De Vlaamse Beweging in Mechelen (1945-1970). (Karen Camps) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK 3: EEN VLAAMSE MACHTSONTPLOOIING (1958 – 1964)
Gedurende de periode 1958-1964 kwam de communautaire kwestie weer volop in de aandacht.[178] Tot 20 november 1958, met de afsluiting van het Schoolpact, was ze immers grotendeels verdrongen geweest door de links-rechts-polarisatie. Nochtans bleven de ongenoegens van Vlamingen en Walen aanwezig. Aan Vlaamse zijde heerste er een ontevredenheid over het uitblijven van culturele autonomie, de toepassing van de taalwetten en de effecten van de talentelling van 1947. Aan Waalse zijde ging de bekommernis naar de economische en demografische stagnatie en de mogelijke minorisering die daaruit kon volgen.
De staking tegen de Eenheidswet (winter 1960 – 1961) werkte als versnellingsmoment in de ontwikkeling van het communautaire dossier.[179] Dit was vooral een Waals protest, aangezien de economische teloorgang van Wallonië centraal stond. Wallonië zocht autonomie om een eigen economisch beleid te kunnen voeren: federalisme als middel tot economische structuurhervormingen. Uit de stakingsbeweging ontstond het Mouvement Populaire Wallon onder leiding van André Renard, een belangrijke Waalse ABVV-leider. Hieruit groeide vervolgens in verschillende stappen een partijpolitieke vertegenwoordiging, namelijk het Rassemblement Wallon, als tegenhanger van de Volksunie. Als antwoord op de oplevende communautaire spanningen, zette de regering Lefèvre-Spaak (1961-1965) een nieuwe, belangrijke stap in de taalwetgeving. Voornamelijk Arthur Gilson, CVP-Minister van Binnenlandse Zaken, zorgde voor culturele autonomie door de splitsing van het Ministerie van Cultuur, voor de ééntaligheid van de beide landsdelen door het vastleggen van de taalgrens (met onder andere de overheveling van Komen-Moeskroen van West-Vlaanderen naar Henegouwen en Voeren van Luik naar Limburg) en voor de versterking van de tweetaligheid in Brussel. Deze laatste kwestie werd pas later geregeld: het pact van Hertoginnedal in juni 1963 zorgde voor een beperking van de tweetalige Brusselse agglomeratie tot 19 gemeenten, maar daarenboven werden zes extra gemeenten in de rand rond Brussel voorzien met taalfaciliteiten. Deze communautaire aanpassingen vonden plaats in een woelige periode: de Vlaams Beweging organiseerde een Eerste (22 oktober 1961) en een Tweede (14 oktober 1962) Mars op Brussel om extra druk uit te oefenen op de regering.
Het jaar 1964 stond in teken van de gemeenteraadsverkiezingen. Na het stormachtige begin van de jaren zestig kenden de communautaire partijen nu een doorbraak. De Volksunie zou ook in de Mechelse gemeenteraad een vaste stek veroveren. De resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen zouden echter slechts een voorbode zijn voor het succes dat de Volksunie zou kennen bij de nationale verkiezingen van 1965.
Gedurende deze periode zou Mechelen blijk geven van Vlaamse strijdvaardigheid. Zowel rond Expo ’58, met als uitloper het Vlaams Jeugdcomité Mechelen, als bij de Marsen op Brussel, met het Vlaams Actiecomité Brussel en de Taalgrens, werden in de maneblussersstad grote inspanningen geleverd. Ondanks het feit dat hierbij ook CVP-kopstukken het initiatief namen, zouden de christen-democraten veel van hun stemmen prijs moeten geven aan de Volksunie, die in 1961 een eerste doorbraak kende in het Mechelse arrondissement.
Expo ’58 en het Vlaams Jeugdcomité Mechelen
In 1958 kwam in heel Vlaanderen de actie op gang tegen ‘Expo ‘58’, de Wereldtentoonstelling die dat jaar te Brussel gehouden werd. In 1957 bleek dat de verhoudingen in het commissariaat-generaal totaal scheefgetrokken waren: 19 Nederlandstaligen tegenover 46 Franstaligen. Ten overstaan van het buitenland zou de Wereldtentoonstelling het beeld bieden van een Franstalig België, terwijl meer dan de helft van de bevolking uit Vlamingen bestond. Uit protest hiertegen werd onder meer het ‘Vlaams Jeugdcomité voor de Wereldtentoonstelling’ opgericht. Zo groeide er, vooral bij de jongeren, een nieuw Vlaams bewustzijn, een hernieuwde Vlaamse strijdbaarheid.[180]
De Mechelse afdeling van het Vlaams Jeugdcomité voor de Wereldtentoonstelling was vooral het werk geweest van Paul Daels en Joos Somers. Paul Daels had reeds in 1956 mee aan de basis gelegen van de Rodenbachgemeenschap, van waaruit het Vlaams Jeugdcomité voor de Wereldtentoonstelling was gegroeid.[181] Joos Somers was eind jaren 1950 een van de gangmakers van de heropleving van de Vlaamse Beweging in Mechelen, onder meer als organisator van de eerste naoorlogse Guldensporenvieringen in Mechelen-Noord.[182]
Aan de vooravond van het strijdjaar 1958, was op 8 december 1957 te Mechelen reeds een protestmeeting ingericht. Die dag verzamelde het comité meer dan 1100 protestkaarten. Voorts werden nog aanplakbrieven en vlugschriften verspreid om de onrechtvaardige taaltoestanden op de Wereldtentoonstelling aan te klagen.[183] Ook voerde het Mechelse comité mee actie voor het eentalige Frans paviljoen te Brussel. Zo’n 20 à 30 strijdlustigen deelden pamfletten uit aan de bezoekers en protesteerden met plakkaten tegen het ééntalig karakter van de Wereldtentoonstelling. De actie kende succes: nadien werden ook Nederlandstalige teksten in het paviljoen aangebracht.[184]
Als uitvloeisel van de Vlaamse actie rond de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel, werd het ‘Vlaams Jeugdcomité Mechelen’ (VJM) opgericht. Op vraag van Wilfried Martens, toen voorzitter van het Vlaams Jeugdcomité voor de Wereldtentoonstelling, werd op 20 januari 1959 in zaal ‘Volksbelang’ te Mechelen een vergadering belegd met de jeugd- en jongerenverantwoordelijken uit het Mechelse, die eerder actief waren geweest in het Vlaams Jeugdcomité voor de Wereldtentoonstelling.[185] Op deze vergadering waren onder meer volgende personen aanwezig: Theo Jacobs, voorzitter van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen; Karel Joris, secretaris van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen en Jozef Ryckeboer, zoon van oud-stadssecretaris Louis Ryckeboer en verantwoordelijke voor de financiën samen met Paul Daels, die provinciaal voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging was.
Verder waren nog de Mechelse jeugdverenigingen vertegenwoordigd: Theo Peeters van Die Pioene; Wilfried Horckmans van de KSA; Koen Van de Voorde, DJV; Magda Doms van de VKSJ.[186] De doelstellingen, geformuleerd op de vergadering, behelsden voornamelijk het uitbouwen van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen tot een overkoepelend bestuurslichaam van de toen nog bloeiende jeugd- en jongerenorganisaties uit het Mechelse. Men besloot de Vlaams-nationale bewustmaking onder de jonge mensen te bevorderen door samen met alle jeugd- en jongerenorganisaties Vlaamse acties te organiseren en door korte vormings- en discussiedebatten over de Vlaamse Beweging in te richten tijdens de samenkomsten van deze jeugdgroepen. Naast het Blauwvoetjeugdverbond (BJV) te Mechelen werden vooral de katholieke jeugd- en jongerengroepen (Chiro, scouts, gidsen en KSA) bereikt. Met de medewerking van de lokale jeugdleiders konden de kernleden van het Vlaams Jeugdcomité hun informatiecampagne uitvoeren.[187] Het Jeugdcomité toonde zich vervolgens slechts matig actief. In juli 1960 en 1961 had het wel succesvolle Guldensporenmarsen georganiseerd, waarover later meer. Ondertussen verscheen geregeld ‘Wij’, het contactblad van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen, lang voordat de Volksunie de naam Wij voor haar partijblad zou overnemen. Het contactblad werd verspreid onder een 400-tal jeugd- en jongerenverantwoordelijken uit het arrondissement Mechelen.[188]
Op 29 april 1962 organiseerde het Vlaamse Jeugdcomité Mechelen een ‘Eerste Vlaams Jeugdcongres’ onder het veelzeggende motto ‘Wij, de toekomst!’. Na drie jaar werking in het Mechelse, had het comité besloten zijn actieradius uit te breiden. Het was niet de bedoeling een nationaal organisme in het leven te roepen, maar wel een impuls te geven tot het oprichten van gelijkaardige comités buiten Mechelen, in andere belangrijke centra van het Vlaamse land. Het comité richtte zich met dit congres tot jongeren van 17 tot 25 jaar. Volgens de mening van het comité had deze doelgroep geen staatsburgerlijke vorming op school of in de jeugdbeweging meegekregen, wat resulteerde in bedroevend weinig belangstelling in politiek en weinig burgerzin. Sprekers van dienst waren Paul Daels (‘Vlaamse Beweging NU’) en Wies Pee (‘Vlaamse jongeren en jeugdbewegingen NU’). Het geheel stond onder voorzitterschap van Joos Somers.[189] In navolging van het congres organiseerde het VJM diezelfde week een ‘Tweede Vlaamse Jeugdfeest’. Op dit feest gaf Maurits Coppieters een toespraak, waarin hij de jeugd opriep het ABN als omgangstaal te gebruiken, open te staan voor Europa en de wereld en een goede verstandhouding te bewaren tussen katholieke, nationalistische en vrijzinnige jeugd.
Terwijl Joos Somers sprak van een grote belangstelling op het feest – men moest overal tussen de zitplaatsen op de grond zitten – vermeldde de meer betrouwbare Gazet van Mechelen dat het Jeugdfeest van 1962 minder talrijk was bijgewoond dan dat van 1961, toen zo’n 1600 jongeren kwamen luisteren naar Wilfried Martens. De Standaard maakte melding van ‘ruim 1500 jongens en meisjes’.[190]
Gedurende deze jaren 1959-1962 zagen de CVP-verantwoordelijken met toenemende onrust de invloed van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen groeien. De Vlaams-nationale radicalisering van een deel van ‘hun’ jeugdbewegingen met de weerslag daarvan in de pers en het inspelen van de Volksunie op de acties van het Jeugdcomité begon hen meer en meer te irriteren. Er werd druk uitgeoefend om de werking van het Jeugdcomité te beknotten.
Begin april 1962 vond de voltallige raad van het Jeugdcomité een oplossing voor deze nadelige situatie. De raad besloot dat Joos Somers lid zou worden van de CVP-Jongerenploeg Mechelen-Stad. Om de werking van het Jeugdcomité ongehinderd te kunnen verder zetten zou Somers zich op 25 september 1962 ook kandidaat stellen voor het plaatselijk voorzitterschap van de CVP-Jongeren. Door deze beslissing werd echter het vertrouwen in het Jeugdcomité bij heel wat Vlaams-nationalisten uit het Mechelse geschokt, vermits dezen niet op de hoogte waren gebracht van de beweegredenen van de raad.[191] Somers werd uiteindelijk verkozen tot voorzitter van de Mechelse CVP-Jongeren. Onder zijn voorzitterschap zou de jongerenafdeling radicaal-Vlaamse standpunten innemen in inzake amnestie, de splitsing van de Leuvense universiteit en het federalisme.
Het Vlaams Actiecomité Brussel en Taalgrens
Naast de strijd rond Expo ’58 werd de strijd voor de zetelaanpassing en tegen een nieuwe talentelling eveneens gevoerd. Op basis van een volkstelling, gehouden in 1947, had men in 1949 het aantal zetels in het parlement aangepast aan de bevolkingscijfers. Maar sinds 1949 beantwoordde de zetelverdeling omwille van de demografische evolutie niet meer aan de realiteit: weldra zouden circa 500 000 Vlamingen niet meer vertegenwoordigd zijn in het parlement. Tussen 1954 en 1958 werd door de CVP, die toen in de oppositie zetelde, dan ook een aanpassing van de zetelverdeling geëist. Terug aan het bewind bleek zij echter niet in staat deze eis daadwerkelijk in te willigen.
Op 14 maart 1959 was een nationaal ‘Vlaams Actiecomité voor Brussel en de Taalgrens’ (VABT) tot stand gekomen, waarin talrijke Vlaamse strijd- en cultuurverenigingen vertegenwoordigd waren. Een boycot van de talentelling werd afgekondigd. Afdelingen werden opgericht in heel het Vlaamse land. Meer dan 300 Vlaamse gemeentebesturen weigerden de tellingsformulieren uit te delen aan de bevolking, waaronder het Mechelse stadsbestuur.[192]
De stakingen tegen de Eenheidswet in 1960-1961 leidden de aandacht af, maar gaven op hun beurt wel weer de tegenstelling Vlaanderen-Wallonië te zien. De grote sociale onrust, teweeggebracht door deze Eenheidswet, gaf ook in Mechelen aanleiding tot rellen, maar kon de stedelijke CVP-BSP-coalitie niet verstoren.[193] In februari 1961 ontbond de regering-Eyskens - naar aanleiding van de stakingen tegen de Eenheidswet – het parlement en werden er nieuwe parlementsverkiezingen uitgeschreven.
