De crisis van de jaren 1840 in Lokeren. Bepaling van het profiel van de Lokerse gezinnen in deze crisisjaren. (Evelyn Bullaert) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deel II: Bepaling van het profiel van de Lokerse gezinnen in de crisisjaren
A. ALGEMEEN
1. Voorstelling en verantwoording van het bestudeerde gebied
Het Lokerse grondgebied wordt ingedeeld in vijf zogenaamde kadastrale ‘secties’, aangeduid met de letters A tot E.[180] Hoewel Lokeren als stad bekend staat, vertoont slechts een beperkt deel van het Lokerse grondgebied typisch stedelijke kenmerken, voor het grootste deel bestaat Lokeren in het midden van de 19e eeuw nog uit plattelandswijken. Secties A tot en met D kunnen als landelijke wijken worden beschouwd, terwijl de kleinste en centraal gelegen sectie E als stadscentrum kan worden gecatalogeerd. Omdat Lokeren in de jaren 1840 reeds meer dan 16000 inwoners telt, was het onmogelijk om alle gezinnen op fiche te zetten en te onderzoeken, en werd er bijgevolg voor geopteerd om goed gekozen wijken uit twee bepaalde secties nauwkeurig te bestuderen.
Het leek mij het meest interessant om het grootste deel van sectie E, het stadscentrum, te vergelijken met een tweetal wijken uit sectie D, als vertegenwoordiger van de eerder landelijke en landbouwwijken. Het is immers te verwachten dat de verschillen tussen de zogenaamde ‘kern’ en ‘periferie’ markanter zullen zijn dan deze tussen twee plattelandswijken.
Het stadscentrum is, hoewel klein in oppervlakte, vrij dicht bevolkt, zodat bijgevolg werd besloten om voornamelijk te focussen op de straten in de vrij wijde omgeving van de markt. Behalve de markt zelf, die 211 gezinnen telt, werden ook de Luikstraat (171 gezinnen), de 95 gezinnen van de Schoolstraat, de Voermanstraat met 52 gezinnen, de 65 gezinnen tellende Kerkstraat, het Knokkestraatje met 37 gezinnen, de 15 gezinnen van de Postdreef en de 72 gezinnen tellende Roomstraat verwerkt en onderzocht. Deze straten vormen als het ware een vijfhoek rond de markt en vertegenwoordigen de belangrijkste straten van het Lokerse stadscentrum.
Voor sectie D werden twee ruime wijken bestudeerd. Enerzijds Staakte, een typisch landbouwgebied dat 160 gezinnen telt, en anderzijds Puttenen Heirbrug, een toen nogal arme en ietwat marginale wijk in Lokeren. Puttenen Heirbrug is goed voor 245 gezinnen, en daarmee de meest omvangrijke onderzochte wijk. Er werd geopteerd voor twee verschillende wijken, aan de ene kant een onvervalst landbouwgebied en aan de andere kant een wijk die het stigma van minder bemiddeld draagt. Op die manier kan ook binnen de landelijke sectie een contrast worden gecreëerd en beschreven.
Niet enkel zullen de onderzochte gezinnen van de twee secties tegenover elkaar worden geplaatst, het is eveneens de bedoeling dat ook binnen de secties aandacht zal worden besteed aan de al dan niet opvallende verschillen.
Na de bespreking en de vergelijking van de algemene gegevens van de twee secties, zal gepoogd worden een zo correct en uitgebreid mogelijk profiel op te maken van enerzijds de arme en ondersteunde klasse en anderzijds de rijkere klasse.
Om een bepaald gezin als arm of rijk te catalogeren, moeten uiteraard een aantal criteria voorop geplaatst worden. Een gezin wordt als arm beschouwd wanneer het gezinshoofd terug te vinden is op de armenlijsten van het bureel van weldadigheid en bijgevolg op bepaalde tijdstippen een vastgestelde hoeveelheid brood, en eventueel een beperkte som geld, ontvangt. Uiteraard moet rekening worden gehouden met een discrepantie tussen het aantal armen en het aantal ondersteunden. Het is immers te verwachten, en zeker in een crisisperiode, dat het aantal behoeftigen ver uitstijgt boven het aantal personen dat door het bureel van weldadigheid ondersteund wordt. Bij gebrek aan andere kwalitatieve en kwantitatieve bronnen worden de lijsten van ondersteunden echter als absoluut en enig criterium beschouwd om een bepaald gezin al dan niet bij de armere klasse onder te brengen.
De belastingslijsten vormen de uitgelezen bron om na te gaan welke gezinnen als bemiddeld of zelfs rijk kunnen worden aanzien. In Lokeren bleven enkel de gegevens in verband met grond- en patentbelasting bewaard, de bronnen die betrekking hebben op de personele belasting ontbreken. Om deze leemte op te vullen werden nog een aantal andere criteria vooropgesteld waaraan de rijkere klasse moet voldoen. Gezinnen van wie het gezinshoofd een beroep uitoefent met een zekere status (fabrikanten, vrije beroepen,…) en/of die meer dan één personeelslid in dienst hebben werden eveneens bij de welgestelde klasse ondergebracht. Uiteraard worden ook de renteniers tot de rijkere klasse gerekend. Vermits de gebruikte bronnen enkel het al dan niet betalen van belasting of het al dan niet bezitten van dienstpersoneel aanduiden, is het niet mogelijk om de mate van rijkdom te bestuderen. Deze opmerking geldt eveneens bij de opmaak van het profiel van de armere klasse. Hoewel het aantal broden verschilt van gezin tot gezin, bestaat er eerder een correlatie tussen de grootte van het gezin en de ontvangen hoeveelheid broden, dan tussen de mate van armoede en de onderstand.
Men kan bij de hier voorgestelde werkwijze als terecht punt van kritiek aanhalen dat de middenklasse (opnieuw) over het hoofd wordt gezien. Het is echter niet eenvoudig om correcte criteria op te stellen waaraan een persoon uit de middenklasse moet voldoen en het zou al te ongenuanceerd zijn om alle gezinnen die noch aan de voorwaarden van de arme klasse noch aan de voorwaarden van de bemiddelde klasse beantwoorden als middenklassers te beschouwen. Bovendien is het bij de studie van een crisis in een bepaald gebied vooral interessant om de omvang en de kenmerken van de eerst getroffenen, namelijk de armere klasse, te onderzoeken en deze resultaten dan eventueel uit te zetten tegenover de gegoeden van dat gebied.
2. Bespreking en verantwoording van de gehanteerde methode
Voor de bestudeerde wijken werd één fiche per gezin opgemaakt aan de hand van de volkstelling van 1846.[181] Alle personen die samen op hetzelfde adres wonen, werden als één gezin beschouwd. Er werd wel onderscheid gemaakt tussen de personen van het kerngezin en de inwonende verwanten en het personeel. Voor elk lid van het kerngezin noteerde ik naam, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en burgerlijke stand. Van de anderen werd alleen de naam, de geboortedatum en eventueel het beroep weerhouden. Al deze gegevens samen vormen de basisfiche.
Deze basisfiche werd aangevuld met gegevens uit verscheidene andere lijsten. Om de ondersteunde klasse te abstraheren werd gebruik gemaakt van de lijsten van het bureel van weldadigheid waarop aangeduid staat welke gezinnen recht hebben op hoeveel broden. Deze lijst dateert echter van 1844, zodat men waakzaam moet zijn voor eventuele verschillen tussen de situatie van 1844 en deze van 1846. Zo kan een in de volkstelling als weduwe aangeduide vrouw in 1844 nog getrouwd zijn en op dat moment nog geen onderstand nodig gehad hebben, ook omgekeerd kan een alleenstaande ondersteunde man in 1846 reeds opnieuw gehuwd zijn en geen nood meer hebben aan hulp van het armenbestuur.
Omdat de voornaamste bron, de armenlijsten, enkel een betrouwbare uitgave kennen in 1844, werden ook alle andere gegevens voor 1844 onderzocht, om op die manier een zo accuraat mogelijk beeld te krijgen van dit jaar. Nadelig is dat men op die manier een doorsnede krijgt van de toestand net voor de eigenlijke crisis, voordelig is het feit dat men op die manier de ‘normale’ situatie in Lokeren leert kennen en bijvoorbeeld een idee krijgt van het aantal structurele armen.
Zoals reeds aangehaald werden de fiches eerst en vooral getoetst aan de lijsten van het bureel van weldadigheid van 1844 waarop de naam van het gezinshoofd en het aantal broden waar hij /zij recht op heeft, staan aangeduid. Ik vond eveneens bijkomende armenlijsten voor het crisisjaar 1846, deze kunnen worden beschouwd als bijkomende aparte lijsten voor de conjuncturele armen. Om een profiel te kunnen opmaken van het totale aantal ondersteunden voor het crisisjaar 1846, werd besloten om de structurele armen van 1844 en de conjuncturele armen van 1846 samen te tellen. De resultaten die voor de totale groep werden bekomen, werden beschouwd als representatief voor het totale aantal ondersteunden voor 1846.
Om het rijkere deel van de Lokerse bevolking uit de fiches te abstraheren werd eerst en vooral een beroep gedaan op de belastingslijsten, zowel de gegevens omtrent de grond- als patentbelasting, beide uit het jaar 1844, werden vergeleken met de gezinsfiches. Ook de beroepen en het aantal dienstmeiden en – knechten werd bestudeerd om de status van een aantal gezinnen te bepalen.
Voor het algemene beeld en de vergelijking tussen beide secties werden de 1123 fiches samen verwerkt en tot gemiddelden per wijk herleid. De gezinnen die aan één van de vooropgestelde criteria voldeden, en bijgevolg als arm of rijk werden geklasseerd, werden op hun beurt nog eens apart bestudeerd.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[180] In bijlage 24 bevinden zich een aantal kaarten waarop de verdeling van het Lokerse grondgebied in deze vijf secties staat aangegeven. Ook de exacte situering van de verschillende onderzochte straten vindt men hier terug.
[181] Voorbeelden van deze fiches vindt men in bijlage 25.