"Amitié sincère?"
Het prinsbisdom Munster en de Haagse Alliantie tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1714). (Kristof Selleslach) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk V
Besluit: De wederzijdse inwerking van Munster en de Haagse Alliantie
5.1 De inwerking van Munster op de Haagse Alliantie
Het bisdom Munster sloot zich tijdens de Spaanse Successieoorlog aan bij de Haagse Alliantie. De toetreding gebeurde vanzelfsprekend niet zonder reden. Munster wilde de Haagse Alliantie gebruiken om er enkele voordelen uit te putten. De verdediging van het Munsterse grondgebied werd hierdoor grootschaliger georganiseerd. Dankzij de militaire subsidies kon het bisdom haar leger aanzienlijk uitbreiden. De grootmachten garandeerden in de verdragen bovendien de integriteit van het Munsterse territorium. Deze voordelen golden alleszins op papier. Kon Munster in de realiteit voldoende inwerken op de Haagse Alliantie om de voordelen uit de verbintenis in feiten om te zetten?
5.1.1 De financiële inwerking van Munster op de Haagse Alliantie
De grootste doelstelling die Munster vooropstelde bij de toetreding tot de Haagse Alliantie en de afsluiting van de subsidieverdragen werd alleszins verwezenlijkt. Frankrijk en haar bondgenoten hebben tijdens de Spaanse Successieoorlog nooit het Munsterse grondgebied bedreigd of kunnen bedreigen. De integriteit van het Munsterse territorium bleef ongeschonden. Bisschop Friedrich Christian had zonder meer deze doelstelling verwezenlijkt. Als dank voor deze prestatie, bedachten de domherren hem een postume huldiging. Het grafschrift boven zijn graf in de dom luidt “Princeps Pacis” of “Vorst van de Vrede”[354]. Niet alleen bleef het Sticht Munster gevrijwaard van vijandelijke invallen tijdens de Spaanse Succesieoorlog. De volledige regeerperiode van Friedrich Christian (1688-1706) bleef gespaard van invasies. Deze verdienste kan men aan zijn diplomatieke bekwaamheid toeschrijven[355].
Die diplomatieke bekwaamheid had Friedrich Christian meermaals nodig om de Munsterse belangen in de Haagse Alliantie te verdedigen. Vooral de wanbetaling van achterstallige subsidies veroorzaakten in de jaren 1702-1703 menige wrijvingen tussen het bisdom en de zeemachten[356]. Engeland besloot aanvankelijk om niet te zwichten voor de Munsterse schuldvordering. Friedrich Christian zag zich wegens de onwillende houding van Engeland genoodzaakt om drastischere middelen te gebruiken. Hij trachtte Engeland te chanteren om de achterstallige schulden te innen. Zolang Engeland de schulden niet vereffend had, hield Munster de geconvenieerde subsidietroepen in het bisdom. Uiteindelijk bond Engeland in april 1703 in[357]. De Munsterse troepen vervoegden zich laattijdig bij de geallieerde belegering van Bonn[358]. De maandenlang aanslepende zaak bleef echter niet in de herinnering van Engeland leven. Dezelfde situatie ontstond een jaar later in mei 1704. Opnieuw weigerden de Munsterse troepen te marcheren wegens een nieuwe wanbetaling door Engeland[359]. De Duitse vorsten wezen Engeland aan als wanbetaler.
Kennelijk bleef de Munsterse chantage op lange termijn effectloos. Engeland had geen lessen getrokken uit de schuldenkwestie van 1702-1703. Hoewel Engeland door deze aanslepende schuldenkwestie het etiket van wanbetaler kreeg opgeplakt, veranderde haar houding niet. De onbuigzame houding van Engeland bleef behouden tijdens de regeerperiode van Franz Arnold (1707-1718). Toen in april 1708 belangrijke beslissingen inzake fondsenbesteding aan de dagorde waren, veronachtzaamde Engeland resoluut Munster inzake de besteding van de fondsen. Heinsius wees Marlborough er andermaal op om fondsen ter beschikking van de Munsterse troepen te stellen[360]. Daarom kunnen we concluderen dat de herhaaldelijke Munsterse chantage van Engeland niets opleverde. Engeland stoorde zich in het geheel niet aan de Munsterse eisen. Het bisdom had slechts succes bij de Staten-Generaal. Munster kon bijgevolg inwerken op de Republiek, maar kon Engeland nooit echt doordringen van de noodzaak om een vlotte betaling te regelen. Inwerken op de Republiek was mogelijk, op Engeland inwerken daarentegen was een maat voor niets.
De aanslepende betalingskwestie richtte niet alleen schade aan de goede naam van Engeland. Het bisdom Munster was ook het lichtend voorbeeld voor de andere Duitse vorsten die subsidietroepen aan de zeemachten verhuurden[361]. Terwijl Munster in april 1703 de zeemachten onder druk zetten om de achterstallige betaling te laten verrichten, beseften de Duitse vorsten dat Munster een serieuze kans maakte om de zaak te winnen. Daarom namen ze gretig de tactiek van Munster over. Ze zetten net als Munster de zeemachten onder druk om een stipte betaling te verkrijgen. De troepen verlangden geld en zetten hun vorsten op tegen de zeemachten. De situatie stond op het punt om drastisch in het nadeel van de zeemachten te ontsporen. Heinsius besefte dit en trachtte om ook Marlborough tot inzicht te laten komen[362]. Hij zag in dat de prille campagne van 1703 reeds op punt stond om te mislukken dankzij de massale Duitse betalingseisen. Uiteindelijk werd de scheefgetrokken situatie rechtgezet. De Haagse Alliantie won in de campagne van 1703 onder andere de Slag bij Ekeren, mede dankzij de uitzonderlijke verdienste van het Munsterse regiment van von Elberfeldt[363]. Om de Duitse vorsten tevreden te stellen, hebben de zeemachten vanzelfsprekend een grote financiële inspanning moeten opbrengen.
Het bisdom Munster kan men bijgevolg indirect verantwoordelijk stellen voor de haast mislukte campagne van 1703. Eveneens veroorzaakte Munster onrechtstreeks de financiële aderlating van de zeemachten om de situatie op te lossen. Munster was de eerste om de zeemachten onder druk te zetten met de weigering om te marcheren. Eveneens was Munster de eerste om op intensieve wijze de betalingsachterstand aan te kaarten bij de zeemachten. We blijven echter in het ongewisse, of Munster actief de andere Duitse troepen en vorsten heeft aangezet om eveneens betaling te eisen. Op deze wijze had Munster een Duits protestfront kunnen creëren om de zeemachten finaal onder druk te zetten. Als organisator van de uitgebreide stakingsactie zou Munster dan zeker kunnen rekenen hebben om als eerste uitbetaald te worden. Op deze wijze zouden de zeemachten immers de organisator kunnen neutraliseren. We kunnen echter niet aantonen dat Munster effectief het protest heeft georganiseerd. Daarom kunnen we Munster niet rechtstreeks verantwoordelijk stellen voor de nefaste situatie van de zeemachten. Indirect was Munster daarentegen zeker verantwoordelijk. Munster gold immers als lichtend voorbeeld voor de overige Duitse vorsten. Ze vervoegden zich bij de staking omdat ze beseften wat het financieel kon opleveren. Munster stookte derhalve de Duitse vorsten niet actief aan. Door haar individuele actie zoog het bisdom de andere Duitse vorsten aan. De Haagse Alliantie dankte deze crisis bijgevolg aan Munster.
5.1.2 De inwerking van Munster op de Haagse Alliantie op militair vlak
Over het algemeen leed het Munsterse leger een relatief onopvallend bestaan in het midden van het reusachtige alliantieleger. Middelmaat was op de meeste slagvelden troef. In het beste geval bewees een vermelding in de slagorde de aanwezigheid van het Munsterse leger op het slagveld. Wogen de verdiensten van Munster op het militaire vlak af tegen de nefaste inwerking op de financiën van de Haagse Alliantie? Dankzij Munster kwamen de zeemachten niet alleen in een financiële crisis terecht. Munster veroorzaakte bovendien bijna de mislukking van de geallieerde campagne van 1703 voordat ze goed en wel bezig was. Behalve deze ongezonde situatie betaalden de zeemachten gedurende de hele Spaanse Successieoorlog subsidies aan het bisdom. Wat kregen de zeemachten in ruil op vlak van militaire prestaties?
Tot hiertoe had het bisdom Munster slechts een negatieve inwerking op de Haagse Alliantie. Welke wapenfeiten van het Munsterse leger stonden hier tegenover? Slechts één opvallend wapenfeit van Munster is bekend. Von Elberfeldts regiment gedroeg zich op 30 juni 1703 dapper in de Slag bij Ekeren[364]. Het goede beleid en inzicht van de Munsterse bevelhebber von Elberfeldt tijdens deze slag werd geprezen. Toch stond een groot aantal slachtoffers hiertegenover. Het regiment moest zware verliezen incasseren. Moet men ook dapper zijn om zware verliezen te lijden? Liep het goede beleid en inzicht samen met een groot aantal slachtoffers?
Het belangrijkste van een goed bevelhebber hield in om zuinig om te springen met de levens van zijn soldaten. Op de tweede plaats kwam de overwinning in de veldslag. Deze ethische tactiek was vooral van toepassing op huurtroepen zoals de Munsterse subsidieregimenten. Voor het bisdom maakte het immers weinig verschil hoe overtuigend de overwinning uiteindelijk werd. Soldaten daarentegen kostten handenvol geld. Een dergelijk groot verlies aan mensenlevens op het slagveld bracht ernstige financiële consequenties met zich mee. De gevallen soldaten moesten vervangen worden. Daarom kunnen we de actie van von Elberfeldt beschouwen als een enigszins onverantwoordelijke daad ten aanzien van zijn bisschop. Het goede beleid leed tot verliezen die door de bisschop gecompenseerd moesten worden. Niettemin moet men de situatie enigszins in haar context plaatsen. Andere tijden, andere zeden. Vermoedelijk prezen de tijdgenoten von Elberfeldt om zijn dapperheid en het goede beleid dat hij had getoond. De geleden verliezen waren in deze context slechts bijkomstig.
Behalve de Von Elberfeldts dapperheid leverde het Munsterse leger geen bijzondere prestaties. De bronnen maakten slechts melding van routinetaken zoals het bezetten van steden en het begeleiden van konvooien. Niettemin mag men deze routinebezigheden niet onderschatten. Indien het Munsterse leger deze opdrachten niet zou uitvoeren, dan moesten andere regimenten die wellicht elders nodig waren die taken uitvoeren. Bovendien gaven de zeemachten toe dat de Munsterse regimenten onontbeerlijk waren. Zo bevestigde Marlborough in augustus 1702 aan Heinsius dat hij het eerste Munsterse contingent broodnodig had voor het Beleg van Venlo[365].
De geallieerde behoefte aan Munsterse troepen kan men echter enigszins relativeren. Marlborough had in 1702 nog niet het effectieve commando over een Munsters regiment gehad. Bijgevolg kon hij in 1702 de Munsterse troepen moeilijk op hun waarde schatten. Marlborough was nog steeds onbekend met de reële waarde wanneer hij en Heinsius in 1703 het tweede subsidieverdrag met Munster afsloten[366]. Daarentegen konden Marlborough en Heinsius in 1708 de Munsterse troepen wel naar waarde schatten. De schatting viel positief uit want de zeemachten wilden een extra Munsters bataljon aanwerven. Het bisdom had echter geen bataljon op overschot zodat de zaak niet lukte[367]. Daarentegen kon Munster één jaar later wel een bataljon verhuren. Dit extra bataljon werd opgenomen in de geallieerde troepenverhoging voor het campagnejaar 1709[368]. Daarom presteerde het Munsterse leger in de ogen van de zeemachten alleszins redelijk in verhouding tot de overige Duitse subsidietroepen. Deze redelijke appreciatie van de leidende alliantiepartners bewijst dat de zeemachten Munster de crisis van 1703 tot op een bepaalde hoogte vergeven hadden. De Munsterse bisschop werd geen persona non grata in de ogen van de zeemachten. Het Munsterse leger heeft bijgevolg de Spaanse Successieoorlog op vlak van militaire verdiensten redelijk doorstaan.
5.1.3 De inwerking van Munster op cohesie van de Haagse Alliantie
De Haagse Alliantie bestond uit een grote en bonte waaier van grote en kleine staten. Het bondgenootschap bevatte derhalve verschillende leden met andere doelstellingen. De grootmachten Engeland, de Republiek en de keizer waren verenigd door de gemeenschappelijke vijand Frankrijk. Lodewijk XIV streefde naar de Europese hegemonie van Frankrijk. Dankzij het streven naar hegemonie werd Frankrijk ronduit expansionistisch en daarom steeds op oorlogspad. De Haagse Alliantie hanteerde daarentegen de Britse doctrine van “Balance of Power”[369]. De bedoeling van deze doctrine was te verhinderen dat een supermacht zou gevormd worden door zowel het Huis Bourbon als het Huis Habsburg. Men beoogde een evenwichtssituatie in Europa. Dit evenwicht diende primair tussen de grootmachten gevormd te worden. De kleine machten werden naar het tweede plan verwezen[370].
De kleine staten zoals Munster hadden bijgevolg weinig gemeen met het “Balance of Power”-principe. De reden om in de Haagse Alliantie te stappen was tweeledig voor de kleine Duitse machten. Enerzijds primeerde de angst om Frankrijk en haar bondgenoten naarmate de nabijheid van deze vijanden. Anderzijds lokten de subsidies van de zeemachten hen in de Haagse Alliantie. Het bisdom Munster was primair tot de Alliantie toegetreden wegens de subsidies. De Munsterse primaire doelstelling verschilde derhalve grondig van de doelstelling van de grootmachten in de Haagse Alliantie. Dit verschil kan inwerken op de cohesie van de Alliantie. Tastte Munster wegens de verschillende doelstellingen de cohesie van het bondgenootschap aan?
Van meet af aan achtte Munster de subsidies belangrijker dan de Alliantie. Het bisdom stapte niet volledig uit vrije wil in de Haagse Alliantie. De toetreding werd in de Haagse Conventie van 1703 door de zeemachten aan Munster opgelegd. In ruil voor subsidies, moest Munster in de Alliantie stappen[371]. Voordat Munster in de Haagse Alliantie stapte, ontketende het bisdom een zware crisis in de Haagse Alliantie. Munster zette namelijk in 1702-1703 Engeland onder druk om de betaling van achterstallige schulden te verkrijgen. Het idee sprak de andere Duitse vorsten enorm aan, en ze pasten het chantagemiddel van Munster eveneens toe. Bijgevolg was het prille campagnejaar 1703 bijna mislukt. De zeemachten kochten de crisis af met aanzienlijke financiële middelen[372]. Deze crisis kwam de interne cohesie van de Haagse Alliantie alleszins niet ten goede. Onrechtstreeks zette Munster de andere Duitse vorsten op tegen de grootmachten. De campagne van 1703 leed eronder. Zonder twijfel zorgde Munster voor ernstige spanningen in het bondgenootschap.
De crisis van 1702-1703 zakte in het niets ten opzichte van het conflict bij de Munsterse bisschopsverkiezingen in 1706-1707. De conflictlijn doorsneed de Alliantie van groot naar klein. Elke staat, niet alleen de grote staten, zag zich genoodzaakt om voor of tegen de keizer partij te kiezen. Het overlijden van bisschop Friedrich Christian had alleszins een ongeziene weerslag op de cohesie van de Haagse Alliantie. Bij de verkiezing van de nieuwe bisschop stonden twee kandidaten tegenover elkaar. Aan de ene kant steunde Jozef I zijn neef en bisschop van Osnabrück, Karl Joseph van Lotharingen. Aan de andere kant stonden de Staten-Generaal volledig achter Franz Arnold, de bisschop van Paderborn. Zowel de keizer als de Republiek stonden standvastig achter hun kandidaat. Geen van beiden wilden een toegeving doen aan de andere. Engeland hield een bepaalde afstand in acht ten opzichte van de verkiezing. De voorkeur van het eilandrijk neigde enigszins over naar Karl Joseph, zonder echt belangstelling aan de dag te leggen voor de zaak. Zonder ernstige bemiddelaar escaleerde de verkiezingsstrijd snel. Een ernstige crisis stond op het punt om uit te barsten. De kandidaten van zowel de keizer als de Verenigde Provincies stuurden Munsterse troepen naar de strategisch belangrijke plaatsen in de stad Munster. Het rampscenario leek werkelijkheid te worden: de uitbraak van een “Munsterse Successieoorlog”. Zover is het echter nooit gekomen. Uiteindelijk bond Jozef I in en Franz Arnold werd de nieuwe bisschop van Munster[373].
Munster lag bijgevolg opnieuw aan de basis van een intern conflict in de Haagse Alliantie. Het nieuwe conflict was echter veel ernstiger dan de crisis van 1702-1703. In 1706-1707 stond de Alliantie op punt om in twee kampen uit elkaar te vallen. Munster was in deze crisis echter geen actieve medespeler. Het bisdom was het tafereel waar de strijd zich afspeelde. Bovendien was het bisdom zelf de inzet waarover het conflict handelde. De inzet bedroeg dan ook een stevige invloed in het noordwesten van het Rijk. De Staten-Generaal hadden nog meer belang in het bisdom dan de keizer. Het bisdom vormde de oostgrens van de Verenigde Provincies en de Staten-Generaal hadden bovendien aanzienlijke subsidieverdragen afgesloten. De Republiek wilde bijgevolg zowel haar oostgrens als de subsidieverdragen verzekeren. Niet wat het bisdom deed maar wat Munster inhield, was de draaispil van het conflict. De Staten-Generaal en de keizer veroorzaakten zelf het conflict tussen hen.
Het bisdom Munster werkte bijgevolg tweemaal nefast in op de interne cohesie van de Haagse Alliantie. De eerste keer werden de zeemachten benadeeld. De tweede keer werd de gehele Haagse Alliantie bijna opgeblazen. Vooral de grootmachten hadden bijgevolg te lijden onder de inwerkingen van Munster. Het bisdom zelf behield slechts bij het eerste confict voordeel. Tijdens het tweede en ernstiger intern conflict werd Munster zelf benadeeld. Het bisdom dreigde de inzet te worden van een nieuwe oorlog. De nieuwe bisschop Franz Arnold en de keizer vergaten het conflict nooit. Sinds de bisschopverkiezingen van 1706-1707, leefden de keizer en Franz Arnold in een slechte onderlinge verstandhouding. Munster werkte bijgevolg slechts nadelig in op de Haagse Alliantie. Uiteindelijk werd Munster zelf benadeeld door het conflict over de nieuwe bisschop. Munster werkte duidelijk in op de Haagse Alliantie, maar kreeg een hevige terugslag te verwerken op haar eigen grondgebied.
5.2 De inwerking van de Haagse Alliantie op Munster
Een bondgenootschap van soortgelijke grootte als de Haagse Alliantie kon een gigantisch arsenaal van macht en invloed aanwenden om haar doelstellingen te verwezenlijken. De grootmachten konden deze middelen echter ook aanwenden om de kleinere staten naar hun wil om te buigen. Het algemeen belang van de Alliantie geraakte doorweven met de persoonlijke belangen van de individuele grootmachten. Indien de grootmachten het noodzakelijk achtten, schrokken ze er niet voor terug om in te grijpen in de interne aangelegenheden van de kleinere staten. Een klassiek voorbeeld waren de militaire subsidies. De grootmachten bonden de kleinere machten aan zich door middel van de subsidies. De kleinere machten werden onmondig gemaakt op het vlak van de Europese politiek[374]. Hebben de grootmachten tijdens de Spaanse Successieoorlog ook een beperkende invloed uitgeoefend op Munster? Kende Munster een evolutie naar afhankelijkheid aan de grootmachten? Welke consequenties volgden uit de inwerking van de Haagse Alliantie op Munster?
5.2.1 De inwerking van de Haagse Alliantie op Munster door middel van de militaire subsidies
De toetreding van het bisdom Munster tot de Haagse Alliantie was een consequentie van de militaire subsidies. In de Haagse Conventie (1703) werd uitdrukkelijk gestipuleerd dat Munster na de ondertekening snel aansluiting zou zoeken bij de Haagse Alliantie[375]. De eerste inwerking van de Haagse Alliantie op Munster is bijgevolg bewezen. Munster voelde er weinig voor om in de Haagse Alliantie te stappen. Uiteindelijk werd Munster anderhalf jaar na het ontstaan van de Alliantie door de zeemachten tot de toetreding overtuigd. Als voorwaarde om subsidies te verwerven, moest Munster zich bij de Haagse alliantie aansluiten. Zonder het subsidieaanbod zou Munster kennelijk niet in de Haagse Alliantie gestapt zijn. Van meet af aan werkte het subsidiesysteem in op de vrijheid van het bisdom om een zelfstandige koers op het vlak van internationale betrekkingen uit te stippelen.
De militaire subsidies voor Munster waren geconvenieerd in de subsidieverdragen. Deze verdragen waren eveneens alliantieverdragen tussen het bisdom Munster en de Verenigde Provincies. De Staten-Generaal garandeerden de integriteit van het Munsterse territorium[376]. Op het eerste zicht bracht de integriteitsgarantie niets dan voordelen voor Munster. Toch had de garantie een niet te verwaarlozen nadeel. Munster werd in grote mate afhankelijk van de Staten-Generaal voor de verdediging van haar grondgebied. Het bisdom rekende op de steun van de Republiek indien het nodig zou zijn. Hierdoor werd de manoevreerruimte van het bisdom op het vlak van internationale betrekkingen ingekrompen. Steeds moest Munster rekening houden met de Republiek. Indien vereist, behoorde Munster aan de wensen van de Staten-Generaal gehoor te geven. Voordat Munster een beslissing op vlak van de internationale betrekkingen kon nemen, moest het bisdom bijgevolg de houding van de Staten-Generaal nagaan. Op basis hiervan kon men een buitenlandse beleidsbeslissing doorvoeren conform de wensen van de Republiek. Wat zou er gebeuren als de Republiek in gebreke bleef inzake de geconvenieerde steun in het geval van een vijandelijke invasie? Vermits Munster slechts oog had voor de Republiek, leden de betrekkingen met de andere machten grote schade. Wanneer de hulp van derden moest komen, kon het wel eens te laat zijn voor het bisdom. Op deze wijze werd de band tussen het bisdom en de Republiek nog inniger. Munster wist dat het quasi volledig aangewezen was op het bondgenootschap met de Staten-Generaal. De integriteitsgarantie vergrootte de veiligheid van het bisdom, maar maakte Munster zeer afhankelijk van de Republiek.
Behalve politieke gevolgen hadden de militaire subsidies indringende economische gevolgen. De zeemachten waren handelsnaties bij uitstek. Hierdoor hadden Engeland en de Republiek relatief grote liquiditeitsmiddelen om grote aantallen subsidietroepen van de Duitse vorsten te huren. Behalve de subsidietroepen hadden de zeemachten grote contingenten in het eigen land aangeworven. De subsidietroepen betekenden echter een verlichting op het economisch circuit. Indien de zeemachten geen subsidietroepen zouden huren, dan behoorden ze deze te vervangen door in eigen land extra troepen aan te werven. Extra soldaten in eigen land aanwerven betekende eveneens een aantal mannen onttrekken uit hun economische bezigheden. Hierdoor verzwakte de binnenlandse economie. Tijdens de Spaanse Successieoorlog hadden de zeemachten 142.000 gesubsidieerde Duitse soldaten in dienst op de verschillende fronten[377]. Dit aanzienlijk aantal werd door het subsidiesysteem uit de actieve beroepsbevolking van de Duitse vorstendommen onttrokken. In wezen verplaatsten de zeemachten de economische gevolgen naar de Duitse vorstendommen.
Het bisdom Munster verhuurde bijgevolg 4.400 man uit haar actieve beroepsbevolking[378]. Dit betekende een aanzienlijke aderlating van de Munsterse beroepsbevolking. In ruil voor deze aderlating ontving het bisdom subsidies en de integriteitsgarantie. De subsidies bracht het bisdom eigenlijk nauwelijks uit de kosten van de subsidiecontingenten. Ruw weg kan men de hele subsidiekwestie boekhoudkundig als een nuloperatie beschouwen. Daarom verloor het bisdom zuiver economisch aan de subsidieverdragen. 4.400 man was uit het gewone arbeidscircuit onttrokken. Een volledige geldelijke compensatie stond er echter niet tegenover. Bijgevolg werkte de Haagse Alliantie met het subsidiesysteem negatief in op de Munsterse economie. Tenzij men de integriteitsgarantie als een afdoende compensatie beschouwt.
5.2.2 De inwerking van de Haagse Alliantie in de Munsterse bisschopsverkiezing (1706-1707)
Grondiger dan de subsidies beroerde de inmenging van de Haagse Alliantie het bisdom Munster in de bisschopsverkiezing van 1706-1707. De inzet voor de Haagse Alliantie was duidelijk. De Verenigde Provincies wilden een vriendschappelijke oostelijke buur die de subsidieverdragen zou herbevestigen. De keizer daarentegen wilde zijn neef Karl Joseph op de Munsterse bisschopsstoel zetten om zijn invloed in het noordwesten van het Rijk aanzienlijk uit te breiden[379]. De heftige verkiezingsstrijd speelde zich af op Munsterse bodem. Het bisdom werd ongewild het strijdterrein van de grootmachten. Een dergelijk schaamteloze inmenging van zowel de Staten-Generaal als de keizer bleef niet zonder gevolgen. Welke consequenties bracht de verkiezingsstrijd voor het bisdom teweeg?
Ten eerste kunnen we stellen dat de nieuwe bisschop Franz Arnold niet door Munster zelf maar door de Haagse Alliantie werd verkozen. Zowel de Staten-Generaal als de keizer gingen zich te buiten aan een buitensporige inmenging in het bisdom. Behalve grote geldsommen gebruikte de keizer ook de Exclusiva[380]. De Staten-Generaal reageerden gepast en mobiliseerden de Duitse vorsten tegen de Exclusiva. De Republiek maakte de vorsten erop attent dat de keizer met de Exclusiva een precedent schiep[381]. Ontegensprekelijk beperkte de keizer de keuzevrijheid van het Munsterse domkapittel. De Staten-Generaal konden de keizer echter niet zonder gewetensbezwaren beschuldigen van ongeoorloofde inmenging in Munster. De Verenigde Provincies behoorden niet tot het Heilige Roomse Rijk. Toch spanden de Staten-Generaal zich zowel financieel als diplomatiek enorm in om Franz Arnold op de Munsterse bisschopsstoel te zetten. Het Munsterse domkapittel zag bijgevolg de theoretische keuzevrijheid volledig vervangen door zware financiële en machtspolitieke druk.
De nieuwe bisschop Franz Arnold had zijn verkiezing volledig te danken aan de doorslaggevende inmenging van de Republiek. Daarom werd Franz Arnold feitelijk de stroman van de Republiek. Van meet af aan was dit de reden waarom de Staten-Generaal voor Franz Arnold hadden gekozen. Toen de Staten-Generaal Franz Arnold voor het eerst benaderden, gaf zijn ogenblikkelijke welwillendheid ten aanzien van de Republiek de doorslag in de keuze van de Staten-Generaal[382]. Uiteindelijk werd Franz Arnold geïnstalleerd als bisschop van Munster. De subsidieverdragen werden onmiddelijk hernieuwd[383]. De band tussen Munster en de Republiek werd in 1708 nog inniger door de defensieve Alliantie van Munster[384]. De inmenging van de Staten-Generaal in de bisschopsverkiezingen degradeerde het bisdom tot een satellietstaat van de Republiek. Aan het hoofd van de satellietstaat stond de stroman Franz Arnold. De Republiek had een einde gemaakt aan de vrijheid van Munster om zelfstandig internationale betrekkingen te onderhouden. Internationaal en defensief was Munster nu volledig afhankelijk van de Staten-Generaal.
