De politieke geschiedenis van Moerbeke-Waas. Meer dan 150 jaar liberaal bestuur. (Godfried Maes) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 5: Van C.V.P. tot Moerbeke Anders…
Dit hoofdstuk was het moeilijkste om te schrijven. Niet omdat het bronnenmateriaal zo groot was, maar door de bewuste keuze om bijna alle naoorlogse verkiezingen in één hoofdstuk onder te brengen.
De moeilijkheid lag in het feit dat de scheidingslijnen binnen de maatschappij langzaam aan het vervagen waren. Men kan als verklaring voor de liberale verkiezingsoverwinningen niet enkel en alleen meer gaan verwijzen naar pakweg de aanwezigheid van de suikerfabriek. De arbeiders waren veel mondiger en niet meer zo afhankelijk van de willekeur van hun patroons.
Voor de hand liggende verklaringen zoals in de negentiende eeuw zijn er niet meer. De politiek vertoonde steeds meer grillen en werd moeilijker te voorspellen.
Wat volgt is allereerst een summier overzicht van de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 tot en met 1994. Er zal dieper worden ingegaan op een aantal belanghebbende gebeurtenissen voor elke verkiezing afzonderlijk. Verschillend van de vorige hoofdstukken zal ik niet meer de industrie, het onderwijs en de cultuur in aparte blokken behandelen maar integreren in de specifieke verkiezingsstrijd. Om af te sluiten zal ik een meer algemene verklaring proberen te geven voor de gehele periode.
Maar ik zou graag aanvangen met een aantal algemene beschouwingen over de politieke situatie in België in zijn geheel. De tweede helft van de twintigste eeuw kenmerkte zich door een groot aantal politieke veranderingen op nationaal en lokaal vlak.
Vooral de eerste jaren na de oorlog werd ons land verdeeld door de “Koningskwestie”. De terugkeer van Leopold III uit ballingsschap stond op de helling door de kritiek op zijn beleid tijdens de oorlog. Onder andere zijn ontmoeting met Hitler, zijn autoritaire houding en zijn breuk met de regering in de begindagen van de oorlog werden hem verweten. De terugkeer van de vorst werd afhankelijk gemaakt van een volksraadpleging. Na de overwinning in de nationale verkiezingen van juni 1949 werd een nieuwe katholieke – liberale regering gevormd onder leiding van de CVP – er Eyskes. De koningskwestie was het eerste belangrijke politieke probleem waarmee de politiek zo vlak na de oorlog werden geconfronteerd. De standpunten van de CVP waren sterk royalistisch gekleurd en bezorgde hen de overwinning in 1949. Eén jaar later konden de katholieken zelfs uitpakken met een homogene regering onder leiding van Duvieusart.
Maar de verdeeldheid in het land was groot en er braken onlusten uit. In de nacht van 31 juli op 1 augustus 1950 besloot Leopold III tot de feitelijke troonsafstand ten voordele van zijn zoon Boudewijn en werd de Koningskwestie definitief begraven.
De mate waarin deze gehele problematiek is terug te vinden, is heel klein. Na de oorlog hadden heel wat gemeenten te kampen met louter lokale problemen van financiële en materiële aard. De aandacht van de dorpelingen ging niet zozeer uit naar de vraag of de koning al dan niet mocht terugkeren. Trouwens, het verschil in opinie daarover was sterk grensgebonden. In Vlaanderen heerste er een grote consensus over de terugkeer van de vorst.[155] Moerbeke zal daar zeker geen uitzondering op geweest zijn aangezien de liberalen hier fervente aanhangers waren van het koningshuis en de socialisten slechts een kleine minderheid vormden binnen de gemeente.
Het aandeel van nationale problemen werd al aangetoond in het deel over de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 en zal verder in mijn onderzoek nog meer naar voor komen.
Toch zijn er veel parallellen te trekken met de nationale politiek en mag men de invloed van de nationale politiek niet uitsluiten. Zo kwam in de jaren ’50 het schoolvraagstuk weer op de voorgrond. Zowel lokaal als nationaal laaide de strijd om schoolsubsidies weer op. Verder zorgden de sociale en economische problemen in de jaren ’60 voor een ander politiek klimaat waarin de tegenstellingen tussen de verschillende partijen nog sterker naar boven kwamen.
Tot slot kunnen we ook niet voorbij aan de evolutie die de partijen op zich door maakten. Het centrale partijapparaat werd verder uitgebouwd en lokale verenigingen werden sterker aan de nationale partij verbonden. De naoorlogse periode werd tevens gekenmerkt door het ontstaan van een groot aantal nieuwe partijen die zich gingen toespitsen op de nieuwe problemen. Het communautaire probleem sprong hier sterk in het oog. Dit probleem lag aan de basis van het ontstaan van ondermeer de Volksunie en het Vlaams Blok en zorgde tegen het einde van de eeuw voor een verregaande federalisering.
In dit hoofdstuk zal, zoals in de rest van mijn onderzoek, vooral de nadruk worden gelegd op de politiek van Moerbeke. Het is interessant om na te gaan in welke mate Moerbeke verschilde met de evoluties die de politiek meemaakte op nationaal niveau.
5.1. De jaren ’50: De wederopbouw
De jaren vijftig stonden nog in het teken van het herstel. Heel wat gemeenten kwamen in de problemen omwille van de zware inspanningen die werden geleverd voor de heropbouw na de tweede wereldbrand. De algemene tendens in België was, dat de partijen die er niet in slaagden die problemen op te lossen, op een afstraffing liepen in de verkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 was het niet onlogisch dat ook in Moerbeke een einde kwam aan het liberale sprookje.
5.1.1. Het schoolvraagstuk
De homogene CVP – regering bleef aan de macht tot 1954. Uiteraard werd gedurende die regeerperiode het vrije katholieke onderwijs sterk begunstigd ten nadele van het gemeentelijke onderwijs.
Moerbeke moest nog herstellen van de zware klap die hen werd toegebracht tijdens de oorlog maar toch laaide de politieke strijd na 1946 weer sterk op. Het onderwijs kwam ook lokaal in het centrum van de gemeentelijke twisten. Onder Jean Lippens kreeg het officiële onderwijs een nieuw gezicht. Het lager onderwijs werd gemengd en in 1950 werd de Rijksmiddelbare school opgericht. Daardoor kon Moerbeke uitpakken met een onderwijsnetwerk dat zich richtte tot alle leerniveaus. Dit was voor een dorpsgemeente een uitzondering. Dit voorrecht was vooral voorbehouden aan steden.
Er was kort na de oorlog een herziening gebeurd betreffende de subsidies voor de scholen. De katholieke school voelde zich onrecht aangedaan en reageerde.[156] Dit zorgde ervoor dat de strijd voor een meer rechtvaardige verdeling van de subsidies onverminderd werd verder gezet. Uiteraard zagen zij zich in het begin van de jaren ‘50 gesteund door de nationale regering.
Wat volgde was een harde wervingscampagne voor kinderen die de eis van beide schoolnetten kracht moest bijzetten. De liberalen verloren in eerste instantie een groot aantal leerlingen aan de katholieke school. Er werd overgegaan tot drastische middelen om kinderen te lokken. Zo werden in de nazomer van 1944 al eens gratis broodjes uitgedeeld aan de leerlingen van het gemeentelijke onderwijs met de tarwevoorraad van de gemeente. Achteraf bekeken was deze stunt negatieve reclame gezien de slechte kwaliteit van de tarwe en de afschuwelijke smaak.[157]
Het gemeentelijke schoolnetwerk werd dus danig uitgebreid. De katholieke school had op dat moment nog te kampen met de naweeën van de oorlog. De schade was aanzienlijk en het klooster dat aanpaalde aan de school werd afgebroken en heropgebouwd in 1954. Verder werden een aantal klassen heringericht en vernieuwd, kreeg de speelplaats een nieuwe laag en kwamen er nieuwe leerboeken, aangepast aan de nieuwe spelling. En dit alles zonder subsidies. Men probeerde met andere woorden gelijke tred te houden met de gemeentelijke scholen, maar men moest de nodige gelden ergens anders gaan zoeken.[158]
Het schoolvraagstuk zou ook de volgende decennia voor een groot deel in het centrum van de politieke beslissingen blijven bestaan. In de gemeente heeft er zich altijd een boeiende strijd afgespeeld tussen beide netten, waarbij het gemeentelijk net omzeggens altijd de bovenhand haalde. De paniekreactie met de zogenaamde ‘schoolkoek’ toont zeer scherp het belang aan dat aan het onderwijs werd gehecht. Men wou steeds een stapje voor zijn op hun katholieke concurrenten. Het ontstaan van het Rijksmiddelbaar was een bewijs dat men op elk niveau de leerlingen wou controleren. Anders moesten kinderen na de lagere school steeds een opleiding volgen buiten de gemeente in hoofdzakelijk katholieke scholen. Nu kon men deze in de eigen gemeente houden en opvoeden volgens de eigen visie.
5.1.2. Voortzetting van de liberale traditie
Een andere pijler waar traditioneel vanuit het gemeentebestuur veel aandacht aan werd geschonken, waren de openbare werken. Gezien het debacle van de laatste gemeenteraadsverkiezingen was men verplicht aan de bevolking te laten zien dat men zich bezig hield met de wederopbouw van de gemeentelijke infrastructuur.
Een groot aantal openbare werken was daarvan het gevolg. Het wegennetwerk werd verder uitgebouwd met verharde wegen, de verbindingen met omliggende gemeenten werden uitgebreid en de openbare verlichting werd gemoderniseerd.
Ook van belang is de spoed waarmee de dossiers van de water – en elektriciteitsvoorziening nu plots werden afgehandeld. Deze twee onderwerpen waren in de loop der jaren uitgegroeid tot het zorgenkind van de gemeente. Na de oorlog rekende de kiezers af met het gemeentebestuur omdat de heropbouw niet snel genoeg gebeurde en waarschijnlijk waren deze twee onafgewerkte dossiers daarvan een belangrijk onderdeel.[159]
Ook sociaal liet Jean Lippens zich in deze periode niet onbetuigd. De eerste sociale woonwijken werden opgetrokken zoals de Maluslaan. Een tiental werklozen werd met overheidssubsidies ingeschakeld binnen het kader van de openbare werken en er werd een programma opgezet voor goedkope woningen.
Als klap op de vuurpijl besliste de burgemeester in 1954 tot de bouw van een nieuw ouderlingentehuis. Het “Hospice Lippens”, één van de oudste verwezenlijkingen in de gemeente van de familie, werd met de grond gelijk gemaakt en vervangen door een groter en moderner complex. Naast het rusthuis zelf kwamen er op het terrein ook nog een twintigtal bejaardenwoningen.[160]
De heropbouw van de gemeente was in haar definitieve fase gekomen. In versneld tempo werd werk gemaakt van dossiers die na de Tweede Wereldoorlog op de lange baan werden geschoven. Deze grote bedrijvigheid en vele acties maakten duidelijk dat de schrik op een effectieve verkiezingsnederlaag wel degelijk aanwezig was. Het jaar 1946 had vooral aangetoond dat ondanks hun overwicht men zeker niet bij de pakken mocht blijven zitten en men de kiezers moest blijven overtuigen van hun gelijk.
5.1.3. Een groeispiraal in de economie?
Algemeen werd aangenomen dat de Belgische economie na de oorlog zich snel zou kunnen herstellen. Op het eerste zicht was dit wel zo. De Belgische overheid kon via het befaamde Marschall – plan rekenen op steun van de Verenigde Staten. Er was echter een achterstand ten opzichte van de omringende Europese landen die moest worden goedgemaakt.
In België konden na de oorlog heel wat bedrijven aanvankelijk het hoofd boven water houden door de vele herstellingswerken en door het feit dat de infrastructuur niet zo sterk was aangetast. Het zwaartepunt van de Belgische economie kwam in de handels – en dienstensector te liggen. In de nijverheid lag de nadruk op de zware industrieën, net zoals tijdens het interbellum. De steenkoolindustrie werd zwaar getroffen maar de metaalindustrie hield nog goed stand.[161]
Een bedrijf zoals de scheepswerf Van Garsse kon zich, mits een aantal aanpassingen, nog handhaven. Die aanpassingen waren vooral te zoeken in het werknemersaantal, dat werd teruggeschroefd.[162] Voor de rest bleef alles bij het oude op de werf. Vermits verdere uitbreiding onmogelijk was door de dwarsligging van het gemeentebestuur, sloop er een zekere gelatenheid in de gelederen van de familie Van Garsse. Er werd amper gemoderniseerd en de verouderde infrastructuur moest voldoen om de steeds moeilijker wordende opdrachten tot een goed einde te brengen. De neerwaartse tendens zette zich in de jaren vijftig in op de werf.
Gelijklopend daarmee was ook de politiek rol van de scheepswerf uitgespeeld. Na de dood van Jan en de “terugtrekking” uit de politiek van René Van Garsse nam Maurice nog wel de leidersrol over maar hij had bijlange de uitstraling en aanhang van zijn voorhangers niet.
Het bedrijf moest het definitief afleggen tegen de grotere en modernere suikerfabriek van de liberalen. Deze was er in 1956 in geslaagd haar concurrent uit Berendrecht op te slorpen, wat een zoveelste schaalvergroting betekende. Het bedrijf begon zich in de regio op te werpen als één van de belangrijkste bietenverwerkende bedrijven. De landbouw kon niet meer zonder de steun van de fabriek en omgekeerd. Daarenboven was er ook een stijging in het personeelsbestand merkbaar.[163]
5.1.4. Gemeenteraadsverkiezingen in de jaren ‘50
Na deze meer algemene beschouwingen bekijken we welke gevolg deze hadden op de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen.
De gemeenteraadsverkiezingen van 1952 waren voor de liberale partij een heel belangrijke test om te zien of 1946 een accident de parcours was en of de inwoners een andere ideologische weg hadden ingeslagen. Men had alleszins kosten noch moeite gespaard om de kiezer aan hun kant te krijgen, zoals we hierboven zien. De verkiezingen stonden volledig in het thema van de heropbouw van de gemeente.
De katholieke partij had ondertussen ook niet stilgezeten. De nationale hervorming tot de Christelijke Volks Partij zorgde ervoor dat de katholieken op het eerste zicht homogener naar buiten kwamen. Intern waren er nog spanningen tussen de progressieve en de conservatieve vleugel.
Het verkiezingsthema voor de CVP in 1952 was het onderwijs. Zoals hiervoor gezegd is, stoot het de CVP in Moerbeke danig tegen de borst dat ze systematisch achterop werden gesteld.
De gemeenteraadsverkiezingen van 12 oktober 1952 leverde de volgende uitslag op:[164]
- Liberale Partij o.l.v. Lippens Jean 1845 stemmen (54 %)
- BSP o.l.v Haerinck Leonce 513 stemmen (15 %)
- CVP o.l.v Van Garsse Maurice 1086 stemmen (32 %)[165]
De ijver van de liberalen werd beloond met een klinkende overwinning. Moerbeke was heropgebouwd en de kiezers hadden weer het volste vertrouwen in de liberale machthebbers. De Liberale Partij snoepte opnieuw een zetel af van de CVP en kwam daarmee op zeven. De CVP had er nog drie en voor de socialisten bleef de teller staan op één.
Het resultaat zorgde ervoor dat Jean Lippens terug strak in het zadel kwam te zitten. De samenstelling van de gemeenteraad was, op een paar veranderingen na, bijna geheel dezelfde als in 1946.
Één opvallende verandering wil ik u alvast niet onthouden. Augusta Cappaert, die sinds 1926 als lid van de vrouwenbond in de gemeenteraad zetelde, stond haar plaats af aan Maria Coppens. Ook zij bekleedde binnen de vrouwenbond een leidinggevende functie. Zij was nog steeds de enige vrouwelijke vertegenwoordiger.
De katholieken kwamen op met een lijst van enkel mannen en ook bij de BSP was er deze keer geen vrouwelijke aanwezigheid te bespeuren. Hun aanklacht tegen de gemeentepolitiek betreffende het onderwijs werd door de burgers niet gehoord. Ze waren opnieuw genoodzaakt hun stem te laten horen in de oppositie.
In de zes jaar die volgden kwam het onderwijs weer regelmatig op de voorgrond. De klachten bleven hetzelfde maar werden met vaste regelmaat door het gemeentebestuur verworpen. De strijd om de kiezers werd opnieuw een strijd tegen de windmolens voor de CVP. Ook in 1958 slaagden ze er niet in de liberale hegemonie te doorbreken.
De gemeenteraadsverkiezing van 12 oktober 1958 leverde de volgende uitslag op:[166]
- Liberale Partij o.l.v. Lippens Jean 1882 stemmen (55 %)
- CVP o.l.v. Van Garsse Maurice 1137 stemmen ( 32 %)
- BSP o.l.v. Haerinck Leonce 403 stemmen (13 %)[167]
De Liberale Partij had gedurende de vorige zes jaar het grootste deel van haar verkiezingsbeloftes kunnen waarmaken en zette haar traditionele politiek voort. Er was aandacht voor de openbare werken, het onderwijs, de industrie en niet te vergeten de landbouw. Het leverde de partij opnieuw zeven zetels op.
De grote “schok” in de gemeente was de nieuwe achteruitgang van de BSP. De partij verloor haar enige zetel en had zo voor het eerst sinds 1938 geen vertegenwoordiger meer in de gemeenteraad.
De oppositie moest dus weer volledig gedragen worden door de CVP. Deze situatie was daarom nog niet te vergelijken met de bipolaire politiek op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De achteruitgang van de socialistische partij was op het eerste zicht niet zo spectaculair. Men haalde slechts twee procent minder kiezers maar het kiessysteem zorgde ervoor dat ze daardoor op geen vertegenwoordiging konden rekenen. Het partijapparaat was voldoende uitgebouwd en kon rusten op stevige fundamenten. De BSP was zeker nog niet definitief uitgeschakeld.
5.2. De jaren ’60: Einde van een dynastie
De Liberale Partij werd in 1961 omgevormd tot de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang. De naamsverandering ging gepaard met de verwerping van het vroegere antiklerikalisme en een versterking van de conservatieve tendens. De jaren zestig groeiden daardoor uit tot een breukmoment voor de partij.
Ook in Moerbeke was dat extreem antiklerikalisme al een tijdje opgeborgen. De familie ging weliswaar niet meer naar de kerk en veel van de liberale aanhangers bleven vrijzinnig, maar de openlijke aanvallen waren verminderd naarmate de twintigste eeuw vorderde. Dit kwam gedeeltelijk doordat de politieke banden met de De Kerchoves grotendeels waren vervaagd.
Ondertussen woedde er op nationaal vlak een communautaire strijd. De problemen die ermee gepaard gingen, zorgden voor een woelige politieke periode. Ze lag ondermeer aan de basis van het ontstaan van de Volksunie, die ijverde voor een verregaande federalisering.
Verder zorgde de communautaire kwestie voor verdeeldheid binnen de traditionele partijen. De CVP werd zo in 1968 taalkundig gesplitst in twee onafhankelijke partijen, de CVP en PSC. Bij de PVV zou de scheuring tussen de PVV en PRP nog op zich laten wachten tot 1971.
5.2.1. Van Garsse verzuipt
De economie laat in de jaren zestig een geheel ander beeld zien dan het vorige decennia. Het B.N.P. steeg globaal en de arbeidsproductiviteit nam gestaag toe. De tertiaire sector bleef aan belang winnen terwijl de primaire sector achteruit bleef gaan. Onze regio kon rekenen op de concentratie van de metaalnijverheid langs het kanaal Gent – Terneuzen. SIDMAR was een nieuw ultramodern complex dat instond voor een groot deel van de Belgische metaalverwerking en zorgde er mee voor dat de economie in de regio een zekere vooruitgang doormaakte.[168]
De suikerfabriek was traditioneel een bedrijf dat goed boerde. Veel belang had de opgang van de metaalnijverheid voor hen in de streek niet. Zij bleven afhankelijk van de landbouwers. Door de vorige schaalvergrotingen kon men het grootste deel van de boeren uit de regio naar zich toe halen. Dit had tot gevolg dat men opnieuw in staat was een concurrent volledig op te slorpen. Deze keer was het de beurt aan de fabriek uit Kallo. Het al uitgebreide bietenareaal werd nogmaals vergroot.
Maar de zon scheen niet voor iedereen. De opgang van alternatieve transportmiddelen zorgde ervoor dat de scheepswerf Van Garsse het steeds moeilijker kreeg om het hoofd boven water te houden. De concurrentie werd alsmaar zwaarder en de binnenscheepvaart in het algemeen kwam onder een grote druk te staan. Bovendien stapte de scheepswerf moeilijk af van haar ambachtelijke productiewijze en werden er te laat moderniseringen ingevoerd. Daarenboven kwam dan nog eens de slechte ligging van de werf en de beperkte doorgang van de Moervaart.[169] Deze optelsom zorgde ervoor dat de familie Van Garsse de kosten van hun bedrijf niet langer konden dragen en op 15 oktober 1965 haar deuren moest sluiten.
Daarmee verloor Moerbeke niet alleen één van haar oudste monumenten in de economie maar tevens de basis voor één van de belangrijkste katholieke gangmakers. De steun die de katholieke partij doorheen de geschiedenis kreeg van het bedrijf was onbeschrijfelijk. Wat de familie Lippens betekende voor de liberale partij, betekende de familie Van Garsse voor de katholieke.
Als laatste opmerking wil ik nog aanhalen dat ongeveer gelijk met het verdwijnen van de scheepswerf, de katholieke harmonie “Willen is Kunnen” werd opgedoekt.
5.2.2. Ons Blad
De pers werd in de twintigste eeuw een belangrijk wapen voor de politieke partijen. In tegenstelling tot de negentiende eeuw was het analfabetisme bijna volledig verdwenen en konden periodieke geschriften enige rol van betekenis gaan spelen in de plaatselijke politiek.
De pers speelde vanaf 1921 in de geschiedenis van Moerbeke een belangrijke rol. In het interbellum had men “De Kleine Moerbekenaer” die de strijd met de katholieken openlijk aanging. Binnen de partij waren er veel twisten over de harde taal die sommige schrijvers hanteerden. Vooral de antiklerikale houding van sommige auteurs stootte het liberale partijbestuur tegen de borst. Dit is nog maar eens een indicatie dat na het verdwijnen van de Hippolyte de Kerchove Lippens de radicale koers grotendeels werd verlaten. Dit wil niet zeggen dat er geen combatieve taal meer werd gehanteerd in de liberale geschriften. Integendeel. Het onderwijsvraagstuk werd grotendeels uitgevochten via “De Kleine Moerbekenaer”, in zoverre dat er daarvan oplagen voor handen zijn.
Het blad verdween kort na de Tweede Wereldoorlog en werd vervangen door “Blauw en vrij”, een blad voor het gehele arrondissement. Later werd de naam van het tijdschrift omgevormd tot “Ons Blad”.
Door de specifieke historische situatie van de liberale verenigingen in de gemeente en de omvang ervan vond het plaatselijke bestuur dat ze in verhouding tot andere gemeenten veel te weinig aan bod kwamen. Daarom werd in 1967 beslist om met een eigen maandelijks blad te starten. Hierin kwamen de plaatselijke liberale verenigingen uitgebreid aan bod en werden de activiteiten van de partij aan de bevolking meegedeeld. Daarnaast was er natuurlijk ook aandacht voor de politieke strijd.
Het succes bleef niet lang uit. De naam van het arrondissementsblad werd zelfs veranderd om verwarring uit te sluiten met het blad van Moerbeke.[170] De oplage was groot genoeg om op zelfstandige basis te blijven verder werken. Er werd een redactiecomité in het leven geroepen dat nauwe banden had met het partijapparaat.
Het succes van het blad weerspiegelt zich in het feit dat het nu nog steeds bestaat. Elke maand ligt het in de winkels. Aan de formule is nog maar weinig veranderd. Zo krijgt de vrouwenrubriek “Penelope” nog steeds een aparte plaats en wordt nog steeds met de oppositie afgerekend in het blad. Verder worden de teksten veelvuldig ondersteund door een groot aantal foto ‘s. De vijandige toon van “Ons Blad” is wel veel verminderd buiten haar beginjaren. Zo werden elk jaar de namen gepubliceerd van communicanten en foto’s gemaakt van de Eerste Communie en het Vormsel. Het kon zo uitgroeien tot een meer algemeen infoblad over Moerbeke – Waas, waarin de liberale inslag wel nog sterk aanwezig was.
De katholieke oppositie had geen specifiek perskanaal voor politieke boodschappen. Alle activiteiten van de katholieke verenigingen werden gepubliceerd in “Kerk en leven”, het parochiale blad. Politiek kwam daar niet zo uitvoerig aan bod. Wegens de christelijke inslag waren harde woorden hierin ook uit den boze.
Over periodieke pers van de socialisten is weinig of geen informatie voor handen. Dit doet mij voorzichtig besluiten dat er zoiets in de gemeente niet was. Persboodschappen werden eerder via occasionele pamfletten verspreid onder de bevolking.
5.2.3.De gemeenteraadsverkiezingen in de jaren ‘60
Maurice Van Garsse kwam in 1964 nog steeds op als lijsttrekker voor de CVP. Zijn bedrijf kampte wel al met een aantal moeilijkheden maar bestond nog steeds. Zijn financiële ondersteuning voor de kiescampagne was wel teruggeschroefd.
Ook Jean Lippens had het niet onder de markt. Hij begon te sukkelen met zijn gezondheid en zag zich genoodzaakt het kalmer aan te doen. Dit weerhield hem echter niet de Liberale Partij op sleeptouw te blijven nemen.
De gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1964 gaven de volgende uitslag:[171]
- PVV o.l.v. Lippens Jean 1712 stemmen
- CVP o.l.v. Van Garsse Maurice 841 stemmen
- BSP o.l.v. Haerinck Leonce 696 stemmen
De verkiezing was voor een groot deel de herbevestiging van die van 1958. De liberalen en katholieken behielden hun zetel en de socialisten slaagden niet in hun poging om terug in de gemeenteraad te komen. Op het eerste zicht leek dit een doodnormale uitslag. De BSP en de CVP groeiden wel naar elkaar toe maar een verschil maakte dit nog niet qua zetels.
Sta mij toe ook de aanwezigheid van Oswald Adriaensen op de lijst van de PVV te vermelden. Het was de eerste keer dat hij in Moerbeke opkwam voor de gemeenteraad.
Maar de verkiezing kreeg nog een staartje na een klacht vanwege Maurice Van Garsse, lijsttrekker namens de CVP. Het betrof een klacht in verband met de verwarring die was ontstaan naar aanleiding van twee dezelfde familienamen op twee verschillende lijsten. Zo vond men op de lijst van de PVV “Coppens, echtg. De Mey”[172] en op de lijst van de BSP “Coppens Henricus”.
Het gevolg van deze klacht was dat de verkiezingen ongeldig werden verklaard. De stembiljetten waren namelijk in strijd met artikel 30 van de gemeentekieswet dat zegt dat “indien de kandidaten dezelfde familienaam hebben wordt hun voornaam er bijgevoegd.”[173]
Men kan zich wel de vraag stellen waarom nu juist Maurice Van Garsse klacht indiende tegen deze gang van zaken. Van de twee betrokken partijen, de PVV en de BSP, kwam er op de Provincie nooit een officiële klacht binnen. Was Van Garsse zo ontgoocheld over de eigen uitslag en voelde hij zich sterk genoeg om direct een nieuwe strijd aan te gaan? Beschouwde hij het als een manoeuvre van de liberalen om stemmen van de BSP af te nemen? Of was Van Garsse misschien een punctueel man, die zulke “fouten” niet duldde in zijn gemeente? De ware toedracht was nergens te achterhalen maar zijn klacht had uiteindelijk wel grote gevolgen voor zijn eigen partij.
Op 7 maart 1965 werden de gemeenteraadsverkiezingen dus nog eens overgedaan. De uitslag luidde deze keer als volgt:[174]
- PVV o.l.v. Lippens Jean 1738 stemmen ( 54 %)
- CVP o.l.v. Van Garsse Maurice 798 stemmen (25 %)
- BSP o.l.v. Haerinck Leonce 700 stemmen (21 %)[175]
Bij de CVP was er een licht verlies te merken in het totale stemmenaantal maar de gevolgen waren wel verstrekkend. Het verloor twee zetels aan de socialistische partij! De gemeenteraad telde nu zeven leden van de liberale partij, twee van de CVP en twee van de BSP.
Maurice Van Garsse werd het slachtoffer van zijn eigen ijver en moest lijdzaam toezien dat zijn eigen partij alsnog een zware nederlaag kreeg.
Wat eveneens opviel is dat Coppens Maria met slecht 25 naamstemmen op de negende plaats kwam te staan maar haar plaats binnen de gemeenteraad bleef behouden. Van de partij uit was de aanwezigheid van een vrouw binnen de raad dus van primordiaal belang. Er werd niet gekeken naar de voorkeur van de kiezer. De samenstelling van de raad werd nog steeds bepaald door de partij zelf. Dit was een gegeven dat zich de eerstvolgende verkiezingen zou blijven herhalen.
5.2.4. Einde van een dynastie
Het jaar 1968 zal in Moerbeke altijd herinnerd worden als het jaar waarin voor het eerst sinds 1847 geen telg van de familie Lippens op de burgemeesterstoel zat. Jean Lippens was al enkele jaren zwaar ziek en had al gedurende een lange periode zijn bevoegdheden overgedragen aan Eerste Schepen Paul Haeck.
Op vraag van Lippens was men binnen de partij begonnen aan een verjongingskuur. Haeck diende af te treden als dienstdoend burgemeester en Eerste Schepen en werd in die functie vervangen door de jongere Oswald Adriaensen. Die zetelde sinds de vorige verkiezingen in de gemeenteraad. Daar nam hij niet echt een vooraanstaande plaats in. Met 90 naamstemmen bekleedde hij na 1964 slechts de zesde positie. Bij de herverkiezingen in 1965 was hij met 112 naamstemmen goed voor een vierde plaats.[176]
Adriaensen was binnen Moerbeke geen onbekend figuur en kon aan de kiezer een uitgebreid curriculum voorleggen. Hij begon zijn loopbaan in de gemeente in 1955 als ingenieur van de suikerfabriek. In 1963 werd hij daar als onderdirecteur benoemd en in 1965 als directeur.[177] Voorts zetelde hij vanaf de jaren ’60 in het partijbestuur, kwam vervolgens in de gemeenteraad en werd in 1967 al benoemd tot schepen. Tevens was hij één van de voortrekkers voor een zelfstandige Moerbeekse uitgave van “Ons Blad”. Een jaar later was hij zelfs burgemeester zodat zijn politieke carrière in Moerbeke een blitsstart kende.
5.3. De jaren ’70: Een nieuwe start
Na de verdwijning van de familie Lippens op de burgemeesterstoel diende de liberale partij een nieuwe start te nemen. Men had niet veel tijd om de kiezer te overtuigen van de kwaliteiten van de nieuwe burgervader want de gemeenteraadsverkiezing 11 oktober 1970 stonden voor de deur. De uitslag luidde als volgt:[178]
- BSP o.l.v. Leonce Haerinck 584 stemmen (17 %)
- Volksbelangen o.l.v. Cerpentier Eduard 738 stemmen (22 %)
- PVV o.l.v. Adriaensen Oswald 2059 stemmen (61 %)[179]
Oswald Adriaensen werd voor de eerste keer verkozen als politieke hoofd van de gemeente. Bij zijn eerste verkiezing als lijsttrekker brak hij meteen alle records van de liberale partij in de gemeente. Niet alleen werd een historisch stemmenaantal bereikt, maar tevens kon de partij rekenen op negen van de dertien zetels binnen de gemeenteraad. De overige twee partijen moesten zich tevreden stellen met elk twee zitjes.
Dat het een opmerkelijke entree was, is het minste dat je kan zeggen. Als directeur van de suikerfabriek genoot hij binnen de gemeente wel al heel veel aanzien. Het belang van de fabriek en de band met het gemeentebestuur die er sinds het ontstaan ervan al was, werd door Adriaensen nog versterkt.
De CVP werd vervangen door een nieuw lokaal katholiek project. De katholieken trokken in Moerbeke naar de stembus onder de naam “Volksbelangen”. Misschien wou men profiteren van de aanstelling van Adriaensen om zelf ook een grondige hervorming door te voeren en de jongere kiezers te bereiken.
Inhoudelijk was deze partij een voortzetting van de CVP. De programmapunten sloegen nog altijd op gelijkheid op elk gebied en dan vooral met de nadruk op het onderwijs. De schoolstrijd bleef gedurende heel de naoorlogse periode voor spanningen zorgen tussen beide strekkingen.
Na de terugtrekking van Maurice Van Garsse uit de politiek lag de verandering vooral in de samenstelling van de lijst. Er werd gekozen voor jonge en dynamische kandidaten, wat zorgde voor een opvallend aantal nieuwelingen. De lijst werd getrokken door Eduard Cerpentier, een plaatselijke landbouwer. Verder valt ook de aanwezigheid van twee vrouwelijke kandidaten op, wat voor de katholieke kandidaten van de gemeente een primeur was.
Men wou duidelijk met een propere lei naar de kiezer trekken. De toon was echter niet strijdvaardig. Zo kwam op één van de verkiezingsfolder de volgende slagzin voor: “Het is geenszins onze bedoeling ons te laten verleiden door persoonlijke aanvallen of afbrekende kritiek te voeren: wat goed is, is goed MAAR…het kan ongetwijfeld beter!![180]
Voor een partij die al meer dan honderd jaar in de oppositie haar frustratie moest verbijten, was dit een uiterst bizarre uitspraak. Misschien wou men door middel van een charmeoffensief een deel van de liberale kiezers voor zich terugwinnen.
De uitslagen zorgden er voor dat die droom nog even werd opgeborgen. Er werd weliswaar een lichte winst geboekt maar de verhoudingen binnen de gemeenteraad waren nog steeds sterk in hun nadeel.
De terugtrekking van Maurice Van Garsse uit de politiek kan een aantal oorzaken hebben. Ten eerste was er de verdwijning van zijn scheepswerf. Daardoor kon hij geen financiële steun meer verlenen en was zijn rol binnen de CVP grotendeels uitgespeeld. Ten tweede was er ook nog die verkiezing in 1964. Door de klacht van Maurice Van Garsse moest de CVP in extremis de BSP naast zich dulden. Anders hadden ze zich met hun vier zetels in een meer comfortabele houding kunnen nestelen in de gemeenteraad. Nu moest weer een pact gesloten worden met de BSP om tot een eensgezinde oppositie te komen. Het imago van Maurice Van Garsse had een flinke deuk gekregen.
De liberalen kwamen aldus als triomfator uit de strijd. Adriaensen werd benoemd tot burgemeester en het schepencollege bestond nog steeds enkel uit liberale leden. Er was alweer een goede uitgangspositie bereikt voor zes jaar liberaal bestuur. Het beleid van de eerste niet – Lippens lag grotendeels in de lijn van de geschiedenis.
Één van de eerste politieke daden was sterk symbolisch voor het overwicht op de katholieken. De scheepswerf Van Garssse werd opgekocht door de gemeente en men maakte daar het gemeentedepot van. De vroegere machtsbasis van de katholieke partij werd door deze daad meteen van de kaart geveegd. Het is niet zeker of deze actie wel specifiek bedoeld was om de katholieke zijde op stang te jagen maar het was een ironisch gegeven dat de gemeente de gronden opkocht van haar grootste “vijand” uit het verleden.[181]
Adriaensen legde een even grote bedrijvigheid aan de dag als zijn voorgangers. Er was natuurlijk traditioneel aandacht voor een groot aantal openbare werken. Zo kwam er een woonerf, kwamen er voetpaden, fietspaden en parkeerzones bij in het centrum. Verder werd de dorpskern van de wijk Koewacht heringericht en het kerkplein van de wijk Kruisstraat heraangelegd.
Daarnaast werd de gemeenteverlichting vernieuwd en werd de waterdistributie doorgetrokken tot het hele dorp. Er kwam ook een nieuw rioleringsplan waarin naar een zo efficiënt mogelijke verwerking van het afvalwater werd gestreefd. Moerbeke was tevens ook het stichtende lid van de intercommunale Durme – Moervaart, waarin samenwerking werd beoogd met omliggende gemeenten inzake de afvalproblematiek.
Er kwamen ook nieuwe sociale woonwijken in de wijken Vossel en Terwest. In dit kader werd er ook voldoende aandacht besteed aan ontspannings – en groenruimten. Voor een betere huisvesting werden ook heel wat oude gebouwen afgebroken en de gronden daarvan werden verkaveld en gebruikt in het kader van de sociale huisvesting.
Het onderwijs werd ook betrokken bij de hervormingen. In de Drongendreef werd de oude gemeenteschool vervangen door een nieuw en moderner complex. De school in de Plaisantstraat werd afgeschreven en de meisjes en de kleuters werden overgebracht naar de nieuwe gebouwen. Ook in de wijk Koewacht werd een nieuw paviljoen voor kleuters in gebruik genomen.
Ook het culturele patrimonium werd in het politieke machtsspel niet verwaarloosd. De vervallen Tiendenschuur van Baudeloo werd aangekocht door de gemeente en zou na restauratie bescherming genieten. Verder breidde men de bibliotheekwerking uit en besteedde men de nodige aandacht en gelden aan de renovatie van de drie parochiekerken. Juist dit punt werd door de katholieke oppositie aangegrepen bij de verkiezingen. Vroeger verweet men het gemeentebestuur een gebrek aan steun terwijl men nu die steun juist aanklaagde. Natuurlijk was men tevreden met de financiële bijdrage maar men was er niet over te spreken dat dit werd aangegrepen door de liberalen tijdens de verkiezingscampagne. De PVV maakte van de renovatie van de drie kerken een belangrijk programmapunt. De CVP wees, niet ten onrechte, op het feit dat elke gemeente door de overheid werd verplicht om mede in te staan voor de financiering van de kerkgebouwen.[182]
De afwezigheid van Jean Lippens werd gecompenseerd door een grote bedrijvigheid in de gemeente. Hierdoor kreeg men over de nieuwe burgemeester direct een positief beeld en kreeg de familie Lippens een waardige vervanger in de ogen van de inwoners.
Vlak voor de verkiezingen werd trouwens nog uitgepakt met een ware stunt. Het eerder kleine gemeentehuis op de hoek van de Bevrijdersstraat werd verlaten en men nam zijn intrek in het immense kasteel Lippens honderd meter daar vandaan. Het contract werd ondertekend in 1974 maar pas het jaar na de verkiezing kon het voltallige gemeentebestuur zijn intrek nemen in het gebouw. Aan het kasteel grensde nog een uitgestrekt park dat werd opengesteld voor de inwoners. De geest van Lippens was vanaf nu niet meer weg te bannen uit het bestuur.
De gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1976 bevestigden grotendeels de positieve beeldvorming over Adriaensen.[183]
- PVV o.l.v. Adriaensen Oswald 2030 stemmen (59 %)
- CVP o.l.v. Cerpentier Eduard 710 stemmen (24 %)
- BSP o.l.v. Haerinck Raoul 453 stemmen (17 %)[184]
Er werd een nieuwe overwinning behaald en binnen de gemeenteraad werd hun overwicht nog groter. Door de nieuwe gemeentewet werd het aantal zitjes in de gemeenteraad verhoogd met vier, wat het totaal op zeventien bracht. De PVV haalde twee van die nieuwe zetels en bracht hun totaal op elf. De CVP kon er ook voordeel uit halen en bracht zijn totaal op vier. De BSP, deze keer aangevoerd door Raoul Haerinck, bleef op twee zetels steken.
Het belangrijkste thema voor de liberale lijst was de onafhankelijkheid die de gemeente bleef behouden na een sterke tendens naar fusies in de omgeving. Gezien haar geringe inwonersaantal zou normaal ook Moerbeke ten prooi zijn gevallen aan samensmelting met een andere gemeente maar “het is dankzij de inspanningen van burgemeester Adriaensen en minister De Clercq dat Moerbeke van fusies gevrijwaard bleef.[185]
Er werd vanuit liberale zijde groot belang gehecht aan een kleine gemeente zoals Moerbeke. In veel liberale verkiezingspropaganda werd de gemeente aanzien als het te volgen voorbeeld en het ultieme streefdoel.
Binnen het liberale milieu was Moerbeke uitgegroeid tot een zeker statussymbool. De sterkte van de partij werd vroeger enkel en alleen toegeschreven aan de familie Lippens. De verdwijning van de familie en het behaalde succes erna, moest iedereen doen inzien dat de redenen veel uitgebreider waren. De jaren ’70 betekenden een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Moerbeke – Waas. De hindernissen werden door de PVV moeiteloos genomen terwijl de oppositie nog steeds achterop bleef hinken.
5.4. De jaren ’80: Nieuwe tegenstand
De gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1982 bracht heel wat nieuwigheden voor de politiek van de gemeente. Zo kon het opkomen van twee partijen die voorheen nog niet actief waren geweest in Moerbeke, worden genoteerd. Bijgevolg namen vier partijen deel aan de verkiezingen, wat een record was.
De groene partij Agalev kwam voor het eerst op en wou de Moerbeekse kiezer bewust maken om “Anders te Gaan Leven”. De geringe respons die ze kreeg deed mij besluiten om daar geen apart hoofdstuk aan te wijden. Wel is het belangrijk te weten waaraan die geringe respons te wijten was. Zoals we verder zullen zien werd het hoofdthema van Agalev voor een groot deel opgenomen in het eisenpakket van de andere partijen. Daarenboven konden milieuverenigingen in een landbouwgemeenschap als Moerbeke sowieso al op weinig achterban rekenen. Hun opkomen moet gezien worden als uitloper van het anti – materialisme dat in die periode opgang maakte.
5.4.1. Jongeren Voor Moerbeke
Vanaf 1982 kreeg de Moerbeekse kiezer een keuze extra in het stemlokaal. Er werd een nieuwe partij gevormd met de naam “Jongeren Voor Inwoners”. De partij omschreef zichzelf als jong, dynamisch en politiek bewust en bood zichzelf aan als een uitweg voor de traditionele partijen.
De standpunten die ze innamen voor de verkiezing van 1982 waren sterk uiteenlopend en hadden een eerder “radicale” inslag. Voorop stond de keuze voor een beleid dat stoelde op inspraak en participatie. Ten tweede ijverden ze voor een echte cultuurraad en een werkende jeugdraad. Een derde aandachtspunt was een kernvrije gemeente. Met andere woorden geen transport of opslag van kernwapens allerhande. Verder eiste men een milieubeleid dat voor iedereen gelijk was en wou men een gemeentelijke dienstverlening die snelle en daadwerkelijke hulp kon bieden aan elke inwoner van de gemeente.[186]
De eisen van het J.V.I. hadden een sterk linkse inslag en waren vooral gericht op een egale behandeling van elke Moerbeekse inwoner. Toch besliste de partij niet voor een kartel met de B.S.P. maar kwam men samen met de meer conservatieve C.V.P. op. Die keuze lijkt op het eerste zicht wat bizar maar bij die partij kreeg men de beste garanties om hun eigenheid te kunnen bewaren.
In het boek van D’hondt wordt deze groepering beschouwd als een lokale afsplitsing van de Volksunie maar nergens in het partijprogramma van het J.V.I. waren Vlaamsgezinde standpunten terug te vinden.[187]
Drie leden van het J.V.I. kregen namens de C.V.P. een plaats op de lijst. Van Moorhem Martin kreeg de vijfde plaats toegewezen, Coupé Peter de zesde en Daelman Alain de zevende. Vooral de jonge leeftijd van de drie kandidaten viel op.[188] Misschien is dat wel één van de voornaamste redenen waarom ze onder de vleugels werden genomen van de “oudere” C.V.P., waar de jongste kandidaat 28 jaar was.
Ik had het eerder al over de Vlaamsgezinde standpunten die de partij werd toegewezen. Welnu, de persoonlijke voorstelling van de drie kandidaten kan daarbij hulp bieden. Peter Coupé vermelde daarbij heel subtiel – namelijk in kleine letters na zijn beroep – ‘Vlaamsgezind’. Bij de andere twee werd deze vermelding niet gemaakt wat er dus op wijst dat zij er op dit gebied niet dezelfde standpunten op na hielden. Tevens merken we ook dat bij Coupé uitdrukkelijk stond vermeld dat hij geen enkele partijkaart op zak had en onafhankelijk was van elke “traditionele partij”. De conclusie dat het J.V.I. een afsplitsing van de Volksunie is, was bijgevolg ietwat voorbarig en gaat voorbij aan de realiteit.
De gemeenteraadsverkiezing van 10 oktober 1982 gaf de volgen,de uitslag:[189]
- SP[190] o.l.v. Haerinck Raoul 794 stemmen (21 %)
- CVP o.l.v. De Saegher – Van Wiele Monica 800 stemmen (21 %)
- Agalev o.l.v. Garré Galina 143 stemmen (4 %)
- PVV o.l.v. Adriaensen Oswald 2088 stemmen (55 %)[191]
De het kartel CVP – JVI haalde niet het verwachte resultaat. Ze verloren een zetel en kwamen op drie te staan. Er werd wel geschiedenis geschreven door twee van de drie kandidaten. Met Peter Coupé veroverde voor het eerste een Vlaamsgezinde een zitje binnen de partij. Lijstrekker De Saegher – VanWiele Monica bevestigde tevens de nieuwe koers die de partij was ingeslagen. Voor het eerste kwam en vrouw aan het hoofd van de lijst te staan. Haar positie leverde bijgevolg ook een plaats in de gemeenteraad op.
Ook de PVV, en meer bepaald Adriaensen, schreef geschiedenis. Met 1009 voorkeurstemmen bereikte de burgemeester en ongekende populariteit onder de kiezers.
En alsof dat nog niet genoeg was bereikte de SP ook een historische uitslag. Door haar groei kon het nu voor het eerst drie afgevaardigden naar de gemeenteraad sturen.
De zetelverdeling bleef niettemin in het voordeel van de PVV met elf zetels. Het Schepencollege was opnieuw homogeen liberaal. Er werd ook nu weer een verjonging doorgevoerd. Zo werd onder andere de 33 – jarige Filip Marin Tweede Schepen.
De introductie van een aantal nieuwe partijen taste de positie van de PVV niet aan. Integendeel, er vond een versnippering plaats binnen de oppositie die er voor zorgde dat de machtspositie van de liberalen nog werd versterkt. Het kiessysteem zorgde ervoor dat het aantal zitjes in de gemeenteraad voor de liberalen onaangetast bleef, terwijl het voor de oppositie moeilijker werd om een zitje bij te verdienen.
5.4.2. De oppositie in een crisis
In de tussentijd tot de verkiezingen van 1988 werden een aantal liberale verenigingen vanonder het stof gehaald. Zo werd de Jonge Wacht omgevormd tot de plaatselijke PVV – jongeren. Het ledenaantal lag van bij het begin heel hoog en de jongeren namen een steeds belangrijke plaats in binnen de politiek. Een groot aantal activiteiten werd georganiseerd door deze vereniging en zorgde zo voor een nieuwe rekrutering van liberale leden.
Ook de Liberale Vrouwenbond werd nieuw leven ingeblazen. Hun belang werd weerspiegeld in de verkiezingen van 1988. Op de lijst van de PVV kwamen niet minder dan vier leden van de vrouwenbond voor.[192] De PVV kon dus weer één van haar belangrijkste troeven uitspelen.
Ook de CVP pakte in 1988 met een vrouwvriendelijk lijst. Vier leden van de K.V.L.V. stelden zich kandidaat. Bij de SP en het JVI was het vrouwenthema veel minder aan de orde.
De gemeenteraadsverkiezing van 9 oktober 1988 zorgde voor de volgende uitslag: [193]
- CVP o.l.v. Demolder Michel 547 stemmen (14 %)
- PVV o.l.v. Adriaensen Oswald 2189 stemmen (56 %)
- SP o.l.v. Haeck Marc 658 stemmen (17 %)
- JVI o.l.v. Coupé Peter 490 stemmen (13 %)[194]
De verkiezing bleek een historisch dieptepunt voor de plaatselijke CVP – afdeling en een hoogtepunt voor de liberalen.
De PVV plukte duidelijk de vruchten van een beleid dat zich richtte op de vrouwen en de jeugd. De andere partijen hadden veel minder hun aandacht gevestigd op deze groepen. Zij hadden zich doorheen de jaren veel meer gefocust op het beleid van de liberalen dan dat ze bezig waren geweest met een eigen programma. Er waren sterke vormen van irritatie waar te nemen in de verschillende verkiezingscampagnes van de oppositie. De CVP hield nog twee raadsleden over, net als de SP. Het JVI behield zijn ene zetel maar kwam deze keer apart van de CVP op.
De inwoners van de gemeente gaven nog steeds de voorkeur aan de PVV. Met twaalf van de zeventien zetels bereikte men bovendien in de gemeenteraad een historisch aantal.
Dit moet de leden van de oppositie tot denken gezet hebben over een nieuwe strategie, waarover hieronder verder zal worden ingegaan.
5.5. De jaren ’90: Wordt Moerbeke anders?
5.5.1. Op naar honderdvijftig jaar bestuur
De VLD[195] had na haar zoveelste overwinning weinig drastische veranderingen aan haar programma doorgevoerd. De partij stapte niet met een uitgebreid programma naar de kiezer. Voor hen was de gemeenteraadsverkiezing veeleer een beoordeling van het voorbije beleid en geen goed – of afkeuren van het vorige beleid, aldus Adriaensen.[196] Het accent lag op zachte investeringen. De thuiszorg voor bejaarden ondersteunen, aandacht voor huisvesting en openbare werken en veiligheid waren slechts een handvol punten waar meer aandacht werd aan besteed. Verder bleven de lage personenbelasting en de goede financiële staat van de gemeentekas een belangrijk punt van het beleid.
Men was vrij zelfverzekerd in de aanloop naar de strijd om het burgemeesterschap. Men, hoopte dat het feest van het honderdvijtigjarige bestuur zou kunnen doorgaan maar daarvoor moesten eerst de verkiezing gewonnen worden.
Men trok naar de kiezer met een sterk gevarieerde lijst. Opnieuw was er een sterke vertegenwoordiging vanwege de Liberale Vrouwenbond. Deze keer namen ze vijf plaatsen in. Ook de VLD – jongeren konden rekenen op minstens drie kandidaten. Voor de rest keerden vooral de klassieke namen terug.
5.5.2. Eén voor allen, allen voor één!
De zware nederlaag in de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 hadden de oppositiepartijen doen nadenken over een nieuwe formule om de liberale overmacht te doorbreken. Het kiessysteem zorgde ervoor dat de drie partijen samen slechts vijf zetels behaalden. Indien ze met één lijst waren opgekomen zouden ze twee zetels meer hebben gehaald. Er werd dus gezocht naar een alternatief om de macht van de liberalen te breken.
Ze schaarden zich in 1994 allen achter een nieuw gemeenschappelijk programma onder de naam van “Moerbeke Anders”. Zowel C.V.P., J.V.I. en S.P. leverden kandidaten voor de lijst. Daarnaast waren er ook heel wat onafhankelijken die namens het nieuwe kartel wilden zetelen in de gemeenteraad.
Lijsttrekker Guido Schelfaut verwoordde de doelstelling als volgt: “Het initiatief om alle democratische partijen te verenigen in ‘Anders’ en te versterken met onafhankelijken is meer dan enkel oppositie voeren tegen de VLD. Het is absoluut geen éénmalige opwelling van een in de hoek gedreven minderheid. Maar er kan niet worden geloochend dat de gemeente – en O.C.M.W. – raadsleden, de leden van het feestcomité, milieuraad, bibliotheekorgaan, enz… gefrustreerd geraakten omdat ze nooit de vruchten zagen van hun inzet.”[197]
Deze uitspraak typeerde uitstekend de doelstellingen van Anders. De irritatie van een zoveelste nederlaag en de optelsom van de stemmen zorgden voor een nieuwe start bij de oppositie. De partijstandpunten werden even opzij geschoven en vervangen door een gemeenschappelijk Anders – programma.
Het programmapunt van bij het begin was een meer open gemeentebestuur. De huidige machthebbers werd een gebrek aan inspraak en een autoritaire houding verweten.
Een echt uitgebreid programma met heel concrete punten werd nog niet echt ontwikkeld. Men hoopte vooral de kiezers warm te maken voor een alternatief beleid waarin de mens centraal stond.
De lijst telde vier leden van de CVP, vier van de SP, vier van het JVI en vijf onafhankelijken. De samenstelling werd mooi verdeeld zodat daar geen discussie kon over zijn.
Bijgevolg kwamen er maar twee volwaardige lijsten en één eenpersoonslijst op bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994. De éénpersoonslijst was van de PVDA en werd voorgezeten door Lucien De Rouck. Hij wou vooral de kiezer een keuze geven om de ruk naar rechts te stoppen.
De uitslag van de gemeenteraadsverkiezing van 9 oktober 1994 was:[198]
- VLD o.l.v. Adriaensen Oswald 2289 stemmen (57.35 %)
- Anders o.l.v. Schelfaut Guido 1645 stemmen (41.21 %)
- PVDA o.l.v. De Rouck Lucien 57 stemmen (1.43 %)[199]
De nieuwe Anders – lijst miste haar doel niet. Met 42 procent van de stemmen kon zij rekenen op zeven gemeenteraadszetels, wat de beoogde doelstelling was. Het JVI kreeg drie zetels, de SP en de CVP elk twee. Opvallend is dat geen enkele onafhankelijke werd verkozen. De kiezers bleven blijkbaar nog ergens gevangen binnen de traditionele partijen.
De VLD diende er dus twee in te leveren maar qua stemmenaantal werd er geen achteruitgang genoteerd. De stembusuitslag was het logische gevolg van het kiessysteem. Indien men in 1988 met de zelfde twee partijen naar de kiezer zou zijn getrokken was de verdeling binnen de gemeenteraad dezelfde geweest.
De VLD kreeg nu te maken met een sterke oppositie. Hoewel ze de meerderheid van de bevolking nog achter zich had, moest men er zich rekenschap van geven dat meer dan veertig procent zich niet meer akkoord verklaarde met het huidige bestuur. Anders dan in de vorige verkiezingen koos men nu minder volgens ideologie maar moest men effectief een keuze maken met welke vorm van bestuur dat men de volgende zes jaar wou verdergaan.
5.6. Enkele conclusies
De periode van na de oorlog tot de eeuwwisseling is lang en herbergde heel wat veranderingen. In het begin van de twintigste eeuw werd de burger veel mondiger. Na Wereldoorlog II zette deze trend zich nog sterker door. De mensen werden zich meer en meer bewust van de mogelijkheden van de democratie. Dit weerspiegelde zich in een steeds groter wordend aantal politieke partijen. Veel effect hadden die niet op de gemeente Moerbeke – Waas zo leek, maar wanneer we dieper graven, zien we dat we hier een aantal belangrijke punten uit kunnen besluiten.
Het belang van de nieuwe partijen lag niet in het feit dat ze bestonden en de andere partijen beïnvloedden, maar wel uit het feit dat ze in de gemeente afwezig bleven of weinig succes kenden. De verklaring daarvoor werd al grotendeels gegeven in dit werk. Samenvattend kwam het er op neer dat de verankering in de “traditionele partijen” zo groot was, dat er geen voedingsbodem was voor nieuwe politieke strekkingen. De liberalen en de katholieken richtten zich van in het begin op alle inwoners en probeerden deze aan zich te binden. Daardoor werd het voor de andere partijen moeilijker om met eigen standpunten in de gunst van de kiezer te komen.
In vergelijking met vorige periode valt er nog een tendens heel sterk op. Zo viel onder meer het verdwijnen van de pastoor uit het politiek leven te noteren. Moerbeke had van De Ryck een traditie van parochiepriesters die allemaal onomwonden in gingen tegen de visie van het “goddeloze” liberalisme. Na Wereldoorlog II verdween die radicale houding voor een groot stuk en werd de taak van de pastoor overgenomen door de plaatselijke partijleiders. Enkel in verband met de schoolstrijd nam de pastoor noties in de Liber Memorialis en dan nog werd de houding eerder gematigd neergepend. Ook de bijdragen die het gemeentebestuur begon te leveren in verband met herstellingswerken aan de drie parochiekerken, heeft ongetwijfeld bijgedragen tot meer openheid en respect voor mekaars standpunten.
