Van KGB tot FSB. De hervorming van de Russische geheime diensten doorgelicht. (Casper Peeters) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De afgelopen jaren werd de Russische Federatie meermaals het slachtoffer van terroristische aanslagen. De uiterst schokkende beelden van de gijzelingsdrama’s in het Dubrovka-theater te Moskou en in de school van Beslan schokten de hele wereld. Ook deden de herhaaldelijk voorkomende terroristische aanslagen op vliegtuigen, metrostations, muziekfestivals, etc. vragen rijzen. Na elke tragische gebeurtenis vraagt de publieke opinie in Rusland en de rest van de wereld zich steeds weer af: “Hoe is dit kunnen gebeuren?”.
Deze vragen worden des te pertinenter wanneer men de berichtgeving over het veiligheidsbeleid van president Poetin volgt. Regelmatig wordt bekendgemaakt dat de president de veiligheidsdiensten verder centraliseert, uitbreidt en ze van meer middelen, wettelijke armslag en personeel voorziet. Dit komt de zo al pover gestelde burgerrechten van de modale Rus allesbehalve ten goede.
Getuige van deze povere gesteldheid zijn de onrustwekkende, al dan niet gelukte, aanslagen op het leven van kritische stemmen binnen het Russische openbare leven. De geheime diensten zijn hierbij steeds verdachte nummer één. Ook kritische politici blijven niet gespaard. In de oorlog in Tsjetsjenië lijken de geheime diensten van de Russische Federatie niet geheel vrijuit te gaan. Veel informatie is er niet beschikbaar over deze geheime oorlog maar vermoedt wordt dat de geheime diensten en meerbepaald de speciale eenheden die onder de geheime diensten ressorteren onder het mom van terrorismebestrijding operaties uitvoeren die allerminst conform zijn met het oorlogsrecht.
De Russische geheime diensten blijken ook buiten de Russische Federatie nog steeds actief te zijn met spionage en andere geheime opdrachten.De Russische geheime diensten zijn dus nog steeds zeer actief. Het doel van deze verhandeling is een beschrijving te geven van de hervormingen van de Russische inlichtingen - en veiligheidsdiensten die zich sinds de val van de Sovjet-Unie tot op heden hebben voltrokken. Deze hervormingen werden ongetwijfeld beïnvloed door vijftien stormachtige jaren op het politieke toneel.
In de beschrijving van de hervormingen van de inlichtingen - en veiligheidsdiensten zal de relatie met de ontwikkelingen die zich voordeden op politiek vlak steeds centraal staan. Dit levert twee centrale onderzoeksvragen op. De eerste onderzoeksvraag tracht te achterhalen hoe de politieke elite, en dan vooral de president en diens entourage, in de Russische Federatie de geheime diensten gedurende de afgelopen 15 jaar inzetten voor politieke doeleinden. Een tweede onderzoeksvraag richt zich op het omgekeerde proces: in welke mate en op welke wijze beïnvloeden en bepalen de inlichtingen - en veiligheidsdiensten het politieke gebeuren , en bij uitbereiding hele maatschappelijke leven, in Rusland? Op de twee bovengeschetste centrale onderzoeksvragen zal doorheen het historisch overzicht een antwoord worden geschetst. Een beter inzicht in de reorganisatie van de oude KGB tot de huidige FSB moet het mogelijk maken meer inzicht te verwerven in het huidige functioneren van de Russische geheime diensten.
Bij het behandelen van deze onderzoeksvragen moet men rekening houden met de specificiteit van het Russische systeem. Tijdens het communisme was er geen scheiding der machten zoals men die kent in Westerse democratieën. Het communistische systeem was echter gebaseerd op andere machtspijlers. Men spreekt van de zogenaamde ‘trojka’ waarbij de drie machten bestonden uit het leger, de geheime dienst en de Communistische Partij. Deze drie machten stonden zeer wantrouwig tegenover elkaar. De sovjetleiders moesten om hun machtsposities te behouden steeds erop letten dat er binnen de trojka geen allianties van twee van de pijlers tegen zich werden gevormd. Zo werd Nikita Chroesjtsjov afgezet na een samenzwering van het leger en de KGB tegen hem[1].
Ondanks het feit dat na de val van het communistische systeem de klassieke driemachtenleer werd ingevoerd blijven het leger en vooral de geheime diensten hun relevantie in het politieke proces behouden. Deze belangrijke rol voor de repressieorganen bestond trouwens al lang voor de invoering van het communisme. Sinds 1245 kent Rusland een traditie van bestuur door autocratische en repressieve regeringsvormen. Toen werd het land namelijk bezet door de Mongolen die met hun barbaarse manieren het volk terroriseerde. Op het einde van de zestiende eeuw, rond 1580, werden de mongolen uit Rusland verdreven. Maar met hen verdwenen het autocratische bestuur en de onderdrukkingsmethoden niet, deze werden gewoon over genomen door de tsaren[2]. Zoals we in het eerste hoofdstuk zullen zien namen de communisten deze repressieve methoden over van de tsaren.
Gezien de aard van de behandelde materie leken literatuurstudie en documentenanalyse de enige mogelijke onderzoeksmethoden. De geografische afstand tot het behandelde thema, het geheime karakter van de beschreven diensten en de vreemde taal maken diepte interviews, surveys of andere methoden niet geschikt.
De keuze voor een chronologische benadering leek mij logisch gezien de permanente golf van hervormingen die de afgelopen 15 jaar het Russische veiligheidsapparaat kenmerkte. Een chronologische reconstructie van deze hervormingen, waarbij de parallel met de politieke ontwikkelingen steeds in het oog werd gehouden, leek mij de beste methode om de gestelde onderzoeksvragen te beantwoorden en eveneens een beter inzicht te krijgen in het actuele functioneren van de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten.
Een comparatieve benadering waarbij de Russische geheime diensten zouden worden vergeleken met de geheime diensten van één of meerdere Westerse landen had ook een interessante benadering kunnen zijn. In het beperkte kader van een licentiaatsthesis leek mij een dergelijke omvangrijke vergelijkende studie echter minder haalbaar dan de toegepaste chronologische benadering.
De verhandeling is opgebouwd in vier verschillende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft een kort historisch overzicht. Dit beknopt overzicht van de geschiedenis ,die start bij de tsaristische periode en stopt bij het aantreden van president Jeltsin, zal aantonen dat Rusland een lange geschiedenis heeft van politieke politie en geheime diensten die het regime in stand houden en helpen bij het voeren van een beleid. Het tweede hoofdstuk belicht de eerste jaren van het bewind onder Jeltsin. Tijdens deze jaren werd de KGB geheel ontmanteld en werden de verschillende opvolgerorganisaties ingericht. In het derde hoofdstuk, dat het presidentschap van Jeltsin na het conflict met het parlement van 1993 beschrijft, wordt bekeken hoe Jeltsin de inlichtingen – en veiligheidsdiensten al snel terug versterkte en voor eigen doelen inzette. In het vierde en laatste hoofdstuk zullen we zien hoe onder het presidentschap van Poetin deze evolutie wordt voorgezet en hoe de geheime diensten steeds machtiger worden.
1 Politieke politie en geheime diensten in de Russische geschiedenis
De talloze hervormingen die de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten sinds het aantreden van Boris Jeltsin ondergingen, passen in een traditie van constante naamsveranderingen, structurele reorganisaties, personeelswissels en functieveranderingen die reeds sinds het tsarisme het bestaan van deze diensten kenmerkt. In dit hoofdstuk wordt een historische schets gegeven van de politieke politie en geheime diensten in de Russische geschiedenis. Een dergelijk overzicht zal aantonen dat deze instellingen al decennialang een belangrijke pion vormen op het Russische politieke schaakbord. Een blik op de soms macabere geschiedenis van de voorgangers van de FSB maakt duidelijk dat de onderzoeksvragen van deze verhandeling niet enkel toepasbaar zijn op de afgelopen jaren, maar op de gehele geschiedenis.
1.1 Politieke politie tijdens het tsarisme
Het is bijna vanzelfsprekend dat een immens uitgestrekt land als Rusland, dat meer dan honderd volkeren op zijn grondgebied kent en sinds mensenheugenis door autoritaire leiders wordt bestuurd, een rijke geschiedenis kent van organisaties die opstanden, oppositiebewegingen en samenzweringen moeten bestrijden.
Ivan de Verschrikkelijke zou de eerste zijn die een geheime dienst oprichtte in Rusland. Zijn in 1564 opgerichte Oprichnina was aanvankelijk een afgesloten territorium in Moskou dat hij naar eigen willekeur kon besturen. Later zouden de Oprichniki, de bestuurders van de Oprichnina, een korps van maximum 6000 manschappen vormen dat kon worden ingezet in de strijd tegen de bojaren[3]. Het extreem gewelddadige karakter van deze organisatie zou haar later de bewondering van Stalin opleveren, die de Oprichnina prees voor het herstel van het centrale gezag en het uitschakelen van de bojaren.
Ook Peter de Grote kon beschikken over een eigen veiligheidsdienst, het Preobrazhensky regiment. Dit maakte deel uit van het leger en bleef voortbestaan tot in de 20ste eeuw.
De echte oorsprong van de Sovjetveiligheidsdiensten zou echter pas in de 19de eeuw liggen. Het onderscheid tussen de gewone en hoge, politieke, politie is ontstaan in de tweede helft van deze eeuw[4]. Onder de laatste tsaren kon men de politieke politie echter bezwaarlijk effectief noemen. De slechts beperkte bereidheid van het tsaristische regime tot regeren met terreur stond in contrast met de latere bolsjewistische visie. Het was dan ook onder het revolutionaire bewind dat het politieapparaat sterk aan invloed zou winnen.
1.2 Lenin en de Vecheka
De tsaristische veiligheidsdiensten werden overrompeld door de bolsjewistische revolutie. Ze zouden worden vervangen door een nieuwe politieke politie die zowel qua omvang als qua bevoegdheden veel grotere proporties zou aannemen[5].
Lenin voorzag na de revolutie een beperkte periode van repressie, als overgangsfase naar de geweldloze regering van het proletariaat. Dit was ook nodig aangezien de bolsjewieken moesten opboksen tegen vijandige krachten, zowel in binnen- als buitenland. Om deze interne en externe vijanden te bestrijden leek een sterke staatsveiligheidsdienst Lenin cruciaal[6].
In december 1917 werd aldus de Vecheka opgericht. De Vecheka was aanvankelijk als een supralegale ad hoc-organisatie bedoeld die enkel aan Lenin ondergeschikt was. De Vecheka zou zich al snel inlaten met massale terreur waarbij vooral de bourgeoisie het moest ontgelden[7]. Later zouden de hierbij courant aangewende methoden ook een legale basis krijgen.
Naast het bestrijden van interne en externe oppositie bereidde de macht van de politieke politie snel uit naar andere domeinen. Zo zou de Vecheka zich in de eerstvolgende jaren na de revolutie ook bevoegdheden met betrekking tot grensbewaking, bescherming van belangrijke Sovjetleiders en controle op contrarevolutionaire praktijken in het Rode Leger toe-eigenen. Later zouden daar ook economische controle, buitenlandse operaties en inlichtingenvergaring in het buitenland bijkomen.
De Vecheka overtrof de tsaristische voorgangers op alle vlakken. Het aantal slachtoffers van de politieke politie steeg spectaculair. Ook de aard van de repressie nam nooit geziene vormen aan. Voor het eerst werden hele bevolkingsgroepen uitgemoord[8]. Ook qua aantal leden overtrof de Vecheka de tsaristische voorgangers. Op het toppunt van haar macht werd het aantal functionarissen op 261000 geraamd[9].
Na het einde van de burgeroorlog die op de revolutie van 1917 volgde, kwam er steeds meer interne druk om de macht van de Vecheka in te perken. De burgeroorlog was in het voordeel van de bolsjewieken beslecht maar zij kregen af te rekenen met steeds meer interne oppositie. Deze culmineerde in de opstand te Kroonstad. De oproer was een eerste teken van verzet tegen de almacht van de partijleiding en de Vecheka. Chekatroepen onderdrukten de opstand maar een belangrijk precedent was geschapen: voor het eerst werd de repressie gericht tegen eigen partijleden[10].
Lenin leerde echter uit de opstand te Kroonstad en hij voerde enkele koerswijzigingen door. Naast de invoering van een nieuw economisch beleid (NEP) schafte hij begin 1920 ook de Vecheka af. Deze werd echter onmiddellijk opgevolgd door de GPU, de Staatspolitieke Administratie[11]. Als afdeling van het Volkscommissariaat voor binnenlandse zaken vormde de GPU, dit in tegenstelling met de extralegale Vecheka, een formeel deel van het staatsapparaat[12]. Verder werd aan de GPU een reeks beperkingen opgelegd. Ze zou enkel verantwoordelijk zijn voor de staatsveiligheid. Daarnaast verloor ze ook het recht om vonnissen te vellen en uit te voeren, waardoor enkel de onderzoeksbevoegdheid behouden bleef. Deze inperking van de bevoegdheden zou echter reeds in 1922 worden teruggeschroefd[13].
In 1923 werd de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken (USSR) opgericht als een federatie van socialistische republieken. De GPU werd opgevolgd door de OGPU, de Verenigde Staatspolitieke Administratie[14]. De OGPU stond vermeld in de nieuwe grondwet en maakte dus formeel deel uit van het staatsapparaat. De politieke politie zou vanaf dit moment steeds een belangrijke machtsfactor vormen in de verdere politieke ontwikkelingen van de Sovjetunie.
1.3 De politiestaat van Stalin
Nadat Stalin de macht greep in 1924 trachtte hij de OGPU onder totale controle te krijgen. In 1926 stierf Felix Dzerhinsky die sinds het aantreden van Lenin aan het hoofd van de politieke politie had gestaan. Hierdoor kon Stalin de OGPU definitief onder zijn controle plaatsen en aanwenden voor eigen doeleinden.
Naast de provocatieoperaties die door de OGPU werden opgezet in het buitenland zou Stalin de OGPU vooral aanwenden om de binnenlandse oppositie te onderdrukken. Stalin rekende in de jaren ’26-’27 af met de oppositie van Grigorij Zinovjev en Lev Trotski. Hierbij speelde de OGPU doormiddel van diskreditering een belangrijke rol[15].
Nadat hij met de binnenlandse oppositie had afgerekend voerde Stalin een ‘nieuwe revolutie’ door. Het doel was de Sovjet-Unie in versneld tempo te industrialiseren en de landbouw te collectiviseren. Vooral bij de collectivisering van de landbouw zou de OGPU een aanzienlijke rol spelen[16]. Bij het toe-eigenen van de eigendommen van de koelakken en de verbanning van boeren gingen de OGPU-troepen uiterst gewelddadig tewerk. Door de rol in de strijd tegen de opstandige boeren slaagde de OGPU erin zijn bevoegdheden uit te breiden[17]. Zo verwierf het de volledige zeggenschap over het strafapparaat van de staat, dit ten nadele van de Volkscommissariaten Justitie en Binnenlandse Zaken (NKVD).
Stalin merkte echter dat hij bij het aanwenden van de OGPU niet volledig vrij was. Leden van het Politbureau gaven hem geen vrijgeleide om de OGPU in te zetten tegen leden van de eigen partij. Dit was voor Stalin, die volledige heerschappij over de partij beoogde, de aanleiding om de Grote Zuivering voor te bereiden[18].
Alvorens de Grote Zuivering (1934–1938) aan te vatten plaatste Stalin enkele vertrouwenspersonen op sleutelposities en voerde hij een institutionele wijziging door: de OGPU werd omgedoopt tot GUGB (Hoofdadministratie van Staatsveiligheid). De GUGB werd vervolgens geïntegreerd in de NKVD, het Volkscommissariaat van Binnenlandse Zaken. Binnen de NKVD vond dus een enorme concentratie van macht plaats.
De NKVD speelde een belangrijke rol in de Grote Zuivering waarin naast politieke tegenstanders ook loyale partij- en staatsfunctionarissen, kunstenaars, wetenschappers en burgers, die men van spionage, verraad en ‘trotskisme’ betichtte, omgebracht of in strafkampen opgesloten werden[19]. De NKVD was belangrijk bij de voorbereiding van de eerste twee van de drie ‘showprocessen’ tussen 1936 en 1938 waarin politieke tegenstanders werden veroordeeld en meestal door toedoen van de NKVD na veroordeling de dood vonden. Het derde showproces was ondermeer gericht tegen voormalig NKVD-baas Jagoda, die de eerste twee showprocessen mee in touw zette. Hij werd eind 1936 opgevolgd door Jezhov. Dit luidde de Jezhovfase van de zuiveringen (de Jezhovschina) in[20]. In deze derde fase waren niet enkel partijopponenten maar ook het bredere partijapparaat, het gewone volk, de Komsomol, militairen en NKVD-officieren zelf het doelwit.
Het eindresultaat van het door de Grote Zuivering aangerichte bloedbaden was dat Stalin tegen 1938 alle oppositie met behulp van zijn politieke politie had uitgeschakeld.
In december 1938 volgde Lavrenti Beria na een interne machtsstrijd Jezhov op als baas van de NKVD. In deze personeelswissel is de hand van Stalin duidelijk terug te vinden. Door Jezhov en zijn getrouwen weg te werken kon Stalin de belangrijkste getuigen van zijn rol in de zuiveringen uitschakelen. Onder Beria werden de zuiveringen minder intens[21].
Ook op buitenlands vlak zette Stalin de politieke politie in om zijn doelen te verwezenlijken. Zo werd de beweging van Trotski in het buitenland het leven zuurgemaakt, wat in 1940 culmineerde in de fysieke uitschakeling van de opponent. Verder moest de NKVD Hitler op verholen wijze duidelijk maken dat Stalin bereid was tot het sluiten van een bondgenootschap[22]. Een laatste aspect van de buitenlandse activiteiten van de NKVD betreft de zogenaamde ‘directe acties’: het moorden, kidnappen en saboteren van tegenstanders in het buitenland.
De NKVD slaagde er tijdens de tweede wereldoorlog in zijn bevoegdheden en macht verder uit te breiden[23]. Het volkscommissariaat hield zich voornamelijk bezig met massadeportaties en repressie in de bezette gebieden. Ook de contraspionage in het Rode Leger behoorde tot de taken. Bij dit alles ging de NKVD steeds zeer brutaal en gewelddadig tewerk. De NKVD werd ook enkele keren ingeschakeld voor gevechtsoperaties tegen de nazi’s. De autoriteit en het aanzien van NKVD-baas Beria stegen tijdens de oorlog recht evenredig met de bevoegdheden en macht van zijn volkscommissariaat.
Na de oorlog verlegde de veiligheidsdienst, die inmiddels terug was losgekoppeld van de NKVD en NKGB werd benoemd, zijn activiteiten naar politieke surveillance van troepen en burgers in de bezette gebieden, de creatie van plaatselijke veiligheids – en inlichtingendiensten, de creatie van lokale communistische partijen en het opzetten van politieke processen[24].
De naoorlogse jaren tot aan de dood van Stalin in 1953 zouden gekenmerkt worden door een kluwen van politieke intriges en strijd om de macht over de veiligheidsdiensten. Lavrenti Beria speelde hierin steeds een duistere rol en wellicht had hij ook de hand in de dood van Stalin. Deze these blijft echter tot op vandaag onbewezen. Vast staat dat Beria na de dood van de dictator er bijna in slaagde de macht over te nemen.[25] Hij faalde echter en werd ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Het partijapparaat zou van het machtsvacuüm gebruik maken om de veiligheidsdiensten terug onder haar controle krijgen.
1.4 De KGB in het post-Stalin tijdperk
Nikita Chroesjtsjov zou in het kader van de destalinisatie de relatie tussen de partij en de veiligheidspolitie omgooien: de politieke politie werd onder de partij geplaatst en mocht in geen geval terug een politiek dominante instelling worden. Chroesjtsjov pleitte voor ‘socialistische wettelijkheid’ waarin voor terreur tegen het volk geen plaats meer zou zijn[26]. Dit goede voornemen zou echter al snel worden teruggeschroefd.
De nieuwe leider voerde een structurele hervorming van het veiligheidsapparaat door die resulteerde in een structuur die behoudens enkele kleine wijzigingen tot in 1991 zou blijven bestaan[27].
De bevoegdheden van de geheime dienst werden opgedeeld waardoor de concentratie van macht werd ingedijkt. De MVD, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, kreeg de zeggenschap over de reguliere politie, de Interne troepen, de Grenstroepen en de werkkampen. De nieuw opgerichte KGB (Comité voor de Staatsveiligheid) kreeg de status van staatsveiligheidscomité dat onder de Raad van Ministers van de USSR ressorteerde[28]. De taken van de KGB werden beperkt tot spionage, contraspionage en contrarebellie. Toch lette de partijleiding erop de politieke politie niet teveel te kortwieken. Vooral op buitenlands gebied was dit het geval en behield men de mogelijkheid om via de zogenaamde ‘directe actie’ buitenlandse tegenstand aan te pakken.
Na de periode van destalinisatie kwam er een rehabilitatieproces van de KGB op gang. Het beeld van de KGB als partijloyale morele waakhond maakte steeds meer opgang. De wetgevende initiatieven die de bewegingsvrijheid van de KGB hadden ingeperkt werden teruggeschroefd. De partijleiding bespaarde zich ook niet de moeite het imago van de KGB terug op te poetsen[29].
De gerehabiliteerde KGB speelde in 1964 een beslissende rol in de coup die Chroesjtsjov van de macht verstootte. Reden hiervoor waren de binnenlandse (publieke participatie, culturele liberalisering, …) en buitenlandse (toenadering tot het westen) politieke keuzes van Chroesjtsjov die niet verzoenbaar waren met een sterke politieke politie[30]. Hardliners binnen de top van de KGB wendden de hernieuwde macht van hun organisatie aan om Chroesjtsjov te helpen vervangen door Leonid Brezjnev.
De prestige en macht van de KGB namen verder toe onder Brezjnev: de onderzoeksbevoegdheden werden verder uitgebreid en het Comité trok opnieuw de bevoegdheid over economische misdrijven naar zich toe. De visie van Brezjnev en de partijtop ten aanzien van de KGB hield in: de KGB is belangrijk voor het voortbestaan van het regime, doch moet steeds ondergeschikt blijven aan de partij[31].
In 1967 verving Brezjnev KGB-baas Semichastnyi door Joeri Andropov. Onder Andropov zou de KGB een lange periode van stabiliteit en machtsuitbreiding kennen. Hij leidde de dienst met strakke hand maar lette er steeds op de veiligheidsdienst nooit boven de partij te plaatsen. Zijn loyaliteit ten aanzien van Brezjnev maakte het mogelijk van de KGB terug een belangrijke politieke macht te maken. Ondertussen bleef ook de status van de KGB verder stijgen, mede ten gevolge van de herhaalde propagandacampagnes[32].
Toen Andropov er in 1982 in slaagde het partijleiderschap van Brezjnev over te nemen werd hij hierin ongetwijfeld geholpen door zijn lange staat van dienst aan het hoofd van de KGB[33]. Tegenstanders werden weggewerkt door chantage en beschuldiging van corruptie.
Het leiderschap van Andropov zou echter van korte duur zijn. Hij moest zich door ziekte vanaf augustus 1983 terugtrekken uit het openbare leven. Konstantin Tsjernenko volgde met steun van de KGB Andropov in 1984 op[34]. Ook zijn bestuur zou echter van korte duur zijn. De invloed van hervormer Michail Gorbatsjov was toen al voelbaar.
1.5 De rol van de KGB in de opkomst en val van Gorbatsjov
1.5.1 De KGB en het aantreden van Gorbatsjov
De KGB speelde een belangrijke rol bij het aantreden van Michail Gorbatsjov in 1985. Men kan zondermeer stellen dat de KGB Gorbatsjov in het zadel heeft geholpen. Hiervoor had het twee goede redenen. Ten eerste waren de leidende figuren in de KGB er zich beter dan wie ook in de USSR van bewust dat diepgaande hervormingen nodig waren om het voortbestaan van de USSR te waarborgen. Vanuit een zeker crisisbewustzijn rijpte het inzicht dat er dingen moesten veranderen[35]. Daarnaast was er de goede relatie die Gorbatsjov gedurende zijn gehele politieke loopbaan met de KGB en diens voorgangers had onderhouden. Gorbatsjov was al in zijn studententijd informant voor de veiligheidsdiensten en zou later door Andropov naar de hoogste partijregionen worden geloodst[36]. Gorbatsjov had zijn carrière zondermeer te danken aan de KGB. Dat Gorbatsjov later toch een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van de KGB kon ontwikkelen neemt niet weg dat hij in zijn perestrojka de KGB vaak ontzag. De veiligheidsdienst bleef meestal buiten schot terwijl andere segmenten van de maatschappij aan diepgaande hervormingen werden onderworpen. Oorzaak hiervan is het feit dat de hervormer het Comité nodig had in de woelige jaren van de perestrojka[37].
1.5.2 De KGB en de perestrojka
De KGB zag zelf de noodzaak van diepgaande hervormingen in. Aanvankelijk steunde het deze politiek dan ook ten volle. Onder het voorzitterschap van Viktor Chebrikov was de KGB een loyale en onmisbare hefboom voor Gorbatsjovs hervormingen. Toen Gorbatsjov echter zijn economische hervormingen begon aan te vullen met politieke hervormingen wijzigde de loyale houding van de KGB. Deze politieke hervormingen hielden immers evolutie naar een rechtsstaat, vrijlating van politieke gevangenen, respect voor mensenrechten, etc. in. Deze mogelijke hervormingen zouden een inperking van de slagkracht van de veiligheidsdiensten betekenen. De relatie tussen de KGB en Gorbatsjov begon dan ook te verslechteren. Gorbatsjov raakte geklemd tussen aan de ene kant hervormers en aan de andere kant tegenstanders zoals Chebrikov.
