De houding van de middeleeuwse mens tegenover ziekte, lijden en dood van kinderen op basis van Middelnederlandse mirakelboeken. (Karen Dochez)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 2. EEN KWANTITATIEVE BENADERING VAN DE MIRAKELVERHALEN

 

In dit hoofdstuk zullen een aantal data uit de mirakelverhalen in tabellen en grafieken gegoten worden. Vooreerst wordt het aandeel van kinderen in de mirakelverhalen onderzocht. Daarna volgt een onderverdeling per sekse van de kinderen die voorkomen in de mirakelboeken. Vervolgens wordt kort ingegaan op de initiatiefnemers van de bedevaarten. Ingeval een kind gered of genezen moest worden, werd de bedevaart immers steeds beloofd door iemand anders. Zowel de relatie tussen de hoofdpersoon en de initiatiefnemer als het geslacht van deze laatste worden onder de loep genomen. Tenslotte wordt onderzocht aan welke ziekten en kwalen de kinderen leden.

 

 

ARTIKEL 1. HET AANDEEL VAN KINDEREN IN DE MIRAKELBOEKEN

 

Vooreerst is het nuttig te onderzoeken in hoeveel van de gevallen de mirakelverhalen handelen over de genezing of redding van kinderen. Dit percentage verschilt erg van mirakelboek tot mirakelboek. Hier moet opgemerkt worden dat niet in alle gevallen zeker kan gesteld worden of het mirakelverhaal gaat om een kind of een volwassene. Dergelijke twijfelgevallen werden in de categorie van de volwassenen geplaatst. Wat het mirakelboek van het heilig Hout te Dordrecht betreft, werd alleen rekening gehouden met de mirakelverhalen die volledig weergegeven werden in de uitgave, vermits de andere toch geen waarde hebben voor het onderzoek (cf. supra).

 

Tabel 1: Aandeel van kinderen en volwassenen in de mirakelverhalen, per mirakelboek

 

aantal kinderen

aantal volwassenen

TOTAAL

OLV 's-Hertogenbosch

126

355

481

OLV Amersfoort

141

401

542

Nieuwe Kerk Delft

37

52

89

Maria Jesse Delft

6

3

9

Heilig Kruis Delft

21

41

62

Heilig Hout Dordrecht

21

36

57

OLV Gullegem

9

6

15

TOTAAL

361

893

1255

 

 

In grafiek 1 worden deze gegevens procentueel weergegeven:

 

 

Het is opvallend dat voor alle cultuscentra de kinderen een relatief belangrijke plaats innemen. De mirakelboeken van ’s-Hertogenbosch en Amersfoort bevatten het laagste percentage kinderen, namelijk 26 %. Dit is echter nog altijd een zeer aanzienlijk cijfer. Procentueel gezien vinden we het hoogste aantal kinderen in de mirakelboeken ter ere van Maria Jesse van Delft en in die van Onze-Lieve-Vrouw van Gullegem, waar er zelfs meer kinderen in voorkomen dan volwassenen. Keerzijde van de medaille is echter dat het gaat om de twee cultuscentra waarvan slechts een klein aantal wonderverhalen is overgeleverd, respectievelijk negen en vijftien.

 

 

ARTIKEL 2. DE ONDERVERDELING VAN DE KINDEREN PER SEKSE

 

In dit artikel zal bestudeerd worden wat het aandeel was van elk van de twee geslachten in de mirakelverhalen over kinderen. In tegenstelling tot de mirakelverhalen met betrekking tot volwassenen, waarbij in bijna alle gevallen de sekse bekend is, is de geslachtsbepaling bij de kinderen problematischer. In vier van de zeven mirakelboeken is van het grootste deel van de kinderen niet geweten van welk geslacht zij waren. Het gaat om de mirakelen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort, Maria ter Nood Gods in Delft, het heilig Kruis te Delft en het heilig Hout te Dordrecht. Ook de drie overige mirakelboeken leveren op dit vlak echter moeilijkheden. De mirakelboeken van Maria Jesse te Delft en die van Onze-Lieve-Vrouw te Gullegem leveren immers in kwantitatief opzicht weinig informatie, zodat de wonderverhalen die verricht werden door Maria van ’s-Hertogenbosch van het grootste belang blijken in dit onderzoekspunt:

 

Tabel 2: Onderverdeling van de kinderen in de mirakelverhalen per sekse

 

 

 

 

 

 

jongen

meisje

onbekend

TOTAAL

OLV 's-Hertogenbosch

80

42

4

126[198]

OLV Amersfoort

16

15

110

141

Nieuwe Kerk Delft

10

8

19

37

Maria Jesse Delft

3

1

2

6

Heilig Kruis Delft

2

2

17

21

Heilig Hout Dordrecht

1

2

18

21

OLV Gullegem

3

2

4

9

TOTAAL

116

72

174

362

 

Wanneer nu de Bossche mirakelverhalen met betrekking tot kinderen onder de loep worden genomen, valt op dat er bijna dubbel zoveel jongens in voorkomen dan meisjes:

 

 

Dit lijkt echter geen gemeenschappelijk element met de andere mirakelboeken te zijn, waar – voor zover het geslacht bekend is – de verdeling tussen jongens en meisjes gelijkmatiger verloopt (zie tabel 2). Het deel waarvan het geslacht niet gekend is, is echter veel te groot om uit de aanwezige gegevens conclusies te kunnen trekken.

