De Koninklijke Marine ten tijde van de oprichtingsjaren van de NAVO. (Paul Karsmakers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

4. De Korea-oorlog

 

In het vierde hoofdstuk worden de veranderingen in de taakomschrijving en geplande omvang van de Koninklijke Marine ten gevolge van de Korea-oorlog behandeld. De Korea-oorlog en de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten hebben het beleid van de West-Europese landen in het begin van de jaren ’50 veranderd. De Korea-oorlog blijkt, naast het sterke nationale en internationale lobbyen voor de marine van Moorman en Van Foreest, een beslissende factor geweest te zijn in de Amerikaanse beslissing om de omvang van de Koninklijke Marine uit te breiden. Bovendien leidde de Korea-oorlog tot een sterke verhoging van het Nederlandse defensiebudget.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het schiereiland Korea opgedeeld tussen de twee bezettingsmachten, de Verenigde Staten en de Sovjetunie. De scheidingslijn liep langs de 38e breedtegraad. Raven schrijft hierover: “Korea werd zo volkomen willekeurig verdeeld.”[91] Noord-Korea werd gedomineerd door de Sovjetunie, Zuid-Korea door de Verenigde Staten. Toen de bezettingstroepen werden teruggetrokken, werden er twee republieken uitgeroepen. Kim il Sung werd de leider van Noord-Korea, Syngman Rhee van Zuid-Korea.

Vrijwel vanaf de deling van Korea waren er grensconflicten langs de 38e breedtegraad. Op 25 juni 1950 overschreden de communistische troepen van het Noord-Koreaanse leger de scheidingslijn en vielen Zuid-Korea binnen. Het Noord-Koreaanse leger, gesteund en getraind door de Sovjetunie en China, was bewapend met moderne tanks en artillerie. Zuid-Korea beschikte over minder troepen, die bovendien ongeoefend en zwak bewapend waren. Al op 28 juni 1950 viel de hoofdstad van Zuid-Korea, Seoul, in Noord-Koreaanse handen. De Verenigde Staten konden in dit conflict voor het eerst in de Koude Oorlog met een VN-mandaat (‘Uniting for peace’) ingrijpen, omdat de Sovjetunie een praktische fout gemaakt had. De Sovjetunie boycotte op dat moment de vergaderingen van de VN, omdat de VN weigerde de Volksrepubliek China van Mao als het ‘officiële’ China te erkennen. Formosa (Taiwan) had een zetel in de VN, de Volksrepubliek China niet.

De Amerikaanse president Harry Truman verdacht Sovjetleider Stalin en de Chinese leider Mao van directe betrokkenheid bij de bliksemaanval op Zuid-Korea. Het Koreaanse conflict was belangrijk voor de Verenigde Staten door wat in 1954 bekend zou worden als de ‘dominotheorie’: er werd gevreesd dat als één land in Azië communistisch zou worden, de hele regio zou volgen.[92] Volgens Truman konden de Verenigde Staten niets anders doen dan ingrijpen in Korea: “If we let Korea down, the Soviets will keep right on going and swallow up one piece of Asia after another. We had to make a stand some time, or else let all of Asia go by the board. If we were to let Asia go, the Near East would collapse and no telling what would happen in Europe.”[93] MacArthur kreeg het opperbevel over de VN-troepen, waardoor de Verenigde Staten de politiek-militaire leiding in handen hadden.

Het uitbreken van de Korea-oorlog zorgde voor een snelle stijging van het Amerikaanse defensiebudget van 4 naar 10 miljard dollar. De vlootuitbreiding van de Amerikaanse marine, die eerder wegens bezwaren van het Congres niet door mocht gaan, werd alsnog gerealiseerd. De Amerikaanse marine kreeg bovendien meer en kleinere (tactische) nucleaire wapens toegewezen. Ook de NAVO veranderde ten gevolge van het Korea-conflict van karakter, zij werd van een (hoofdzakelijk) politieke alliantie een politiek-militaire alliantie: militaire commando’s werden ingesteld en militaire middelen werden aan geallieerde bevelhebbers ter beschikking gesteld.[94] Het Amerikaanse militaire hulpprogramma werd uitgebreid van 1 miljard dollar tot 5 miljard dollar. Opmerkelijk is dat het Congres vrij gemakkelijk met de noodwet, die deze uitbreiding mogelijk maakte, instemde, terwijl aan de oorspronkelijke toezegging van 1 miljard dollar twee maanden discussie vooraf gegaan was. De uitbreiding van het hulpprogramma en de snelle goedkeuring ervan waren duidelijk een sterk emotionele reactie op de uitbraak van de Korea-oorlog.[95] 