De parlementsverkiezingen van 26 maart 1961 en het vervolg van de strijd
In de rangen van de Volksunie heerste in de periode voor de verkiezingen van 1961 een optimistische sfeer. Men geloofde in de kans op gunstige resultaten voor de Volksunie. Deze goede vooruitzichten deden echter ook de eerste, zij het kleine, problemen ontstaan rond de lijstvorming. Op het nationale niveau had de Volksunie beslist dat partijsecretaris Wim Jorissen zou opkomen op de Kamerlijst in Mechelen. Ludo Sels, wiens naam reeds lang gekend was in de streek, had misschien meer recht op de eerste plaats, maar hij stapte zonder problemen opzij voor Jorissen. De moeilijkheden kwamen uit een andere hoek, namelijk uit Mechelen-stad. Daar zag een aantal ambitieuze jonge mannen hun carrière binnen de Volksunie bedreigd en de eigen kansen op een goede plaats verloren gaan. De campagne voor Jorissen werd hierdoor enigszins belemmerd, maar niet in die mate dat het doorslaggevend was voor de verkiezingsuitslagen. Nadat Jorissen duidelijk had laten blijken dat hij op het niveau van de stadspolitiek geen enkele ambitie koesterde, normaliseerden de verhoudingen tussen Jorissen en de andere kopstukken in Mechelen.[194] De partijleden moesten al vlug toegeven dat de komst van Jorissen een verrijking was voor het arrondissement. Vanuit zijn ervaring met de organisatie van een partij, opgedaan als nationaal secretaris van de Volksunie, zou Jorissen de grote stimulator worden voor de organisatorische uitbouw van de partij in het arrondissement Mechelen.[195]
De resultaten van de parlementsverkiezingen van 26 maart 1961 waren een heel stuk beter dan in 1958. Alle kantons in het arrondissement, uitgezonderd Duffel, haalden ongeveer 6,5 % van de stemmen.[196] In het Mechels kanton werd 7,1 % van de stemmen behaald. Duffelaar Ludo Sels was zowat de enige kandidaat die door zijn persoonlijke aanhang een behoorlijk aantal voorkeurstemmen kon vergaren (1416). Jorissen haalde als lijsttrekker slechts 1025 voorkeurstemmen. Ondanks het relatief mooie resultaat in het arrondissement werd Jorissen niet verkozen. Ook de Duffelse lijsttrekker voor de Senaat, arrondissementeel voorzitter van de Volksunie, Fred Stevens, werd niet verkozen.[197]
Nationaal beleefde de Volksunie wel haar eerste doorbraak. In hetzelfde jaar 1961 van de Eerste Mars op Brussel, haalde de Volksunie vijf verkozenen in de Kamer en twee senatoren. Door het goede resultaat van de verkiezingen groeide het geloof in de Vlaams-nationale partijpolitiek. Voor velen bleken deze parlementsverkiezingen het teken om tot de Volksunie toe te treden. De Volksunie professionaliseerde haar werking in de volgende jaren en groeide uit tot een partij met een volwaardige structuur. Met een groeiend kader van vrijgestelden (Walter Luyten, Paul Martens, Mik Babylon, Etienne Slosse) en met gaandeweg meer financiële middelen, raakte de Volksunie stilaan uit de fase van het improviseren.[198]
De CVP viel bij de parlementsverkiezingen terug van 55,8 % naar 49,7 % in het arrondissement. De vierde Kamerzetel te Mechelen ging voor de CVP verloren, maar voor het overige bleef alles bij het oude.[199] De socialisten (33,4 %) en de liberalen (8,7 %) kenden een lichte vooruitgang. De Volksunie was echter de grote overwinnaar van deze verkiezingen. Zij ging van 3,81 % naar 7,12 % in het arrondissement.[200]
CVP en BSP vormden samen de nieuwe regering Lefèvre-Spaak, die sociaal-progressief georiënteerd zou zijn en in grote mate rekening zou houden met de programma’s van de grote syndicale bewegingen. De regering zou te maken krijgen met een groot aantal problemen, onder andere de moeilijke hervorming van de ziekteverzekering, de vraagstukken rond de onafhankelijkheid van Kongo en vooral de steeds scherper wordende Vlaams-Waalse tegenstellingen.[201] Na de verkiezingen, in het najaar van 1961, moest de nieuwe regering Lefèvre-Spaak voor de dag komen met haar beloofde wetsontwerpen met betrekking tot het definitief vastleggen van taalgrens en het aanpassen van het zetelaantal.
De Vlaamse strijd werd echter voortgezet en de regering zou onder meer naar aanleiding van de Marsen op Brussel tal van Vlaamsgezinde eisen inwilligen.[202] De afdeling van het Vlaams Actiekomitee Brussel en Taalgrens (VABT) werd in Mechelen afgekort tot het Vlaams Actiekomitee (VAK) en was de facto een afdeling van de Mechelse VVB. Het VAK hield zich onder de leiding van voorzitter Karel Van Bets en secretaris Ward Steffens voornamelijk bezig met het organiseren van het protest op de Eerste (22 oktober 1961) en Tweede (14 oktober 1962) Mars op Brussel.[203] Ward Steffens, Guido Thijs en Joos Somers waren verantwoordelijk voor de ordedienst tijdens de Eerste Mars, en dit voor de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen. De taak van de ordedienst bestond onder meer uit de begeleiding van de betogers vanaf het station te Brussel, het in bedwang houden van eventuele heethoofden en zorgen voor een rustige ontbinding na de betoging.[204] Na de Mars diende Minister van Binnenlandse Zaken, Arthur Gilson, namens de regering een wetsontwerp in betreffende de taalgrens. De Volksunie diende hierop vele amendementen in en binnen de CVP kwamen Vlamingen en Walen verdeeld tegenover elkaar te staan. Ook de Mechelse Volksunie toonde haar ontevredenheid omtrent het wetsvoorstel. Op 2 maart 1962 leidde Herman Keldermans een vergadering in, waarbij volksvertegenwoordiger Dr. Richard van Leemputten, Ludo Sels en Wim Jorissen kwamen spreken. Een duidelijk ‘Neen aan Gilson!’ was de boodschap van elke uiteenzetting.[205]
In 1962 werd dit alles gevolgd met een Tweede Mars op Brussel, met het opzet dat het wetsontwerp van Gilson uiteindelijk toch zou worden aangenomen in de Kamer. Het VABT schreef alle leden van Vlaamsgezinde verenigingen aan, waaronder bv. het VNJ, om deel te nemen aan de Mars en richtte vergaderingen in om de doelstellingen van het VABT duidelijk te stellen.[206] De bedoeling van de Marsen was wel om boven de partijpolitiek te staan; indien een politieke vlag – de Leeuwenvlag mocht uiteraard wel - werd meegedragen in de Mars, werd de desbetreffende persoon of groep uit de Mars gezet. Zo liepen de CVP-Jongeren van Mechelen, die reeds bekend stonden om hun ongenuanceerde Vlaamsgezinde verklaringen, enthousiast mee in de Mars, maar dus niet in de hoedanigheid van CVP-Jongeren.[207] Gedurende de Tweede Mars waren Joos Somers en Willy Kuypers verantwoordelijk voor de ordedienst van het arrondissement Leuven en Aalst, terwijl Guido Thijs en Karel Van Den Bossche de ordehandhaving voor de arrondissementen Mechelen en Antwerpen dienden te verzorgen.[208]
Het lot van de randgemeenten was echter nog niet duidelijk vastgesteld. In het tweede wetsontwerp van Gilson werd daar aandacht aan geschonken, maar het wetsontwerp, dat door de kabinetsraad werd goedgekeurd op 6 juni 1963, werd verworpen door de Vlaamse CVP. Na een regeringscrisis volgde het beruchte Conclaaf van Hertoginnedal, dat een zware nederlaag voor de CVP zou betekenen, aangezien het wetsontwerp Gilson door zowel de Kamer als de Senaat uiteindelijk toch zou worden goedgekeurd. De zes omstreden randgemeenten werden niet aangehecht bij Brussel, maar samengevoegd in een afzonderlijk arrondissement en er werden taalfaciliteiten verleend.[209]
Hertoginnedal werd door de flamingantische opinie ontvangen als een nederlaag. De randgemeenten waren ten slotte toch administratief van Vlaanderen afgescheiden. Volgens het VABT zouden de faciliteiten een volledige verfransing van de randgemeenten als gevolg hebben. Vanaf 1963 begon de Vlaamse Beweging onder meer vergaande structuurhervormingen te eisen. In Mechelen riepen de Volksunie en het VAK, als orgaan van de VVB, op tot een voortzetten van de strijd.
Op 20 mei 1963 trok een karavaan doorheen Mechelen om op deze manier de zetelaanpassing te eisen. Zes dagen later trokken 2 250 mensen om dezelfde reden per auto doorheen verscheidene Vlaamse steden. Een goede maand later betoogde het VABT opnieuw: op 22 juni 1963 manifesteerden circa 3 750 mensen te Wezembeek-Oppem.[210] Hierbij moet volgende anekdote toch vermeld worden: uit een interview met Guido Thijs en Ward Steffens blijkt dat Wilfried Martens toen letterlijk gezegd heeft: “Geef ons wapens, wij willen de revolutie!”, hoewel Martens deze uitspraak heden betwist.[211]
Voorts werd de doortocht van een autokaravaan doorheen de Mechelse gemeenten gepland voor 26 oktober. Eveneens werd dat jaar volop de deelname aan de nationale betoging te Antwerpen, op 10 november voorbereid. Terwijl deze Antwerpse Mars, voor federalisme en structuurhervormingen, voor verdeeldheid zorgde binnen de VVB en het VABT, trok de Mechelse afdeling van de VVB eensgezind naar Antwerpen.[212]
§2 DOORBRAAK VAN HET VLAAMS-NATIONALISME TE MECHELEN
Ondanks het falen van de Vlaams-nationalistische partij bij de parlementsverkiezingen in 1958 en het afzien van deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen datzelfde jaar, werd vanaf dan toch hard gewerkt aan de structurering van de partij. Deze inspanningen, gecombineerd met het strijdlustige Vlaamse klimaat in het begin van de jaren zestig, zorgde voor een eerste doorbraak in het Mechelse bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964.
Verdere organisatie van de Volksunie
In het Mechelse arrondissement stonden Oscar Renard en Duffelaar Ludo Sels aan het roer van de Volksunie. Renard, pas afgestudeerd als burgerlijk ingenieur te Gent, had aan die universiteit in 1958 de Volksuniestudenten opgericht. Aan de jonge Renard werd het voorzitterschap van de Mechelse Volksunie aangeboden. Wegens de succesvolle uitbouw van de kaders in het Mechelse arrondissement onder Renards leiding, werd deze in 1961 arrondissementeel voorzitter van de Volksunie.[213] Arrondissementeel secretaris werd Walter Luyten. Reeds jaren voor zijn aanstelling tot secretaris in 1960, had Luyten meegeholpen aan de heropleving van de Vlaamse Beweging. Op het Mechelse Klein Seminarie was hij leider van de KSA geweest. Later in Leuven had hij samen met Wilfried Martens en Mik Babylon het Katholieke Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) geleid en in een federalistische richting geduwd. Verder was hij redactielid van het flamingantische scholierenblad Zeventien. Toen Luyten als leraar geschiedenis moeilijkheden ondervond wegens zijn politiek engagement bij de verkiezingen van 1961, trad hij professioneel in dienst van de Volksunie.[214]
Op plaatsen waar men de vereiste 25 leden bijeen had, werden afdelingen opgericht. Zo werd in 1962 de afdeling Mechelen samen met de afdelingen Heist-op-den-Berg, Lier, Nijlen en Willebroek opgericht. De afdelingen Mechelen en Lier waren aanvankelijk een soort van gewestelijke afdelingen van waaruit later andere afdelingen gegroeid zijn.[215] Vanuit Mechelen trok men naar andere gemeenten in het arrondissement om daar Volksunie-afdelingen te stichten. De meeste afdelingen ontstonden tussen 1962 en 1972.[216] In de beginperiode werd door de afdelingen bijzonder veel aandacht besteed aan het werven van leden en het verkopen van abonnementen op het weekblad “De Volksunie”.[217] Bij de abonnementenwerving stond Mechelen procentueel snel mee vooraan. Jarenlang is het op dat vlak een nek aan nek-race geweest met het arrondissement Aalst. In 1964 waren reeds 907 personen uit het Mechelse arrondissement geabonneerd.[218]
In de stad Mechelen konden alle leden in een zogenaamde stadsraad, een uitgebreider bestuursraad, komen discussiëren en beslissen over standpunten van de Volksunie. Na verloop van tijd echter, met de groei van de Volksunie, werd die stadsraad te groot en onwerkbaar. Men besloot dan ook om de stad op te delen in een aantal wijken met elk een afzonderlijk afdelingsbestuur. Er werden 17 dergelijke wijkbesturen opgericht. Al snel bleek dat deze decentralisatie overdreven was en dat de entiteiten te klein waren om werkbaar te kunnen blijven. Zo besloot men bepaalde afdelingen opnieuw samen te voegen. In Mechelen bleven twee afdelingen over: Mechelen West[219] en Mechelen Centrum.[220]
Ook programmatorisch begon de Volksunie aan een aanzienlijke verruiming. De partij wenste haar aandacht uit te breiden tot alle maatschappelijke en politieke problemen die zich voor het Vlaamse volk stelden. Het partijcongres van 1963, dat doorging in Mechelen, zette deze tendens duidelijk in. Het zogenaamd ‘sociaal-flamingantisme’ (waarbij de eisen tot economische én federale structuurhervormingen aan elkaar werden verbonden) vond zijn weg naar de Volksunie.[221] Op lokaal vlak zou de Volksunie actie blijven voeren voor onder meer de vernederlandsing van het Mechelse stadsbeeld en het bedrijfsleven, maar de aandacht werd ook gericht op de situatie van de Mechelse arbeider, de verkeerstoestand, zelfs de situatie van het milieu binnen en buiten de stad.[222]
Eén van de acties van de Mechelse Volksunie was de betoging op 19 juli 1963 tegen Spinoy en De Saeger, de ‘verraders van Hertoginnedal’. Er kwamen echter niet meer dan 200 aanhangers van de Volksunie opdagen.[223]
De eerste etappe van de betoging begon met een actie aan de woning van toenmalig Minister Spinoy. Nadat de Volksunie-militanten op een georchestreerde wijze uit verschillende straten waren toegestroomd en de Volksunie-vlag was ontrold, barstte het lawaai van voetzoekers en fluitjes, samen met het gejoel van zo’n 100 manifestanten los. De menigte werd tot stilte gebracht toen Oscar Renard het woord nam. De voorzitter van de Mechelse Volksunie beschuldigde de BSP van samenspannen met de kapitalisten, ten nadele van het Vlaamse belang. Hij ging zelfs zo ver dat hij de Vlamingen vergeleek met de negers in Alabama. Renards redevoering werd onderbroken door de sirenes van de Mechelse brandweerwagens. De manifestanten renden weg, richting huize De Saeger. Toen zij hier opnieuw een fluitconcert aanvingen richtte de brandweer de waterspuiten op de betogers. De politie kwam aangerukt en een onoverzichtelijk handgemeen was het resultaat. De manifestanten, ondertussen al aangegroeid tot een 200-tal, maakten zich meester van de spuiten, maar gaven ze na onderhandelingen weer terug. Over het hardhandig en ondoorzichtige optreden van de Mechelse ordediensten stelde zelfs de katholieke Gazet van Mechelen zich vragen, wat niet het geval was bij felle tegenstanders van de Vlaams-nationalisten, die de manifestanten afschilderden als ‘stoottroepen van de Volksunie, met nazi-methoden’.[224] De Gazet van Mechelen was echter van mening dat incidenten vermeden hadden kunnen worden, als de brandweer geen bevel had gekregen tot spuiten. Diezelfde mening werd ook gedeeld in de Standaard en in de Mechelse politiemiddens.[225]
Gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1964: confrontatie CVP-Volksunie
Pas in 1964 werden de eerste Volksunielijsten op gemeentelijk vlak ingediend. De partijleiding wenste de zaak behoedzaam aan te pakken en onderstreepte dat de nationale verkiezingen van 1965 prioriteit moesten behouden. Men vreesde dat de partij niet zou aanspreken op gemeentelijk vlak en dat men door het bekampen van de CVP op dat terrein de welwillendheid van vele kiezers zou verliezen op nationaal vlak.[226] De militanten waren echter niet tegen te houden. De lijst van Mechelen was één van de eerste om te verschijnen in het weekblad ‘De Volksunie’. Lang moest er niet gezocht worden naar kandidaten: Oscar Renard, Fons Van de Werf, Michel Cauwenbergh, Frans Van Roy, Jan De Prins, en nog anderen vulden de lijst van de Volksunie. Door een optimistische schatting werd de verovering van drie zetels in de Mechelse gemeenteraad verwacht.[227] Maar om dit resultaat te verkrijgen, zou eerst een harde propaganda tegen de CVP moeten gevoerd worden. Vele twijfelaars moesten overhaald worden om nu Vlaams-nationalistisch te stemmen, ‘in het belang van Vlaanderen’.
Mikpunt van kritiek was waarnemend burgemeester Jos De Saeger. De oud-voorzitter van de Vlaamse vleugel van de CVP kreeg het verwijt de ‘Vlaamse volksmens te hebben bedrogen’ door te capituleren in Hertoginnedal.[228] Maar ook de nationale politiek van Spinoy werd gehekeld in de propaganda voor de gemeenteraadsverkiezingen.[229] Na enkele maanden zouden de verkiezingen immers gevolgd worden door de parlementsverkiezingen van 23 mei 1965. Aan de kiezer werd uitdrukkelijk gevraagd te reageren tegen de politiek van CVP en BSP op nationaal vlak, voornamelijk wat de communautaire problematiek en de komende grondwetsherziening betrof:
‘Moet in een stad zoals Mechelen waarin De Saeger zich akkoord verklaarde met het CVP-plan dat de grendel van de tweederde-meerderheid op de Vlaamse ontplooiing zet en waar Spinoy, de trouwe meeloper is van de Brussels-Waalse partij die de BSP geworden is, moet in zulke stad niet nu reeds het Vlaamse verzet tegen deze plannen gestalte krijgen?’[230]
De verkiezingspropaganda van de CVP was in dezelfde mate tegen de Volksunie gericht. De Volksunie maakte bijvoorbeeld onterecht gebruik van de Vlaamse Leeuw, aldus de CVP. Vlaamse emblemen, motieven of liederen mochten naar hun mening niet voor partijpolitieke doeleinden misbruikt worden. Wanneer de Volksunie tijdens de bloemenoptocht in september 1964 toch de Vlaamse Leeuw aanhief, stond dit, nog steeds volgens de CVP, de Vlaamse eendracht in de weg.[231]
In de propaganda van de CVP was er ook veel meer sprake van de ‘Vlaamse belangen’, met daarin de nadruk op de sociaal-economische vooruitgang van de stad Mechelen:
‘Wanneer wij ijveren voor de verdere vestiging van nieuwe bedrijven in onze stad en voor de modernisering en uitbreiding van de bestaande Mechelse bedrijven, dan bezorgen wij meteen onze Vlaamse mensen werk in eigen stad. Wanneer wij, naast het keurig aanleren van het ABN - onze moedertaal - de kennis van vreemde talen stimuleren en bevorderen, dan bevestigen wij niet alleen de wereldfaam dat de Vlamingen veruit de beste meertaligen zijn.’[232] Verder verkondigde de CVP haar wens 11 juli te doen uitgroeien tot een echte feestdag, met behulp van de vrije verenigingen.[233]
De CVP wilde zo de twijfelende Mechelse burger overtuigen dat zij beter de Vlaamse zaak zou kunnen verdedigen dan de Volksunie. Stemmen op de Volksunie, ‘een kleine partij, die alleen kritiek, afbrekerij en negativisme brengt’, zou de CVP verzwakken en in de kaart spelen van de linksen, aldus waarnemend burgemeester Jos De Saeger in de kiescampagne.[234] De Vlaamse actie zou geen stap vooruit zijn met 2000 stemmen op de Volksunie-lijst, maar zou wel gediend zijn met 500 voorkeurstemmen op een flamingantische kandidaat op de CVP-lijst, waardoor deze CVP-kandidaat zeker verkozen zou raken.[235]
De CVP trachtte ook op andere manieren de twijfelende burger te overtuigen. In een zeer directe brief van Alfons Van Stappen, lid van het NVVOS, die in iedere Mechelse brievenbus was gedropt, werden zijn persoonlijke motieven verduidelijkt. Van Stappen deelde in zijn brief mee dat hij de kans had gekregen om op te komen op een lijst van de Volksunie, maar dat hij omwille van vele redenen resoluut koos voor de CVP. Hij hamerde er onder meer op dat het stadsbeleid niet geholpen zou zijn met de Volksunie, een partij die zich enkel concentreerde op de nationale politiek, dit in tegenstelling tot de ‘ervaren’ CVP:
‘De kandidaten op de CVP-lijst ken ik als even betrouwbaar en vooruitstrevend Vlaams als de kandidaten van de Volksunie. Er blijft slechts één verschilpunt, namelijk in verband met het federalisme, en dat is wellicht ook nog een kwestie van een etiket. Federalisme heeft trouwens niets te maken met het gemeentebeleid.’[236]
Behalve de anti-propaganda van de CVP werd de Volksunie eveneens tegengewerkt door de BSP. Op de ochtend van de verkiezingsdag kwam het tot een treffen toen een socialistische ploeg in de Caputsteenstraat een verkiezingsbord van de Volksunie wilde afbreken. Aangezien dit bord op het eigendom van Van de Werf stond, en zich daar enkele Volksunie-sympathisanten bevonden, was een handgemeen onvermijdelijk. Behalve deze incidenten werd de verkiezingsperiode gekenmerkt door een opvallende sereniteit, meldde de Gazet van Mechelen.[237]
Ondanks de strijd van CVP en BSP tegen de Volksunie, behaalde deze laatste partij op 11 oktober 1964 niet minder dan 4 413 stemmen, wat neer kwam op 10 % van de Mechelse stemmen.[238] Het was een onverhoopt succes. In Mechelen-stad veroverden de Vlaams-nationalisten voor het eerst na de oorlog een vertegenwoordiging in de gemeenteraad: de Volksunie veroverde twee zetels ten koste van de CVP. Oscar Renard en Fons Van de Werf gingen naar de gemeenteraad.[239]
Over het succes van de Volksunie waren de meningen verdeeld. Renard beklemtoonde dat de verkiezingsuitslag te danken was aan het vertrouwen van de jonge generatie en dat dit uitermate gunstige resultaten voor de parlementsverkiezingen van 1965 voorspelde.[240] Volgens Spinoy was er echter sprake van een wilde anti-stemming, aangezien zoveel jongeren onder de dertig jaar tegen de traditionele partijen hadden gestemd.[241] De CVP schreef na de verkiezingsslag een felle verdediging om haar verlies aan stemmen goed te praten:
“Te Mechelen kan het stadsbestuur op geen enkel terrein een verwijt toegestuurd worden, zelfs niet waar het Vlaamse principes betreft! Mechelen was en is nog de meest homogene Vlaamse stad, daar kan niet aan getwijfeld worden.” [242]
De CVP behaalde bij de verkiezingen 14 577 stemmen, of 11 zetels in de Mechelse gemeenteraad. De socialisten bleven het beter doen, met 15 811 stemmen en 13 zetels. De PVV verkreeg 5 561 stemmen en drie zitjes in de gemeenteraad. CVP en BSP sloten opnieuw een bestuursakkoord, de PVV en Volksunie bleven in de oppositie. Spinoy werd herbenoemd tot burgemeester, maar gezien zijn ministerschap bleef Eerste Schepen Jos De Saeger waarnemend burgemeester.[243]
§3 VLAAMS CULTUREEL- EN VERENIGINGSLEVEN STRIJDT MEE IN HET MECHELSE (1958-1964)
Niet alleen politieke organisaties, en dan vooral hun jongeren, voerden Vlaamse actie in de jaren 1958-1964, ook vele Mechelse verenigingen zetten zich in om de Vlaamse eisen kracht bij te zetten. Verenigingen als het Davidsfonds, de Vlaamse Volksbeweging – met vooral haar Bevlaggingscomité en het VAK – en de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal zorgden ervoor dat Mechelen als een echte Vlaamse stad naar buiten kon treden. Flamingante gevoelens werden niet meer doodgezwegen, protest tegen Franstalige affiches in de stad of zelfs tegen Franstalige bedrijfsbazen was geen taboe meer. Het klimaat van Vlaamse strijdvaardigheid, dat in het begin van de jaren ’60 Mechelen zou overheersen, was een directe oorzaak voor de doorbraak van de Volksunie, bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964. Het politieke programma van de Volksunie had immers een groot deel van het Vlaamsgezinde verenigingsleven geïnfiltreerd, zij het op een indirecte wijze: zo overlapten de vernederlandsingsacties van de VVB vaak die van de Volksunie.
Davidsfonds
Deze katholieke vereniging omvatte echter nog steeds vele leden die trouw bleven aan de christen-democratie en vanuit deze ideologie de Vlaamse strijd op een meer gematigde wijze wilden steunen. Het Davidsfonds, met Gerard de Hornois, een gematigd en rationeel man, aan het hoofd, riep haar leden op om deel te nemen aan de Marsen op Brussel.[244] Op de 11-julivieringen waren de toespraken van het Davidsfonds doorspekt met de hoop op een blijvende samenwerking tussen alle Vlamingen, zonder beïnvloed te worden door politieke machten.[245] Toch zou het Davidsfonds een eigen koers varen in deze woelige periode. Terwijl verenigingen als het VVB voordrachten gaven over het federalisme, werd daar binnen het Davidsfonds nog niet al te veel aandacht aan besteed. De activiteiten waren dan nog steeds vrij onschuldig.
Het hoogtepunt van haar werking in deze periode was op 1 februari 1961, toen met veel luister de 85e verjaardag van het Mechelse Davidsfonds werd gevierd[246]
Op 2 februari 1959 werd een afdeling van het Jong-Davidsfonds opgericht te Mechelen. Deze afdeling stond onder leiding van Paul Cockx, met Eric de Hornois als secretaris. Een paar weken daarvoor was reeds een ‘voor-stichtingsvergadering’ gehouden. Jonge mannen en vrouwen van 18 tot 26 jaar werden opgeroepen om deel te nemen en hun naam op te geven aan het secretariaat.[247] Het Jong-Davidsfonds had in zijn beginjaren te Mechelen circa veertig leden. In augustus 1959 maakte de Mechelse afdeling verslag van 30 vrouwelijke en 12 mannelijke leden. 26 leden waren kinderen van leden van het Groot-Davidsfonds. De leden werden ingedeeld in drie soorten ‘deelgenoten’. De eerste groep deelgenoten bestond uit zij die persoonlijk of via een gezinslid lid waren van het Davidsfonds. Een tweede groep had zich ingeschreven en een eerste boek gekocht. Een derde groep bestond uit vrije abonnees op Jong!, het blaadje van Jong-Davidsfonds.[248] Op 11 november 1961 had het Jong-Davidsfonds in het Dijlehof te Mechelen een grootse contactdag georganiseerd. Meer dan 200 aanwezigen luisterden naar A. Deboutte, professor aan het theologisch instituut der redemptoristen te Leuven. Deboutte kwam een uiteenzetting geven waarin hij de rol van het Jong-Davidsfonds als culturele werkgroep belichtte.[249]
In de periode 1958-1964 gaf het Jong-Davidsfonds, dat om de twee weken vergaderde, vaak uiting van haar Vlaamse gevoelens. In 1962 nam het Jong-Davidsfonds met intussen 41 leden deel aan het Algemeen Nederlands Zangfeest te Antwerpen, aan de IJzerbedevaart op 19 augustus en aan de Tweede Mars van Brussel op 14 oktober. Het jaar daarop trok de afdeling, gegroeid tot 50 leden, onder het voorzitterschap van Francis Verdoodt weer naar het Algemeen Nederlands Zangfeest en naar de IJzer. Op 10 juli 1963, de dag voor de herdenking van de Guldensporenslag, bracht de Mechelse afdeling van het Jong-Davidsfonds hulde aan het Boerenkrijgmonument. In het verslag over het dienstjaar 1964 werd geen melding gemaakt van Vlaamsgerichte activiteiten. Wel was de afdeling blijven groeien: het Mechelse Jong-Davidsfonds telde nu 55 leden.[250]
Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal
In de periode 1958-1964 voerde ook de VBO haar eigen, Vlaamse actie in het Mechelse. Onder leiding van J.P. Daels en L. De Wispelaere wilde de vereniging met verschillende bijeenkomsten en het nationaal blad Nu Nog, dat zesmaal per jaar verscheen, de Mechelse inwoners bewust maken van de belangrijke rol die het ABN speelde binnen de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.[251]
Op 4 december 1958 kwam Jos Simons, lid van het dramatisch gezelschap van het NIR, een lezing geven over ‘De gewone man en de ABN-taal’, waarin hij benadrukte dat de ‘gewone man’ wel goed Nederlands kon schrijven, maar dat de spreektaal negatief werd beïnvloed door radio en film. Tijdens deze bijeenkomst werden ook voorstellen van het bestuur van de onderafdeling Mechelen gegeven, waarna de leden hun wensen voor de werking van het jaar 1959 konden overmaken.[252] Het jaar daarop, op 9 december 1959, gaf Jozef Van Riet, leraar aan het Conservatorium, een uiteenzetting over ‘hoe het ontstaan ende gelegen is met ons ABN in Mechelen, de hoofdstad der Nederlanden’. Opnieuw gaf het bestuur kennis van haar voorgenomen werking in Mechelen. In het kader van de nationale week van het ABN in februari 1960, werd te Mechelen een feestvergadering gehouden, waar Mechelse letterkundigen Albert van Hoogenbemt, Johan van Mechelen en Gaston Durnez voorlazen uit eigen werk. De vereniging kreeg steun van het stadsbestuur, wat onder meer blijkt uit de aanwezigheid van Schepen van Onderwijs Cornelis bij de uitreiking van de prijzen van de nationale vertelwedstrijd op 17 februari 1961. Met politieke zaken hield de VBO zich nooit bezig, de aandacht werd toegespitst op de wisselwerking tussen beschaafde omgangstaal en cultuur. “De sociaal-economische democratie kan niet verwezenlijkt worden zonder de culturele opgang van de kleine man”.[253]
Vlaamse Volksbeweging
Een meer strijdlustige vereniging was de afdeling van de Vlaamse Volksbeweging, die in Mechelen werd opgericht in maart 1958, door onder meer Guido Thijs, Ward Steffens en Karel Van Bets. De vereniging stond erop dat iedereen welkom was om toe treden, ‘van welke strekking dan ook’.[254] Een half jaar na de oprichting, werd een officiële receptie gehouden. De ruime vertegenwoordiging van de christen-democraten door o.a. schepenen Cornelis en Drieghe en senatoren Buts en Vandekerckhove wekte niet veel verbazing, wat wel het geval was voor de aanwezigheid van twee socialistische schepenen. Tijdens de receptie werd de mening van de nationale VVB bevestigd, namelijk dat de Vlaamse Beweging coördinatie en leiding nodig had en dat die rol was weggelegd voor de VVB, in haar hoedanigheid van niet-politieke beweging. Met betrekking tot de werking van de Vlaamse Volksbeweging te Mechelen werd het succes van de bevlaggingsactie van 11 juli 1958 bejubeld, net zoals de actie voor de werkhuizen van de NMBS, waarin de sociaal-economische bezorgdheid van de Vlaamse Beweging doorklonk. Verder werd de samenwerking met een aantal Mechelse Vlaamsgezinde verenigingen aangemoedigd en het protest tegen de Franstalige opvoeringen en plakbrieven van het ‘Klank- en Lichtspel’ onderstreept. Het onderhoud met de burgemeester in verband met het Vlaamse uitzicht van de stad Mechelen was een laatste zaak die op de receptie werd toegejuicht.[255]
De VVB zou in de periode 1958-1964 veelvuldig actie voeren om de Mechelse streek volledig te vernederlandsen. Belangrijk waren de acties op sociaal-economisch gebied, onder meer het protest tegen de verfransing in het bedrijfsleven. Ook het onderwijs en het openbaar leven moest dringend vernederlandst worden, vond de VVB. De bevlaggingsactie was eveneens niet onbelangrijk. Behalve deze lokale acties, werd de werking van de Mechelse VVB beïnvloed door de nationale evoluties.
Een eerste thema waarrond de VVB actie voerde, was de vernederlandsing van het Mechelse bedrijfsleven. Hierbij stond het protest tegen de NMBS centraal. Op 19 januari 1959 richtte de afdeling een schrijven tot Minister Segers, met betrekking tot de Centrale Werkhuizen van de Spoorwegen te Mechelen. Volgens de VVB werd de werkloosheid in het Mechelse “verscherpt door een stelselmatig doorgevoerde afdanking van arbeidskrachten en het opnemen van personeel dat van elders wordt overgeplaatst en niet in het Mechelse thuishoort. Evenmin werden maatregelen genomen om een einde te stellen aan de eigenlijke aanwezigheid in de Werkhuizen van vlaamsonkundige statutaire agenten, wat allesbehalve bevorderlijk is voor het waarborgen der veiligheid.”[256] Dit werd eveneens aangeklaagd op de volksvergadering van de VVB van diezelfde 19 januari. De wantoestanden in het Arsenaal werden ‘snel opgelost’, dwz dat de directie zich koest hield en het bedrijf naar buiten toe in sneltempo vernederlandste.[257]
Verder schreven een dozijn mensen, onder andere Michel Servaes, Joos Somers en Karel Van Bets, vanwege de VVB talloze brieven naar bedrijven en middenstandsondernemingen. Deze werden dan in één keer door een 20-tal brieven overstelpt. Vervolgens werden gesprekken gevoerd met verantwoordelijken uit die sectoren. Als er aan de brieven geen gevolg werd gegeven, vertrok een tweede lading brieven, en zo verder, tot resultaat was bereikt.[258]
Ondanks de wens van de VVB om ook op het sociaal-economische vlak Vlaanderen te ontvoogden, kon zij hiervoor niet veel concrete hulp vinden. In september 1961 werd op de arrondissementsvergadering geklaagd dat de contacten met linksen, socialisten en leden van de christelijke vakbonden moeilijker werden. Naar de mening van de VVB werd de actie tegen het federalisme zo georchestreerd en de VVB als tegenhanger van de MPW uitgespeeld dat medewerking voor de Vlaamse strijd niet meer te krijgen was uit die hoeken.[259]
Een tweede thema waarrond de VVB werkte, was de vernederlandsing van het openbaar leven. Zo kwam men tussen tijdens bijeenkomsten van het Théatre Nationale de Belgique, het Théatre de Poche en de Exploration du Monde, aangezien deze verenigingen Franstalige affiches hadden opgehangen doorheen Mechelen. Behalve het zingen van Vlaamse liederen tijdens de voorstellingen, werd ook de pers bewerkt, in het bijzonder de Gazet van Mechelen. Het Théatre Nationale gaf uiteindelijk aan de eisen van de VVB een gunstig gevolg, Théatre du Poche laste haar voorstellingen af. De Exploration had genuanceerd geantwoord, in de grond afwijzend.[260] Guido Thijs, Joos Somers en Ward Steffens organiseerden vervolgens op 13 januari 1962 stinkbomacties tijdens filmvoorstellen en spreekbeurten van de Exploration in het Cultureel Centrum. De Mechelse politie zette hen een paar uur ‘in bewaring’. Op 2 mei 1962 deelde waarnemend burgemeester Jos De Saeger mee dat de inrichters van de Exploration hadden toegestemd om vanaf volgend seizoen hun voordrachten door Nederlandstalige aanplakbrieven aan te kondigen en het Vlaamse karakter van de stad te respecteren. Andere voorbeelden toonden dat het ook op een meer vreedzame manier kon gebeuren. De Franstalige Galerie Anspach ging na onderhoud in op de eisen van de VVB.[261]
Een andere actie om het stadsbeeld te vernederlandsen, was de actie tegen de ENB[262]. Op één maand waren alle tweetalige plakkaatjes van alle Mechelse huizen verdwenen. Het gehele arrondissement werd onder handen genomen. Zo getuigt Guido Thijs van een 1 april-grap van een onbekend jaar: een groepje vanuit de VVB had op één nacht alle tweetalige borden uit Hofstade verwijderd.[263]
In het tweede nummer van het driemaandelijks blad Bundeling werd geschreven over ‘de vervlaamsing van het Mechels stadsbeeld en stadsleven’. In dit artikel werd kritiek geleverd op het te vroeg lesgeven van Frans in de scholen, maar ook tegen de beschaamtelijke taalpolitiek van het stadsbestuur:
“Na de afstraffing door Jan Albert Goris voor de radio over de onbegrijpelijke houding van onze stadsverantwoordelijken die in het buitenland (USA) de naam ‘Malines’ had gebruikt, zou het stadsbestuur toch definitief een einde moeten maken aan een tweetaligheid die niet in het minst verantwoord is”.[264]
Een derde thema behandelde het onderricht in de tweede taal. De VVB voerde actie om het Frans pas in het vijfde leerjaar te laten beginnen, daar waar dit nog gebeurde vanaf het tweede of derde leerjaar. De VVB stelde dat men nergens in Vlaanderen aan leerlingen jonger dan tien jaar Franstalig onderricht mocht geven. Pas in het vijfde en zesde leerjaar zouden maximum drie lesuren per week mogen besteed worden aan lessen Frans. Deze stelling werd verdedigd tijdens een openbare debatavond op 12 december 1961 met als sprekers de pedagogen Alfons Verbist, gewezen CVP-Minister en Renaat Merecy, beiden leraars, respectievelijk van de Katholieke Normaalschool te Mechelen en de Rijksnormaalschool te Lier.[265] Rond 25 januari 1962 had de VVB Mechelen een nieuwe motie betreffende het onderricht in de tweede taal opgesteld. Maar de Gazet van Mechelen merkte aan de vooravond van het nieuwe schooljaar van 1962 dat de zaken dezelfde waren gebleven. Was het allemaal een storm in een glas water geweest?[266]
Een vierde lokaal thema waarrond werd gewerkt, was de bevlagging met de Vlaamse Leeuw. Voor 1958 was dit de taak van het Gewestelijk IJzerbedevaartcomité geweest, maar thans zou het bevlaggingscomité, afdeling van de VVB, op een geprofessionaliseerde wijze de bevlaggingsactie voeren.[267] De Mechelse bevolking werd aangeschreven met de vraag de Vlaamse Leeuw uit te hangen bij het vieren van officiële herdenkingen als 1 mei, Rerum Novarum, 11 juli, maar ook ter gelegenheid van een kermis, een processie, een familiefeest en zelfs bij koninklijk bezoek. Tevens werd gevraagd om de leeuwenvlag mee te nemen bij deelname aan het Nationaal Zangfeest, de IJzerbedevaart, en andere Vlaamse manifestaties.[268]
Dit alles resulteerde in een opvallende toename van het aantal leeuwenvlaggen in Mechelen en de randgemeenten.[269] Terwijl op 11 juli 1960 slechts 150 leeuwenvlaggen waren geteld, waren er in 1962 210 à 220 te merken in het Mechels stadsbeeld. De VVB schreef dit succes toe aan de speciale rondschrijfactie van haar bevlaggingscomité.[270] In juni 1962 was de Mechelse bevolking opnieuw aangeschreven door Guido Thijs, hoofd van het bevlaggingscomité met de dringende vraag dat jaar opnieuw haar Vlaamsgezindheid te laten blijken.[271] Na 1962 kwam Ward Steffens in de plaats van Guido Thijs aan het hoofd te staan van het bevlaggingscomité en getuigde trots van de aanwezigheid van zo’n 400 à 500 vlaggen.[272]
Behalve de lokale acties, bestond de werking van de Mechelse VVB ook uit het bewustmaken van de Mechelse bevolking van de algemene Vlaamse problematiek.
Naar aanleiding van de problematiek rond Brussel en de talentelling werd op 17 januari 1959 een grootse ‘volksvergadering’ gehouden, op initiatief van de Mechelse afdeling van het Davidsfonds, met de hulp van het Vlaams Jeugdcomité Mechelen en de Vlaamse Volksbeweging van het arrondissement Mechelen. Verder kreeg deze volksvergadering de steun van verscheidene Vlaamsgezinde verenigingen : het Gewestelijk IJzerbedevaartcomité, het KAJ, het NVVOS, de Katholieke Hogeschooluitbreiding, de VTB-VAB, Were Di, Die Pioene, Morgenster, Noordster en Taalzucht.[273] De volksvergadering, gehouden in de stedelijke feestzaal, kreeg de titel ‘Brussel ook onze hoofdstad. De talentelling van 1959: handen af van het Vlaamse grondgebied!’ en verliep onder het voorzitterschap van Karel Van Bets. Een groot aantal belangrijke figuren was aanwezig op deze volksvergadering: Edward Clottens, Louis Ryckeboer, Marcel Van de Wiele, schepen Jean Charlier, senatoren Neefs, Buts en Van Kerckhove; bestendig afgevaardige Wuyts, gemeenteraadslid Alfons Van Stappen en ere-stadssecretaris J. Geysen. Lezingen werden gegeven door de voorzitter van het Vlaams Jeugdcomité Wilfried Martens en Antoon Roosens, secretaris van het VABT en Jozef Amter, algemeen secretaris van het Davidsfonds.
In zijn uiteenzetting stipte Martens aan dat het Expo-jaar (1958) een enige kans was om de Vlaamse Beweging in heropgang te brengen. Vervolgens onderstreepte hij dat heel de Vlaamse Gemeenschap zou geschaad worden door het verlies van Brussel. Hij kwam op voor een eerlijke afbakening van de taalgrens te Brussel en voor het feit dat in 1960 geen talentelling zou worden gehouden. Verder besprak hij de code van de Vlaamse Jongeren te Brussel, waarbij alle Vlaamse jongeren werden aangezet beschaafd Nederlands te spreken. Deze code werd aangenomen door de drie fondsen Willemsfonds, Davidsfonds en Vermeylenfonds.
Hierna sprak Roosens onomwonden over de ‘georganiseerde diefstal gepleegd door de Belgische staat en Fransgezinde families in Vlaanderen’. Hierbij doelde hij op de toenemende verfransing van Brussel, dat 100 jaar geleden nog een Vlaamse stad was.
Ook Amter sprak van mensen- en gebiedsroof en een ‘Franse overheersing’. Naar zijn mening wilde men de taalgrens steeds verder en verder verschuiven om uiteindelijk van België een Franstalig land te maken. Algemene conclusie van de volksvergadering was dat een algeheel Vlaams verzet tegen de talentelling van 1960 noodzakelijk was, om sociale en economische schade van Vlaanderen tegen te gaan.[274]
Een zeer belangrijke dag voor de Mechelse afdeling van het VVB was 9 oktober 1960. Toen vond het Eerste Algemeen Congres van de Vlaamse Volksbeweging plaats in de oude Stadsfeestzaal te Mechelen. Dit congres, onder het motto ‘Meesterschap in eigen huis’, werd voorgezeten door Walter Opsomer, Paul Daels en Maurits Coppieters. Voor de drie sectievergaderingen, die gedurende de voormiddag doorgingen in de salons Van Dijck in de Merodestraat, bestond een grote belangstelling: gezamenlijk woonden ongeveer 700 personen de secties bij. Hieronder bevonden zich personaliteiten, zoals oud-CVP-minister G. van den Daele, parlementariërs Jozef Van In, Cyriel Neefs, Robert Vandekerckhove, Louis Kiebooms, Leo Lindemans, Hermans, Jan Verroken, Delwaide. Tevens was het hoofdbestuur van de Vlaamse Volksbeweging aanwezig: algemeen voorzitter Maurits Coppieters, ondervoorzitters Beeckman en Daenen. Ook andere belangrijke namen moeten vermeld worden: Edward Clottens, Willem de Meyer, oud-stadssecretaris Louis Ryckeboer, E.P. Wildiers. De praktische uitwerking van het congres werd gedragen door Karel Van Bets, Joos Somers en Eric De Hornois.
De eerste sectie, voorgezeten door Frans Van Mechelen, hoogleraar aan de Leuvense universiteit, werd opgeluisterd door twee referaten. Het eerste werd gehouden door W. Janssens en behandelde de ‘vernederlandsing van het bedrijfsleven’. Het tweede met als onderwerp ‘Werkverschaffing’ werd uiteengezet door Fr. De Bondt, secretaris van de Economische Raad voor Werkverschaffing.
De tweede sectie, onder het voorzitterschap van Merecy, directeur van de rijksnormaalschool te Lier, bestond eveneens uit twee referaten. Dumon, assistent aan de Leuvense universiteit, hield een eerste referaat over ‘Onze Volkscultuur’ en verwees hierbij naar de actuele problematiek van de talentelling. Walter Opsomer behandelde daarna de ‘Cultuurraden en de culturele economie’. De derde en laatste sectie, onder voorzitter Edgar Van Cauwelaert, kende eveneens twee uiteenzettingen. De eerste ging over ‘Het urbanistisch probleem Brussel’, behandeld door Potargent, inspecteur-generaal van de dienst huisvesting onder het Ministerie van Volksgezondheid. Het tweede referaat, gehouden door P. Becquaert, ondervoorzitter van het Verbond van het Vlaamse Overheidspersoneel, behandelde eveneens ‘Het probleem Brussel’. Becquert stelde voor een provincie Brussel te vormen, met daarin de 19 Brusselse gemeenten en een verdere aanpassing van de overige provinciegrenzen aan de Belgische taaldualiteit.
Tijdens de namiddag van 9 oktober 1960 werd een delegatie van de Vlaamse Volksbeweging door de stadsmagistraten ontvangen in de Kolommenzaal van het Mechelse Stadhuis. De delegatie, bestaande uit het hoofdbestuur van de VVB, onder leiding van nationaal voorzitter Maurits Coppieters, werd welkom geheten door burgemeester Spinoy, Jos De Saeger, Cyriel Neefs, Jean Charlier en stadssecretaris Geys. Opvallend bij deze ontmoeting is dat burgemeester Spinoy hier openlijk sprak over een samengaan van CVP en BSP op nationaal gebied. De verklaringen van Spinoy dat “het de plicht is van een Vlaamse stad als Mechelen de eigen aard van zijn wezen te verdedigen” en “dat het door insijpeling lang geen denkbeeldig gevaar is Mechelen te zien uitgroeien als een residentiegordel van Brussel” verbaasde vriend en vijand.[275] Aangezien Spinoy de wens tot samenwerking tussen BSP en CVP in het bijzijn van het schepencollege had geuit, mogen we ervan uitgaan dat de meerderheid van het socialistisch-liberaal schepencollege achter deze verklaring stond.
Om 15.00u werd dan een zitting gehouden onder voorzitterschap van Walter Opsomer. Op basis van de drie secties uit de voormiddag, werden nu conclusies geformuleerd. Dit werd gevolgd door een algemeen referaat in verband met structuurhervormingen. De Vlaamse Volksbeweging toonde zich hier voorstander van een stelselmatige federalisatie van de publieke en private instellingen en wenste eigen instellingen en machtsapparaten voor de Vlaamse Gemeenschap, zo stelde Opsomer.
Gedurende de slotzitting hield Wilfried Martens een uiteenzetting over ‘De jongeren in de VVB’ en behandelde G. Jassogne het onderwerp ‘De VVB algemene strijdorganisatie’. Algemeen voorzitter Coppieters gaf uiteindelijk nog een slotrede, waarna door de aanwezigen de Vlaamse Leeuw werd gezongen.[276]
Hoewel negatieve punten op te merken waren aan het congres – zo vond Herman Todts het té overladen[277] - was de algemene consensus dat het een succes was geweest. Voor één van de weinige keren hadden gelovigen met vrijzinnigen samengewerkt om zo de werking van de VVB, en zo ook de Vlaamse Beweging, te versterken. De uiteenzettingen waren niet al te theoretisch of romantisch gebleven, maar er waren ook concrete, opbouwende voorstellen gegeven voor de toekomst. In de Gazet van Mechelen, onder andere met een artikel van volksvertegenwoordiger Louis Kiebooms, werd het congres toegejuicht.[278]
De Vlaamse Volksbeweging verleende ook haar steun aan een openbare volksvergadering in de Mechelse stadsschouwburg. Deze volksvergadering, gehouden op 12 oktober 1961, behandelde ‘het behoud van de Vlaamse grond rond Brussel’, ‘werk voor Vlamingen in eigen streek’ en ‘eerbied voor de Vlaamse mens’. Antoon Roosens, secretaris van het VABT en R. Becquaert, ondervoorzitter van de Vereniging van Vlaamse Oudstrijders, waren de sprekers van dienst. De openbare volksvergadering werd mee mogelijk gemaakt door de steun van het ACW, het Algemeen Katholiek Vlaams Toneelverbond, het Davidsfonds, het IJzerbedevaartcomité, Noordster, VTB-VAB, Wielewaal, de Vlaamse Jeugd Mechelen en andere verbonden Vlaamse jeugdverenigingen.[279]
Naast acties rond de talentelling, de vernederlandsing van het bedrijfsleven en Brussel, werd ook propaganda gevoerd voor de zetelaanpassing. Op 26 mei 1963 trok een autokaravaan doorheen het Vlaamse land onder het motto ‘Zetelaanpassing nu!’. De Mechelse afdeling sloot zich aan bij Vlaams-Brabant, aangezien er al een ‘geweldige machtsontplooiing in de verenigde arrondissementen Antwerpen-Turnhout’ werd verwacht. Het aantal deelnemende auto’s vanuit Mechelen bleek echter ‘beschamend laag’ te zijn; drie auto’s waren mee opgetrokken. Aangezien VVB de hoofdrol speelde binnen het Mechelse VAK, werden de bestuursleden van het VVB in het bijzonder op de vingers getikt; het was nu niet het moment om lui in de zetel te gaan zitten.[280]
Het VABT plande een derde mars voor eind 1963 te Antwerpen, maar reeds op 22 juni 1963 was er een waarschuwingsbetoging te Wemmel georganiseerd, waaraan Mechelen had deelgenomen met een autokar.[281] In 1964 zou het comité nog enkele acties voeren, maar de werking viel na verloop van tijd wel stil. Zo werd op 29 februari 1964 nog een contactavond, ‘tegen Van den Boeynants’ ingericht. Op 2 mei nam het Mechelse VAK nog deel aan de strijdvergadering in Mol, tegen de Europese school daar, en op 30 mei werd vanuit Mechelen per autokar naar een betoging in Overijse vertrokken. Nog steeds bleef het bevlaggingscomité waakzaam: op alle auto’s moesten leeuwenvlaggen wapperen…[282]
Niet alleen de verschillende acties van de Mechelse VVB, maar ook haar ideologische werking is van belang voor een goede beeldvorming van de Vlaamse Beweging te Mechelen.
Op initiatief van de VVB, het Davidsfonds en het Gewestelijke IJzerbedevaartcomité ging te Mechelen op 29 maart 1960 een drie-partijen-meeting door in de Beethovenkelder. De CVP was vertegenwoordigd door E. Van Cauwelaert, burgemeester van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, de liberalen door E. Janssens, secretaris van de Liberale Volksbond en H. De Geest, redacteur van het socialistische weekblad Links, kwam in naam van de socialisten spreken. Samen met de Franstalige professor Bologne van het Mouvement Wallon, beantwoordden zij de vragen die door de inrichters en door het zeer talrijk opgekomen publiek werden gesteld in verband met de taalproblemen. Professor Bologne was de vedette van de avond, ondanks het feit dat een Volksunie-militant doorheen de zaal ‘Voor bewuste Vlamingen in het Nederlands alstublieft’ riep en vervolgens ostentatief de zaal verliet. Op het einde van de vergadering stelde Van Bets en anderen in een motie hun ongerustheid vast. Het hogergenoemde forum uitte zijn bezorgdheid om het feit dat Mechelen en de omliggende gemeenten ‘reeds nu als satellietstad worden ingeschakeld in een algemeen urbanisatieplan voor de zich uitbreidende Brusselse agglomeratie en ernstig gevaar lopen in een nabije toekomst op taalgebied het lot te ondergaan van de huidige randgemeenten der hoofdstad’.[283]
Ook in februari 1961 werd een debatavond concreet over federalisme ingericht.[284] Een iets grootser opgevatte voorlichtingsavond werd in 1963 gegeven in De Pekton, met spreker H. Wouters, over het onderwerp ‘Federalisme in de USSR’. Daarna volgde een debat over federalisme.
Tevens werd er een inlichtingenblad van de Vlaamse Volksbeweging voor het gewest Mechelen uitgegeven. De uitgave van dit driemaandelijks blad, Bundeling genaamd, werd verzorgd door Leopold Van Campenhout, leraar aan de Technische Scholen van Mechelen.
Het blad behandelde politieke thema’s en leverde kritiek op het stadsbeleid, maar daarnaast werd ook reclame gemaakt voor hun ‘partners’, zoals de Vlaamsgezinde Gazet van Mechelen en de Vlaamse Klub. Ook werden de lezers opgeroepen om deel te nemen aan de IJzerbedevaart. De VVB hield op 18 augustus 1963 ook een optocht langs de kust, en benadrukte dat hierbij iedereen was uitgenodigd, aangezien de VVB boven en buiten alle partijpolitiek wilde staan. In verscheidene artikels van Bundeling sprak de Mechelse afdeling van de VVB zich wel openlijk uit voor een ‘democratisch eenheidsfederalisme’.[285]
Een belangrijke ‘partner’ van de Mechelse VVB was de Vlaamse Klub. Voor het ‘Eerste Bruegeliaans Volksfeest’ dat deze elitetroep van de Vlaamse Beweging inrichtte, werd volop reclame gemaakt. Op 14 september 1963 gaf deze een ‘Tweede Bruegeliaans Volksfeest’ in de Mechelse stadsfeestzaal. Uit de namen van de inrichters blijkt nogmaals dat vaak dezelfde Vlaamsgezinde personen in verschillende al dan niet politieke verenigingen zaten, waaronder de namen van Guido Thijs en Fons Van de Werf ons in het bijzonder opvallen.[286]
In 1964 verscheen in Bundeling het eerste nieuws van het nieuwe Gewest Mechelen, geleid door Francis Eggermont en gesteund door secretaris A. Meys. Gedurende de zomer van 1964 was het arrondissement Mechelen gesplitst in verschillende gewesten. Deze operatie ging gepaard met een verruiming en een reorganisatie van de besturen. Hierna volgden de gemeenteraadsverkiezingen, waardoor de acties van de VVB tijdelijk stilgelegd werden.
Om voor al deze acties geld in het laatje te krijgen, werd er vanaf 1961 jaarlijks een Dansfeest van de Vlaamse Lente ingericht, waar alle prominente Vlaamsgezinde figuren uit het Mechelse aanwezig waren. De VVB beschikte immers over een adressenlijst van alles wat Vlaamsgezind was in het Mechelse en kreeg door een ijverig rondschrijven de eerste jaren de feestzaal bomvol.[287]
In haar beginjaren had de beweging Vlaams-nationalisten aangetrokken die geen geloof meer hechtten in de leefbaarheid van een Vlaams-nationalistische partij, maar in 1963 telde de Mechelse afdeling toch 700 leden. De VVB had zich steeds a-partijpolitiek opgesteld. Hoewel vaak hetzelfde doelpubliek werd bereikt, deelde het dagelijks bestuur van de VVB mee dat de verhouding met de Volksunie niet was uitgegroeid tot een open debat. Om niet in de wielen te rijden, was het noodzakelijk om totaal naast mekaar te werken, zo stelde het verslag.[288] Aangezien de VVB stond voor een ruime, pluralistische samenwerking, bleef ze bij haar exclusief Vlaamse werking. Toen Michel Servaes de circulaire met betrekking tot een anti-atoommars, had ontvangen, schreef hij terug dat hij de houding van het hoofdbestuur niet begreep. Hij zag niet in op welke grond de VVB zou deelnemen aan de anti-atoommars: op het Vlaams gebied had men al werk genoeg. Servaes argumenteerde verder dat de leden van de VVB verschillende opvattingen huldigden op het wereldbeschouwelijk vlak en dat hij boven alles wilde vermijden dat er een conflictstof werd binnengebracht in de VVB.[289]
Conflictstof was reeds binnengebracht geweest toen de positie van Mechels CVP-Jongerenvoorzitter Joos Somers als kaderlid van de VVB in vraag werd gesteld.[290] Op de arrondissementsvergadering van oktober 1962 werd hij geschrapt als kaderlid.[291] Een officiële verklaring van het bestuur om het ontslag van Somers te verduidelijken werd gevolgd door een polemisch schrijven aan alle VVB-leden van Joos én Lode Somers waarin zij de VVB onder meer beschuldigden van het uitsluiten van niet-Volksunie-gezinden. Joos Somers voelde zich geviseerd aangezien hij in 1962 voorzitter was geworden van de CVP-Jongeren.[292] Nadat deze woelige maanden achter de rug waren en de VVB het nieuw werkingsjaar 1963 begon, bleek dat Lode en Joos Somers zich opnieuw hadden ingeschreven. Omdat zij daar nog recht op hadden, werd besloten het probleem te laten rusten.[293]
Heel deze geschiedenis, bekeken uit welke visie ook, toont wel aan dat er vragen gesteld moeten worden over het a-partijpolitiek karakter van de Vlaamse Volksbeweging, althans in Mechelen. Hoewel Paul Daels op 24 juli de VVB ‘positief onpartijdig’ noemde, stelde De Standaard zich wel vragen bij de partijdigheid van de vereniging.[294]
11-julivieringen
In de periode tussen 1958 en 1964 groeide de belangstelling voor de Guldensporenslag te Mechelen, zowel bij de bevolking als bij het stadsbestuur. Hoewel de officiële 11-julivieringen beter verzorgd werden door het stadsbestuur, werd hierbij nog steeds het gebrek aan geactualiseerde Vlaamse boodschappen op de 11e juli beklaagd. Maar intussen deden de Vlaamse verenigingen hun best om de Guldensporenherdenking in Mechelen niet ongemerkt voorbij te laten gaan. Vanaf 1959 richtte onder meer het Vlaams Jeugdcomité Mechelen de zogenaamde Guldensporenmarsen in, die de belangrijkste straten van de stad aandeden. In tegenstelling tot de rustige, ingetogen avondvieringen, ingericht door het stadsbestuur, stonden de strijdvergaderingen, in teken van de actuele Vlaamse strijd, gekenmerkt door ongenuanceerde kritiek en duidelijke strijdvaardigheid.
In 1958, het jaar van de Wereldtentoonstelling, ging de herdenking niet ongemerkt voorbij. Behalve het traditiegetrouw neerleggen van bloemstukken aan het Boerenkrijgmonument en een beiaardconcert, werd de 11-juliviering opgeluisterd door grootse feesten. Op de IJzerenleen werd het toneelstuk ‘Tijl Uylenspiegel’ van Jan Naayken opgevoerd, in aanwezigheid van burgemeester Spinoy, katholieke schepenen Neefs, Houben en Vandekerckhove en enkele gemeenteraadsleden. De lokale Gazet van Mechelen maakte melding van een grote belangstelling en de goede kwaliteit van de toneelopvoering.[295] Ook de vieringen van het H. Kruis waren een succes. De bindteksten voor 11 juli 1958 werden geschreven door Joos Somers en voorgedragen door Jos Van Roy. De vader van Joos, Lode Somers, voerde de regie van korte toneelfragmenten, gespeeld door leden van de parochiale toneelkring van het H. Kruis. De Sint-Lutgardiskring, een parochiale meisjesorganisatie, zong liederen en voerde volksdansen uit.[296]
De Mechelse afdeling van de Vlaamse Volksbeweging had actie gevoerd om meer leeuwenvlaggen te tonen en kende een eerste, zij het beperkt, succes.[297]
Men moest wachten tot 1959 vooraleer men duidelijke Vlaamse eisen kon horen in de 11-juliboodschappen. In het kader van de 11-juliviering publiceerde de Gazet van Mechelen de proclamatie van het Vlaamse Aktiekomitee. Hierin herinnerde het comité aan de resolutie die op 2 februari 1959 namens 47 Vlaamse verenigingen was overhandigd aan de regering en waarbij de afschaffing van de talentelling werd geëist.[298]
De officiële herdenking was reeds op 10 juli ingezet met een concert van de Harmonie St.-Cecilia onder leiding van R. Massart en een optreden van het amusementenensemble van Pol De Gruyter in zaal Volksbelang. De volgende dag werd traditiegetrouw ingezet met een Heilige Mis, voor alle Vlaamse gesneuvelden, in de Sint-Romboutskerk. ’s Avonds werd samengekomen aan het Boerenkrijgmonument. Oud-minister Alfons Verbist, schepen-volksvertegenwoordiger Jos De Saeger, senator Cyriel Neefs en schepen Jean Charlier en voorzitter van het Mechelse ACW Michiels waren hierbij aanwezig. Bloementuilen werden namens het Mechelse Davidsfonds, de CVP, het ACW, het VOS, het Gewestelijk IJzerbedevaartcomité, het Renaat de Rudderkoor en door CVP-gemeenteraadslid Alfons Van Stappen neergelegd. Davidsfondsvoorzitter Gerard de Hornois las een officiële verklaring over de herstelling van het Boerenkrijggedenkteken. Het feit dat het stadsbestuur een grondige herstelling van het monument beoogde, vond hij prijzenswaardig. Hij schonk dan ook een Boerenkrijgvlag aan het stadsbestuur, in blijvende eigendom, zodat de vlag voor komende vieringen zou kunnen gebruikt worden. Het Renaat de Rudderkoor zong ten slotte het ‘Vaarwel mijn broeder’. Opvallend is de aanwezigheid van zovele christen-democraten, van gekende Volksunie-figuren was toen geen sprake. Allicht waren er wel deelnemers van Volksunie-leden. Gedurende de avondviering, die erop volgde, werden verzen van o.a. Clement De Ridder, Eugeen De Ridder en Steven De Broey voorgelezen. Het Renaat de Rudderkoor bracht Vlaamse liederen en de volkskunstgroep ‘Die Garve’ bracht volksdansen en een slottoneel ‘Die Groeninghe’. Ook de Koninklijke Kunstkring Edgard Tinel zong liederen, onder de leiding van Piet Van den Broeck. Bindteksten bij dit alles werden verzorgd door Karel Verleyen.
Een grootser opzet was de ‘Guldensporenrit’, ingericht door de Vlaamse Volksbeweging. Fietsen, brommers, scooters en auto’s legden op de avond van 11 juli een parcours af doorheen een veertigtal Mechelse straten. Wat ook de moeite is om te vermelden is dat in 1959 voor het eerst de Leeuwenvlag terug op de Sint-Romboutstoren wapperde. Ondanks het succes van de 11-juliviering, werd het ontbreken van de Leeuwenvlag aan de particuliere huizen aan de IJzerenleen toch betreurd.[299]
Het jaar daarop, op 22 juni 1960, deelde burgemeester Spinoy mee dat het Vlaams Jeugdcomité Mechelen op 11 juli een Guldensporenoptocht met bloemenhulde aan het Boerenkrijgmonument onder de Sint-Romboutstoren mocht organiseren. Deze mars werd georganiseerd met behulp van vierhonderd jongeren, met drie fanfares en een autokaravaan van een twintigtal wagens. Een aantal opschriften, die duidelijke, eigentijdse Vlaamse eisen stelden, werd meegedragen: ‘Spreek uw taal goed – ABN’, ‘Geen taaldwang in Mechelse bedrijven’, ‘Geen Franse aankondigingen in Mechelen’, ‘De baas moet de taal spreken van zijn arbeiders’. De nationale televisie, die in het teken van de communautaire emancipatie in 1960 was opgesplitst in BRT en RTB, kwam zelfs een opname maken van de Mars.
Na de mars zou een bloemenhulde doorgaan aan het Boerenkrijgmonument. Twee uur daarvoor had de Volksunie een krans neergelegd. Om 19.30u ’s avonds ging dan de eigenlijke bloemenhulde door met voornamelijk CVP-ers en vertegenwoordigers van de jeugdverenigingen. Belangstelling was er ook van socialistische en liberale gemeenteraadsleden.[300] Aan de voet van de Sint-Romboutstoren sprak Joos Somers er een korte jongerenboodschap uit:
‘Met Vlaamse fierheid en met zuiver volkse bedoelingen hebben we door Mechelen gemarcheerd om te getuigen van ons volksbewustzijn en onze vaste wil een nieuwe maatschappij te bouwen, waar het Vlaamse landsgedeelte volledig de plaats zal verwerven, waarop het recht heeft. Geschaard rond dit monument, dat ons herinnert aan de helden van ons volk, die stierven voor de vrijheid en voor ‘Outer en Heerd’, gaan we de verbintenis aan samengebundeld verder te strijden om de uitbouw te bestendigen van de Nederlandse Cultuurgemeenschap in onze stad en in het Vlaamse land.’[301]
Om 21.00u vond er nog een officieel avondfeest plaats met een historisch openluchtspel ‘Edele Brabant, were di’, waarvoor de Mechelse bevolking veel belangstelling toonde. De oorspronkelijke tekst van het stuk had heel wat commotie doen ontstaan, waardoor de tekst gehalveerd werd. Dit had als gevolg dat het stuk vrij inhoudsloos werd.[302] Spijtig genoeg hebben wij de oorspronkelijke tekst, die naar onze mening waarschijnlijk ongenuanceerde Vlaamse kritiek bevatte, niet kunnen terugvinden in het bronnenmateriaal.
Behalve het Bevlaggingscomité van de VVB had in 1960 ook het Davidsfonds meerdere oproepen gedaan aan overtuigde Vlamingen om hun huizen te bevlaggen. Het Davidsfonds deed meerdere oproepen aan overtuigde Vlamingen om hun huizen te bevlaggen. Daarnaast had de vereniging ook iedereen uitgenodigd om deel te nemen aan de bloemenhulde, al was het maar met een paar bloemen.
De Gazet van Mechelen bleef de hele gebeurtenis kritisch bekijken en vroeg zich af of de viering van geen voorbijgestreefd romantisme getuigde. Vroeger, zo meende de Gazet van Mechelen, was het makkelijker succes te oogsten met een 11 juliviering, aangezien het toen ‘verboden’ was; dat schiep onmiddellijk de juiste sfeer van strijd. In 1960 vonden er overal vieringen plaats, met de steun van het gemeentebestuur. Dat is goed, maar niet voldoende. Verder omschreef de Gazet de tijdgeest van toen: “Wij voelen ons wereldburger, maar houden op dit te zijn, zodra wij onze Vlaamse aard verloochenen”[303] De Vlaamse strijd was dus nog niet gestreden.
Naar aanleiding van de 11-juliviering van 1961 had het Gewestelijk IJzerbedevaartcomité een brief verspreid in naam van de Vlaamsvoelende bevolking van de stad. Hierin betreurde het comité dat er door de gemeentelijke overheid geen blijk meer was gegeven van initiatief om een grootse officiële plechtigheid in te richten. Het comité verzocht met klem dat op 11 juli alle officiële gebouwen, waaronder zeker het stadhuis en de Sint-Romboutstoren, bevlagd zouden worden met de Vlaamse Leeuwenvlag. Tot slot vroeg het comité dat er vanaf het volgende jaar terug zou aangeknoopt worden met de vooroorlogse traditie.[304] De VVB Mechelen had met dezelfde doelstelling rondgeschreven. Het bevlaggingscomité van de VVB ontving een brief van burgemeester Spinoy, waarin beloofd werd om naast de driekleur en de Mechelse vlag, de Leeuwenvlag opnieuw aan het stadhuis te laten wapperen.[305] Dat de zwartgele vlag, naast de Sint-Romboutstoren, de vrije onderwijsinrichtingen en meer dan 200 private woningen, ook aan het Mechelse stadhuis wapperde was vrij spectaculair, want het was de eerste keer na de Tweede Wereldoorlog dat het stadsbestuur de Leeuwenvlag had uitgehangen.
Eveneens werkte de VVB mee aan de Guldensporenmars, ingericht door het Vlaams Jeugdcomité Mechelen.[306] Deze Mars met fakkeloptocht vond plaats op 11 juli 1961 met een 800-tal jongeren van verschillende verenigingen: VNJ, KAJ en VKAJ, KSA, Chiro, Scouts, Jong-Davidsfonds, Blauwvoeters, en het VKSJ.[307]
Voor de Mars was de traditionele bloemenhulde gebracht aan het boetekruis. Bij deze hulde, ingericht door de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds, sloten zich aan: het VJM, het Renaat de Rudderkoor, de VOS en het Gewestelijk IJzerbedevaartcomité. Achteraf werden ook kransen neergelegd door de Volksunie en het VNJ. Blijkbaar wilden de Mechelse Vlaams-nationalisten een apart ogenblik behouden om een eigen bloemenhulde te brengen. Na de uitvoering van ‘Voor outer en heerd’ door de zangroep van het Jong-Davidsfonds, hield Gerard de Hornois een korte toespraak waarin hij jong en oud uitnodigde om evenals de Brigands van 1789 alles veil te hebben voor land en volk. Een geestdriftig Blauwvoetlied besloot de korte plechtigheid en werd gevolgd door de Guldensporenmars.
Op de Mars vond er echter een incident plaats met een handvol militanten van de Volksunie. De scoutsgroep uit Bornem had – naar scoutstraditie – drie vlaggen meegedragen tijdens de optocht: de leeuwenvlag, de scoutsvlag en de Belgische vlag. Het inrichtend comité had uitdrukkelijk de toestemming gegeven aan iedere jeugdgroep de vlag(gen) van zijn organisatie mee te brengen, maar had niets gezegd over de Belgische nationale vlag. De driekleur werd het mikpunt van aanvallen en beschimpingen van het groepje Volksunie-manifestanten en moest uiteindelijk door de ordediensten verdedigd worden. De scouts besloten ermee te stoppen. De paar klaroenblazers en trommelaars wilden verder opstappen en sloten dan maar aan bij de muziekkapel van de KSA. De Mars werd afgesloten met een openluchtvergadering op de Melaan, waar Staf Verrept, voorzitter van de VVB-Brabant en lid van het VABT, een korte toespraak hield. Hierbij riep hij de jongeren op tot de strijd en nodigde hen uit om in grote getale deel te nemen aan de Mars op Brussel op 22 oktober 1961.[308]
In 1962 had het stadsbestuur meer moeite gedaan om van de Guldensporenherdenking een waardige viering te maken. In de Kruidtuin werd het spel ‘De Renesse marsjeert voorop’ in openlucht opgevoerd. De Gazet van Mechelen roemde ditmaal wel de inspanningen van het stadsbestuur.[309]
Daarnaast riep het Vlaams Jeugdcomité Mechelen de jongeren op om deel te nemen aan de heldenhulde aan het Boerenkrijgmonument, de Heilige Mis in de Sint-Romboutskathedraal en een strijdvergadering in de stadsfeestzaal.
De bloemenhulde, waaraan ook de leden van het VNJ deelnamen, was plechtig en groots. Andere jeugdverenigingen, die vroeger zo talrijk aanwezig waren, waren afwezig. De bindteksten werden er verzorgd door F. Verdoodt. [310] Op de strijdvergadering kwam onder meer Jozef Van Overstraeten, voorzitter van de VTB-VAB, een feestrede geven. Karel Van Bets, voorzitter van de Mechelse afdeling van de VVB, betreurde er de afwezigheid van de grote arbeidersverenigingen. Gerard de Hornois, voorzitter van het Mechelse Davidsfonds, riep op tot een blijvende samenwerking, tussen de verschillende Vlaamsvoelende verenigingen. Afgesloten werd met de vertoning van de film van de Eerste Mars op Brussel en een fakkeltocht.
Ook in 1962 bleken enkelen problemen te hebben met de aanwezigheid van de Belgische vlag. In de nacht van 10 op 11 juli was de driekleur van het Boerenkrijgmonument gerukt. De actie werd formeel afgekeurd. De Mechelse VAK benadrukte dat zij een waardige positie voor de Vlaamse bevolking wilde verzekeren, binnen de Belgische staat en dat zij niet gericht was tegen het land zelf. Ze betreurde dat door dit onbezonnen of onverantwoord gedrag de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in een vals daglicht werd gesteld.[311]
De 11-juliviering van 1963 kaderde in de algemene acties van de Mechelse afdeling van het VAK. Deze strijdlustige vereniging riep op tot een protestvergadering in de Mechelse stadsfeestzaal, die zou doorgaan op 10 juli 1963.[312] Hier kwam Van Sintjan, hoofdbestuurslid van de KWB en bestuurslid van het VAK, praten over ‘Brussel en de randgemeenten – Geen gebiedsroof’. Gedurende zijn rede tegen de geplande grondwetsherziening werd Van Sintjan vaak onderbroken door handengeklap en hier en daar uit de zaal een uitroep ‘Verraders’.[313] Verder werd een film vertoond van de Tweede Mars op Brussel. Op deze strijdvergadering waren 250 mensen aanwezig, waaronder bekende figuren als Karel Van Bets, CVP-gemeenteraadslid Van Stappen, Mechels Volksunie-voorzitter Oscar Renard en arrondissementeel voorzitter van de CVP-Jongeren Joos Somers. Besloten werd met een motie, gericht aan alle parlementsleden van het arrondissement Mechelen. Deze motie was ondertekend door het VAK, maar ook door 35 Mechelse verenigingen. Nog nooit eerder had het doordrukken van een actueel Vlaams thema tijdens de 11-julivieringen in Mechelen dergelijk succes gekend.
De eigenlijke herdenkingsdag werd gevierd door de gebruikelijke Heilige Mis, de heldenhulde en massazang. Verder was ook een concert door het stedelijk Conservatorium ingericht, onder de leiding van geroemd Mechels muzikant Peter Cabus. De Gazet van Mechelen prees de kwaliteit van het concert, maar beklaagde het feit dat de belangstelling van de Mechelse bevolking ‘bedroevend gering’ was geweest.[314] Ook Het Volk roemde het ‘buitengewoon concert met een doorslaggevend Vlaams karakter’.[315] Maar alle moeite van het stadsbestuur mocht niet baten, het initiatief kende maar een geringe publieke belangstelling. Het Jong-Davidsfonds had de dag daarvoor eveneens een filmavond ingericht, gecombineerd met een quiz. Hierop waren dertig mensen aanwezig geweest.[316]
Bij iedere 11 juliviering zette de Vlaamse Volksbeweging zich in om zoveel mogelijk Leeuwenvlaggen in Mechelen te verspreiden. Aan de vooravond van hun bevlaggingsactie voor 11 juli 1964 herdacht de Mechelse VVB met trots dat “in 1963 Mechelen onder alle Vlaamse steden, relatief het grootste aantal Leeuwenvlaggen telde”[317]
Met de viering van 1964 was heel wat commotie ontstaan na de ‘grote volksvergadering’ van de VVB van het Mechelse arrondissement. Het bestuur had naar aanleiding van de Guldensporenherdenking op 10 juli 1964 onder het motto ‘Er zijn geen Belgen’ een volksvergadering ingericht, waar naast een officiële herdenking van de Mechelse kunstenaar Gaston Feremans en een redevoering van nationaal VVB-voorzitter Maurits Coppieters, de populaire Dr. P.C. Paardekoper een uiteenzetting zou komen houden over ‘Taalculturele strijd- en slagvaardigheid’.[318] Paardekoper, een Nederlandse leraar die aan de Katholieke Universiteit te Leuven filologie had gestudeerd, stond bekend om zijn studies over de Belgische staatsstructuur en de positie van Vlaanderen daarin.[319] Dr. Paardekoper werd echter door de Belgische staatsveiligheid een spreekverbod opgelegd, aangezien de Nederlander het federalisme zou voorstaan en Franse sermoenen in Vlaanderen zou aanvechten.[320] Het spreekverbod had echter een averechts effect. De VVB Mechelen publiceerde na de vergadering een motie met daarin o.a. de eis tot Vlaams zelfbestuur en het protest tegen het opgelegd spreekverbod. Ondanks zijn afwezigheid op de bijeenkomst kreeg Paardekoper “een minutenlange ovatie”.[321]
Het officiële programma bestond in 1964 uit een kluchtspel ‘De gecroonde Leersse’ in de Kruidtuin, een gelegenheidsevocatie ‘Vlaanderen ter ere, Vlaanderen ter strijd’, een vertoning van de Mechelse dansgroep ‘De Beiaard’ en een optreden van enkele vendelzwaaiers. Ondanks de talrijke opkomst van Mechelaars bij de festiviteiten en de kwaliteit van de opvoering, had de lokale Gazet van Mechelen toch een noot van kritiek over:
“Het kan echter niet ontkend worden dat deze viering de aanwezigen niet meegaf, dat elke uiting van strijdvaardigheid gericht op de huidige Vlaamse problematiek ontbrak. Op een ogenblik dat over de toekomst van het Vlaamse volk in de staat België wordt beslist, mag men toch verwachten dat er tijdens een Guldensporenfeest iets daarvan zou te voorschijn treden”.[322] Op dergelijke strijdvaardige redevoeringen zou men nog lang moeten wachten, meer bepaald tot op het ogenblik dat de vele acties die de Volksunie als harde oppositie in de gemeenteraad voerde, resultaten zouden opleveren.
Jeugdbewegingen
In 1961 werd te Antwerpen de hoofdzetel van het Vlaams Nationaal Jeugdverbond ingericht door Jaak van Haerenborgh. Het doel was om de vele naoorlogse Vlaams-nationale jeugdgroepen tot eenheid te brengen, naar het beeld van de vooroorlogse Vlaams-nationale jeugdbewegingen.[323] De drie pijlers waarmee het VNJ de dag van vandaag nog steeds mee uitpakt : ‘Vlaanderen – De Nederlanden – Europa’ werden begin 1961 reeds geponeerd. In tegenstelling tot het ADJV zou het VNJ geen zuiver Dietse jeugdbeweging worden.[324]
Een belangrijke dag was 28 mei 1961, toen de Antwerpse VNJ-ers te gast waren op de meiboomplanting van het Blauwvoetjeugdverbond te Willebroek. Die namiddag was ook de BJV-groep uit Mechelen aanwezig, en Van Haerenborgh maakte van de gelegenheid dankbaar gebruik om met de leiding van de verschillende groepen te praten. Diezelfde dag nog deelde de schaarleider van Mechelen mee dat hij naar het VNJ zou overstappen, en hij riep zijn leden op hetzelfde te doen. Het Blauwvoetjeugdverbond Mechelen werd zo eigenlijk ontbonden, zowel de jongens- als de meisjesploeg sloot zich bijna geheel aan bij het VNJ.
In de eerste jaren van het bestaan van de Mechelse schare, telde het Mechelse VNJ niet meer dan dertig leden, voornamelijk meisjes boven de zestien jaar.
De eerste diensten in Mechelen werden, gezien het beperkte aantal leden, noodgedwongen gemengd gegeven. Maar een tiental mensen die de kat uit de boom hadden gekeken zetten dan toch de stap en vertrouwden hun kinderen toe aan het VNJ, zeker nu bleek dat het VNJ degelijk georganiseerd was, dat wil zeggen dat er wekelijks diensten waren, en dat er genoeg mensen waren die zich bezighielden met de dagelijkse jeugdwerking. Dit waren twee zekerheden die bij de andere nationalistische groepjes wat ontbrak.[325]
Financiële en logistieke steun verkreeg het VNJ van het Jongeren Steunkomitee. Dit comité was ingericht om ouders en anderen te betrekken in de werking van het jeugdverbond. Het nationale VNJ bracht een ledenblaadje uit, Storm genaamd. Mechelen had eveneens een plaatselijk blad voor de jongeren, met de benaming Stormvogel.
De maand juli diende zich aan als de ideale maand om aan verdere werving en propaganda te doen. Het VNJ toonde zich voor het eerst aan het grote publiek op het Zangfeest van 2 juli 1961 en een week later op de diverse Guldensporenherdenkingen te Mechelen, waarbij een volwaardige muziekkapel kon optreden. Dat jaar stapte het VNJ ook mee op in de Guldensporenmars, waarbij de vereniging de Nederlandse vlag meedroeg. ’s Avonds had zij, samen met de Volksunie een bloemenkrans neergelegd aan het Boerenkrijgmonument, reeds voordat de officiële bloemenhuldiging zou plaatsvinden.
Het Mechelse VNJ nam ook deel aan de IJzerbedevaart en het Algemeen Nederlands -Zangfeest. Op 11 juli brachten de leden steeds mee hulde aan het Boerenkrijgmonument aan de Sint-Romboutstoren. In 1962 was zij zelfs de enige jeugdbeweging die bij deze hulde aanwezig was. Elk jaar werd voor alle gouwen een Boerenkrijgmars georganiseerd door de leiding van het Mechelse VNJ, met sponsoring van ’t Pallieterke.[326]
Voor de jeugd werden allerlei activiteiten georganiseerd. Zo ontspande men zich met volksdansen, het zingen van Vlaamse liederen, het jaarlijks kamp, en dergelijke meer. Eenmaal per jaar werd een Gouwdag en een Verbondsdag georganiseerd. Op de Verbondsdag, waar alle afdelingen van heel het Vlaamse land samenkwamen, werden lezingen gegeven over belangrijke Vlaamse figuren zoals August Borms en Albrecht Rodenbach.[327]
Aan politiek werd niet gedaan binnen de jeugdvereniging. Een concrete ideologie werd nooit uitgewerkt. Toch kan men duidelijke richtlijnen terugvinden, die meegegeven werden aan de Mechelse jongeren. Zo stond men achter het standpunt van amnestie voor oorlogscollaborateurs en verbond men de Vlaamse strijd met een gematigd federalisme. Latere jaren ging men naar het bal van de Volksunie en werden er debatten over de betekenis van de Vlaamse Beweging georganiseerd. Aan de Marsen op Brussel werd ook deelgenomen, maar dan niet in uniform. Het is niet zo dat het VNJ propageerde voor de Volksunie, maar dat het kinderen nationalistisch opvoedt, zodat die later ook op de ‘nationalistische partij’ zouden stemmen; in die zin kwam de werking de Volksunie inderdaad ten goede. Het VNJ had zonder de Volksunie waarschijnlijk nooit kunnen bestaan, of zeker nooit de groei gekend, die het nu wel heeft gekend. Maar hieruit concluderen dat het VNJ opgericht is onder impuls van de Volksunie, lijkt ons toch wat overdreven.
Binnen de katholieke Vlaamse jeugdbewegingen was er na 1958, met de actie voor de Wereldtentoonstelling, een drastische vermindering van de aandacht voor de Vlaamse problematiek merkbaar. De KSA zette zich nog wel in: op de gewestraden die regelmatig plaatsvonden en waarop de bond vertegenwoordigd was door Marc Boodts, Guido en Louis Vos, Ivo Cammaer, Kris Noppe en Hugo Swinnen, werd vooral aandacht besteed aan leidersvorming, banwerking en politiek in de jeugdbeweging. Dat laatste moest zich echter beperkten tot kwesties in verband met de Vlaamse Beweging. Op dat vlak liet de bond zich niet onbetuigd.[328] De KSA huldigde ook de code van de Jong-Vlaming in Brussel: altijd en overal ABN spreken, Franstalige reclame – ook tweetalige – in Vlaanderen verspreid terugsturen; alle briefwisseling in het Nederlands schrijven; overtredingen van de taalwetten melden en dergelijke. [329]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[177] HIERS, S. Het Vlaams-nationaal Jeugdverbond 1961-1981, Leuven, 1996
[178] Voor dit hoofdstuk werd gebruik gemaakt van volgende werken: DE WEVER, Ba. Vlaams-nationalisme na WO II, in: BEG, nr. 3 (1997), pp. 288-289; GERARD, E. Politieke Geschiedenis van België,Leuven, 2001, pp.134-142; GOBYN, R. – GAUS, H. De fifties in België, Brussel, 1988, pp. 96-97; LUYKX, T. - PLATEL, M. Politieke Geschiedenis van België. Van 1944 tot 1985, Antwerpen, 1985, pp. 491-497 en pp. 503-504
[179] Op 4 november 1960 werd in de Kamer deze Eenheidswet ‘voor de economische expansie, de sociale vooruitgang en het financieel herstel’ door de regering neergelegd. Het was een compromis-ontwerp, dat besparingen op onderwijs en landsverdediging inhield, evenals een scherpere controle op de werkloosheidssteun. Eveneens zou het pensioensstelsel voor sommige categorieën van ambtenaren herzien worden. Deze bezuiniging op overheidsuitgaven, ook de sociale, zou 4 miljard BEF bedragen. Nieuwe belastingen moesten de som van 7 miljard bereiken.
[180] TODTS, H. – SEBERECHTS, F. Wereldtentoonstelling, in: NEVB, pp. 3679-3680
[181] DE WEVER, Ba. Daels, Paul, in: NEVB, pp. 839-840
[182] MADDENS, B. – SEBERECHTS, F. Somers, Joos, in: NEVB, p. 2794
[183] ARCHIEF C. NEEFS - Brief van Mechelse Jeugd naar C.Neefs, s.d.
