NSFNET


Het model van CSNET overtuigde de NSF van het belang van netwerkcommunicatie voor de onderzoeksgemeenschap maar NSF was niet van plan om een nationaal netwerk uit te bouwen. Het onderhoud van ARPAnet kostte de DCA jaarlijks ongeveer $14.000.000 en zoveel wilde de NSF niet investeren. [11] Wat ze wel deden was geld vrijmaken voor vijf supercomputercentra die via een huurlijn van 56 kbps met elkaar verbonden. [12] Om aan de eisen van de onderzoeksgemeenschap tegemoet te komen lieten ze toe dat regionale en universitaire netwerken zich op hun NSFNET aansloten. [13]

Enkele universiteiten sloten zich aan het NSFNET aan om toegang te krijgen tot de supercomputercentra maar al snel bleek het NSFNET ook geschikt voor e-mail, nieuwsgroepen en overdracht van computerbestanden. Het verkeer op het netwerk nam enorm toe en daarom besteedde de NSF in 1987 de opdracht om de bestaande 56 kbps lijnen door T1 lijnen (1.5 Mbps) te vervangen aan een consortium van Merit, IBM, MCI en de Staat Michigan uit. [14] Nauwelijks acht maand later, op 1 juli 1988, werd de T1 backbone, die ondertussen reeds dertien sites verbond, in dienst genomen. In januari 1989 stelde hetzelfde consortium voor om de bestaande T1 lijnen door de snellere T3 lijnen (45 Mbps) te vervangen. Anderhalf jaar later startten Merit, IBM en MCI samen de non-profit organisatie Advanced Network and Services op om de T3 backbone te bouwen. [15]

Omdat de snelheid van het NSFNET was tot vijfentwintig maal hoger was dan dat van het ARPAnet verlieten vele instellingen het ARPAnet voor een aansluiting op NSFNET. Begin 1989 kreeg Mark Pullen, een projectleider in DARPA dan ook de opdracht het ARPAnet voor het einde van het jaar af te sluiten. [16] Met uitzondering van een paar sites die naar het MILNET overgingen, werden alle andere sites naar regionale netwerken overgezet. Eén voor één werden de IMP's afgesloten en eind 1989 behoorde het ARPAnet voorgoed tot de geschiedenis. [17] Het NSFNET werd de belangrijkste backbone van het Internet.

Met steeds meer netwerken aan het NSFNET verbonden, verloor de backbone zijn gereserveerde functie voor onderwijs- en onderzoeksinstellingen. De backbone werd steeds meer voor commerciële en private doeleinden gebruikt en daarom besliste de NSF in mei 1993 zijn backbone te verkopen. Het originele NSFNET werd verdeeld in drie Network Access Points die zelf voor hun onderlinge verbinding zouden moeten instaan. Na de verkoop van de NAP's het NSFNET op 30 april 1995 definitief afgesloten en kreeg het Internet een volledig commerciële basis. [18]


10/04/97