They won't sit down and wait for relief. Beeldvorming van interne migratie in de Verenigde Staten 1935-1941. (Sammy Claeys)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1.  HET BEGRIP MIGRATIE

1.1. DEFINIËRING VAN HET BEGRIP MIGRATIE

Vele wetenschappelijke disciplines houden zich bezig met het verschijnsel migratie: economie, sociologie, psychologie, geografie, …  Voor de definiëring zijn dan ook vele invalshoeken mogelijk.  Het is geenszins de bedoeling alle verschillende invalshoeken te vergelijken of op te sommen, toch willen we een overzicht geven van enkele algemene begrippen en gaan we de termen die we gebruiken duidelijk aflijnen om verwarring te vermijden. Want laat het duidelijk zijn dat elke migratie verplaatsing inhoudt, maar kan elke verplaatsing bestempeld worden als migratie?  Het begrip migratie trachten we dan ook af te lijnen door de verschillende aspecten inherent aan het begrip te bekijken, dit om zo een ankerpunt te vinden voor verdere definiëring. 

Ten eerste is er bij migratie steeds sprake van plaatsverandering.   In definities van migratie wordt vaak verwezen naar een zekere afstand die dient overbrugd te worden tussen vertrekpunt en bestemming. Problematisch daarbij is enerzijds het vastleggen van een voldoende grote afstand.  Anderzijds is er sprake van vertrekpunt en bestemming.  Maar weet men dan steeds wat zijn bestemming is?  En wat dan met nomadisme, het permanent rondtrekken.  Is er dan nog sprake van vertrekpunt, bestemming, afstand?
Ten tweede wordt er vaak stilgestaan bij de tijdsdimensie. Moet er sprake zijn van een min of meer blijvend karakter van de plaatsverandering?  Wie bepaalt dat min of meer blijvend karakter?  Moet die plaatsverandering in loop van tijd resulteren in vestiging?  Moeten we toerisme en pendelen als vormen van migratie beschouwen?

Ten derde dient er aandacht besteed aan het voorwerp van migratie.  Slaat het begrip enkel op een groep of ook op het individu?
[
6]

Omdat de uiterlijke kenmerken van migratie veel variatie vertonen lijken ze niet echt geschikt te zijn als ankerpunt voor een verdere definiëring.  Daarom zullen we een begin van definitie uitwerken op grond van de functionaliteit van migratie.

We gaan er vanuit dat migratie gebeurt vanuit bepaalde behoeften die eigen zijn aan het levend organisme: zoals voeding, beschutting, veiligheid, kennis en communicatie. Omdat we die behoeften niet allen op één plek kunnen vervullen vormt het voldoen van deze behoeften dan letterlijk een drijfveer.  Zo ontstaat een verplaatsingsbehoefte die een afgeleide is, want ze volgt op een oorspronkelijke behoefte die enkel kan vervuld worden door een verplaatsing.

Migratie kunnen we dus definiëren als de som van zowel de verplaatsingbehoefte als de oorspronkelijke behoefte die de aanleiding gaf tot de creatie van de verplaatsingsbehoefte. [7]  Op die manier is de eigenlijke reden voor de verplaatsing
(= de individuele of collectieve behoefte) vast verbonden met de verplaatsing zelf, waardoor de kans dat we de ‘echte’ oorzaken van migratie uit het oog verliezen verkleint.  De nadruk komt daarbij vooral te liggen op het individu als actor en veel minder op de migratiecijfers waarin we de verplaatsingen van het individu willen vatten.

Mobiliteit kunnen we dan omschrijven als het bevredigen van de verplaatsingsbehoefte[8] en is dus een onderdeel van het begrip migratie.  Verplaatsingen verlangen vervoer en het gebruik van vervoermiddelen heeft verkeer tot gevolg. 

Deze definiëringen staan los van de variabelen tijd, afstand en voorwerp van migratie en zijn daardoor nog zeer ruim.  Dit maakt een verdere verfijning noodzakelijk en als basis voor de verdere afbakening bekijken we het eigenlijke resultaat van de migratie. 

