De Koninklijke Marine ten tijde van de oprichtingsjaren van de NAVO. (Paul Karsmakers) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Na een lange traditie van neutraliteit, gevolgd door een periode van “zelfstandigheidspolitiek” in het Interbellum, werd Nederland door de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog gedwongen zich aan te passen aan een zich steeds sterker aftekenende nieuwe internationale orde: de bipolaire wereld. Het verlies van Nederlands-Indië zorgde er voor, dat de invloed van Nederland in de wereld kleiner werd. Nederland kon zich niet langer beroepen op zijn status als “middelgrote natie”. De Koninklijke Marine moest eind jaren ’40 op zoek naar een nieuwe legitimering van haar bestaan. Reeds bestaande taken werden “opgewaardeerd” en nieuwe taken werden geformuleerd. De nationale belangen van de marine werden door Van Holthe en Moorman uitstekend verdedigd. Van Holthe’s belangrijkste bijdrage was de correctie van het vlootplan van 1945. Moorman zorgde er voor dat de geplande bezuinigingen bij de marine niet doorgingen. Bovendien was hij degene, die het vlootplan van Van Holthe aangenomen kreeg.
Nederland trad in de periode 1949-1953 toe tot de Benelux, de WEU, de NAVO en de EDG. De NAVO formuleerde een korte, middellange en lange termijnvisie op de defensie van Europa. De korte termijnvisie ging uit van ordelijk terugtrekken en het voorkomen van paniek. In de middellange visie werd gestreefd naar zodanige defensie dat de Sovjetunie af zou zien van een aanval. Als een aanval toch zou plaatsvinden, zou er voldoende tijd gecreëerd moeten worden om de Verenigde Staten de mogelijkheid te geven Europa te hulp te komen. Het Long Term Defense Plan was een voorspelling van het aantal divisies dat nodig zou zijn om een Sovjetaanval succesvol te kunnen afslaan.
Nederland heeft zijn best gedaan de gevraagde sterkte die was vastgelegd in het Medium Term Defense Plan te realiseren, zelfs nadat de NAVO in 1953 dit plan verliet. Door de regering en de minister van Defensie werd het defensiebeleid verdedigd door te wijzen op ‘de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de NAVO’. De Nederlandse defensie-uitgaven zijn na de oorlog sterk gestegen. Tot 1949 heeft dit te maken met de Politionele Acties in Indonesië. Na 1949 besteedde Nederland meer aan defensie door de ‘Lisbon Force Goals’ en omdat door de Verenigde Staten geëist werd dat hulpontvangende landen hun inspanning zouden opvoeren. Het MDAP-programma zorgde in de besproken periode voor een aanzienlijk deel van de totale hoeveelheid ‘end-items’ (militair materieel) voor de krijgsmacht. Op langere termijn zou dit problemen opleveren voor de Nederlandse krijgsmacht: het materieel bracht onderhoudskosten met zich mee en moest, als de technologische levensduur verstreken was, vervangen worden.
Samenwerken met de Verenigde Staten werd voor Nederland van groot belang. De Verenigde Staten gingen West-Europa steunen met het Marshallplan, en later via het Mutual Defense Assistance Plan (MDAP). In eerste instantie werd alleen economische hulp geboden, omdat door een gezonde economie, de voedingsbodem voor het communisme zou worden weggenomen. De toegenomen betrokkenheid van de Verenigde Staten bij Europa diende tevens om de Frans-Duitse tegenstelling te overschaduwen. Met name na het uitbreken van de Korea-oorlog zou de militaire hulp op gang komen. Aanvankelijk werden met name Amerikaanse voorraden uit de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd, maar een deel van het materieel werd uiteindelijk in Europa zelf geproduceerd. Ook een aantal Nederlandse bedrijven kwam in aanmerking voor deze offshore-orders. Nederland verzekerde zich met Van Foreest van een sterke voorvechter voor de internationale belangen van de Koninklijke Marine: hij wist Nederland een permanente zetel te bezorgen in de NAORPG.
De Korea-oorlog betekende bovendien een wijziging van de structuur van de NAVO en de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. De verschillende comités van de NAVO hadden in de eerste jaren te veel naar elkaar gekeken en hadden een afwachtende houding aangenomen. Hierdoor was er op militair gebied een kloof tussen de plannen en de werkelijkheid ontstaan: de krachtsverhouding met de Sovjetunie verslechterde. Om deze ontwikkeling te stoppen, werd in het nieuwe Medium Term Defense Plan besloten een ‘voorwaartse verdediging’ te gaan voeren, waarin men probeerde de Sovjettroepen zo ver mogelijk naar het oosten te stoppen. De uitbreiding van het hulpprogramma en de snelle goedkeuring ervan door het Amerikaanse Congres waren duidelijk een sterk emotionele reactie op het uitbreken van de Korea-oorlog: er werd vrijwel zonder discussie ingestemd met een hoger defensiebudget, een uitbreiding van de Amerikaanse marine, maar ook van de militaire hulp aan West-Europa.
De Verenigde Staten en de Europese landen waren bevreesd dat de Sovjetunie de betrokkenheid van de Verenigde Staten in Korea zou aangrijpen om eveneens een aanval op Europa te beginnen. Hoewel bleek dat de Europese strijdkrachten hoogstwaarschijnlijk niet opgewassen zouden zijn tegen de Russische overmacht, werd geprobeerd de gevechtssterkte van Europa zodanig op te voeren, dat de Sovjetunie zou afzien van een aanval met het oog op de hoge verliezen en kosten die zo’n aanval met zich mee zou brengen.
De Europese strijdkrachten kwamen onder centraal commando te staan, dit gold voor zowel de land-, lucht en de zeetroepen. Het MDAP-programma in Nederland werd gecoördineerd door een hoge Amerikaanse marineofficier: dit heeft mede bijgedragen aan de uiteindelijk positieve beoordeling van de plannen van de Koninklijke Marine.
België en Denemarken hebben net als Nederland een lange neutraliteitstraditie. Zowel in het geval van België als van Denemarken bleek de Tweede Wereldoorlog het breekpunt, het moment waarop de neutraliteit verlaten werd. Door toe te treden tot de NAVO wist ook België van de Verenigde Staten financiële en militaire hulp te ontvangen. De marine lijkt hierbij geen prioriteit te hebben gekregen. Ook Denemarken trad toe tot de NAVO, zij het aanvankelijk alleen omdat de onderhandelingen met de Scandinavische landen waren stukgelopen en het niet in een isolement wilde raken. Uit de bestudering van het buitenlands beleid van deze landen is niet gebleken dat de marine daar een belangrijke of speciale positie innam. In België lijkt zelfs het omgekeerde het geval te zijn: lange tijd bestond er alleen een handelsvloot. In de literatuur wordt bovendien geen melding gemaakt van mensen die zich uitzonderlijk hebben ingezet om de (militaire) hulp van de Verenigde Staten te maximaliseren.
Op de probleemstelling waarom de Verenigde Staten, die aanvankelijk de taken van de Koninklijke Marine wilden marginaliseren, vanaf 1950 onder het MDAP militaire hulp verstrekten aan Nederland waardoor de Nederlandse marine juist groter werd, zijn twee antwoorden gevonden. Ten eerste zijn de nationale en internationale belangen van de Koninklijke Marine uitstekend verdedigd door Van Holthe, Moorman en Van Foreest. Het MDAP-programma in Nederland werd bovendien door een hoge Amerikaanse marineofficier gecoördineerd. De tweede reden voor de Amerikaanse steun voor de marine is de Korea-oorlog geweest: hierdoor besloten de Verenigde Staten om de militaire hulp aan West-Europa uit te breiden, met het oog op een mogelijke aanval. Stabiliteit en het creëren van een economisch en militair sterk West-Europa werd door de Verenigde Staten gezien als één van de hoofdpijlers voor zijn eigen veiligheid.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |