dat het openstaat voor gesprekken over hoe Noord-Korea kan tegemoet komen aan zijn verplichtingen ten aanzien van de internationale gemeenschap, maar het stelt duidelijk dat deze gesprekken niet gelijk zijn aan formele bilaterale onderhandelingen[279]. Op 12 februari verwijst het IAEA de zaak door naar de VN-veiligheidsraad. De Veiligheidsraad bespreekt de zaak voor de eerste maal op 19 februari, maar stelt een definitieve beslissing over het issue uit[280].
Enkele weken na de aankondiging tot terugtrekking uit het proliferatieverdrag maakt Pjongjang bekend dat het de 5-megawattreactor in Yongbyon opnieuw opstart. Pjongjang geeft hiervoor als reden op dat het nood heeft aan elektrische energie nadat de KEDO aankondigde dat de leveringen van ruwe olie werden opgeschort. Pjongjang beschuldigt Washington er ook van een militaire invasie en een maritieme blokkade te plannen. Op 18 maart waarschuwt een woordvoerder van het Koreaanse leger dat indien dit daadwerkelijk zal geschieden, Pjongjang het wapenstilstandsverdrag zal opzeggen dat in 1953 een einde maakte aan de Koreaanse oorlog[281].
Begin maart duikt bewijsmateriaal op van een mogelijke verwijdering van de fuel rods uit hun opslagplaats. Dit zou erop wijzen dat Noord-Korea is overgegaan tot het onttrekken van plutonium aan het nucleaire reactorafval. In mei leveren Amerikaanse satellietfoto’s bijkomend bewijsmateriaal dat aantoont dat de reprocessing plant terug in werking is gesteld. Er is echter op dat moment geen hard bewijsmateriaal dat erop wijst dat reeds plutonium werd onttrokken aan de verwijderde fuel rods[282]. Op 9 april slaagt de VN-veiligheidsraad er niet in om Noord-Korea te veroordelen voor zijn terugtrekking uit het NPV. De reden hiervoor is dat zowel China als Rusland gekant zijn tegen sancties. Op 10 april wordt de Noord-Koreaanse terugtrekking een feit[283].
Eind mei ontdoet Noord-Korea zich van de laatste wettelijke beperking op zijn nucleaire activiteiten: het verwerpt de Joint Declaration on the Denuclearization of the Korean Peninsula dat het in 1992 afsloot met Zuid-Korea. Pjongjang beschuldigt Washington ervan plannen te hebben om een militaire aanval uit te voeren tegen Noord-Korea. Pjongjang stelt dat: “We have realised that as long as the United States does not abandon its hostile policy against the North, efforts to keep the Korean Peninsula nuclear free is nothing more than an illusion.”[284]
Gedurende de eerste maanden van het conflict is de houding van Washington duidelijk: er is geen mogelijkheid tot daadwerkelijke onderhandelingen met Pjongjang vooraleer die laatste een einde maakt aan de schendingen van het Agreed Framework en vooraleer wordt ingestemd met inspecties. Onder druk van de Oost-Aziatische bondgenoten stemt Washington in januari 2003 uiteindelijk toch in met gesprekken, maar het maakt hierbij duidelijk dat de gesprekken in een multilaterale context zullen plaatsvinden. Washington maakt hierbij duidelijk dat het geen uitsluitend Amerikaans probleem is, maar een probleem dat de hele regio aanbelangt. Ook stelt de regering-Bush dat het verleden, meerbepaald de regeertijd van president Clinton, heeft aangetoond dat bilaterale onderhandelingen met Noord-Korea weinig succesvol zijn. Pjongjang heeft echter altijd aangedrongen op bilaterale gesprekken met Washington. Dit zal tot een impasse leiden die in april 2003 wordt opgelost wanneer Pjongjang uiteindelijk toch instemt met multilaterale onderhandelingen[285].
De betrokkenheid van China in multilaterale onderhandelingen is voor de Verenigde Staten zeer belangrijk. Tijdens de tweede nucleaire crisis zal China een proactieve rol spelen, dit in tegenstelling tot de rol van tussenpersoon tijdens de eerste nucleaire crisis. Omdat China wordt aanzien als Noord-Korea’s belangrijkste handelspartner en Noord-Korea’s belangrijkste bron van voedsel- en energiebijstand, zal de rol van China tijdens het onderhandelingsproces belangrijk zijn om Pjongjang economisch onder druk te zetten[286].
Gedurende de volgende jaren zullen verschillende onderhandelingsrondes plaatsvinden die uiteindelijk in september 2005 tot een voorlopig akkoord leiden. De bespreking van de verschillende onderhandelingsrondes is het onderwerp van volgende paragraaf.
5.3. Onderhandelingsproces tijdens de tweede nucleaire crisis
Het onderhandelingsproces tijdens de tweede nucleaire crisis verschilt op een aantal vlakken van het onderhandelingsproces tijdens de eerste nucleaire crisis. Zo is de rol van China tijdens de tweede crisis veel manifester dan tijdens de eerste crisis. Anderzijds is de rol van de VN-Veiligheidsraad en het IAEA in de tweede nucleaire crisis beperkter. Het concept van de onderhandelingen is ook verschillend: terwijl de VS tijdens de eerste nucleaire crisis toegeeft aan bilaterale onderhandelingen, zal het land tijdens de tweede nucleaire crisis enkel via multilaterale weg in onderhandeling treden met Noord-Korea.
Een grondige vergelijking tussen de eerste en de tweede crisis behoeft echter meer en diepgaand onderzoek. In de volgende paragrafen zal de aandacht opnieuw gevestigd worden op het kernthema van deze eindverhandeling: de Noord-Koreaanse nucleaire onderhandelingsstrategie. Want hoewel er verscheidene verschilpunten tussen de twee nucleaire crisissen zijn, de brinkmanship-onderhandelingsstrategie van Noord-Korea blijft een element van continuïteit.
Achtereenvolgens zullen de verschillende onderhandelingsrondes worden beschreven tot en met de onderhandelingsronde in september 2005. In een laatste paragraaf zal tot slot een blik op de toekomst worden geworpen. Hierbij zal kort de laatste mislukte onderhandelingsronde in november worden besproken alsook het financieel dispuut tussen Noord-Korea en de VS dat momenteel een nieuwe multilaterale onderhandelingsronde onmogelijk maakt.
5.3.1. De eerste onderhandelingsronde
Het nieuwe nucleaire conflict dat in oktober 2002 van start gaat past eens te meer zeer goed in de strategie van brinkmanship. Pjongjang manipuleert opnieuw een crisis om zo de aandacht van de Verenigde Staten te trekken. Nadat het bestaan van een geheim uraniumprogramma bekend wordt, zal het land in een reeks opeenvolgende acties het conflict hevig doen escaleren. Hierdoor schuiven de VS en Noord-Korea op de brink steeds dichter naar de afgrond toe. Wel moet vooraf opgemerkt worden dat de militaire dreiging tijdens de tweede nucleaire crisis minder groot is dan tijdens de eerste crisis – tenminste als de informatie volledig is die daarover momenteel is vrijgegeven. Hoewel de verschillende partijen tijdens de tweede crisis in feite weinig toekomen aan daadwerkelijk onderhandelen, zijn ze allen voorstander van een diplomatieke oplossing.
Het voorstel van de VS om de onderhandelingen in multilaterale context te houden is voor Noord-Korea echter onaanvaardbaar. Pjongjang stelt dat het enkel de VS is die de nationale veiligheid van Noord-Korea bedreigt en dat dit probleem daarom enkel kan worden opgelost via bilaterale onderhandelingen tussen de twee landen. Noord-Korea is ook duidelijk in zijn eisen ten aanzien van de Verenigde Staten: het zal zijn nucleaire programma enkel opgeven in ruil voor een plechtige non-agressiebelofte vanwege Washington en een normalisering van de politieke en de economische relaties tussen beide landen[287].
De onenigheid tussen de VS en Noord-Korea over de context waarin de onderhandelingen dienen te verlopen zorgt ervoor dat een diplomatieke impasse ontstaat die duurt tot begin april. Op 12 april geeft Noord-Korea toch te kennen dat het zijn eis tot bilaterale onderhandelingen opgeeft en instemt met multilaterale gesprekken. President Bush schrijft de koerswijziging van Noord-Korea toe aan het feit dat de militaire aanval op Irak aan Noord-Korea duidelijk maakte dat de VS zijn strijd tegen massavernietigingswapens ernstig neemt. De echte reden voor de verandering van koers moet vermoedelijk gezocht worden in de toenemende druk van Peking op Pjongjang om de eis tot bilaterale onderhandelingen te laten vallen[288].
De eerste gesprekken zullen plaatshebben tussen 23 en 25 april in Peking. Het is echter geen multilaterale maar een trilaterale onderhandelingsronde tussen de VS, Noord-Korea en China. Peking treedt in deze eerste onderhandelingsronde echter meer op als gastheer en moderator dan als een betrokken partij. Zuid-Korea en Japan worden niet betrokken bij de eerste onderhandelingsronde, wat in beide landen op protest wordt onthaald[289].
De onderhandelingsronde levert weinig resultaat op en eindigt na drie dagen zonder dat er vooruitgang wordt geboekt. De gesprekken zijn niet meer dan een uitwisseling van reeds vroeger geformuleerde eisen van zowel de VS als Noord-Korea. Noord-Korea wordt vertegenwoordigd door Li Gun en de VS kiest James Kelly als hoofdonderhandelaar. Gun oppert volgend voorstel: Noord-Korea zal zijn nucleaire programma opgeven, stoppen met de verkoop van ballistische raketten en opnieuw internationale inspecteurs toelaten indien de VS akkoord gaat met het afsluiten van een non-agressiepact en met de normalisering van de politieke en de economische relaties tussen beide landen. Kelly antwoordt daarop dat de VS eerst zekerheid moet hebben omtrent een verifieerbare eliminatie van het Noord-Koreaanse nucleaire programma alvorens kan worden overgegaan tot de bespreking van de mogelijke voordelen waarop Noord-Korea aanspraak wil maken. Dit is voor Li onaanvaardbaar.
Belangrijk om op te merken is dat Li tijdens een gesprek achter de schermen met James Kelly beweert dat Noord-Korea aan de 8000 fuel rods inmiddels plutonium heeft onttrokken en dat het land beschikt over kernwapens. Dit is een duidelijk dreigement aan het adres van de Verenigde Staten. Het is echter niet duidelijk of deze bewering klopt of dat het al dan niet om bluf gaat. Gezien de onderhandelingsreputatie van Noord-Korea is dat laatste niet onwaarschijnlijk. Nog belangrijk is dat Noord-Korea tijdens de onderhandelingen ook ontkent dat het in oktober had toegegeven over een programma ter verrijking van uranium te beschikken[290].
Een verklaring van het Chinese ministerie van buitenlandse zaken op 25 april stelt dat beide partijen overeengekomen zijn om via diplomatieke kanalen in contact te blijven met elkaar. Washington laat echter wel uitschijnen dat het niet bereid is om daadwerkelijk te onderhandelen via de geven-en-nemen-strategie. Concreet houdt dit in dat de VS niet van plan is om Noord-Korea te belonen indien het afstand doet van zijn nucleaire programma dat eigenlijk nooit had mogen bestaan[291]. Nu al wordt duidelijk dat Washington lijkt te opteren voor de zogenaamde crime-and-punishment-benadering. Geen van beide partijen is voorlopig bereid om een einde te maken aan de gevaarlijke situatie op de brink.
5.3.2. Het eerste zespartijenoverleg (augustus 2003)
Na de eerste onderhandelingsronde in april geeft Pjongjang op 24 mei te kennen dat het multilaterale onderhandelingen productiever acht, indien eerst bilaterale onderhandelingen met Washington worden gehouden. Noord-Korea is duidelijk op zoek naar een nieuwe bilaterale onderhandelingsronde met de VS. Op 9 juni stelt Washington dat het hierop niet wil ingaan en benadrukt het de noodzaak aan nieuwe onderhandelingen in een multilaterale context. Op 18 juni herhaalt Pjongjang de vraag tot bilaterale onderhandelingen en het stelt dat: “North Korea is not opposed to multilateral dialogue on its nuclear program, but it wants to sit down first with the United States to confirm the real U.S. intentions.”[292]
Pjongjang voegt hieraan toe dat het effectief over een atoomwapenarsenaal beschikt en dat het arsenaal niet gebruikt zal worden om andere landen te chanteren (blackmail), maar wel om de kosten op conventionele bewapening te verminderen waardoor meer kan geïnvesteerd worden in de economische ontwikkeling van het land. Gezien de onderhandelingsreputatie van Pjongjang in het verleden, is dit echter betwijfelbaar. Ook dreigt Pjongjang ermee dat het zal doorgaan met de verdere opbouw van een nucleaire afschrikkingsmacht, tenzij Washington zijn vijandig beleid jegens Noord-Korea opgeeft[293]. Via deze dreigementen lijkt Pjongjang de VS te willen overhalen om in te stemmen met bilaterale onderhandelingen.
In de zomer van 2003 neemt de crisis toe en beide partijen schuiven opnieuw dichter naar de afgrond van de brink. De oorzaak hiervan zijn twee rapporten van de CIA die nieuwe informatie onthullen over het nucleaire programma van Noord-Korea. Een eerste rapport toont aan dat Noord-Korea bezig is met de aanmaak van technologie voor de productie van nucleaire warheads die klein genoeg zijn om op een ballistische raket te worden bevestigd. Ook onthult het rapport dat Noord-Korea mogelijk is begonnen met het verrijken van plutonium uit de opgeslagen fuel rods. Noord-Korea laat op 8 juli weten dat het effectief is overgegaan tot de verrijking van de 8000 fuel rods en dat het nu genoeg plutonium heeft verrijkt voor de aanmaak van minstens vijf nucleaire wapens. Bij deze verklaring moet echter opnieuw rekening gehouden worden met mogelijke bluf. Een tweede rapport van de CIA onthult dat Noord-Korea mogelijk over een tweede geheime ondergrondse reprocessing plant beschikt[294].
Tussen 12 en 15 juli brengt de Chinese vice-minister van buitenlandse zaken, Dai Bingguo, een bezoek aan Pjongjang en hij spoort Kim Jong Il ertoe aan om in te gaan op het Amerikaanse voorstel tot multilaterale onderhandelingen. Onder Chinese druk laat Noord-Korea op 1 augustus weten dat het instemt met een eerste ronde van zespartijenoverleg. Wel stelt het reeds op voorhand dat de enige manier om de crisis op te lossen is: het afsluiten van een non-agressieverdrag met de Verenigde Staten. Secretary of State Colin Powell laat op 7 augustus weten dat Washington het afsluiten van zulk verdrag onmogelijk acht, maar dat het wel bereid is tot het maken van een geschreven veiligheidsgarantie[295].
De nieuwe onderhandelingsronde vindt plaats in Peking tussen 27 en 29 augustus. Ditmaal worden alle betrokken partijen uitgenodigd en het eerste zespartijenoverleg is een feit. Naast China, de VS en Noord-Korea nemen ook Zuid-Korea, Japan en Rusland deel aan de onderhandelingen. Washington maakt vooraleer de onderhandelingen van start gaan een beperkte concessie ten aanzien van Noord-Korea door te stellen dat het informele bilaterale gesprekken met Pjongjang mogelijk acht, maar dit evenwel binnen de context van multilaterale onderhandelingen[296].
Belangrijk om op te merken is dat op 26 augustus, een dag voordat de onderhandelingen van start gaan, bekend wordt dat KEDO erover denkt om de opbouw van de lichtwaterreactoren uit te stellen. Dit is voor Noord-Korea een bewijs dat de VS maar weinig openstaat voor echte onderhandelingen en niet geneigd is om veel concessies te doen aan Noord-Korea. Ook in de VS zelf vrezen de aanhangers van onderhandelingen met Noord-Korea dat deze beslissing de crisis enkel zal versterken[297].
De onderhandelingsronde levert inderdaad weinig vooruitgang op, wat wordt gesymboliseerd door de afwezigheid van een gemeenschappelijke verklaring of een akkoord omtrent een volgende ontmoeting. De verschillende partijen komen overeen tot een aantal algemene doelstellingen, zoals de noodzaak van een niet-nucleair Koreaans schiereiland, de noodzaak van een vreedzame oplossing via diplomatie en de noodzaak van het vermijden van acties die de crisis kunnen doen escaleren. Daarna nemen de tegenstellingen tussen de VS en Noord-Korea opnieuw de bovenhand. De Noord-Koreaanse onderhandelingsdelegatie eist van de VS diplomatieke erkenning, veiligheidsgaranties, de voortzetting van de olieleveringen, de afwerking van de lichtwaterreactoren en het opdrijven van de voedselhulp vooraleer het nucleaire programma zal worden opengesteld voor inspectie. Ook zal Noord-Korea opnieuw zijn brinkmanship-onderhandelingsstrategie tonen: het dreigt ermee om een nucleaire test uit te voeren en het blijft het bestaan van zijn geheim uraniumprogramma ontkennen.
De reactie van Washington maakt duidelijk dat president Bush II, net zoals zijn vader president Bush I, opteert voor de crime-and-punishment-benadering. Concreet houdt deze benadering in dat Noord-Korea eerst goed gedrag moet vertonen inzake het nucleaire issue, vooraleer de VS met het land kan samenwerken op andere terreinen[298]. De Amerikaanse onderhandelingsdelegatie beantwoordt de eis van Pjongjang dan ook door te stellen dat Noord-Korea eerst een ‘full, verifiable and irreversible dismantlement’ van zijn nucleair programma moet aanvaarden vooraleer kan worden gepraat over de andere issues. Deze voorwaarde staat bekend als de CVID-conditie[299]. Dit moet gekaderd worden in de zogenaamde ‘bold approach’ van president Bush. De Amerikaanse president is bereid om politieke en economische stappen te ondernemen om de relaties tussen de VS en Noord-Korea te verbeteren. De voorwaarde hiertoe is echter wel dat Noord-Korea op verifieerbare wijze zijn nucleair programma moet ontmantelen[300].
5.3.3. Het tweede zespartijenoverleg (februari 2004)
Eén dag na het eerste en weinig succesvolle zespartijenoverleg, volgt al een hevige reactie vanwege Pjongjang. Een woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken stelt op 30 augustus dat: “we have no longer an interest, or expectations either, for this kind of talks, which have made us believe that we have no other choice but to strengthen a nuclear deterrent force as a self-defensive means.”[301] Hoewel dit een ernstig dreigement is, lijkt Pjongjang warm en koud tegelijk te blazen, want op 2 september kondigt het aan dat het nog steeds bereid is om het nucleair probleem op te lossen door middel van dialoog[302].
De houding van Washington lijkt na de onderhandelingsronde in augustus gekenmerkt door iets meer flexibiliteit. Hoewel Richard Boucher, woordvoerder van het State Department, op 5 september stelt dat de VS geen stimulerende beloningen aan Noord-Korea zal aanbieden in ruil voor gedragsverandering, laat het State Department op 23 september weten dat het op zoek is naar een ‘sequence of steps’ om Noord-Korea aan te zetten tot een ontmanteling van zijn nucleaire programma[303]. Belangrijk is ook om hierbij op te merken dat president Bush op 19 oktober aankondigt dat Washington bereid is om een geschreven garantie aan Noord-Korea aan te bieden waarin staat dat de VS geen militaire aanval zal uitvoeren tegen Noord-Korea indien Pjongjang tegemoet komt aan de eisen van Washington. Het afsluiten van een non-agressiepact is voor de VS echter onbespreekbaar[304].
In oktober schuwt Noord-Korea de risico’s niet op een verdere escalatie van de crisis. Op 2 oktober kondigt Pjongjang aan dat het met succes het plutonium uit de 8000 fuel rods heeft verrijkt en dat het vastberaden zal doorgaan met het onderhouden en vooral met het opdrijven van een nucleaire-afschrikkingsmacht indien de VS zijn vijandig beleid ten aanzien van het land niet opgeeft. Op 3 oktober geeft Pjongjang te kennen dat al zijn nucleaire capaciteiten terug volledig operationeel zijn en op 16 oktober gaat Pjongjang nog een stap verder door te stellen dat: “When the time comes, the DPRK will take steps to physically display its nuclear deterrent force.”[305] Dit laatste is een duidelijke verwijzing naar het uitvoeren van een nucleaire test.
Na een driedaags bezoek aan Noord-Korea kan Wu Bangguo, voorzitter van het Chinese parlement, Kim Jong Il er op 31 oktober toch van overtuigen om in te stemmen met het voortzetten van het proces van zespartijenonderhandelingen om het nucleair dispuut op te lossen. Kim voegt hier echter wel aan toe dat enkel via simultane acties van beide partijen het conflict kan worden beëindigd (tit for tat)[306].
Vooraleer Noord-Korea uiteindelijk definitief zal instemmen met een tweede ronde van zespartijenoverleg op 3 februari 2004, dit wederom onder Chinese druk, vinden er echter twee belangrijke gebeurtenissen plaats. Ten eerste kondigt KEDO op 21 november aan dat het de opbouw van de twee lichtwaterreactoren ten minste voor een jaar opschort en dit vanaf 1 december. De reactie van Noord-Korea is deze keer gematigder dan de reactie op de aankondiging van KEDO om de olieleveringen stop te zetten: het land eist van KEDO compensaties voor de stopzetting en het kondigt aan dat het nooit zou toelaten dat KEDO al het reeds aanwezige materiaal, de aanwezige faciliteiten en al de technische documenten zal weghalen uit Noord-Korea[307].
Na een voorstel van Noord-Korea op 9 december om zijn nucleair programma te bevriezen in ruil voor betere economische relaties, energiebijstand en het verwijderen van Noord-Korea uit de lijst van landen die terrorisme sponsoren, vindt een tweede belangrijke gebeurtenis plaats. Pjongjang staat toe dat twee onofficiële Amerikaanse delegaties Yongbyon bezoeken tussen 6 en 10 januari. Later zullen leden uit de delegaties getuigen dat de 8000 fuel rods die onder het Agreed Framework opgeslagen werden, zich niet meer in de afgesproken opslagplaats bevinden en dat de 50-megawattreactor in een bouwvallige staat verkeert. Ook wordt aan de delegaties verrijkt plutonium getoond. Het is echter niet duidelijk of dit plutonium afkomstig is uit de reeds vroeger opgeslagen fuel rods of uit de pas opnieuw opgestarte 5-megawattreactor. Het wordt echter wel duidelijk dat Noord-Korea op vastberaden wijze aan de Verenigde Staten bewijsmateriaal wil onthullen over zijn nucleaire afschrikkingsmacht[308]. Ook dit moet in het kader van brinkmanship worden bekeken. Deze onderhandelingsstrategie is slechts efficiënt wanneer kan worden aangetoond dat niet alle dreigementen bluf zijn[309]. Door aan de twee onofficiële Amerikaanse delegaties nucleair bewijsmateriaal te onthullen, tracht Noord-Korea aan te tonen dat het daadwerkelijk over een nucleair programma beschikt en dat de VS de nucleaire dreigementen maar beter ernstig kan nemen.
De nieuwe onderhandelingsronde, die opnieuw in Peking wordt gehouden, vindt plaats van 25 tot en met 28 april 2004. In vergelijking met beide voorgaande onderhandelingsrondes mag deze ronde als relatief succesvol worden gecatalogeerd: hij wordt beëindigd met een akkoord tussen de verschillende partijen om eind juni opnieuw bijeen te komen en om tegen dan working-level meetings op te starten die de nieuwe onderhandelingsronde moeten voorbereiden.
Dit relatief succes moet echter genuanceerd worden, want de verschillende partijen slagen er niet in om tot een joint statement te komen. Alle partijen komen overeen dat er nood is aan een niet-nucleair Koreaans schiereiland, maar dan duiken de tegenstellingen zoals bij de voorgaande onderhandelingsronde opnieuw op. Noord-Korea doet op 23 februari volgend, reeds vroeger geformuleerd, voorstel: Pjongjang wil zijn nucleaire faciliteiten bevriezen indien de VS Noord-Korea schrapt van de lijst van staten die terrorisme sponsoren, indien de VS Noord-Korea voorziet van energiebijstand en indien de VS akkoord gaat met het aanknopen van genormaliseerde politieke, economische en militaire relaties met Noord-Korea. Reeds voor de onderhandelingsronde heeft Pjongjang aangekondigd dat het zijn nucleaire afschrikkingsmacht niet zal opgeven indien Washington zijn vijandig beleid ten aanzien van Noord-Korea niet verandert[310].
De VS houdt tijdens de onderhandelingen vast aan zijn zogenaamde CIVD-conditie (Complete, Verifiable and Irreversible Dismantlement). Dit houdt concreet in dat Noord-Korea aan deze conditie tegemoet moet komen en dat de andere partijen daarvoor in ruil veiligheidsgaranties zullen leveren. Alle andere partijen, behalve Noord-Korea, schijnen daarmee akkoord te gaan[311].
Toch is het belangrijk om op te merken dat er tussen de verschillende onderhandelingspartijen onenigheid ontstaat omtrent de manier waarop de CVID-conditie moet worden bereikt. Dit gebeurt naar aanleiding van een voorstel van Zuid-Korea. Seoel ontwikkelde een driestappenplan om de nucleaire crisis te beëindigen, waarbij de eerste stap zou zijn dat Noord-Korea zijn nucleaire faciliteiten bevriest (dus niet ontmantelt) in ruil voor energiebijstand. In de volgende twee stappen zou een volledige nucleaire ontmanteling en een tegemoetkoming aan de Noord-Koreaanse veiligheids- en andere eisen worden bewerkstelligd. Zuid-Korea, China en Rusland zijn voorstander van dit plan, terwijl de VS en Japan hiervoor minder te vinden zijn[312]. Hoewel Washington op 23 september 2003 aankondigt dat het open staat voor een stappenplan om een doorbraak in de crisis te verkrijgen, lijkt hiervan tijdens het tweede zespartijenoverleg weinig terug te vinden.
Nog een laatste opmerkelijk punt uit het tweede zespartijenoverleg is dat Noord-Korea blijft ontkennen dat het over een geheim uraniumprogramma beschikt. Ook ontkent het alle betrokkenheid met Pakistan. Dit alles ondanks het feit dat Abdul Qadeer Khan, de grondlegger van het Pakistaanse nucleaire- wapenprogramma, op 4 februari 2004 op de nationale televisie bekent dat Pakistan Noord-Korea heeft voorzien van uitrusting voor de verrijking van uranium[313].
5.3.4. Het derde zespartijenoverleg (juni 2004)
Tijdens het eerste trilaterale overleg en de twee daaropvolgende multilaterale onderhandelingsrondes wordt weinig vooruitgang geboekt. De zes partijen slagen er niet in om een gemeenschappelijke verklaring te bereiken en Noord-Korea geeft de Verenigde Staten hiervan de schuld. De VS wil enkel tegemoet komen aan de Noord-Koreaanse bezorgdheden indien Noord-Korea eerst volledig een einde maakt aan zijn nucleaire programma. Uiteraard is dit voor Pjongjang onaanvaardbaar omdat het dan zijn bargaining chip reeds uit handen moet geven voor de daadwerkelijke onderhandelingen zouden aanvatten. De laatste onderhandelingsronde levert wel een akkoord op omtrent een nieuwe bijeenkomst eind juni en voorafgaande gesprekken op lager niveau[314].
In april kondigt China aan dat de voorafgaande gesprekken op 12 mei van start gaan in Peking. Het belang van de centrale rol die China in de tweede nucleaire crisis verwerft, wordt duidelijk als zowel de VS als Noord-Korea in de aanloop naar de nakende onderhandelingsronde China’s steun voor hun zaak trachten te winnen. Door de invloed die China heeft op Noord-Korea kan het land voor beide partijen een belangrijke partner zijn tijdens de onderhandelingen. Toch zal China meer de rol van bemiddelaar op zich nemen en het zal beide partijen aanzetten om meer flexibiliteit te tonen tijdens de onderhandelingen.
Na een ontmoeting met de Chinese president Hu Jintao kondigt Kim Jong Il op 21 april aan dat Pjongjang bereid is om actief mee te werken tijdens de komende onderhandelingsronde en dit op een ‘geduldige en flexibele manier’. Wel stelt hij dat de onderhandelingspositie van Noord-Korea onveranderd blijft: de ontmanteling van het nucleaire wapenprogramma is enkel realiseerbaar indien Washington daartegenover zelf ook gelijktijdig concessies maakt ten aanzien van Pjongjang[315].
De eerste ronde van voorafgaande gesprekken wordt tussen 12 en 15 mei in Peking gehouden en er wordt geen vooruitgang geboekt. Gedurende de gesprekken formuleert Noord-Korea gedetailleerde voorstellen om zijn nucleair programma in verschillende stappen te ontmantelen, maar deze worden door de VS niet beantwoord met tegenvoorstellen. Beide partijen hebben tegengestelde doelstellingen. Noord-Korea wil eerst veiligheidsgaranties vanwege de Verenigde Staten vooraleer het zal overgaan tot de daadwerkelijke ontmanteling van zijn nucleair programma. De VS daarentegen wil eerst een oplossing voor het nucleaire issue en pas daarna wil het onderhandelen over de veiligheidsgaranties. Ook willen de VS en de andere deelnemende landen duidelijkheid krijgen over het uraniumprogramma van Pjongjang. Op de laatste dag van de weinig succesvolle gesprekken, komen de verschillende deelnemende partijen tot een akkoord om voor het volgende zespartijenoverleg nog een voorafgaande gespreksronde te organiseren[316].
Deze laatste voorbereidende gespreksronde gaat door van 21 tot en met 23 juni. De ronde levert echter opnieuw weinig vooruitgang op, zodat de betrokken partijen besluiten om van start te gaan met de echte onderhandelingsronde. Het derde zespartijenoverleg vindt plaats in Peking van 23 tot en met 26 juni en kan ook als relatief succesvol worden gecatalogeerd. De verschillende partijen komen overeen dat de crisis enkel kan worden opgelost door middel van een stapsgewijs proces en zowel de VS als Noord-Korea doen een concreet voorstel dat iets meer flexibiliteit aan de dag legt dan eerdere voorstellen[317].
De oplossing die de VS voorstelt bestaat uit twee fases: in de eerste fase bevriest Noord-Korea zijn nucleaire faciliteiten voor drie maanden, in ruil voor energiebijstand van China, Zuid-Korea en Rusland. In een tweede fase gaat Noord-Korea over tot de ontmanteling van zijn nucleaire faciliteiten en worden gesprekken opgestart in verband met een multilateraal veiligheidsakkoord en het opheffen van reeds vroeger opgelegde Amerikaanse sancties aan Noord-Korea. De voordelen die voortvloeien uit het voorstel kunnen worden opgezegd indien Pjongjang zich niet aan de afspraken houdt.
Hoewel dit voorstel tegemoet komt aan de Noord-Koreaanse bezorgdheden, is het niet volledig naar de wens van Pjongjang. Bijgevolg gaat Noord-Korea niet in op het voorstel. In plaats daarvan lanceert Noord-Korea een tegenvoorstel dat betrekking heeft op de eerste fase: Pjongjang stelt voor om af te zien van de productie, het testen en het doorverkopen van nucleaire wapens en het belooft al zijn faciliteiten die rechtstreeks verband hebben met de aanmaak van nucleaire wapens te bevriezen. Het is echter niet duidelijk welke nucleaire faciliteiten Pjongjang hier juist mee bedoelt. In ruil daarvoor verwacht Noord-Korea energiebijstand en een verbintenis van de VS om de sancties op te heffen. De lengte van de vriesperiode hangt af van de snelheid waarmee Washington aan de eisen van Pjongjang tegemoet komt. Nadat deze eerste fase is gerealiseerd kan verder worden gepraat over een volledige ontmanteling en over de andere Noord-Koreaanse bezorgdheden[318]. Duidelijk is dat Pjongjang met dit voorstel een impliciete deadline tracht op te leggen aan de VS, wat een typisch kenmerk is van brinkmanship.
De nieuwe onderhandelingsronde leidt niet tot een akkoord of een doorbraak in het conflict, maar toch zorgt het voorstel van de VS voor optimisme bij de verschillende betrokken partijen. Belangrijk om op te merken is echter dat Noord-Korea nooit formeel heeft geantwoord op het Amerikaanse voorstel. Op de laatste dag van de onderhandelingen wordt afgesproken om tegen eind september een nieuwe onderhandelingsronde te organiseren die opnieuw voorafgegaan zal worden door voorbereidende gesprekken[319].
5.3.5. Het vierde zespartijenoverleg (juli 2005)
Een aantal provocatieve acties vanwege Noord-Korea zorgen er echter voor dat twijfel ontstaat omtrent het doorgaan van de volgende onderhandelingsronde in september. Noord-Korea stemt nooit in met het Amerikaanse voorstel en de kritiek op dat voorstel neemt de komende weken en maanden steeds toe. Pjongjang vindt dat het voorstel te weinig compensaties inhoudt voor Noord-Korea. Op 24 augustus laat Pjongjang weten dat het voorstel onaanvaardbaar is en dat het zich vragen stelt omtrent de noodzaak van verdere onderhandelingen. Ook stelt Pjongjang voor om de volgende onderhandelingsronde uit te stellen tot na de Amerikaanse presidentsverkiezingen in november. Verder dreigt Noord-Korea de crisis nog verder te doen escaleren wanneer het president Bush omschrijft als een ‘thrice-cursed fascist tyrant’ en ‘human trash’[320]. Noord-Korea gaat, na de relatief goede sfeer die was ontstaan tijdens de voorbije onderhandelingsronde, opnieuw over tot een harde onderhandelingsstijl waardoor de onderhandelingspartijen op de brink weer iets dichter naar de afgrond schuiven.
Op 27 september wordt de twijfel omtrent het doorgaan van een volgende onderhandelingsronde in september bevestigd. Choe Su Hon, vice-minister van buitenlandse zaken in Noord-Korea, verklaart dat zijn land niet deelneemt aan de volgende onderhandelingsronde. Hij geeft hiervoor twee redenen. Een eerste reden is het toenemende vijandige beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van Noord-Korea. Een tweede reden is de ontdekking van geheime nucleaire experimenten in Zuid-Korea. In augustus was bekend geraakt dat Seoel kleinschalige experimenten ter verrijking van uranium had uitgevoerd en dat het daarenboven ook beschikt over een kleine hoeveelheid plutonium. Choe Su Hon laat overigens niet na om de gemoederen verder te verhitten door te stellen dat het plutonium dat werd onttrokken aan de 8000 fuel rods intussen is omgevormd tot nucleaire wapens[321].
Algemeen wordt ervan uitgegaan dat Noord-Korea niet wil instemmen met een nieuwe onderhandelingsronde omdat het eerst de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen wil afwachten. De verkiezingen vinden plaats op 2 november 2004 en George W. Bush wordt opnieuw tot Amerikaanse president verkozen. Een belangrijke wijziging in de regering-Bush is dat Condoleezza Rice, die in de eerste regeerperiode van Bush fungeerde als national security adviser, de nieuwe Secretary of State wordt. In een negen uur durend debat voor de Amerikaanse senaat verduidelijkt Rice haar visie op Noord-Korea: er zal weinig veranderen in de Amerikaanse strategie ten aanzien van Pjongjang en Rice benadrukt de noodzaak van een nieuwe multilaterale onderhandelingsronde. Ook stelt Rice duidelijk dat het opstarten van bilaterale onderhandelingen voor Washington onbespreekbaar is. De nieuwe Secretary of State noemt het Kim Jong Il regime op 18 januari overigens een ‘outpost of tyranny’, wat bij Pjongjang in slechte aarde valt[322].
Op 21 februari meldt Kim Jong Il tijdens een bezoek aan China dat zijn land zal terugkeren naar de onderhandelingstafel indien er aan een aantal ‘mature conditions’ is voldaan. Kim zal echter deze voorwaarden nog niet nader omschrijven. Deze uitspraak is al een stuk gematigder dan de eerdere uitspraak van het Noord-Koreaanse ministerie van buitenlandse zaken op 10 februari, die stelde dat Noord-Korea zijn deelname aan een nieuwe onderhandelingsronde opschortte voor onbepaalde duur. Nog steeds was het vijandig gedrag van de VS een grote hinderpaal voor Noord-Korea en de recente uitspraak van Condoleezza Rice had dit enkel versterkt[323]. Ook stelde Pjongjang toen opnieuw dat het effectief nucleaire wapens had geproduceerd en dat het zijn nucleaire arsenaal zou uitbreiden “to defend the ideas, system, freedom and democracy that were chosen by the North Korean people.”[324]
Op 2 maart verergert Pjongjang de spanning op het Koreaanse schiereiland nog door aan te kondigen dat het niet langer gebonden is aan zijn moratorium op rakettentests. Hierdoor zet Pjongjang de verschillende betrokken partijen nog een stap verder op de brink. Washington blijft echter aandringen op een nieuwe multilaterale onderhandelingsronde en de Secretary of State Rice poogt via een aantal staatsbezoeken de andere betrokken staten ervan te overtuigen om de druk op Noord-Korea op te drijven, zodat het land instemt met nieuwe gesprekken.
Pjongjang formuleert vervolgens een aantal duidelijke voorwaarden waaronder het opnieuw zal deelnemen aan de onderhandelingen: de VS moet zijn vijandig beleid ten aanzien van Noord-Korea laten vallen, Washington moet politieke wil laten zien om met Pjongjang in vreedzame coëxistentie te komen en de regering-Bush moet zich verontschuldigen voor de uitlatingen van Condoleezza Rice. Rice wuift deze eisen echter weg als een poging vanwege Noord-Korea om het onderwerp van de onderhandelingen te wijzigen[325]. Het formuleren van concessies waaraan voldaan moet zijn alvorens wordt deelgenomen aan een nieuwe onderhandelingsronde is een typische karakteristiek van brinkmanship. Doorheen de komende maanden en jaren zal Pjongjang deze onderhandelingstactiek nog meermaals toepassen.
Noord-Korea schuwt vervolgens niet opnieuw een aantal provocatieve acties te ondernemen. Op 31 maart omschrijft Noord-Korea zichzelf prompt als een ‘full-fledged nuclear weapons state’. Op 18 april kondigt het aan dat het de 5-megawattreactor stillegt. Deze actie is noodzakelijk om nucleaire reactorbrandstof te verwijderen uit de reactor en de fuel rods over te brengen naar de reprocessing plant, waar plutonium kan worden verrijkt. Of Noord-Korea daadwerkelijk bezig is met het verrijken van plutonium is echter niet bekend. Ook duiken eind april meer en meer signalen op over nieuwe plannen van Pjongjang om een atoomwapen uit te testen[326].
Ondanks de nieuwe dreigementen gaan de VS en de andere vier deelnemers aan het zespartijenoverleg door met hun pogingen om Noord-Korea terug te brengen aan de onderhandelingstafel. Op 9 mei stelt Condoleezza Rice op CNN dat “The United States of course recognizes that North Korea is sovereign.”[327] Deze uitspraak geldt als een impliciete erkenning dat de VS geen vijandig beleid ten aanzien van Noord-Korea wil voeren. Pjongjang reageert hierop door op 22 mei te stellen dat het nauwkeurig het gedrag van de VS zal opvolgen en dat het een beslissing zal nemen omtrent een mogelijke nieuwe deelname aan de onderhandelingen wanneer de tijd rijp is [328].
Op 17 juni geeft Kim Jong Il uiteindelijk te kennen dat Noord-Korea opnieuw bereid is om deel te nemen aan een nieuwe ronde van zespartijenoverleg indien de VS zijn regime erkent en respecteert. De vroeger geuite voorwaarden voor deelname aan een nieuwe onderhandelingsronde lijken te zijn verdwenen. De Noord-Koreaanse leider stelt echter geen datum voorop. Wel noemt hij president Bush ‘His excellency’ en drukt hij zijn wens uit om met hem een gesprek te hebben.[329]
Op 9 juli stemt Pjongjang definitief in met een nieuwe onderhandelingsronde die plaatsvindt van 26 juli tot en met 7 augustus. Hoewel de verschillende partijen niet in staat zijn tot het bereiken van een akkoord, duurt het vierde zespartijenoverleg veel langer dan de voorgaande onderhandelingsrondes en worden er een aantal informele bilaterale onderhandelingen tussen Washington en Pjongjang gehouden. Dit laatste is een toegeving van de VS om Noord-Korea te overtuigen opnieuw deel te nemen aan de onderhandelingen.
Het grootste punt van discussie tijdens de nieuwe onderhandelingsronde is of Noord-Korea na het opgeven van zijn nucleair programma voor militaire doeleinden al dan niet mag beschikken over nucleaire faciliteiten voor vreedzame doeleinden. Voorts wordt er ook onderhandeld over Noord-Korea’s chronische energiecrisis, over procedures voor de normalisering van de relaties tussen Pjongjang en Washington, over het ontwerpen van een veiligheidsgarantie voor Noord-Korea en over een ultiem akkoord dat via wederkerige stappen van alle betrokken partijen een einde moet maken aan de tweede nucleaire crisis. Ondanks de onzekerheid die blijft bestaan omtrent het geheime uraniumprogramma van Noord-Korea, stellen alle betrokken partijen na afloop van de onderhandelingen dat de stemming aanzienlijk is verbeterd. Er wordt tot slot afgesproken om in september een nieuwe onderhandelingsronde te houden[330].
5.3.6. Het vijfde zespartijenoverleg (september 2005)
De nieuwe onderhandelingsronde in september leidt tot een doorbraak in het bijna drie jaar durende conflict. Deze ronde gaat van start op 13 september en op 19 september komen de zes partijen overeen tot een joint statement dat een aantal principes bevat voor verdere onderhandelingen. De verklaring verbindt de zes partijen ertoe om een niet-nucleair Koreaans schiereiland te verwezenlijken op een vreedzame wijze.
Het joint statement komt tegemoet aan reeds lang bestaande bezorgdheden van zowel de VS als Noord-Korea. Algemeen gesteld eist Washington een verifieerbare eliminatie van het Noord-Koreaanse atoomwapenprogramma en Pjongjang vraagt van Washington economische hulp en energiebijstand alsook een verandering in het vijandig beleid ten aanzien van Noord-Korea[331]. De nieuwe onderhandelingsronde brengt een doorbraak op verschillende domeinen.
Op het nucleaire vlak verbindt Noord-Korea zich ertoe om al zijn nucleaire wapens en bestaande nucleaire programma’s op te geven. Ook zal het land ‘at an early date’ terugkeren naar het Non-Proliferatie Verdrag en het safeguards agreement van het IAEA. In ruil hiervoor verzekert de VS dat het geen nucleaire wapens heeft gestationeerd op het Koreaanse schiereiland en dat het geen enkele intentie heeft om Noord-Korea binnen te vallen of om een conventionele of een nucleaire aanval op Noord-Korea uit te voeren. Ook komen Washington en Pjongjang overeen om elkaars soevereiniteit te respecteren en vreedzaam met elkaar samen te leven.
Op het diplomatieke vlak komen Noord-Korea en de VS overeen om stappen te ondernemen die moeten leiden tot een normalisering van de relaties tussen beide landen. Washington maakt hierbij echter wel duidelijk dat deze normalisering van relaties gekoppeld zal worden aan andere issues zoals bijvoorbeeld de mensenrechten in Noord-Korea. Daarnaast komen de verschillende partijen overeen om de economische samenwerking te bevorderen op het gebied van energie, handel en investeringen. Ook zal Washington bereid zijn om energie te leveren aan Pjongjang[332].
Hoewel het joint statement een doorbraak betekent op verscheidene fronten, blijven een aantal controversiële issues onopgelost. Zo vraagt de VS van Noord-Korea een verklaring over zijn nucleaire wapens, nucleaire materialen en nucleaire faciliteiten. Dit thema is zeer controversieel omdat het inhoudt dat Noord-Korea duidelijkheid moet scheppen omtrent zijn uraniumprogramma, wat op dit moment nog steeds niet gebeurd is. Ook bestaat er nog geen eensgezindheid over de opeenvolging van de verplichtingen en de beloningen die voortvloeien uit het akkoord. Washington heeft altijd aarzelend gestaan tegenover het belonen van een Noord-Korea dat nog steeds over nucleaire faciliteiten beschikt. In Pjongjang leeft daarentegen de vrees dat de VS, nadat Noord-Korea is overgegaan tot ontwapening, zijn vooropgestelde concessies zal intrekken. De partijen komen op de slotdag overeen om een nieuwe ronde van onderhandelingen te houden om aan deze problemen tegemoet te komen. Een datum wordt echter nog niet afgesproken[333]. Het akkoord lijkt beide partijen terug op een veiligere afstand van de afgrond te plaatsen.
5.3.7. Een onzekere toekomst
Het tijdelijke optimisme dat ontstaat bij de verschillende partijen na het afsluiten van het joint statement in september is echter van korte duur. Washington en Pjongjang worden het niet eens over de volgorde van de verplichtingen en de beloningen die uit de gemeenschappelijke verklaring voortvloeien. Geen van beide partijen wil schijnbaar de eerste stap zetten. Daarbij komt nog het feit dat ondanks Pjongjang’s verklaring om een einde te maken aan zijn nucleaire faciliteiten het nucleaire complex in Yongbyon operationeel blijft. Ook toont de Amerikaanse intelligence aan dat Noord-Korea de opbouw voortzet van één van de twee nucleaire reactoren waarvan de constructie onder het Agreed Framework werd stilgelegd.
Een nieuwe ronde van zespartijenoverleg tussen 9 en 11 november levert weinig vooruitgang op. De bedoeling van de nieuwe ronde is om de implementatie te bespreken van de verschillende uitgangspunten uit het joint statement. De tegenstellingen tussen de VS en Noord-Korea in verband met de volgorde waarop de verschillende stappen uit de overeengekomen verklaring moeten worden uitgevoerd, blokkeren echter de nieuwe onderhandelingsronde. Het wantrouwen tussen de VS en Noord-Korea is groot en beide landen beschuldigen elkaar ervan het onderhandelingsproces niet ernstig te nemen[334].
Na de mislukte onderhandelingsronde in november breekt een nieuwe impasse aan in de relaties tussen de VS en Noord-Korea. In april 2006 heeft Noord-Korea nog steeds niet ingestemd met een nieuwe onderhandelingsronde. Belangrijk hierbij is te verwijzen naar een financieel conflict dat eind 2005 was ontstaan tussen de VS en Noord-Korea. De VS verklaart dat de Banco Delta Asia bank in Macao financiële diensten heeft verleend aan de Noord-Koreaanse overheidsagentschappen en enkele vooraanstaande Noord-Koreaanse bedrijven die zich bezig houden met activiteiten zoals drugshandel en het witwassen en vervalsen van geld. Daarop worden de rekeningen van Noord-Korea bij de bank bevroren. Noord-Korea aanziet deze actie van de VS als een financiële sanctie die een uiting is van een vijandig beleid dat erop gericht is om de ineenstorting van het regime van Kim Jong Il te veroorzaken[335].
De Noord-Koreaanse onderhandelingshouding in het nieuwe conflict getuigt opnieuw van een hoge graad van brinkmanship. Gedurende de eerste maanden van 2006 zal Pjongjang het opheffen van deze ‘financiële sancties’ als voorwaarde stellen om deel te nemen aan een nieuwe onderhandelingsronde. Het land twijfelt ook niet om ermee te dreigen dat de vertraging die de onderhandelingen oplopen omwille van dit financieel dispuut, gebruikt zullen worden om zijn nucleaire afschrikkingsmacht verder te versterken. In een reactie hierop beschuldigt de VS Noord-Korea ervan de gesprekken te boycotten en Washington stelt dat het verkeerd is van Pjongjang om het financieel conflict te gebruiken als voorwaarde om terug te keren naar de onderhandelingstafel[336].
Na de positieve sfeer die geschapen wordt tijdens de onderhandelingen in september 2005, komen de verschillende betrokken partijen dus al snel terug op de brink te staan. Alle redenen lijken goed voor Noord-Korea om zijn nucleair programma niet op te geven. De VS en de overige partijen lijken vast te houden aan een diplomatieke oplossing via multilaterale onderhandelingen. Nu het conflict in Iran steeds meer de bovenhand haalt, dreigt Noord-Korea naar de achtergrond te worden verschoven. Enkel de toekomst kan uitwijzen of Noord-Korea opnieuw overhaald kan worden om deel te nemen aan een nieuwe onderhandelingsronde en of de tweede nucleaire crisis uiteindelijk ooit opgelost zal worden.
5.4. Noord-Korea on the brink (2002-2006)
Doorheen de bespreking van de tweede nucleaire crisis wordt duidelijk dat Noord-Korea nog steeds vasthoudt aan zijn onderhandelingsstrategie van brinkmanship. Nadat Noord-Korea in oktober 2002 door de VS wordt beschuldigd van geheime activiteiten ter verrijking van uranium, onderneemt Pjongjang een aantal provocatieve acties die ervoor zorgen dat de VS en Noord-Korea zich al snel opnieuw op de brink bevinden.
Het aannemen van een onderhandelingsstrategie van brinkmanship is voor een klein en relatief zwak land vaak de enige manier om op voet van gelijkwaardigheid in contact te treden met een machtig land zoals de Verenigde Staten. In de bespreking van de jaren tussen het einde van de eerste crisis en het begin van de tweede crisis wordt aangetoond dat het Agreed Framework niet de nodige voordelen oplevert waarop Noord-Korea had gehoopt. Net zoals bij de aanvang van de eerste nucleaire crisis, lijkt Pjongjang een crisis-oriented negotiating style te hanteren om zo de aandacht van de Verenigde Staten te trekken met als bedoeling opnieuw bilaterale onderhandelingen op te starten. Het ontstaan van de nieuwe nucleaire crisis wordt dus door Noord-Korea zelf gemanipuleerd – wat een typische karakteristiek is van brinkmanship.
Er dient echter wel opgemerkt te worden dat Noord-Korea er tijdens de tweede nucleaire crisis voorlopig niet in slaagt om formele bilaterale onderhandelingen met de Verenigde Staten aan te knopen. President Bush lijkt minder geneigd dan zijn voorganger om toe te geven aan het Noord-Koreaanse brinkmanship.
De definitie van brinkmanship die Scott Snyder vooropstelt, vertoont erg veel gelijkenissen met de onderhandelingsstrategie van Noord-Korea in de tijdsperiode tussen 2002 en 2006: “Brinkmanship involves the mixing of aggressive and provocative tactics, including issuing unconditional demands, blustering, bluffing, threatening, stalling, manufacturing deadlines, and even walking out of negotiations.”[337]
Doorheen de tweede nucleaire crisis maakt Noord-Korea veelvuldig gebruik van provocatieve en agressieve acties of uitspraken. Voorbeelden hiervan zijn de terugtrekking uit het NPV, het heropstarten van de nucleaire faciliteiten, het wegsturen van de inspecteurs van het IAEA en het verwijderen van de fuel rods uit de afgesproken opslagplaats.
Tijdens de bespreking van het onderhandelingsproces wordt duidelijk dat ook de overige elementen uit de definitie van Snyder door Noord-Korea worden aangewend. Zo stelt Noord-Korea gedurende de tweede nucleaire crisis meermaals concessies voorop waaraan de VS tegemoet moet komen vooraleer Noord-Korea opnieuw zal deelnemen aan de onderhandelingen. Ook zijn er in de Noord-Koreaanse onderhandelingsstijl voorbeelden terug te vinden van dreigementen die al dan niet als bluf kunnen worden gecatalogeerd. Zo dreigt Pjongjang meermaals met het uitvoeren van een atoomtest, het verrijken van plutonium uit de 8000 opgeslagen fuel rods en het verder uitbouwen van zijn nucleaire afschrikkingsmacht.
Noord-Korea zal overigens ook inspanningen leveren om de geloofwaardigheid van zijn dreigementen te verhogen, wat noodzakelijk is om de strategie van brinkmanship succesvol te blijven hanteren. Een voorbeeld hiervan is wanneer twee Amerikaanse delegaties de toelating krijgen om de nucleaire faciliteiten in Yongbyon te bezoeken en hierdoor kunnen vaststellen dat Noord-Korea daadwerkelijk nucleaire activiteiten onderneemt. Op deze manier tracht Noord-Korea klaarblijkelijk zijn onderhandelingspositie te versterken.
Hoewel Noord-Korea zich tijdens de tweede nucleaire crisis minder bezig houdt met het opleggen van deadlines en met het dreigen om de onderhandelingstafel te verlaten (wat wel het geval was tijdens de eerste nucleaire crisis), zal het zich wel schuldig maken aan het ophouden of blokkeren van een nieuwe onderhandelingsronde, wat volgens Snyder ook een typisch kenmerk is van brinkmanship. Het is bijgevolg niet verkeerd om de onderhandelingsstijl van Noord-Korea thuis te brengen onder de noemer brinkmanship.
Als we de onderhandelingstechnieken bekijken die als typisch communistisch worden beschouwd, wordt duidelijk dat een aantal van deze technieken ook in de tweede nucleaire crisis door de Noord-Koreaanse onderhandelingsdelegatie worden toegepast. Hierbij moet echter eens te meer worden opgemerkt dat enkele van deze karakteristieken ook gelden voor niet-communistische onderhandelingsdelegaties.
Een communistische onderhandelingsdelegatie drukt ten eerste zeer sterk zijn stempel op de onderhandelingsagenda. Noord-Korea zal er via het uitlokken van de tweede crisis in slagen om het zelf gecreëerde nucleaire issue als topprioriteit tijdens de onderhandelingen te doen gelden en het land zal via dit issue ook de rest van het onderhandelingsproces kunnen manipuleren en mee kunnen controleren.
Een tweede typisch kenmerk van een communistische onderhandelingsdelegatie is dat deze vaak incidenten creëert die tijdens het onderhandelingsproces voordelen moeten opleveren. Hierboven zijn reeds enkele voorbeelden geschetst die duidelijk maken dat Noord-Korea zich van deze onderhandelingstactiek heeft bediend. Ook wordt doorheen de tweede nucleaire crisis duidelijk dat Pjongjang er niet voor terugdeinst om het onderhandelingsproces aanzienlijk te vertragen, wat een derde karakteristiek is van de communistische onderhandelingsstrategie.
Een vierde kenmerk is dat een communistische onderhandelingsdelegatie, wanneer akkoorden worden gesloten die te zeer indruisen tegen de eigen belangen, er niet voor terugschrikt om een veto te stellen tegen elke mogelijke uitvoering van dit akkoord. Dat dit ook van toepassing is op Noord-Korea wordt tijdens de tweede nucleaire crisis op een pijnlijke manier duidelijk wanneer verdere onderhandelingen omtrent het joint statement, dat in september 2005 werd afgesloten, door Pjongjang worden geboycot.
Een vijfde karakteristiek van de typisch communistische onderhandelingsstrategie die van toepassing is op Noord-Korea, is het formuleren van schijnissues en het verdraaien of ontkennen van de waarheid. Hierbij moet verwezen worden naar het geheime uraniumprogramma. In eerste instantie bekent Pjongjang dat het hierover beschikt, maar daarna ontkent Pjongjang het bestaan van dit programma in alle talen. Duidelijk is dat de waarheid hier ofwel wordt ontkend, ofwel wordt vervormd. In ieder geval lijkt het geheime uraniumprogramma als een schijnissue te fungeren dat door Pjongjang gebruikt wordt om onrust en twijfel in het onderhandelingsproces te zaaien.
Een laatste kenmerk van de communistische onderhandelingsdelegatie is het eindeloos blijven herhalen van dezelfde eisen in de hoop dat de tegenpartij zal toegeven. Ook hiervan maakt Noord-Korea gebruik tijdens de tweede nucleaire crisis. Voorbeelden hiervan zijn de eis tot het afsluiten van een non-agressiepact met de VS en de eis tot het verwezenlijken van genormaliseerde politieke en diplomatieke relaties met de Verenigde Staten.
Tot slot is het interessant om nog even stil te staan bij de benadering van brinkmanship die door Thomas Schelling wordt gehanteerd. De brink wordt door Schelling voorgesteld als een aflopende helling die steeds steiler wordt met aan het uiteinde een afgrond. Doorheen de bespreking van de tweede nucleaire crisis is duidelijk geworden dat Noord-Korea en de VS zich vaak op deze brink hebben bevonden.
Vervolgens wordt brinkmanship door Schelling gedefinieerd als de creatie van een aanzienlijk risico op oorlog. Hierbij moet evenwel opgemerkt worden dat Noord-Korea tijdens het tweede nucleaire conflict vaak provocatieve acties onderneemt die beide partijen op de brink dichter bij de afgrond brengen, maar dat deze partijen zich nooit echt op de rand van een oorlog bevinden. Dit was wel het geval tijdens de eerste nucleaire crisis. Hieruit kan geconcludeerd worden dat indien we de definitie van Thomas Schelling in acht nemen, de graad van brinkmanship gedurende de tweede nucleaire crisis minder hoog was.
Het is tot slot ook interessant om Schellings’ metafoor van rocking the boat toe te passen op de tweede nucleaire crisis. Ook hier kan een duidelijk verschil worden vastgesteld met de eerste nucleaire crisis. Noord-Korea bevindt zich deze keer niet enkel met de VS in de boot, maar ook met Japan, Zuid-Korea, China en Rusland. Noord-Korea zal opnieuw trachten om hard heen en weer te wiebelen met de boot om op die manier hulp te krijgen tijdens het roeien. Het land zal evenwel trachten om de boot zo hard te doen bewegen dat alle inzittenden behalve de VS overboord slaan, zodat de VS niet anders kan dan zijn hulp aanbieden indien het zelf ook niet overboord wil slaan. Doordat de VS de andere inzittenden echter stevig vasthoudt, zal Noord-Korea niet slagen in zijn opzet. De boot beweegt heen en weer, maar hij blijft voorlopig onder controle waardoor het risico op kapseizen nooit imminent is.
Sinds het eerste nucleaire conflict op het Koreaanse schiereiland uitbrak in 1993, is de internationale gemeenschap en vooral de Verenigde Staten, er nog steeds niet in geslaagd om de nucleaire toestand in Noord-Korea onder controle te krijgen. Hoewel het Agreed Framework in 1994 tijdelijk een einde maakt aan de eerste nucleaire crisis, wordt al snel duidelijk dat het overeengekomen akkoord geen definitieve oplossing betekent voor het nucleaire conflict.
Nadat de situatie in oktober 2002 opnieuw escaleert en de tweede nucleaire crisis uitbreekt, wordt duidelijk dat het non-proliferatiebeleid van president Clinton heeft gefaald. Clinton had onder druk van de Noord-Koreaanse strategie van brinkmanship toegegeven om bilaterale onderhandelingen te voeren. Dit is volgens Clintons opvolger George W. Bush een kapitale fout. President Bush weigert dan ook toe te geven aan de eis van bilaterale onderhandelingen en verkiest, in tegenstelling tot zijn voorganger, voor een multilaterale onderhandelingsronde als oplossing voor het conflict.
De vraag wie er plaatsneemt aan de onderhandelingstafel is echter niet het enige punt waarop Clinton en Bush van elkaar verschillen. Een ander belangrijk verschil is dat president Clinton meer lijkt te werken via de geven-en-nemen-strategie, terwijl president Bush meer de crime-and-punishment-benadering lijkt toe te passen. Hoewel kan worden gesteld dat het beleid van Clinton meer succesvol is omdat het tot een akkoord heeft geleid, moet erop worden gewezen dat dit akkoord zijn doel en uitwerking nooit heeft bereikt en bijgevolg geen einde heeft gemaakt aan het nucleaire conflict.
Het non-proliferatiebeleid van president Bush kan echter ook moeilijk een succes worden genoemd. Bush slaagt er niet in om Noord-Korea via de crime-and-punishment-benadering te doen afzien van nucleaire wapens. Integendeel: Pjongjang lijkt vastberadener dan ooit om een nucleair arsenaal op te bouwen. Ook de multilaterale onderhandelingsrondes, die deel uitmaken van de onderhandelingsstrategie van de regering-Bush, slagen er niet in om Noord-Korea tot de orde te roepen.
Uiteraard moet worden opgemerkt dat de context waarin de regering-Bush regeert, anders is dan de context waarin de regering-Clinton aan de macht is. De aanslagen van 11 september hebben zonder meer hun invloed gehad op het beleid van de VS ten aanzien van Noord-Korea. Ook kunnen de oorlog in Irak en de toenemende rol van China in de Noord-Koreaanse kwestie niet los worden gezien van het Amerikaanse beleid ten aanzien van Noord-Korea. De vraag is echter welke de juiste draagwijdte is geweest van deze contextuele factoren op het non-proliferatiebeleid van Washington ten aanzien van Pjongjang. Verder onderzoek is hiervoor noodzakelijk.
Dit brengt ons bij de onderzoeksvraag zoals in de inleiding van deze verhandeling gesteld: hoe is het mogelijk dat een relatief zwak land als Noord-Korea er steeds weer in slaagt om via zijn nucleaire-wapenprogramma de internationale gemeenschap tegen zich in het harnas te jagen en hoe slaagt het er bovendien steeds in te kunnen onderhandelen vanuit een positie van sterkte met een grootmacht als de Verenigde Staten.
Ondanks de verschilpunten tussen Clinton en Bush hebben beide presidenten één zaak gemeenschappelijk: geen van beiden is er in geslaagd om een doeltreffend beleid te formuleren ten aanzien van de brinkmanship-onderhandelingsstrategie van Noord-Korea. Doorheen de bespreking van het onderhandelingsproces is immers duidelijk aangetoond dat Pjongjang voortdurend gebruik maakt van brinkmanship en hierdoor de reactie van de tegenpartij in grote mate kan beïnvloeden. In tegenstelling tot het Amerikaanse beleid, dat aan verandering onderhevig is, kan worden vastgesteld dat het aanwenden van brinkmanship in de Noord-Koreaanse onderhandelingsstrategie zorgt voor een element van continuïteit.
De vraag is echter wat het resultaat is geweest van deze harde onderhandelingsstrategie. Men kan zich terecht afvragen of deze onderhandelingsstijl niet eerder zorgt voor een verslechtering van de relaties tussen de verschillende onderhandelende partijen dan dat ze leidt tot vruchtbare onderhandelingsresultaten. Doorheen de bespreking van de twee nucleaire crisissen is echter duidelijk geworden dat Noord-Korea via de aanwending van brinkmanship zowel positieve als negatieve resultaten heeft behaald.
Tijdens de eerste nucleaire crisis kan zonder meer worden gesteld dat de brinkmanship-onderhandelingsstrategie van Noord-Korea tot enkele markante resultaten heeft geleid die langs de Noord-Koreaanse zijde als positief kunnen worden omschreven. Hoewel Pjongjang door de aanwending van brinkmanship zichzelf en de VS vaak gevaarlijk dicht bij de afgrond plaatst, slaagt Noord-Korea er als relatief zwak land in om bilaterale onderhandelingen aan te knopen met een supermacht als de Verenigde Staten.
Tijdens deze bilaterale onderhandelingen kan Noord-Korea het nucleaire issue hoog op de agenda plaatsen, waardoor het er in slaagt om vanuit een positie van sterkte te onderhandelen. Het bilaterale onderhandelingsproces leidt uiteindelijk tot het Agreed Framework, een akkoord dat Noord-Korea tot de winnende partij maakt: er zou immers een einde komen aan het diplomatiek isolement, het land zou kunnen rekenen op energiehulp, er zou een einde worden gemaakt aan de jarenoude Amerikaanse sancties die de Noord-Koreaanse economie teisterden én het Noord-Koreaanse nucleaire programma bleef intact, want het moest enkel worden bevroren en niet volledig worden ontmanteld. Hoewel dus de brinkmanship-onderhandelingsstrategie risico’s met zich meebracht, kan worden geconcludeerd dat ze tijdens de eerste nucleaire crisis zeer efficiënt was.
Tijdens de tweede nucleaire crisis vertoont de onderhandelingsstrategie van Noord-Korea opnieuw een hoge mate van brinkmanship. Opgemerkt moet wel worden dat beide partijen zich tijdens deze crisis minder dicht bij de afgrond bevinden dan gedurende de eerste nucleaire crisis. De dreiging met sancties vanwege de VN-Veiligheidsraad en de militaire dreiging zijn minder groot. Het resultaat is voor Noord-Korea tijdens de multilaterale onderhandelingsrondes echter minimaal. Doorheen de dreigementen van Pjongjang wordt duidelijk dat het land aast op een nieuwe formele bilaterale onderhandelingsronde met de Verenigde Staten. Washington weigert echter om hierop in te gaan en houdt vast aan multilaterale onderhandelingen.
Tijdens de tweede nucleaire crisis wordt duidelijk dat de onderhandelingsstrategie van brinkmanship niet de verwachte resultaten oplevert voor Noord-Korea. President Bush lijkt minder geneigd te zijn dan zijn voorganger om het harde onderhandelingsspel van Pjongjang mee te spelen. Het resultaat van de brinkmanship-onderhandelingsstrategie is dan ook dat het onderhandelingsproces in een impasse komt te zitten.
In het theoretisch kader van deze eindverhandeling worden twee mogelijke oplossingen voorgesteld om aan brinkmanship tegemoet te komen. Enerzijds kan brinkmanship beantwoord worden met brinkmanship. Anderzijds kan een akkoord worden afgesloten waardoor de partij die gebruik maakt van brinkmanship iets te verliezen heeft. Hierdoor zal die partij minder snel geneigd zijn om op de brink te gaan staan, uit angst om de voordelen die uit het akkoord voortvloeien te mislopen.
De twee vooropgestelde oplossingen zetten voor de VS echter weinig zoden aan de dijk. Ten eerste maakt Amerika’s rol als wereldleider en verdediger van de democratie het onmogelijk om het Noord-Koreaanse brinkmanship te beantwoorden met soortgelijke onderhandelingstechnieken. Ten tweede heeft het fnuiken van het Agreed Framework uitgewezen dat het niet volstaat om Noord-Korea iets waardevols in handen te geven om het land te doen afzien van de brinkmanship-onderhandelingsstrategie.
Alleen de toekomst kan uitwijzen of de VS en zijn bondgenoten erin zullen slagen om het Noord-Koreaanse brinkmanship voorgoed het zwijgen op te leggen. Momenteel lijkt Noord-Korea echter niet van plan om zijn onderhandelingsstrategie op te geven en blijft het flirten met de brink.
X., Juche, Global Security, 2005, (19.04.2006, Global Security:http://www.globalsecurity.org/military/world/dprk/juche.htm).
X., Special report on the North Korean nuclear weapons statement, Center for Nonproliferation Studies, 2005 (02.05.2006, CNS: http://cns.miis.edu/pubs/week/pdf/050211.pdf).
X., Brinkmanship, Wikipedia, 2006, (27.03.2006, Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/brinkmanship).
ALBRIGHT, D., ISIS Issue Brief: North Korea’s current and future plutonium and nuclear weapon stocks, Institute for Science and International Security, 2003 (10.04.2006, ISIS: http://www.isis-online.org/publications/dprk/currentandfutureweaponsstocks.html).
AXELROD, R., The evolution of cooperation, Penguin Books, 1990, 241 p.
BEMELMANS-VIDEC, M-L., RIST, R.C., VERDUNG, E., Carrots, sticks and Sermons: policy instruments and their evaluation, New Brunswick/London, Transaction Publishers, 1998, 280 p.
BERMUDEZ, J.S., Shield of the Great Leader: the armed forces of North Korea, Allen and Unwin, 2001, 392 p.
BURROWS, W.E.en WINDREM, R., Critical mass: the dangerous race for superweapons in a fragmenting world, New York, Simon and Schuster, 1994, 573 p.
CARCHON, R. en VAN DER MEER, K., De non-proliferatie van kernwapens en Internationale controles, Mol, Studiecentrum voor kernenergie, 2005 (02.04.2006, SCK: http://www.sckcen.be/sckcen_en/publications/brochures/nonproliferatieverdrag0505_NL.pdf)
CARPENTER T.G., en BANDOW, D., The Korean Conundrum: America’s troubled relations with North and South Korea, New York, Palgrave MacMillan, 2004, p. 218.
CARTER, J., Back to the Framework, Washington, Washington Post, 2003 (26.04.2006, Washington Post: http://www.washingtonpost.com/ac2/wp-dyn/A52218-2003Jan13?language=printer).
CHA, V.D., en KANG, D.C., Nuclear North Korea: a debate on engagement strategies, New York, Columbia University Press, 2003, 265 p.
CORTRIGHT, D., Carrots, sticks and cooperation: economic tools of statecraft, Fourth Freedom Forum, 1998 (01.04.2006, Fourth Freedom Forum: http://www.fourthfreedom.org/Applications/cms.php?page_id=40).
DOWNS, C., Over the line: North Korea’s negotiating strategy, Washington, The AEI Press, 199, 336 p.
DUJARRIC, R., Korean Unification and after, the challenge for U.S. Strategy, Hudson Institute, 2000, 106 p.
EAST, M.A., SALMORE, S.A., HERMANN, C.F., Why nations act: theoretical perspectives for comparative foreign policy studies, Beverly Hills/London, Sage Publications, 1978, 234 p.
GOLDSTEIN, J.S., International Relations, Pearson Longman, 2005, 598 p.
GOODMAN, P.S., North Korea orders U.N. nuclear inspectors to leave, Washington, Washington Post, 2002 (26.04.2006, Washington Post: http://www.washingtonpost.com/ac2/wp-dyn/A42920-2002Dec27?language=printer).
HARRISON, S.S., Korean endgame: A strategy for reunification and U.S. disengagement, Princeton, Princeton University Press, 2002, 417 p.
HIRSCH, E.D., KETT J.F. en TREFIL, J., The New Dictionary of Cultural Literacy,
Houghton Mifflin Company, 2002 (11.11.2005, Houghton Mifflin Company: http://www.bartleby.com/59/13/brinkmanship.html).
IKLE, F.C., How nations negotiate, New York/Washington/London, Frederick A. Praeger Publishers, 1967, 272 p.
JOY, C.T., How communists negotiate, New York, The Macmillan Company, 1955, 178 p.
KERR, P., North Korea admits secret nuclear weapons program, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2002_11/nkoreanov02.asp).
KERR, P., KEDO suspends oil shipments to North Korea, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2002_12/kedo_dec02.asp).
KERR, P., North Korea restarts reactor, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_03/nkorea_mar03.asp).
KERR, P., Chronologie of U.S.-North Korean nuclear and missile diplomacy, Washington, Arms Control Association, 2003 (14.04.2006,Arms Control Association: http://www.armscontrol.org/factsheets/dprkchron.asp#1993).
KERR, P., North Korea quits NPT, says it will restart nuclear facilities, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_01-02/nkorea_janfeb03.asp).
KERR, P., U.S. meet North Korea; Pyongyang said to claim nukes, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_05/nkoreanews_may03.asp).
KERR, P., Officials seek end to nuclear aid, Washington, Arms Control Association, 2003 (29.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_09/KEDO.asp).
KERR, P., U.S. Courts allies to contain North Korea, Talks lag, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_07-08/northkorea_julaug03.asp).
KERR, P., U.S. shows more flexibility in North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2003 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_10/NorthKorea.asp).
KERR, P., Bush hints at North Korea security agreement, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_11/NorthKorea.asp).
KERR, P., KEDO suspends construction of nuclear reactors, Washington, Arms Control Association, 2003 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_12/KEDO.asp).
KERR, P., The Agreed Framework at glance, Washington, Arms Control Association, 2004 (14.04.2006, Arms Control Association: http://www.armscontrol.org/documents/af.asp).
KERR, P., U.S. delegation visits North Korea, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_03/NorthKorea.asp).
KERR, P., Six nations square off over North Korea, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_03/NKProposal.asp).
KERR, P., North Korea talks stymied, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_04/NorthKorea.asp).
KERR, P., U.S., North Korea jockey for China’s support as working group nuclear talks approach, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_05/NK.asp).
KERR, P., North Korea nuclear talks: if at first you don’t succeed, meet again, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_06/NK.asp).
KERR, P., U.S. unveils offer at North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_07-08/NKtalks.asp).
KERR, P., North Korea criticizes U.S. nuclear proposal, blasts Bush, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_09/NK_Talks.asp).
KERR, P., North Korea skips six-party talks, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_10/NK.asp).
KERR, P., North Korea nuclear talks in limbo, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_03/NK.asp).
KERR, P., North Korea disavows missile moratorium, talks remain stalled, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_04/NK.asp).
KERR, P., U.S. pushes to restart North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_05/NK_Talks.asp).
KERR., P., Allies seek to restart North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_06/NorthKoreaTalks.asp).
KERR, P., Kim willing to talk, does not say when, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_07-08/NorthKorea.asp).
KERR, P., North Korea talks resume, then stall, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_09/NKoreaTalks9-05.asp).
KERR, P., North Korea talks achieve breakthrough, Washington, Arms ControlAssociation, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_10/OCT-NKBreakthrough.asp).
KERR, P., Challenges face North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_11/NOV-NKTalks.asp).
KERR, P., North Korea nuclear talks stall, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2006_01-01/JANFEB-nktalks.asp).
KERR., P., U.S.-NK meeting could aid six-party talks, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2006_03/MARCH-usnkmeeting.asp).
KERREMANS, B., Internationale politiek sinds 1945, Leuven, Acco, 2003, 319 p.
KIHL, Y.W., en HAYES, P., Peace and security in Northeast Asia: the nuclear issue and the Korean Peninsula, New York/London, M.E. Sharpe, 1997, 491 p.
KIM, C-K., The Korean war, Seoel, Kwangyong Publishing Company, 1973, 831 p.
KIM, K-T., North Korea may boost military deterrent force, Washington, The Washington Post, 2006 (02.05.2006, TWP: http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2006/04/12/AR2006041201356_pf.html).
KIM, K-S., North Korea’s weapons of mass destruction: problems and prospects, Hollym, Seoel, 2004, 249 p.
KU, D.Y., Korea under colonialism, Seoel, Seoul Computer Press, 1985, 340 p.
LEWICKI, R.J., SAUNDERS, D.M., BARRY, B., MINTON, J.W., Essentials of negotiation, New York, McGrawHill, 2003, 274 p.MACK, A., Asian Flashpoint: Security and the Korean Peninsula, Canberra, ANU Printery, 1993, 175 p.
MANYIN, M.E., CHANLETT-AVERY E. en MARCHART, H., North Korea: a chronology of events, October 2002 – November 2004, Washington, Congressional Research Service, 2005, 52 p.