Hoewel de gebeurtenissen in Korea indruk maakten op de Nederlandse bevolking, stuurde de Nederlandse regering slechts een symbolische bijdrage aan de VN-macht, een torpedobootjager. In augustus 1950 werd een verhoging van het defensiebudget met 10 tot 15% van het BNP aangekondigd en moest een lichting dienstplichtigen uit 1949 op herhaling.[96] De Verenigde Staten waren teleurgesteld door deze ‘slappe’ reactie van Nederland. Ook de Tweede Kamer vond het gevoerde beleid van minister van Oorlog en Marine W.F. Schokking onvoldoende en karakteriseerde zijn optreden als ‘weinig rechtlijnig, twijfelend en hakkelend’.[97] Op 11 oktober 1950 diende Schokking hierop zijn ontslag in.

Binnen enkele weken beheersten de Noord-Koreanen 96% van het gehele schiereiland. Opnieuw reageerde de Nederlandse regering in eerste instantie terughoudend, maar minister-president Drees nam uiteindelijk de beslissing een detachement Nederlandse militairen naar Korea te sturen, omdat volgens hem de Nederlandse geloofwaardigheid als bondgenoot op het spel stond. Het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) bestond uit 631 militairen, vrijwilligers die bijna allemaal gevechtservaring hadden opgedaan in Indonesië.[98] Deze groep werd aangevuld met 75 mariniers. Er werden naast de eerder genoemde torpedobootjager drie jagers en drie fregatten gestuurd. De taken die deze schepen onder VN-commando uitvoerden waren patrouilletaken, het beschieten van de kust, het leveren van dekkingsvuur voor andere schepen en troepen te land en het opwerpen van een kustblokkade om de aanvoer van versterkingen voor Noord-Korea te voorkomen.[99]

Eind september 1950 waren de Noord-Koreaanse troepen tot achter de 38e breedtegraad teruggedrongen. Op 19 oktober 1950 viel de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang. China had aangekondigd te zullen interveniëren als de 38e breedtegraad zou worden overschreden. In november 1950 mengden ‘Chinese vrijwilligers’ zich inderdaad in de strijd aan de zijde van Noord-Korea. Het bereiken van de Yalu-rivier door de Amerikanen was voor China het moment geweest om in te grijpen. Dat China ook betrokken raakte bij het conflict werd door Nederland opgevat als een intensivering van de bedreiging van de wereldvrede en veiligheid. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken was bang dat de Amerikaanse (militaire) steun aan West-Europa op de korte termijn verwaarloosd zou worden doordat de Verenigde Staten door het optreden van China langer militair actief zouden moeten blijven in Korea. De Sovjetunie zou dan haar kans kunnen grijpen en West-Europa aan kunnen vallen. Als de Sovjetunie het communisme probeerde te verspreiden via Noord-Korea en ‘Chinese vrijwilligers’, zou ze dat wellicht ook via Oost-Duitsland of Polen proberen in de richting van West-Europa. Met name West-Duitsland was erg bang voor dit scenario: het zag achter de 60.000 Oost-Duitse soldaten het schrikbeeld van 27 Russische divisies opdoemen. De vrees dat de Sovjetunie wellicht ook een aanval op West-Europa zou inzetten leidde tot de beslissing van de Nederlandse regering het defensiebudget flink te verhogen.[100] In de tabel op pagina 41 is te zien dat de verschillende Europese landen in de periode 1949-1953 hun defensie-uitgaven sterk hebben verhoogd.[101]

 

 

