De Vlaamse Beweging in Mechelen (1945-1970). (Karen Camps) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
EINDBESLUIT
Na de afloop van de Tweede Wereldoorlog barstte de repressie los, ook in de Mechelse straten. Onder het bewind VNV-burgemeester Baeck hadden vele Mechelaars gecollaboreerd met de Duitse bezetter. De uitspraken van de krijgsraad waren dan ook niet mals: een 20-tal collaborateurs kregen de kogel, waaronder 16 ‘beulen’ uit het fort van Breendonk. Ook het stadsbestuur moest gezuiverd worden; diegenen die gedurende de bezetting hun ambt hadden behouden, moesten nu verantwoording afleggen. De twee katholieke schepenen Neefs en Van de Werf kwamen in opspraak en werden, samen met stadssecretaris Ryckeboer, geschorst.
Alle hoop op een rustig herstel was gevestigd op burgemeester Dessain, maar deze overleed reeds de dag na de bevrijding. Hierdoor werd een vreedzame vorming van een drieledig college verhinderd, het zou zelfs duren tot 1958 voordat katholieken en socialisten samen een coalitie zouden vormen.
Aangezien de strijd tussen katholieken en socialisten voor vele jaren centraal stond in de verkiezingsperiodes, bleef er weinig ruimte vrij voor een doorbraak van een Vlaams-nationalistische partij. VNV-ers en Rexisten waren op de vlucht geslagen of bestraft en de Vlaams-nationalisten zouden zich voorlopig nog ver van enige partijpolitieke vertegenwoordiging van het Vlaams-nationalisme houden. In het Mechelse was het de CVP die opkwam voor een mildering van de repressie en de Vlaamse belangen opnam in haar programma. Maar met een socialistisch-liberaal stadsbestuur dat 14 jaar de macht had in Mechelen, zou de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in de maneblussersstad aan de zijde van de oppositie gevoerd worden.
De gematigde Vlaamsgezinden waren verzameld in de CVP. Vlaams-nationalisten waren er in beperkte mate, maar dat veranderde na de afloop van de koningskwestie. Vanaf 1950 kreeg het Vlaams-nationalisme weer aantrekkingskracht bij de mensen. De CVP deed steeds meer pogingen om de radicale Vlaamsgezinden binnen de rangen te houden. De eerste partijpolitieke vertegenwoordiging van het Vlaams-nationalisme kende in het Mechelse een beperkt succes. De Vlaamse Concentratie behaalde in 1949 geen enkele verkozene voor het Mechelse arrondissement. De Christelijke Vlaamse Volksunie zou, ondanks een verruimd programma, eveneens geen Mechelaar naar de Kamer of Senaat kunnen sturen. Het was grotendeels aan figuren als Ludo Sels en Louis Van Kerckhove te danken dat de CVV zulke hoge score behaalde (6,99%). Een derde poging met de Volksunie leek in 1958 opnieuw op niets uit te draaien.
Paradoxaal genoeg was 1958 het jaar van de ommekeer. In vele ogen had het falen van de Volksunie bij zowel de parlementsverkiezingen als de gemeenteraadsverkiezingen van dat jaar de onmacht van een Vlaams-nationalistische partij aangetoond. Maar juist vanaf dit dieptepunt zouden vele enthousiastelingen ervoor zorgen dat de Volksunie bij de parlementsverkiezingen van 1965 haar eerste doorbraak kende. De gemeenteraadsverkiezingen van 1964 hadden dit succes reeds aangekondigd: toen veroverden Oscar Renard en Fons Van de Werf een zitje in de Mechelse gemeenteraad. Beiden zouden door hun talrijke interpellaties in de kijker lopen. Hun kleine, maar niet onbetekenende acties in de gemeenteraad bezorgden de Volksunie meer bekendheid. Hoewel de Vlaams-nationalisten veel tegenwind kenden van de socialisten en CVP-burgemeester De Saeger, kregen zij af en toe steun uit katholieke hoek. Ondanks onoverkomelijke ideologische verschillen, vonden de Volksunie-raadsleden en de drie liberalen elkaar wel bij stemmingen in de gemeenteraad. Al kenden Renard en Van de Werf in 1964 nog de positie van underdog, toch zou de Vlaams-nationalistische partij in 1970 haar stemmenaantal en haar zetels in de gemeenteraad kunnen verdubbelen. Sindsdien is de partij niet meer weg te denken uit de Mechelse politieke scène.
In de eerste naoorlogse jaren kende het Vlaamse verenigingsleven maar een matig succes. Aanvankelijk was het unitair Belgische gevoel overheersend, zoals bij de Boerenkrijgherdenking in 1948, waar afgevaardigden van Kerk en Koning samen met het Davidsfonds en de katholieke Vlaamse jeugdbewegingen hulde brachten aan de Brigands, als nationale helden. De 11-julivieringen kregen weinig steun en de Vlaamsgezinde Mechelaars moesten tot het einde van de jaren vijftig wachten vooraleer het stadsbestuur hier een lovenswaardig initiatief nam. Zelfs met het 650e verjaardag van de Guldensporenslag in 1952 vond onder meer de Gazet van Mechelen redenen tot klagen.