Toen Gorbatsjov er in 1988 in slaagde Chebrikov te vervangen door Vladimir Kryuchkov hoopte hij hiermee een hervormingsgezinde voorzitter voor de KGB te hebben aangesteld. Aanvankelijk voerde Kryuchkov ook enkele hervormingen door. Deze hervormingen waren veelal pogingen om de KGB, die veel kritiek te verwerken kreeg van hervormingsgezinde volksafgevaardigden zoals Vlasov en Jeltsin, te legitimeren[38]. Kryuchkov trachtte eveneens met enkele vergeefse imagocampagnes de status van het Comité op te krikken[39].
Kryuchkov claimde belangrijke hervormingen op het gebied van parlementaire controle en wettelijke vastlegging van de bevoegdheden te hebben doorgevoerd. De in 1989 opgerichte Commissie Defensie en Veiligheid van de Opperste Sovjet die moest instaan voor de parlementaire controle op de veiligheidsdiensten fungeerde vooral als schijnorgaan zonder echte controlebevoegdheid[40]. Ook de wet op de staatsveiligheid van 1991 die moest voorzien in wettelijke afbakening van de bevoegdheden was eerder een legale bevestiging van de KGB die misbruiken allesbehalve uitsloot[41].
Bovengenoemde hervormingen waren vooral papieren constructies die de macht van de KGB niet beperkten. In de jaren 1990 en 1991 stond het comité op het toppunt van zijn macht en Kryuchkov twijfelde niet om deze in te zetten, zowel op binnenlands als op buitenlands vlak[42]. Deze groeiende assertiviteit zou culmineren in de augustuscoup.
1.5.3 De augustuscoup
De augustuscoup van 19 augustus 1991 en de daaropvolgende dagen zou het einde van de USSR inluiden. Over het exacte verloop van de putsch blijven tot op de dag van vandaag veel vragen bestaan. Vooral met betrekking tot de rol die Gorbatsjov in het hele gebeuren speelde is er nog steeds veel onduidelijkheid.
Vast staat dat de coup niet geheel onverwacht kwam. KGB-baas Kryuchkov stelde zich in de jaren en maanden voor de coup steeds combattiever op. Dit uitte zich in het inzetten van KGB-troepen in opstandige Baltische staten, openlijke kritiek op de perestrojka, steun aan conservatieven in de entourage van Gorbatsjov, etc.
Toen Gorbatsjov in juli 1991 een nieuw Unieverdrag uitwerkte dat de USSR zou omvormen tot een confederatie van soevereine staten waarbij de centrale macht sterk zou afnemen, was de maat vol voor de conservatieven[43]. Op 19 augustus, de dag voor de geplande ondertekening van het nieuwe Unieverdrag, nam een bijzonder staatscomité de macht over. Dit bijzonder staatscomité werd vooral bevolkt door leidende figuren uit de KGB, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het leger. Het staatscomité verklaarde Gorbatsjov ziek en riep de noodtoestand uit. Zowat alle leden van de KGB-top zaten in het door Kryuchkov voorbereide complot.
Het verdere verloop van de staatsgreep was zorgvuldig gepland. Belangrijke hervormers zoals Jeltsin zouden worden gearresteerd, communicatielijnen zouden worden geblokkeerd, belangrijke wegen en gebouwen zouden worden bezet en een verbod op oppositiepers zou worden ingevoerd. De uitvoering van deze plannen liep echter mis, en dit door verdeeldheid binnen uiterlijk de KGB zélf[44]. De ultieme bezegeling van deze verdeeldheid was de weigering van de elitegevechtseenheid Alfa om het plein voor het Witte Huis waar Jeltsin en zijn medestanders zich hadden verschanst te ontruimen en de hervormers te arresteren.
Beseffende dat zijn rol was uitgespeeld en de staatsgreep mislukt was trok Kruychkov zijn conclusies. Hij had de onderlinge verdeeldheid binnen zijn eigen veiligheidsapparaat onderschat. Daarnaast had hij de publieke steun voor Jeltsin niet voldoende in overweging genomen bij het uitzetten van de plannen.
Over de exacte rol van Gorbatsjov in de coup bestaat onduidelijkheid. Aanvankelijk leek Gorbatsjov het slachtoffer van een conservatieve samenzwering maar in de nasleep van de coup bleek al snel dat hij goed op de hoogte was van de voorbereidingen en gedurende heel de vertoning een dubbele rol zou spelen.
Amy Knight spreekt zelfs van the myth of the august coup[45]. Gorbatsjov zou betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van de staat van beleg. Gezien het feit dat in het nieuwe Unieverdrag de macht van Gorbatsjov sterk zou afnemen is het niet onlogisch dat hij de ondertekening ervan wou vermijden[46]. Volgens Knight speelde Gorbatsjov een spel dat hij niet kon verliezen. Door de coupplegers de opdracht te geven de noodtoestand voor te bereiden maar zich bij het uitroepen van deze noodtoestand afwezig te houden en ziekte te veinzen, kon hij enkel maar winnen. Als de coup zou lukken kon hij vanuit Foros op de Krim, waar hij zogezegd herstelde van gezondheidsproblemen, naar Moskou terugkeren en het leiderschap overnemen van de coupplegers. Bij mislukking van de coup dacht hij te kunnen terugkeren als onschuldig slachtoffer van de samenzweerders om eveneens de macht terug op te nemen[47].
Over de werkelijkheid van dit scenario bestaan voor- en tegenargumenten. De feiten tonen echter aan dat Gorbatsjov tijdens de coup in Foros lang niet zo geïsoleerd was als hij later zou laten uitschijnen[48]. Hij was zich op elk moment bewust van de gebeurtenissen en had permanent de mogelijkheid om te communiceren. Daarnaast is het moeilijk aan te nemen dat een getalenteerd leider als Gorbatsjov met zijn scherp ontwikkelde politieke instincten zich zo gemakkelijk zou laten misleiden[49]. Het zou in ieder geval niet de eerste keer zijn dat Gorbatsjov een dergelijke tactiek van publiekelijke distantiëring maar in werkelijkheid heimelijke betrokkenheid bij activiteiten die zijn imago van democratische hervormer kunnen schaden zou toepassen[50].
Uiteindelijk zouden de feiten toch anders verlopen dan verwacht door Gorbatsjov. De coup mislukte maar een glorievolle terugkeer aan de macht zat er niet meer in. Niet hij maar Boris Jeltsin kwam als held uit de hele affaire. De rol van Gorbatsjov en de USSR was uitgespeeld. Toen op 22 augustus het beeld van Feliks Dzerhinsky voor de KGB- hoofdkwartieren werd neergehaald (met behulp van een door de Amerikaanse ambassade verstrekte bouwkraan) leek ook het gevreesde Comité dat decennialang een diepgaande invloed op het maatschappelijke en politieke leven had uitgeoefend, aan zijn einde te zijn gekomen[51].
1.6 Conclusie
We kunnen concluderen dat de veiligheidsdiensten een diepgewortelde geschiedenis als repressie-instrument in het autoritaire bestuur van Rusland hebben. Daar waar dit tijdens het tsarisme nog beperkt was groeide de macht van de politieke politie zienderogen tijdens de heerschappij van Lenin. Stalin zou de politieke politie verder inzetten als repressieapparaat in zijn totalitair systeem. Hij zou er niet voor terugschrikken de veiligheidsdiensten wreedheden te laten begaan als hij verwachtte dat dit zijn persoonlijke macht ten goede zou komen. De inperking van de macht van de geheime dienst tijdens de destalinisatie zou van korte duur blijken. Onder Andropov zou de KGB terug uitgroeien tot een machtige speler. Tijdens de perestrojkajaren van Gorbatsjov speelden de veiligheidsdiensten een dubbele rol: enerzijds steun voor de hervormingen maar anderzijds tegenstand wanneer deze hervormingen de eigen macht zouden aantasten. Toen Jeltsin na de augustuscoup aan de macht kwam leek hij vastberaden de macht van de veiligheidsdiensten, geheel naar de wil van het volk, in te perken. Dit zou echter al snel een illusie blijken.
2 Jeltsins afrekening met de sovjet KGB en opbouw van een Russisch veiligheidsapparaat (’91-’93)
In het volgende hoofdstuk zullen de eerste jaren van het bewind van Boris Jeltsin worden beschreven. Na augustus 1991 werd de KGB aanzien als het symbool van de oude communistische orde. De geheime dienst werd gezien als de organisatie die doormiddel van afluisteren, intimidatie en repressie het sovjetsysteem gedurende decennia in stand had gehouden. Jeltsin werd gezien als een liberale democraat die de inlichtingen - en veiligheidsdiensten zou kortwieken. Hij zou, geheel conform zijn democratische hervormingen in de eerste jaren van zijn bewind, aansturen op een ontmanteling van de KGB om zo tot een minder geconcentreerd en almachtig veiligheidsapparaat te komen.
Vadim Bakatin verving na de augustuscoup Kryuchkov als KGB-baas. Hij kreeg de opdracht de geheime dienst op te splitsen in verschillende zelfstandige organisaties. Bakatin liet er geen gras over groeien en voerde aan aantal diepgaande hervormingen door. Hij ontmantelde de KGB door alle diensten die niet direct met staatsveiligheid te maken onder de machtige paraplu weg te halen[52]. De ooit zo machtige KGB leek definitief van het speelveld te worden verwijderd.
Jeltsin zou echter al gauw beseffen dat hij niet zonder sterke geheime diensten kon overleven in de woelige politieke jaren na de val van de sovjetunie. Hij zou al snel zijn imago van democratische hervormer geweld aan doen door te ijveren voor een sterke geheime dienst voor de Russische Federatie. Zijn pogingen om de veiligheidsdiensten voor eigen politieke doeleinden in te zetten, maakten deel uit van zijn conflict met het parlement. Dit conflict resulteerde in een gewapend treffen in 1993.
2.1 De hervormingen van Bakatin
Na de augustuscoup van 1991 benoemde Gorbatsjov op 23 augustus Vadim Bakatin tot nieuw hoofd van de KGB. Aangezien deze bekend stond als hervormingsgezind kon ook Boris Jeltsin zich in de benoeming vinden. Bakatins opdracht bestond erin de ontmanteling van de KGB uit te voeren[53]. De basispijlers van de hervormingen lagen al snel vast. Een opsplitsing van de organisatie in een aantal zelfstandige componenten moest het machtsmonopolie van de KGB breken. Daarnaast zou een decentralisatie van veiligheidsbevoegdheden naar de nieuwe republieken moeten plaatsvinden. Een derde pijler van Bakatins hervorming bestond uit een hervorming van de interne ideologie van de geheime diensten. De chekistische idealen moesten hiervoor worden vervangen door modernere opvattingen over staatsveiligheid en inlichtingenverwerving.
Ter uitvoering van deze basispijlers trachtte Bakatin in te grijpen in het personeelsbestand. Hoge functionarissen die nog onder Kryuchkov hadden gediend werden ontslagen en vervangen door jongere en meer hervormingsgezinde figuren. Een echt diepgaande vernieuwing van het personeelsbestand zou echter uitblijven. Bakatin stootte immers op heel wat wantrouwen binnen de organisatie. Om de onrust onder de gelederen in te perken beperkte hij, ondanks eerdere aankondigingen, zijn zuivering van het personeelsbestand[54]. Daarnaast bleef hij geloven dat door een ideologische switch de bestaande functionarissen konden worden omgevormd tot modernere officieren.
Verder startte Bakatin met de functionele desintegratie van de KGB[55]. Alle diensten die niet direct met staatsveiligheid te maken hadden, werden zelfstandig gemaakt. Zo werden de diensten die bevoegd waren voor de overheidsverbindingen en communicatie (communicatiebeveiliging, communicatieonderschepping, cryptografie, …) onttrokken aan de KGB en in een nieuw Comité Overheidsverbindingen (KPS) ondergeschikt aan de president geplaatst[56]. Ook de presidentiële beveiligingsdienst werd een onafhankelijk orgaan onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van de president. De antiterroristische eenheid Alfa onderging eveneens dezelfde behandeling: onttrekking aan de KGB en plaatsing onder directe verantwoordelijkheid van de president[57].
De sovjetrepublieken nationaliseerden in hun onafhankelijkheidsproces allen na de augustuscoup de KGB-eigendommen en structuren die zich op hun grondgebied bevonden. De KGB was niet meer in staat dit proces te stoppen[58]. De nieuwe veiligheidsdiensten in de onafhankelijk geworden republieken zouden de methoden van de oude moederorganisatie vaak kopiëren en aanwenden om interne oppositie te onderdrukken. Ook oude KGB-contacten zouden in de volgende decennia nog veelvuldig worden aangewend, over de landsgrenzen heen[59]. Aangezien het onmogelijk is om in het beperkte bestek van deze verhandeling op de evoluties van de veiligheidsdiensten in de voormalige sovjetrepublieken in te gaan, zal worden toegespitst op de ontwikkelingen van het veiligheidsapparaat van de Russische Federatie.
Na de bovengenoemde hervormingen van Bakatin bleef er een centrale KGB over die een groot deel van haar macht en invloed had verloren. Het beschikte enkel nog over de inlichtingendienst, de grenstroepen en de binnenlandse veiligheidsdienst,. De andere bevoegdheden waren ondergebracht in zelfstandige organisaties.
In november 1991 werden de overblijvende functies van de KGB opgesplitst in drie verschillende taken die elk zouden worden opgenomen door drie nieuwe organisaties. Hiermee hield de KGB, die door bovengenoemde hervormingen al sterk verzwakt was, definitief op te bestaan.
De bevoegdheid over de inlichtingendiensten (het vroegere eerste hoofddirectoraat van de KGB) werd overgedragen aan de nieuw opgerichte TSSR (Centrale Inlichtingendienst). Deze dienst stond in voor de vergaring van inlichtingen in het buitenland en de coördinatie van de inlichtingenuitwisseling tussen de verschillende republieken[60].
De bevoegdheid over de grenstroepen (voorheen een apart hoofddirectoraat binnen de KGB) werd overgedragen aan de KOGG (Comité ter bescherming van de Staatsgrenzen van de USSR) die instond voor de bewaking van de staatsgrenzen van de USSR[61].
De MSB (Interrepublikeinse Veiligheidsdienst) groepeerde de resterende hoofddirectoraten van de KGB. Deze hielden ondermeer in: tweede hoofddirectoraat (contraspionage), derde hoofddirectoraat (militaire contraspionage), vierde hoofddirectoraat (transportveiligheid), vijfde hoofddirectoraat (anti - terrorisme), zesde hoofddirectoraat (economische misdrijven en corruptie) en het zevende hoofddirectoraat (bewaking)[62].
Het is belangrijk te herinneren aan het feit dat deze hervormingen van Bakatin allen betrekking hadden op het inlichtingen – en veiligheidsapparaat van de USSR. De sovjetunie zou immers na de augustuscoup nog blijven bestaan tot 1 januari 1992. Tijdens de korte periode waarin Bakatin zijn structurele hervormingen (onttrekking van bepaalde diensten en uiteindelijk opsplitsing van de KGB) doorvoerde, waren de unierepublieken reeds bezig met de organisatie van hun eigen inlichtingen – en veiligheidsapparaat (cfr. supra). Dit gold uiteraard ook voor de belangrijkste unierepubliek, de Russische Socialistische Federatieve Sovjet-Republiek (RSFSR) waarvan Boris Jeltsin in juni 1991 tot president was gekozen.
De RSFSR KGB, de afdeling van de USSR KGB in de RSFSR, stelde voor de augustuscoup niet veel voor maar daar kwam, onder impuls van Jeltsin, snel verandering in. Hij zou er niet voor terugschrikken om naast zijn openbare steun aan de ontmanteling van de publiekelijk gehate sovjet KGB een geheime dienst voor ‘zijn’ RSFSR uit te bouwen. Omvangrijke delen van de USSR KGB werden overgeheveld naar de RSFSR KGB, de Russische veiligheidsdienst[63].
In een decreet van 26 november 1991 herdoopte Jeltsin de RSFR KGB tot AFB (Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie)[64]. Het was deze AFB die een groot deel van de middelen en functionarissen van de USSR KGB overnam. De AFB was verantwoording verschuldigd aan de president en de Russische Opperste Sovjet (later het parlement) en werd gefinancierd door de RSFR. Het was duidelijk dat het zwaartepunt verschoof van de sovjetdiensten naar de Russische diensten. De AFB en haar opvolgers zouden voortaan de belangrijkste rol spelen op het Russische grondgebied. De Interrepublikeinse Veiligheidsdienst MSB zou enkel nog een coördinerende rol spelen. Nadat Gorbatsjov aftrad (25 december 1991) en de USSR formeel ophield te bestaan (1 januari 1992) zouden ook de andere componenten van de KGB in grote mate worden opgezogen door het veiligheidsapparaat van de Russische Federatie.
Men kan concluderen dat Bakatin erin geslaagd is op een zeer korte tijd de KGB te ontmantelen. Door een functionele desintegratie en een decentralisatie naar de deelrepublieken werd de macht van het voorheen zo gezagvolle Comité gebroken. Dit betekende echter niet dat de rol van de geheime diensten was uitgespeeld. Zowel in de Russische Federatie als in de andere voormalige republieken van de USSR zouden ze gedurende de volgende jaren een belangrijke rol blijven spelen. In wat volgt zullen we ons enkel nog concentreren op de ontwikkelingen van het inlichtingen – en veiligheidsapparaat in de Russische Federatie.
2.2 Het ontluikende Russische veiligheidsapparaat
De beëindiging van de Sovjetunie, en met haar alle uniestructuren binnen het veiligheidsapparaat, betekende geenszins dat Rusland rustige politieke tijden tegemoet ging. Rusland erfde als belangrijkste unierepubliek het grootste deel van de structuren, functionarissen en middelen van de sovjetveiligheidsdiensten. De nieuwe vorm van het Russische veiligheidsapparaat en de controlebevoegdheid erover zou één van de twistpunten worden die de president en het parlement al snel zouden verdelen.
Alvorens dieper in te gaan op het conflict tussen Jeltsin en het parlement, en de rol van de veiligheidsdiensten in dit conflict, zullen we de hervorming van het inlichtingen – en veiligheidsapparaat in de eerste jaren van het presidentschap van Jeltsin belichten.
Jeltsin beschikte over verschillende mogelijkheden in zijn keuze hoe met het veiligheidsapparaat dat hij geërfd had van de USSR om te gaan[65]. Hij zou alle diensten kunnen afschaffen en vanuit deze tabula rasa een geheel nieuwe structuur van inlichtingen – en veiligheidsdiensten kunnen opbouwen. Daarnaast zou hij het bestaande apparaat kunnen trachten te hervormen door mensen uit de oude garde te vervangen door nieuwe, jongere, functionarissen met een modernere kijk. Een derde optie bestond erin het gehele apparaat na enkele hervormingen over te nemen en in te schakelen voor eigen doeleinden. Ondanks zijn imago van democratische hervormer en zijn retoriek die het volk een transparante democratische rechtsstaat beloofde werd al snel duidelijk dat Jeltsin voor de derde mogelijkheid zou kiezen en het staatsveiligheidsapparaat zou gebruiken voor zijn eigen politieke doeleinden.
2.2.1 MBVD en MBRF
Het decreet dat Jeltsin in december 1991 uitvaardigde ter oprichting van de MBVD (Ministerie van Veiligheid en Binnenlands Zaken) was een eerste aanduiding welke richting hij uitwou met de inlichtingen – en veiligheidsdiensten. De MBVD zou immers naast de MSB en AFB ook het MVD (Ministerie van Binnenlandse Zaken) omvatten. Het decreet was opgesteld door hoge functionarissen uit het Russische Ministerie van Binnenlandse Zaken. Eén van hen was Viktor Baraninkov. Hij zou volgens het decreet tot minister van de overkoepelende MBVD worden benoemd[66]. De uitvaardiging van het decreet duidde erop dat de rol van Bakatin was uitgespeeld. Hij zou de creatie van een dergelijk machtig orgaan nooit hebben aanvaard maar was na zijn korte passage al snel weggemanouvreerd.
De creatie van de MBVD werd op scherpe kritiek onthaald. Voor velen deed dit orgaan, dat de scheiding tussen staatsveiligheid (AFB) en bewaring van de openbare orde (MVD) ophief, denken aan zwarte perioden uit het verleden. Ook binnen de diensten zelf werd het decreet niet positief onthaald. Functionarissen uit de staatsveiligheidsdiensten keken immers neer op de politiemensen en zagen ertegenop te moeten werken onder commando van een MVD-generaal. De toplui uit het nieuwe ministerie trachtten de negatieve kritieken te weerleggen maar dit had weinig effect[67].
Uiteindelijk zou Jeltsin moeten toegeven. De kritiek van de staatsveiligheidsmensen zou de doorslag hebben gegeven bij zijn beslissing. Op 16 januari ’92 trok Jeltsin het decreet ter oprichting van de MBVD in. In de plaats kwamen er twee aparte ministeries: een Ministerie van Binnenlandse Zaken en een Ministerie van Veiligheid[68].
Het decreet van 24 januari 1992 voorzag in de oprichting van een Ministerie van Veiligheid van Rusland (MBRF) met Barannikov aan het hoofd ervan. De MBRF bevatte in tegenstelling tot de MBVD dan wel niet de diensten van Binnenlandse Zaken, dit nam niet weg dat er binnen het Ministerie van Veiligheid een concentratie aan bevoegdheden en macht plaatsvond. De MBRF kreeg beschikking over alle functionarissen en middelen van de AFB en MSB. Via deze weg nam de MBRF de activiteiten van een hele reeks hoofddirectoraten van de KGB over.
Onder druk van Barannikov stemde Jeltsin in met verdere centralisatie. Zo werd de bevoegdheid over de militaire inlichtingendienst (GRU) en de grenstroepen (KOGG) al na korte tijd toegekend aan het Ministerie van Veiligheid. Deze centralisatie van macht en middelen in het ongeveer 300000 functionarissen tellende[69] ministerie deed bij velen de herinnering aan de KGB weer opkomen.
De vergelijking met de KGB werd verder in de hand gewerkt door het optreden van de MBRF waarbij men oude methoden niet schuwde. Ook het veelvuldig aanwenden van PR-campagnes om het imago van het ministerie op te poetsen vormde eveneens een sterke gelijkenis met het verleden[70].
Zowel het parlement als de president zagen in dat het Ministerie van Veiligheid een belangrijk machtsinstrument was. Een strijd om de controle op de MBRF brak los. Op dit conflict zal in het volgende deel dieper worden ingegaan.
2.2.2 SVR
In tegenstelling tot quasi alle andere directoraten van de KGB was er zelden publieke kritiek op het eerste hoofddirectoraat, bevoegd voor buitenlandse inlichtingen. Ook na het opdoeken van de USSR was men het erover eens dat Rusland een sterk buitenlands inlichtingenapparaat moest behouden om de Russische belangen in het buitenland te waarborgen. De legitimiteit van de buitenlandse inlichtingendienst stond nooit ter discussie[71]. Nochtans had het eerste hoofddirectoraat in het verleden ‘actieve maatregelen’ in het buitenland zoals moord, sabotage, desinformatie, steun aan terreurgroepen, etc. nooit geschuwd. Een van de bekendste van deze actieve maatregelen was de moord op de Bulgaarse dissident Georgi Markov, die in 1978 te Londen overleed nadat hij door de punt van een paraplu met gif werd geïnjecteerd[72].
In december 1991 richtte Jeltsin de SVR (Buitenlandse Inlichtingendienst van de Russische Federatie) op. Deze SVR nam de middelen, functionarissen en databanken van haar sovjetvoorganger TSSR (cfr. supra) over. Tevens werd voorzien in een legale basis voor de Buitenlandse Inlichtingendienst. Voor het eerst werden de operationele mogelijkheden voor de buitenlandse inlichtingendienst in een openbare wet afgebakend. De inlichtingendienst was voortaan verantwoording verschuldigd aan het parlement en de president[73]. De algemene leiding lag echter in handen van de president.
Ondanks deze voorziening in een wettelijk kader zou de SVR ontsnappen aan echte publieke controle. In de wet was de hand van topfunctionarissen uit de inlichtingendiensten duidelijk terug te vinden[74]. De wettelijke bepalingen maakten efficiënte controles op budget, operaties, personeel, etc. door de het parlement zo goed als onmogelijk. Ook werd de publicatie van artikels over spionagezaken in de pers onderworpen aan voorafgaande toestemming van de SVR.
Daar waar het wettelijk kader waarin de SVR in de toekomst zou moeten opereren (althans op papier) een vernieuwing was, kon men de SVR-leiding bezwaarlijk als vernieuwing bestempelen. De toplui van de TSSR verhuisden gewoon mee naar de nieuwe Buitenlandse Inlichtingendienst[75]. Ook TSSR - baas Jevgeni Primakov verhuisde mee en werd de chef van de nieuwe inlichtingendienst.
Na verloop van tijd zou de invloed van de Buitenlandse Inlichtingendienst op het buitenlands beleid toenemen. Zo publiceerde het in 1993 een document dat een agressievere opstelling van Rusland in het buitenlands beleid voorschreef. Het document bepleitte een waarschuwing aan het westen voor verdere uitbereiding van de NAVO en inmenging in de GOS-staten. Hiermee bewoog de SVR zich duidelijk buiten zijn functie als inlichtingendienst en nam het een beleidsadviserende rol aan[76]. Vanaf 1993 vond er ook daadwerkelijk een koerswijziging plaats in de buitenlandse politiek van de Russische Federatie. De periode van het ‘romantisch internationalisme’ werd afgesloten en Rusland begon zich assertiever en agressiever op te stellen[77]. Ook trad SVR-baas Primakov steeds meer in de schijnwerpers. Hij zou later minister van buitenlandse zaken en premier worden.
Primakov slaagde erin eigen prioriteiten te leggen in het werk van de inlichtingendienst. Hij professionaliseerde de analysemethoden, reduceerde het personeelsbestand[78] en verschoof de klemtoon van het spionagewerk van politieke en militaire spionage naar de economische, commerciële en industriële spionage[79]. Ook voorzag Primakov in samenwerking met andere, ook westerse, inlichtingendiensten. Deze moderniseringen werden aan het grote publiek kenbaar gemaakt door PR-campagnes die sterk op deze van de MBRF leken.
2.2.3 FAPSI
In december 1991 werd het Federaal Agentschap voor Regeringscommunicatie en informatie (FAPSI) opgericht als opvolger van het Comité Overheidsverbindingen KPS (cfr. supra). Dit agentschap nam dus via het KPS het personeel, middelen, wetenschappelijke centra, communicatieacademiën, etc. van het vroegere achtste hoofddirectoraat (communicatie en cryptografie) en het zestiende directoraat (elektronische contraspionage) van de KGB over[80].
Het agentschap was verantwoordelijk voor het regeringscommunicatiesysteem. Zowel controle over interne communicatie als communicatie met het buitenland behoorden tot de bevoegdheden van het FAPSI[81]. Later zou het Agentschap erin slagen haar functies verder uit te breiden.
2.2.4 GUO
In december 91 richtte Jeltsin een eigen veiligheidsdienst op. De GUO (Hoofdadministratie voor de Bescherming van de Russische Federatie) werd zo de opvolger van het vroegere negende directoraat (bewaking) van de KGB. Dit directoraat was na de augustuscoup reeds omgevormd tot een aparte dienst buiten de KGB en werd nu omgedoopt tot een administratie met ministeriële status dat enkel aan de president verantwoording verschuldigd was[82].
De GUO kwam onder leiding van KGB-oudgediende Mikhail Barsukov en was oorspronkelijk enkel bevoegd voor de fysieke bescherming van de Russische politieke leiders en buitenlandse functionarissen, evenals voor de bescherming van bepaalde regeringsgebouwen[83]. Na het conflict tussen Jeltsin en het parlement zou de administratie een reeks andere bevoegdheden naar zich toetrekken en zich ontwikkelen tot een machtige veiligheidsdienst (cfr. infra).
2.2.5 Grenstroepen
Na de augustuscoup werden de grenstroepen van het grensbewakingdirectoraat van de USSR KGB ondergebracht in een apart comité, de KOGG (cfr. supra). Na de opdoeking van de USSR bewogen de grenstroepen een tijd in een vacuüm. Het was onduidelijk wie juist zeggenschap had over deze uitgebreide troepenmacht (formeel het GOS) en er heerste chaos[84]. Aan deze toestand trachtte Jeltsin een einde te maken met een decreet in juni 1992 dat de grenstroepen integreerde in het Ministerie van Veiligheid.
De grenstroepen, geschat op ongeveer 180.000 manschappen[85], beperkten zich volgens de bepalingen van het decreet niet tot het beschermen van de grenzen van de Russische Federatie. Ook elders in het GOS zouden de grenstroepen grensverdedigingstaken waarnemen. Rusland vreesde immers dat zijn strategische belangen in het gedrang zouden komen als de bewaking van de buitenste grenzen van de GOS-staten werd overgelaten aan de betreffende landen. De bilaterale onderhandelingen die de Russische Federatie met de individuele GOS-staten voerde over de grensbewaking liepen niet steeds zoals gewenst. Met sommige staten (Kirgizië, Kazakstan, Armenië, Oezbekistan, …) bereikte men gemakkelijk een akkoord over gemeenschappelijke grensbewaking. Met anderen (Oekraïne, Azerbeidjan) verliep de samenwerking veel stroever[86]. De grenstroepen werden een instrument in het regionale beleid van Rusland. De strategisch waardevolle troepen zouden meermaals in gewapende regionale conflicten betrokken geraken.
Het falende optreden van de grenstroepen in één van deze conflicten, het grensconflict tussen Tadzjikistan en Afghanistan, zou uiteindelijk zelfs leiden tot het ontslag van MBRF-baas Barannikov die via het Ministerie van Veiligheid de verantwoordelijkheid over de grenstroepen droeg. Een andere, en wellicht fundamentelere, reden van het ontslag ligt in de rol van Barannikov in het conflict tussen Jeltsin en het parlement (cfr. infra). Barannikov zou er immers niet in slagen Jeltsin te overtuigen van zijn loyaliteit[87]. Op de botsing tussen Jeltsin en het parlement wordt in het volgende deel van dit hoofdstuk dieper ingegaan.
2.3 Het conflict tussen Jeltsin en het parlement
Al snel na het opdoeken van de USSR ontstond in de Russische Federatie een conflict tussen president en parlement (toen nog Opperste Sovjet). Een onderdeel van deze politieke machtsstrijd was de vraag wie de controle over de geheime diensten moest uitoefenen. Het parlement eiste uitgebreide parlementaire controle op de activiteiten van deze diensten. De president vond daarentegen dat deze diensten enkel aan hem onderworpen moesten zijn. De machtsstrijd culmineerde uiteindelijk in een gewapend conflict. Hierin zouden de veiligheidsdiensten een cruciale rol spelen.
Jeltsin werd al snel na zijn aantreden geconfronteerd met een behoudsgezind en machtsbelust parlement. Tussen 1991 en 1993 zouden de spanningen tussen de uitvoerende en de wetgevende macht enkel toenemen. Belangrijkste opponenten van Jeltsin waren de voorzitter van de Opperste Sovjet, Roeslan Chasboelatov, en vice-president Aleksander Rutskoi. Beiden waren medestanders van Jeltsin geweest tijdens de augustuscoup van 1991 maar ze zouden al snel rivalen worden[88].
Alvorens de confrontatie met het parlement aan te gaan verzekerde Jeltsin zich van de steun van de machtsministeries. Hiertoe moest hij enkele personeelswissels doorvoeren[89]. Zo werd de secretaris van de Nationale Veiligheidsraad Skokov vervangen door de Jeltsin-getrouwe Lobov. Vice-president Rutskoi, bevoegd voor controle over de machtsministeries, werd alle commandobevoegdheden over defensie en staatsveiligheid ontnomen. Tenslotte benoemde Jeltsin Sergei Stepashin tot plaatsvervangend minister van Veiligheid om zijn controle op de MBRF geheel te verzekeren.
Nu Jeltsin zich verzekerd had van de steun van de machtsministeries moest hij enkel nog het opportune moment afwachten. In september 1993 achtte hij het moment gekozen om de parlementaire oppositie (communisten en ultranationalisten die van Rusland terug een grootmacht wilden maken) uit te schakelen. Jeltsin ontbond het parlement op 21 september[90]. De machtsministeries zegden hem onmiddellijk hun steun toe.
Als reactie hierop benoemde het parlement een soort van schaduwregering met een schaduwpresident (Rutskoi) en schaduwministers van de machtsministeries[91]. Dit bleek een zware tactische fout. De aanstelling van schaduwministers ontnam de officiële ministers elke incentive om de kant van het parlement te kiezen. Daarnaast bleek dat de gekozen schaduwministers een veel te kleine achterban hadden binnen de machtsministeries. Ondanks allerlei beloften over loon en werkomstandigheden slaagden er ze er nooit in grote groepen uit het veiligheidsapparaat de kant van de oppositie te doen kiezen.
Jeltsin eiste dat de opstandige volksvertegenwoordigers het Witte Huis, waar ze zich verschanst hadden, zouden ontruimen. Na een week van spanning bestormden regeringstroepen het Witte Huis en gaven de oppositieleden zich over. Officieel vielen er 145 doden[92].
Uiteindelijk zou het leger de meeste verdienste opeisen uit het neerslaan van de opstand[93]. De inlichtingen – en veiligheidsdiensten hielden zich eerder op de achtergrond. Toch kan men hen een belangrijke rol in de afloop van het conflict toedichten. Zo kan met het gegeven dat geen enkele legereenheid overliep naar de parlementairen vooral een verdienste noemen van de militaire contraspionage wat een bevoegdheid van de MBRF[94] was. Het FAPSI speelde een cruciale rol in het afsnijden van belangrijke telefoon – en andere communicatielijnen. De elite eenheden van het leger die van cruciaal belang waren gebleken bij het neerslaan van de oproer bleken voorheen deel te hebben uitgemaakt van de KGB. De infiltratie van het Witte Huis waar de parlementsleden zich hadden verschanst werd uitgevoerd door elite eenheden van de GUO (Alfa en Vympel). Deze slaagden erin de kopstukken van de opstand levend te arresteren[95].
Jeltsin leek dus te kunnen rekenen op zijn veiligheidsdiensten. Toch kon hij vragen stellen bij de loyaliteit van het gehele veiligheidsapparaat. Sommige delen ervan, vooral deze binnen de MBRF, toonden tijdens de crisis geen onvoorwaardelijke steun aan de president. Dit zou resulteren in de vervanging van Barranikov door KGB-veteraan Nikolai Golushko aan het hoofd van het Ministerie van Veiligheid. In de bezwering van de crisis hadden de diensten van de exclusief aan Jeltsin verantwoording verschuldigde GUO een hoofdrol gespeeld. Jeltsin zou hiermee rekening houden bij latere hervormingen van het veiligheidsapparaat waarbij de macht en bevoegdheden van deze Hoofdadministratie sterk zouden toenemen .
Jeltsin schreef na de afloop van het conflict nieuwe parlementsverkiezingen uit die in december 1993 werden gehouden. De uitslag liet een overwinning zien van de conservatieve nationalisten rond Vladimir Zhirinovsky en van de communisten rond Gennadi Zjoeganov. Tevens werd per referendum een nieuwe grondwet aangenomen die in o.a. grotere bevoegdheden van de president voorzag[96]. Jeltsin zou van deze invoering van een presidentieel regime gebruik maken om verschillende diensten van het veiligheidsapparaat te versterken en onder zijn exclusieve controle te brengen. Hierop zal in het volgende hoofdstuk worden ingegaan.
2.4 Conclusie
In de periode tussen de twee coups die begin jaren ’90 de Russische politiek tekenden onderging het veiligheidsapparaat diepgaande hervormingen. Vlak na de augustuscoup van 1991 startte Bakatin met een decentralisatie en functionele desintegratie die uiteindelijk tot het opdoeken van de KGB zou leiden. Boris Jeltsin, die dit proces aanvankelijk openlijk steunde, zou er echter niet voor terugschrikken eens hij aan de macht was een sterk veiligheidsapparaat op te bouwen voor de Russische Federatie. Hierbij werden grote delen van de oude KGB gerecupereerd door de Russische opvolgingsorganisaties.
De strijd om de verantwoordelijkheid en de controle over de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten maakte deel uit van het conflict dat Jeltsin en de parlementaire oppositie tot een gewapend treffen zou leiden in 1993. In deze tweede coup trok Jeltsin aan het langste eind en hij vestigde een presidentieel regime. In de daaropvolgende jaren zou Jeltsin van zijn uitgebreide presidentiële macht gebruik maken om de geheime diensten verder te versterken en zijn controle erop te versterken. Op deze evolutie zal in het volgende hoofdstuk worden ingegaan.
3 Jeltsin en de geheime diensten in de periode na het conflict van ‘93
Nadat hij als overwinnaar uit het conflict met het parlement was gekomen vergrootte Jeltsin zijn persoonlijke macht. Hij schreef een nieuwe grondwet die voorzag in een uitbreiding van de macht van de president. De invoering van een presidentieel regime zou het ook mogelijk maken de bevoegdheden van verschillende diensten van het veiligheidsapparaat uit te breiden en de presidentiële controle op deze diensten exclusief te maken waardoor het parlement definitief buiten spel werd geplaatst. Het eerste deel van dit hoofdstuk zal focussen op de belangrijkste hervormingen die de inlichtingen – en veiligheidsdiensten hiertoe ondergingen.
De hardere opstelling van Jeltsin op het vlak van veiligheidsbeleid werd mede ingegeven door de hoge verkiezingsuitslag die Zhirinovsky behaalde bij de parlementsverkiezingen van 1993. Jeltsin leidde uit de hoge score van de ultraconservatieve nationalist af dat het volk een sterk Rusland met een sterk leiderschap verkoos boven democratische hervormingen. Om in 1996 herkozen te geraken zou hij zich meer gaan profileren rond de issues waarmee Zhirinovsky scoorde (nadruk op een sterk Rusland, harde aanpak van de criminaliteit) en minder rond liberale, westerse thema’s. Een versterking van het veiligheidsapparaat was deel van deze strategie[97]. Ook de eerste invasie in Tsjetsjenië kan in dit licht bekeken worden. In het tweede deel van dit hoofdstuk zal de eerste Tsjetsjeense oorlog en de rol van de geheime diensten hierin worden bekeken.
Het veiligheidsapparaat zou in de eerste jaren na het conflict tussen Jeltsin en het parlement belangrijke hervormingen ondergaan. Daarna zou de bestaande constellatie zonder veel wijzigingen blijven bestaan tijdens de rest van zijn presidentschap. Tijdens het tweede deel van Jeltsins presidentschap werden de inlichtingen – en veiligheidsdiensten regelmatig ingezet voor politieke doeleinden. Daarnaast zouden personen uit het veiligheidsapparaat ook persoonlijke politieke objectieven nastreven. Hierop wordt in het tweede deel van dit hoofdstuk ingegaan.
3.1 De hervormingen van de verschillende veiligheidsdiensten
3.1.1 Van MBRF via FSK naar FSB
3.1.1.1 FSK
In december 1993 werd het veiligheidsministerie MBRF door een presidentieel decreet opgedoekt. De opvolger van het Ministerie werd de FSK (Federale Contraspionagedienst). Over de beweegredenen van Jeltsin voor deze zet bestaan verschillende mogelijke verklaringen. Zo zou de gebrekkige steun van bepaalde personen en afdelingen van de MBRF tijdens het conflict met het parlement een mogelijke beweegreden zijn geweest om het Ministerie van Veiligheid af te schaffen. Een andere mogelijke verklaring zou te vinden zijn bij de parlementsverkiezingen van december 1993. De onverwacht hoge scores van de communisten en, vooral, Vladimir Zhirinovsky waren voor Jeltsin en diens entourage onrustwekkend. De geruchten als zou Zhirinovsky tijdens de verkiezingen geheime steun hebben gekregen van de MBRF zouden een deel van de verklaring van Jeltsins hervorming kunnen vormen. Vast staat dat Jeltsin de door de nieuwe grondwet toegenomen presidentiële macht aanwendde om dit orgaan eindelijk onder zijn exclusieve controle te krijgen. Het doel van deze strategische beslissing was benarde politieke situaties zoals die van oktober 1993 definitief te vermijden[98].
In het nieuwe decreet werd de FSK direct ondergeschikt aan de president[99]. Het parlementaire toezicht werd zo goed als afgeschaft. Op papier waren er nog wel het toezicht door het Comité voor de Veiligheid in het Lagerhuis (Doema) en door het Comité voor Defensie en Veiligheid in het Hogerhuis (Federatieraad). Deze parlementaire controleorganen waren echter vooral papieren constructies.
Daarnaast werd in het decreet een wijziging van het personeelsbeleid aangekondigd. Dit leek echter weinig werkelijke veranderingen te veroorzaken. De aangekondigde drastische personeelsreductie zou er nooit komen. Als er al afvloeiingen plaatsvonden, betrof het meestal overplaatsingen naar andere diensten. Ook de top van de nieuwe dienst bleef nagenoeg identiek. Het hoofd van de FSK, Nikolai Golushko, was voordien het hoofd van de MBRF geweest.
In tegenstelling tot de personeelsstructuur werd het bevoegdhedenpakket van de FSK wel sterk gewijzigd in vergelijking met dat van de MBRF. De taken van de FSK hielden ondermeer in: contraspionage, interne veiligheidsanalyse, bestrijding van subversieve activiteiten, contraterreur en bestrijding van wapen – en drugstrafieken. De FSK verloor ondermeer de controle over de grenstroepen. Deze was voordien in handen van de MBRF maar werd nu een onafhankelijke Federale Grensdienst (FBS). Enkele andere bevoegdheden werden eveneens overgeheveld naar andere diensten. Vooral het Ministerie van Binnenlandse Zaken MVD ging met enkele belangrijke bevoegdheden aan de haal. Het verwierf ondermeer de zeggenschap over de gevangenis van Lefortivo en over het Departement ter bestrijding van Corruptie en Smokkel[100]. Verder werd de onderzoeksbevoegdheid van de FSK overgeheveld naar de Openbare Aanklager. Het Communicatie – en informatieagentschap FAPSI werd tenslotte bepaalde speciale diensten toegewezen die voordien bij de MBRF hoorden.
In deze nieuwe vorm was de FSK dus een veiligheidsdienst naar westers voorbeeld waarbij het zich voornamelijk beperkte tot inlichtingenwerk en waarbij de wetsuitvoeringsfuncties werden overgelaten aan de diensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Ondanks deze nieuwe structuur en takenpakket bleef het personeel en de leiding veelal onveranderd. Het behoeft dan ook weinig verwondering dat de FSK al snel zou trachten zijn verloren bevoegdheden terug te winnen.
3.1.1.2 FSB
In april 1995 werd de FSK bij wet omgedoopt tot (Federale Veiligheidsdienst)[101]. Wat het statuut en de personeelsbezetting betreft bleef alles min of meer bij het oude. Sergei Stepashin, die in februari 1994 Golushko was opgevolgd als hoofd van de FSK[102], bleef aan het hoofd van de dienst staan. Stepashin zou op zijn beurt in juli 1995 worden opgevolgd door GUO-baas Mikhail Barsukov (cfr.infra). De officieel 75000 functionarissen van de FSK werden overgenomen door de FSB. Ook het statuut werd gewoon overgenomen: directe ondergeschiktheid aan de president en ‘controle’ door de wetgevende macht.
In de afbakening van het takenpakket van de FSB bevonden zich wel nieuwe aspecten. De wet bepaalde drie centrale taken voor de Federale Veiligheidsdienst: contraspionage, misdaadbestrijding en buitenlandse inlichtingenvergaring[103]. Contraspionage en misdaadbestrijding waren een louter verderzetten van de taken van de FSK. Buitenlandse inlichtingen daarentegen was een geheel nieuw aspect. Deze bevoegdheid had immers voorheen steeds exclusief bij de Buitenlandse Inlichtingendienst (SVR) gelegen.
De nieuwe wet gaf de Federale Veiligheidsdienst ook een meer uitgebreide legale basis om zijn taken te vervullen. Zo werd de infiltratie in buitenlandse organisaties en criminele groeperingen wettelijk mogelijk gemaakt. Speciale eenheden mochten terug worden opgericht. De in het decreet van 1993 verloren gegane onderzoeksbevoegdheden werden gedeeltelijk terug ingevoerd. Hiertoe kreeg de FSB de mogelijkheid informatie te vorderen van privé ondernemingen, woningen te betreden, informanten in te schakelen, telefoons af te luisteren, briefwisseling te controleren, computernetwerken en databases te infiltreren, etc. Ook kon de FSB terug beschikken over eigen gevangeniscapaciteiten[104].
In augustus 1995 werd de macht van de FSB verder uitgebreid. Toen werd de antiterroristische elite-eenheid Alfa overgeheveld van de GUO naar de Federale Veiligheidsdienst.
Men kan concluderen dat de omvorming van de FSK tot FSB een versterking van de veiligheidsdienst inhield. De uitbreiding van de taken en vergroting van de operationele mogelijkheden werden verantwoord als nodige stappen in de efficiënte aanpak van georganiseerde misdaad. Vast staat dat na het bescheiden stapje vooruit bij de creatie van de FSK, met de omvorming tot FSB twee stappen terug richting oude KGB werden gezet.
De hervorming van de MBRF tot FSK en later FSB ging gepaard met een verharding van de aanpak van de criminaliteit. Jeltsin trachtte zich te profileren met een krachtige aanpak van de misdaad. De strengere houding werd begin ’94 geconcretiseerd in een presidentieel decreet dat een reeks maatregelen aankondigde om te criminaliteit aan te pakken. Het decreet vergrootte de middelen, het personeelsbestand en de wettelijke mogelijkheden van de politiediensten. Zo zou het personeelsbestand van Binnenlandse Zaken met 52000 functionarissen toenemen. Verder pleitte het decreet voor meer samenwerking tussen de FSB en het Ministerie van Binnenlandse Zaken[105]. Ondanks protest van mensenrechtenorganisaties en het parlement, die in de hardere aanpak van de criminaliteit een gevaar voor de burgerrechten zagen, vond het decreet de goedkeuring bij de meerderheid van de bevolking.
3.1.2 Hervormingen van de andere delen van het veiligheidsapparaat
De hervormingen die het Ministerie van Veiligheid na invoeren van de nieuwe grondwet uiteindelijk omvormde tot Federale Veiligheidsdienst gebeurden niet geïsoleerd. Ze gingen gepaard met een reeks ingrepen die het gehele veiligheidsapparaat wijzigden en die de president een ruimere greep op de inlichtingen – en veiligheidsdiensten gaf.
3.1.2.1 SVR
Met een nieuwe wet over de buitenlandse inlichtingen die eind 1995 werd aangenomen in de Doema vergrootte Jeltsin zijn greep op de Buitenlandse Inlichtingendienst SVR. De wet, waarin de structuur, basisprincipes en controle op de SVR werden uiteengezet, verschilde slechts weinig van het legale kader waarin de SVR voorheen werkte. Het enige verschil was dat de inlichtingendienst voortaan enkel direct ondergeschikt was aan de president. Voordien was de inlichtingendienst verantwoording verschuldigd aan zowel president als parlement[106].
3.1.2.2 FAPSI
Ook het Communicatie – en informatieagentschap FAPSI onderging enkele hervormingen. Eind ’93 werd het FAPSI door een decreet van de president verantwoordelijk gesteld voor het beheer en coördinatie van data tussen de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten en die van andere GOS-landen. Het agentschap kon zo zijn macht uitbreiden en verkreeg de controle over een informatieruimte die het gehele GOS omvatte. Toen Jeltsin de presidentiële informatieadministratie afschafte en de functies overdroeg aan het FAPSI kon het agentschap andermaal zijn monopolie over het informatiebeheer uitbreiden[107]. Wetende dat het agentschap later ook nog de controle over elektronische communicatie tussen Russische banken en ondernemingen zou verwerven, kan men stellen dat het FAPSI een controlebevoegdheid op de informatiestromen bezat die vergelijkbaar was met die van de oude KGB.
3.1.2.3 FBS
Toen Jeltsin eind ’93 de MBRF opdoekte en verving door de FSK maakte hij van de grenstroepen, voordien deel van de MBRF, een onafhankelijke Federale Grensdienst FBS (cfr. supra). Deze beslissing werd vooral ingegeven door de achterdocht van de GOS-staten. Zij vreesden immers inmenging van de Russische veiligheidsdiensten waarvan de FBS deel uitmaakte. Door de grenstroepen te desintegreren uit de veiligheidsdienst en er een onafhankelijk orgaan van te maken hoopte Jeltsin het wantrouwen te kunnen wegnemen en de GOS-staten tot meer samenwerking inzake gemeenschappelijke grensbewaking te kunnen bewegen[108]. De nieuwe onafhankelijke Federale Grensdienst kreeg de status van een federaal ministerie en werd onder directe verantwoordelijkheid van de president geplaatst. Het personeelsbestand van de FBS zou in de volgende jaren groeien tot een geschatte 250000 functionarissen.
3.1.2.4 GUO
De macht van de GUO (Hoofdadministratie voor de Bescherming van de Russische Federatie) werd na het conflict van ’93 sterk uitgebreid. Deze administratie met ministeriële status was reeds sinds december ’91 enkel aan de president verantwoording verschuldigd. Vanaf 1993 slaagde het er in te ontwikkelen tot een machtige dienst. De GUO kon een reeks bevoegdheden naar zich toetrekken. Zo verwierf het eigen inlichtingen – en contraspionagetaken, medecontrole over de Russische wapenexport, bevoegdheid over het beheer van de regeringsbunkers, etc. De GUO kende na deze bevoegdheidsuitbreiding een personeelsbestand van 20000 tot 25000 manschappen[109].
In juni 1996 vaardigde Jeltsin een decreet uit dat de GUO omvormde tot FSO (Federale Bewakingsdienst). Hierin werden de diensten van de GUO en die van de Presidentiële Veiligheidsdienst SB samengevoegd. De GUO was voorheen in 1995 reeds ondergeschikt gemaakt aan de SB. Het decreet gaf de FSO uitgebreide onderzoeksbevoegdheden. Zo werd het voor de Federale Bewakingsdienst wettelijk mogelijk huiszoekingen te plegen, arrestaties te verrichten, andere staatsorganen bepaalde bevelen te geven, toegang tot publieke plaatsen te ontzeggen, informanten te rekruteren, etc[110].
3.1.2.5 SB
In december 1993 achtte Jeltsin het wenselijk om naast de GUO een aparte Presidentiele Veiligheidsdienst (SB) op te richten[111]. Alexander Korzhakov, een trouwe bondgenoot en al sinds de jaren ’80 de persoonlijke bodyguard en tennispartner van Jeltsin, kreeg de leiding van de dienst in handen[112]. De politieke invloed van Korzhakov zou in de daaropvolgende jaren sterk stijgen. Ondanks het feit dat hij steeds verklaarde zich niet met politiek in te laten, schreven tal van waarnemers hem een toenemende politieke machtspositie toe.
In juli ’95 vergrootte Jeltsin de macht van Korzhakov aanzienlijk. Met een presidentieel decreet maakte hij immers de GUO ondergeschikt aan de Presidentiële Veiligheidsdienst (SB) van Korzhakov[113]. Deze SB werd dan weer ondergebracht bij de presidentiële staf. De SB bleef dus rechtstreeks aan de president ondergeschikt.
De macht van Korzhakov over het veiligheidsapparaat nam verder toe toen FSB-baas Stepashin in diezelfde maand werd vervangen door GUO-baas Mikhail Barsukov, een betrouwbare bondgenoot en vriend van Korzhakov. Stepashin werd verantwoordelijk gehouden voor de bestorming van een door Tsjetsjeense rebellen bezet hospitaal te Budennovsk (cfr infra). De bestorming door troepen die onder verantwoordelijkheid van Stepashin stonden draaiden uit op een bloedbad (120 doden). Ondanks het feit dat ook Korzhakov en Barsukov deelden in de verantwoordelijkheid werd Stepashin opgeofferd. Door de transfer van Barsukov naar de FSB kon Korzhakov zijn machtspositie in het veiligheidsapparaat nog versterken[114].
In 1996 zou de Presidentiële Veiligheidsdienst SB met de GUO worden geïncorporeerd in de FSO na het ontslag van Korzhakov in het kader van de presidentsverkiezingen van 1996 (cfr. infra).
3.2 Politiek en het veiligheidsapparaat
Eind ’95 lag de globale structuur van het veiligheidsapparaat vast. De basisstructuur en verdeling van de bevoegdheden zou in grote lijnen behouden blijven tijdens de rest van het presidentschap van Jeltsin. De omvorming van de GUO en SB tot FSO in 1996 (cfr. supra) en enkele wijzigingen in de structuur van de FSB buiten beschouwing gelaten zou het veiligheidsapparaat in zijn toenmalige vorm blijven bestaan tot het aftreden van Jeltsin.
Nadat de inlichtingen – en veiligheidsdiensten tijdens de eerste jaren van het presidentiële regime waren hervormd (versterkt en onder directe controle van de president geplaatst), zouden ze tijdens de rest van de jaren ’90 een dubieuze rol spelen.
Hooggeplaatste functionarissen uit het veiligheidsapparaat zouden meermaals op het politieke toneel verschijnen. Zo waren de drie laatste premiers tijdens het presidentschap van Jeltsin toplui die afkomstig waren vanuit het veiligheidsapparaat. Ook zouden de geheime diensten meermaals worden ingezet om de leidende politieke klasse te dienen. Op deze kwalijke evolutie zal in dit hoofdstuk dieper worden ingegaan.
In de politieke evoluties tijdens de tweede helft van de jaren ’90 zouden de persoonlijke kenmerken van Jeltsin een belangrijke rol spelen. Jeltsin hield zich quasi permanent bezig met een verdeel – en heerspolitiek tussen verschillende diensten, ministeries en personen. Hierdoor trachtte hij steeds te vermijden dat er één persoon te sterk zou worden. Dit zou immers de positie van Jeltsin en de belangen van de clan waarop hij steunde (de zogenaamde ‘Familie’ die enkele belangrijke oligarchen en familieleden van Jeltsin groepeerde[115]) in gevaar kunnen brengen. Het redeneren vanuit een dergelijke clanlogica is echter niet nieuw in de Russische geschiedenis[116]. Het gevolg van deze politiek was echter dat een coherente en kordate aanpak van problemen door de overheid werd bemoeilijkt. Vooral op het einde van Jeltsins presidentschap zou de verdeel – en heerspolitiek een toppunt bereiken met een snelle opvolging van regeringen en premiers tot gevolg.
Ook de zwakke gezondheid van Jeltsin heeft regelmatig politieke repercussies gehad. Zo bleef hij meermaals weken tot maanden weg uit het openbare leven omwille van ziekte. Tijdens de eerste dagen van de invasie in Tsjetsjenië in 1994 lag de president in het ziekenhuis[117]. Toen hij terugkeerde bleek hij nog niet helemaal bij zijn positieven. Zo verklaarde hij publiekelijk dat de luchtbombardementen gestopt waren terwijl de hele wereld de Russische luchtaanvallen kon volgen. Zijn zwakke gezondheid werd nog verder geteisterd door aanhoudend alcoholmisbruik. Het wankele optreden van Jeltsin op de GOS-top van Almaty in februari 1995 versterkte de geruchten en de ongerustheid over de grip van Jeltsin op het politieke gebeuren. Hartproblemen hielden hem later datzelfde jaar voor een lange periode van het politieke toneel. Midden ’96 ging de gezondheid nog verder achteruit[118]. Net voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen kreeg Jeltsin een tweede hartaanval en in november van dat jaar onderging hij een vijfvoudige bypassoperatie. Deze werd gevolgd door een dubbele longontsteking. Het zou duren tot maart 1997 alvorens de president er weer zou staan. Een gezonde indruk zou hij echter nooit meer maken.
Het is belangrijk deze, negatieve, persoonlijke kenmerken van Jeltsin in het achterhoofd te houden als we de politieke evoluties na het instellen van het presidentiële regime bekijken.
3.2.1 De eerste Tsjetsjeense oorlog
Als men de politieke evoluties van Rusland in de jaren ’90 bekijkt kan men uiteraard niet om de eerste Tsjetsjeense oorlog heen. Zonder in te gaan op alle aspecten van dit conflict bekijken we in dit hoofdstuk de rol van de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten, en de toplui van deze diensten, in deze oorlog.
3.2.1.1 Verloop
In november 1991 riep de Tsjetsjeens president Djohkar Dudaev de onafhankelijkheid van Tsjetsjenië uit. Rusland erkende deze onafhankelijkheid niet. Tsjetsjenië was niet de enige republiek in Rusland die begin jaren ’90 onafhankelijkheid nastreefde. Daar waar andere republieken na onderhandeling een overeenkomst vonden met Rusland die leidde tot een beperkte vorm van autonomie (cfr. Tatarstan) zou dit in het geval van Tsjetsjenië leiden tot een gewapend conflict[119].
Hoewel de onafhankelijkheidsverklaring dateert van 1991 greep Rusland pas in 1994 militair in. Officieel heette het dat men gedwongen werd de constitutionele orde te herstellen[120]. Deze recthvaardiging op basis van de Monroeski-doctrine, die zei dat als men aan één republiek de onafhankelijkheid zou toestaan andere gebieden zouden volgen, ging ongetwijfeld gepaard met andere verklaringsgronden zoals de oliebelangen in de regio.
Aanvankelijk trachtte het Kremlin Dudaev uit te schakelen zonder directe militaire interventie. Men dacht via verdoken steun aan de oppositie de klus te kunnen klaren. Maar toen een aanslag op het leven van Dudaev en een door de Russen gesteund offensief van Tsjetsjeense oppositietroepen mislukten besloot Jeltsin tot een directe aanval[121].
Wanneer de Russen in december 1994 Tsjetsjenië binnenvielen verwachtten ze een gemakkelijke overwinning. Men was overtuigd van het eigen militaire overwicht. In tegenstelling tot de Russische overmacht stelde het verzet niets voor, zo redeneerde men. De Russen onderschatten echter de wil om te strijden onder de Tsjetsjenen. Ondanks de numerieke minderheid en de technische achterstand slaagde men een grote mate van verzet te tonen bij de inname van Grozny. Het zou de Russen drie weken duren voordat ze Gronzy konden innemen. De rebellen trokken zich terug in de bergen om van daaruit een guerrillastrijd te beginnen.
Ondanks het feit dat Grozny in Russische handen was gingen de gevechten in de rest van Tsjetsjenië gewoon door. De burgerbevolking was hierbij meestal het grootste slachtoffer. Het ius in bello werd hierbij door beide partijen ter zijde geschoven. Het door Russische troepen aangerichte bloedbad te Samaski[122] en de gijzelingsactie van Basaev in een ziekenhuis te Budennosk[123] zijn slechts enkele voorbeelden van de lange reeks tragische gebeurtenissen die de burgerbevolking teisterde.
De vele aanvallen en gijzelingsacties van Tsjetsjeense leiders tegen dorpen en steden waar de Russen de controle hadden en omgekeerd de Russische bombardementen en offensieven om gebied te veroveren eindigden voorlopig in augustus 1996. Jeltsin, bezorgd om zijn herverkiezing, had zich in maart van dat jaar ertoe verbonden een staakt-het-vuren aan te nemen en onderhandelingen te starten[124]. Toch gaf hij in april nog de toestemming om Dudaev met een raketaanval te doden[125]. De gevechten zouden sporadisch terug oplaaien met Tsjetsjeense hinderlagen en Russische bombardementen. De ultieme vernedering kwam er voor Rusland toen rebellenleiders Maskhadov en Basaev Grozny heroverden. Het Russisch leger was ontredderd door deze nederlaag. Dit bracht het vredesproces in een stroomversnelling. Op 31 december aanvaardden beide partijen een vredesakkoord[126]. Dit akkoord, ondertekend door de Russische generaal Alexander Lebed en rebellenleider Maskhadov, werd in Rusland als landverraad veroordeeld. Lebed werd uitgemaakt voor verrader die teveel concessies aan de Tsjetsjenen zou hebben gedaan.
Tsjetsjenië bleef achter als een land in puin met een geruïneerde economie. 80.000 burgers waren gedood, 400.000 gevlucht. Op politiek niveau brak al snel een strijd tussen de nieuw verkozen president Maskhadov en rivaliserende clans uit.
3.2.1.2 Rol van de geheime diensten
De geheime diensten effenden het pad voor de oorlog in Tsjetsjenië. Sinds het begin van het conflict vormen ze een belangrijke speler[127].
Al voor de aanvang van de eigenlijke oorlog was de FSK actief in Tsjetsjenië. De Federale Contraspionagedienst trachtte er doormiddel van allerlei subversieve operaties (terreur, sabotage, propaganda, etc.) het bewind van Dudaev omver te werpen. Dit zette echter weinig zoden aan de dijk. Toen eind november ‘94 enkele tientallen FSK-agenten werden gevangengenomen door Tsjetsjeense ordetroepen en dit werd bekend gemaakt in een Russische krant[128] zag Jeltsin in dat zijn doel niet via deze verborgen weg kon worden bereikt.
In de uiteindelijke beslissing om ten oorlog te trekken had de FSK, en meerbepaald de toenmalige baas in de persoon van Sergei Stepashin, eveneens een bepalende rol. De beslissing om ten oorlog te trekken werd genomen door de Nationale Veiligheidsraad[129]. Hierin hadden naast de president, de ministers van de machtsministeries en de premier ook de chefs van de Buitenlandse Inlichtingendienst SVR en de Federale Contraspionagedienst FSK zitting. De informatie waarop de Nationale Veiligheidsraad zich baseerde werd echter vooral door de FSK geleverd. Het behoeft dus geen verwondering dat FSK-chef Stepashin er, samen met defensieminister Grachev, in slaagde de raad te overtuigen van zijn voorkeur. Over de persoonlijke voorkeur van Jeltsin is er onduidelijkheid. Vast staat echter dat hij de argumenten van Stepashin onderschreef en toestemming gaf voor de invasie. Zijn toestemming werd aanzien als een bewijs van de toenemende invloed van de toplui uit de veiligheidsdienst op de president[130].
De FSK, en later de FSB, zou gedurende de gehele oorlog een bepalende rol spelen. De strategische planning van de verovering van Grozny gebeurde door Stepashin die zich tijdens de eerste maanden van de oorlog met andere FSK-kopstukken in Mozdok nabij de Tsjetsjeense grens vestigde. De plannen van Stepashin werden nochtans uitgevoerd door de legertroepen onder het bevel van de minister van defensie Grachev. Deze merkwaardige taakverdeling werd gerechtvaardigd door het gegeven dat het om een intern conflict ging dat zich afspeelde op het Russisch grondgebied en dus onder de verantwoordelijkheid van de FSK viel[131].
De geheime dienst zou tijdens de oorlog de subversieve activiteiten gewoon voortzetten. Zo werd in 1995 een geheime vijftig leden tellende geheime eenheid binnen de FSB opgericht met het specifieke doel het uitschakelen van Tsjetsjeense leiders in de gehele Russische Federatie[132].
Toen in april 1995 de FSK werd omgedoopt tot FSB (cfr. supra) ging dit gepaard met een verandering van het statuut van het hoofd van de veiligheidsdienst. Deze zou voortaan terug de rang van legergeneraal krijgen toebedeeld. Stepashin leek dus te worden beloond, ondanks het mislukken van het offensief en de vele doden. Lang zou hij echter niet kunnen genieten van deze titel. In juli van datzelfde jaar werd hij ontslagen wegens zijn verantwoordelijkheid in de mislukte bestorming van het door Tsjetsjeense rebellen bezette hospitaal te Budennovsk[133].
Wanneer de oorlog in 1996 verloren leek en de onderhandelingen bezig waren zou de FSB hebben getracht deze onderhandelingen te dwarsbomen[134]. De Federale Veiligheidsdienst had immers belang bij het voortbestaan van de oorlog die ervoor zorgde dat haar macht en middelen steeds bleven stijgen. Over de mate waarin de FSB het vredesproces trachtte tegen te werken is niet veel bekend in de literatuur. Vast staat dat de dienst actief zou blijven in de opstandige regio. Het zou slechts enkele jaren duren totdat een nieuwe oorlog uitbrak. Ook in de tweede oorlog, waarop later wordt ingegaan, speelde de FSB een dubieuze rol.
3.2.2 De verkiezingen van 96
Terwijl de oorlog in Tsjetsjenië op zijn einde liep stond Jeltsin voor een nieuwe politieke uitdaging: de presidentsverkiezingen van 1996. Ook hierin speelden de geheime diensten een belangrijke rol. In westerse democratieën is het voor functionarissen van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten verboden zich in te laten met verkiezingen. In Rusland blijkt men hierin echter geen graten te zien.
Toen Jeltsin in februari 1996 zijn kandidatuur bekend maakte voor de presidentsverkiezingen van juni en juli bevond zijn populariteit zich op een zeer laag peil. Toch zou hij erin slagen in de tweede ronde de communist Zjoeganov te verslaan. Dit was enkel mogelijk geweest door de steun van plaatselijke gouverneurs, maar vooral van de nieuwe rijken: de zogenaamde oligarchen[135]. Ook de inlichtingen – en veiligheidsdiensten zouden hun deel doen.
3.2.2.1 De herverkiezing en de steun van de oligarchen.
In januari van het verkiezingsjaar leek een herverkiezing van Jeltsin nog onmogelijk. Zijn populariteit stond op 3 procent, terwijl die van Zjoeganov op 20 procent stond. Daarnaast kampte hij met gezondheidsproblemen, depressies en alcoholisme. De economische hervormingen brachten allesbehalve voorspoed en de oorlog in Tsjetsjenië zat in het slop.
De rijke oligarchen die van de privatiseringsgolf begin jaren ’90 gebruik hadden gemaakt om zich de winstgevende sectoren van de economie toe te eigenen vreesden een verkiezingsoverwinning van Zjoeganov. Ondanks diens beloften de liberalisering van de economie te respecteren vreesden de nieuwe rijken nationaliseringen en een herstelling van de grip van de staat op de economie. Naast de vrees voor Zjoeganov werd de steun van de oligarchen nog door een andere factor ingegeven. Het ‘leningen voor aandelen’-schema was een privatiseringsprogramma dat door Jeltsin in de zomer van 1995 werd goedgekeurd. Via een complexe procedure konden bankiers leningen toestaan om de begroting van 1995 te sluiten. De tegenprestatie was de toestemming om onder zeer gunstige voorwaarden ondernemingen uit de vruchtbare sectoren (olie, gas, metalen) te mogen beheren, dit terwijl dezen op papier staatsondernemingen zouden blijven. Als de regering in de zomer van 1996 de leningen niet zou kunnen terugbetalen zouden de ondernemingen worden verkocht. Voorwaarde was de herverkiezing van Jeltsin. De oligarchen hadden dus alle redenen om hem te steunen[136].
De oligarchen groepeerden zich in de “groep van zeven” (Berezovsky, Gusinsky, Khodorkovsky, Potanin, Vinogradov, Smolensky, en Friedman)[137]. Deze zeven bezaten niet enkel kapitaal, maar hadden ook een groot deel van de media in handen.
Anatoli Tsjoebais, de vice premier tussen november 1994 en januari 1996 die samen met Jegor Gaidar de privatisering van de Russische economie had georganiseerd, werd door de oligarchen onder de arm genomen om de herverkiezingscampagne van Jeltsin in touw te zetten[138]. Later zouden de oligarchen ook rechtstreeks grote sommen geld aan Jeltsin schenken voor diens campagne.
Na de bekendmaking van zijn kandidatuur in februari klom Jeltsin uit een dal. Later zou blijken dat dit slechts een korte opflakkering was, maar in het voorjaar van ’96 leek het erop dat Jeltsin zijn gezondheids – en alcoholproblemen van zich af had geschud.[139]
Ook in de opiniepeilingen ging Jeltsin in stijgende lijn. Dit was uiteraard voor een groot deel te danken aan de grote televisiestations. Naast de steun van de door het Kremlin gestuurde staatszender RTR genoot Jeltsin de steun van Berezovsky’s ORT en Gusinsky’s NTV. Deze laatste was voorheen nochtans kritisch voor het beleid van Jeltsin. Ook de geschreven pers stond veelal aan de zijde van Jeltsin[140].
De uitslag van de eerste ronde, gehouden op 16 juni, toonde aan dat Jeltsin (35.5%) en Zjoeganov (32.0%) het in de tweede ronde tegen elkaar zouden opnemen[141]. Verrassend was echter de score van Alexander Lebed, die 14.5 procent van de stemmen haalde. De populaire oorlogsheld had in zijn campagne gehamerd op de strijd tegen corruptie en gepleit voor een agressiever buitenlands beleid[142]. Jeltsin maakte hierop een slimme tactische zet door Lebed een plaats in zijn presidentiële administratie aan te bieden. Hij kreeg de functie van secretaris van de Nationale Veiligheidsraad én deze van Nationaal Veiligheidsadviseur toegewezen. Zjoeganov slaagde er niet in zijn coalitie uit te bereiden en Jeltsin won met de steun van Lebed de tweede ronde van de verkiezingen met 53 procent.
Door de herverkiezing van Jeltsin hadden de oligarchen zich ingekocht in de macht. Hiervan zouden ze gedurende de volgende jaren meermaals gebruik maken. Het zou pas enkele jaren na het aantreden van de volgende president zijn dat de oligarchen terug tegenkanting uit de politiek zouden ervaren.
3.2.2.2 Rol van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten
Als het van Alexander Korzhakov had afgehangen waren er in 1996 geen presidentsverkiezingen geweest. Korzhakov wist in het begin van het jaar hoe laag Jeltsin scoorde bij het publiek en hij was ook, en daarin verschilde hij van de oligarchen, perfect op de hoogte van de gezondheidstoestand van Jeltsin. Hij trachtte Jeltsin ervan te overtuigen de moeilijke campagne te vermijden en de verkiezingen met twee jaar uit te stellen[143].
Jeltsin zou dit plan hebben overgenomen. Hij verklaarde later van plan te zijn geweest het parlement te ontbinden, de communistische partij te verbieden en de verkiezingen uit te stellen. Uiteindelijk zou Jeltsin onder druk van zijn omgeving, vooral vanuit de kant van Tsjoebais, zijn voornemen laten varen en afzien van een uitstel[144].
Korzhakov zou zich niet direct bij deze beslissing van zijn baas neerleggen. Hij zou zelfs na de beslissing van Jeltsin nog openbaar verklaren de verkiezingen te willen uitstellen. Dit werd echter direct weerlegd door Jeltsin[145].
Eens Korzhakov inzag dat de verkiezingen onvermijdbaar waren steunde hij de president in de strijd om de herverkiezing. Samen met FSB-baas Barsukov zetelde Korzhakov in het herverkiezingcomité van de president. De democratische regels leken niet van tel voor Korzhakov en Barsukov. Hun diensten werden ingezet om de herverkiezing van Jeltsin te steunen. De afluistercapaciteiten van de veiligheidsdiensten werden onder impuls van Korzhakov meermaals ingezet in het monitoren van de politieke tegenstanders. Verder werden de communicatiecapaciteit van het communicatie – en informatieagentschap FAPSI ingezet om het prestige van de president te verhogen. Het FAPSI zou ook zijn ingezet om geheime polls uit te voeren bij het electoraat[146].
De inlichtingen – en veiligheidsdiensten waren dus allesbehalve neutraal tijdens de voorbereiding van de verkiezingen. Met hun steun aan Jeltsin veegden ze de voeten aan de democratische regels.
3.2.3 De laatste jaren van Jeltsins bewind
Na zijn herverkiezing zou Jeltsin zich meer binnen dan buiten het hospitaal bevinden. In de jaren voor het aftreden van de Jeltsin, eind 1999, zou Rusland enkele politiek woelige jaren doormaken. De zware financiële crisis die het land in 1998 trof was het resultaat van jarenlang economisch wanbeleid[147]. Jeltsin kon leek hierop enkel te kunnen reageren in zijn gekende stijl: ontslagen en personeelswissels. Enkele leidende figuren uit het veiligheidsapparaat zouden in de nadagen van zijn bewind de weg naar hoge politieke benoemingen vinden. In dit laatste deel van het derde hoofdstuk zullen we deze evoluties bekijken.
Nog tijdens zijn herverkiezing zette Jeltsin een stoelendans in werking. De aanstelling van Alexander Lebed tot secretaris van de Nationale Veiligheidsraad en Nationaal Veiligheidsadviseur werd al in het vorige deel van dit hoofdstuk belicht. De aanstelling van Lebed ging gepaard met nog enkele andere personeelswissels.
Zo ontsloeg Jeltsin enkele dagen na het aantreden van Lebed zijn persoonlijke vriend, bodyguard en SB-chef Korzhakov. Ook FSB-chef Barsukov, defensieminister Grachev en vice-premier Oleg Soskovets werden de laan uitgestuurd[148]. Al deze personen werden aanzien als hardliners en bovendien was hun imago aangetast door corruptie.
Het politieke motief achter deze reshufle was duidelijk. Jeltsin kon er met het oog op de tweede ronde van de presidentsverkiezingen zijn imago van hervormer opnieuw mee oppoetsen. Hij trachtte met zijn ingreep duidelijk te maken dat hij de corruptie stevig wou aanpakken.
Vooral het ontslag van Korzhakov kwam geheel onverwacht. Over de totstandkoming van deze beslissing is er nog steeds onduidelijkheid. Volgens sommigen was Jeltsin door ziekte niet helemaal bij zijn bewustzijn toen hij de beslissing nam[149]. Een waarschijnlijkere verklaring is dat het ontslag van Korzhakov en de drie anderen werd geforceerd door druk van Alexander Lebed en Anatoli Tsjoebais die voor de oligarchen de herverkiezing van Jeltsin bewerkstelligde.
De nieuwe chefs van de veiligheidsdiensten waren Nikolai Kovalev die de nieuwe FSB-baas werd en Iurii Krapivin aan het hoofd van de FSO.[150] Beiden waren oudgedienden van de KGB. Ze hadden echter minder nauwe banden met Jeltsin en vertoonden minder drang naar politieke macht dan hun voorgangers. Kovalev en Krapivin zouden gedurende de volgend jaren trouw de bevelen van Jeltsin maar vooral van premier Viktor Tsjernomyrdin en de inmiddels tot vice – premier opgeklommen Anatoli Tsjoebais opvolgen.
In het einde van 1997 brak de ‘oorlog der bankiers’ los[151]. Hiermee kwam het economische verval in een stroomversnelling. De Russische economie leek een wankel kaartenhuis. Jeltsin trachtte het tij te keren door in maart ‘98 premier Tsjernomyrdin te vervangen door Sergei Kiriyenko[152]. Deze onervaren bankier zou het tij echter niet kunnen keren. In augustus werd hij alweer afgedankt. Jeltsin wou Tsjernomyrdin opnieuw benoemen tot premier maar dit stuitte op tegenstand in de Doema. Nadat hij inzag dat de Doema een herbenoeming van Tsjernomyrdin niet zou slikken benoemde hij Jevgeni Primakov tot premier. Deze inlichtingenman van de oude stempel had in 1996 zijn post aan het hoofd van de SVR ingeruild voor de functie van minister van Buitenlandse Zaken[153].
Dit zou de chaos echter niet doen stoppen. Behalve door enkele leden van de Familie werd Jeltsin door steeds meer vertrouwelingen in de steek gelaten. In mei 1999 ontslaat hij nog maar eens de premier. Primakov werd verweten dat hij de economische crisis niet goed had aangepakt. Een onderliggende reden voor zijn ontslag zou echter te vinden zijn in de stijgende populariteit van Primakov. Zowel het volk als veel leden van de Doema respecteerden hem omwille van zijn strijd tegen de corruptie. Velen zagen in Primakov de nieuwe president voor Rusland. Dit zou Jeltsin ongerust hebben gestemd en tot zijn ontslag hebben doen besluiten[154].
Het onstslag van Primakov liep echter niet van een leien dakje voor Jeltsin. Primakov had door afstand te nemen van hardliners binnen het veiligheidsapparaat en door zijn corruptievrije imago een grote populariteit opgebouwd in de Doema. Een conflict tussen het parlement, dat achter Primakov stond, en Jeltsin leek eraan te komen. Jeltsin had zich echter verzekerd van de steun van de FSB en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Primakov had weinig tot geen steun binnen de machtsministeries. Jeltsin maakte duidelijk er niet voor terug te schrikken de loyale veiligheidsdiensten in te zetten indien dit nodig was om Primakov uit te rangeren[155]. Uiteindelijk zou de combinatie van de dreiging met een gewapend conflict en omkoping van individuele leden van de Doema ervoor zorgen dat het parlement instemde met de aanstelling van een opvolger voor Primakov[156].
Als opvolger voor Primakov kwam een andere oudgediende uit het veiligheidsapparaat naar boven: Sergei Stepashin. De voormalige FSB-baas was in 1995 afgetreden wegens zijn verantwoordelijkheid in de bloedige bestorming van het gegijzelde hospitaal in Budennovsk (cfr. supra). Maar Stepashin was een politieke overlever en hij zou steeds actief blijven op het politieke toneel. Hij werd door Jeltsin al snel opgevist en zou de functies van minister van Justitie en Binnenlandse Zaken bekleden in de elkaar rap opvolgende regeringen.
Ook Stepashin hield het echter niet lang vol. In augustus 1999 werd hij alweer ontslagen. De reden hiervoor zou zijn weigerachtige houding tegenover een nieuwe oorlog in Tsjetsjenië zijn geweest. Jeltsin, of althans bepaalde invloedrijke personen uit zijn entourage, wou met het oog op de Doemaverkiezingen van december 1999 en de presidentsverkiezingen van 2000 een nieuwe oorlog in Tsjetsjenië voeren. Hierdoor zou men aan de regionale leiders met al te veel onafhankelijkheidsambities een duidelijk signaal kunnen geven. Ook zou een nieuwe oorlog de ontevreden militairen en veiligheidsfunctionarissen, die steeds meer de kant van de nationalisten en de communisten begonnen te kiezen, kunnen tevreden stellen. Tenslotte zou een nieuwe oorlog het volk terug achter de president doen scharen. Dit zou de verkiezing van Jeltsin gezinde kandidaten bij de parlementsverkiezing, en later van een door Jeltsin naar voor geschoven kandidaat in de presidentsverkiezing, bevorderen.
Stepashin leek de ideale premier om dit plan uit te voeren.[157] Hij was immers in zijn periode als chef van de FSK een groot voorstander geweest van de eerste oorlog in Tsjetsjenië en kon worden gezien als een van de belangrijkste architecten van de invasie. Maar Stepashin bleek een nieuwe grootschalige oorlog niet aan te durven. Hij vreesde voor een herhaling van het echec van 1995. Stepashin wist dat Tsjetsjenië een slangenkuil was en hij wou de verantwoordelijkheid voor een nieuwe oorlog niet dragen[158]. Jeltsin reageerde hierop door Stepashin de laan uit te sturen. De officiële reden voor zijn ontslag was de invasie van Tsjetsjeense rebellen in Dagestan (cfr. infra). Jeltsin was op zoek naar iemand die de oorlog wel aandurfde. Stepashin was de vierde premier die door Jeltsin werd ontslagen in anderhalf jaar tijd[159].
Stepashin werd opgevolgd door Vladimir Poetin. Deze was in juli 1998 Nikolai Kovalev opgevolgd als hoofd van de FSB. Poetin leek wel bereid de verantwoordelijkheid voor een nieuwe oorlog te willen dragen. Met Poetin trad een derde opeenvolgende premier aan die afkomstig was uit de inlichtingen – en veiligheidsdiensten. Het verschil met zijn voorgangers was echter dat hij, in tegenstelling tot wat aanvankelijk verwacht werd, geen gewone overgangsfiguur was. Zijn macht en prestige zouden zeer snel stijgen. Op de snelle opgang en het presidentschap van Poetin wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan.
3.3 Conclusie
Nadat hij in 1993 een presidentieel regime had gevestigd kon Jeltsin de macht en bevoegdheden van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten naar eigen voorkeur uitbereiden. Hij zou de presidentiële controle op de verschillende delen van het veiligheidsapparaat versterken. De rol van het parlement hierin leek uitgespeeld.
Jeltsin schrok er niet voor terug de geheime diensten in te zetten voor politieke doeleinden. In de totstandkoming en het verloop van de eerste oorlog in Tsjetsjenië speelden dezen een dubieuze rol. Bij de presidentsverkiezingen van 1996 werden de capaciteiten van de verschillende diensten aangewend om de herverkiezing van Jeltsin te steunen.
De laatste jaren van Jeltsins bewind werden gekenmerkt door chaos. In deze chaos zouden leidende figuren uit het veiligheidsapparaat erin slagen steeds meer op de voorgrond te treden. Eén van hen, Vladimir Poetin, zou Jeltsin opvolgen. Op zijn snelle opkomst en presidentschap wordt in de volgende hoofdstukken dieper ingegaan.
4 Vladimir Poetin: een ex-spion treedt op de politieke voorgrond
Toen Vladimir Poetin eind jaren ’90 op het politieke toneel verscheen was hij voor velen, zowel binnen als buiten Rusland, een onbekende figuur. Men had het raden naar zijn politieke voorkeuren. Men wist enkel dat Poetin een verleden als spion in Duitsland had, dat hij medewerker was geweest van de burgemeester van Sint-Petersburg en dat hij na enkele jaren aan het hoofd van de FSB te hebben gestaan in 1999 tot premier werd gebombardeerd door Jeltsin.
In dit hoofdstuk zullen we eerst kort het verleden van Poetin in de KGB belichten. De mythe als zou hij een meesterspion zijn geweest zal hierbij worden ontkracht. Vervolgens focussen we beknopt op de snelle groei naar de macht die Poetin eind jaren ’90 kende. Nadat hij in 1999 tot premier werd benoemd nam zijn populariteit snel toe. Poetin wist zich te profileren als de sterke man die tegemoet kwam aan de angstgevoelens van de Russische bevolking. De tweede invasie in Tsjetsjenië, die in het derde hoofdstuk wordt besproken, speelde hierin een belangrijke rol. In het vierde deel van dit hoofdstuk zullen we de hervormingen van het veiligheidsapparaat die Poetin doorvoerde bekijken. Verder zullen we in de laatste hoofdstukken de stijgende greep van de siloviki op het staatsapparaat en het inzetten van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten voor politieke doeleinden uitvoerig belichten.
4.1 KGB - verleden
4.1.1 Een levensdroom
Vladimir Poetin droomde al van jongs af aan van een carrière als spion. Toen hij op dertienjarige leeftijd het klassieke spionnenverhaal The Sword and the Shield las geraakte hij gefascineerd door de geheime wereld van de spionage en deze interesse zou zijn verdere leven sturen[160]. De jonge Poetin wou het werk van zijn vader, die tijdens de tweede wereldoorlog als partizaan voor de NKVD had gewerkt, verder zetten als echte spion. Op zestienjarige leeftijd raapte Poetin al zijn moed bijeen en hij liep het hoofdkwartier van de KGB in het toenmalige Leningrad binnen met de vraag of hij voor hen kon werken. De plaatselijke officier die hem na lang aandringen wou ontvangen legde uit dat dit niet mogelijk was. De KGB nam immers nooit mensen aan die zich zelf aanboden. Hij gaf de jonge Poetin de raad mee rechten en een vreemde taal te studeren. Dit zou zijn kansen om ooit gerekruteerd te worden doen stijgen[161].
Poetin nam deze raad ter harte en hij studeerde rechten aan de staatsuniversiteit van Leningrad. Daarnaast studeerde hij op zelfstandige basis Duits. Als ijverige student haalde hij goede resultaten en na vier jaar werd hij benaderd door een KGB-officier die hem vroeg of hij voor de geheime dienst wou komen werken[162]. Andere bronnen beweren dat Poetin reeds in zijn derde jaar werd benaderd door de KGB en tijdens de rest van zijn studies als seksot informatie verzamelde over zijn medestudenten en deze doorspeelde aan de dienst[163]. Dit wordt echter door Poetin zelf ontkend.
4.1.2 Carrière
Nadat hij in 1975 officieel aangenomen was als KGB-agent werkte hij aanvankelijk op het departement contraspionage in Leningrad. Al snel werd hij door de hoger aangeschreven afdeling voor de buitenlandse inlichtingen opgemerkt als een man met veel potentieel. Na een half jaar werd hij naar Moskou gestuurd om daar gedurende een jaar opgeleid te worden in een speciale school. Na zijn terugkeer naar Leningrad werkte hij vier jaar op een regionale afdeling van het eerste hoofddirectoraat van de KGB, dat bevoegd was voor buitenlandse inlichtingenvergaring[164]. Tijdens deze eerste jaren bij de KGB ontmoette Poetin enkele collega’s die hem later zouden omringen tijdens zijn presidentschap: toekomstige defensieminister Sergei Ivanov, toekomstige presidentiële afgevaardigde voor de noordwestelijke regio en hoofd van de narcoticapolitie Viktor Cherkesov[165] en toekomstige FSB-baas Nikolai Patrushev[166].
Vervolgens werd Poetin terug naar Moskou gestuurd voor verdere training in de elitaire Academie voor Buitenlandse Inlichtingen. In deze afgelegen school nabij de hoofdstad werden de topspionnen van de USSR opgeleid. Ondanks het feit dat Poetin er als hardwerkend, georganiseerd, zakelijk, eerlijk, tactvol en loyaal werd omschreven bereikte hij er niet de vereiste perfectie. Het ontbrak Poetin aan de sociale vaardigheden die de beste spionnen onderscheiden van de rest. De wat stugge Poetin bleek niet over genoeg communicatieve vaardigheden te beschikken om vlot met iedereen overweg te kunnen. De absolute topspionnen moesten in staat zijn zo op mensen in te praten dat ze uiteindelijk hun eigen land zouden verraden. Poetin bleek niet over deze capaciteiten te beschikken[167].
Na zijn voortgezette opleiding werd Poetin in 1985 naar Oost-Duitsland gestuurd. Missies in West-Duitsland of andere westerse landen waren veelal voorbehouden aan de echte topspionnen of officieren met hoge familieconnecties die via het zogenaamde systeem van de blat (connecties en vriendendiensten) op de meest prestigieuze posten werden geplaatst. Poetin werd in de KGB-afdeling van Dresden ondergebracht, die rapporteerde aan het West-Duitse KGB-hoofdkwartier in West-Berlijn. Dit werd aanzien als een tweederangs locatie maar Poetin stelde zich tevreden met zijn buitenlandse plaatsing, wat voor het merendeel van de functionarissen binnen de KGB een droom bleef[168].
Officieel werkte Poetin in Oost-Duitsland als bestuurslid van de Society of German-Soviet Friendship[169]. In werkelijkheid was zijn voornaamste taak het onderhouden en ontwikkelen van de banden tussen de KGB en de Stasi, de geheime dienst van de DDR. Verder hield hij er zich bezig met de normale inlichtingentaken zoals het rekruteren van bronnen, informatie vergaren, analyseren, coderen en verzenden[170]. Wat Poetin’s taken precies waren is echter nooit officieel bevestigd. Ook over de geruchten als zou hij een tijd in West-Duitsland actief geweest zijn en over zijn betrokkenheid bij de oprichting van een stay-behind netwerk dat de USSR van de nodige informatie zou moeten voorzien bij een eventuele val van het communisme in Oost-Europa is er nog steeds onduidelijkheid.
4.1.3 Na de val van de Muur
Na de val van de Berlijnse Muur moest Poetin terugkeren naar Leningrad. Door het uiteenvallen van de USSR en de terugtrekking uit de satellietstaten moesten duizenden officieren van zowel het leger als de geheime diensten terugkomen naar Rusland. Voor de meeste KGB’ers was er niet direct een nieuwe betrekking binnen de KGB. Dit gold ook voor Poetin die net zoals duizenden collega’s een tijdje in ‘actieve reserve’ werd geplaatst[171].
Poetin moest zich na enkele maanden tevreden stellen met de functie van vice-rector aan de universiteit van Leningrad. Deze post was traditioneel voorbehouden voor een KGB-functionaris zodat de geheime dienst steeds controle had over wat er binnen de universiteit gebeurde[172]. De nieuwe functie van Poetin betekende een reële degradatie. Zelf beschreef hij de functie als ‘undercover’ maar de meeste bestuursleden van de universiteit wisten dat hij een KGB-man was. Ook qua verloning ging Poetin erop achteruit.
Midden 1990 werd Poetin medewerker van de voorzitter van de gemeenteraad van Leningrad, Anatoli Sobtsjak. Sobtsjak had voorheen aan de universiteit van Leningrad lesgegeven aan Poetin. In 1991 werd Sobtsjak burgemeester van Leningrad. Poetin nam officieel ontslag als KGB-agent met de rang van luitenant-kolonel. Bij dit ontslag kunnen echter vraagtekens worden geplaatst aangezien het zuiver juridisch gezien onmogelijk was om op eigen initiatief de KGB te verlaten[173]. Verder bleef Poetin in de algemene reserve die bij noodsituaties of oorlog kon worden aangesproken. Ook zou Poetin later toegeven dat hij de geheime dienst steeds ‘in zijn hart was blijven dragen’. Toen Poetin in 1998 hoofd van de FSB zou worden kwam hij dus terug van nooit echt weggeweest.
4.2 Snelle groei naar de macht
4.2.1 Intermezzo in Sint-Petersburg
Poetin zou al snel het vertrouwen van Sobtsjak winnen. Hij werd de fixer achter de flamboyante en vooral retorisch sterkte Sobtsjak. Poetin promoveerde snel van assistent tot adviseur van de burgemeester. Hij werd hoofd van het comité voor de externe betrekkingen en vervolgens plaatsvervangend burgemeester[174]. Poetin verwierf een grote invloed op de burgemeester. De twee werden vrienden en zouden elkaar steeds blijven steunen. In 1996 verloor Sobtsjak de verkiezingen. De loyale Poetin weigerde met zijn opvolger samen te werken en zat enkele maanden zonder werk.
4.2.2 Blitzcarrière in Moskou
Zijn loyaliteit en werkkracht waren echter niet onopgemerkt gebleven. Poetin werd in de zomer van 1996 medewerker van Pavel Borodin, het hoofd van het departement dat de eigendommen van het Kremlin beheert. Borodin had Poetin voorheen enkele keren ontmoet en door een toevallige loop van omstandigheden benoemde hij de man die op hem een vastberaden en betrouwbare indruk had gemaakt tot medewerker. Via deze weg kwam Poetin terecht in de presidentiële administratie. In minder dan een jaar tijd klom hij op tot chef van de controleafdeling van de presidentiële staf. Nog in 1997 promoveerde Poetin weer, dit keer tot eerste afgevaardigde van het hoofd van de presidentiële staf, Valenti Yumashev. Zijn nieuwe taak bestond erin de relaties met de 89 gouverneurs van de regio’s van de Federatie te overzien. In deze nieuwe functie stelde Poetin zich hard op: de regio’s hadden volgens hem al veel te veel bevoegdheden en de verticale machtsrelaties moesten worden hersteld. Ook Jeltsin’s entourage raakte onder de indruk van Poetins kwaliteiten en de president vroeg hem in 1998 te willen terugkeren naar de FSB[175].
Deze vraag werd niet enkel ingegeven door waardering voor Poetin’s werk maar eveneens uit tactische overwegingen. Door deze man die om zijn loyaliteit bekend stond aan te stellen als hoofd van de veiligheidsdienst verzekerde Jeltsin zich van de steun van de FSB in een potentieel conflict met Primakov (cfr. supra). In het kader hiervan werd Poetin in maart 1999 eveneens benoemd tot secretaris van de Nationale Veiligheidsraad.
Een ander conflict waarin Poetin zijn loyaliteit kon bewijzen was dat met Yuri Skuratov. Deze was procureur-generaal van Rusland sinds 1995. Begin 1999 opende Skuratov een onderzoek naar fraude rond een Zwitserse bouwfirma, Mabatex. Hooggeplaatste figuren uit de presidentiële administratie zouden gefraudeerd hebben bij renovatiewerken die de bouwfirma aan het Kremlin had verricht. Skuratov werkte samen met het Zwitsers gerecht en hij werd hierin gesteund door premier Primakov. Al snel bleek dat enkele invloedrijke figuren rond Jeltsin boter op het hoofd hadden in deze zaak, waaronder Pavel Borodin. De Familie voelde zich bedreigd en trachtte Skuratov op andere gedachten te brengen. Deze volhardde echter in zijn onderzoek. Poetin greep dit moment aan om zijn loyaliteit in de verf te zetten en zich te profileren als een uiterst betrouwbare pion voor Jeltsin. In maart 1999 verscheen op de Russische staatstelevisie ORT een video waarop een man die sterk op Skuratov geleek te zien was met twee prostituees. Het is niet duidelijk of de procureur echt in deze oude KGB-truc is getrapt dan wel of de beelden zijn opgenomen met acteurs. Vast staat dat Poetin enkele dagen later op televisie verscheen om te melden dat de beelden na onderzoek door zijn dienst wel degelijk Skuratov toonden en dat deze hierdoor niet verder kon functioneren. Na het opstappen van Skuratov doofde het onderzoek in de Mabatex-zaak uit. Het leek alsof Poetin voor de finale test geslaagd was en de Familie definitief overtuigd had van zijn loyaliteit[176].
In de zomer van 1999 werd Poetin premier na een kort intermezzo van Stepashin, die Primakov was opgevolgd (cfr. supra). Jeltsin had gedurende die periode sterk te leiden onder zijn gezondheid en hij vreesde de corruptieschandalen die hem en de Familie achtervolgenden. Hij besloot de vlucht vooruit te nemen en zijn presidentschap voortijdig over te dragen aan Poetin. Die leek de geschikte man om Jeltsin en zijn aanhangers te beschermen tegen de hangende schandalen. Hij was loyaal en straalde orde en gezag uit. Op 31 december 1999 droeg Jeltsin het presidentschap over aan Poetin. Diens eerste daad als president was het uitvaardigen van een decreet dat Jeltsin en diens familieleden vrijstelde van elke vervolging[177].
4.3 De tweede Tsjetsjeense oorlog
Toen Poetin tot premier werd benoemd was hij voor het grote publiek een onbekende. Hierin kwam echter vlug verandering. Dit bleek ook uit de opiniepeilingen. In augustus 1999 vond twee procent van de bevolking zich bereid om voor Poetin te stemmen bij de presidentsverkiezingen van 2000. Tegen het einde van datzelfde jaar bevond dit percentage zich al op 50 procent[178]. In het jaar van de presidentsverkiezing zou de populariteit van Poetin verder stijgen. Poetin werd in de eerste ronde van de verkiezing in maart 2000 verkozen. Dit zonder enige partijaffiliatie, politiek programma en met slechts weinig politieke ervaring[179]. De verklarende factor kan men echter vinden in de tweede Tsjetsjeense oorlog.
Het is dankzij de tweede Tsjetsjeense oorlog dat de populariteit van Poetin razendsnel steeg en dat hij vlot tot president werd verkozen. Zijn krachtdadige aanpak van ‘de terroristen’ leverde hem de bewondering en steun op van het Russische volk dat genoeg had van de zwakke en zieke Jeltsin.
Of de tweede Tsjetsjeense oorlog in de realiteit een antwoord op terroristische aanslagen, dan wel een vooraf georchestreerde campagne was, is echter een vraag die zich opdringt als men naar het verloop van de feiten kijkt die aan de oorlog vooraf gingen.
De functionarissen van de machtsministeries voelden zich na het beëindigen van de eerste Tsjetsjeense oorlog in 1996 vernederd en gefrustreerd. Ze voelden zich bekocht door het vredesakkoord dat Lebed en Maskhadov hadden gesloten en vonden dat ze de oorlog hadden moeten afmaken. Toen in 1999 een herneming van de oorlog ook in de hoogste politieke kringen rond Jeltsin opportuun leek (cfr. supra) stond een tweede invasie nog weinig in de weg. Enkel de publieke opinie diende nog te worden overtuigd van de noodzaak van een tweede oorlog.
4.3.1 Aanleiding
Officieel was de tweede oorlog in de Tsjetsjenië een antwoord op de invasie van Tsjetsjeense rebellen onder leiding van rebellenleider Basaev in de buurrepubliek Dagestan en de bomaanslagen op appartementsgebouwen in Moskou. Bij deze beide redenen voor de invasie kunnen echter vele vraagtekens worden geplaatst.
4.3.1.1 Invasie in Dagestan
Men zou in Moskou reeds maanden voor de invasie in Dagestan op de hoogte zijn geweest van de plannen van Basaev. Zowel eigen inlichtingenvergaring als waarschuwingen van de regering van Maskhadov toonde dit duidelijk aan. Poetin en de entourage van Jeltsin zouden deze signalen hebben genegeerd, wetende dat een invasie van Tsjetsjeense rebellen een invasie in de hand zou werken. Verder zou Poetin ervoor gezorgd hebben dat de grenstroepen werden teruggetrokken van enkele cruciale punten vlak voor de invasie, dit in plaats van ze te versterken[180].
4.3.1.2 Bomaanslagen
De mogelijke betrokkenheid van de geheime diensten bij de tweede reden voor de invasie is nog veel schokkender. De anti- Tsjetsjeense gevoelens onder de Russische bevolking stegen naar een hoogtepunt na een reeks bomaanslagen tegen appartementsgebouwen in Moskou, Buinaksk en Volgodonsk. In totaal eisten deze aanslagen 300 mensenlevens. De eerste bomaanslag in Moskou, op 9 september 1999, doodde 94 mensen. Enkele dagen later, op 13 september, eiste een tweede aanslag er 124 levens. Premier Poetin verkondigde de volgende dag in het parlement dat er sprake was van een connectie met Tsjetsjenië[181]. Deze voorbarige associatie was opmerkelijk en deed bij critici al verdenkingen ontstaan.
Deze verdenkingen werden versterkt door de gebeurtenissen van 22 september te Ryazan, een stad ten oosten van Moskou. Een toevallige voorbijganger zag er ’s nachts enkele verdachte personen zakken uit een wagen met een vreemde nummerplaat laden. Hij verwittigde de plaatselijke politie en deze vond in de kelder van een nabijgelegen appartementsgebouw enkele zakken voorzien van detonators. Plaatselijke specialisten achterhaalden dat de zakken gevuld waren met het zeldzame en zeer explosieve hexagon. Dit explosief was ook gebruikt bij de voorgaande aanlagen in Moskou. Aanvankelijk ging men ervan uit dat een terroristische aanslag verijdeld was[182].
In de daaropvolgende dagen zou het verhaal echter een andere wending nemen. Zo geraakte bekend dat twee van de drie verdachte personen opgepakt waren door de plaatselijke politie. De twee bleken FSB-functionarissen te zijn en werden na interventie van de FSB vrijgelaten. Twee dagen na de gebeurtenis verklaarde FSB-baas Patrushev dat de verijdelde aanslag een oefening van de veiligheidsdienst was geweest om de publieke waakzaamheid en de performantie van de lokale politiediensten te testen[183]. De veiligheidsdienst had de zakken inmiddels opgeëist en beweerde dat deze gevuld waren met suiker, dit geheel in tegenstelling met eerdere vaststellingen.
Om alle inconsistenties, vaagheden, en tegenstellingen in het officiële verhaal van de FSB na de verijdelde aanslag weer te geven is het bestek van deze verhandeling te beperkt. Vast staat echter dat de veiligheidsdienst een op zijn minst dubieuze rol speelde. Tot op vandaag is de rol van de FSB in de bomaanslagen in Moskou, Buinaksk en Volgodonsk voorwerp van speculatie en discussie. Ook de precieze rol van Poetin in het geheel is onduidelijk. Het zou alleszins niet de eerste keer in de geschiedenis van Rusland zijn dat de geheime diensten eigen mensenlevens opoffert voor een ‘hoger’ doel.
De exacte betrokkenheid van de FSB en Poetin bij de aanslagen zijn in onduidelijkheid gehuld maar de politieke voordelen die Poetin hieruit haalde zijn overduidelijk. Poetin kon zich door de aanslagen profileren als de man van de harde lijn. Het publiek, in angst gehuld door de bomaanslagen die vele onschuldige mensenlevens hadden geëist, viel voor de man die geen blad voor de mond nam (letterlijk: “Als we ze grijpen terwijl ze op toilet zitten, zullen we ze er zonder twijfel doorspoelen”) en de vijand hard zou aanpakken[184]. Het is door zijn harde aanpak van Tsjetsjenië, zowel qua retoriek als op het terrein, dat Poetin gemakkelijk verkozen geraakte tot president.
4.3.2 De oorlog
Vanuit militair oogpunt was het begin van de oorlog een succes voor de Russen. Reeds enkele weken na de invasie in oktober had men een groot deel van het Tsjetsjeense grondgebied onder controle. Men leek de lessen uit de vorige oorlog te hebben geleerd. Zo voorzag men in betere coördinatie, betere training en betere delegatie aan locale commando’s. Ook leken de Russen geleerd te hebben van de tactiek die de NAVO in Joegoslavië had toegepast: meer nadruk op luchtmacht om zo het aantal Russische verliezen te beperken[185]. In december 1999 zou de militaire leiding erop aangedrongen hebben de operaties tijdelijk op te schorten omdat een groot deel van de dienstplichtigen af zou zwaaien en omdat het barre winterweer verdere offensieven moeilijk zou maken. Deze vraag werd echter door het Kremlin afgewezen. Het lijkt er sterk op dat men de gevechten wilde laten voortduren totdat Poetin was verkozen tot president[186].
De aanvankelijke successen werden al snel overschaduwd door het ontbreken van een langetermijnstrategie. Na de uiteindelijke volledige herovering werd Tsjetsjenië bezet door het leger. De regio werd na de herovering voornamelijk met contractuele strijders bezet. Het waren veelal deze kontraktniki die op grote schaal de mensenrechten schonden, kidnapten, plunderden, wapens en drugs smokkelden, etc. Hierdoor gleed de oorlog al snel af naar een vuile oorlog waarbij men de laatste goodwill onder de Tsjetsjeense bevolking, die in grote mate gedesillusioneerd was door haar eigen leiders, definitief verloor[187].
4.3.3 Rol FSB
Ook de FSB speelt in de oorlog een belangrijke rol. In februari 2001 vaardigde president Poetin een decreet uit dat de FSB officieel het commando gaf over alle terreurbestrijdingstaken in Tsjetsjenië[188]. De aanwezigheid van de legertroepen werd in dit decreet teruggeschroefd. Een van de taken van de veiligheidsdienst was het uitschakelen van krijgsheren waarvan de belangrijksten Khattab, Basaev en Maskhadov waren[189]. In 2002 werd de Saoudische rebellenleider Khattab uitgeschakeld nadat hij een vergiftigde brief opende[190]. Deze techniek werd in het verleden door de KGB regelmatig aangewend. Maskhadov werd in 2005 uitgeschakeld en Basaev is tot op heden nog in leven.
Toen Poetin de militaire campagne officieel beëindigde en in 2003 een referendum over een nieuwe grondwet en presidentsverkiezingen in touw zette werd de controle over Tsjetsjenië officieel overgedragen aan de FSB[191]. De FSB-agenten zouden zich echter, net zoals de nog aanwezige strijdkrachten van het leger en de Tsjetsjeense opstandelingen, ook schuldig maken aan corruptie, kidnapping en grove schending van de mensenrechten. Niet enkel Tsjetsjeense opstandelingen en burgers zijn het slachtoffer van deze praktijken. Ook Russische en buitenlandse journalisten die kritisch berichten over de gebeurtenissen in Tsjetsjenië kregen al meermaals met de veiligheidsdienst te maken[192].
4.3.4 Geen einde in zicht
De oorlog duurt tot op vandaag voort. Officieel is Tsjetsjenië terug deel van de Russische federatie. In realiteit is er echter een voortdurende guerrillastrijd bezig tussen de Russische troepen en Tsjetsjeense opstandelingen. Hierbij worden de vuile middelen niet geschuwd. Beide zijden maken zich schuldig aan grove schendingen van de mensenrechten. Aan Russische zijde zijn er de vele verhalen over kidnapping, afpersing en verkrachting van de burgerbevolking. Een voorbeeld van deze tragische gewoonte was de zaak Boedanov, waarin een legerkolonel die een Tsjetsjeens meisje had ontvoerd, verkracht en vermoord werd veroordeeld tot een celstraf[193]. Deze zaak was echter in twee opzichten een uitzondering: ten eerste omdat de zaak de media haalde en ten tweede omdat de schuldige werd veroordeeld. Ook langs Tsjetsjeense zijde zijn er soortgelijke misbruiken. Gevangengenomen soldaten worden doodgemarteld en de plaatselijke bevolking wordt geterroriseerd in de clanoorlogen. De Tsjetsjeense rebellen breidden de oorlog ook uit naar de rest van Rusland, met de gijzelingsdrama’s in Moskou (2002) en Beslan (2004) als pijnlijke dieptepunten.
Doordat de opstandelingen onderling sterk verdeeld zijn in verschillende rivaliserende clans lijkt het sluiten van een echt vredesakkoord ontzettend moeilijk geworden. Poetin lijkt voorlopig echter geen vragende partij voor een dergelijk vredesakkoord. De reden hiervoor lijkt dat door het behouden van een vijand, de Tsjetsjeense ‘terroristen’, Poetin en de FSB er in slagen hun machtsbasis uit te breiden. Zo is Poetin erin geslaagd in het kader van de strijd tegen de terreur een nieuw niveau van bestuur te implementeren, namelijk de zeven ‘superdistricten’[194]. Hierdoor kon hij de regionale elites verzwakken en een verticalisering van het bestuur doorvoeren. Op deze vertikalizatsija en de militarisering van het staatsbestuur die ermee gepaard ging wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan.
Verder kon Poetin in het kader de oorlog tegen het terrorisme vele veiligheidsmensen in het staatsapparaat binnenloodsen. Voor Poetin leek het een logische keuze om zijn aanvankelijk beperkte machtsbasis binnen het overheidsapparaat uit te breiden door functionarissen uit de verschillende veiligheidsdiensten, het leger en het Ministerie van Binnenlandse zaken, de zogenaamde siloviki, te benoemen op sleutelposten in het staatsapparaat. De oorlog tegen het terrorisme was hierbij een perfect instrument: om de coördinatie tussen alle delen van het overheidsapparaat in de bestrijding van de terreur te optimaliseren was het nodig om veiligheidsmensen te benoemen op belangrijke posten in het gehele staatsapparaat[195].
Ook de veiligheidsdienst FSB heeft voordeel bij het aanhouden van de strijd tegen de terreur. De budgetten van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten zijn sterk gestegen in het kader van de oorlog tegen de terreur. De macht en invloed van de FSB, dat de hoofdverantwoordelijkheid voor terreurbestrijding draagt, zouden nog verder stijgen door de hervormingen van maart 2003 die twee voorheen onafhankelijke diensten van het veiligheidsapparaat onder de federale veiligheidsdienst plaatsten (cfr. infra).
Men kan concluderen dat de tweede invasie in Tsjetsjenië voor Poetin tijdens de eerste jaren van zijn bewind meer voor – dan nadelen opleverde. Zijn populariteit won er sterk door, hij geraakte er gemakkelijk door verkozen als president en hij kon in het kader van de strijd tegen de terreur zijn greep op het staatsapparaat en de regionale besturen versterken. Ook de macht van de veiligheidsdienst nam toe. Het is echter de vraag hoe de toekomst eruit zal zien. Een vreedzame oplossing lijkt ver weg aangezien Tsjetsjenië verdeeld is tussen verschillende clans en Rusland alle krediet bij de Tsjetsjeense bevolking heeft verspeeld. Verder dreigt het conflict over te slagen naar de nabij gelegen regio’s en de gehele noordelijke Kaukasus in brand te zetten.
4.4 Poetins hervormingen van het veiligheidsapparaat
Toen Poetin einde jaren ’90 aan de macht kwam ‘erfde’ hij het veiligheidsapparaat in een structuur die nog steeds quasi-identiek was aan de situatie in 1995. Naast het leger en het Ministerie van Binnenlandse Zaken waren er de verschillende diensten die voorheen tot de KGB behoorden en die door de hervormingen van Jeltsin afzonderlijke diensten waren geworden: de Federale Veiligheidsdienst (FSB), de Buitenlandse Inlichtingendienst (SVR), het Federaal Agentschap voor Regeringscommunicatie en informatie (FAPSI), de Federale Bewakingsdienst (FSO) en de Federale Grensdienst (FBS).
Tijdens de eerste jaren van zijn bewind veranderde Poetin weinig aan deze constellatie. Wel stegen de budgetten en bevoegdheden van enkele van deze diensten, vooral van de FSB. Verder voerde hij enkele personeelswissels door waardoor FSB-functionarissen op hoge functies in ondermeer het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het leger werden benoemd[196].
4.4.1 Hervormingen van 2003
In maart 2003 vaardigde de president een decreet uit dat de situatie grondig veranderde. Het decreet maakte in één pennenstreek een einde aan de zelfstandigheid van het FAPSI en de FBS.
De Federale Grensdienst werd geheel geïncorporeerd in de veiligheidsdienst. Het hoofd van de FBS, Konstatin Totsky, werd uit zijn functie ontzet en hij werd speciaal gezant van Rusland bij de NAVO. De grenstroepen van de FBS kwamen onder de verantwoordelijkheid te staan van een van de eerste vice-directeur van de FSB.
Het Federaal Agentschap voor Regeringscommunicatie en informatie (FAPSI) werd eveneens opgedoekt. De directeur van het communicatie – en informatieagentschap, Viktor Matyukhin, werd vice-minister van defensie[197]. De functies van dit orgaan werden opgesplitst tussen de FSB, de FSO en het Ministerie van Defensie[198]. Samen met delen van het FAPSI werd ook het ESAS (Elections State Automated System) onder de bevoegdheid van de FSB geplaatst. Gezien de niet al te zuivere reputatie die de inlichtingen – en veiligheidsdiensten in Rusland hebben inzake verkiezingen (cfr. surpa) is dit een onrustwekkende ontwikkeling[199].
De verantwoording voor het onderbrengen van het FAPSI en de FBS lag in de nood aan coöperatie. De terreurbestrijding in Tsjetsjenië toonde aan dat er te weinig samenwerking was tussen de FBS en de FSB, vooral aan de Georgische grens. Door de integratie van de Grenstroepen in de veiligheidsdienst zouden de interdepartementale spanningen definitief worden vermeden. De gedeeltelijke incorporatie van het FAPSI moest vermijden dat er in de toekomst nog dubbelwerk zou voorkomen op het vlak van elektronische inlichtingenvergaring, cryptografie en informatiebescherming. Ook zou het de snelheid van informatiedoorstroming tussen de verschillende diensten ten goede komen[200].
Door deze radicale hervorming werd de FSB weer wat machtiger. Op de Buitenlandse Inlichtingendienst en de Federale Bewakingsdienst na waren alle belangrijke diensten die ooit tot de KGB behoorden terug samengebracht in één orgaan. Door de incorporatie van de Federale Grensdienst steeg het personeelsbestand van de FSB, dat op 40.000 functionarissen werd geschat, met 200.000 effectieven. De grenstroepen beschikken eveneens over een eigen uitgebreid arsenaal aan gevechtsmateriaal, met zelfs een eigen luchtvloot[201]. Het behoeft dus weinig twijfel dat deze centralisatie het gezag en de slagkracht van de FSB sterk deed toenemen.
4.4.2 Decreet van 2004
In juli 2004 vaardigde de president een nieuw decreet uit met betrekking tot het veiligheidsapparaat. Vooraf werd algemeen verwacht dat het nieuwe decreet de twee overgebleven zelfstandige entiteiten, de FSO en SVR, zou integreren in de FSB om zo tot een complete herstelling van de oude KGB te komen. Het aldus gevormde Ministerie van Staatsveiligheid (MGB) zou dan alle inlichtingen – en veiligheidstaken combineren. De onderzoeksbevoegdheden van de FSB en FSO zouden dan worden overgedragen aan een Federale onderzoeksdienst (FSR), te vergelijken met de Amerikaanse FBI[202]. Dit voorstel voor een nieuwe structuur was afkomstig vanuit de FSB-top. Zo ver kwam het echter niet. Het decreet voerde geen grote hervormingen door. Op enkele wijzigingen in de interne organisatiestructuur en een uitbereiding van de bevoegdheden van de FSB-directeur en diens afgevaardigden na laat het nieuwe decreet het veiligheidsapparaat grotendeels ongewijzigd[203]. De FSB-directeur wordt volgens het nieuwe decreet onafhankelijker van de president, wat wijst op de sterke vertrouwensband tussen Poetin en FSB-baas Patrushev.
Nadat bekend werd dat de verhoopte overkoepeling van alle inlichtingen – en veiligheidstaken er niet kwam staken verschillende FSB-functionarissen hun ontgoocheling niet weg. Men sprak van een gemiste kans om één sterke dienst te creëren die alle dubbelwerk zou voorkomen, de informatiedoorstroming zou optimaliseren en de kosten zou minimaliseren. Algemeen wordt aangenomen dat het Kremlin de voorgestelde hervormingen niet aannam wegens hevig protest van de FSO en SVR. De functionarissen van deze diensten willen absoluut hun dienst onafhankelijk houden en het lijkt erop dat Poetin gehoor heeft gegeven aan deze wensen om een intern conflict te vermijden[204].
4.4.3 Toekomst
Tot op het moment van het afsluiten van deze verhandeling is de structuur van het veiligheidsapparaat zoals die na de hervorming van 2003 was, onveranderd gebleven. Het valt echter te verwachten dat Poetin, eens hij het moment opportuun acht, de Federale Bewakingsdienst FSO terug in de FSB zal integreren. Of dit ook met de Buitenlandse Inlichtingendienst SVR zal gebeuren is minder waarschijnlijk. Het vroegere eerste hoofddirectoraat van de KGB heeft met zijn elitaire karakter altijd wat buiten de organisatie gestaan (zo heeft het bijvoorbeeld altijd een eigen hoofdkwartier in Yasenevo buiten Moskou gehad[205]) en de kans lijkt klein dat Poetin, ooit zelf functionaris in het eerste hoofddirectoraat, de dienst in de FSB zal forceren.
4.5 Militocratie
Toen Poetin in 1999 premier werd en in 2000 president had hij geen eigen machtsbasis waarop hij kon steunen. Hij was door Jeltsin naar voor geschoven en in een mum van tijd naar de hoogste post in het staatsapparaat doorgestoten. In het begin van zijn presidentschap moest Poetin werken met de presidentiële administratie onder leiding van Alexander Voloshin die hij geërfd had van Jeltsin. Kremlinwatchers merkten spottend op dat ‘Poetin als president werkt in Voloshin’s administratie’[206].
Poetin zou echter niet stil zitten en hij zou stap voor stap het staatsapparaat opvullen met eigen getrouwen, voornamelijk afkomstig uit de machtsstructuren. Deze getrouwen worden veelal benoemd met de term siloviki. Binnen deze algemene noemer kan men een verder onderscheid maken tussen functionarissen uit de geheime diensten (de zogenaamde tsjekisty, deze term stamt af van de vroegere benaming voor functionarissen van de Vecheka), politieofficieren en militairen.
De door Poetin geselecteerde nieuwkomers werden aanvankelijk gezien als onbekwame veiligheidslui die niet opgewassen waren tegen de ervaren bestuurslui die door Jeltsin en de Familie waren geïnstalleerd. Het zou echter niet lang duren voor Poetin’s netwerk een stevige greep op de regering, de administratie, het gerechtelijke apparaat, het bedrijfsleven en de media verwierf. Door het infiltreren van voormalige militaire officieren en veiligheidsagenten in politiek en economie kon Poetin zich verzekeren van een grote loyaliteit, wat structurele hervormingen mogelijk moest maken[207].
4.5.1 De siloviki en de tsjekisty
Het netwerk van Poetin zou zich opbouwen vanuit een beperkte groep getrouwen met als gemeenschappelijk profiel ex-KGB functionarissen uit Sint-Petersburg die ongeveer dezelfde leeftijd als Poetin hebben. De informele leiders waarrond Poetin’s netwerk zich uitbouwde zijn Viktor Ivanov en Igor Setsjin[208]. Beiden zijn afkomstig uit Sint-Petersburg. Viktor Ivanov werkte van 1977 tot 1994 voor de KGB, ondermeer in Afghanistan. Igor Setsjin werkte officieel als vertaler voor het leger in Afrika, een gebruikelijke dekmantel voor KGB-spionnen[209].
Een eerste stap in de uitbouw van het machtsnetwerk was het onder controle brengen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In het kader van de bestrijding van de corruptie zuiverde Poetin de top van het Ministerie om het vervolgens op te vullen met loyale vertrouwelingen uit de FSB. Vervolgens werd hetzelfde gedaan met de Prokoeratoera, het Openbare Ministerie dat uitgebreide onderzoeksmogelijkheden bezit. Door deze manoeuvres verwierf Poetin de controle over het repressieapparaat[210]. Ook het leger werd al vroeg na het aantreden van Poetin onder hogere controle door de FSB geplaatst. Poetin bepaalde hiertoe in februari 2000 dat de FSB terug verantwoordelijk werd voor de militaire contraspionage en bijgevolg de controlebevoegdheid over het militaire personeel verwierf[211]. Wetende dat ook de minister van Defensie, Sergei Ivanov, een oudgediende van de KGB en persoonlijke vriend van Poetin is kan men stellen dat het gehele veiligheidsapparaat al zeer vroeg in de eerste ambtstermijn van Poetin onder controle van de tsjekisty stond.
Tegelijk met dit onder controle brengen van de machtsstructuren benoemde Poetin een groep jonge talentvolle economen en managers uit Sint-Petersburg. Deze pitertsy, ook wel de liberalen genoemd, moesten het netwerk van de tsjekisty de nodige economische fundering geven. De liberalen vervingen stap voor stap leden uit de administratie van Voloshin. Hierbij gingen de tsjekisty voornamelijk op zoek naar economen met uitstekende managerscapaciteiten maar zonder teveel eigen politieke ambitie. De juiste relatie tussen de jonge Sint-Petersburgers en de tsjekisty is tot op de dag van vandaag niet geheel duidelijk. Men neemt aan dat er tussen deze twee groepen spanningen bestaan, ondermeer naar aanleiding van de Joekos-zaak[212] (cfr. infra). Vast staat wel dat de pitertsy nooit tot de echte inner circle van het bestuur hebben gehoord[213]. Dit neemt niet weg dat Sint-Petersburgers als bijvoorbeeld vice-premier voor financiën en economie Alexei Kudrin, minister voor economische ontwikkeling German Gref en Gazprom-baas Alexei Miller een wezenlijke invloed verwierven en de economische ontwikkelingen van Rusland na het aantreden van Poetin voor een groot deel stuurden.
Nadat Poetin en de tsjekisty de machtsstructuren onder controle hadden werd de rest van het staatsapparaat geïnfiltreerd. Enkele cijfers geven een goede indicatie van de omvang van dit fenomeen. Reeds in 2003 was ongeveer 60% van Poetin’s naaste medewerkers afkomstig uit het veiligheidsapparaat en één derde van de overheidsfuncties wordt bekleed door de siloviki[214]. Ter vergelijking: onder Gorbatsjov maakte deze groep slechts 5% uit van het staatsapparaat[215]. De onderstaande tabel toont de evolutie aan van de percentages functionarissen uit het veiligheidsapparaat in de verschillende afdelingen van het staatsbestuur. Men ziet dat de hoge percentages onder Poetin de voortzetting van een trend zijn. Na de zeer lage percentages die men onder het bewind van Gorbatsjov vaststelde steeg het aantal veiligheidslui gestaag tijdens het presidentschap van Jeltsin, vooral na 1993. Onder Poetin stegen deze percentages nog sterker.
Tabel 4.1. – Percentages siloviki in de verschillende lagen van het staatsbestuur
Met de categorie National leadership doelt men op het Politbureau bij Gorbatsjov (a) en op de Nationale Veiligheidsraad bij de cijfers onder Jeltsin en Poetin (e, j, o). De categorie Government duidt op de USSR ministerraad ten tijde van Gorbatsjov (b) en op de regeringen van de federatie onder Jeltsin en Poetin (f, k, p). De cijfers voor de categorie Regional elite duiden op de 174 secretarissen van de comités van de Communistische Partij in de unierepublieken, krays, oblasten, en steden onder Gorbatsjov (c) en op de hoofden van de 89 subjecten van de federatie onder Jeltsin en Poetin (g, l, q). De categorieën Upper house of parliament en Lower house of parliament duiden op de 2245 USSR volksafgevaardigden onder Gorbatsjov (d) en op de respectievelijk Federatieraad en Doema. Onder Jeltin en Poetin (h, m, r, i, n, s). Bron: O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, “Putin’s Militocracy” in Post-Soviet Affairs, 19, (2004), 4, pp. 294.
Het is geen uitzondering dat een president in Rusland, en bij uitbereiding in eender welk land, eigen vertrouwenspersonen in de belangrijkste posities van het staatsapparaat binnenloodst. Het uitzonderlijke bij Poetin is echter dat deze pionnen in grote mate uit de machtsstructuren worden gerekruteerd, daar waar anderen een mix uit de academische, economische en politieke toplaag kiezen. De onderstaande tabel toont aan dat de samenstelling van de ‘elite’ die de staat bestuurt onder Poetin duidelijk militariseerde.
Tabel 4.2. – Samenstelling van de elite van het staatsbestuur onder Jeltsin en Poetin
De samenstelling van de elite doelt hier op de achtergrond en kenmerken van de leden van de Nationale Veiligheidsraad, de Federatieraad, de Doema, de regering van de federatie en de 89 leiders van de subjecten van de federatie. Bron: O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, “Putin’s Militocracy” in Post-Soviet Affairs, 19, (2004), 4, pp. 293.
De siloviki infiltreerden niet enkel de overheidsdiensten die bevoegd zijn voor veiligheid. Ze werden geparachuteerd in alle geledingen van het overheidsapparaat. Hierdoor verwierven ze een zekere mate van controle over het gehele functioneren van de staat. Dit fenomeen roept opvallende gelijkenissen op met het Stalinistische systeem waarbij partijcommissarissen het gehele staatsapparaat infiltreerden en controleerden. Een van de mechanismen waardoor de siloviki hun controle uitoefenen is het systeem van de afgevaardigden: elke minister heeft minstens één afgevaardigde die afkomstig is uit de machtsstructuren[216].
4.5.2 Legale basis
Deze inmenging van de FSB met het staatsbestuur gebeurde niet zonder een wettelijke basis: op 11 augustus 2003 tekende Poetin een decreet dat de veiligheidsdienst FSB een gedetailleerde lijst van 74 functies toeschrijft. Onder deze functies bevinden zich naast de gewoonlijke veiligheids – en inlichtingenfuncties ook enkele taken die men niet direct aan een veiligheidsdienst zou toedichten zoals bijvoorbeeld: implementatie van federale wetten, decreten en instructies, de voorbereiding en implementatie van overheidsprogramma’s in de Russische regio’s, etc[217]. Dit opmerkelijke decreet geeft de FSB een belangrijke rol in de organisatie van de Russische overheid, ook in zaken die niets met veiligheid en inlichtingenvergaring te maken hebben.
4.5.3 Veiligheidsraad als nieuw Politbureau
In de Nationale Veiligheidsraad komen de vertegenwoordigers van de machtsstructuren samen met ondermeer de premier, de minister van buitenlandse zaken, de secretaris van de Nationale Veiligheidsraad en enkele regionale leiders. Meer dan de helft van de leden van de Veiligheidsraad onder het presidentschap van Poetin is van FSB-signatuur[218]. De hedendaagse Nationale Veiligheidsraad vertoont sterke gelijkenissen met de machtige Politbureaus uit de sovjettijd[219]. Het is vanuit het Politbureau dat de sleutelfiguren van de communistische partij de Sovjetunie bestuurden.
4.5.4 Vertikalizatsija en de militarisering
Poetin lanceerde al vroeg in zijn eerste ambtstermijn een hervorming van het staatsbestuur. Hij reorganiseerde de administratieve structuur van het land door een nieuw bureaucratisch organisatieniveau, de zeven superdistricten, in te richten. Elk van deze districten wordt geleid door een afgevaardigde, aangesteld door de president. Deze vertegenwoordigers van de president kregen een belangrijke rol: ze zijn verantwoordelijk voor de federale agentschappen in de regio’s, houden toezicht op het regionale beleid en moeten erop toezien dat de lokale wetgeving conform met de federale is[220]. Deze hervorming kaderde in een bredere politiek van Poetin die een stevigere greep wil vestigen op de 89 regionale subjecten die onder Jeltsin teveel autonomie hadden verworven. Zo had Poetin na zijn aantreden de gouverneurs van de regio’s het lidmaatschap van de Federatieraad ontnomen waardoor ze hun immuniteiten verloren. Verder bepaalde hij in de wet op de federale interventie van 2000 dat het voor de president, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk werd om regionale parlementen te ontbinden en het hoofd van de uitvoerende macht van een regio bij decreet te ontslaan. Ook schrok Poetin er niet voor terug om bilaterale verdragen die onder Jeltsin waren gesloten met bepaalde regio’s en dezen meer autonomie gaven, te herzien of zelfs buiten werking te stellen[221]. Na het gijzelingsdrama van Beslan in 2004 verstevigde Poetin zijn greep op de regio’s nog verder door een maatregel uit te vaardigen die bepaalde dat de gouverneurs van de regio’s in de toekomst in plaats van door rechtstreekse verkiezing door de president zouden worden gekozen. De regionale assemblees zouden de keuze van de president enkel nog kunnen goedkeuren of afwijzen[222].
Het nieuwe federale concept van Poetin droeg sterk bij tot de militarisering van het staatsbestel. Zo kwamen de zeven federale superdistricten sterk overeen met de zeven militaire districten van Rusland[223]. Ook de aanstelling van de presidentiële afgevaardigden aan het hoofd van de districten wees op een stijgende invloed van de siloviki: in vijf van de zeven districten kwam een functionaris uit een van de machtsministeries aan het hoofd: twee uit de FSB, twee uit het leger en één vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken. De twee overige districten werden onder de leiding van een politicus en een diplomaat geplaatst[224]. Het behoeft weinig verwondering dat de belangrijke districten Moskou en Sint-Petersburg onder controle van de twee FSB-generaals kwam staan[225]. De afgevaardigden werden elk bijgestaan door een reeks plaatsvervangers en een korps van ongeveer 150 medewerkers. Ongeveer zeventig procent van deze plaatsvervangers en medewerkers zijn siloviki[226].
De instelling van de superdistricten ging gepaard met een versterking van de greep van de machtsstructuren op de regio’s. De machtsministeries bereidden hun structuur uit en gingen die meer op het nieuwe districtsniveau organiseren. Om de coördinatie tussen de verschillende veiligheids – en repressieorganen te versterken werden in elk district veiligheidscomités opgericht. In deze veiligheidscomités komen afgevaardigden van de militaire garnizoenen, de regionale FSB-afdelingen, Binnenlandse Zaken en de Prokoeratoera samen. De regionale afdelingen van de veiligheids – en repressieorganen kwamen onder de controle van de presidentiële afgevaardigden, wat de plaatselijke gouverneurs bijna alle zeggenschap over veiligheidszaken ontnam[227].
De interne werking van het nieuwe federale niveau is omgeven door een atmosfeer van geheimhouding. Het is voor het publiek moeilijk te achterhalen hoe de besluitvorming op het districtsniveau en de interactie met de andere niveaus verloopt. Illustratief hiervoor is de geheime halfjaarlijkse rapporteringplicht van de presidentiële afgevaardigden aan de Nationale Veiligheidsraad[228].
Naast deze versterkte greep op de regio’s via de superdistricten ziet men ook steeds meer functionarissen uit de machtsstructuren verkozen worden op sleutelposten in de regio’s zelf. Het aantal subjecten van de federatie dat geleid werd door voormalige functionarissen uit het leger of de veiligheidsdiensten verdubbelde tijdens de eerste drie jaren van Poetin’s bewind[229]. Voor 2000 gebeurde het wel eens dat figuren uit de machtsstructuren verkozen werden tot hoofd van een regio. Zo was legergeneraal Alexander Lebed van 1998 tot aan zijn dood in 2002 gouverneur van de krai Krasnoyarsk[230]. Na het aantreden van Poetin werden er echter frequent kandidaten met een achtergrond in de veiligheidsdiensten of de strijdkrachten tot gouverneur gekozen met steun van het Kremlin[231]. Dat het spel hierbij niet steeds zuiver werd gespeeld behoeft weinig verwondering. De verkiezing van het hoofd van de regionale FSB-afdeling in Smolensk, Viktor Maslov, tot gouverneur van deze provincie is hiervan een goede illustratie. De campagne voor de gouverneursverkiezing in Smolensk ging gepaard met een grote portie geweld: datsja’s van campagnemedewerkers van de zittende gouverneur die opkwam voor herverkiezing werden afgebrand, het campagnehoofdkwartier werd getroffen door een bomaanslag en in een moordaanslag op de vice-gouverneur werd diens chauffeur gedood en de bodyguard zwaargewond[232]. Over de mogelijke betrokkenheid van de FSB bestaat er geen duidelijkheid en de kiezer leek hiervan ook niet wakker te liggen aangezien Maslov de verkiezing won.
4.5.5 Siloviki in het bedrijfsleven
Naast de infiltratie van de siloviki in de regering, de staatsadministratie en de regionale besturen vond er een soortgelijk proces plaats in het bedrijfsleven. Deze ontwikkeling gebeurde echter minder gestuurd en gepland, althans op de lagere niveaus.
Na de het opdoeken van de Sovjetunie begin jaren ’90 zaten duizenden KGB-officieren zonder werk. Dit overkwam ook Poetin (cfr. supra). De functionarissen bleven wel in de zogenaamde actieve reserve maar voor velen was de carrière bij de KGB voorbij en zij moesten op zoek naar een nieuwe job. Daar waar Poetin deze vond in de gemeentelijke administratie kwamen velen terecht in de private ondernemingswereld. Ze werden ondermeer tewerkgesteld in bedrijfsafdelingen voor beveiliging en economische inlichtingenvergaring – en analyse. De afgedankte officieren stonden omwille van hun intellectuele capaciteiten, discipline en loyaliteit hoog aangeschreven en werden daarom ook goed betaald. Meestal verdienden ze een veelvoud van wat ze in overheidsdienst ontvingen. Een andere, veel doorslaggevender reden waarom bedrijven op zoek gingen naar oud-KGB’ers was het uitgebreide netwerk aan contacten binnen de overheid en het veiligheidsapparaat dat dezen meestal hadden. Door enkele ervaren functionarissen aan te werven wist een bedrijfsleider steeds waar en bij wie hij terecht moest om zijn zaakjes met de overheid te regelen[233].
Uit het voorgaande kan men afleiden dat KGB-officieren die officieel uit de dienst traden toch in nauw contact bleven met elkaar en met het Comité waar ze vertrokken waren. Deze relatie werkte ook in de omgekeerde richting: de opvolgerorganisaties van de KGB konden blijvend rekenen op de diensten en vooral inlichtingen van vele voormalige werknemers. Op deze onverwachte en ongecoördineerde manier infiltreerden de inlichtingen – en veiligheidsdiensten in het economisch leven. Ook bij uitgetreden legerofficieren zag men een gelijksoortige evolutie[234].
Ook op de hoogste niveaus van het bedrijfsleven namen ex-KGB’ers hoge posten in. Zo staan Igor Setsjin en Viktor Ivanov, de twee basispionnen in het netwerk van de siloviki (cfr. supra) aan het hoofd van respectievelijk het staatsoliebedrijf Rosneft en de nationale luchtvaartmaatschappij Aeroflot[235]. Op de rol van de FSB in de economische ontwikkelingen tijdens het presidentschap van Poetin wordt in het volgende hoofdstuk verder ingegaan.
Vele andere voormalige KGB-functionarissen vonden dan weer de weg naar een veel lagere vorm van bedrijfsleven in de misdaadeconomie. Na de instorting van het communisme ontstonden overal zogenaamde private beveiligingsfirma’s. In deze verkapte afpersingsorganisaties werkten inlichtingen – en veiligheidslui samen met criminelen uit de georganiseerde misdaad. In de jaren ’90 moest elke vorm van onderneming, van de plaatselijke marktkramer tot de grootste industriëlen, een vorm van belasting betalen aan een zogenaamde krysha. Dit ‘dak’ zorgde dan voor de bescherming van de onderneming. Deze term was niet toevallig afkomstig uit het inlichtingenjargon waarin men er een officiële cover (bijvb: diplomaat, journalist, …) voor spionnen mee aanduidt[236]. Talrijke voormalige, maar ook nog in dienst zijnde, functionarissen maakten via deze weg carrière in de georganiseerde misdaad. De aldus ontstane connecties tussen de geheime diensten en de maffia zijn zorgwekkend.
4.5.6 Justitie
Ook het justitionele apparaat zou onder het bewind van Poetin met getrouwe juristen uit de veiligheidsdiensten worden bevolkt. In december 2004 liet Poetin een wet goedkeuren die de president meer invloed op de aanstelling en het ontslagen van rechters geeft. Volgens deze nieuwe wet werd de president bevoegd voor het aanstellen en ontslaan van de helft van de leden van het college dat als enige in staat is rechters te ontslaan en dat de leden van de hoogste gerechtshoven aanstelt[237]. Rechters worden benoemd door de president na nominatie door de presidentiële administratie. De benoemingstermijn bedraagt slechts zes jaar. Het is voor de president dus vrij gemakkelijk om eigen getrouwen in het rechterlijke apparaat binnen te loodsen. Verschillende voormalige FSB-functionarissen en juristen met bindingen met de veiligheidsdienst werden via deze weg benoemd.
Hierdoor kwam het gerechtelijk apparaat onder feitelijke controle van de FSB te staan. Rechters voeren in hun vonnissen vaak orders van de veiligheidsdienst uit in de vrees anders ontslagen te worden. Dit systeem wordt in Rusland benoemd met de term pozvonotsjnost. Men gebruikt dit woord om te verwijzen naar het fenomeen waarbij rechters hun vonnis opstellen in overeenstemming met wat hen tijdens een telefoongesprek (zvonok) is gedicteerd door vertegenwoordigers van de uitvoerende macht[238]. Er zijn vele voorbeelden van door de FSB in touw gezette rechtszaken. We zullen er hier kort één aanhalen.
In oktober 2003 werd de voormalige FSB-functionaris Mikhail Trepashkin aangehouden. Officieel werd hij beschuldigd van het vrijgeven van staatsgeheimen, machtsmisbruik en opslag van illegale wapens. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Nader onderzoek toont echter aan dat de beschuldigingen tegen Trepashkin geen steek hielden. De ware reden voor zijn veroordeling was dat hij activisten hielp bij het onderzoeken naar de betrokkenheid van de FSB bij de bomaanslagen van 1999 in Moskou. De FSB rekende op deze manier via een georchestreerde gerechtelijke vervolging af met Trepashkin[239].
4.5.7 Gevolgen militocratie
Volgens sommige waarnemers is de infiltratie van de siloviki in het staatsapparaat en het bedrijfsleven een zeer gevaarlijke evolutie. Men vreest dat Poetin teveel vertrouwt op de machtsstructuren en dat hij wel eens de gevangene van zijn eigen systeem, en dus geheel afhankelijk van de siloviki, zou kunnen worden[240].
Dit lijkt echter een al te voorbarige conclusie die verschillende feiten negeert. Zo vergeet men dat er tussen de verschillende machtsstructuren waaruit de siloviki afkomstig zijn (de inlichtingen – en veiligheidsdiensten, Binnenlandse Zaken en het leger) steeds tegenstellingen en rivaliteiten bestaan[241]. Ook binnen de inlichtingen – en veiligheidsdiensten zelf bestaan er spanningen. Ter illustratie hiervan kan men de rivaliteiten tussen functionarissen van de Buitenlandse Inlichtingendienst, die zich als de elite van het veiligheidsapparaat beschouwen, en die van de andere veiligheidsdiensten aanhalen. Verder negeert men vaak ook het substantiële tegengewicht dat de zogenaamde liberalen uit Poetins entourage in de schaal werpen. Deze Sint-Petersburgers hebben dan wel niet zoveel invloed als de siloviki, vast staat dat Poetin ook met de voorkeuren van deze economen rekening houdt en het economisch beleid grotendeels aan hen overlaat.
Wel kan men stellen dat door de instroom van de siloviki de oude sovjetideologie die de staatsbelangen boven de individuele rechten plaatst haar herintrede maakt. Deze ideologie impliceert autoritaire methoden en minachting voor de democratische regels en transparantie. De siloviki verkiezen orde en een sterke, stabiele staat boven democratie, transparantie en controle door het parlement en de media[242]. Ze willen Rusland doen herleven als supermacht en verspreiden antiwesterse gevoelens onder de bevolking. De toenemende greep van deze lui op het staatsapparaat kan bijgevolg gevaarlijke gevolgen hebben voor het democratisch gehalte en de relaties met het westen.
4.6 Inzet inlichtingen – en veiligheidsdiensten voor politieke doeleinden
De inlichtingen – en veiligheidsdiensten werden tijdens het presidentschap van Poetin al meermaals ingezet om politieke doeleinden te dienen. Dit is echter geen nieuw fenomeen. Het is iets wat men in de gehele geschiedenis van Rusland (en de USSR) steeds ziet terugkomen. Ook onder het eerste ‘democratische’ presidentschap van Jeltsin was dit het geval (cfr. supra). Onder het bestuur van Poetin leek dit oneigenlijke gebruik echter in toenemende mate voor te komen. In dit hoofdstuk zullen bekijken hoe de geheime diensten werden ingezet voor de politieke doeleinden van de nieuwe leidende klasse.
4.6.1 Politieke tegenstanders
Tijdens de eerste jaren van het presidentschap van Jeltsin was het parlement een machtsfactor waarmee rekening diende te worden gehouden. Na het conflict van 1993 en de daaropvolgende grondwetswijziging nam de macht van het parlement sterk af. Toch diende Jeltsin regelmatig rekening te houden met tegenkanting vanuit dit orgaan, waarin communisten en nationalisten tijdens de jaren ’90 steeds een groot zetelaantal in het bezit hadden. Dit leidde meermaals tot conflicten tussen president en parlement. De strijd rond de afzetting van premier Primakov in 1999 is hiervan een goed voorbeeld (cfr. supra).
Het presidentschap van Poetin zou echter de parlementaire oppositie quasi helemaal uitschakelen. Op enkele moedige politici na is het parlement feitelijk onder de controle van de president gebracht. Dit proces werd na de verkiezingen van december 2003 afgerond toen de machtspartij Verenigd Rusland, na het aantrekken van onafhankelijke afgevaardigden, 300 van de 450 zetels controleerde. De twee liberaal-democratische partijen (Unie van Rechtse Krachten en Jabloko) haalden de kiesdrempel niet. De overige zetels werden verdeeld onder de traditionele communisten, ultranationalisten en de door het Kremlin in het touw gezette partij Moederland[243].
De veiligheidsdienst speelde in deze evolutie een belangrijke rol. Verschillende overijverige oppositieleden kregen al te maken met de geheime dienst. Wie zich te kritisch opstelt tegenover het Kremlin riskeert in aanraking te komen met de FSB. Een bekend voorbeeld is dat van Andrei Skovorodnikov. Deze politieke activist en lid van de Nationale Bolsjewistische Partij werd in 2004 gearresteerd en gedurende een half jaar opgesloten omdat hij een website had gelanceerd waarop Poetin werd bekritiseerd en bespot[244]. Een ander oppositielid, Joeri Shchekochikin, kwam er minder goed vanaf. Shchekochikin onderzocht corruptie bij een bedrijf dat eigendom was van een voormalige KGB-functionaris. Hij overleed in 2003 onverwacht na een vergiftiging met dioxine[245]. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Parlementsleden die het hoofd boven het graanveld uitsteken krijgen te maken met intimidatie vanuit de veiligheidsdienst. Meestal binden ze na enkele niet te misverstane waarschuwingen in door een minder kritische houding aan te nemen. Wie echter volhard loopt het risico het slachtoffer te worden van een ‘ongeval’, ‘plotse ziekte’ of ‘roofmoord door een criminele bende’. De oppositie in het parlement is door deze bedreigingpolitiek van de FSB monddood gemaakt. Hierdoor heeft Vereningd Rusland, geleid door de Poetin-getrouwe Boris Gryzlov, de alleenheerschappij in het parlement.
Deze techniek van intimidatie, bedreiging en moord wordt niet enkel toegepast op parlementsleden. Ook lokale politici, buitenlandse politici of vooraanstaanden met ambities die tegen de belangen van het Kremlin ingaan lopen het gevaar in aanraking te komen met de geheime diensten. Dieper ingaan op de exacte omstandigheden en het verloop van de voorbeelden zou ons te ver doen afdrijven. Toch lijkt het mij opportuun om enkele van deze voorbeelden aan te halen.
De bekendste zaak is ongetwijfeld de vergiftiging van de Oekraïense presidentskandidaat Viktor Joesjenko tijdens de presidentsverkiezingen van 2004. Joesjenko wou Oekraïne onafhankelijker maken van Rusland en meer op de Europese Unie richten, dit zeer tegen de zin van Poetin. Joesjenko werd ziek nadat hij gedineerd had met het hoofd van de Oekraïense geheime dienst USB. Dokters achterhaalden dat hij meer dan 1000 maal de normale hoeveelheid dioxine in zijn lichaam had. De verantwoordelijkheid voor deze vergiftiging is officieel nog onbekend maar het is zeer waarschijnlijk dat de Russische geheime diensten, die nog steeds goede contacten onderhoud met de geheime dienst van Oekraïne en in het verleden deze techniek meermaals toepaste, bij deze zaak betrokken zijn[246].
Een ander bekend voorbeeld is dat van Ivan Rybkin. Deze was kandidaat bij de presidentsverkiezingen van 2004 en leverde scherpe kritiek op Poetin. In de aanloop naar de verkiezingen verdween Rybkin gedurende enkele dagen. Hij dook weer op in de Oekraïense hoofdstad Kiev, waar hij verklaarde enkele dagen voor de verkiezingsdrukte te zijn gevlucht[247]. Vervolgens vluchtte hij naar Londen. Daar verklaarde hij door de FSB te zijn gedrogeerd en vervolgens zou van hem een video-opname zijn gemaakt met hemzelf in een compromitterende hoofdrol. Door de hele story speelde Rybkin zijn geloofwaardigheid bij de Russische bevolking kwijt. Met deze truck uit de oude doos van de KGB leek de FSB een duidelijk signaal te geven aan al te ambitieuze politici.
De geheime diensten werden ook ingezet in de confrontatie die Poetin na zijn aantreden aanging met de oligarchen die zich teveel met politiek inlieten. Hierop wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan.
4.6.2 De oligarchen
In de jaren '90 lag de macht in Rusland voor een belangrijk deel bij het handvol oligarchen die conglomeraten van industrieën, banken en mediabedrijven bezaten. Ze dwongen met hun macht privileges af, hielden voor hen nadelige hervormingen tegen, maakten woekerwinsten en ontdoken belastingen.
Al snel na zijn verkiezing maakte Poetin aan de oligarchen duidelijk hoe hij hun nieuwe rol zag. Op economisch vlak zouden ze niets moeten vrezen op voorwaarde dat ze zich aan de wet zouden houden en belastingen zouden betalen. Op politiek vlak maakte Poetin duidelijk dat de oligarchen maar beter niet teveel ambities konden koesteren, dit in tegenstelling tot de periode onder Jeltsin waarin de oligarchen, met Berezovsky op kop, politieke invloed hadden en mandaten bekleedden . Niet alle oligarchen wisten even goed met deze nieuwe situatie om te gaan. In dit hoofdstuk bekijken we de rol die de inlichtingen – en veiligheidsdiensten speelden in het conflict met de oligarchen.
4.6.2.1 Berezovsky en Gusinsky
De eerste oligarchen die in aanraking zouden komen met de nieuwe benadering van het Kremlin waren Berezovsky en Gusinsky. Beiden waren machtige zakenlui met eigen mediakanalen.
Gusinsky’s zakenimperium berustte vooral op zijn mediaholding Media-Most dat ondermeer het nationale televisiestation NTV in handen had. Dit kanaal had tijdens verkiezingen steeds kant gekozen tegen de communisten maar het durfde zich ook kritisch opstellen tegenover het Kremlin en tegenover Poetin. Tijdens de verkiezingen van 1999 had het partij gekozen voor Primakov.
Berezovsky was een van de machtigste oligarchen tijdens het bewind van Jeltsin. Zijn zakenimperium bevatte ondermeer een belangrijke participatie in de nationale zender ORT die steeds het beleid en de kandidaten van het Kremlin steunde. Berezovsky had steeds een grote invloed gehad op Jeltsin en vanuit zijn bevoorrechte positie had hij ook diens opvolging mee voorbereid.
Beide oligarchen kwamen al snel na het aantreden van Poetin in aanraking met de Prokoeratoera. De methode waarop dit gebeurde was steeds geheel legaal. Gusinky en Berezovsky werden beschuldigd van allerlei onwettelijke praktijken. Poetin stelde dat deze praktijken in strijd was met de door hem geïntroduceerde ‘dictatuur van de wet’. Met moet echter wel vaststellen dat het om een zeer selectieve wetspraak ging. In die tijd kon men immers tegen elke ondernemer, van klein tot groot, een hele reeks onwettige praktijken aanbrengen. Het was tijdens de wilde jaren onder Jeltsin immers onmogelijk om op een eerlijke manier zaken te doen. Door de wetten nu eensklaps radicaal toepassen op enkele machtige oligarchen konden Poetin en de FSB, via de door hen aangestuurde Prokoeratoera, een duidelijk signaal geven aan de oligarchen: vanaf nu deelden enkel zij nog de lakens uit op politiek vlak. Gusinsky en Berezovsky vluchtten naar het buitenland en hun mediabelangen werden onder controle van het Kremlin gebracht[248].
4.6.2.2 Nieuwe modus vivendi voor de oligarchen
De andere oligarchen leken begrepen te hebben dat ze zich voortaan beter wat bescheidener konden opstellen en de wetten wat nauwkeuriger zouden moeten naleven. Enkele voorbeelden tonen dit aan. Roman Abramovich, de eigenaar van oliemaatschappij Sibneft, liet zich eind 2000 verkiezen tot gouverneur van de noordoostelijke regio Chukota. Daar startte hij verschillende filantropische projecten op om zijn imago bij de plaatselijke bevolking en bij opgetrommelde nationale pers op te poetsen. Hij laat er zijn bedrijven belastingen betalen. Abramovich gaf hiermee duidelijk het signaal dat hij zich als lokale gouverneur wil onderschikken aan de machtsverticaal vanuit het Kremlin. Vladimir Potanin, eigenaar van Norilsk Nickel, betaalde plots meer belastingen, herinvesteerde winsten in Rusland en engageerde zich in een hele reeks goede werken om zijn blazoen op te poetsen. Hetzelfde patroon ziet men bij andere oligarchen: betere naleving van de wetten, betaling van belastingen, projecten om het publieke imago op te poetsen en het mijden van politiek.[249]
4.6.2.3 Chodorkovski
Uitzondering was Michail Chodorkovski, eigenaar van het olieconcern Joekos en de rijkste van de oligarchen. Hij leek de nieuwe ‘gedragscode’ voor de oligarchen niet te willen aannemen en dit zou hem zuur opbreken.
Chodorkovski werd beschuldigd van grootscheepse fraude en belastingontduiking. Onder leiding van Chodorkovski zou het oliebedrijf Joekos belasting hebben ontdoken en hij zou zelf ook de belastingdienst hebben opgelicht. In totaal werden zeven klachten onderzocht in de hele zaak, waaronder een moordzaak. In 2003 werd Chodorkovski gearresteerd en in 2005 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. Joekos werd later ontmanteld. Hierbij werd de belangrijkste productiecapaciteit die gegroepeerd was in Yuganskneftegaz verkocht aan het staatsbedrijf Rosneft, waarvan een van de hoogst geplaatste tsjekisty, Igor Setsjin, pas tot hoofd was benoemd[250].
Het al dan niet terechte karakter van de veroordeling in het midden gelaten kan men stellen dat de vervolging een vooraf geregistreerde zaak was die vooral door politieke motieven werd ingegeven[251]. Chodorkovski schrok er immers niet voor terug kritiek te spuien op het beleid van Poetin. Hij verkondigde openlijk de liberaal-democratische partijen Unie van Rechtse Krachten en Jabloko financieel te steunen. Verder stak hij niet weg in 2008 zelf te willen kandideren voor de presidentsverkiezingen. Hij leek hiervoor al aan een lange campagne te zijn begonnen door jaarlijks meer dan honderd miljoen dollar te investeren in allerlei filantropische projecten[252].
De FSB had een belangrijk aandeel in de gehele zaak rond Chodorkovski. Het waren hooggeplaatste tsjekisty die de Prokoeratoera aanstuurden in het onderzoek naar de frauduleuze praktijken rond Joekos. Verder werden functionarissen van de veiligheidsdienst meermaals ingezet tijdens het verloop van het onderzoek. Zo werd Chodorkovski in oktober 2003 door FSB-eenheden gearresteerd toen zijn vliegtuig een tussenlanding maakte om te tanken in Novosibirsk[253]. Ook Platon Lebedev, een nauwe medewerker van Chodorkovski en voorzitter van Menatep, de holding die Joekos beheerde, werd opgespoord in ingerekend door de FSB. Hetzelfde overkwam Alexei Pichugin, de veiligheidsmedewerker van Joekos die werd verdacht van moord[254]. Ondanks het feit dat Rusland al in 1996 in het kader van de Raad van Europa had beloofd de veiligheidsdienst geen eigen gevangeniscapaciteit te geven, werden Chodorkovski, Lebedev en Pichugin in de FSB-gevangenis van Lefortovo vastgezet in afwachting van het proces[255]. In deze gevangenis zouden de drie verdachten hebben kennisgemaakt met de onconventionele ondervragingstechnieken van de FSB. De buitenlandse inlichtingendienst SVR werd eveneens ingezet in het onderzoek. Zo zou de SVR Chodorkovski hebben afgeluisterd tijdens gesprekken met Amerikaanse politici en zakenlui tijdens diens buitenlandse reizen[256]. Het uiteindelijke proces tegen Chodorkovski vond plaats onder de verantwoordelijkheid van rechter Olga Yegorova. Zij is een van de rechters die door Poetin na zijn aantreden werd aangesteld. Yegorova is getrouwd met een hoge FSB-generaal[257] en zij wordt beschouwd als een beschermelinge van Viktor Ivanov, een van de architecten van de hele zaak[258].