[184] Interview met Guido Thijs
[185] Brief van 18 december 1958 van W. Martens aan Vlaams Jeugdcomité Mechelen
[186] KSA = Katholieke Studentenactie; DJV = Dietsch Jeugdverbond; VKSJ = Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd
[187] SOMERS, J. op.cit., p. 101
[188] SOMERS, J. op.cit., p. 104
[189] GvM, 27 april 1962, p. 4
[190] SOMERS, J. op.cit., p. 104; GvM, 20 juli 1962, p. 4; De Standaard, 18 april 1961
[191] SOMERS, J. op.cit., pp. 107-108
[192] LUYKX, T. – PLATEL, M. op.cit., p. 497
[193] VAN UYTVEN, R. op.cit., p. 275
[194] VAN WEERT, E. op.cit., p. 78
[195] LUYTEN, W. 20 jaar Volksunie in het arrondissement Mechelen, in: Wij, 12 oktober 1974, p. 12; VAN WEERT, E. op.cit., p.75
[196] In Duffel lag het stemmenpercentage (10,49 %) een stuk hoger, zodanig dat het gemiddelde voor het arrondissement 7,12 % bedroeg, wat meer dan 1% hoger ligt dan het Vlaamse gemiddelde van de Volksunie.
[197] VAN WEERT, E. op.cit., p. 119
[198] ADVN – D 8393 (3/2) Volksunie-archief – Kaderdag Arrondissement Mechelen; F.V., De partij die nooit te koop was, in: Knack, jg. 14, nr. 6 (8 februari 1984), pp.13-16
[199] CROL, H. – DE LANNOY, H. op.cit., p.83
[200] VAN WEERT, E. op.cit., p. 119
[201] LUYKX, T. – PLATEL, M. op.cit., pp. 504-505
[202] DE WEVER, Ba. Vlamingen, komt in massa, pp. 259-278; BOEVA, L. Mars(en) op Brussel, in: NEVB, pp. 2004-2006
[203] Brief 14 februari 1963 van E. Van Cauwelaert (naar alle volksvertegenwoordigers en senatoren) en Brief van 9 juli 1964 van A. Roosens naar C. Neefs
[204] Brief van 23 september 1961 van Karel Van Bets; Interview met Guido Thijs
[205] SM – V 889 - Volksunie
[206] Brief van 20 januari 1962 van het VAK; Brief van 13 juni 1962 van het VAK
[207] De Standaard, 3 juli 1962; GvM, 15 oktober 1962; Interview met Ward Steffens
[208] SOMERS, J. Terugblik zonder schroom. Gedenkschriften van Joos Somers, s.l., 1997, p. 104
[209] VAN DER ELST, F. op.cit., pp.58-59
[210] DE WEERDT, M. op.cit.
[211] Interview met Guido Thijs; Interview met Ward Steffens
[212] Brief van 4 oktober 1963 van Ward Steffens aan de leden van het VAK; Interview met Ward Steffens; Bundeling – VVB Mechelen, 1e jg., nr. 2 (oktober 1963), p. 3; LEEMANS, G. e.a. Vlamingen komt in massa: de Vlaamse Beweging als massabeweging, in: Museum van de Vlaamse sociale strijd. Bijdragen, nr. 17 Gent, 2000, pp. 267-276
[213] Kijk Zelf. Maandblad provincie Antwerpen, 4e jg, september 1964, p. 1
[214] DE ZAEGER, P. Luyten, Walter, in: NEVB, pp. 1970-1971
[215] Volksunie arrondissement Mechelen, Vlaams-nationaal werkplan ‘83-’84, p.7
[216] Volgende afdelingen werden gesticht in het arrondissement Mechelen: 1963: Kessel, Puurs, Sint-Amands, Bornem en Sint-Kaelijne Waver ; 1964 : Duffel, Koningshooikt ; 1965 : Bonheiden, Rijmenam ; 1968: Putte ; 1969 : Hombeek ; 1970 : Booischot ; 1972 : Itegem
[217] VAN WEERT, E. op.cit., p. 46
[218] LUYTEN, W. 20 jaar Volksunie in het arrondissement Mechelen, in: Wij, 12 oktober 1974, p. 12
[219] Hombeek, Leest en Heffen
[220] VAN WEERT, E. op.cit, p. 75
[221] DE WEVER, Ba. Vlaams-nationalisme na WO II, in: BEG, nr. 3 (1997), p. 289
[222] Via de connectie met Guido Thijs, voorzitter van de natuurvereniging De Wielewaal, zou Renard later vele ‘natuurvriendelijke’ interpellaties verrichten in de gemeenteraad
[223] DE WEERDT, M. op.cit.
[224] Volksgazet, 21 juli 1963; Volksgazet, 22 juli 1963; De Nieuwe Gazet, 21 juli 1963
[225] De Standaard, 22 juli 1963; GvM, 20-21 juli 1963, p. 1 en p. 5; GvM, 22 juli 1963, p. 4 en p. 7
[226] VAN WEERT, E. op.cit., pp. 138-139
[227] De Volksunie, 10e jg., nr. 37 (26 september 1964), p. 12
[228] Verkiezingspropaganda Volksunie : Volksunie. Mechelen; een hoofdstad, p.1
[229] Verkiezingspropaganda Volksunie : De Volksunie slaat nagels met koppen, p.4; De Omroeper, 3e jg., nr. 7 (juli 1964)
[230] Kijk Zelf, 4e jg, september 1964, p.1
[231] Verkiezingspropaganda CVP : Opsinjoorke, 1e jg., nr.3
[232] Verkiezingspropaganda CVP : Stad Mechelen. CVP bestuursprogramma 1964-1970, 1964, p. 15
[233] Verkiezingspropaganda CVP : Stad Mechelen. CVP bestuursprogramma 1964-1970, 1964, p. 16
[234] Brief van Jos De Saeger, 5 oktober 1964
[235] Verkiezingspropaganda CVP : Opsinjoorke, 1e jg., nr.4, p.1 en Opsinjoorke, 1e jg., nr. 5, p.1
[236] Brief van Alfons Van Stappen, 7 oktober 1964
[237] GvM, 12 oktober 1964, p. 1
[238] Archief CVP-Mechelen, 6.2.2. Gemeenteraadsverkiezingen 11 oktober 1964
[239] VAN WEERT, E. op.cit., p. 75
[240] GvM, 13 oktober 1964, p. 4
[241] GvM, 13 oktober 1964, p. 4
[242] Het Volk, 16 oktober 1964
[243] KESTELOOT, C. – MARES, A. – MARISSAL, C. op.cit., p. 64; GvM 16 oktober 1964, p. 4; PVG 7 januari 1965
[244] Interview met Ward Steffens
[245] GvM, 20 juli 1962, p. 4
[246] De Standaard, 1 februari 1961
[247] GvM, 18 januari 1959, p.4
[248] KADOC - Archief Davidsfonds – Nationaal Secretariaat – Verslag augustus 1959 …
[249] De Standaard, 13 november 1961
[250] KADOC – Archief Davidsfonds – Nationaal Secretariaat - 8.63. Lokale afdelingen
[251] HAESERYN, R. Vereniging Algemeen Nederlands, in: NEVB, pp. 3223-3224
[252] GvM, 3 december 1958, p. 4; GvM, 6-7 december 1958, p. 4
[253] SM – V 885-VBO; De Standaard, 20 februari 1961
[254] GvM, 7 oktober 1958, p. 4
[255] GvM, 7 oktober 1958, p. 4; De Standaard, 7 oktober 1958
[256] GvM, 19 januari 1959, p. 4
[257] Interview met Guido Thijs
[258] SOMERS, J. op.cit., p. 103; Interview met Ward Steffens; GvM, 16 november 1961; GvM, 8 januari 1962; GvM, 25-26 november 1961; 28 november 1961
[259] ADVN D 1878 – VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag september 1961
[260] Exploration du Monde = Franstalige culturele vereniging, gesticht in 1950, die in België informatie-avonden en lezingen gaf over landen uit heel de wereld. Vaak stootte deze vereniging op protest wanneer zij in Vlaamse steden Franstalige affiches omhoog hing of op een andere, exclusief Franstalige wijze reclame maakte.
[261] ADVN – D 1878 Archief VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag november 1961; J. SOMERS, op.cit., p. 104 ; GvM, 2 mei 1962, p. 4 ; Interview met Guido Thijs; SM – V 914 en V 916
[262] ENB = Elektriciteit Noord-België
[263] Interview met Guido Thijs
[264] Bundeling, 1e jg., nr.2 (oktober 1960)
[265] Verklaring van de Vlaamse Volksbeweging – Bisschoppelijk Archief; ADVN D1878 – Archief VVB-provincie Antwerpen – Werkinsverslag November 1961
[266] GvM, 20 augustus 1962, p. 4
[267] De Standaard, 7 oktober 1958
[268] Brief van 3 oktober 1960 van de VVB aan de bevolking; Brief van de VVB aan de bevolking, s.d., naar aanleiding van de Hanswijkkavalkade van 1963
[269] Interview met Guido Thijs
[270] SOMERS, J. op.cit., pp. 104-105 ; ADVN D 1878 – VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag juli 1961
[271] Brief van Guido Thijs aan Mechelse bevolking, s.d.
[272] Interview met Ward Steffens
[273] Brief van G. de Hornois naar E.Amter van 8 januari 1959
[274] GvM 19 januari 1959, p. 4
[275] GvM, 11 oktober 1960, p. 4
[276] GvM, 10 oktober 1960, p. 7; De Volksunie - Mechelen, 3e jg., nr. 6 (september 1960); ADVN – D 1827 VVB-Kongres oktober 1960 - Mechelen
[277] GvM, 15-16 oktober 1960, p. 2
[278] GvM, 12 oktober 1960, p. 2 en GvM 13 oktober 1960, p. 2
[279] KADOC – Archief Davidsfonds – Nationaal Secretariaat - 9.51.7. Lokale briefwisseling E. Amter 1961-1964; ADVN D 1878 – VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag oktober 1961
[280] Brief van 31 mei 1963 van Karel Van Bets aan alle bestuurs- en kaderleden van de aangesloten verenigingen en afdelingen van het arrondissement Mechelen
[281] Brief van 12 juni 1963 van VAK aan de bevolking; ADVN D 1878 – Archief VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag juni 1963
[282] Brief van 28 mei 1964 van het VAK aan alle leden; Brief van 23 april 1964 van het VAK-VVB aan alle leden; Bundeling, bijzondere uitgave (februari1964), p. 1
[283] De Standaard, 31 maart 1960; Nieuwe Gids, 31 maart 1960; Het Nieuws van de Dag, 7 april 1960
[284] De Standaard, 19 februari 1961; Nieuwsblad, 19 februari 1961
[285] Bundeling, 1e jg., nr. 1 (augustus 1963), p. 3
[286] Interview met Mia Marivoet
[287] Interview met Guido Thijs ; ADVN D 1878 – VVB-provincie Antwerpen
[288] ADVN - D 1878 Archief VVB-provincie Antwerpen - Verslag van de vergadering van het dagelijks bestuur, 27 oktober 1964
[289] Brief van 27 maart 1963 van Michel Servaes aan het hoofdbestuur van de VVB
[290] ADVN D 1878 Archief VVB-provincie Antwerpen – Briefwisseling VVB-Mechelen
[291] ADVN D 1878 Archief VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag oktober 1962
[292] SOMERS, J. op.cit., pp. 109-110; Brief van Joos Somers aan alle leden van de VVB – Mechelen, s.d.
[293] Brief van 7 februari 1963 van Maurits Wagemans aan Karel Van Bets
[294] De Standaard, 13 juli 1964; De Standaard, 24 juli 1964
[295] GvM 14 juli 1958, p. 4
[296] SOMERS, J. op.cit., p.102
[297] GvM 12 juli 1958, p. 4
[298] GvM, 11-12 juli 1959, p. 2
[299] GvM, 11-12 juli 1959, p. 4 en GvM, 13 juli 1959, p. 2 en p. 4
[300] GvM, 12 juli 1960, p. 4
[301] SOMERS, J. op.cit., p. 103
[302] GvM, 12 juli 1960, p. 4; GvM, 13 juli 1960, p. 4
[303] GvM, 11 juli 1960, p. 2; cfr. Uitspraak Geert Bourgois
[304] GvM, 10 juli, 1961, p. 4
[305] Brief van 21 februari 1961 van burgemeester Spinoy aan Ward Steffens
[306] ADVN D 1878 – VVB-provincie Antwerpen – Werkingsverslag juli 1961
[307] Nieuwsblad, 13 juli 1961; Nieuwe Gids, 13 juli 1961
[308] Volksgazet 12 juli 1960, p. 4; De Standaard, 13 juli 1961; Interview met Ward Steffens
[309] GvM, 13 juli 1962, p. 4
[310] GvM, 10 juli 1962, p. 4; GvM, 11 juli 1962, p. 4; GvM, 12 juli 1962, p. 4; GvM, 20 juli 1962, p. 4
[311] GvM, 12 juli 1962, p. 4
[312] GvM, 5 juli 1963, p. 4; SM – V 885-VVB
[313] GvM, 12 juli 1963, p. 4
[314] GvM, 13-14 juli 1963, p. 4
[315] Het Volk, 14 juli 1963
[316] GvM, 5 juli 1963, p. 4 ; GvM, 9 juli 1963, p. 4 ; GvM, 12 juli 1963, p. 4
[317] GvM, 8 juli 1964, p. 4
[318] GvM 10 juli 1964, p. 4 ; Bundeling, 1e jg., nr. 4 (maart 1964), p. 2; ADVN – D 1878 Archief VVB-provincie Antwerpen
[319] VANDEWALLE, E. – BRACKE, N. Paardekoper, Piet C., in: NEVB, pp. 2373-2374
[320] Interpellatie van F. Vandamme tot de Minister van Justitie in de Kamer op 22 mei 1962
[321] GvM, 13 juli 1964, p. 4; ADVN – Dossier Paardekoper
[322] GvM, 13 juli 1964, p. 4
[323] DE WEVER, Ba. Vlaams-nationaal jeugdverbond, in: NEVB, pp. 3327-3328; HIERS, S. Het Vlaams-nationale jeugdverbond, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 57 (1998), nr. 1, pp. 3-28
[324] Interview met Lieve Cools (onderwijzeres en oud-lid van het Mechels VNJ) op … te Mechelen
[325] HIERS, S. op.cit., p. 18
[326] SCHOKKAERT, L. Vlaamse problematiek bij de naoorlogse jeugdbewegingen 1944-1960, Leuven, 1984
[327] Interview met Lieve Cools
[328] GYS, G. – FOUQUAET, R. – VANDERHOEVEN, J.L. Tussen idealisme en werkelijkheid. Geschiedenis van 50 jaar KSA Sint-Jan Berchmansbond Mechelen (1938-1988), Leuven, 1998, p. 111
[329] De Snek, nr. 2 (februari 1964)