De Marokkaanse binnenlandse politiek onder koning Hassan II van Marokko (1961-1999), in de Vlaamse dagbladpers. Een comparatieve analyse van "De Standaard", "Vooruit / De Morgen" en "Het Laatste Nieuws". (Hatem El Sghiar)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 2 : Kwantitatieve analyse

 

1. Algemeen.

 

Voor ons kwantitatief onderzoek selecteerden we aan de hand van chronologieën 429 gebeurtenissen (bijlage 3). In totaal werden daarvoor 2314 dagen per dagblad doorbladerd, 6942 kranten in totaal. Naar de gebeurtenis werd gezocht vanaf de datum van de gebeurtenis tot en met de derde dag na deze datum, tenzij de gebeurtenis doorloopt of de periode voor of na de datum van belang is (vb. verkiezingen). Niet al deze gebeurtenissen werden vermeld in de Vlaamse kranten (zie 1.3). Wat de wel vermelde gebeurtenissen betreft, maken we een onderscheid tussen positieve periode, positieve gebeurtenissen en positieve dagen. De methode om te bepalen tot welke categorie de gebeurtenis behoort, hebben we samengevat in volgende tabel. In de rest van het hoofdstuk zal deze verduidelijkt worden:

 

Tabel 10

 

5

4

3

2

1

Artikels over de gezochte gebeurtenis?

Nee

Nee

Nee

Ja

Ja

Artikels over een andere geselecteerde gebeurtenis?

Nee

Ja

Ja of Nee

Ja of Nee

Nee

Andere artikels over Marokko?

Nee

Nee

Ja

Ja of Nee[109]

Nee

 

Niet-vermelde gebeurtenissen: 5

Positieve periode: 1, 2, 3 en 4

Positieve gebeurtenis: 1 en 2

 

1.1 Positieve periode

 

De totaliteit van de onderzochte periodes waarin Marokko minstens 1 maal vermeld staat, noemen we positieve periode. De positieve periode is complementair met de niet vermelde gebeurtenissen. Aangezien een periode een verschillend aantal dagen kan tellen (4 of meer), worden de positieve periodes uitgedrukt in dagen en niet in de periodes zelf. Bij een uitdrukking in periodes gaat het gewicht van de periodes verloren. Voor ons eigen onderzoek betekent dit er in 227 van de 429 (52,9%) gebeurtenissen, minstens één artikel over Marokko staat. Dat komt neer op een positieve periode van 1469/2314 (63,5%) dagen. Wanneer we deze positieve periodes ontrafelen en bekijken per periode van 5 jaar zien we het volgende:

 

Tabel 11 Historische evolutie van de positieve periode

 

‘61-‘65

‘66-‘70

‘71-‘75

‘76-‘80

‘81-‘85

‘86-‘90

‘91-‘95

‘96-‘99

Positieve periode

219

142

352

183

163

148

133

129

Totaal dagen

255

179

451

298

271

226

304

330

%

85,9%

79,3%

78%

61,4%

60,1%

65,5%

43,75%

39,09%

 

Hieruit blijkt dat de drie kranten tesamen steeds minder over Marokko schreven. Deze dalende curve heeft wellicht te maken met de daling in het aantal ‘grote gebeurtenissen’, gekoppeld aan een dalende interesse. De sterke daling na 1975 heeft bijvoorbeeld hiermee te maken. In periode ‘71-’75 waren er de 3 aanslagen op Hassan II en het begin van de groene mars, waar de kranten ruim aandacht aan besteedden. De kleine heropleving aan het einde van de jaren ’80 zou te maken kunnen hebben met het einde van de Koude Oorlog (waardoor Hassan meer kritiek te verduren kreeg) en de plots opkomende kritiek op Hassans bewind en mensenrechtenpolitiek. Deze stelling wordt bevestigd door het feit dat ruim 64% van de positieve periode in 1989 en 1990 ligt. De zware terugval na 1990 zou mogelijks te maken kunnen hebben met het met rust laten van Hassan omwille van de opkomst van het islamisme in buurland Algerije. Hassan werd de ‘verdediger van het integrisme’ en was wellicht zo slecht niet meer; men had, net als tijdens de Koude Oorlog, hem opnieuw nodig. Anderzijds leidde het immobilisme in de Saharakwestie tot een verminderde interesse voor dat aspect van zijn beleid. Het meeste aandacht in dit decennium krijgen de mensenrechtenpolitiek, de verkiezingen van 1993 en 1997 en het overlijden van koning Hassan II.

 

1.2 Positieve gebeurtenissen en positieve dagen

 

Deze cijfers willen evenwel niet zeggen dat de onderzochte gebeurtenissen overeenkwamen met de gebeurtenissen waarover de drie kranten berichtten. Bij het doorbladeren van Vooruit in de periode tussen 24 juli en 2 augustus 1972 vonden we bijvoorbeeld naast informatie over de opgezochte gebeurtenis ook een tweetal artikels over enkele hulpprogramma’s in Marokko van het Belgisch socialistisch steunfonds. Terwijl Marokko de 56 namen bekend maakte (16/10/’98) van de gevangenen die ongeveer 20 jaar zonder enige vorm van proces, en in vele gevallen nog onschuldig ook in, de geheime gevangenis van Tazmamert gevangen zaten, berichtte De Standaard dat er hoop was voor de zieke dadelpalm. Soms werd nog wel bericht over de door ons vooropgestelde gebeurtenis, maar af en toe bleek er naast deze (voor ons) triviale berichtgeving, niets vermeld te worden over de gebeurtenis. Voor onze uiteindelijke kwantitatieve analyse hebben we besloten deze ‘tweederangsonderwerpen’ weg te laten en dit om de volgende redenen. Ten eerste vielen sommige onderwerpen buiten ons onderzoeksveld van het Marokkaanse binnenlands politieke en sociale beleid. Artikels over het voetbal, sinaasappelakkoorden met de EG enz. vielen weg. Ook de reisverhalen van journalisten (vb. Rudi Rotthier voor De Morgen) hebben we laten vallen, tenzij ze direct met het opgezochte onderwerp te maken. Deze ‘uitgezuiverde’ positieve periodes noemen we positieve gebeurtenissen: positieve periodes die artikels bevatten over de door ons geselecteerde onderwerpen. Het verschil tussen de positieve periodes en de positieve gebeurtenissen bedraagt in ons onderzoek 305 dagen: 1164 dagen van de 2311 of 50,3%. Die 1614 dagen komen van 227 van de 429 periodes. Dit wel zeggen dat 53% van de door ons geselecteerde gebeurtenissen door de kranten worden aangehaald.

 

Als we nu de positieve gebeurtenissen uitzuiveren tot de dagen waarop artikels over de door ons geselecteerde gebeurtenissen stonden, dan krijgen we het aantal positieve dagen. Toch kunnen we deze operatie ook toepassen op de positieve periodes: zo krijgen we het aantal dagen dat er over Marokko geschreven werd, of dit nu over de door ons geselecteerde gebeurtenis ging of niet. Die laatste groep noemen we de algemeen positieve dagen, de eerste groep de specifiek positieve dagen. De definitie van positieve dagen houdt in dat deze categorie per krant moet uitgedrukt worden in dagen.Het is namelijk niets anders dan het aantal dagen met artikels per krant. Voor ons onderzoek gaf dit het volgende:

 

Tabel 12. Algemeen en specifiek positieve dagen per dagblad

 

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

Algemeen positieve dagen

402

276

270

Specifiek positieve dagen

338

230

241

Verschil

64

46

29

 

Hieruit blijkt ten eerste dat De Standaard het meeste aantal artikels over Marokko en over de door ons geselecteerde gebeurtenissen publiceerde. Van de 402 positieve dagen valt evenwel bijna 16% weg na zuivering. Bij Vooruit / De Morgen is dit verschil tussen algemeen positieve dagen en specifiek positieve dagen ongeveer gelijk, iets meer dan 16%. Het Laatste Nieuws doet het het best van de drie kranten: slechts 11% van de positieve dagen behoort niet tot de belangrijkste Marokkaanse gebeurtenissen. Vooruit / De Morgen en Het Laatste Nieuws publiceerden evenwel gedurende de onderzochte 39 jaar respectievelijk op 32 en 33% minder dagen artikels dan De Standaard. Vooruit / De Morgen publiceerde op iets meer dagen artikels over Marokko dan Het Laatste Nieuws, maar deze gingen minder vaak over de belangrijkste gebeurtenissen.

 

1.3 De niet vermelde gebeurtenissen

 

Niet al deze gebeurtenissen werden vermeld in de Vlaamse kranten. 202 van de 429 onderzochte gebeurtenissen haalden de Vlaamse kranten niet, of 47%. Er zijn drie hypothesen voor het niet vermelden van deze gebeurtenissen:

1. de krant beschikt niet over de informatie

2. de krant acht de informatie niet relevant genoeg of achte de informatie minder relevant dan een andere gebeurtenis die dag

3.  de krant houdt de informatie bewust achter

 

Het verschil tussen deze hypothesen kan erg ambigu zijn en vaak hebben we er ook het raden naar welke hypothese de juiste is. Door selectie kunnen we al een paar hypothesen toewijzen. Zolang alle drie de kranten niet schrijven over een gebeurtenis, blijft hypothese 1 mogelijk. Van zodra één van de kranten wel iets hierover publiceert, valt deze hypothese weg, aangezien de informatie gewoon op de persagentschappenmarkt te koop was. De derde hypothese is bijzonder moeilijk te achterhalen. Als we drie krantenartikels vergelijken, kunnen we tekstueel aanduiden welke politieke opvattingen het dagblad heeft en welke informatie ze moeten hebben (door dat de andere kranten die ook hebben) en dus bewust niet vermelden. Maar dit alles blijft uiteraard puur hypothetisch. Ook kan het bewuste persagentschap bepaalde belangen hebben bij het achterhouden van informatie: bijvoorbeeld het Franse persagentschap AFP, dat voor een deel in handen is van de overheid.

 

Om een beeld te kunnen schetsen waaraan de verschillende dagbladen belang aan hechten, hebben we geprobeerd belangseenheden aan te duiden. Daarom hebben we de 429 opgezochte gebeurtenissen op basis van hun inhoud ondergebracht in 11 categorieën. Deze opdeling is niet absoluut en overlappingen blijven mogelijk. De Sahara-kwestie zou bijvoorbeeld onder categorie 2 kunnen geplaatst worden. We hebben vooral omwille van de grote hoeveelheid aan informatie in verband met de westelijke Sahara geopteerd om dit onderwerp in een aparte categorie onder te brengen. Het onderwerp ‘fundamentalisme’ werd omwille van haar aparte, supra-nationale karakter niet in de categorieën 9 of 10 geplaatst. We zijn ons ervan bewust dat de gekozen indeling voor discussie vatbaar blijft, maar daar staat tegenover dat deze indeling enkel dient als werkinstrument om te achterhalen over welke onderwerpen de dagbladen wel schrijven en welke onderwerpen ze links laten liggen. 

 

De gebeurtenissen rond het overlijden van Mohammed V en Hassan II

Dekolonisatie, de Groot-Marokko-gedachte en de relatie met de buurlanden.

Grondwetten en referenda

Verkiezingen, kabinetsformaties en gevolgen

Partijpolitieke ontwikkelingen en politieke repressie tegen partijen

Studentenprotest en repressie

De aanslagen

De westelijke Sahara

De mensenrechten

Economische en sociale politiek en protest

De strijd tegen het fundamentalisme

 

Omdat we niet voor elke categorie hetzelfde aantal dagen hebben onderzocht, krijgen we een vertekend beeld van het aantal positieve dagen. Het is immers logisch dat als we voor categorie 1 meer dagen hebben onderzocht dan voor categorie 2, dat er meer kans is dat het aantal positieve dagen bij 1 groter is dan bij 2. Om dit probleem op te lossen, delen we het aantal positieve dagen per krant en per categorie door het aantal onderzochte dagen per categorie en per krant. Deze cijfers worden vermenigvuldigd met 100. De bekomen cijfers per krant, delen we door de som van de bekomen cijfers en vermenigvuldigen we opnieuw met 100, om een procentuele uitdrukking te krijgen:

 

Tabel 13 Procentuele uitdrukking van het belang van de onderwerpen voor de kranten

 

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

Tot.

DS

14,63

11,72

3,79

7,10

10,38

8,53

9,75

10,71

5,42

7,29

10,67

100

V / DM

11,73

12,64

5,70

5,75

11,38

6,42

9,92

10,63

8,15

8,07

9,62

100

HLN

17,11

13,78

3,70

4,39

13,63

3,12

9,23

11,22

2,38

8,97

12,48

100

 

Hieruit blijkt dat De Standaard vooral aandacht heeft voor de dood van beide vorsten (cat. 1), voor de relatie met de buurlanden (cat. 2) en voor de Saharakwestie (cat. 8). Het Laatste Nieuws en Vooruit hebben interesse voor dezelfde zaken. In de eerste plaats komt de relatie tot de buurlanden (cat. 2), gevolgd door het overlijden van beide vorsten (cat. 1) en partijpolitieke ontwikkelingen (cat. 5). Wat hier in eerste instantie blijkt, is dat alle drie de kranten vooral nieuws uit Marokko geven als dit een internationale dimensie krijgt. Als we de verhouding tot de buurlanden samen nemen met de kwestie van de westelijke Sahara blijkt dat bijna één op vier artikels iets te maken heeft met een dimensie die buiten Marokko zelf ligt. Als we hier de dood van beide vorsten bijtellen komen we aan percentages van 35% (Vooruit), 37% (De Standaard) en 42% (Het Laatste Nieuws), die aan deze onderwerpen besteed worden, die feitelijk weinig te maken hebben met de binnenlandse politieke en economische situatie op zich. Buiten deze grote categorieën, hebben de drie kranten ook telkens twee onderwerpen waaraan ze meer aandacht besteden dan hun collega’s. Voor De Standaard zijn dit de categorieën 4 en 6, voor Vooruit de categorieën 9 en 3 en voor Het Laatste Nieuws de categorieën 11 en 10. De Standaard richt zich op het regeringswerk (cat. 4) en studentenonrust (cat. 6). Vooruit interesseert zich vooral in de rechten: mensenrechten (cat. 9) en de grondwetten en referenda (cat. 3). Het Laatste Nieuws specialiseert zich in het economische en sociale beleid (cat. 10), maar heeft vooral angst voor het islamisme (cat. 11) als onderwerp.

 

 

2. De drie kranten onderling vergeleken.

 

2.1 Aantal artikels

 

Het aantal artikels is een eerste invalshoek om de berichtgeving over Marokko te benaderen. De twee volgende tabellen geven het aantal artikels respectievelijk bekeken vanuit de positieve periode en de specifieke positieve dagen. Twee nota’s dienen hierbij gemaakt te worden: artikels die enkel uit een illustratie (al dan niet met onderschrift) bestaan, werden gezien als artikels op zich. Artikels die vervolgd worden op een andere pagina dan de oorspronkelijke, worden gezien als twee artikels, omdat deze vaak een andere titel hebben, of een nieuw onderwerp aansnijden.

 

tabel 14. Het aantal artikels over Marokko per dagblad en per periode

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

‘61-‘65

69

70

72

‘66-‘70

57

50

56

‘71-‘75

115

57

95

‘76-‘80

56

34

41

‘81-‘85

58

32

46

‘86-‘90

22

24

13

‘91-‘95

31

42

14

‘96-‘99

51

28

14

Totaal

459

337

351

 

Tabel 15 Het aantal artikels over de geselecteerde gebeurtenissen per dagblad en per periode

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

‘61-‘65

67

69

69

‘66-‘70

53

45

50

‘71-‘75

96

53

81

‘76-‘80

46

30

34

‘81-‘85

44

24

41

‘86-‘90

16

20

10

‘91-‘95

20

26

9

‘96-‘99

36

21

10

Totaal

378

288

304

 

De Standaard schreef het meeste aantal artikels over Marokko en over de ons geselecteerde gebeurtenissen, waarbij 25% verscheen in de periode ‘71-’75. Voor Het Laatste Nieuws ligt het zwaartepunt in dezelfde periode (ca. 27%), voor Vooruit / De Morgen, dat het minste aantal artikels voortbracht, is dat in de periode ‘61-’65 (ca. 21%). Een ander opvallend element is ook dat waar de drie kranten in de periode ‘61-’65 nog evenveel artikels produceren, dit later aanzienlijk zal verschillen. Van ‘65-’85 mankt Vooruit achter in het aantal artikels, vergeleken met De Standaard en Het Laatste Nieuws. De periode ‘85-’95 worden gekenmerkt door een heropleving bij Vooruit / De Morgen, waarbij het dagblad het meeste aantal artikels gaat schrijven over Marokko. De laatste vier jaar van ons onderzoek is deze heropleving weer ten einde en staat De Standaard weer aan kop. Het Laatste Nieuws wordt gekenmerkt door twee afgronden, de eerste in ’75, waarbij het aantal artikels (meer dan) halveert, en de tweede in ’85, die het totaal aan artikels tot een vierde herleidt. Het aandeel van de artikels over de geselecteerde gebeurtenissen tegenover het aantal artikels over Marokko: 82,4% voor De Standaard, 85,5% voor Vooruit / De Morgen en 86,6% voor Het Laatste Nieuws. 

 

Deze vergelijking in absolute cijfers brengt wel een aantal problemen mee. Is deze vergelijking wel zinvol ? Een dagblad dat zijn artikels in kleinere artikels indeelt plaats van te werken met subtitels, zal verkeerdelijk een hoger aantal artikels hebben in deze tabel. Een tweede punt is eerder al aangehaald: periodes waarin veel gebeurtenissen werden opgezocht, vertonen natuurlijk ook meer artikels. Bovendien wordt deze tabel scheefgetrokken door enkele grote en belangrijke gebeurtenissen. Zo zien we dat Het Laatste Nieuws 10 artikels heeft gepubliceerd in de periode ‘96-’99 over de door ons geselecteerde gebeurtenissen. Deze artikels gaan echter allemaal over het overlijden van Hassan II en de troonsbestijging van Mohammed VI. Zo wordt het grote aantal artikels in de periodes ‘61-’65 en ‘71-’75 vooral veroorzaakt door respectievelijk de zaak Ben Barka en de aanslagen op Hassan II. Een betere werkmethode is het geheel te bekijken vanuit de oppervlakte van de artikels.

 

2.2 Oppervlakte van de artikels

 

Aangezien de verschillende dagbladen onderling en gespreid over de jaren andere kolombreedtes en lettertypes gebruiken, wordt een vergelijking onderling of in tijd moeilijker. Een vergelijking aan de hand van in cm² weergegeven artikels, in plaats van bijvoorbeeld in regels, dringt zich daarom op. In totaal leverde ons onderzoek ons 224.777,49 cm² aan artikels over Marokko op. Artikels die specifiek over de door ons geselecteerde gebeurtenissen gingen besloegen 185.110,31 cm² (82,4%). Deze cijfers, zelfs als we ze opsplitsen per periode en per krant, zijn weinig werkbaar: voor elke periode zijn een verschillend aantal dagen opgezocht. Een betere oplossing is deze oppervlaktes te delen door het aantal artikels of door het aantal positieve dagen. Het delen door het aantal positieve dagen genereert een ander probleem: op één positieve dag kunnen er verschillende artikels gepubliceerd worden, waardoor we een vertekend beeld zouden krijgen. We kozen er dus voor om per dagblad de totale oppervlakte van de artikels per periode te delen door het aantal artikels in deze periode. In tabel 16 wordt de gemiddelde oppervlakte van de artikels over Marokko in het algemeen per periode weergegeven, in tabel 17 de gemiddelde oppervlakte van de artikels over de door ons geselecteerde gebeurtenissen.

 

Tabel 16 Gemiddelde oppervlakte van de artikels over Marokko

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

‘61-‘65

172,13

163,77

183,09

‘66-‘70

240,67

199,57

265,48

‘71-‘75

206,98

177,51

168,59

‘76-‘80

138,04

279,61

172,94

‘81-‘85

121,39

227,98

157,47

‘86-‘90

133,02

142,28

86,24

‘91-‘95

166,48

292,08

154,16

‘96-‘99

260,52

355,87

253,36

Totaal

186,37

219,61

185,83

 

Tabel 17 Gemiddelde oppervlakte van de artikels over de door ons geselecteerde gebeurtenissen

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

‘61-‘65

176,29

163,49

186,31

‘66-‘70

249,22

197,46

225,53

‘71-‘75

214,82

184,05

183,50

‘76-‘80

153,27

243,77

150,05

‘81-‘85

129,51

224,95

144,39

‘86-‘90

129,24

144,79

91,78

‘91-‘95

101,38

234,64

143,29

‘96-‘99

279,90

293,34

253,06

Totaal

191,97

200,66

180,12

 

De Standaard publiceerde zijn grootste artikels over Marokko in de periode ‘96-’99, net als Vooruit. Het Laatste Nieuws schreef zijn grootste artikels in de periode ‘66-’70, gevolgd door de periode ‘96-‘99. Voor De Standaard en Vooruit komen respectievelijk de periodes ‘66-’70 en ‘91-’95 op de tweede plaats. De kleinste artikels verschenen voor de drie kranten in de periode ‘86-’90.

 

Als we enkel de artikels over de door ons geselecteerde gebeurtenissen bekijken, blijkt dat de grootste artikels bij alle drie de kranten voorkwamen in de periode ‘96-’99. Dit kan wellicht verklaard worden door de grote artikels die verschenen bij het overlijden van Hassan II, gevolgd door de periode ‘66-’70 voor De Standaard en Het Laatste Nieuws en de periode ‘76-’80 voor Vooruit.  De kleinste artikels verschenen in De Standaard in de periode ‘91-’95, in Het Laatste Nieuws en Vooruit was dit, net als bij de artikels over Marokko, in de periode ‘86-’90.

 

 

3. Bronvermelding.

 

Tabel 18 Bronvermeldingen per dagblad

Bronnen

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

niets

117

128

190

AFP

121

78

48

ANP

5

3

1

AP

16

1

33

Belga

5

4

 

boeken

 

2

 

DPA

17

9

3

buitenlandse kranten [110]

11

3

 

MAP

1

2

1

naam auteur

64

41

40

Reuters

104

54

18

UPI

137

18

49

van de persagentschappen

 

28

 

eigen berichtgeving [111]

13

15

 

andere

8

3

 

 

Tabel 19 De meest gebruikte bronnen per dagblad

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

1. UPI                     22,13%

1. geen bron         32,90%

1. geen bron         49,61%

2. AFP                   19,55%

2. AFP                   20,05%

2. UPI                     12,79%

3. geen bron         18,90%

3. Reuters              13,88%

3. AFP                   12,53%

4. Reuters              16,80%

4. auteur                                10,54%

4. auteur                                10,44%

5. auteur                                10,34%

5. persagentschappen 7,20%

5. AP                      8,62%

= 87,72%

= 84,57%

= 93,99%

 

Vijf categorieën, waarvan er drie door persagentschappen gevormd worden, zijn voldoende om 85% tot 94% van de bronvermeldingen in verband met Marokko te bespreken. Buiten de persagentschappen (zie verder) is vooral het aandeel van de subcategorieën ‘auteur’ en ‘geen bron’ van belang. De naam van de auteur wordt in de drie bladen in zo’n 10% van de gevallen expliciet vermeld. Het is heel moeilijk iets te achterhalen over deze auteurs, omdat er geen biografische informatie voor handen is en vooral ook omdat deze journalisten niet blijvend de pen hanteerden. Alle auteurs in de top drie zijn mannelijke journalisten. Drie van deze journalisten schreven gedurende meer dan 2 periodes over Marokko: Willy Straetmans (4 periodes), Paul Van de Bavière (6 periodes) en Robert Bosschart (3 periodes).

 

Tabel 20  Top drie auteurs

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

1. Paul Van de Bavière

(17 art. 27,4%)

1. Wim De Neuter

(5 art. 12,2%)

1. Willy Straetmans

(13 art. 32,5%)

2. Manu Tassier

(15 art. 24,2%)

2. Tom Ronse

(4 art. 9,8%)

2. J. Omblets

 (8 art. 20%)

3. Robbert Bosschart

(7 art. 11,3%)

3. Roger Kesteloot

 (3 art. 7,3%)

3. Jos Kuyper

(3 art. 7,5%)

 

Een ander opvallend kenmerk is de gebrekkige bronverwijzing. Vooral Het Laatste nieuws, waar 1 op 2 artikels geen naam van een auteur of geen verwijzing naar een persagentschap, een boek, een andere krant enz. draagt, valt op. De andere kranten geven vaker een bron op, maar toch blijft het percentage daar ook hoog: één op drie artikels in Vooruit / De Morgen en 19 % van de artikels in De Standaard zijn naamloos. De auteurs belanden zo in de anonimiteit en kunnen schrijven wat ze willen. Voor de lezer kan een bronvermelding interessant zijn om de informatie juister te interpreteren.

 

Er is evenwel een evolutie te onderkennen in het al dan niet gebruiken van bronnen. De Standaard, die slechts in 10 % van zijn artikels geen bron vermeldde in de periode ‘61-’65, zal tussen 1961 en 1985 (met uitzondering van de periode gaande van ‘71-’75) steeds vaker haar bronnen weglaten. Op het toppunt van deze evolutie (‘81-’85) bedraagt het aantal ‘naamloze’ artikels 42%, waarna dit aantal begint te dalen om in 1995 9% te bedragen. De laatste 4 onderzochte jaren tonen een nieuwe stijging van ‘naamloze’ artikels (tabel 21). De evolutie van het gebruik van bronvermeldingen bij Vooruit / De Morgen is vreemd genoeg omgekeerd evenredig met die van De Standaard. In 1961 droegen 90% van de artikels van Vooruit geen bronvermelding, waarna dit aantal op 15 jaar tijd daalde tot 6%, om vervolgens weer geleidelijk te stijgen tot 42% in de periode 1991-1995. Waar De Standaard in de periode ‘81-’85 een piek bereikte in het niet vermelden van bronnen, kende Vooruit hierin een achteruitgang. De laatste drie jaar daalde het aantal onbenoemde artikels tot 25% (tabel 21). Het Laatste Nieuws, dat in 1961 17% ‘naamloze’ artikels had, zal het weglaten van de bron geleidelijk ‘opdrijven’ tot 1990 (92%). Daarna komen er meer bronnen, maar het aantal ‘naamloze’ artikels blijft extreem hoog (79% in 1999). Bij Het Laatste Nieuws lijkt dit een bewuste strategie te zijn: vanaf 1980 wordt er geen enkel persagentschap of andere bron meer gegeven, behalve de auteur (tabel 21).

 

De 4 grootste internationale agentschappen hebben een groot aandeel verworven in de bronvermelding van de drie kranten. Vooraf een beetje uitleg over deze agentschappen.

 

Reuters werd in 1851 in Londen opgericht als een informatiebureau bij de Londense handelsbeurs en is qua budget en mondiale inplanting het grootste agentschap ter wereld. Van in het begin was dit agentschap het meest wereldgeoriënteerde onder de 4 grote westerse nieuwsagentschappen, met bovendien een evenwichtigere verdeling van middelen (correspondenten, kantoren,…) dan de andere. Niettemin zijn Europa en Noord-Amerika samen verantwoordelijk voor ruim 70% van de inkomsten van het agentschap. Reuters werd in 1984 van een coöperatie omgevormd tot een NV, waarvan de aandelen voor 80% in handen zijn van Engelse kranten en Australische en Nieuw-Zeelandse persbedrijven. Reuters haalt 80 à 90% van zijn omzet uit abonnementen van niet-mediaklanten. In 1960 waren de media nog verantwoordelijk voor 2/3 van de inkomsten. Reuters heeft zijn succes bijna steeds te danken gehad aan het sterk inspelen op technologische innovaties. Ondanks het feit dat Reuters drie basisprincipes juistheid, snelheid en onpartijdigheid, in zijn vaandel voert, moet men ermee rekening houden dat het bureau voor 95% van de informatie steunt op officiële en gouvernementele bronnen. Hierbij wordt nog een selectie gemaakt in de berichten die zullen doorgeseind worden naar de verschillende afnemers. Een bijkomend probleem is dat prijzen van een abonnement op Reuters hoog liggen en alleen kapitaalkrachtige afnemers zich dit kunnen permitteren.

 

Tabel 21 Evolutie van de 3 meest gebruikte bronnen per dagblad en per periode

 

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

‘61-‘65

1. UPI                     39%

1. geen bron         90%

1. UPI                     41,7%

2. AFP                   28%

2. AFP                   4,2%

2. AFP                   23,6%

3. Reuters              17%

3. Reuters              2,9%

3. geen bron         16,7%

‘66-‘70

1. AFP                   24,7%

 

2.

 

 

1. AFP                   46%

1. geen bron         43,5%

2. geen bron         21,9%

2. geen bron         24%

2. auteur                                19,4%

3. UPI                     20,5%

3. Reuters              18%

3. AFP                   16,1%

‘71-‘75

1. UPI                     33,5%

1. AFP                   36,9%

1. geen bron         41,7%

2. AFP                   21,3%

2. Reuters              21,4%

2. AP                      14,8%

3. Reuters              19,5%

3. UPI                     14,3%

3. AFP                   13,9%

‘76-‘80

1. geen bron         35%

1. AFP                   23,7%

1. geen bron         58,7%

2. UPI                     21,6%

2. geen bron         18,4%

2. auteur                                15,2%

3. Reuters              17,6%

3. UPI                     15,8%

3. AFP                   10,9%

‘81-‘85

1. geen bron         41,6%

1. persagentschappen    34,2%

1. geen bron         88,4%

2. UPI                     14,3%

2. eigen berichtgeving   21,1%

2. auteur                                11,6%

3. AFP                   11,7%

3. AFP                   15,8%

 

‘86-‘90

1. geen bron         36,7%

1. Reuters              37%

1. geen bron         92,3%

2. AFP, AP &

2. geen bron         30%

2. auteur                                7,7%

                Reuters 13,3%

3. auteur & persagentschappen 11,1%

 

‘91-‘95

1. Reuters              30,2%

1. geen bron         41,7%

1. geen bron         78,6%

2. AP                      18,6%

2. auteur                                25%

2. auteur                                21,4%

3. auteur                                16,3%

3. Reuters              10,4%

 

‘96-‘99

1. auteur                                35,5%

1. auteur                                41,2%

1. geen bron         79%

2. Reuters              17,7%

2. geen bron         26,5%

2. auteur                                21%

3. geen bron         16,1%

3. Reuters & eigen bericht 8,8%

 

 

 

Het Franse persagentschap AFP (Agence France Presse) is in 1944 opgericht en heeft steeds een sterke relatie gehad met de Franse overheid: 50 à 60% van de inkomsten van AFP komen uit abonnementen van overheidsdiensten, die bovendien topvertegenwoordigers in het beheer van AFP hebben. AFP is een publiekrechtelijke onderneming en lijkt op een coöperatieve met een commercieel statuut. Aangezien de Franse markt te beperkt is en de buitenlandse abonnementsgelden relatief gering zijn (AFP realiseert slechts ca. 20% van zijn omzet in het buitenland), kan AFP niet overleven zonder subsidies, wat de afhankelijkheid van de overheid in de hand werkt. Toch houdt AFP een aanzienlijk internationaal informatienetwerk in stand, met als zwaartepunten Europa, Zwart-Afrika en het Midden-Oosten.

 

Het Amerikaanse agentschap AP (Associated Press) werd in 1848 opgericht en is in handen van een groot aantal Amerikaanse mediabedrijven, maar slechts een beperkt kransje van grote mediaconcerns heeft daadwerkelijke inspraak en controle. AP beschikt over een ruime financiële basis en een uitgebreid internationaal informatienetwerk, maar is wat nieuwsverzameling en verspreiding betreft voornamelijk gericht op Europa, Latijns-Amerika en in de eerste plaats de VS en Canada: 70 à 80% van de omzet van AP wordt op de Noord-Amerikaanse markt gerealiseerd en ca. ¾ van het budget van AP wordt in de VS zelf besteed. AP beschikt over de grootste commerciële fotonieuwsdienst in de wereld, die voor een aanzienlijke compensatie zorgt voor de relatief bescheiden omzet op de conventionele nieuwsmarkt. 

 

Het Amerikaanse United Press International (UPI) is in 1958 ontstaan uit een fusie van United Press (° 1907) en International News Service (°1909). UPI is een zuivere privé-onderneming, die echter reeds sinds de jaren ’60 verliezen boekte en in de jaren ’80 diverse malen van eigenaar en organisatiestructuur is veranderd, terwijl ook het abonnee- en personeelsbestand in deze periode gevoelig is gedaald. Sinds 1992 is UPI eigendom van het Londense Middle East Broadcasting Center. UPI is over het algemeen minder ‘werelds’ dan de andere wereldnieuwsagentschappen, hoewel haar budget vergelijkbaar is met dat van AFP. UPI heeft wel een sterk internationaal gedecentraliseerde structuur, maar is vooral op de VS-mediamarkt gericht (70 à 80% van de omzet wordt op de Noord-Amerikaanse markt gerealiseerd, de rest voornamelijk in Europa en Latijns-Amerika).[112]

 

Ondanks dit minder ‘wereldse’ karakter van UPI is het de bron die De Standaard het meest gebruikt: maar liefst in 22% van de gevallen (tabel 23). Ook voor Het Laatste Nieuws is deze bron belangrijk; met zijn 12,79% is het de grootste basis voor de informatie van het dagblad. Voor beide kranten komt AFP op de tweede plaats. Het Franse persagentschap, dat afhankelijk is van de Franse overheid die ‘amicale’ betrekkingen onderhoudt met Marokko,  is goed voor 19,55% van de artikels in De Standaard en 12,35% van de artikels in Het Laatste Nieuws. In Vooruit verstrekt dit agentschap in 20% van de gevallen de informatie over Marokko. Een derde belangrijke bron is Reuters. Het Britse persbureau is in De Standaard goed voor bijna 17% van de artikels en in Vooruit voor 14%. Het Laatste Nieuws richt zich voor zijn derde bron op AP (8,62%). Vooruit vermeldt de bron ‘van de persagentschappen’ in 7,20% van de gevallen. Welke agentschappen daaronder vallen konden we niet achterhalen. Het Laatste Nieuws richt zich dus vooral op Amerikaanse informatie, Vooruit en De Standaard verdelen dit respectievelijk tussen Amerika, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk anderzijds.

 

De kranten hebben deze agentschappen niet altijd even vaak gebruikt. Het aandeel van UPI verdwijnt op spectaculaire wijze na in de periode 1961-1965 nog goed geweest te zijn voor 41,7% van het nieuws. De Standaard gebruikt deze bron voor 39% in dezelfde periode, maar ook dit aandeel daalt gaandeweg, met een sterke stijging in de periode 1971-1975, om te verdwijnen vanaf medio jaren ‘80. Vooruit gebruikt de bron vooral in de periode 1971-1980. Reuters wordt veel regelmatiger gebruikt door Vooruit en De Standaard. Enkel in de periodes ‘65-‘70 en ‘81-’85 voor De Standaard en ‘76-’85 voor Vooruit verdwijnt de bron uit de top drie. Het meest wordt de bron gebruikt door De Standaard in de periode ‘91-’95 (30,7%) en door De Morgen in de periode ‘86-’90 (37%). AFP is nog populairder dan Reuters in de drie kranten. Het agentschap is onmisbaar voor Vooruit in de periode ‘61-’85, om tenslotte terug te verschijnen in de periode ‘96-’99, goed voor 8,8% van de bronvermeldingen. Piekmoment voor AFP is hierin de periode ‘66-’70, om daarna terug te vallen tot 15,8% in 1986. Voor Het Laatste Nieuws behoort deze bron tot 1980 voortdurend tot de top drie, evenwel in dalende lijn (23,6% in de eerste periode en 10,9% in de laatste periode). Ook in De Standaard wordt dit agentschap regelmatig gebruikt. Alvorens te verdwijnen uit de top drie in de jaren ’90, werd de bron, weliswaar in steeds mindere mate, gebruikt in de drie voorgaande decennia, met uitzondering van de periode ‘76-’80. Twee andere bronvermeldingen komen af en toe voor in de top drie: AP vooral in de periode ‘71-’75  in Het Laatste Nieuws (14,8%) en de periode ‘86-’95 in De Standaard (respectievelijk 13,3 en 18,6%) en ‘persagentschappen’ in de periode ‘81-’90 in Vooruit / De Morgen (respectievelijk 21,1% en 11,1%).

 

Buiten de 4 internationale wereldnieuwsagentschappen, die 60 tot 80% van de productie aan grensoverschrijdend nieuws controleren, zijn er nog 131 internationale nieuwsagentschappen – die eveneens buitenlandse correspondenten en afnemers hebben, maar hun schaal, middelen, impact en reikwijdte zijn beperkter – en nationale nieuwsagentschappen, die zich in principe richten op de binnenlandse markt, zowel qua nieuwsverzameling als qua -verspreiding). Behalve DPA (Duitsland) richten deze agentschappen zich op bepaalde delen van de wereld. De Vlaamse kranten laten deze internationale nieuwsagentschappen wat links liggen: 5,7% voor De Standaard, 1,6% voor Het Laatste Nieuws en 5,4% voor Vooruit / De Morgen. Als we bij Vooruit / De Morgen de bronvermelding ‘van de persagentschappen’ (goed voor 7,2%) erbij tellen komen we op 12,6%. Deze 7,2% kan echter ook slaan op de internationale wereldnieuwsagentschappen. DPA (Deutsche Presse – Agentur Gmbh) neemt telkens het grootste deel van de internationale en de nationale nieuwsagentschappen voor zich: 2,8 van de 5,7% bij De Standaard, 0,8 van de 1,6% bij Het Laatste Nieuws en 2,3 van de 5,4% bij Vooruit / De Morgen. Opvallend is ook het aandeel van de nationale nieuwsagentschappen van België (Belga) en Nederland (ANP: Algemeen Nederlands Persbureau) bij De Standaard en Vooruit / De Morgen: 1,6% (0,8% elk) bij De Standaard en 1,8% (respectievelijk 0,8% en 1%) bij Vooruit / De Morgen.

 

De kritiek die de Derde Wereldlanden o.a. op het UNESCO-forum in de jaren ’60-’70 spuiden, namelijk de dominante positie van de westerse wereldnieuwsagentschappen, met de VS op kop, op de mondiale nieuwsmarkt, blijkt ook hier weer terecht. Van de 135 nieuwsagentschappen in de wereld zijn er slechts 25 transnationaal actief en ongeveer de helft wordt door de overheid gecontroleerd. De meeste nieuwsagentschappen in de Derde Wereldlanden worden al dan niet rechtstreeks door de overheid gecontroleerd en beschikken vaak over onvoldoende middelen en mogelijkheden voor een adequaat informatiebeleid, terwijl nog tientallen landen het zelfs zonder eigen agentschap moeten stellen. De wereldnieuwsagentschappen streven echter geen geografisch evenwichtige spreiding van hun middelen na, omdat Noord-Amerika en West-Europa hun belangrijkste en meest kapitaalkrachtige afzetgebeiden zijn. Bovendien overstijgen de opbrengsten die men verkrijgt uit de dure nieuwsgaring uit andere werelddelen de kosten. De afhankelijkheid wordt bovendien nog in ruime mate versterkt omdat ook de intracontinetale nieuwsuitwisseling in de Derde Wereld grotendeels via de Westerse wereldnieuwsagentschappen verloopt voor selectie en bewerking. De uitwisseling verloopt in Afrika vooral volgens de vroegere koloniale ‘marktverdeling’. Deze oligopolische marktsituatie is eerder het gevolg van historische machtsverhoudingen en een economische logica dan van een ‘bewuste conspiracy’. Toch blijkt uit het voorgaande duidelijk dat het probleem van de Derde Wereldlanden zich situeert rond drie punten: onevenwicht m.b.t. de middelen, m.b.t. de verhoudingen (de Derde Wereld wordt hierdoor steeds gezien doorheen een Westerse bril) en m.b.t. het nieuwsaanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op kwantitatief vlak schatten verscheidene onderzoeken het nieuwsvolume over de Derde Wereld op 20 à 40%, hoewel het hier gaat over ¾ van de wereldbevolking, terwijl een aanzienlijk deel van dit percentage nog eens afkomstig uit een klein aantal voor het Westen belangrijke landen, terwijl het nieuws over het platteland ons nauwelijks of niet bereikt en terwijl de correspondenten in deze Derde Wereldlanden eveneens uit het Westen komen. Op kwalitatief vlak is de belangrijkste kritiek dat het Westen bepaalt wat er nieuws en wat niet. Vanuit hun marktoriëntatie zouden de westerse agentschappen vooral nieuws brengen dat hard, oppervlakkig, sensationeel en negatief ‘conflict’-nieuws is. Vanuit dit probleem werden vanaf de jaren ’60 verschillende regionale of continentale initiatieven en samenwerkingsverbanden ontwikkeld om iets te doen aan de structurele onevenwichten. In ons onderzoek blijkt echter duidelijk dat dit geen effect heeft gehad. Het Derde Wereld-nieuwsagentschap Inter Press Service (IPS), opgericht in 1964 werd een verwaarloosbaar aantal keren (1 keer door de Standaard (‘91-’95) en 1 maal door Vooruit (‘96-’99)) gebruikt tijdens de periode van 39 jaar dat ons onderzoek bestrijkt.

 

4. Pagina’s

 

Een eerste element is de spreiding. Dit zijn de mogelijke pagina’s waarop een artikel kan voorkomen. De spreiding is interessant om te zien hoeveel belang kranten hechten aan de informatie die ze verschaffen. Wanneer een artikel theoretisch op elke pagina kan staan van de krant, betekent dit dat er naar gezocht moet worden. Als een artikel over Marokko altijd op dezelfde pagina’s verschijnt, zelfs als het op pagina 33 is, kun je dit onmiddelijk vinden. We maken het onderscheid tussen een kleine, een middelgrote en een grote spreiding:

 

K: kleine spreiding: 5 of minder mogelijke pagina’s

M: middelgrote spreiding: tussen de 5 en de 10 mogelijke pagina’s

G: grote spreiding: meer dan 10 mogelijke pagina’s

 

Tabel 22 Spreiding van de artikels, uitgedrukt in categorieën per krant en per periode

 

61-65

66-70

71-75

76-80

81-85

86-90

91-95

96-99

De Standaard

G

M

G

M

M

M

G

M

Vooruit / De Morgen

K

K

M

M

K

G

G

G

Het Laatste Nieuws

M

M

M

M

G

M

K

K

 

Tabel 23 Het aantal pagina’s met artikels over onze gebeurtenissen per krant en per periode

 

61-65

66-70

71-75

76-80

81-85

86-90

91-95

96-99

De Standaard

11

9

14

7

6

6

11

10

Vooruit / De Morgen

5

3

8

7

4

16

12

11

Het Laatste Nieuws

7

9

7

6

11

6

5

5

 

De Standaard plaatst tussen 1961 en 1965 bijna 40% van zijn artikels over Marokko op de voorpagina en ca. 25% op pagina 3. Van de overige 35% bevindt zich 21,5% op de pagina’s 5 of 7 en 13,5% op pagina’s 2, 4, 9, 10, 11, 12 en 13. In de volgende periode (‘66-’70) blijft het merendeel van de artikels zich op de voorpagina (28%) of pagina 3 (38,6%) bevinden, alleen met een overwicht nu voor pagina 3. Pagina’s 2 en 4 bevatten tesamen 24,6% van de artikels en de overige 8,8% is verdeeld over pagina’s 5 tot en met 9. Ook in de daaropvolgende periode blijven pagina 3 (32%) en de voorpagina (22%) samen meer dan de helft van de artikels bevatten. Pagina 5 (16,5%) komt op de derde plaats en de overige 30% is gespreid over de pagina’s 2, 4, 6 tot en met 13 en 16. Vanaf 1976 zet de dalende trend van de artikels op de voorpagina zich versneld voort. Slechts 10,7% van de artikels staat op de voorpagina, terwijl pagina’s 3 (37,5%) en 4 (32,1%) samen 70% van de artikels bevatten. De overige 20% is verspreid over de pagina’s 2, 5, 6 en 10. In de periode ‘81-’85 staat meer dan 67% van de artikels op pagina 4; 17% staat op pagina 5, en de overige 15,5% staat verspreid over de pagina’s 1, 2, 3 en 8. Tussen 1986 en 1990 staat meer dan drievierde van de artikels op pagina’s 4 (52,3%) en 5 (23,8)%. Het overige vierde staat op pagina’s 1, 3, 9 en 10. De eerste helft van de jaren ‘90 wordt gekenmerkd door een vrij egale spreiding van de artikels: buiten pagina 4 (31%) en pagina’s 6 en 16 (tesamen ook 31%) springt geen enkele pagina (1, 2, 3, 5, 8, 10, 13 en 15) er echt uit. 

 

Opvallend aan de plaatsing van de artikels in De Standaard is dat in de eerste periode (‘61-’65) 40 % van de gebeurtenissen voorpaginanieuws was. Dit aandeel daalt doorheen de jaren om vanaf de jaren 80 onder de 10% te duiken. Meer algemeen verschuift de plaatsing van de artikels van vooraan in de krant (de eerste drie pagina’s) (respectievelijk 61%, 77%, 60,5% en 50% in de eerste vier periodes) naar het midden van de krant (pagina’s 4 en 5) in de jaren ‘80 (84,5% en 76% in de twee daaropvolgende periodes). De jaren ‘90 worden dan weer gekenmerkt door een meer egale verdeling van de artikels: er zijn geen twee pagina’s meer die tesamen meer dan de helft van de artikels herbergen in tegenstelling tot de vroegere periodes.  

 

In Vooruit zien we hetzelfde fenomeen als bij De Standaard: de voorpagina (38%) en pagina 3 (41%) zijn in de eerste periode de plaatsen bij uitstek voor artikels over Marokko. De overige 21% is gelijkmatig verdeeld tussen pagina 7 enerzijds en pagina’s 2 en 5 anderzijds. In de volgende periode eenzelfde situatie: pagina’s 3 (49%) en 1 (40,8%) delen bijna alle artikels samen. De overige artikels staan op pagina 2.

 

Ook bij Vooruit / De Morgen een gelijkaardige evolutie: terwijl de artikels de eerste 15 jaar vooral vooraan te situeren zijn (respectievelijk 86%, 100% en 73%), worden ze vanaf het midden van de jaren 70 meer in het midden van de krant geplaatst en komt er daarna een spreiding van de artikels over de verschillende pagina’s. Opvallend is dat het naar achteren schuiven van de artikels zich hier telkens een periode vroeger inzet: vanaf 1976 stijgt het aandeel van de centrale pagina’s en tien jaar later begint de verspreiding, hoewel in de periode ‘91-’95 de centrale pagina’s weer wat belangrijker worden (3/4 van de artikels staat op de pagina’s 5 tot en met 9).      

 

De eerste 25 jaar zweert Het Laatste Nieuws bij pagina 5: respectievelijk (46%, 45%, 53%, 81% en 47% in de eerste vijf perioden). In de eerste periode bevatten de voorpagina (19%) en pagina 3 (27%) tesamen ook 46%. Het aandeel van pagina 1 zal ook hier dalen om zelfs volledig te verdwijnen tussen ‘76 en ‘96: geen enkel artikel over Marokko stond toen op de voorpagina. In de eerste 10 jaar is er een in grote lijnen evenwicht tussen het voorste en het centrale gedeelte van de krant, waarna de meeste artikels de eerstvolgende 15 jaar vooral in het midden van de krant verschijnen (81%, 93%, 70%), om daarna meer naar het achterste gedeelte van de krant te verschuiven. Vanaf 1986 tot 1995 verschijnt er geen enkel artikel meer op de eerste zes pagina’s.   

 

Als we heel onze onderzoeksperiode in ogenschouw nemen, dan zetten de kranten ca. 75% van hun artikels op de volgende 4 pagina’s:

 

Tabel 24 Top 4 van de gebruikte pagina’s voor de artikels

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

1. p. 3 (23,88%)

1. p. 1 (26,54%)

1. p. 5 (47,31%)

2. p. 4 (20,98%)

2. p. 3 (26,23%)

2. p. 1 (10,78%)

3. p. 1 (19,64%)

3. p. 5 (10,49%)

3. p. 3   (9,88%)

4. p. 5 (12,95%)

4. p. 6   (9,88%)

4. p. 6  (8,98%)

 

Hieruit kunnen we dus afleiden dat de kranten hun artikels over Marokko vooral vooraan of in het midden van het eerste gedeelte van de krant zetten. Deze tabel wordt scheefgetrokken door de grote gebeurtenissen, waarbij de artikels wel de voorpagina halen.

 

5. Illustraties

 

5.1 Illustraties: inleiding

 

Er zijn drie soorten illustraties: foto’s, kaarten en cartoons. Het aandeel van de illustraties in de totale oppervlakte van de artikels wordt weergegeven in tabel 25. Uit deze eerste tabel blijkt dat het aandeel van de illustraties in het hele artikel sterk kan verschillen van periode tot periode, maar dat gespreid over de tijd De Standaard en Vooruit ongeveer 18 à 19% van hun artikel opvullen met foto’s, kaarten of cartoons. Bij Het Laatste Nieuws is dit maar 14,5%, maar daar dient bij gesteld te worden dat in de laatste periode bijna de helft van de oppervlakte van artikels bestond uit illustraties. De zwakste periode voor de drie kranten is 1981-1985, wanneer in de drie kranten nauwelijks illustraties toegevoegd worden aan de artikels. Vooruit scoort daarbij nog het hoogst met 7,47%, Het Laatste Nieuws het slechtst met 2,98%. De Standaard zit ertussen met 4,8%. De Standaard gebruikt vooral illustraties tijdens crisismomenten: zo zijn de hoogste scores in De Standaard tijdens de periodes ‘61-’65 (dood Mohammed V en grensgeschil met Algerije), ‘66-’70 (Ben Barka), ‘71-’75 (de aanslagen en de groene mars) en ‘96-’99 (de dood van Hassan II). Het overlijden van Hassan genereert ook in de andere twee dagbladen een grote hoeveelheid fotomateriaal. Het grootste percentage aan fotomateriaal situeert zich bij deze kranten in de periode ‘85-’99 voor beide kranten en in ’71-’80 voor Vooruit en ‘66-’75 voor Het Laatste Nieuws.

 

Tabel 25 Oppervlakte in cm² van de illustraties over Marokko en aandeel in de totale oppervlakte van deze artikels per dagblad en per periode

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

 

Opp.

%

Opp.

%

Opp.

%

‘61-‘65

2476,11

20,85

808,9

7,06

1630,63

12,37

‘66-‘70

3293,29

24,01

878,78

8,81

2045,55

13,76

‘71-‘75

4458,73

18,73

1471,06

14,54

2462,17

15,37

‘76-‘80

931,79

12,05

2710,39

28,51

848,5

11,97

‘81-‘85

342,15

4,86

545,2

7,47

215,8

2,98

‘85-‘90

323,85

11,07

552,72

16,19

267,78

23,88

‘91-‘95

365,8

7,09

2560,53

20,87

407,74

18,89

‘96-‘99

3837,08

28,88

3934,86

39,49

1541,95

43,47

Totaal

16028,8

18,74

13462,44

18,19

9420,12

14,44

 

Als we enkel naar de oppervlakte in cm² kijken, blijkt dat De Standaard en Het Laatste Nieuws vooral een grote oppervlakte aan foto’s publiceerden in de periode ‘61-’75 en ‘96-’99. De volgorde is weliswaar anders. Voor De Standaard krijgen de aanslagen en groene mars (‘71-’75) het meeste fotomateriaal, gevolgd door achtereenvolgens het overlijden van Hassan II (‘96-’99), de zaak Ben Barka (‘66-’70) en de periode van de troonsbestijging van Hassan II en het grensgeschil met Algerije (‘61-’65). In Het Laatste Nieuws is de volgorde ‘71-’75, ‘66-’70, ‘61-’65 en ‘96-’99. Vooruit publiceert vooral foto’s in de periodes ‘71-’80 en ‘91-’95. De volgorde is ‘96-’99, ‘76-’80, ‘91-’95, ‘71-’75.

 

Deze volgordes bevestigen ten dele wat we reeds eerder stelden in onder het onderdeel niet-vermelde gebeurtenissen (1.3). De Standaard en Het Laatste Nieuws hebben vooral aandacht voor nieuws uit Marokko met een internationale dimensie. Vooruit / De Morgen focust zich eveneens hierop, maar heeft bovendien een grote interesse voor de rechten (‘91-’95: de periode waarin de mensenrechtenpolitiek van Marokko bekritiseerd wordt en ‘76-’80: de eerste vijf jaar waarin de Saharawi’s strijden voor ‘hun recht’). Waarom Vooruit in het eerste decennium niet veel foto’s publiceert kan verklaard worden door de zwakke financiële positie van de krant, alsook door het feit dat de kranten daardoor minder pagina’s telden (4 pagina’s zonder de sport en het regionale nieuws), waardoor er minder plaats was voor foto’s.

 

Tabel 26 Oppervlakte in cm² van de illustraties over de geselecteerde gebeurtenissen en aandeel in de oppervlakte van deze artikels per dagblad en per periode

Periodes / Kranten

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

 

Opp.

%

Opp.

%

Opp.

%

‘61-‘65

2476,11

20,96

808,9

7,17

1630,63

12,68

‘66-‘70

3293,29

24,93

634,46

7,14

1480,55

13,13

‘71-‘75

4129,37

20,02

1471,06

15,08

2277,42

15,32

‘76-‘80

931,79

13,22

1883,89

25,76

150

2,94

‘81-‘85

342,15

6,00

545,2

10,10

215,8

3,65

‘85-‘90

323,85

15,66

552,72

19,09

171,9

18,73

‘91-‘95

0

0,00

1307,2

21,43

197,74

15,33

‘96-‘99

3007,07

29,84

2271,45

36,87

985,45

38,94

Totaal

14503,63

19,99

9474,88

16,40

7109,49

12,98

 

Als we alleen de illustraties bekijken bij de door ons geselecteerde gebeurtenissen, blijkt dat procentueel gezien en qua oppervlakte De Standaard het grootste aantal illustraties publiceerde (20%), gevolgd door Vooruit / De Morgen (16,5%) en Het Laatste Nieuws (13%). Opvallend hierbij is dat voor de drie kranten in de laatste 4 jaar bijna of ruim één derde van de artikels bestond uit illustraties. Alles wat bleek voor de foto’s i.v.m. Marokko blijft geldig voor de door ons geselecteerde gebeurtenissen. Qua oppervlakte blijken de periodes ‘96-’99 voor De Standaard en ‘91-’95 voor Vooruit iets belangrijker, waardoor de stelling i.v.m. de interessevelden van beide kranten versterkt wordt. Voor Het Laatste Nieuws verandert er wel meer wat betreft de oppervlakte. Waar bij de illustraties i.v.m. Marokko er vooral veel gepubliceerd werden in de periodes ‘86-’99 en ‘71-’75, worden dit nu de periodes ‘61-‘75 en ‘96-’99. Dit heeft wellicht vooral te maken met de dalende interesse in buitenlands nieuws van de krant.

 

Zoals uit de twee volgende tabellen blijkt is het aandeel van kaarten en cartoons in de oppervlakte van de illustraties verwaarloosbaar klein en bovendien vooral beperkt tot de eerste 15 jaar van ons onderzoek. De foto’s beslaan meer dan 80% van de illustraties. Als we naar de door ons geselecteerde gebeurtenissen kijken is dit verschil nog duidelijker.

 

Tabel 27 Aandeel van de foto’s, kaarten en cartoons over Marokko in de totale oppervlakte van de illustraties per periode

 

 

61-65

66-70

71-75

76-80

81-85

86-90

91-95

96-99

Totaal

De Standaard

Foto’s

89,04

79,47

78,56

89,41

89,98

100,00

94,46

83,20

83,15

Kaarten

4,11

0,00

5,42

10,59

10,02

0,00

5,54

4,07

4,07

Cartoons

6,85

20,53

11,59

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

8,50

Vooruit / De Morgen

Foto’s

90,67

100,00

93,03

100,00

81,35

100,00

92,59

100,00

96,51

Kaarten

9,33

0,00

6,97

0,00

18,65

0,00

7,41

0,00

3,49

Cartoons

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

Het Laatste Nieuws

Foto’s

79,75

100,00

82,88

91,80

100,00

100,00

100,00

84,60

88,76

Kaarten

20,25

0,00

6,11

8,20

0,00

0,00

0,00

0,00

5,84

Cartoons

0,00

0,00

3,51

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,92

 

Tabel 28 Aandeel van de foto’s, kaarten en cartoons over de door ons geselecteerde gebeurtenissen in de totale oppervlakte van de illustraties per periode

 

 

61-65

66-70

71-75

76-80

81-85

86-90

91-95

96-99

Totaal

De Standaard

Foto’s

89,04

79,47

84,82

89,41

89,98

100,00

0,00

94,80

87,15

Kaarten

4,11

0,00

2,66

10,59

10,02

0,00

0,00

5,20

3,46

Cartoons

6,85

20,53

12,51

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

9,39

Vooruit / De Morgen

Foto’s

90,67

100,00

93,03

100,00

81,35

100,00

92,82

100,00

96,06

Kaarten

9,33

0,00

6,97

0,00

18,65

0,00

7,18

0,00

3,94

Cartoons

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

Het Laatste Nieuws

Foto’s

79,75

100,00

89,60

100,00

100,00

100,00

100,00

100,00

92,02

Kaarten

20,25

0,00

6,60

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

6,76

Cartoons

0,00

0,00

3,79

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

1,22

 

 

5.2 Foto’s

 

Wat de fotonieuwsvoorziening betreft wordt de wereldmarkt eveneens grotendeels gedomineerd door de fotodiensten van AP, de grootste commerciële fotonieuwsdienst ter wereld, Reuters, die de foto-afdeling van UPI overkocht op het einde van de jaren ’80, en AFP, dat via European PressPhoto Agency (EPA), het in 1984 gestarte samenwerkingsverband van 9 Europese agentschappen (o.a. Belga), het monopolie van Angelsaksische foto-agentschappen doorbrak.

 

Op 39 jaar tijd verschenen er 238 foto’s i.v.m. Marokko, waarvan 92 (38,7%) voor De Standaard, 76 (31,9%) voor Vooruit / De Morgen en 70 (29,4%) voor Het Laatste Nieuws. Van deze foto’s waren er slechts 3 in kleur: 1 voor Het Laatste Nieuws en 2 voor De Morgen, alle drie vanuit de periode ‘96-’99. Bij 48% van de foto’s (115/238) staat er geen bronvermelding. 32 Foto’s (13,5%) kwamen van UPI; eigen foto’s (soms met de naam van de fotograaf) bedroegen 9,8% van het totaal. AP heeft een aandeel van 7,3%. Als we naar de diverse kranten op zich kijken, ziet de top drie van bronnen er zo uit:

 

Tabel 29 Top drie bronnen van de illustraties

De Standaard

Vooruit / De Morgen

Het Laatste Nieuws

1. geen bron         35,9 %

1. geen bron         46,6 %

1. geen bron                         64,9%

2. UPI                     29,3 %

2. eigen foto         21,9 %

2. eigen (tele)foto                11,4%

3. AP                     9,8 %

3. AP                   9,6%

2. AP                                     11,4%

 

Wat onmiddellijk opvalt is dat elke krant de bron van de gepubliceerde foto vooral niet vermeldt, tot bijna 65% bij Het Laatste Nieuws. Deze krant, maar vooral ook Vooruit en De Morgen, trekken in de meeste gevallen de foto’s zelf. De bron die de drie kranten als derde alternatief nemen is AP. Opvallend tenslotte is het grote aandeel van UPI bij De Standaard, een bron die de andere twee kranten nauwelijks gebruiken. Het aandeel van UPI in het totaal is dus volledig op naam van De Standaard te zetten.

 

In tegenstelling tot wat verwacht werd, bevindt het zwaartepunt van het fotogebruik zich bij De Standaard en Het Laatste Nieuws in het begin van onze onderzoeksperiode. De eerste drie periodes (‘61-’75) zijn goed voor 70% van hun respectievelijk aantal gepubliceerde foto’s tussen 1961 en 1999. Bij Vooruit / De Morgen is deze evolutie ook te zien, maar veel zwakker dan bij de andere twee dagbladen: 59% van de foto’s werd gepubliceerd in de eerste 4 periodes. Het daaropvolgende decennium publiceren de drie krant nauwelijks foto’s over Marokko (7% van het toaal). Dit wordt in de jaren ’90 goed gemaakt met 18,5% van de foto’s van De Standaard, 15,7% van de foto’s van Het Laatste Nieuws en vooral 32,8% van het aantal foto’s in deze linkse krant.

 

Wat de bronvermelding betreft valt op dat het aandeel van UPI in De Standaard volledig stoelt op de periode ‘61-’80, met als hoogtepunt de periode ‘71-’75 (12/27). Het niet vermelden van bronnen is eveneens iets van de eerste helft van de door ons onderzochte periode en dit in de drie kranten. 45 van de hoger vernoemde 48% onbenoemde foto’s bevinden zich in de periode ‘61-’80. Het aandeel van AP situeert zich daarentegen in de laatste vier jaar van ons onderzoek (17/24). Ook het nieuwe agentschap EPA situeert zich daar met 10 van de 13 vermeldingen. De ‘eigen foto’s’ in Vooruit / De Morgen tellen we in de eerste 10 jaar (6/16) en in de laatste tien jaar (10/16) van onze onderzoeksperiode. Bij Het Laatste Nieuws concentreren deze zich in het eerste decennium.

 

5.3 Cartoons en kaarten

 

Het gebruik van cartoons en kaarten is betrekkelijk marginaal in de Vlaamse pers. Cartoons over Marokko waren er enkel in de periode ‘61-’75 en enkel in De Standaard. Op 15 jaar tijd verschenen in deze krant 8 cartoons. Hiervan waren er 6 van de hand van ‘pil’ (??); 2 cartoons waren naamloos. Het gebruik van kaarten is iets frequenter: Vooruit / De Morgen publiceerde twee kaarten (‘81-’85 en ‘91-’95), De Standaard 5 (telkens één in de drie periodes tussen ’71 en ’85, één in de periode tussen ’91 en ’95 en twee in de periode ‘96-‘99). Het Laatste Nieuws sierde haar artikel met 6 kaarten, waarvan 4 in de periode ‘71-’75 en de overige 2 in de periodes ‘61-’65 en ‘76-’80. Slechts drie kaarten, allebei van De Standaard van de jaren ’90, kregen een bronvermelding, zijnde ‘DS-Infografiek’ (tweemaal) en ‘Carpress’.

 

 

6. Evaluatie

 

De drie kranten gaan tesamen steeds minder artikels schrijven over Marokko. Deze dalende curve heeft wellicht te maken met de daling van het aantal ‘grote gebeurtenissen’, gekoppeld aan een dalende interesse – en dan vooral van Het Laatste Nieuws – voor nieuws uit Marokko. Er komt een kleine heropleving in de tweede helft van de jaren ’80, wellicht veroorzaakt door het einde van de Koude Oorlog en de daarmee gepaard gaande opkomende kritiek op Hassans bewind en mensenrechtenpolitiek. ‘Lastige’ bondgenoten van het Westen kregen na de val van de muur in Berlijn plots kritiek te verduren, denk maar aan Mobutu, niet toevallig een vriend met Hassan. De schendingen van de mensenrechten werden op een pijnlijke wijze blootgelegd in 1990 door Gilles Perrault. Toch merken we een zware terugval vanaf het begin van de jaren ’90. Het gerust laten van Hassan heeft wellicht te maken met de opkomst van het islamisme in buurland Algerije en de Golfoorlog. Ook de ‘voorzichtige democratisering’ in het land zal hier deels mee te maken gehad hebben. De emigratie van Noord-Afrikaanse gastarbeiders naar Vlaanderen vanaf het einde van de jaren ’60 heeft geen grotere interesse voor Marokko teweeg gebracht bij de dagbladen. Er is weliswaar een stijging van het aantal artikels, maar die heeft meer te maken met de talloze supra-nationale gebeurtenissen op dat moment, zoals de zaak Ben Barka, de aanslagen op Hassan en de groene mars. We hebben geen breukmoment kunnen vaststellen.

 

De plaatsing van de artikels kende een merkwaardige evolutie. Meer algemeen verschuift de plaatsing van de artikels van vooraan in de krant (de eerste drie pagina’s) naar het midden van de krant (pagina’s 4 en 5) in de jaren ’80. De jaren ‘90 worden dan weer gekenmerkt door een meer egale verdeling van de artikels: er zijn geen twee pagina’s meer die tesamen meer dan de helft van de artikels herbergen in tegenstelling tot de vroegere periodes. Ook bij Vooruit / De Morgen een gelijkaardige evolutie: terwijl de artikels de eerste 15 jaar vooral vooraan te situeren zijn worden ze vanaf het midden van de jaren 70 meer in het midden van de krant geplaatst en komt er daarna een spreiding van de artikels over de verschillende pagina’s. Opvallend is dat het naar achteren schuiven van de artikels zich hier telkens een periode vroeger inzet: vanaf 1976 stijgt het aandeel van de centrale pagina’s en tien jaar later begint de verspreiding, hoewel in de periode ‘91-’95 de centrale pagina’s weer belangrijker worden. In de eerste 10 jaar is er een in grote lijnen evenwicht tussen het voorste en het centrale gedeelte van de krant, waarna de meeste artikels de eerstvolgende 15 jaar vooral in het midden van de krant verschijnen (81%, 93%, 70%), om daarna meer naar het achterste gedeelte van de krant te verschuiven. Vanaf 1986 tot 1995 verschijnt er geen enkel artikel meer op de eerste zes pagina’s.  Hieruit kunnen we afleiden dat de kranten hun artikels over Marokko vooral vooraan of in het midden van het eerste gedeelte van de krant zetten. Deze tabel wordt scheefgetrokken door internationale gebeurtenissen die gemakkelijk de voorpagina halen. Voor Vooruit is de concentratie op de eerste pagina’s niet echt verwonderlijk, gezien het feit dat de krant aanvankelijk rond de 10 pagina’s per krant telde.

 

Het niet vermelden van bronnen was legio bij de drie Vlaamse kranten. De Standaard zal tussen 1961 en 1985 steeds vaker haar bronnen weglaten. Op het toppunt van deze evolutie (‘81-’85) bedraagt het aantal ‘naamloze’ artikels 42%, waarna dit aantal begint te dalen om in 1995 9% te bedragen. De laatste 4 onderzochte jaren tonen een nieuwe stijging van ‘naamloze’ artikels. De evolutie van het gebruik van bronvermeldingen bij Vooruit / De Morgen is vreemd genoeg omgekeerd evenredig met die van De Standaard. In 1961 droegen 90% van de artikels van Vooruit geen bronvermelding, waarna dit aantal op 15 jaar tijd daalde tot 6%, om vervolgens weer geleidelijk te stijgen tot 42% in de periode 1991-1995. Waar De Standaard in de periode ‘81-’85 een piek bereikte in het niet vermelden van bronnen, kende Vooruit hierin een achteruitgang. De laatste drie jaar daalde het aantal onbenoemde artikels tot 25%. Het Laatste Nieuws, dat in 1961 17% ‘naamloze’ artikels had, zal het weglaten van de bron geleidelijk ‘opdrijven’ tot 1990 (92%). Daarna komen er meer bronnen, maar het aantal ‘naamloze’ artikels blijft extreem hoog (79% in 1999). Bij Het Laatste Nieuws lijkt dit een bewuste strategie te zijn: vanaf 1980 wordt er geen enkel persagentschap of andere bron meer gegeven, behalve de auteur. Wat hiervoor de reden is, konden we niet achterhalen. Wat de bronnen zelf betreft, vallen vooral UPI, AFP en Reuters in de smaak. UPI was vooral succesvol in de eerste 4 decennia, maar wordt nu nog nauwelijks gebruikt. Reuters en AFP worden regelmatiger gebruikt door De Standaard en Vooruit.

 

Illustratiemateriaal kende vooral in de periodes ‘71-’75 en ‘96-’99 piekmomenten in De Standaard en Het Laatste Nieuws. In Het Laatste Nieuws is de volgorde ‘71-’75 en ‘66-’70. Vooruit publiceert vooral foto’s in de periodes ‘71-’80 en ‘91-’95 illustratiemateriaal. Deze volgordes bevestigen ten dele wat we reeds eerder stelden in onder het onderdeel niet-vermelde gebeurtenissen (1.3). De Standaard en Het Laatste Nieuws hebben vooral aandacht voor nieuws uit Marokko met een internationale dimensie. Vooruit / De Morgen focust zich eveneens hierop, maar heeft bovendien een grote interesse voor de rechten (‘91-’95: de periode waarin de mensenrechtenpolitiek van Marokko bekritiseerd wordt en ‘76-’80: de eerste vijf jaar waarin de Saharawi’s strijden voor ‘hun recht’). Waarom Vooruit in het eerste decennium niet veel illustraties publiceert kan verklaard worden door de zwakke financiële positie van de krant, alsook door het feit dat de kranten daardoor minder pagina’s telden (4 pagina’s zonder de sport en het regionale nieuws), waardoor er minder plaats was voor illustraties.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[109] Als de antwoorden onder 2 nee, nee, ja zijn, zitten we in groep 2.

[110] Ilal Aman, Liberation, Nieuwsdienst Economist, De Volkskrant en The New York Times in De Standaard (10/11)

[111] Eigen berichtgeving = een bijzondere medewerker, de redactie buitenland, een korrespondent,…

[112] http://www.fondspascaldecroos.com/links/persagentschappen.html

http://www.upi.com/

http://www.afp.com/home/

http://www.ap.org/

http://www.reuters.com