De Munsterse verkiezingsstrijd verdeelde niet alleen het domkapittel maar ook het volledige bisdom in twee kampen. Deze opdeling liet diepe sporen na in de samenleving van hoog tot laag. Het domkapittel betwistte intern het recht om te regeren. De facto ontstonden twee regeringen die tegenstrijdige maatregelen uitvaardigden. De tweespalt in de leidende kringen van het bisdom werd onverzoenlijk. De situatie liep zodanig uit de hand dat de twee partijen na de uiteindelijke pauselijke beslissing nooit volledig te verzoenen waren. Formeel werd de verzoening officieel verwezenlijkt op de dag na de pauselijke bul van 8 juni 1707. De macht om te regeren werd onmiddellijk aan Franz Arnold overgedragen[385]. Officieel kwam er derhalve een eind aan de verbitterde verdeeldheid. De situatie was in de werkelijkheid echter problematischer. Onderhuids zou de verbitterde tegenstelling ontegensprekelijk blijven sluimeren. Een dergelijke verbeten verdeeldheid verdwijnt immers niet zo snel als de formele verzoening deed geloven. De spanningen ebden weg, maar slechts geleidelijk aan. Ondertussen bleef de verdeeldheid in de hoge kringen verder leven.
Niet alleen de leidende kringen van het bisdom waren intern verdeeld, maar de scheidingslijn liep doorheen de hele Munsterse samenleving. De partijen hadden bewust de lagere bevolkingsklassen in de verkiezingsstrijd gemobiliseerd. Beide partijen riepen hun kandidaat tot de nieuwe bisschop uit bij het volk[386]. Bijgevolg veroorzaakte de dubbel bezette bisschopsstoel grote chaos in het bisdom. Tegenstrijdige maatregelen vertrokken vanuit de twee kampen. Vooral het kamp van Karl Joseph trachtte het gewone volk te manipuleren om de campagne van de tegenkandidaat te saboteren. De lagere klassen beschikten niet over betrouwbare en objectieve informatiekanalen. Daarom wist de gewone man niet wie in werkelijkheid over het bisdom regeerde. Er heerste derhalve algemene verwarring in het bisdom. Een dergelijke situatie kan men alleszins niet gezond noemen.
Bondig samengevat kunnen we concluderen dat de Haagse Alliantie een diepgaande inwerking had op de Munsterse bisschopsverkiezingen van 1706-1707. De gevolgen waren slechts negatief voor het bisdom. De grootmachten gingen hun boekje te buiten om de verkiezingen naar hun hand te zetten. De keuzevrijheid van het domkapitel werd vervangen door buitenlandse politieke druk en de macht van het grote geld. Het bisdom beleefde een tijd van interne verdeeldheid. Chaos werd in de hand gewerkt. De uiteindelijke overwinnaar van de verkiezingen was slechts een stroman van de Staten-Generaal. Hierdoor werd Munster in de rol van satellietstaat gedrongen. Deze negatieve gevolgen zouden nog lang na de verkiezingsstrijd hun nawerking hebben.
Globaal gezien werkten zowel Munster als de Haagse Alliantie op elkaar in. De krachten waren evenwel onevenredig verdeeld. De Haagse Alliantie bevatte de drie grootmachten Engeland, de Republiek en de keizer. Het bisdom Munster stelde niets voor in verhouding tot de grootmachten. Daarom is het verbazingwekkend dat Munster niettemin tot op zekere hoogte heeft kunnen inwerken op de Haagse Alliantie. Het bisdom heeft ook de inwerking van de Haagse Alliantie ondergaan. Beide richtingen van inwerking hadden zowel positieve als negatieve consequenties voor Munster. Daarom kunnen we de uiteindelijke balans opmaken. Munster nam deel aan de Spaanse Successieoorlog aan de zijde van de Haagse Alliantie. Welke prijs heeft het bisdom voor deze deelname moeten betalen? Hoe drastisch waren de gevolgen van de Spaanse Successieoorlog? Welke evolutie kende Munster op het vlak van internationale positionering tijdens de Spaanse Successieoorlog?
De oorlog om de Spaanse kroon bracht eerst en vooral doelbewuste positieve effecten teweeg. De grootmachten hadden grote nood aan troepen. Dankzij het subsidiesysteem verschaften de Duitse vorsten extra troepen aan de zeemachten. Munster speelde eveneens in op de behoefte van de zeemachten. In ruil voor de militaire subsidies verstrekte Munster een huurleger van 4.400 man aan de zeemachten. Op deze wijze kon Munster een groot staand leger op de been houden. Zonder de subsidies was Munster er nooit in geslaagd om een dergelijk leger te onderhouden. Het uitgebreide leger bracht twee voordelen op voor het bisdom. Ten eerste verhoogde Munster met de subsidietroepen haar eigen veiligheid. Het uitgebreide leger kostte Munster weinig extra financiële inspanningen. Daarentegen vergrootte het uitgebreide leger de mogelijkheid om een eventuele vijandelijke invasie doeltreffend af te wenden. Ten tweede verschafte het grotere leger een groter prestige voor de bisschop. In de periode van het absolutisme was de verwerving van extra prestige immers één van de streefdoelen van de absolute vorst.