Indien de migratie, volgens de personen zelf, resulteert in een hervestiging zijnde het permanent veranderen van woonplaats dan bestempelen we die personen als immigranten.  Dit op voorwaarde dat de hervestiging plaatsvindt in een geografische eenheid die verschilt van de vorige.  De omvang van deze geografische eenheid kan vrij bepaald worden (wijk, gemeente, provincie, staat, economische regio, …). 
Een persoon kan dan ook enkel als immigrant aangeduid worden indien gespecifieerd is welke geografische eenheid als maatstaf genomen wordt.

Een immigrant is dus een persoon waarvan de migratie resulteert in een permanente verandering van woonplaats.  Die woonplaats valt dan binnen een bepaalde geografische eenheid (wijk, gemeente, provincie, staat, economische regio, …) die anders is dan zijn vorige permanente woonplaats.  Deze hervestiging is als permanent te beschouwen vanaf het moment dat de persoon er langer dan 1 jaar verblijft of zal verblijven

Een emigrant is dan een persoon die zijn huidige woonplaats en geografische eenheid (wijk, gemeente, provincie, staat, economische regio, …) verlaat.

‘Non-Migrants’ zijn diegenen die migreren buiten een bepaalde geografische regio, (wijk, gemeente, provincie, staat, economische regio, …) maar waarbij de migratie niet of nog niet resulteerde in een hervestiging.  Binnen deze groep van ‘non-migrants’ kunnen we nog enkele groepen onderscheiden.[9] 

Ten eerste een groep met een vaste woonplaats.  Voorbeelden zijn seizoensarbeiders die hun woonplaats tijdelijk verlaten om in een andere geografische regio te werken, meestal om seizoensgebonden pieken in de arbeidsvraag op te vangen of toeristen die hun woonplaats en geografische regio tijdelijk verlaten om het plezier van het reizen te ervaren.

Een tweede groep die we kunnen onderscheiden heeft geen vaste woonplaats zoals bijvoorbeeld nomaden.  Zij trekken per definitie steeds rond, overschrijden daarbij grenzen van geografische eenheden (stad, gemeente, provincie, land) en hebben dus geen vaste woonplaats.

De term migranten en migrerenden zouden we kunnen gebruiken als verzamelwoord voor immigranten, emigranten en ‘Non-migrants’.

Iemand kan geëtiketteerd worden als resident[10] indien hij zich in een geografische entiteit verplaatst, waarbinnen hij niet als immigrant, emigrant of non-migrant beschouwd wordt. 

Ook hier maken we het onderscheid tussen enerzijds degenen zonder vaste woonplaats zoals daklozen, deze hebben geen vaste woonplaats en bevinden zich steeds binnen een vaste geografische entiteit (stad, gemeente, agglomeratie).  En anderzijds diegenen met een vaste woonplaats zoals pendelaars die dagelijks heen en terug reizen tussen woonplaats en werkplaats.

Verdere specificatie kan nog bekomen worden door de frequentie van migratie te beklemtonen met behulp van prefixen. 

Zo zal het prefix ‘return’ aanduiden dat men terugkeert naar de vorige woonplaats.  Een ‘return’ – immigrant is dan een persoon die na een periode van minimum 1 jaar terugkeert naar zijn vorige woonplaats.

Bij de ‘non-return’ migranten kunnen we dan volgende prefixen onderscheiden:  ‘new’– slaat op het feit dat de verplaatsing voor de eerste keer plaatsvindt, terwijl ‘repeat’ – duidelijk maakt dat de verplaatsing minstens voor de tweede keer plaatsgrijpt.[11]

Bij de bovenstaande definiëring van het begrip migratie gaan we enigszins in tegen de reeds bestaande literatuur.  Zo komt Savina Ammassari in zijn Internal migration, population distribution and development policy op basis van de door hem gelezen werken tot een andere definiëring.  Door in zijn benadering de min of meer permanente verandering in economische en sociale omgeving door de migratie te benadrukken, aanziet hij het loskomen van de migrant uit zijn leefomgeving en het inplanten in een andere leefomgeving als een noodzakelijke voorwaarde.  Terwijl in mijn definiëring een persoon die bij wijze van spreken een staatsgrens of provinciegrens oversteekt door 100m verder te gaan wonen eventueel erkend kan worden als immigrant in een geografische entiteit.

Het verschil van benadering bestaat eruit dat ik in mijn onderzoek uitga van bevolkingstellingen uitgevoerd door de overheid waarin migratie een begrip is dat geografisch strak is gedefinieerd door de verbondenheid met administratie en juridische verantwoordelijkheid.  Die persoon die 100m verhuist kan voor hij verhuist een Vlaming zijn en daarna een Waal, hetgeen voor de Vlaamse gemeenschapsoverheid en voor de Franstalige gemeenschapsoverheid een hemelsbreed verschil is, terwijl hij toch zijn zelfde café blijft bezoeken, zijn werk behoudt en dezelfde taal blijft spreken. 

Indien men abstractie maakt van die cijfermatige basis lijkt mijn definiëring redelijk onzinnig en kan men beter in meer algemene bewoordingen het begrip migratie behandelen.  Maar er zijn nog andere redenen waarom de directe link naar een geografische eenheid (wijk, gemeente, provincie, staat, economische regio, …) belangrijk is.  Want doordat we de geografisch maateenheid blijven vermelden kan men deze als variabel beschouwen wat vergelijking vergemakkelijkt en maakt dat de terminologie comfortabel kan gebruikt worden in verschillende contexten. 
De verwarring die er anders kan ontstaan zullen we trachten te illustreren in de volgende paragrafen.

1.2. SOORTEN MIGRATIE

Op basis van het uiterlijke aspect plaatsverandering en het begrip geografische eenheid kunnen verschillende migratiebewegingen onderscheiden worden.

Interne migratie (binnenlandse migratie): Bevolkingsverplaatsing binnen de grenzen van een geografische eenheid ( land, staat,..).  Vaak gelinkt aan economische oorzaken en werkgelegenheid.

Externe migratie (internationale of buitenlandse migratie) :  Bevolkingsverplaatsing over de grenzen van een bepaalde geografische entiteit
(land, staat,…)

Transmigratie : Het doortrekken van een bepaalde geografische entiteit die noch vertrekpunt, noch bestemming is op weg naar een andere geografische entiteit. [12]

In het licht van de aangehaalde punten op het einde van het vorige gedeelte bespreken we het onderscheid tussen interne en externe migratie.  Zo spreken we bewust van interne migratie als we de migratie binnen de Verenigde Staten bedoelen terwijl we eerder geneigd zijn de term internationale of externe migratie te gebruiken voor de migratie tussen landen van Europese Unie.  Dit is vrij logische omdat Europa in grote mate opgedeeld is in staten die in hoge mate onafhankelijk zijn t.o.v. elkaar terwijl de Verenigde Staten bestaat uit verschillende (deel)staten.  Als men in Europa een migratie behandelt die zich uitstrekt over 500 of 800 km is men verplicht te spreken over de verschillende landen, culturen en nationaliteiten die men ontmoet.  Terwijl in de Verenigde Staten schijnbaar alleen Amerikanen rondlopen die zich in hun land bewegen.  M.a.w. grenzen zijn voor een groot deel constructies van de menselijke geest die in hoge mate functioneel, maar ook arbitrair zijn. Omdat deze constructies vertekeningen veroorzaken is het noodzakelijk in de definiëring voldoende aandacht te besteden aan de bepaling van de geografische eenheid waarbinnen men de migratie bespreekt.

Vaak wordt ook een onderverdeling gemaakt tussen lange en korte – afstandsmigratie.[13]  Maar het is moeilijk uit te maken wat nu kort of lang is, onder meer omdat door technologische vooruitgang en infrastructuurwerken afstanden en natuurlijke hindernissen makkelijker te overbruggen zijn.  Dit maakt dat wat we als lang of kort percipiëren doorheen de tijd verandert, met als gevolg dat op éénzelfde behoefte met een andere vorm van migratie zal gereageerd worden.  Zo zal men door de groeiende beschikbaarheid van vervoersmiddelen minder vlug geneigd zijn van woonplaats te veranderen, maar eerder te pendelen.

We willen bovenstaande begrippen zoveel mogelijk vermijden.  Indien ze gebruikt worden geven we een idee van de geografische eenheid waarin die migratie plaatsvindt.

Migraties worden ook vaak onderverdeeld in stromen, zgn. migratiestromen, dit is een geheel van personen die migreren van één geografische eenheid naar een andere geografische eenheid binnen een bepaalde periode van tijd.

Binnen een migratiestroom worden differentialen aangeduid wanneer een bepaald kenmerk (leeftijd, inkomen, ras, ...) in vergelijking met een gegeven populatie meer of minder voorkomt. We achten het bestaan van een differentiatie bewezen wanneer een bepaald kenmerk in een disproportionele mate wordt teruggevonden in vergelijking met een basispopulatie. Differentiaties zijn belangrijk omdat ze indicaties geven m.b.t. oorzaken en de eventuele gevolgen van migratie en omdat ze een basis vormen tot het leggen van correlationele relaties m.b.t. een potentiële migratie.

Er bestaan verschillende soorten migratiestromen: enerzijds naargelang de samenstelling, anderzijds naargelang de kenmerken van plaats van vertrek en aankomst. (zie later).  Binnen de meest algemene migratiestromen onderscheiden we

De In migratie: Het totale aantal immigranten in een bepaald geografisch gebied t.o.v. de totale bevolking in dat geografisch gebied in éénzelfde periode.

De Uit migratie: Het totale aantal emigranten in een bepaald geografisch gebied t.o.v. de totale bevolking in dat geografisch gebied in éénzelfde periode.

De Netto migratie: Het verschil tussen de in- en uit migratie t.o.v. de totale bevolking in dat geografisch gebied in eenzelfde periode.

De Bruto migratie: Het totale aantal migranten dat een bepaalde geografische eenheid als bestemming heeft.  Het kan daarbij om 1 migratiestroom gaan, maar ook om de som van enkele migratiestromen. [14]

Het moet gezegd zijn dat in-, uit- en netto migratie best in samenhang bekeken worden.  Zo kan een ogenschijnlijk kleine netto migratie het gevolg zijn van twee grote in- en uitstromen die elkaar opheffen.  De mate waarin ze elkaar opheffen wordt uitgedrukt in een efficiëntie coëfficiënt die de verhouding van de netto migratie t.o.v. het verschil van de in - en uit migratie weergeeft.  Deze coëfficiënt kan dan ook een aanwijzende factor zijn m.b.t. de mate waarin migranten zich in een geografische entiteit vestigen.

 

1.3. OORZAKEN EN MOTIEVEN VAN MIGRATIE

De oorzaken en motieven van migratie kunnen van zeer verschillende aard zijn.  Ze werpen een licht op wat we hiervoor de functionaliteit van migratie genoemd hebben.
Want onze handelingen zijn niet alleen doelgericht, niet alleen gericht op het bevredigen van fundamentele biologische – en psychologische behoeften.  Onze handelingen vormen gewoonlijk samen een zinvol patroon wat wil zeggen dat er een begrijpelijke samenhang bestaat met activiteiten van éénzelfde persoon en met activiteiten van andere personen.[1
5]

Zo kan er een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds gedwongen en vrijwillige migratie.[16]  Van directe dwang is sprake bij verbanning, deportatie, slavernij e.d.m.
Maar vaak is de dwang indirect, gelegen in de omstandigheden, ook bij vrijwillige migratie.  Vooral bij migratie onder druk van economische omstandigheden is het onderscheid tussen dwang of vrijwillige migratie moeilijk te maken.  Daarom verkiezen we de termen niet te gebruiken.

Om toch enige ordening aan te brengen in oorzaken en motieven van migratie wordt er een onderscheid gemaakt tussen pull- en push-factoren.

Respectievelijk aantrekkende factoren zoals welvaart, vrijheid, ruimte, e.d.m. en afstotende factoren zoals armoede, werkloosheid, onderdrukking, e.d.m.. [17]  Belangrijke push- en pull-factoren hebben te maken met “job-mobility”.  Zo is duidelijk dat loonverschillen tussen bepaalde regio’s aanzetten tot migratie.  Die pull-en push-factoren hoeven ook niet noodzakelijk voor ieder gelijk te zijn.  Een bepaalde bestemming kan voor bepaalde personen heel interessant zijn, terwijl voor een ander groep personen er geen sprake is van enige aantrekkingskracht.  Zo hadden de Nederlandse kolonies in Azië geen aantrekkingskracht op de ‘armere’ Nederlander in vergelijking met Amerika.  De Nederlandse kolonisten in Azië waren meestal van een ‘hogere’ klasse.

Ook tal van interveniërende factoren spelen een rol omdat ze invloed uitoefenen op de meer individuele migratiebeslissing.  We denken daarbij aan het reeds eerder gemigreerd zijn ( zgn. volgmigratie), de beschikbaarheid van vervoersmiddelen, het contact met mensen die reeds gemigreerd zijn, de periode die je al op een bepaalde plaats woont e.d.m.[18]  Een voorbeeld van zo een interveniërende factor is de afgelegde afstand.  Zo kan men algemeen stellen dat hoe groter de afstand tussen vertrekpunt en bestemming, hoe kleiner het aantal migranten die de afstand zal afleggen.
Omdat ten eerste de beschikbare informatie over de bestemming afneemt naargelang de afstand toeneemt, waardoor de onzekerheid stijgt.  Ten tweede valt de migratie psychisch zwaarder naarmate men zich verder verwijdert van zijn vertrekpunt, wat zeker bij de eerste maal dat men migreert een niet te verwaarlozen factor is.  Ten derde heeft dit te maken met transportkosten die oplopen naargelang de afstand groter wordt, waardoor men kan veronderstellen dat de financiële draagkracht van de migrant evenredig toeneemt met de afstand.
[19]

Het inkomen is dan ook verantwoordelijk voor een zekere mate van vervoersongelijkheid.  Deze term slaat op de mate waarin personen niet in een gelijke mate gebruik kunnen maken van vervoersmiddelen.  Deze vervoersongelijkheid kan als een sociaal probleem beschouwd worden als ze leidt tot verschillen in bewegingsvrijheid, in de bereikbaarheid van gewenste bestemmingen.  Degenen die wat betreft hun vervoersmogelijkheden in een relatief ongunstige positie verkeren worden vervoersarm genoemd.[20]

We willen hier ook aanstippen dat migratie kan verbonden worden met bepaalde karaktertrekken van personen.  Het is dan theoretisch ook mogelijk om via persoonlijkheidsonderzoek personen te klasseren naargelang ze al of niet eerder zullen migreren.  Deze manier van werken is ten eerste geïnspireerd op de vaststelling dat bepaalde persoonlijkheden de nood blijken te voelen steeds te migreren.  Ten tweede kunnen we er niet onderuit dat migratie een keuzeproces is waar de persoonlijkheid van de migrant een belangrijke rol speelt.[21]  Niettemin lijkt deze indeling in persoonlijkheidstypes niet bruikbaar in dit onderzoek gezien de complexiteit van het gegeven en het ontbreken van de nodige informatie m.b.t. de migranten.

 

1.4. SAMENSTELLING VAN MIGRANTENSTROMEN

Voor analyse van oorzaken en gevolgen van migratie is de kennis van de samenstelling van de migratiestromen onontbeerlijk omdat ze indicaties bevatten m.b.t. oorzaken en eventuele gevolgen van migratie.

Bekend is het onderscheid naar individueel of collectief migrerenden, waarbij in de laatste categorie nog een verdeling kan gemaakt worden tussen gezinsmigratie en groepsmigratie.[22]

Het niveau van scholing blijkt ook wel een belangrijke variabele.
Zo is het aangetoond dat naarmate het niveau van scholing hoger is het individu beter geïnformeerd is over zijn mogelijke bestemming en zich ook beter kan aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden.  Een hoger geschoolde zal ook vaker reeds een job hebben op de plaats van zijn bestemming vóór hij migreert.

De burgerlijke staat van een persoon heeft ook een invloed op zijn migratiegedrag.  Een persoon met schoolgaande kinderen zal zo minder vlug migreren dan een persoon die juist gescheiden is. [23]

Er wordt ook aangenomen dat migratie varieert volgens de plaats op de arbeidsmarkt van de migrant.  Zo neemt men aan dat werklozen het vlugst zullen migreren, daarbij gevolgd door het arbeidsactieve deel van de bevolking.  Van personen die niet of niet meer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt neemt men aan dat ze het minst vlug zullen migreren.( gepensioneerden, kinderen, huisvrouwen, …)

Ook het geslacht en ras van de migrant kan een indicatie zijn naar mogelijke oorzaken en motieven.  Zo kan het aantal vrouwen dat individueel migreert een indicatie zijn voor hun graad van emancipatie. 

Migratiestromen worden soms ook ingedeeld naargelang het vertrekpunt of bestemming. (zie vroeger)  Vooral de migratiestroom van platteland naar de stad is hiervan een bekend voorbeeld.

In deze scriptie spreken we met betrekking tot het vertrekpunt of bestemming van :

Een metropool als het aantal inwoners binnen die geografische omschrijving boven de 100.000 ligt.

Het platteland als het aantal inwoners binnen de geografische omschrijving
onder de 2.500 ligt.

En pas van het begrip agrarisch indien de percelen groot genoeg zijn voor grote individuele agrarische bedrijven.

Reeds vroeger werd aangehaald dat migratie en dus verplaatsing geld kost.  Het is dan ook vrij logisch dat ook het inkomen een belangrijke variabele is.  Zij het dan niet zozeer het inkomen op zich, dan wel als indicator voor de financiële draagkracht van de persoon in kwestie.  Zo blijkt dat personen met een lager inkomen lokaler migreren dan personen met een hoger inkomen.

Verder is ook het onderscheid naar leeftijd belangrijk.  Het valt op dat vooral bij vrijwillige migratie jeugdigen en jonge gezinnen sterk vertegenwoordigd zijn.[24]

We spreken dan ook van een standaardpatroon indien bij de indeling volgens leeftijd van een migratiestroom een piek te zien is rond de vroege adolescentie.

Na deze piek neemt het aantal migranten normaal gezien gradueel af naarmate de leeftijd stijgt.

Het spreekt voor zich dat deze factoren in onderlinge relatie staan met elkaar en dus in onderling verband met elkaar moeten bekeken worden.

 

1.5. BESLUIT

In dit hoofdstuk hebben we getracht een definiëring uit te werken m.b.t. de begrippen die te maken hebben met migratie om binnen onze eigen scriptie een eenduidigheid van betekenis te verkrijgen. 

We hebben daarbij ten eerste vooral de nadruk gelegd op de rol van het individu en zijn behoeften als drijfveer van een verplaatsing omdat dit volgens mij belangrijker is dan de verplaatsing op zich.  Zo leren we de migratie vooral bekijken vanuit het perspectief van de migrant zelf en minder vanuit het perspectief van diegenen die de migrant ontvangen. 

Ten tweede is er veel aandacht gegaan naar de plaats van de geografische eenheid als maateenheid binnen de definiëring.  We hebben proberen aantonen dat de grenzen die we gebruiken om een geografische eenheid af te bakenen menselijke constructies zijn die op sommige momenten vertekeningen kunnen veroorzaken.  Door de bepaling van de geografisch eenheid in de definiëring op te nemen hopen we de mogelijke vertekeningen te expliciteren. Zo hopen we aan te duiden dat het geografische referentiekader van de migranten en van de verschillende onderzoekers wel degelijk van elkaar kan verschillen.  We moeten dus oog hebben voor de functionaliteit van begrip grens en de vertekening die het kan veroorzaken.  We willen ons dan ook de vraag stellen of er gelijkenissen aanwezig zijn tussen wat wij de problematiek interne migratie in de Verenigde Staten noemen en de externe migratie binnen Europa.

Ten derde kunnen we besluiten dat we mobiliteit gedefinieerd hebben in het kader van een fysische verplaatsing, terwijl ook bij J.F. Turner expliciet de link wordt gelegd tussen de fysische mobiliteit en de sociale mobiliteit.  We doelen daarmee op het migreren met het oog op het klimmen op de maatschappelijke ladder, ook wel opwaartse mobiliteit genoemd.  We willen deze koppeling niet laten voor wat ze is, maar onderzoeken of we in ons bronnenmateriaal ook nog deze koppeling zullen aantreffen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  


[6] S. AMMASSARI, Internal migration, population distribution and development policy, Brighton, IDS publications, 1994, pp. 12-20.

[7] C.W.F. VAN KNIPPENBERG, J.A. ROTHENGATTER en J.A. MICHAN, Handboek sociale verkeerskunde, Van Gorcum, Assem/Maastricht, 1989, pp. 1-2.

[8] De term mobiliteit kan ook nog gebruikt worden om verplaatsingsmogelijkheden en –gedrag aan te duiden.  Ibid. , pp. 11-21.  De link met sociale mobiliteit komt later aan bod.

[9] D.J. BOGUE., Subregional migration in the U.S. 1935-1940, Oxford, Miami Univ. Scripts Found., 1957, p.3-4.

[10] D.J. BOGUE, loc.cit.

[11] J.B. KAV and C.F. SIRMANS, New, repeat and return migration.  A study of migrant types., Southern economic journal, 1976, XLIII, 2, pp. 1144-1148.

[12] “Migratie”, Encarta 99 Encyclopedie Winkler Prins Editie, 1993-1998, Microsoft Corporation/Elsevier.

[13] L. LONG, migration and residential mobility in the U.S., New York, Russel Sage Foundation,
1988, 397 p.

[14] D.J. BOGUE, Subregional migration in the U.S. 1935-1940, Oxford, Miami Univ. Scripts Found., 1957, p.3-4.

[15] C.W.F. KNIPPENBERG., J.A. ROTHENGATTER en J.A. MICHAN., Handboek sociale verkeerskunde, Van Gorcum, Assem/Maastricht, 1989, pp. 1-2

[16] A. SEGAL, An atlas of international migration, Hanszell publishers, London/Melbourn/Munich/New Jersey, 1993, pp. 3-4.

[17] “Migratie”, Encarta 99 Encyclopedie Winkler Prins Editie, 1993-1998,
Microsoft Corporation/ Elsevier.

[18] Op.cit.“Migratie”,

[19] M.J. GREENWOOD, Research on internal migration in the U.S. A Survey, The journal of economic literature, XIII, 1975, 2, pp. 397-433.

[20] VAN KNIPPENBERG C.W.F., ROTHENGATTER J.A. en MICHAN J.A., Handboek sociale verkeerskunde, Van Gorcum, Assem/Maastricht, 1989, p. 59.

[21] F.C. STETZER, A personality theory of US migration geography, Tijdschrift voor economische en sociale geografie, LXXVI, 1985, 1, pp. 43-52.

[22] “Migratie”, Encarta 99 Encyclopedie Winkler Prins Editie, 1993-1998, Microsoft Corporation/Elsevier.

[23] M.J. GREENWOOD, Research on internal migration in the U.S. A Survey, The journal of economic literature, XIII, 1975, 2, pp. 397-433.

[24] D.J. BOGUE, Subregional migration in the U.S. 1935-1940, Oxford, Miami Univ. Scripts Found., 1957, p.3-4.