Misschien heeft de aanwezigheid van de CVP in het stadsbestuur er wel iets mee te maken dat er vanaf 1958 meer moeite gedaan werd om van de officiële viering iets groots te maken.
Sinds 1958 is er ook meer culturele actie voor de Vlaamse strijd te bemerken. In 1959 werd het Jong-Davidsfonds opgericht te Mechelen, dat zich ook met de communautaire problematiek zou bezighouden. Maar meer nog dan het Jong-Davidsfonds vertegenwoordigde het Vlaams Jeugdcomité Mechelen de Vlaamse strijdvaardigheid van de Mechelse jeugd. Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling ontstaan, zou het comité ook later nog van haar Vlaamsgezindheid getuigen, onder meer door het organiseren van een Guldensporenmars in 1961. Veruit de belangrijkste Vlaamse vereniging was de Vlaamse Volksbeweging, die in maart 1958 werd opgericht door onder meer Guido Thijs en Ward Steffens. Naast acties tegen het Franstalig afficheren door de Exploration du Monde en voor de vernederlandsing van het Mechels bedrijfsleven, gaf de VVB vele voorlichtingsvergaderingen om de Mechelse bevolking op de hoogte te stellen van de Vlaamse strijd die op nationaal vlak gevoerd werd. Ook het bevlaggingscomité van de VVB zorgde voor een snelle vervlaamsing van het Mechels stadsbeeld. Het uithangen van de Vlaamse Leeuw bij de 11-julivieringen kende vanaf het begin van de jaren zestig een enorme toename.
Toen Spinoy op 12 juli 1966 zijn functie als burgemeester opnieuw waarnam, ontstond er een heftige discussie met Volksunie-raadslid Oscar Renard, die argumenteerde dat de viering ‘te luchtig’ was geweest, aangezien er geen officiële, geactualiseerde spreekbeurt was gehouden vanwege het stadsbestuur. De scherpe woordenwisseling die daarop volgde toont ons duidelijk de vijandige houding tegenover de Vlaams-nationalisten.
De relatie tussen de Volksunie als Vlaams-nationalistische partij en de Vlaamse Volksbeweging als a-partijpolitieke Vlaamse vereniging, is steeds vrij ambigu geweest. Hoewel er nergens bewijzen te vinden zijn die de politieke gezindheid van de VVB aantonen, kunnen we wel vermoeden dat de band met de Volksunie sterk was. Beiden voerden gelijkaardige acties in het Mechelse, zoals het aanschrijven van tweetalige ondernemingen, lokten hetzelfde publiek naar hun bals, en spraken zich na verloop van tijd steeds duidelijker uit voor federalisme.
Hoewel de CVP-Jongeren van het Mechelse arrondissement tot ver buiten de provincie berucht waren wegens hun onomwonden uitspraken over een verregaande staatshervorming en daardoor op de vingers getikt werden door de CVP-leiding, is het verhaal van Joos Somers toch tekenend. Somers, die eerst vanuit het VJM en later als CVP-Jongeren-voorzitter wilde zorgen voor een meer radicale Vlaams-nationale bewustmaking, werd in deze kringen snel afgeschreven als te radicaal. Binnen de rangen van de Mechelse VVB werden zijn uitspraken echter ook niet op prijs gesteld, wat rond 1962-1963 voor moeilijkheden zou zorgen. Hoewel Volksunie en CVP vaak op dezelfde golflengte zaten, bijvoorbeeld naar aanleiding van het bisschoppelijk mandement van mei 1966, zouden beide partijen het nooit makkelijk met elkaar vinden.
Wat de lokale pers betreft, mag de rol die de katholieke Gazet van Mechelen heeft gespeeld, zeker niet over het hoofd gezien worden. Hoewel de ‘valse’ Gazet van Mechelen gedurende de Tweede Wereldoorlog overladen was met Nieuwe Orde-propaganda, zou zij na de oorlog blijk geven van een meer kritische ingesteldheid. Toch was de krant niet helemaal objectief: in het katholiek en leopoldistisch dagblad verschenen meerdere artikels gericht tegen het socialistisch-liberaal stadsbestuur. In verkiezingsperiodes kwam er opvallend weinig propaganda tegen de Vlaams-nationalisten aan te pas; het diaboliseren van politieke linkerzijde was prioritair. Over de Volksunie werd met geen kwaad word gerept: toen de betoging tegen Spinoy in juli 1963 aanleiding gaf tot polemische geschriften in andere kranten (Volksgazet en Nieuwe Gazet), verdedigde de Gazet van Mechelen hen door te zeggen dat niet Spinoy of de ordediensten onrechtvaardig waren behandeld, maar wel de Volksunie-militanten.
Al valt de naam ‘Mechelen’ niet zo op in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, toch heeft de maneblussersstad haar eigen steentje bijgedragen in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. In de jaren zestig kwamen vele Mechelse, jonge intellectuelen op voor de Vlaamse zaak en zorgden mee voor de bevestiging van de Vlaamse Beweging, zowel op politiek als op cultureel gebied.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |