De Vlaamse kleinkunstbeweging na de Tweede Wereldoorlog. Een historisch overzicht. (Peter Notte)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
4 DE SCHLAGER NA DE TWEEDE WERELDOORLOG
De Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende aanslepende repressie-periode hebben het na-oorlogse politieke, sociale, economische en culturele klimaat in ons land sterk beïnvloed.
De periode van de bezetting werd vanzelfsprekend door de dramatische omstandigheden gedomineerd. Toch draaide de ontspanningsmuziek op volle toeren: op de podia van de brasserieën verschenen zelfs grote orkesten en tal van buitenlandse invloeden werden geassimileerd: de oberbayernmuziek werd door de bezetters meegebracht en na de bevrijding zou een nieuwe vloed van Noord- en ook Zuidamerikaanse muziekinvloeden ons continent teisteren.
Ook de Belgische musici konden definitief kennis maken met de blanke swingorkesten van bv. Glenn Miller en de symfonische ontspanningsmuziek van o.a. Irving Berlin, Cole Porter en G.Gershwin.
De glitter en glamour van het zo tot de verbeelding sprekende variété-leven van de jaren '30 was achter de rug. De enige buitenlandse invloeden bleven aanvankelijk beperkt tot het Franse cabaret en de Amerikaanse jazz. De rock & roll moest immers nog geboren worden.
Daar waar vóór en onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog enkel Nederlandse charmezangers als Lou Bandy, Bob Scholte en Willy Derby zich konden verheugen op een ruime Vlaamse belangstelling, rukten na de oorlog in een steeds sneller tempo hun Vlaamse collega's aan. Het zou niet lang duren of de Vlaamse schlagerzangers gingen zich spiegelen aan hun Amerikaanse en Nederlandse collega's. Ze konden rekenen op een dankbaar publiek dat snakte naar alles dat maar enigszins met ontspanning te maken had. De oorlog was dan wel voorbij, maar de wonden moesten nog geheeld worden. De muziekindustrie kon niet anders dan daar handig op inspelen.
In het Vlaams-populaire circuit draaiden de revues inmiddels op volle toeren. Populair georiënteerde instellingen zoals het Haciendatheater in Antwerpen boekten grote successen met de lokale, vaak in het Antwerpse dialect opgevoerde revues van Charel Janssens en Co Flower.
De grote spektakelstukken verdwenen definitief, enerzijds wegens de te hoge kosten die daarmee gepaard gingen, anderzijds omdat de acteurs verkozen bij het theater te blijven wegens een verbeterde toneelsituatie. Het is ook omstreeks deze tijd dat de eerste Vlaamse cabaretpogingen moeten gesitueerd worden. In 1950 startte Anton Peters met Cyrano en reeds 4 jaar vroeger maakte Will Ferdy als milicien zijn eerste Welfare toernee. De meestal uit militairen bestaande orkesten begeleidden toen artiesten die kwamen uit de burgerlijke ontspanningswereld.
De eerste Vlaamse schlagerzanger die van het grote succes kon proeven was de in 1943 debuterende Bobbejaan SCHOEPEN (Modest Schoepen, 16 mei 1925). Hij schreef talloze nummers die door hem zelf en anderen werden gezongen. Daar waar Schoepen zich vooral als entertainer manifesteerde (een soort 'amuseur'), ontpopten de andere Vlaamse zangers zich volop tot charmezangers. Het meest in de herinnering blijven:
-HENK DE BRUIN: debuteerde net na WO 2 en haalde zijn grootste successen eind jaren '40, begin '50.
-RAY FRANKY: (François De Paepe, Bois Guillaume, 12.11.1917) debuteerde eind jaren '40 en bereikte zijn grote populariteit in '54 met 'Heideroosje'.
-JEAN WALTER: (Jean Wouman, St.-Niklaas, 11.2.1922) was de populairste van de 3 schlagerzangers. Zijn carrière begon in Duitsland waar hij door de bezetters was naartoe gebracht.
-LA ESTERELLA: (Esther Lambrechts, Antwerpen, 7.5.1919)was de eerste Vlaamse vedette die met een tour-de-chant uitpakte en was lange tijd de Vlaamse muziekambassadrice in het buitenland. Ze stopte in het midden van de jaren '60, maar maakte in de jaren '80 een come-back.
-RINA PIA: (Nini Watripont, Ninove, 21.7.1935) werkte in dezelfde periode, maar haalde haar grootste successen na een come-back in het begin van de jaren '60. Ze debuteerde begin jaren '50.
-BOB BENNY: (Emiel Waegemans, St.-Niklaas, 28.5.1926)
debuteerde aan het einde van de oorlog en was vooral in de jaren '60 enorm populair.
Een aparte plaats werd ingenomen door Jan VERBRAEKEN (Turnhout, 20.3.1923), die omwille van zijn heimatgeboden repertoire ('Noordzeestrand', 'De stille Kempen') tot 'prins van het Vlaamse lied' werd gekroond en door Willem DE MEYER, de man die zijn volk leerde zingen.
De eerste generatie Vlaamse schlagerzangers klonk vrij mak en melodramatisch, miste originaliteit en stond muzikaal zwak. Het tekstinhoudelijke element liet vaak te wensen over.
De doorbraak van de nieuwe massamedia was meteen ook het einde van hun glorietijd.
De opkomst van de televisie in 1953 betekende op lange termijn niet zozeer een concurrentie voor de populaire muziek zelf als wel het einde van de traditionele produktiesystemen van het traditionele lichte lied, dat vaak op live-uitvoering was afgestemd. Voor vele ontspanningszaken was het faillissement onafwendbaar, vele schlager-artiesten van de oudere generatie konden zich niet aan de vernieuwde toestand aanpassen. Een belangrijke uitzondering hierop was Jo LEEMANS (Josephine Verbustel, Mechelen, 13.8.1927) die door het nieuwe medium handig werd uitgespeeld. Maar veel van haar collega's zagen een eind komen aan hun carrière of hielden een lange winterslaap om daarna een come-back te wagen of heropgevist te worden in programma's als 'De tijd van toen' (radio 1) waar Jan Theys wekelijks grasduint in Vlaanderens muzikaal schlagerverleden.
Voor de nieuwe generatie schlagerzangers was het alvast aanpassen aan een nieuwe toestand:
1. Zonder de steun van radio en nu vooral TV mocht men een carrière vergeten.
2. Door een snelle evolutie in de wereldcommunicatie duurde het niet lang of in het midden van de jaren '50 waren de eerste rock & roll-geluiden in Vlaanderen reeds hoorbaar. De niet tegen te houden vloedgolf van Amerikaanse en later ook Britse rock- en popmuziek vormde dan ook vaak een doorn in het oog van de schlagerzangers die in een verdomhoekje werden geduwd. Hun minderwaardigheidscomplex had een aanvang genomen en zou als een constante door de verdere geschiedenis blijven lopen. Bovendien onderging de Vlaming niet alleen de Angelsaksische invloeden. Door zijn centrale geografische ligging werd hij ook overspoeld door het Franse chanson, de Duitse schlager en cabaret en vanuit Nederland zowel de schlager, het cabaret als de eerste tekenen van het luisterlied. Ook de negro-spirituals, gospelsongs en musical hadden grote impact. De jeugd keerde zich af van het schlagergenre en richtte zich massaal tot de popmuziek en het opkomende luisterlied.
3. In Vlaanderen ontstond rond deze tijd, o.m. bij enkele toenmalige schlagerzangers als Will Ferdy en Miel Cools, de behoefte om iets gecultiveerder creaties te scheppen. Voor de schlagerzangers betekende dit dat de druk om geen banale liedjes te creëren alsmaar groter werd, hoewel velen zich daar niet aan stoorden.
De tweede na-oorlogse generatie schlagerzangers had wel het voordeel dat de kleinkunstenaars slechts de kritische bovenlaag van de bevolking en de jonge generatie bereikten. Later zou deze situatie echter veranderen. Maar tijdens de jaren '60 en '70 vierde de schlager, ondanks de sterke kleinkunstbeweging, nog altijd hoogtij.
De schlagerproduktie werd in de jaren '60 en ook nadien gedomineerd door Will TURA, Vlaanderens idool nr. 1, zelf voortreffelijk componist op de vaak bekritiseerde teksten van Nelly Bijl.
Slechts af en toe werd hij bedreigd door concurrenten zoals in de jaren '60 door fluisterzanger en meisjeslieveling John LARRY (hoogtepunt in '64-'65) en Marc DEX die met 'O Clown' tot martelaar van Canzonissima '67 werd gemaakt.
De vergankelijkheid van de roem zou ervoor zorgen dat mensen als Marc Dex en Rocco Granata, maar ook Miel Cools zich zouden toeleggen op de muziekuitgeverij en produktie. Vooral Granata bouwde rondom zich een imperium van invloedrijke mensen waarvan vooral Louis Neefs, Miel Cools, Will Ferdy, de Elegasten, Marino Falco (later: Marijn De Valck), Marva en Jacques Raymond invloedrijk waren.
Wat bijna alle Vlaamse schlagerzangers gemeen hebben is dat ze hun doorbraak te danken hebben aan een hit van ofwel het sentimentele ballade-type (met vaak de tienerliefdesproblematiek als centraal gegeven), de romantische, lekker-in-het-oor-liggende melodie en de 'blauw-jouw-rijmen' (bv. 'Alleen' van John Larry en 'Eenzaam zonder jou' van Will Tura) ofwel het meezingen van en meestampen met het uitnodigende 'tralala-hopsasa-type' zoals in 'Marina' van Rocco Granata.
In beide schlagertypes is naast de Weense operette- en walsmuziek en de Duitse mars-, drink- en soldatenliederenerfenis, ook de doorsijpeling merkbaar van de folklore en het instrumentengebruik van
- zuiderse landen (bv. de Italiaanse mandoline, de Spaanse flamencogitaar, kastanjetten en tamboerijn, de Franse musette)
- exotische landen (de Hawaïaanse gitaar)
- Oosteuropese landen (bv. de Hongaarse zigeunerviool, de Griekse sirtaki).
Binnen het schlagergenre was er steeds een groep mensen actief die boven het banale van het genre wilde uitstijgen en op die manier aansluiting zocht bij het steeds belangrijker wordend luisterlied.
Deze groep, aangevoerd door Louis NEEFS, wilde met betere teksten het populaire van de schlager koppelen aan het ernstige en geëngageerde van het luisterlied.
Neefs & co sloten nog wel aan bij de na-oorlogse schlagertraditie, maar distantieerden zich daar anderzijds van. Voor hun minder hitgevoelig (en daarom soms minder geapprecieerd) repertoire deden ze vaak een beroep op Nederlandse tekstdichters. Toch ontsnapte ook deze groep artiesten, die naast Neefs bestond uit o.m. Ann CHRISTY, Jacques RAYMOND, Connie NEEFS, Ann MICHEL en KALINKA, niet aan de noodzakelijke commerciële toegevingen. Vaak werden door de platenfirma nummers opgedrongen, waarmee ze zelf niet zo gelukkig waren.
Het lijstje van standvastige hitmakers, dat werd aangevoerd door Will Tura en Marva (die voor haar teksten meestal een beroep deed op Ke Riema) werd eind jaren '60, begin jaren '70 aangevuld met Jimmy FREY, Joe HARRIS, Salim SEGHERS, Paul SEVERS, SAMANTHA, Micha MARAH, John TERRA, Willy SOMMERS en Liliane ST.-PIERRE. Deze laatste zocht, na een Frans avontuur, aansluiting bij de groep die door Neefs op gang was getrokken. Net als haar op Kerstmis 1980 overleden collega zou ze ijveren voor meer aandacht voor Vlaamse muziekprodukties op radio en TV, wat haar trouwens niet steeds in dank werd afgenomen.
Binnen de Vlaamse schlagertraditie is er tenslotte nog een derde stroming, die gemakkelijkheidshalve met de term 'levenslied' of 'smartlap' kan worden aangeduid. Hoewel deze stroming relatief veel beoefenaars in haar rangen heeft (zeker in Nederland: Johnny Hoes, Johnny Jordaan, de Zangeres zonder Naam, Pierre Kartner, André Hazes, Koos Alberts) telt ze in Vlaanderen toch maar één (en dan nog omstreden) uithangbord: Eddy WALLY (Edouard Van De Walle, Zelzate, 12.7.1932), de zingende marktkramer uit Ertvelde. Voor de enen brengt hij niks anders dan inhoudloos entertainment, anderen zien in hem dan weer een volksfiguur.
Want toegegeven, zijn liedjes zijn misschien niet altijd even echt. De zanger zelf - nu al een levende legende - is dat wel en weet er een sterke volksgebondenheid aan te koppelen. De hem kenmerkende vriendelijkheid, naïviteit en charme maakten van hem een fenomeen binnen de Vlaamse muziekwereld. Net als de oude generatie volkszangers (Waeri en Lamoen) heeft Wally zijn roots nooit verloochend. De al dan niet vermeende successen in de States, Rusland of Canada brachten hem blijkbaar niet van de wijs.
De smartlappen van Wally & co zijn meestal ontroerend of plezant (het 'lach en traan' principe), bevatten een eenvoudige, alledaagse en vooral herkenbare intrige (levensliederen mikken immers vooral op de identificatie, willen bij het publiek emoties losweken), zijn zeer rechtlijnig afgehandeld onder een bondige, duidelijke, thematische titel, die liefst in het refrein zo veel mogelijk herhaald wordt. In hun woord- en beeldgebruik zijn ze eerder beperkt en bijna uitsluitend gevoelsmatig gepresenteerd op een eenvoudige melodie, die in het arrangement niet te veel aandacht opvraagt, vaak in driekwartmaat geschreven.[25]
De aanvankelijk optimistische doelstellingen en euforie van de schlagerproduktie na WO 2 moest omstreeks 1975 plaats ruimen voor de eerste tekenen van malaise in de schlagerwereld, die zou duren tot begin '89 met de oprichting van VTM. Aan de grondslag van deze malaise liggen twee niet te onderschatten oorzaken:
- de BRT (radio, maar vooral TV) negeerde de Vlaamse muziekproduktie of programmeerde eenzijdig, vaak zonder weinig doorzicht, maar trendy.
- de belangstelling voor het genre zwakte af omdat de mensen het alternatief hadden van enkele richtinggevende en kwalitatief betere (qua tekst, muziek en/of produktie) binnen- maar vooral buitenlandse produkten.
Bovendien was het precies in de jaren '70 dat de grenzen tussen rock/pop, volksmuziek, chanson en schlager vervaagden en dat de genres mekaar (hetzij in één richting, maar vaak in beide richtingen) hebben beïnvloed. De kleinkunstpop van het midden van de jaren '70 is één van de tastbare bewijzen van deze evolutie.
Eén van de belangrijkste redenen waarom dit gebeurde, hoewel niet de enige, aangezien de evolutie ook in het buitenland plaatsvond, is dat de Vlaamse markt te klein is om één pool van die spanningsrelatie tussen de verschillende genres rendabel te maken. Zo kreeg je eind jaren '70 en ook later heel wat liedjes die zich situeerden binnen dit dubbel spanningsveld. Enerzijds was er dat van de kleinkunst en volkslied-revival met rock 'n roll en popmuziek. Anderzijds dat van het levenslied en de schlager met individualistischer en kunstzinniger lichte muziek.
Al is de universele eenheid van het traditionele volkslied verloren gegaan, al was en is de muziek in hokjes verdeeld, al was en is de populaire muziek noodzakelijk verbonden met de directieven van de markt, er kwamen en komen geregeld produkten die het leed, de vreugde en de verwachtingen van het volk weerspiegel(d)en.
Het was in de schlagermuziek van de 20ste eeuw dat de in de ernstige muziek afstervende romantiek zich verder zou ontwikkelen.[26]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[25].Overgenomen uit Gust DE MEYER, De populaire muziek-industrie. Een terreinverkennende studie, Leuven, 1979, p. 343.
[26].Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op:
Pol VAN MOSSEVELDE, Met Toeters en Bellen, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1974.
Gust DE MEYER, De populaire muziek-industrie. Een terreinverkennende studie, Leuven, 1979.