Het Belgische Korea-bataljon. (David Le Roy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 5:

DE MOTIEVEN VAN DE KOREA-VRIJWILLIGERS 

 

1. INLEIDING

 

Een vraag die men zich bijna 50 jaar naar datum kan stellen iswaarom iemand zich vrijwillig meldde om te gaan vechten in Korea? Het traditionele antwoord is dat ze gingen uit idealisme, om de vrijheid te verdedigen tegen het communisme. Crahay stelde b.v. dat velen zich hadden aangemeld “uit louter idealisme, om te strijden tegen het communisme, en een volk dat op laffe wijze aangevallen was, te helpen; anderen uit zin voor avontuur of voor het militair leven”[124]. Of Zoals A. Tobback het verwoord: “Zij waren jong en vol levenslust en hielden van hun vrijheid. Dan kwam de oproep van de Natie voor vrijwilligers om de agressieve aanval van Noord-Korea op Zuid-Korea een halt toe te roepen. En plotseling kwamen ze uit alle rangen van de gemeenschap naar voren om het heilige principe van de vrijheid te verdedigen, zelfs ten koste van hun jonge leven”[125].

 

Het is onze bedoeling om in dit hoofdstuk genuanceerder beeld te geven van de beweegredenen. En zo de voornoemde redenen in hun juiste perspectief te plaatsen. Was het wel zo dat velen zich geroepen voelden omwille van het anticommunisme?

 

Hoewel idealisme en anticommunisme hebben meegespeeld zijn er zeker andere motieven die een belangrijke impact hadden. Deze motieven worden vaak naar de achtergrond geschoven of zelfs als laakbaar beschouwd. Het is zeker niet onze bedoeling om een waardeoordeel te vormen over bepaalde motieven. Iemand die uit persoonlijke of materiele redenen zich engageerde kon een even goed mens en soldaat zijn als iemand die uit meer idealistische redenen naar Korea ging.

 

Vaak zijn er meerdere motieven tegelijkertijd in het spel. Het is altijd vol risico als men beweert iemands gevoelens en beweegredenen te kennen. Daar komt nog bij dat de motieven vaak met elkaar verweven zijn en dat er ook onbewuste motieven kunnen meespelen. Het is dus niet onze bedoeling om alle mogelijke motieven te duiden. Wel beogen we om die motieven weer te vinden die voor verschillende vrijwilligers meespeelden. M.a.w. proberen we die motieven te achterhalen die vaak voorkwamen.

 

Voor het nagaan van de motieven beschikken we over twee belangrijke bronnen. Beide hebben hun voor- en nadelen. Een eerste bron bestaat uit interviews met oud-strijders en de motieven die door oud-strijders in eerder publicaties werden vermeld. Hier is het gevaar van het selectief geheugen en van het ‘collectief geheugen’[126] in het bijzonder weer aanwezig. In welke mate zijn de motieven die ze nu vermelden ook de motieven die toen leefden? We merkten echter dat de geďnterviewden heel eerlijk en open over die motieven spraken. Ze gaven zeker niet de indruk dat ze hun motieven mooier wilden voorstellen dan dat ze waren.

 

Een tweede bron bestaat uit brieven gestuurd aan het ministerie van landsverdediging. Waarbij mensen zich aanmelden voor Korea[127]. Deze bron heeft als groot voordeel dat ook mensen die niet aanvaard werden als vrijwilliger in terug te vinden zijn. Zo zijn b.v. collaborateurs of mensen met een zwaar strafblad systematisch geweigerd. Deze mensen, en hun motieven, vinden we dan ook niet terug bij de oud-strijders. Een tweede voordeel is dat de brieven dateren uit de periode van het engagement. Dat heeft als grote voordeel dat de vermelde motieven niet meer, zoals bij mondelinge bronnen, kunnen gewijzigd worden na de gebeurtenissen. Zo kan men het feilbaar geheugen en een zekere mate van mythevorming en collectief geheugen omzeilen. Het nadeel is wel dat de briefschrijver niet noodzakelijk al zijn motieven of de echte motieven vermeldt die aan de grondslag liggen van zijn engagement. Vele briefschrijvers vragen b.v. gewoon om informatie zonder hun redenen bloot te geven. Een laatste belangrijke opmerking is dat het aantal militairen in deze documenten  ondervertegenwoordigd is. Beroepsmilitairen hadden nog andere kanalen om hun verzoek mede te delen aan de bevoegde diensten.

In totaal beschikken we over 1100 brieven. Daarvan troffen we in ongeveer de helft mogelijke motieven aan. In 300 gevallen werd er expliciet een reden vermeld.

 

 

2. HET PROFIEL

 

Wat was nu het profiel van de vrijwilligers? Het ging om jonge Belgische mannen. Dat we specifiek ‘Belgische mannen’ schrijven is geen toeval. Zo waren er ook buitenlanders of vrouwen die dienst wilden nemen. We hebben een 50-tal brieven gevonden waarin vrouwen hun kandidatuur stelden. Niet voor frontdienst, maar als verpleegster of een andere taak in tweede lijn.

 

We hebben ongeveer 50 brieven gevonden waarin vrouwen hun kandidatuur stelden. Daarnaast waren ook een 50-tal buitenlanders die dienst wilden nemen. Hun motief was dat ze zo de Belgische nationaliteit wilden verwerven.

 

De meeste mannen waren tussen de 20 en 25 jaar oud en ongehuwd. De oudste kandidaat was 58 jaar. Er waren ook verschillende kandidaten die 16 jaar oud waren. Er was zelf een vrijwilliger bij van 15. Deze uitersten kwamen echter niet in aanmerking voor dienst. De maximum leeftijd was 35 jaar terwijl onder de 20 jaar toestemming van de ouders nodig was. Zo zijn er zeker 10 jongens die hun kandidatuur moesten intrekken doordat ze geen toestemming van hun ouders kregen. Een volgende vaststelling is dat de gemiddelde scholing laag was. Velen hadden geen middelbaar diploma.

 

 

3. IDEALISME EN ANTICOMMUNISME

 

Een eerste groep van vrijwilligers bestaat uit mensen die naar Korea gingen omwille van de overtuiging dat ze het communisme moesten bestrijden. Desnoods op 20.000 km van thuis en met de wapens. De kern van het idee is dat, door het stoppen van het communisme in Korea en het vrijwaren van Zuid-Korea men, ook onrechtstreeks België en West-Europa beschermde. Door het optreden van de VS en de VN zouden de communisten weten dat een invasie niet getolereerd werd.

 

Toch waren er mensen die bewust om anticommunistische motieven  gingen:

 

“De hoofdreden was zeker het anticommunisme en de verontwaardiging over de misdadige inval in een pas sinds vijf jaar bevrijd Zuid-Korea. Ook de wil om een steentje bij te dragen tot het bewaren van de wereldvrede speelde een rol. Niemand van mijn familie was politiek actief. Het anticommunisme kwam vooral voort uit mijn katholieke opvoeding: ik was misdienaar geweest, scout en leerling van een college. Hoewel niet Duitsgezind, ben ik tijdens de Tweede Wereldoorlog misschien wel beďnvloed door de Duitse oorlogspropaganda. Tenslotte herinner ik mij zeer levendig de internationale teleurstelling en verontwaardiging over de schandelijke communistische machtsovername in Tsjechoslowakije. Op dat ogenblik werd bij mij als het ware de veiligheidspin uitgetrokken: de volgende keer dat zoiets zou gebeuren, moest er tegen de agressor worden gereageerd”[128]

 

De wens van een andere soldaat was de volgende:

“mijn vrijheid en dat van mijn land te mogen verdedigen tegen de druk van het communisme”[129]

 

Een tweede vorm van idealisme bestond erin dat men niet tegen iets vocht maar voor iets. Het idee was dat het nu de beurt was aan de Belgen was om de Amerikanen bij te staan nadat zij ons hadden bevrijd tijdens WOII.

 

“Wij zijn gegaan, kortweg omdat de Amerikanen ons gezegd hebben: jongens a.u.b. help ons”[130]

“Als er iets idealistisch aan was, was het een soort dankbaarheid tegenover de Amerikanen en de Engelsen die ons bevrijd hadden nog maar 5 jaar daarvoor en die nu niet alleen gelaten mochten worden…ik koos dus geen vijand wel een vriend”[131].

 

Dat was zeker een motief die meespeelde bij veel oorlogsvrijwilligers en verzetslui uit WOII.

 

 

4. OOSTFRONTERS EN COLLABORATEURS

 

Een groep die meestal niet ter sprake komt, zijn vrijwilligers met een verleden als Oostfronter of collaborateur. De reden daarvoor is dat iemand die een veroordeling als collaborateur had opgelopen automatisch werd geweigerd[132]. Uiteindelijk hebben we bijna 100 brieven gevonden van oud-collaborateurs. Wat erop wijst dat er nog een grote bereidheid bestond om opnieuw  het communisme te lijf te gaan, en dat deze groep dis zeker niet te onderschatten was. Daar komt nog bij dat vermoedelijk veel collaborateurs hun kandidatuur niet gesteld hebben. Meestal waren ze op de hoogte van het feit dat ze niet toegelaten werden.

 

De oud Oostfronters hadden twee reden om te gaan. De eerste was ideologisch. Ze waren tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen het communisme ten strijde getrokken en wensten dat nu weer te doen. Op dat vlak waren de voormalige Oostfronters de groep waar het anticommunisme nog de grootste rol speelde.

Laten we dit illustreren met enkele citaten:

 

“waarom geeft men mij geen kans om mijn schuld tegen België goed te maken door te tonen dat ik werkelijk een anti kommunist ben en een soldaat die weet te strijden tegen hen”

 

“Ik was vrijwilliger in het anticommunistisch leger, genoemd SS”.

 

Een wel heel sterk gemotiveerde kandidaat schreef het volgende:

“Ik was ook in Duitsland toen de oorlog gedaan was en heb daar de barbaarse streken van de Russen ondervonden en zelf gezien. Het is daarom dat ik wens naar ginder te vertrekken en hun het verdiende loon te geven. Ik hoop dat U mij niet teleur zult stellen en mij de gelegenheid zult geven mij te wreken”

 

De tweede reden voor hun kandidatuurstelling was dat ze hoopten om zo zich te kunnen ‘rehabiliteren’ in de maatschappij. Zo hoopten ze hun verleden achter zich te kunnen laten. En zo met een propere lei terug te kunnen keren naar hun land.

De volgende citaten geven weer wat de Oostfronters probeerden te bereiken:

 

“Om het geen ik al misdaan heb tegen over mijn vaderland weer goed te maken, en indien ik nog terugkeer van Korea, mijn eerherstel aan te vragen, voor een waardig Belgisch onderdaan te zijn…”

 

“Gezien ik mijn eer wil herstellen ten koste van mijn leven”

“dit is het beste dat ik kan doen om de fouten te herstellen die ik pleegde tegenover mijn land en volk”

 

In het kader van het anticommunisme willen we toch nog het volgende verhaal vermelden. Een van onze getuigen herinnert zich dat er een groepje  uit Antwerpen was bij wie de strijd aan het Oostfront meespeelde. Zij waren sterk anticommunistisch. Hij merkte op dat het oorlogsverleden er voor iets tussen zat toen hij ze betrapte op het zingen van Duitse oorlogsliederen. Het bleek dat het familieleden waren van gewezen Oostfronters. Zo was er iemand bij wiens oudere broer Oostfronter was geweest. De jongere broer greep nu zijn kans om op zijn beurt tegen het communisme ten strijde te trekken.

 

 

5. ECONOMISCHE FACTOREN

 

Rond 1950 was de werkloosheid vrij hoog. Verschillende kandidaten trokken dan ook naar Korea om zo een goed inkomen te hebben. Velen ook met de bedoeling om na hun jaar in Korea in het leger te blijven. Zo vertelde een oud-strijder ons dat hij niet naar het leger kon door zijn gebrek aan scholing. Enkele van zijn vrienden waren bij het leger gegaan en hij wilde hun voorbeeld volgen. Toen de oproep om vrijwilligers kwam greep hij zijn kans. “Ik was een mijnwerker, ik had geen toekomst, had ik daar nog jaren moeten werken, was ik al lang ziek geweest aan mijn longen”[133]

 

Ook uit de brieven blijkt dat werkloosheid een rede was om dienst te nemen. Zo is er een briefschrijver die specifiek verzocht om zo snel mogelijk in dienst te kunnen treden. En wel om drie redenen “1ste ben zonder werk, 2de kan geen werk voorlopig bekomen, 3de om mijn plicht te mogen vervullen en een goede loopbaan te mogen verzekeren”

 

“Ik ben werkloos en met mijne moeder alleen, daarom verzoek ik U mij te willen inlijven in het korps voor Korea”

 

We merkten dat kandidaten die zich terug trekken dat vaak deden omdat de familie het er niet mee eens was. Sommige echter geven echter duidelijk aan dat economische redenen er voor iets tussen zaten.

 

“Met veel spijt ben ik genoodzaakt mijne aanvraag als vrijwilliger voor Korea terug te moeten opsturen. Daar mijn werkgever mij laten weten heeft dat ik bij hem het werk terug hernemen kon”.

En ander meldt dat hij “intussen van gedacht was veranderd en vast werk had gevonden”.

 

Economische redenen speelden ook mee voor miliciens. In Korea verdienden ze veel meer dan wat ze anders aan soldij hadden.

 

 

6. SOCIALE & FAMILIALE REDENEN

 

In deze categorie treffen we de meest uiteenlopende redenen aan. Van liefdesverdriet tot sterfte in de familie.

Voor deze mensen was de tocht naar Korea dan ook een vlucht voor hun problemen. Vaak waren de motieven van deze ‘sociale gevallen’ doorspekt met economische factoren. Korea was voor hen een kans om van hun problemen weg te raken, en tegelijkertijd een nieuwe job.

“Je had er hopeloze gevallen. Echtscheidingen van hun vader en moeder, broers die niet overeenkwamen thuis, jongens die langdurig zonder werk zaten, jongens die al eens veroordeeld waren voor kleine feiten. Bij gebrek aan vrijwilligers zagen ze dat al eens door de vingers”[134].

 

Uit de brieven blijkt dit ook. Er wordt af en toe verwezen naar echtelijke problemen.

“mijne moeder is overleden en ik ene mislukte weg ben ingegaan zou ik daar gelukkig kunnen zijn”

 

De grote van deze groep mag zeker niet onderschat worden. Veel van de mensen die in andere categorieën aan bod kwamen konden even goed hier worden vermeld.

 

 

7. JURIDISCHE REDENEN

 

Het gaat hier specifiek om mensen die veroordeeld waren of die op het punt stonden om te worden veroordeeld. Daar was het ministerie van defensie heel strikt in. Mensen die in de gevangenis zaten kregen geen kans.

Toch waren er veel gevangenen die naar Korea wilden gaan in ruil voor kwijtschelding van hun straf. En voor rehabilitatie in de maatschappij.

De gevangenen richten dan ook echte smeekbeden aan de minister van defensie om hen naar Korea te laten vertrekken:

 

“Daar ik nu zo laag gezakt ben in het maatschappelijke leven, aanzie ik het als mijn plicht ook dit offer te brengen om te mogen strijden ter verdediging van de Wereld Vrede. Wat ik vroeger verkorven heb wil ik met mijn goed gedrag terug opbouwen”

 

“smeek ik u me die kans te geven om te kunnen bewijzen dat ik nog zoo slecht niet ben”

 

“Ik ben gestraft geweest wegens desertie en diefte. Maar ik weet nu dat ik gefaald heb en nu zou ik willen alles herstellen wat ik vroeger heb misdaan bij het leger”

 

 

8. MILITAIREN

 

Soldaten die zich opgaven als vrijwilliger konden om één van de reeds eerder vermelde redenen dienst nemen. Er waren ook enkele specifieke redenen die alleen op militairen van toepassing zijn. Zo hoopten velen dat het hun carričre ging vooruit helpen. Vooral bij de reservemilitairen leefde dat sterk. Zij hoopten zo weer als actief militair in dienst te kunnen treden. Bij deze groep van reserve militairen speelde ook mee dat sommigen hun draai in het burgerleven nooit gevonden hadden.

Ook bij burgers en miliciens waren er natuurlijk die hoopten via Korea een militaire carričre te kunnen aanvangen. Het werd hen trouwens expliciet toegezegd dat ze nadien in het leger konden blijven. In een functie die voor hen het meest geschiktst was.

 

Bij deze militairen had je er ook die via hun engagement aan militaire sancties wilden ontsnappen. Of die een vorige fout wilden goed maken door hun engagement.

 

Een speciale groep waren de miliciens. In deze periode was de dienstplicht tussen de 21 en 24 maanden. Miliciens die naar Korea gingen moesten maar een jaar in dienst. Sommige oud-strijders verklaarden dat dit hun voornaamste reden was. Trouwens een jaar op avontuur was beter dan twee jaar saaie militaire dienst.

 

 

9. HET AVONTUUR

 

Het avontuur speelde bij veel mannen mee. De verre landen, de actie,… waren zeker zaken die velen aansprak. Ook bij beroepsmilitairen speelde dit mee het was hun “kans om de realiteit zelf mee te maken”[135]. Laten we niet vergeten dat we te maken hadden met jonge mensen. In deze categorie had je mensen die zich van het politieke gedeelte van de oorlog weinig aantrokken:

“95% wist niet wat de UNO was en nog minder waar Korea lag”[136].

 

Avontuur was een reden die veel oud-strijders die we gesproken hebben vermelden als reden. Zo vermeld er één dat hij ging om de mooie reis. Anderen stelden heel expliciet dat de drang naar avontuur zelf de reden was waarom ze zich melden

 

 

10. BESLUIT

 

We stellen vast dat het anticommunisme bij veel vrijwilligers absoluut niet meespeelde bij hun beslissing. Natuurlijk was een zekere kleine invloed bijna onvermijdelijk. Want alle vrijwilligers namen dienst in het midden van de Koude Oorlog en de meeste zagen het communisme blok dan ook als de tegenstander. Toch vermelden de meeste oud-strijders dat dit motief, zowel voor hen als voor hun strijdmakers, weinig impact had. En dat er doorslaggevender redenen waren voor engagement. Toch waren er natuurlijk voor wie het de voornaamste reden was. Maar zowel uit de getuigenissen als uit de brieven blijkt deze groep veel kleiner dan dat vroeger werd aangenomen. Wel leefde bij velen, zo niet bij allen, het gevoel dat ze voor een goede zaak vochten.

 

Hoewel idealisme en anticommunisme meespeelden, waren er dus andere redenen die een grotere rol speelden. Het gaat dan om economische motieven. Zoals het gebrek aan werk en de hoop op een succesvolle militaire carričre. Verder heb je ook een grote groep mensen die niet wisten van welk hout pijlen maken. Het gaat dan om mensen die een straf uitzaten of die persoonlijke en relationele problemen kenden. Zij hoopten op een nieuwe kans en betere toekomstperspectieven in Korea. Daarnaast speelde ook een drang naar avontuur mee.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[124] A. CRAHAY, op. cit., p. 22.

[125] A. TOBBACK, op. cit., p. 5. Tobback vertelt in zijn boek op pagina 17 zelf dat hij naar Korea ging in de hoop weer al actieve sergeant bij de commando’s te kunnen gaan.

[126] Het ligt niet in onze bedoeling om een uitgebreide studie te maken rond het collectief geheugen bij Korea-veteranen. We willen er de lezer gewoon op attent maken dat naoorlogse onderlinge contacten in o.a. verenigen ervoor kunnen zorgen dat er een gemeenschappelijk beeld bestaat van wat er gebeurd is en wat de motieven van engagement waren. Dit collectief geheugen kan van zo’n impact hebben dat getuigen onbewust hun eigen herinneringen aanpassen aan dat van de groep. Voor zij die meer willen weten over het collectief geheugen kunnen dat o. a. bij in Maurice HALBWACHS in zijn werk La mémoire collective dat ook in het Nederlands is verschenen.

[127] CHDK, Fonds Korea, B153, 154, 155, 156: Demandes d’engagement

[128] Korea-veteraan De Preter in P. GUNST, op. cit., p46

[129] alle citaten zonder bronvermelding zijn afkomstig uit de onderzochte brieven. Omwille van de privacy zullen we geen namen vermelden.

[130] Julien Van Cauwelaert in DOCUMENT, Wij streden in Korea, BRTN, 1991.

[131] Uit interview met A. Lavent, opname in eigen bezit

[132] Bij de aanwervingen voor het Nederlandse bataljon was het systeem iets anders. Daar konden mensen die vanwege hun oorlogsdaden een kleine straf hadden gekregen na het uitzitten van die staf ‘een tweede kans’. Het staat vast dat er in het Nederlandse bataljon een aantal collaborateurs hebben meegestreden. Bron: A.R.J. TEN VELDE, De Nederlandse deelname aan de Koreaanse oorlog, Utrecht, Rijksuniversiteit Utrecht: instituut voor geschiedenis, 1983, 77p.

[133] Uit interview met G. Dossche, opname in eigen bezit

[134] Uit interview met G. Dossche, opname in eigen bezit

[135] Uit interview met A. Lavent, opname in eigen bezit

[136] Julien Van Cauwelaert in DOCUMENT, Wij streden in Korea, BRTN, 1991.