Langs katholieke zijde was er bijgevolg een breukpunt waar te nemen. Na het verdwijnen van de gebroeders Van Garsse verdween een groot deel van de gedrevenheid binnen de CVP. De partij spreidde een zeker gevoel van machteloosheid ten toon en ging niet meer radicaal in het verzet. Ik kreeg de indruk bij het lezen van het campagnedrukwerk dat men de strijd met de liberale partij als een noodzakelijk kwaad aanzag en de motivatie en het geloof in een machtsovername grotendeels was verdwenen. Men pakte uit met verkiezingsslogans die weinig origineel waren en die de traditionele punten op de agenda plaatsten.
Natuurlijk is en blijft dit een indruk van mijnentwege maar vergeleken met de verkiezingsbrochures van de andere partijen straalden die van de CVP weinig “levenslust” uit. De partij leidde in de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog een grijs bestaan en leek op de dool binnen de gemeente. Een belangrijke verklaring was uiteraard het ontbreken van een sterke leidersfiguur en de vele wisselingen aan de top van de lijst, vooral na het wegvallen van Maurice Van Garsse.
De strijd werd opnieuw vuriger met de komst van het JVI. Nieuwe, progressieve ideeën deden hun intrede in de gemeentepolitiek en standpunten werden opnieuw radicaler ingenomen. Dit was ongetwijfeld een stimulans voor andere partijen.
De komst van Anders kan dan ook gezien worden als een uitloper van die nieuwe koers die gevaren werd. Ik durf zelfs te stellen dat zonder de komst van het JVI de oppositie nog lang op anonieme manier had voortgeleefd en het kartel van Anders nooit zou gevormd zijn.
Dit kartel toonde in de eerste plaats de sterkte van de liberale partij. Nergens in België werd al een kartel gevormd van zo drie sterk uiteenlopende ideologieën. Het gevoel van machteloosheid moet zeer groot geweest zijn. De partijen voelden zich apart niet in staat om het tij te doen keren en zochten hun toevlucht in samenwerking.
Ik haalde bij de verkiezingsuitslagen ook meermaals de vrouwelijke gekozenen aan. Ik wou hiermee enkel aanhalen dat de voorsprong van de liberalen op het gebied van vrouwen ten opzichte van de andere partijen historisch altijd heel groot is geweest. Vanaf de invoering van het stemrecht op gemeentelijk vlak toonde de liberale partij zich het meest opportunistisch en kon ze zich presenteren als vrouwvriendelijk partij. Dit gevoel werd versterkt door de aandacht die aan het vrouwelijke geslacht werd geschonken.
Het liberale verenigingsleven bloeide in de naoorlogse periode weer sterk op en vormde een belangrijke ondersteuning voor de liberalen. Op geen enkel moment kwam hun meerderheidspositie in gevaar. Ze slaagden er integendeel in om hun macht steeds verder uit te breiden, ondanks het verdwijnen van de familie Lippens uit de politiek. Met Adriaensen werd een nieuw hoofdstuk aangevat in de Moerbeekse politiek maar inhoudelijk bleef hij de Lippens – politiek grotendeels trouw. Men kan zelfs zeggen dat we enkel de verandering zien wanneer we de familienamen naast elkaar zouden leggen.
Moerbeke werd net zoals in de negentiende eeuw gepolariseerd rond twee “ideologieën”. De strijd die werd gevoerd kan eveneens de vergelijking doorstaan met de vroegere situatie.
Er vielen opnieuw harde woorden te noteren en elke verzoeningspoging werd van de hand gedaan. Beide strekkingen gebruikten harde taal en weigeren elke vorm van samenwerking.
Toch waren er nog heel wat verschillen met de polarisatie op het einde van de negentiende eeuw. Zo was het ten eerste niet meer de dorpspastoor die als spreekbuis fungeerde en werden de “katholieke” eisen niet meer als primair aanzien. Dit had deels te maken met de samenstelling van de partij, wat ons bij het tweede verschilpunt brengt. Het is geen homogene partij maar een verzameling van allerlei verschillende politieke strekkingen. Ten derde is de polarisatie rond de twee bedrijven ook verdwenen, hoewel de suikerfabriek in de ogen van vele inwoners een liberaal bastion was gebleven. En tot slot was er de evolutie van de democratie, die er voor zorgde dat elke inwoner een gelijke stem had.
Hoewel de gelijkenissen frappant lijken op het eerste zicht, moet men toch oppassen om beide perioden te vergelijken. De specifieke context verschilde heel sterk, de oorzaken lagen elders en de gevolgen zullen allicht “anders” zijn…
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[155] In totaal was 58 % voor de terugkeer van Leopold III. 78 % van de Vlamingen stemde “ja”. In Wallonië en Brussel lagen de cijfers met respectievelijk 42 % en 48 % veel lager.
[156] Zie supra.
[157] D’HONDT B., op. cit., p. 78.
[158] Parochiaal archief Moerbeke – Waas. Liber Memorialis, p. 176 e.v..
[159] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Gemeenteraadsverslagen 1946 – 1952.
[160] Ibid.
[161] VAN HAUTE E., op. cit., p .142.
[162] DE SCHEPPER G., “De scheepswerf ‘Van Garsse.’ In: Tijdschrift Heemkundige Kring Moerbeke – Waas. 1997, 5, nr. 3, p. 4 – 17.
[163] AUGUSTYN F., op. cit., p. 89.
[164] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1952.
[165] De procenten werden berekend op een totaal van 3450 geldige stemblijetten.
[166] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1958.
[167] De procenten werden berekend op een totaal van 3428 geldige stembiljetten.
[168] VAN HAUTE E., op. cit., p. 143.
[169] Eerder in dit werk had ik het al over de houding van het gemeentebestuur die elke vraag tot uitbreiding negatief beantwoordde.
[170] D’HONDT B., op. cit., p. 144.
[171] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1964.
[172] Het gaat hier over Coppens Maria, het enige vrouwelijke gemeenteraadslid.
[173] Gemeenterachief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1964. Briefwisseling met Gouverneur van Oost – Vlaanderen.
[174] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1965.
[175] De procenten werden berekend op een totaal van 3261 geldige stembiljetten.
[176] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossiers gemeenteraadsverkiezingen 1964 en 1965.
[177] Die benoeming van directeur zal hem waarschijnlijk de stemmenwinst in 1965 opgeleverd hebben.
[178] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1970.
[179] De procenten werden berekend op een totaal van 3581 geldige stembiljetten.
[180] Privé-archief Mevrouw De Saegher – Van Wiele. Verkiezingsbrochure Volksbelangen 1970.
[181] DE SCHEPPER G., op. cit., p. 13.
[182] Privé – archief Mevrouw De Saegher – Van Wiele. Verkiezingsbrochure CVP 1970.
[183] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezingen 1976.
[184] De procenten werden berekend op een totaal van 3468 geldige stembiljetten.
[185] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier verkiezingen 1976. Verkiezingsbrochure PVV.
[186] Privé-archief Mevrouw De Saegher – Van Wiele. Verkiezingsfolder J.V.I. 1982.
[187] D’HONDT B., op. cit., p. 61.
[188] Van Moorhem was 26 jaar, Coupé 21jaar en Daelman 24 jaar.
[189] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier verkiezingen 1982.
[190] De Socialistische Partij liet het voorvoegsel “Belgische” vallen na de splitsing van de Vlaamse en de Waalse zijde.
[191] De procenten werden berekend op het totaal van 4113 ingeschreven kiezers.
[192] Jacqueline De Caluwé – Van Houten, Christiane De Meyer – Bonte, Edith Uyttendaele – Clauwaert en Liliana Van Damme – De Potter.
[193] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier gemeenteraadsverkiezing 1988.
[194] De procenten werden berekend op het totaal van 4163 ingeschreven kiezers.
[195] De liberalen hadden hun naam veranderd in Vlaamse Liberale Democraten.
[196] S.N., “In Moerbeke heeft de kiezer glasheldere keuze.” In: Het Nieuwsblad, 29/09/94.
[197] Privé – archief Mevrouw Van de Wiele – De Saegher. Krantenartikel. S.n., “Anders betekent niet anti – VLD.” In: Het Vrije Waasland. 1994.
[198] Gemeentearchief Moerbeke – Waas. Dossier verkiezingen 1994.
[199] De procenten werden berekend op een totaal van 4148 ingeschreven kiezers.