De completering van de geplande opbouw van de strijdkrachten in het jaar 1954 bleek desondanks niet haalbaar ten gevolge van vertragingen die ontstonden door aanpassingen aan maatstaven voor de gezamenlijke defensie-opbouw en technische moeilijkheden.[102]  

 

In 1953 werd in Korea een wapenstilstand getekend, die uitging van de oorspronkelijke verdeling van het schiereiland. De Korea-oorlog heeft geleid tot een groot aantal slachtoffers; volgens schattingen zijn er 300.000 Zuid-Koreaanse militairen, 159.000 VN-soldaten, 1.500.000 tot 2.000.000 Noord-Koreaanse militairen en vrijwillige soldaten en 4.000.000 burgers omgekomen in de strijd. Tot op heden is er geen vredesverdrag tussen de beide Korea’s getekend. In 2002 zochten de twee wel voorzichtig toenadering tot elkaar; zo zijn er een grensweg en een spoorverbinding tussen de twee landen geopend.

Schulte onderscheidt in zijn doctoraalscriptie twee (hoofd-) visies ten aanzien van de Korea-oorlog. De orthodoxe visie gaat er van uit dat de Sovjetunie en China in Korea een poging deden het communisme uit te breiden via een satelliet. Dit verschijnsel wordt een proxy-war genoemd. Hier tegenover staat de revisionistische visie, die uitgaat van een verrassingsaanval door Zuid-Korea, gesteund door de Verenigde Staten, waarop Noord-Korea slechts reageerde. Voor deze theorie zijn echter geen bewijzen gevonden.[103]

 

Conclusie

 

De Korea-oorlog zou een wijziging van de structuur van de NAVO en de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten betekenen (zie hoofdstuk 5). De Sovjetunie ging ideologisch gezien de strijd aan met het kapitalistische Zuid-Korea. Voor de Verenigde Staten was het belangrijk in te grijpen, omdat dit, gezien in het licht van de theorie die in 1954 bekend zou worden als de dominotheorie, een eerste stap kon zijn op weg naar wereldwijd communisme. De uitbreiding van het hulpprogramma en de snelle goedkeuring ervan door het Amerikaanse Congres waren duidelijk een sterk emotionele reactie: er werd vrijwel zonder discussie ingestemd met een hoger defensiebudget, een uitbreiding van de Amerikaanse marine, maar ook van de militaire hulp aan West-Europa. De regeringen in West-Europa waren erg bang dat de Sovjetunie een aanval zou wagen, nu de Verenigde Staten waren ‘afgeleid’ in Korea. Ook in Nederland vreesde men zo’n aanval; het defensiebudget werd verder verhoogd. De angst voor ‘het rode gevaar’ is niet de enige reden van deze verhoging: de Verenigde Staten stelden als eis aan de landen van West-Europa dat zij zelf hun defensie-inspanning zouden verhogen. Als zij dit niet zouden doen, zouden zij niet in aanmerking komen voor extra militaire hulp.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[91] Raven (ed.), De kroon op het anker. 132

[92] Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo. De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag 1999) 31 (in: collectie CAD-MvD)

[93] Kaplan, A community of interests: NATO and the Military Assistance Program, 1948-1951. 102

[94] Ger Teitler, ‘De Koninklijke Marine en de komst van de NATO.’, in: Marineblad, vol.99 (1989) 4, 157

[95] Kaplan, A community of interests: NATO and the Military Assistance Program, 1948-1951. 107

[96] Honig, Defence policy in the North Atlantic alliance: the case of the Netherlands. 25

[97] Ibidem, 26

[98] Klep en Van Gils, Van Korea tot Kosovo. 32

[99] Raven (ed.), De kroon op het anker. 132

[100] J.M.J. Willems, De houding van de Nederlandse regering ten aanzien van de Korea-crisis en haar rol in de UNCURC, juni 1950 tot juni 1954 (Doctoraalscriptie Nijmegen 1986) 38 (in: collectie CAD-MvD)

[101] Kaplan, A community of interests: NATO and the Military Assistance Program, 1948-1951. 155

[102] CAD-MvD, Defensienota 1954 249

[103] A.W. Schulte, Nederland en de Koreaanse oorlog (Doctoraalscriptie UvA 1993) (in: collectie CAD-MvD)