MNOOKIN, R.H., “When not to negotiate: a negotiation imperialist reflects on appropriate limits” in University of Colorado Law Review, 74, (2003), 3, p.31p.
NIKSCH, L.A., CRS Issue Brief for Congress: North Korea’s Nuclear Weapons Program, Congressional Research Service, 2006 (10.04.2006, CRS: http://www.fas.org/sgp/crs/nuke/IB91141.pdf).
OLSON, E.A., “The goal of North Korean brinkmanship: mediation”, in Strategic Insights, 3, 2004 (22.03.2006, Center for Contemporary Conflict: http://www.ccc.nps.navy.mil/si/2004/mar/olsenMar04.pdf).
PARK, H.S., North Korea: ideology, politics, economy, New Jersey, Prentice Hall, 1996, 233 p.
PARK, H.S., The politics of unconventional wisdom, Boulder/London, Lynne Rienner Publishers, 2002, 193 p.
PARK, S.J., “Inside multilateralism: the six-party talks” in The Washington Quarterly, 28, (2005), 4, pp. 75-91 (27.04.2006, TWQ: http://www.twq.com/05autumn/docs/05autumn_park.pdf).
POMPER, M.A., Bush second term: more diplomacy but same policies,
Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA:
http://www.armscontrol.org/act/2005_03/NA_BushSecondTerm.asp).
REEN, D., “The prospect for North Korea’s survival” in Adelphi Papers, 3, (1998), pp. 98.
RIGOULOT, P., De schurkenstaat: een geschiedenis van Noord-Korea, Antwerpen/Amsterdam, Atlas, 2003, 128 p.
ROBINSON, M.E., Cultural Nationalism in Colonial Korea, 1920-1925, Washington, University of Washington Press, 1988, 217 p.
RONALD, J.B., Nuclear proliferation: the post-cold-war challenge, New York, Foreign Policy Association, 1995, 121 p.
SAUER, T., “The ‘Americanization’ of EU Nuclear Non-proliferation Policy”, in L., REYCHLER, Strategy: European Security and Conflict Prevention, Leuven, 2004, 18 p.
SCHELLING, T.C., The strategy of conflict, London, Oxford University Press, 1966, 309.
SCHELLING, T.C., Arms and influence, New Haven/London, Yale University Press, 1967, 293.
SHENYING, S., “Politics and strategies for economic development” in PARK, H.S.,
North Korea: ideology, politics, economy, New Jersey, Prentice-Hall, 1996, 23 p.
SIGAL, L., Disarming strangers: nuclear diplomacy with North Korea, Princeton, Princeton University Press, 1999, 321 p.
SNYDER, S., Negotiating on the edge: North Korean negotiating behaviour, Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, 213.
SQUASSONI, S.A., CRS Report for Congress: North Korea’s Nuclear Weapons:
How Soon an Arsenal?, Congressional Research Service, 2004 (10.04.2006, CRS: http://www.fas.org/spp/starwars/crs/RS21391.pdf).
SUH, D-S., Leadership and political culture in Korea, Yonsei, Yonsei University, 2000, 53 p.
WEINTAL, E., en BARTLETT, C., Facing the brink: an intimate study of crisis diplomacy, New York, Charles Scribner’s Sons, 1967, 248 p.
WIT, J.S., PONEMAN D.B., en GALLUCI, R.L., Going critical: the first North
Korean nuclear crisis, Washington D.C., Brookings institution press, 2004, 474 p.
WUBBEN, H., Noord-Korea, De hongerige tijger, Amsterdam, Balans, 1997, 352 p.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] R.H., MNOOKIN, “When not to negotiate: a negotiation imperialist reflects on appropriate limits” in University of Colorado Law Review, 74, (2003), 3, 1080.
[2] R.J.,LEWICKI, D.M., SAUNDERS, B., BARRY, J.W., MINTON, Essentials of negotiation, New York, McGrawHill, 2003, 3.
[3] ibid., 9-10.
[4] ibid., 11.
[5] M-L., BEMELMANS-VIDEC, R.C., RIST, E., VERDUNG, Carrots, sticks and Sermons: policy instruments and their evaluation, New Brunswick/London, Transaction Publishers, 1998, 24.
[6] ibid., 26-27.
[7] ibid., 31-32.
[8] D., CORTRIGHT, Carrots, sticks and cooperation: economic tools of statecraft, Fourth Freedom Forum, 1998 (01.04.2006, Fourth Freedom Forum: http://www.fourthfreedom.org/Applications/cms.php?page_id=40).
[9] J.S., GOLDSTEIN, International Relations, Pearson Longman, 2005, 562.
[10] R., AXELROD, The evolution of cooperation, Penguin Books, 1990, 3-4.
[11] ibid., 7-10.
[12] ibid., 13.
[13] L.V., SIGAL, Disarming strangers: nuclear diplomacy with North Korea, Princeton, Princeton University Press, 1999, 126.
[14] M.A., EAST, S.A., SALMORE, C.F., HERMANN, Why nations act: theoretical perspectives for comparative foreign policy studies, Beverly Hills/London, Sage Publications, 1978, 161-162.
[15] F.C., IKLE, How nations negotiate, New York/Washington/London, Frederick A. Praeger Publishers, 1967, 62.
[16] ibid., 62-63.
[17] ibid., 63-64.
[18] ibid., 65-66.
[19] ibid., 81.
[20] ibid., 76.
[21] ibid., 77-78.
[22] C.T., JOY, How communists negotiate, New York, The Macmillan Company, 1955, 18.
[23] ibid., 30.
[24] ibid., 39-40.
[25] ibid., 62-63.
[26] ibid., 74.
[27] ibid., 130.
[28] ibid., 89.
[29] ibid., 102-103.
[30] ibid., 119.
[31] ibid., 137.
[32] T., SAUER, Gesprek in verband met theoretisch kader eindverhandeling, Leuven, 22.03.2006, (persoonlijke mededeling).
[33] R.J.,LEWICKI, D.M., SAUNDERS, B., BARRY, J.W., MINTON, o.c., 84.
[34] ibid., 86.
[35] ibid., 89-90.
[36] E., WEINTAL, en C., BARTLETT, Facing the brink: an intimate study of crisis diplomacy, New York, Charles Scribner’s Sons, 1967, 217.
[37] X., Brinkmanship, Wikipedia, 2006, (27.03.2006, Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/brinkmanship).
[38] OLSON, E.A., “The goal of North Korean brinkmanship: mediation”, in Strategic Insights, 3, 2004 (22.03.2006, Center for Contemporary Conflict: http://www.ccc.nps.navy.mil/si/2004/mar/olsenMar04.pdf).
[39] E.D., HIRSCH, J.F., KETT en J., TREFIL, The New Dictionary of Cultural Literacy, Houghton Mifflin Company, 2002 (11.11.2005, Houghton Mifflin Company: http://www.bartleby.com/59/13/brinkmanship.html).
[40] X., Brinkmanship, Wikipedia, 2006, (27.03.2006, Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/brinkmanship).
[41] T.C., SCHELLING, The strategy of conflict, London, Oxford University Press, 1966, 200.
[42] S., SNYDER, Negotiating on the edge: North Korean negotiating behaviour, Washington D.C., United States Institute of Peace Press, 1999, 76.
[43] T.C., SCHELLING, o.c., 199-200.
[44] ibid., 200-201.
[45] T.C., SCHELLING, Arms and influence, New Haven/London, Yale University Press, 1967, 91.
[46] ibid., 91.
[47] S., SNYDER, o.c., 77.
[48] ibid., 79-80.
[49] ibid., 79.
[50] ibid., 80.
[51] ibid., 81.
[52] ibid., 81.
[53] ibid., 82-83.
[54] ibid., 83-84.
[55] ibid., 76.
[56] ibid., 77-78.
[57] ibid., 84.
[58] D.Y., KU, Korea under colonialism, Seoel, Seoul Computer Press, 1985, 10-12.
[59] ibid., 13.
[60] ibid., 14.
[61] ibid., 15.
[62] S., SHENYING, “Politics and strategies for economic development” in PARK, H.S., North Korea: ideology, politics, economy, New Jersey, Prentice-Hall, 1996, 124-125.
[63] ibid., 126.
[64] D.Y., KU, o.c., 18-19.
[65] M.E., ROBINSON, Cultural Nationalism in Colonial Korea, 1920-1925, Washington, University of Washington Press, 1988, 4 -5.
[66] ibid., 7.
[67] H., WUBBEN, Noord-Korea, De hongerige tijger, Amsterdam, Balans, 1997, 98-99.
[68] ibid., 100.
[69] C-K., KIM, The Korean war, Seoel, Kwangmyong Publishing Company, 1973, 16-17.
[70] ibid., 18-20.
[71] ibid., 21-22.
[72] ibid., 23.
[73] ibid., 24-26.
[74] ibid., 27-28.
[75] ibid., 29-31.
[76] ibid. ,32.
[77] P., RIGOULOT, De schurkenstaat: een geschiedenis van Noord-Korea, Antwerpen/Amsterdam, Atlas, 2003, 16-17.
[78] H., WUBBEN, Noord-Korea, De hongerige tijger, Amsterdam, Balans, 1997, 137-139.
[79] ibid., 140-142.
[80] ibid., 143-144.
[81] ibid., 145-146.
[82] ibid., 147.
[83] W. STUECK, The Korean war: an international history, Princeton, Princeton University Press, 235-236.
[84] B., KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, Leuven, Acco, 2003, 76-77.
[85] W. STUECK, o.c., 238.
[86] H., WUBBEN, o.c., 148-149.
[87] ibid., 150.
[88] ibid., 150-153.
[89] ibid., 154-155.
[90] W. STUECK, o.c., 240-242.
[91] ibid., 243.
[92] H., WUBBEN, o.c., 157-158.
[93] P., GUNST, A., PHILIPS, B., VERHAEGEN, Operatie in Korea, Van ‘Kamina’ naar Imjin, Tielt, Lannoo, 1999, 27-28.
[94] ibid., 29.
[95] ibid., 30.
[96] ibid., 31.
[97] B., KERREMANS, o.c., 79-80.
[98] P., RIGOULOT, o.c., 85-86.
[99] ibid., 87.
[100] B., KERREMANS, o.c., 312.
[101] ibid., 313-314.
[102] R., DUJARRIC, Korean Unification and after, the challenge for U.S. Strategy, Hudson Institute, 2000, 12.
[103] B., KERREMANS, o.c., 315.
[104] P., RIGOULOT, o.c., 98-101.
[105] P., RIGOULOT, o.c., 53.
[106] ibid., 56-58.
[107] ibid., 59-60.
[108] D-S., SUH, Leadership and political culture in Korea, Yonsei, Yonsei University, 2000, 8-10.
[109] P., RIGOULOT, o.c., 53-66.
[110] ibid., 18-20.
[111] ibid., 5-6.
[112] H.S., PARK, North Korea: ideology, politics, economy, New Jersey, Prentice Hall, 1996, 4.
[113] X., Juche, Global Security, 2005, (19.04.2006, Global Security: http://www.globalsecurity.org/military/world/dprk/juche.htm).
[114] H.S., PARK, o.c., 10.
[115] J.S., BERMUDEZ, Shield of the Great Leader: the armed forces of North Korea, Allen and Unwin, 2001, 2.
[116] ibid., 8-9.
[117] ibid.,10.
[118] ibid., 11.
[119] ibid.,12.
[120] T., SAUER, “The ‘Americanization’ of EU Nuclear Non-proliferation Policy”, in L., REYCHLER, Strategy: European Security and Conflict Prevention, Leuven, 2004, 113-115.
[121] ibid., 115.
[122] GOLDSTEIN, o.c., 243.
[123] CARCHON, R. en VAN DER MEER, K., De non-proliferatie van kernwapens en internationale controles, Mol, Studiecentrum voor kernenergie, 2005 (02.04.2006, SCK: http://www.sckcen.be/sckcen_en/publications/brochures/nonproliferatieverdrag0505_NL.pdf).
[124] SAUER, o.c., 116.
[125] D., REEN, “The prospect for North Korea’s survival” in Adelphi Papers, 3, (1998), 42.
[126] S.S., HARRISON, Korean endgame: A strategy for reunification and U.S. disengagement, Princeton, Princeton University Press, 2002, 198.
[127] D., REEN, o.c., 42.
[128] S.S., HARRISON, o.c., 199.
[129] L., SIGAL, Disarming strangers: nuclear diplomacy with North Korea, Princeton, Princeton University Press, 1999, 21-22.
[130] D., REEN, o.c., 43.
[131] W.E., BURROWS en R., WINDREM, Critical mass: the dangerous race for superweapons in a fragmenting world, New York, Simon and Schuster, 1994, 426-427.
[132] L., SIGAL, o.c., 22.
[133] W.E., BURROWS en R., WINDREM, o.c., 428.
[134] ibid., 427.
[135] D. REEN, o.c., 44.
[136] W.E., BURROWS en R., WINDREM, o.c., 429.
[137] S.S., HARRISON, o.c., 200.
[138] L., SIGAL, 29.
[139] W.E., BURROWS en R., WINDREM, o.c., 430.
[140] ibid., 430-431.
[141] ibid., 431.
[142] L., SIGAL, o.c., 30.
[143] S.S., HARRISON, o.c., 206-207.
[144] ibid., 208.
[145] W.E., BURROWS en R., WINDREM, o.c., 431.
[146] S.S., HARRISON, o.c., 204.
[147] W.E., BURROWS en R., WINDREM, o.c., 432.
[148] ibid., 433.
[149] L., SIGAL, 7-8.
[150] ibid., 17.
[151] ibid., 25-27.
[152] ibid., 38.
[153] ibid., 32-34.
[154] ibid., 35-36.
[155] ibid., 37-38.
[156] ibid., 38-42.
[157] ibid., 44-48.
[158] ibid., 48-51.
[159] H.S., PARK, The politics of unconventional wisdom, Boulder/London, Lynne Rienner Publishers, 2002, 134.
[160] Y.W., KIHL en P., HAYES, Peace and security in Northeast Asia: the nuclear issue and the Korean Peninsula, New York/London, M.E. Sharpe, 1997, 311.
[161] A., MACK, Asian Flashpoint: Security and the Korean Peninsula, Canberra, ANU printery, 1993, 86-88.
[162] ibid., 89.
[163] H.S., PARK, o.c., 136.
[164] Y.W., KIHL en P., HAYES, o.c., 222.
[165] ibid., 137.
[166] S.S., HARRISON, o.c., 201.
[167] H.S., PARK, o.c., 138.
[168] ibid., 139.
[169] ibid., 139-140.
[170] SQUASSONI, S.A., CRS Report for Congress: North Korea’s Nuclear Weapons: How Soon an Arsenal?, Congressional Research Service, 2004 (10.04.2006, CRS: http://www.fas.org/spp/starwars/crs/RS21391.pdf).
[171] NIKSCH, L.A., CRS Issue Brief for Congress: North Korea’s Nuclear Weapons Program, Congressional Research Service, 2006 (10.04.2006, CRS: http://www.fas.org/sgp/crs/nuke/IB91141.pdf).
[172] ALBRIGHT, D., ISIS Issue Brief: North Korea’s current and future plutonium and nuclear weapon stocks, Institute for Science and International Security, 2003 (10.04.2006, ISIS: http://www.isis-online.org/publications/dprk/currentandfutureweaponsstocks.html).
[173] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, Going critical: the first North Korean nuclear crisis, Washington D.C., Brookings institution press, 2004, 26-29.
[174] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, The Korean Conundrum: America’s troubled relations with North and South Korea, New York, Palgrave MacMillan, 2004, 42.
[175] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 30-31.
[176] ibid., 32-33.
[177] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 43.
[178] ibid., 44
[179] ibid., 44.
[180] J.B., RONALD, Nuclear proliferation: the post-cold-war challenge, New York, Foreign Policy Association, 1995, 36-37.
[181] ibid., 38.
[182] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 44-45.
[183] J.B., RONALD, o.c., 39-40.
[184] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 26-27.
[185] ibid., 29.
[186] ibid., 30.
[187] C., DOWNS, Over the line: North Korea’s negotiating strategy, Washington, The AEI Press, 199, 215-217.
[188] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 31-32.
[189] C., DOWNS, o.c., 227-230.
[190] S., SNYDER, o.c., 85.
[191] ibid., 231-232.
[192] ibid., 241.
[193] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 41-42.
[194] ibid., 44-45.
[195] ibid., 45-46.
[196] C., DOWNS, o.c., 247-248.
[197] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 51-53.
[198] ibid., 54.
[199] ibid., 54-55.
[200] ibid., 51-55.
[201] ibid., 56-57.
[202] ibid., 58.
[203] S., SNYDER, o.c., 44.
[204] ibid., 59.
[205] ibid., 59-60.
[206] ibid., 90.
[207] ibid., 62.
[208] ibid., 71-73.
[209] ibid., 74-75.
[210] ibid., 76-79.
[211] ibid., 116-117.
[212] ibid., 118-119.
[213] ibid., 120-121.
[214] S., SNYDER, o.c., 86.
[215] L., SIGAL, o.c., 102-103.
[216] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 130-135.
[217] ibid., 136-139.
[218] L., SIGAL, o.c., 105.
[219] ibid., 106.
[220] ibid., 107.
[221] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 151.
[222] ibid., 158-159.
[223] L., SIGAL, o.c., 108.
[224] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 162-164.
[225] ibid., 169-171.
[226] S., SNYDER, o.c., 72.
[227] ibid., 82.
[228] ibid., 192-193.
[229] ibid., 194-200.
[230] ibid., 204-205.
[231] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 44.
[232] S., SIGAL, o.c., 149-150.
[233] S., HARRISON, o.c., 216.
[234] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 207.
[235] S., HARRISON, o.c., 218.
[236] S., SIGAL, o.c., 155-157.
[237] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 234.
[238] ibid., 238-241.
[239] L., SIGAL, o.c., 168-169.
[240] ibid., 172-173.
[241] ibid., 175-176.
[242] KERR, P., Chronologie of U.S.-North Korean nuclear and missile diplomacy, Washington, Arms Control Association, 2003 (14.04.2006, Arms Control Association: http://www.armscontrol.org/factsheets/dprkchron.asp#1993).
[243] S., SIGAL, o.c., 185-186.
[244] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 298-300.
[245] S., SIGAL, o.c., 188-189.
[246] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 316-317.
[247] KERR, P., The Agreed Framework at glance, Washington, Arms Control Association, 2004 (14.04.2006, Arms Control Association: http://www.armscontrol.org/documents/af.asp).
[248] S., SNYDER, o.c., 14-15.
[249] ibid., 80-81.
[250] ibid., 82-85.
[251] ibid., 43-44.
[252] ibid., 69.
[253] ibid., 70.
[254] T.C., SCHELLING, o.c., 200.
[255] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 45-48.
[256] ibid., 49.
[257] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 373.
[258] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 50.
[259] S., HARISSON, o.c., 227.
[260] ibid., 227-228.
[261] S., SNYDER, o.c., 81.
[262] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 51.
[263] ibid., 52.
[264] K-S., KIM, North Korea’s weapons of mass destruction: problems and prospects, Hollym, Seoel, 2004, 44-45.
[265] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 53-54.
[266] ibid., 54-55.
[267] ibid., 56-57.
[268] B., KERREMANS, o.c., 266-267.
[269] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 58.
[270] J.S., WIT, D.B., PONEMAN en R.L., GALLUCCI, o.c., 278.
[271] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 58-59.
[272] V.D., CHA en D.C., KANG, Nuclear North Korea: a debate on engagement strategies, New York, Columbia University Press, 2003, 131-132.
[273] ibid., 59.
[274] CARTER, J., Back to the Framework, Washington, Washington Post, 2003 (26.04.2006, Washington Post: http://www.washingtonpost.com/ac2/wp-dyn/A52218-2003Jan13?language=printer).
[275] KERR, P., North Korea admits secret nuclear weapons program, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2002_11/nkoreanov02.asp).
[276] KERR, P., KEDO suspends oil shipments to North Korea, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2002_12/kedo_dec02.asp).
[277] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 59-60.
[278] GOODMAN, P.S., North Korea orders U.N. nuclear inspectors to leave, Washington, Washington Post, 2002 (26.04.2006, Washington Post: http://www.washingtonpost.com/ac2/wp-dyn/A42920-2002Dec27?language=printer).
[279] KERR, P., North Korea quits NPT, says it will restart nuclear facilities, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_01-02/nkorea_janfeb03.asp).
[280] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, North Korea: a chronology of events, October 2002 – November 2004, Washington, Congressional Research Service, 2005, 19-20.
[281] KERR, P., North Korea restarts reactor, Washington, Arms Control Association, 2002 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_03/nkorea_mar03.asp).
[282] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 60.
[283] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 22.
[284] ibid., 61.
[285] ibid., 62-63.
[286] PARK, S.J., “Inside multilateralism: the six-party talks” in The Washington Quarterly, 28, (2005), 4, pp. 75-91 (27.04.2006, TWQ: http://www.twq.com/05autumn/docs/05autumn_park.pdf).
[287] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 62.
[288] ibid., 62.
[289] ibid., 63.
[290] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 24.
[291] KERR, P., U.S. meet North Korea; Pyongyang said to claim nukes, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_05/nkoreanews_may03.asp).
[292] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 26-27.
[293] ibid., 27.
[294] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 63.
[295] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 28-31.
[296] T.G., CARPENTER en D., BANDOW, o.c., 65.
[297] KERR, P., Officials seek end to nuclear aid, Washington, Arms Control Association, 2003 (29.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_09/KEDO.asp).
[298] L., SIGAL, o.c., 17.
[299] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 32.
[300] KERR, P., U.S. Courts allies to contain North Korea, Talks lag, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_07-08/northkorea_julaug03.asp).
[301] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 32.
[302] ibid., 32.
[303] KERR, P., U.S. shows more flexibility in North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2003 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_10/NorthKorea.asp).
[304] KERR, P., Bush hints at North Korea security agreement, Washington, Arms Control Association, 2003 (27.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_11/NorthKorea.asp).
[305] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 34.
[306] ibid., 35.
[307] KERR, P., KEDO suspends construction of nuclear reactors, Washington, Arms Control Association, 2003 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2003_12/KEDO.asp).
[308] KERR, P., U.S. delegation visits North Korea, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_03/NorthKorea.asp).
[309] S., SNYDER, o.c., 81.
[310] KERR, P., Six nations square off over North Korea, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_03/NKProposal.asp).
[311] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 41.
[312] ibid., 41.
[313] ibid., 40-41.
[314] KERR, P., North Korea talks stymied, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_04/NorthKorea.asp).
[315] KERR, P., U.S., North Korea jockey for China’s support as working group nuclear talks approach, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_05/NK.asp).
[316] KERR, P., North Korea nuclear talks: if at first you don’t succeed, meet again, Washington, Arms Control Association, 2004 (30.04.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_06/NK.asp).
[317] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 46.
[318] KERR, P., U.S. unveils offer at North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_07-08/NKtalks.asp).
[319] M.E., MANYIN, E., CHANLETT-AVERY en H., MARCHART, o.c., 46.
[320] KERR, P., North Korea criticizes U.S. nuclear proposal, blasts Bush, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_09/NK_Talks.asp).
[321] KERR, P., North Korea skips six-party talks, Washington, Arms Control Association, 2004 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2004_10/NK.asp).
[322] POMPER, M.A., Bush second term: more diplomacy but same policies, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_03/NA_BushSecondTerm.asp).
[323] KERR, P., North Korea nuclear talks in limbo, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_03/NK.asp).
[324] X., Special report on the North Korean nuclear weapons statement, Center for Nonproliferation Studies, 2005 (02.05.2006, CNS: http://cns.miis.edu/pubs/week/pdf/050211.pdf).
[325] KERR, P., North Korea disavows missile moratorium, talks remain stalled, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_04/NK.asp).
[326] KERR, P., U.S. pushes to restart North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_05/NK_Talks.asp).
[327] KERR., P., Allies seek to restart North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_06/NorthKoreaTalks.asp).
[328] ibid.
[329] KERR, P., Kim willing to talk, does not say when, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_07-08/NorthKorea.asp).
[330] KERR, P., North Korea talks resume, then stall, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_09/NKoreaTalks9-05.asp).
[331] KERR, P., North Korea talks achieve breakthrough, Washington, Arms Control Association, 2005 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_10/OCT-NKBreakthrough.asp).
[332] ibid.
[333] KERR, P., Challenges face North Korea talks, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2005_11/NOV-NKTalks.asp).
[334] KERR, P., North Korea nuclear talks stall, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2006_01-01/JANFEB-nktalks.asp).
[335] KERR., P., U.S.-NK meeting could aid six-party talks, Washington, Arms Control Association, 2006 (01.05.2006, ACA: http://www.armscontrol.org/act/2006_03/MARCH-usnkmeeting.asp).
[336] KIM, K-T., North Korea may boost military deterrent force, Washington, The Washington Post, 2006 (02.05.2006, TWP: http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2006/04/12/AR2006041201356_pf.html).
[337] S., SNYDER, o.c., 76.