De Nederlands-Australische relaties in het jaar 1948. Van de ondertekening van Renville op 17 januari 1948 tot de Tweede Politionele Actie op 19 december 1948. (Cosette Adriaans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Dit hoofdstuk behandelt de periode die loopt van de indiening van het Cochranplan op 10 september 1948 tot en met het einde van de Madioenopstand op 30 september 1948. De Madioenopstand was een communistische opstand die zich afspeelde in de Republiek en begon op 19 september 1948. De periode van dit hoofdstuk is een korte periode waarin er veel gebeurde in de Republiek, maar waarin de Australische regering weinig tot geen aandacht kreeg van de Nederlandse regering. Het hoofdstuk behandelt eerst de multilaterale contacten tussen Nederland en Australië en daarna de bilaterale contacten. De volgende onderwerpen worden behandeld in het multilaterale deel: als eerste wordt het Cochranplan besproken. Ten tweede wordt de Madioenopstand behandeld, ten derde de problemen die plaatsvonden rondom de CGD. Tenslotte wordt de vraag besproken of Critchley succesvol was in het beïnvloeden van de machtsbalans in het voordeel van Indonesië. De volgende onderwerpen komen aan de orde in het bilaterale deel: ten eerste zaken die zich in Australië afspeelden, zoals de problemen met Dr. Oesman. Ten tweede worden een aantal personen besproken, en wel Evatt, Burton, Chifley en Eaton. Ten derde wordt antwoord gegeven op de vraag of de Australische regering en de ministers in staat waren om de uitkomst van de onderhandelingen te beïnvloeden. Tenslotte wordt bekeken of de Australische en Nederlandse regering via oude of nieuwe diplomatie werkten.
Het Cochranplan
Cochran diende op 10 september 1948 zijn plan informeel in bij de Republikeinse en de Nederlandse delegatie. Het plan is nooit officieel ingediend. Het Cochranplan was in grote lijnen hetzelfde als het Critchley-Du Boisplan. Net als het Critchley-Du Boisplan ging het hoofdzakelijk over de structuur en macht van de interimregering. In het Cochranplan was een tijdstabel opgenomen voor de overgave in stappen van de macht aan de VSI. Net als in het Critchley-Du Boisplan gaf het Amerikaanse plan als oplossing voor het probleem van de volksstemmingen en gelijke vertegenwoordiging, het houden van verkiezingen door heel Indonesië. Tevens stelde het dat er een gezamenlijke commissie van technische adviseurs moest komen om een schets van de toekomstige staten van de VSI te maken. Het Cochranplan verschilde van het Critchley-Du Boisplan in voorwaarden voor de versterking van het federale karakter en de structuur van de VSI. Naast de interimregering moest er ook een federale raad komen, die bestond uit één vertegenwoordiger van elke deelstaat en deelnemend gebied anders dan de Republiek. De Republiek zou eenderde van het totale uiteindelijke lidmaatschap uitmaken. De federale raad zou bepalen, met instemming van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, hoe groot de milities van elke deelstaat mochten zijn. De interimregering zou stap voor stap meer autoriteit krijgen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de interimregering zou samenwerken met het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.[232]
Renville-akkoord |
Critchley-Du Boisplan |
Cochranplan |
Vrije verkiezingen binnen een jaar tijd onder toezicht CGD. |
Verkiezingen in heel Indo. voor een constituent assembly. |
Verkiezingen door heel Indonesië. |
Snel herstel economische activiteit. |
Constituent assembly moet een voorlopige federale regering samenstellen, die volmacht tot intern zelfbestuur had. |
Federale raad met een vertegenwoordiger uit elk deelnemend gebied, Republiek 1/3 van totale lidmaatschap. |
Na een pol. overeenkomst geleidelijke reductie legers. |
De voorlopige fed. reg. zou het leger en buitenlandse relaties besturen. |
Federale raad en HVK zouden bepalen hoe groot milities van elke deelstaat mochten zijn. |
Unie van VSI en koninkrijk der Nederlanden. |
Luitenant gouverneur-generaal zou beperkt veto hebben. |
De interimregering zou stap voor stap meer autoriteit krijgen. |
De Indonesische bevolking moest betrokken worden bij veranderingen in de administratie. |
Commissie van technische adviseurs die schets van VSI maakt. |
Gezamenlijke commissie van technische adviseurs om schets van VSI te maken. |
De Republiek zou een deelstaat met gelijke rechten als de andere deelstaten zijn. |
Constituent assembly moest schets van VSI van technische adviseurs goedkeuren |
Ministerie van Buitenlandse Zaken van interimreg. Zou samenwerken met Ned. ministerie van BZ. |
Soevereiniteit over Ned.-Indië bij Nederland tot de overdracht aan de VSI. |
Soevereiniteit nog bij Ned. reg. in de interimperiode |
|
Constitutionele conventie gekozen op democratische wijze. |
Constituent assembly moest grondwet opstellen, goedgekeurd worden door vertegenwoordi- gers deelstaten en de Ned.-ind. Reg. |
|
Critchley had liever gehad dat Cochran achter het Critchley-Du Boisplan had gestaan. Hij vond dat het Cochranplan voordeliger was voor de Nederlandse regering dan voor de Republikeinse regering. De Republiek en Nederland moesten het echter wel allebei accepteren, dat was het beste, want aan de nadelige zaken kon nog wel wat veranderd worden in de onderhandelingen. De belangrijkste verschillen volgens Critchley waren dat 31 juli 1949 als laatste datum werd gezien voor de soevereiniteitsoverdracht naar de VSI, terwijl zijn plan had gemikt op 1 januari 1949. De grondwet hoefde daarbij alleen maar geratificeerd te worden door vertegenwoordigers van de staten; het statuut voor de Unie moest geaccepteerd worden door een vergadering van afgevaardigden van de federale staten. Tenslotte moesten de overeenkomsten die de relatie definieerden op het terrein van financiële, economische en defensiezaken tussen Nederland en de VSI afgesloten zijn op het moment van de soevereiniteitsoverdracht. Hiernaast werd een federale raad voorgesteld. De raad zou moeten beslissen over de grenzen van staten, als er een impasse zou optreden in de vergadering van afgevaardigden van de federale staten. Samen met de Hoge Commissaris, zou deze in de plaats komen van de luitenant gouverneur-generaal. Deze raad zou ook een beslissende stem hebben in de omvang van staten. Critchley stelde vast dat anders dan in het voorstel-Critchley-Du Bois alle Nederlandse troepen in Indonesië onder controle zouden blijven van de Nederlandse regering. Critchley dacht dat het nog wel mogelijk was om dit te amenderen, zodat de verplaatsing van troepen onder de autoriteit van de Nederlanders werd begrensd.[233]
Het ‘State Department’ had Critchley niet van tevoren ingelicht over het plan. De Australische regering en Critchley zelf waren hier niet blij mee. Zij wilden namelijk bij alle initiatieven om de Indonesische kwestie op te lossen worden betrokken. Een aantal dagen na het Cochranplan gaf het ‘State Department’ uitleg aan de Australische ambassade waarom Critchley niet was ingelicht. Dit kwam doordat het ‘State Department’ ervan overtuigd was dat er snel moest worden gehandeld om de Hatta-regering te kunnen steunen. Er bestond namelijk het gevaar dat er een communistische regering aan de macht zou komen in de Republiek.[234]
De Nederlandse regering had het voorstel-Cochran nog niet aangenomen, maar ook niet afgekeurd. De Nederlandse autoriteiten namen het Cochranplan in tegenstelling tot het Critchley-Du Boisplan wel in behandeling. De Amerikaanse delegatie had al van tevoren aan de Nederlandse regering aan de Nederlandse regering laten weten dat zij met een nieuw plan zou komen. Het zou een plan zijn dat voor de Nederlanders voordelig was, beter dan het Critchley-Du Boisplan. De Nederlanders dachten hier anders over toen ze het plan kregen. Zoals Elink Schuurman in een interne brief schreef, riep het Cochranplan teveel onaangename herinneringen op aan het Critchley-Du Boisplan.[235] Op 21 september tijdens de Madioenopstand liet Critchley aan het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken weten dat de Republiek op diezelfde dag het Amerikaanse voorstel zou aannemen.[236] Hatta zou als hij het voorstel aannam echter wel steun in de Republiek kwijt raken, die hij nu hard genoeg kon gebruiken.[237]
Volgens Critchley moest de Amerikaanse delegatie zich geen zorgen maken over dit wachten van de Republikeinse delegatie; dit was immers goed te verklaren. Over de aarzeling van de Nederlandse delegatie om het voorstel te accepteren moest de Amerikaanse delegatie daarentegen wel bezorgd zijn. Critchley was van mening dat de Amerikaanse regering tegenover de Nederlandse regering wel moest vasthouden aan haar standvastigheid.[238] De Nederlandse delegatie constateerde op 21 september 1948 dat met het Cochranplan een zelfde situatie was ontstaan als met het Critchley-Du Boisplan. De Republiek had het plan geaccepteerd, de Nederlanders niet.[239] Directe besprekingen van de Nederlanders met Hatta zouden als het passeren van de CGD worden gezien.[240] Op 29 september constateerde de Nederlandse ministerraad bovendien dat Cochran niet te vertrouwen was.[241]
Zo snel als de Nederlandse aandacht was getrokken voor het Australische doen en laten (door toedoen van het Critchley-Du Boisplan), zo snel verviel de aandacht toen het Cochranplan was ingediend. En dat helemaal toen de Madioenopstand uitbrak.
De Madioenopstand
De Madioenopstand begon op 19 september 1948, met de inname van de stad Madioen door communisten. De communistische onrust had een langere aanloop, die alle partijen hadden zien aankomen en die bij iedereen onrust opriep. Niemand had alleen al op 19 september 1948 een communistische opstand verwacht. Op 15 september 1948 meldde Critchley nog aan het ministerie van Buitenlandse Zaken dat de communisten zeer actief waren in het werven, maar dat de regering Hatta nog niet in gevaar was.[242] Op 17 september 1948 liet het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken nog aan de Australische ambassade in Washington weten, dat er een grote strijd zou komen als er een poging zou worden ondernomen tot het heropenen van de onderhandelingen of als er een harde lijn werd getrokken tegenover communistische elementen.[243] Eaton gaf op 15 september 1948 aan Burton een overzicht van de politieke crisis in de Republiek. In dat overzicht gaf hij uitleg over welke verschillende communistische groeperingen er waren en over de standpunten van de andere partijen in de Republiek. Daarnaast gaf hij ook een overzicht van de Nederlands-Indische regering, de Nederlands-Indische autoriteiten waren verdeeld. Het leger wilde misbruik maken van de verwarring die er bestond in de Republiek, en een nieuwe politionele actie beginnen. Het leger werd goed gesteund door industriële belangen. De mensen om Van Mook heen waren tegen een militaire actie. Een politionele actie op dat moment was verkeerd, maar zij sloten niet uit dat later er nog wel een nodig zou kunnen zijn.[244]
Critchley rapporteerde tijdens de Madioenopstand telkens over de vorderingen van het neerslaan van de opstand aan het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken. Naast de communistische overname van de stad Madioen waren er meerdere minder belangrijke communistische uitbarstingen in het Republikeinse gebied. Hij meldde dat de Republikeinse regering krachtige en snelle maatregelen zou kunnen nemen om de communistische opstand neer te slaan.[245] Het Australische CGD-lid schatte op 26 september 1948 in dat het hoogstwaarschijnlijk nog zo’n twee of drie weken zou duren voordat de regering-Hatta de situatie geheel onder controle zou hebben.[246] Critchley dacht dat als de Republikeinse regering in staat was om de Madioenopstand snel neer te slaan, dat de positie van de regering-Hatta dan zowel intern als extern versterkt zou zijn in haar positie.
De grootste angst van Critchley en het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken was dat het Nederlandse leger de status-quo grens zou overschrijden, om de communistische opstand neer te slaan. De Nederlandse regering had zich voorgenomen het communisme in eigen land te bestrijden en zag het als haar taak om dat ook in Indonesië te doen. Als het Nederlandse leger zich zou gaan bemoeien met het neerslaan van de Madioen opstand dan zouden de communisten in de Republiek massale steun krijgen. De Nederlandse regering moest Hatta de kans geven om de opstand neer te slaan.[247] Het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken was van mening dat het beste wat de Nederlandse regering kon doen in het helpen bij het neerslaan van Madioen was het Amerikaanse voorstel aannemen.[248] In de Nederlandse bronnen is geen enkele verwijzing te vinden dat de Nederlandse regering zich iets heeft aangetrokken van de mening van Critchley of het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij was hoogstwaarschijnlijk ook niet op de hoogte van hun mening, tenminste nergens in de bronnen komt naar voren dat de Australische regering of Critchley dit aan de Nederlandse autoriteiten hebben medegedeeld. De Nederlandse regering heeft zich inderdaad niet bemoeid met het neerslaan van de communistische opstand; dit had echter niets met de mening van Australische zijde te maken. Het kwam eerder door de interne verdeeldheid binnen het Nederlandse kamp en door Amerikaanse druk.
De problemen rondom de CGD
In de periode die in dit hoofdstuk behandeld wordt kreeg de CGD door de opstand in Madioen weinig aandacht van de Nederlandse en Nederlands-Indische regering. Alleen het Cochranplan trok nog enige belangstelling. De Nederlandse regering ondernam in deze periode geen pogingen meer om Critchley vervangen te krijgen. Het Australische CGD-lid daarentegen stond niet stil. Op 19 september tijdens de communistische overname van Madioen, moesten een aantal Republikeinse families het gebied onder Nederlands-Indische controle verlaten. Dit probleem speelde al langer; de Nederlands-Indische regering had hier al eerder opdracht toe gegeven. Critchley kwam hier op 10 en 19 september op terug in de CGD. Critchley heeft samen met de CGD gevraagd aan de Nederlandse delegatie om de Republikeinse families in het grondgebied van de Nederlands-Indische regering te laten verblijven. Het gevaar van zo’n actie gezien in het licht van de gebeurtenissen, zou het succes van wat voor onderhandelingen dan ook in gevaar brengen. Deze ‘uitzetting’ zou zelfs misschien de hervatting van de CGD-onderhandelingen onmogelijk kunnen maken.[249] De Australische regering en Critchley besteedden in deze periode geen aandacht aan de conferenties voor de vorming van deelstaten en een VSI. Alleen Eaton maakte melding van een conferentie. Dit deed hij op 15 september 1948, de hoofden van de deelstaten waren toen in Den Haag, waar een conferentie werd gehouden over de vorming van de VSI.[250]
Critchley’s invloed
Critchley poogde deze periode om de machtsbalans te beïnvloeden in het voordeel van de Republiek. Ten eerste, zoals hij zijn minister liet weten, wilde hij een punt in het Cochranplan aanpassen. Het Australische CGD-lid was het er namelijk niet mee eens dat de Nederlandse regering de volledige autoriteit kreeg over de verplaatsing van Nederlandse troepen in Indonesië tijdens de VSI. Uit de bronnen komt echter niet naar voren dat hij die verandering ooit officieel heeft voorgesteld. De Amerikanen hebben in ieder geval nooit gereageerd op deze gewenste aanpassing door Critchley. Ten tweede vond het Australische CGD-lid dat de Amerikaanse delegatie en ‘State Department’ zich niet druk moesten maken over het feit dat de Republikeinse regering het Cochranplan nog niet had aangenomen. Dit kon nog niet, zolang de communistische opstand nog bezig was. Maar om het feit dat de Nederlandse regering het Cochranplan nog niet had aangenomen moesten de Amerikanen zich wel druk maken. Op de Nederlandse delegatie moest wel druk worden uitgeoefend. Dit advies gaf Critchley aan de Amerikaanse delegatie bij de CGD. Hoogstwaarschijnlijk heeft de Amerikaanse regering druk uitgeoefend op de Nederlandse regering, maar niet omdat Critchley ze dat aanraadde. Hetzelfde geldt ook voor wel of niet druk uitoefenen op de Republikeinse regering.
Ten derde moest het Nederlandse leger niet ingrijpen in Madioen, maar dat aan het Republikeinse leger overlaten. Het Nederlandse leger heeft inderdaad niet ingegrepen in Madioen, maar zoals we al zagen niet op advies van Critchley. Ten vierde steunde Critchley op verschillende manieren de Republikeinse regering in het neerslaan van de Madioenopstand. Hij hield hierin vertrouwen. Het had niet veel invloed, maar waarschijnlijk is Hatta er blij mee geweest. Ten vijfde kwam na lang aanhouden van Critchley de CGD met het verzoek aan de Nederlands-Indische regering of ze terug wilde komen op het feit dat een aantal Republikeinse families Nederlands gecontroleerd grondgebied moesten verlaten. Er wordt na 19 september 1948 niets meer gemeld over dit probleem, dus uit de bronnen op te maken had de CGD actie geen invloed, en Critchley nog minder!
Zaken die in Australië speelden
Kreeg de CGD weinig aandacht van de Nederlandse regering, de zaken in Australië kregen geen enkele aandacht. Zowel in de Australische gepubliceerde bronnen, Nederlandse gepubliceerde bronnen en in het Nederlandse archiefmateriaal is er niets over te vinden. De Nederlandse schuld bij Australië was nog steeds niet afgelost. Tenminste dit wordt nergens gemeld in de bronnen. De handel tussen Indonesië en Australië lag nog steeds stil. De Australische regering had in de voorafgaande perioden vele pogingen gedaan tot hervatting van deze handel, nu leek ze geen enkele poging te ondernemen. Er is tenminste niets van te vinden in het Australische gepubliceerde materiaal. Evenmin wordt er iets gemeld over de zaak van de Nederlandse militaire goederen in. Hetzelfde geldt voor de Australische explosieven op Nieuw-Guinea. Dr. Oesman die ervoor had gezorgd dat de relaties nog verder verslechterden tussen Australië en Nederland, leek nu geen enkele wrevel op te roepen. De Republikeinse vertegenwoordiger werd in ieder geval niet genoemd in een van de bronnen.
Evatt, Burton, Chifley en Eaton
Evatt bemoeide zich niet veel met de Indonesische kwestie, sinds de indiening van het voorstel-Critchley-Du Bois. Merkwaardig genoeg berichtte Evatt op 15 september 1948 dat het standpunt van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken nu hetzelfde was als het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken. Om deze reden moest Burton zich inhouden en Washington zijn gang laten gaan.[251] Dit was hoogstwaarschijnlijk de reactie van Evatt op de visie van Burton dat de Australische regering toenadering moest zoeken tot de Nederlandse regering, wat in het vorige hoofdstuk is behandeld. Stond Burton zo snel klaar met zijn oordeel in de vorige perioden van de Indonesische kwestie, nu had hij niet veel te vertellen. Over Chifley en Eaton is net als over Burton weinig over te vinden. Alleen Eaton schreef op 15 september een uitgebreid rapport over de politieke crisis in de Republiek. Hij maakte zich hier duidelijk zorgen over.[252]
Diplomatiek onderhandelen
De Australische regering en de ministers hadden geen invloed in deze periode op de uitkomst van de onderhandelingen. Dit kwam door twee redenen. Namelijk dat er bijna geen onderhandelingen waren als gevolg van Madioen, en omdat ze geen enkele invloed hadden op de onderhandelingen over het Cochranplan.
Oude diplomatie of nieuwe diplomatie?