De data die voorhanden zijn zullen verder nog wel gebruikt worden, maar het is van het grootste belang dat hierbij steeds rekening gehouden wordt met de besproken lacunes in het bronnenmateriaal.

 

 

ARTIKEL 3. DE INITIATIEFNEMERS VAN DE BEDEVAARTEN: GESLACHT EN RELATIE TOT HET KIND

 

 

We gaven reeds aan dat in het geval het om een kind gaat, de bedevaart steeds door een volwassene uit de omgeving beloofd werd. Meestal gaat het hier om de ouders, maar regelmatig zien we ook dat buren of toevallige voorbijgangers zich bekommeren om het lot van kinderen die zich in moeilijkheden bevinden. Op basis van de bevindingen uit deze paragraaf zal vooreerst onderzocht worden of er verschillen te vinden zijn wat betreft het geslacht. De vraag stelt zich bijvoorbeeld of moeders meer over hadden voor hun kinderen dan vaders. Verder zullen deze gegevens een indicatie geven naar de solidariteit ten aanzien van andermans kinderen in de middeleeuwse samenleving. In welke mate konden kinderen rekenen op buren, kennissen of volledig vreemden?

 

 

Grafiek 3 geeft aan wie het initiatief nam om een bedevaart te beloven wanneer een kind in een noodsituatie verkeerde. De percentages die berekend werden voor de groepen ‘bekenden’ en ‘onbekenden’ betreffen louter de gevallen waarin de ouders niet aanwezig waren. Vooreerst is het duidelijk dat een bedevaart doorgaans beloofd werd door minstens één van de ouders. Dit is het geval in 89 procent van de mirakelverhalen. Daarnaast valt ook op dat wanneer slechts één ouder de pelgrimstocht belooft, het meestal om de moeder van het kind gaat. In een beperkt aantal gevallen is er geen spoor te vinden van de ouders, en wordt de bedevaart beloofd door familieleden, vrienden, buren of vreemden, die toevallig voorbijkwamen.

 

 

ARTIKEL 4. ZIEKTEN EN KWALEN VAN DE KINDEREN IN DE MIRAKELBOEKEN

 

Tot slot dient in dit hoofdstuk te worden ingegaan op de noodsituaties waarin kinderen terecht kwamen, en die aanleiding gaven tot het ondernemen van een bedevaart.

 

 

Wanneer een blik geworpen wordt op grafiek 4, valt op dat meer dat de kinderen in meer dan een derde van de gevallen verdronken. Het tweede grootste percentage wordt door ongedefinieerde ziekten in beslag genomen. Dit grote aantal niet nader omschreven ziekten, vaak met de dood als gevolg, is grotendeels te wijten aan de beperkte medische kennis (cf. supra), waardoor niet altijd een juiste diagnose kon gesteld worden. Vervolgens is de relatief grote hoeveelheid kreupele en verlamde kinderen opvallend. Het middeleeuwse begrip van kreupelheid en verlamming was echter zeer vaag, kon uiteenlopende oorzaken hebben en uitte zich in verscheidene vormen. Zo werd de term “laem” bijvoorbeeld reeds gebruikt wanneer een persoon moeilijkheden had om te stappen.[199] Tenslotte is het opmerkelijk dat een aanzienlijk aantal gevallen van epilepsie enerzijds en blaas- en nierstenen anderzijds voorkomt. De oorzaken van deze relatief veel voorkomende kwalen in de middeleeuwse mirakelboeken liggen bij de slechte hygiënische omstandigheden. Vallende ziekte kan immers veroorzaakt worden door een infectie of ziekte tijdens de zwangerschap[200], terwijl stenen in vroegere tijden voornamelijk veroorzaakt werden door infectie van de urine. Deze infectiestenen komen nu veel minder voor dankzij de verbeterde hygiëne.[201]

 

 

ARTIKEL 5. BESLUIT

 

In dit hoofdstuk werden een aantal gegevens uit de mirakelboeken op kwantitatieve wijze onderzocht. Vooreerst werden de mirakelverhalen over kinderen uit het geheel van de wonderverhalen gelicht. Het bleek in het totaal te gaan over 28 procent van het geheel van mirakelverhalen. Vervolgens berekenden we dat er voornamelijk jongens voorkomen, bijna dubbel zo veel als meisjes. In de derde paragraaf kwam aan het licht dat voornamelijk moeders – veel meer dan vaders – bedevaarten beloofden ten gunste van hun kroost. Tenslotte werd in een vierde onderdeel een overzicht gepresenteerd van de ziekten en kwalen waaraan de kinderen leden. De belangrijkste categorie werd hier gevormd door kinderen die stierven door verdrinking.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[198] In één mirakelverhaal, met name nummer 393, worden twee mirakels vermeld, met betrekking tot twee kinderen van een zekere Jacob Claeszoen. In de 125 mirakelverhalen over kinderen wordt er dus verhaald over 126 wonderen ten gunste van kinderen.

[199] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 91.

[200] www.epilepsiefonds.nl

[201] http://home.kabelfoon.nl/~koesveld/nier/