De subsidieverdragen verhoogden niet alleen de veiligheid door het verhoogde troepenpotentieel, maar bewerkstelligden een hechte alliantie tussen Munster en de Verenigde Provincies. De twee subsidieverdragen tussen Munster en de Staten-Generaal waren gelijkertijd ook alliantieverdragen. De Staten-Generaal garandeerden uitdrukkelijk de integriteit van het Munsterse territorium. Hierdoor werd een reële vijandelijke inval onwaarschijnlijk. Munster kon bijgevolg aan de Spaanse Successieoorlog deelnemen zonder het risico te lopen om het strijdtoneel te worden. Dankzij de extra contingenten kon het bisdom zelfs prestigieuze wapenfeiten verrichten.
Om te kunnen profiteren van deze voordelen, betaalde Munster een hoge prijs. De subsidies bleken niet zo eenvoudig verdiend als aanvankelijk leek. Er waren aanzienlijke economische kosten verbonden aan de subsidies. De subsidiesoldaten werden immers onttrokken aan de actieve beroepsbevolking. Hierdoor verminderde het economisch potentieel van Munster. De alliantie met de Republiek werkte verkrampend. Munster werd steeds afhankelijker van de Republiek. Deze evolutie werd bestendigd in de Munsterse bisschopsverkiezing van 1706-1707. Onder andere wegens de subsidies kwamen de Staten-Generaal en de keizer tegenover elkaar te staan. De verkiezing verdeelde het bisdom in twee verbitterde kampen. De Staten-generaal wonnen de verkiezing en plaatsten Franz Arnold als hun stroman op de bisschopsstoel. Hierdoor werd de band tussen de Republiek en Munster nog verstevigd. Munster werd nu zozeer van de Republiek afhankelijk, dat het prinsbisdom een satellietstaat van de Verenigde Provincies werd.
De bisschoppen van Munster mogen dan wel meer prestige genoten hebben door de subsidietroepen. Franz Arnold was in de realiteit echter een stroman van de Republiek. De subsidieverdragen garandeerden de integriteit van het grondgebied maar niet de integriteit van de internationale betrekkingen. Elk positief effect van de Spaanse Successieoorlog werd bijgevolg keer op keer hard teruggekaatst door indringende negatieve consequenties. Het bisdom Munster kon tot op zekere hoogte inwerken op de Haagse Alliantie. Daarentegen veroorzaakte de Haagse Alliantie de evolutie van Munster naar een ondergeschikte satellietstaat zonder enig zelfbeschikkingsrecht. De Haagse Alliantie won de Spaanse Successieoorlog. Munster maakte bijgevolg deel uit van de zegevierende partij. Het prinsbisdom had echter bitter weinig te vieren. Haar rol op de internationale politieke scène evolueerde naar onmondige afhankelijkheid. Munster won de oorlog maar verloor haar bewegingsruimte erin.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[354] SCHRÖER, Bischöfe von Münster, 230.
[355] SCHRÖER, Bischöfe von Münster, 231.
[356] Cfr. supra, p. 112-115 en 123-126.
[357] Cfr. supra, p. 123-126.
[358] Cfr. supra, p. 37-38.
[359] Cfr. supra, p. 126.
[360] Cfr. supra, p. 130.
[361] Cfr. supra, p. 126.
[362] Cfr. supra, p. 126.
[363] Cfr. supra, p. 43.
[364] Cfr. supra, p. 43.
[365] Cfr. supra, p. 112.
[366] Cfr. supra, p. 112-118.
[367] Cfr. supra, p. 125-126.
[368] Cfr. supra, p. 127.
[369] LUARD, Balance of Power, 1-29.
[370] DUCCHARDT, Zeitalter des Absolutismus, 69.
[371] Cfr. supra, p. 121.
[372] Cfr. supra, p. 138.
[373] Cfr. supra, p. 67-90
[374] Cfr. supra, p. 102.
[375] Cfr. supra, p. 121.
[376] Cfr. supra, p. 108 en 121.
[377] Cfr. supra, p. 102.
[378] Cfr. supra, p. 121.
[379] Cfr. supra, p. 67-68.
[380] Cfr. supra, p. 75.
[381] Cfr. supra, p. 74.
[382] Cfr. supra, p. 70.
[383] Cfr. supra, p. 130.
[384] Cfr. supra, p. 93.
[385] LANG, Fürstbischofs - und Coadjutorwahlen, 96.
[386] Cfr. supra, p. 78.