De kenmerken van de oude diplomatie worden hieronder getoetst aan de acties van de Nederlandse en Nederlands-Indische regering. Het eerste kenmerk dat staten onderling onderhandelen en niet met andere vormen van politieke organisatie is niet van toepassing deze periode. Het tweede kenmerk is dat de onderhandelingen tussen twee landen in het geheim werden gevoerd. De Nederlandse regering wilde graag, na de indiening van het Cochranplan, weer met bilaterale besprekingen met Hatta beginnen. De Nederlandse onderhandelingsdelegatie realiseerde zich echter dat dit niet kon, omdat ze dan weer dezelfde kritiek zou krijgen als bij het Critchley-Du Boisplan. Het derde kenmerk is dat de onderhandelingsonderwerpen uitsluitend soevereiniteit, oorlog en vrede zijn. De hele Indonesische kwestie draaide om wie de soevereiniteit over de Republiek zou krijgen. De Nederlandse en Nederlands-Indische regering en waren onderling verdeeld over de vraag of ze wel of niet een politionele actie moesten beginnen: wel of geen oorlog met de Republiek? De Indonesische kwestie zagen zij als een intern conflict en daarom noemden ze het een politionele actie. In feite was de Eerste Politionele Actie echter een oorlogsactie. De Nederlands-Indische regering wilde ingrijpen in de Madioenopstand. Zij had geen vertrouwen dat de Republiek succesvol zou zijn en wilde met de eer strijken dat het Nederlandse leger het communistische gevaar had verslagen in de Republiek. Daarmee bewees zij dat de Nederlandse regering nog de soevereiniteit moest behouden. Het Nederlandse leger heeft uiteindelijk niet ingegrepen in de Madioenopstand. Toch speelden ook andere onderwerpen een rol bij de onderhandelingen, economische zaken werden ook behandeld. De nieuwe diplomatie was hier dus aanwezig.
Bij de Nederlandse zijde waren nog andere kenmerken van de nieuwe diplomatie aanwezig. De Nederlandse delegatie nam namelijk het Cochranplan in behandeling. Hiermee accepteerden ze een voorstel van de CGD, terwijl dat bij het Critchley-Du Boisplan nog wel officieel het grootste struikelblok was. Met het in behandeling nemen van het Cochranplan, liet de Nederlandse regering de Amerikaanse delegatie toe tot de onderhandelingen. Hiermee waren het dus geen bilaterale onderhandelingen meer. Er waren nu drie partijen die voorstellen mochten inbrengen.
Aan het optreden van de Australische regering worden de kenmerken van de nieuwe diplomatie getoetst. Er waren bij de Australische regering in deze periode geen kenmerken van de traditionele diplomatie aanwezig. Het eerste kenmerk van de nieuwe diplomatie is het voeren van onderhandelingen met internationale organisaties, is in deze periode niet van toepassing. Het tweede kenmerk is dat er andere onderwerpen dan soevereiniteit, oorlog en vrede waren en dat de nadruk ligt op eigen militaire veiligheid. Dit was de hoofdreden voor de Australische regering om zich met de Indonesische kwestie te bemoeien. Deze periode werd de dreiging voor de eigen veiligheid groter. De reden hiervoor was eerst de dreiging van een communistische opstand en na 19 september 1948 de daadwerkelijke communistische opstand. De militaire veiligheid van Australië was hierdoor heel onzeker geworden. De Australische regering wilde geen communistisch bewind naast haar deur. Het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken had er wel vertrouwen in dat Hatta in staat zou zijn om Madioen neer te slaan, alleen was het bang dat het Nederlandse leger het voor Hatta zou verprutsen door in te grijpen. De Australische regering probeerde te voorkomen dat het Nederlandse leger in zou grijpen. Het derde kenmerk is dat er steeds meer multilateraal wordt onderhandeld. Het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken vond het niet leuk dat het Amerikaanse ‘State Department’ Australië buiten het Cochranplan had gehouden. Het ministerie wilde namelijk bij alle onderhandelingen en voorstellen inzake de Indonesische kwestie worden betrokken. Bij betrokkenheid van Australië bij de onderhandelingen zouden deze multilateraal worden. Het vierde kenmerk is dat het niet alleen de professionele diplomaten waren die de onderhandelingen voerden, dit kenmerk is niet van toepassing op deze periode.
In de periode die in dit hoofdstuk werd behandeld, draaide het in de Indonesische kwestie vooral om de Madioenopstand. Hierdoor was er vanuit Nederlandse zijde geen aandacht voor de Australische regering en Critchley. Het Cochranplan dat werd ingediend op 19 september 1948, kreeg aandacht van Nederlandse zijde, maar werd naar de achtergrond geschoven toen de Madioenopstand begon. De reacties van de Australische regering en Critchley op zowel het Cochranplan als op de Madioenopstand kregen geen enkele aandacht van Nederlandse zijde. Alle zaken die in vorige periodes speelden tussen de Nederlandse regering en de Australische regering, werden niet meer genoemd. Het Australische CGD-lid en de Australische regering waren alleen nog maar bezig met de Madioenopstand en de acceptatie van het Cochranplan. De zaken die in Australië speelden werd absoluut geen aandacht meer aan gegeven, door beide zijden. Waar alle aandacht naar uitging was het neerslaan van Madioen. De Australische regering en Critchley waren bang dat het Nederlandse leger in zou grijpen en daarmee alle steun naar de communisten zou drijven in de Republiek. De Nederlandse regering werd in beslag genomen door de vraag of ze wel of niet een militaire actie moest beginnen. De Nederlandse regering heeft uiteindelijk niet ingegrepen in de Madioenopstand. De Republikeinse regering was op 30 september 1948 succesvol in het neerslaan ervan.
Critchley was niet succesvol in zijn pogingen tot beïnvloeding van de machtsbalans in het voordeel van de Republiek. Als al iets ging zoals hij het adviseerde dan is dat absoluut niet gekomen door het advies dat het Australische CGD-lid heeft gegeven. De Australische regering en ministers hadden geen enkele rol in de uitkomst van de onderhandelingen. Dit kwam door twee zaken, ten eerste dat er bijna geen onderhandelingen werden gehouden en ten tweede dat de Amerikanen alle aandacht van de Nederlandse regering in beslag namen door het Cochranplan. De Australische regering telde niet meer mee. Uit de toetsing van het onderhandelingsproces komt naar voren dat de Nederlandse regering nog via de oude diplomatie wilde werken. Alleen met het in behandeling nemen van het Cochranplan accepteerden ze dat de Indonesische kwestie via multilateraal onderhandelen moest worden opgelost. De Nederlandse regering zag in dat nieuwe onderhandelingen zonder de CGD, met Hatta internationaal verkeerd zouden vallen. De Australische regering werkte al geheel via de nieuwe diplomatie.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[232] Taylor, Indonesian independence, 142-143, 147-151.
[233] Dorling, Documents 1948, 280-281.
[234] Dorling, Documents 1948, 296-297.
[235] Drooglever, Officiële bescheiden. Vijftiende deel, 67.
[236] Dorling, Documents 1948, 301.
[237] Dorling, Documents 1948, 308.
[238] Dorling, Documents 1948, 307.
[239] Vreemd genoeg dacht het Australische ministerie van op 28 september 1948 dat de Republikeinse regering het Cochranplan nog niet had geaccepteerd. Dorling, Documents 1948, 308.
[240] Drooglever, Officiële bescheiden. Vijftiende deel, 163-165.
[241] Drooglever, Officiële bescheiden. Vijftiende deel, 250-257.
[242] Dorling, Documents 1948, 283-284.
[243] Dorling, Documents 1948, 297-298.
[244] Dorling, Documents 1948, 284-295.
[245] Dorling, Documents 1948, 299-300.
[246] Dorling, Documents 1948, 307.
[247] Dorling, Documents 1948, 301.
[248] Dorling, Documents 1948, 303-304.
[249] Dorling, Documents 1948, 298-299.
[250] Dorling, Documents 1948, 284-295.
[251] Dorling, Documents 1948, 296.
[252] Dorling, Documents 1948, 284-295.