Over de exacte rol van Poetin in de gehele zaak bestaat er echter twijfel[259]. De vraag is in welke mate hij de uitschakeling van Chodorkovski zelf heeft bepaald en wat zijn aandeel in de hele actie was. De raid op Joekos, in touw gezet en voor een groot deel uitgevoerd door de tsjekisty, zou bij de liberale economen uit Poetin’s omgeving zeer slecht zijn aangekomen en zou een interne strijd hebben doen ontstaan[260]. Over de juiste omstandigheden van dit conflict binnen de muren van het Kremlin is echter te weinig bekend om conclusies te kunnen trekken over de juiste positie van Poetin.
4.6.3 Persvrijheid
Rusland heeft weinig tot geen traditie betreffende vrije pers. Onder de tsaren en het communisme was er geen sprake van echte vrije meningsuiting in de media. Dit veranderde met de hervormingen van Gorbatsjov. President Jeltsin voerde een politiek van liberalisering door. Een belangrijk aspect van deze liberaliseringen was het vrijmaken van de media. Deze was tijdens de sovjetperiode steeds centraal gestuurd geweest en diende veeleer als propaganda – dan als informatiemiddel. In het Rusland van Jeltsin verviel men in een ander uiterste: plots was alles mogelijk en de uit de grond rijzende televisiestations trachtten de kijker te lokken met pornografie, geweld, westerse soaps, veel reclame en opruiende talkshows[261]. Ook kritiek op het regime werd mogelijk, al bleef dit beperkt gezien de meeste media in handen waren van de oligarchen die er voordeel bij hadden Jeltsin in het zadel te houden. Over de eerste oorlog in Tsjetsjenië werd daarentegen wel kritisch bericht.
Hierin zou onder Poetin verandering komen. De persvrijheid zou worden gekortwiekt. Ondanks het feit dat censuur in de Russische mediawetgeving nadrukkelijk wordt verboden slaagde Poetin erin kritische stemmen te smoren. De president komt dagelijks op het nieuws, maar dit nooit in de vorm van kritische berichtgeving. Veeleer volgt men zijn dagelijkse doen en laten: de president op een zakenconferentie, de president op een vergadering in het Kremlin, de president die een schaakwedstrijd volgt, etc. De berichtgeving over de onrustige gebieden is zelden tot nooit kritisch en heeft meer weg van Russische oorlogspropaganda[262].
Toch zijn slechts twee van de ongeveer dertig televisiekanalen in de handen van de overheid. Van de vele schrijvende media is slechts één blad in overheidshanden. Men kan zich afvragen hoe het dan komt dat de media in Rusland door gespecialiseerde NGO’s als ‘niet vrij’ worden beschouwd[263].
De geheime diensten spelen hierin een belangrijke rol. Ze vormen een belangrijk instrument in het aan banden leggen van de persvrijheid. Onder het bewind van Poetin werden talrijke kritische journalisten geïntimideerd, bedreigd, aangevallen en zelfs gedood[264]. Het is onmogelijk om alle in de literatuur aangehaalde voorbeelden van dit patroon hier te vermelden. Een bekend voorbeeld is dat van Anna Politkovskaja. Deze kritische journaliste werd al herhaaldelijk gedetineerd en bedreigd in verband met haar verslaggeving over Tsjetsjenië. Toen ze in 2004 op weg was naar Noord-Ossetië om verslag uit te brengen over het gijzelingsdrama te Beslan werd ze op het vliegtuig vergiftigd door het drinken van een kop thee[265]. Na aankomst werd ze naar het ziekenhuis gevoerd en ze overleefde de aanslag. De behandelende artsen verklaarden achteraf dat ze gedwongen waren de oorspronkelijke testresultaten te vernietigen.
Naast de persoonlijke intimidaties van journalisten zijn er de talrijke berichten over onafhankelijke media die na kritische berichtgeving door de FSB of de takspolitie worden aangepakt doormiddel van zogenaamde onderzoeken naar belastingontduiking, fraude, belastering, aanstichtingen tot etnische spanningen, subversieve of anti-Russische daden, etc. Alle redenen lijken hierbij te worden aangegrepen om de media in het gareel te doen lopen. De raid die de FSB op de Moskouse krant Versiya uitvoerde is illustratief voor dit systeem. De krant trok na de afloop van het gijzelingsdrama van 2002 in het Moskouse theater het officiële aantal doden in twijfel. Vervolgens vielen FSB-functionarissen de redactie van het dagblad binnen en namen de centrale computer server van de krant in beslag. Het officiële voorwendsel van de veiligheidsdienst was een onderzoek naar aanleiding van een artikel dat Versiya vijf maanden eerder had gepubliceerd[266].
4.6.4 Dissidenten
Uit het voorgaande kan men afleiden dat de tsjekisty en bij uitbereiding de siloviki een besloten groep vormen met eigen waarden en idealen. Deze staat binnen de staat is een coherent geheel dat functionarissen uit alle delen van het veiligheidsapparaat samenbrengt. De weinige dissidenten die uit het gesloten systeem stappen en wantoestanden aanklagen krijgen steevast te maken met de FSB. We belichten hier kort enkele bekende zaken.
De zaak rond Alexander Nikitin speelde zich af in de jaren ’90. Nikitin was een voormalig marinekapitein en inspecteur voor de nucleaire veiligheid. Hij klaagde via een Noorse milieubeweging het gebrek aan beveiliging en de vervuiling van de nucleaire vloot aan. Nikitin werd in 1996 gearresteerd door de FSB en beschuldigd van verraad en spionage. Hij verdween achter de tralies en pas na jaren kwam hij terug vrij en werd hij door de rechtbank onschuldig verklaard.
Een gelijkaardige zaak was die van marinekapitein en militair journalist Grigory Pasko. Hij deed onthullingen over dumpingen van Russisch nucleair afval en verouderde wapens in de Japanse zee. Pasko werd in 1997 gearresteerd door de FSB en veroordeeld tot een gevangenisstraf. Tot 2004 zat hij gedetineerd in een werkkamp[267].
Gelijkaardige patronen vinden we in soortgelijke zaken waarbij opvalt dat de veiligheidsdienst om potentiële dissidenten af te schrikken soms eigen functionarissen lijkt op te offeren. In 1999 werd Igor Sutiagin, een wetenschapper onderzoek deed naar wapensystemen, door de FSB gearresteerd en vervolgens veroordeeld op juridisch betwistbare gronden omdat hij informatie, die achteraf enkel bleek te zijn samengesteld uit open bronnen, wou verkopen aan een Britse firma[268]. Soortgelijke zaken waren deze tegen oceanoloog Vladimir Shchurov die in 2002 door de FSB ervan werd beschuldigd staatsgeheimen aan China te hebben verkocht[269], en voormalig FSB-officier Oleg Kalugin die na zijn vlucht naar de VS in 2002 bij verstek werd veroordeeld voor verraad[270].
4.6.5 Activiteit in het buitenland
De inlichtingen – en veiligheidsdiensten zijn ook buiten het Russisch grondgebied actief. Dit om binnenlandse politieke doeleinden te dienen maar ook ter ondersteuning van het buitenlands beleid.
Volgens westerse inlichtingendiensten is de Russische spionageactiviteit in de VS, Groot-Brittannië en Duitsland de afgelopen jaren gestegen tot een niveau dat boven het niveau tijdens de koude oorlog ligt. De FBI schat dat het aantal spionnen in de VS onder diplomatieke dekmantel alleen al rond de 100 ligt. Daarnaast zouden onder een valse Oost-Europese of Baltische nationaliteit Russische inlichtingenofficieren zich zonder diplomatieke dekmantel verspreiden in hoge westerse economische en politieke kringen[271].
In januari 2005 kondigde premier Mikhail Fradkov aan dat het budget voor inlichtingenvergaring ter verbetering van het economische klimaat met 25 procent zou stijgen. Dit is een goede illustratie voor het belang dat Rusland hecht aan economische, industriële en technische spionage[272].
De inlichtingen – en veiligheidsdiensten ondersteunen het buitenlands beleid niet enkel door het vergaren van informatie. Door de greep van deze diensten op de grote energiebedrijven en de wapenexport hebben zij een substantiële invloed op de totstandkoming van het buitenlands beleid. Rusland beseft dat economische elementen cruciaal zijn in de versterking van de internationale positie[273]. De export van energie en wapens vormen hierbij een belangrijke hefboom.
De inlichtingen – en veiligheidsdiensten hebben een sterke greep op deze twee instrumenten van het buitenlands beleid. Door de export van energiebronnen kan Rusland een existentiële invloed verwerven in de importerende landen en kan het dezen aan zich binden. De recente oliecrisis in Oekraïne was hiervan een goed voorbeeld. Op de versterkte greep van de tsjekisty op de energiebedrijven is reeds ingegaan in de voorgaande hoofdstukken. De beheersing van de wapenexport, waarmee men op een gelijkaardige manier landen kan binden, is daarentegen nog niet belicht.
De Buitenlandse Inlichtingendienst (SVR) en de Militaire Inlichtingendienst (GRU) spelen een belangrijke rol in de controle over de wapenexport. Het zijn namelijk deze twee inlichtingendiensten die samen met het Comité voor Militair-Technische Coöperatie met Buitenlandse Staten (KBTC) bepalen welke wapens het Russische staatsbedrijf voor wapenexport Rosoboronexport aan welke landen mag exporteren[274].
Via dit instrument van de wapenexport hebben de siloviki een belangrijk aspect van het buitenlands beleid in handen. De langetermijnstrategie die men ontwaart als men de wapenexport van Rusland bekijkt, lijkt erop gericht de hegemonie van de VS te breken en een multipolaire wereldorde te scheppen.
De recente verkoop van MIG gevechtsvliegtuigen en 100.000 Kalashnikov AK 103 vuurwapens die Rusland en Venezuela in februari 2005 overeenkwamen[275] is hier exemplarisch aangezien de VS sinds het aantreden van president Chavez een zeer gespannen relatie heeft met dit land. Venezuela is echter niet het enige voorbeeld. Ook aan China blijft Rusland op grote schaal wapens verkopen, in 2005 alleen al ten belope van twee miljard dollar. Andere bekende voorbeelden zijn de bouw van een nucleaire reactor en de verkoop van rakettechnologie aan Iran, de recente verkoop van wapens aan Syrië, etc[276].
Naast deze activiteiten ter ondersteuning van het buitenlands beleid zijn de inlichtingen – en veiligheidsdiensten van Rusland ook actief in het buitenland om interne politieke doeleinden te dienen. De industriële, technische en economische spionage in het buitenland voor binnenlands gebruik werden al vernoemd. Maar ook ten dienste van binnenlandse veiligheidsvraagstukken zijn de geheime diensten in het buitenland actief. Hierbij worden de zogenaamde actieve maatregelen die het eerste hoofddirectoraat van de KGB in het verleden regelmatig toepaste niet gemeden. Een bekend voorbeeld is dat van de uitschakeling van de Tsjetsjeense rebellenleider Zelimkhan Yandarbiev. Deze werd op 13 februari 2004 gedood door een autobom te Qatar. Enkele dagen na de aanslag werden drie Russen die op weg waren naar de Russische ambassade gearresteerd. De mannen werden geïdentificeerd als twee functionarissen van de GRU en een diplomaat van de Russische ambassade. De diplomaat werd het land uitgestuurd en de GRU-officieren werden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Na zware diplomatieke druk kwamen de Russische en de Qatarese overheid overeen de officieren hun straf te laten uitzitten in een Russische gevangenis onder toezicht van de VN[277].
4.7 Conclusie
We kunnen concluderen dat Poetin gedurende zijn presidentschap de trend die onder Jeltsin was ingezet heeft voortgezet. De inlichtingen – en veiligheidsdiensten werden verder versterkt en gecentraliseerd. De oorlog in Tsjetsjenië en de daarmee gerelateerde terreur maakte dit voor een groot deel mogelijk. De zogenaamde siloviki hebben onder het bewind van Poetin een stevige greep op het maatschappelijke leven gekregen. Niet enkel het staatsapparaat maar ook het bedrijfsleven, de rechterlijke macht en de media worden in grote mate gecontroleerd door deze veiligheidslui die Poetin een brede machtsbasis bezorgen. Poetin schrikt er ook niet voor terug de machtige geheime diensten in te zetten voor politieke doeleinden. Politieke tegenstanders, ongehoorzame oligarchen, kritische journalisten en dissidenten kregen te maken met de FSB. Ook ter ondersteuning van het buitenlands beleid wordt de veiligheidsdienst ingezet, met name via de energie – en wapenexport die gecontroleerd word door de tsjekisty.
Na de studie van de hervormingen die de Russische geheime diensten de afgelopen 15 jaar ondergingen kunnen we enkele conclusies opmaken die ons een antwoord verschaffen op de gestelde onderzoeksvragen.
Onder het bewind van Boris Jeltsin werd de KGB ontmanteld. Deze ontmanteling begon al met de hervormingen van Bakatin die in 1991 de KGB decentraliseerde en een functionele desintegratie doorvoerde om tenslotte de overgebleven functies van de KGB op te delen in drie verschillende diensten, wat het feitelijke opdoeken van de KGB betekende. Na zijn aantreden als president van de Russische Federatie consolideerde Jeltsin de hervormingen van Bakatin door de gescheiden diensten te institutionaliseren. Jeltsin besefte echter reeds snel dat hij in de woelige jaren na de val van het communisme een sterke geheime dienst nodig had om staande te blijven en dit zou hem ertoe bewegen de heropbouw van een sterk, gedecentraliseerd en onder zijn exclusieve controle staand veiligheidsapparaat na te streven. Deze ambitie maakte deel uit van Jeltsin’s conflict met het parlement, waar democratische politici een deel van de zeggenschap over de geheime diensten opeisten. In dit conflict trok Jeltsin aan het langste eind en hij vestigde een presidentieel regime.
In de daaropvolgende jaren maakte Jeltsin van zijn uitgebreide presidentiële macht gebruik om de geheime diensten te versterken en zijn greep erop te versterken. De rol van het parlement in de controle over de geheime diensten was vanaf 1993 definitief uitgeschakeld. In 1995 werd de FSB opgericht. In deze opvolgerorganisatie werden gedurende de rest van Jeltsin’s bewind verschillende bevoegdheden terug gecentraliseerd, waardoor deze steeds machtiger en invloedrijker werd.
Jeltsin zou er niet voor terugschrikken de geheime diensten in te zetten voor politieke doeleinden. In de eerste oorlog in Tsjetsjenië speelden dezen een dubieuze rol. Bij de presidentsverkiezingen van 1996 werden verschillende diensten van het veiligheidsapparaat ingezet om de herverkiezing van Jeltsin te bewerkstellingen. In de chaotische laatste jaren van Jeltsin’s bewind traden leidende figuren uit het veiligheidsapparaat steeds meer op de voorgrond. Zo waren de laatste drie premiers onder Jeltsin allen afkomstig uit het veiligheidsapparaat. Ook zouden in de verschillende leden van het staatsapparaat steeds meer functionarissen met een achtergrond in de machtsstructuren opduiken.
Toen de vertrouwelingen rond Jeltsin Vladimir Poetin kozen als diens opvolger kwam een ex-spion aan het hoofd van het land te staan. Onder Poetin zouden de tijdens het presidentschap van Jeltsin aanwezige tendensen, namelijk het inzetten van de geheime diensten voor politieke doeleinden en de politieke invloed van de geheime diensten, zich verder uitbreiden. Poetin voerde een verdere centralisering door in de structuur van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten waardoor de FSB nog machtiger werd. Op enkele onderdelen na werden in de FSB alle verschillende directoraten van de vroegere KGB terug geïntegreerd. Ook de financiële en legale middelen van de veiligheidsdienst werden verder uitgebreid.
De FSB verwierf onder het bewind van Poetin verder politieke invloed. De zogenaamde siloviki uit de machtsstructuren versterkten hun greep op alle delen van het overheidsapparaat. Daarnaast werden ook het bedrijfsleven, media, justitie, etc., geïnfiltreerd door functionarissen uit de versschillende machtsstructuren. Men kan zonder overdrijven spreken van een militarisering van de Russische overheid en maatschappij.
De geheime diensten werden onder Poetin steeds meer ingezet voor politieke doeleinden. Politieke tegenstanders in binnen – en buitenland krijgen af te rekenen met intimidatie, bedreiging en zelfs fysieke uitschakeling door de Russische geheime diensten. Ook kritische journalisten of functionarissen uit de machtsstructuren die wantoestanden aanklagen zijn niet veilig. De rijke en onder Jeltsin politiek invloedrijke klasse der oligarchen werd door Poetin aangepakt door het inzetten van de inlichtingen – en veiligheidsdiensten. Ook in het buitenland zijn de geheime diensten nog steeds zeer actief inzake spionage maar ook met zogenaamde actieve maatregelen zoals sabotage, desinformatie, moord, etc.
Hierin verschillen de Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten sterk met hun tegenhangers uit democratische staten. In democratieën zijn de inlichtingen – en veiligheidsdiensten louter elementen ter bescherming van de staatsveiligheid. Ze zijn er bevoegd voor het bestrijden van georganiseerde misdaad, terreur, subversieve activiteiten, etc. Verder verzamelen ze inlichtingen over politieke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen in andere landen. Men let er in democratische staten echter steeds op dat de inlichtingen – en veiligheidsdiensten steeds politiek geheel neutraal zijn. De Russische geheime diensten verschillen hierin wezenlijk van hun westerse tegenhangers. De Russische inlichtingen – en veiligheidsdiensten hebben een veel uitgebreidere functie. Ze zijn de steunpilaar van het huidige autocratische regime. De geheime diensten zijn het sleutelinstrument waarmee de huidige heersende elite de maatschappij bestuurd. Naast het aanwenden van de geheime diensten voor de normale taken (strijd tegen georganiseerde misdaad, terreur, subversieve activiteiten, etc…) worden dezen ingezet om de gehele maatschappij onder controle te houden en te sturen. De inlichtingen – en veiligheidsdiensten hebben een uitgebreid netwerk dat is controle heeft over alle gelederen van de maatschappij: de federale en regionale regeringen en administraties, de media, justitie, het bedrijfsleven, het leger, etc. Een dergelijke situatie zou totaal ondenkbaar zijn in democratische rechtsstaten. Door de macht van de geheime diensten zijn een neutrale rechtspraak, vrije media, waarborging van de mensenrechten, mogelijkheid tot eerlijke politieke oppositie en vrije economische ontwikkeling onmogelijk geworden. Men kan hieruit afleiden dat Rusland vandaag de dag geen democratie is.
Dit systeem waarbij de machtige geheime diensten functioneren als instrument om de maatschappij onder controle te houden was al beperkt aanwezig op het einde van het bewind van Jeltsin en kwam volledig tot ontplooiing onder het presidentschap van Poetin. Toch is dit fenomeen niet specifiek eigen aan de afgelopen 15 jaar. Het is geen nieuw verschijnsel als we het perspectief verbreden en de gehele Russische geschiedenis in ogenschouw nemen. Sinds de Mongoolse overheersing in 13de eeuw heeft het land immers een traditie van bestuur door autocratische en repressieve regeringsvormen. De tsaren en communisten namen deze methoden gewoon over. Hierdoor heeft Rusland geen traditie van democratisch bestuur in een rechtsstaat waarin de mensenrechten worden gerespecteerd. Er is altijd een kloof geweest tussen de almachtige heersers en de rechteloze onderdanen. De geheime diensten en het leger hebben in dit systeem steeds een belangrijke rol gespeeld. Tijdens het communisme maakten ze deel uit van de zogenaamde trojka waarvan de partijleiders afhingen om aan de macht te kunnen blijven.
In deze traditie van autocratisch bestuur met repressieve methoden leek verandering te komen na de val van het communisme. De nieuwe president predikte democratische hervormingen te zullen doorvoeren. Er kwam een scheiding der machten en de economie werd vrijgemaakt. Het optimisme zou echter niet lang duren. Na de vestiging van het presidentiële regime in 1993 werden de geheime diensten die na de val van het communisme waren ontbonden terug versterkt en gedeeltelijk gecentraliseerd. Onder het presidentschap van Poetin lijken de autocratische en repressieve elementen in het bestuur terug opgang te maken en lijkt de democratie weer ver weg. De geheime diensten zijn terug een peiler in een autoritaire staat, net zoals dit was onder het tsarisme en het communisme.
Westerse regeringen lijken zich uit eigen (energie)belang tevreden te stellen met de democratische façade. Toch zouden de Europese politici beter op hun hoede zijn. Poetin is een vrij betrouwbare pion voor het Westen. Maar zal dit ook gelden voor zijn opvolgers? Over de opvolging van Poetin wordt veel gespeculeerd. Een grondwetswijziging die een derde ambtstermijn toelaat behoort tot de mogelijkheden. Het zou ook mogelijk dat een nieuwe persoon naar voor geschoven wordt door Poetin en de tsjekisty. Over de identiteit van deze nieuwe pion kan men weinig voorspellen. Het is immers zelfs voor ervaren ‘Kremlin-watchers’ zeer moeilijk te voorspellen hoe de machtsrelaties rond Poetin juist liggen. De kleine groep invloedrijken kiest er immers instinctief voor om uit de schijnwerpers te blijven. Potentiële namen als vice-voorzitter van de presidentiële administratie en hoofd van Rosneft, Igor Setsjin, personeelschef van de presidentiële administratie en hoofd van Aeroflot Viktor Ivanov en Defensieminister Sergei Ivanov worden regelmatig genoemd. Maar het is net zo goed mogelijk dat een geheel onbekende figuur plots naar voren treed. Het is echter de vraag of de opvolger van Poetin, die een machtig, gecentraliseerd, autocratisch en repressief staatsapparaat zal erven, een even relatief betrouwbare factor zal zijn voor het Westen. Westerse politici zouden daarom de politieke ontwikkelingen in Rusland maar beter aandachtig opvolgen, al was het maar uit eigenbelang.
X, History of state security, Moscow, Agentaru, 2000 (28.02.2006, Agentaru: http://www.agentura.ru/english/dosie/fsb/story/).
X, “No end of war in sight” in The Economist, 358, (2001), 8208, pp. 53-54.
X, “The Cheka, GPU and OGPU: Bolshevism’s early secret police” in National Observer, 4,(2001), 49, pp. 17-28.
X, “Replacing Lebed” in The Economist, 364, (2002), 8289, pp. 49-50.
X, “Far from normal” in The Economist, 366, (2003), 8316, pp. 46.
X, Flashback: Dissident's poisoning, London, BBC News, 2003 (28.02.2006, BBC News: http://news.bbc.co.uk/1/hi/uk/2636459.stm).
X, Putin makes sweeping changes to power structures, Gazata.Ru, 2003, (05.04.2006, Agenta.ru: http://www.gazeta.ru/2003/03/11/Putin makessw.shtml).
X, “Reading and running between the lines” in The Economist, 366, (2003), 8306, pp. 43-44.
X,
Country Report Russia 2004, Freedom House,
2004 (17.04.2006, Freedom House:
http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2004&country=3013).
X, “One hundred hours of solitude” in The Economist, 370, (2004), 8362, pp. 47-48.
X, “The Kremlin’s control freak”, in The Economist, 372, (2004), 8393, pp. 49-50.
X,
Yeltsin says goodbye, Kommersant, 2006
(06.03.2006, Kommersant:
http://www.kommersant.com/page.asp?idr=500&id=646912).
ANDERS, A., The Drama is Putin’s, But so Are the Results, Washington DC, Carnegie Endowment, 2003, (14.04.2006, Carnegie Endowment:
http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=1322).
ANDERSON, J.,“The Chekist takeover of the Russian State” in International Journal for Intelligence and Counterintelligence, 19, (2006), 2, pp. 237-289.
ANDREW, C. en GORDIEVSKY, O., Comrade Kryuchkov’s Instructions: Top Secret Files from the KGB’s Foreign Operations, California, Stanford University Press, 1993, 240 p.
BABAYEVA, S., “Done Deal” in Izvestia, 12.03.2003, 1-2.
BAEV, P., “Instrumentalizing Counterterrorism for Regime Consolidation in Putin’s Russia” in Studies in Conflict & Terrorism, 27, (2004), pp. 337-352.
BAEV, P.,“The Evolution of Putin’s Regime” in Problems of Post-Communism, 51, (2004), 6, pp. 1-13.
BLANK, S.,“The Great Exception: Russian Civil-Military Relations” in World Affairs, 165, (2002), 2, pp. 67-85.
BUCKLEY, N., OSTROVSKY, A. en WAGSTYL, S. “Kremlinologie is opnieuw in” in De Standaard, 05.03.5005, 3.
BURGER, T. J. en BENNETT, B.,“The Russians Are Coming” in Time, 30.01.2005, 3.
CORLESS, A., “Grigory Pasko” in New Statesman, 132, (2003), 4624, pp. 42.
DE HAAS, M., “Putin’s Security Policy in the Past, Present and Future” in Baltic Defence Review, 2, (2004), 12, pp. 39-59.
DE JONG, B., FSB lijkt steeds meer op oude KGB, Prospekt, 2003 (20.02.2006,
Prospekt:http://cf.hum.uva.nl/oosteuropa/prospekt/artikelen2003/kgb_apr.htm l).
ERLANGER, S., “Storm Warning?” in The New York Times, 12.12.1994, 12.
GINZBURG, R., How Much Has Federal Power Increased under President Putin?, Washington DC, Carnegie Endowment, 2004, (07.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/events/ index.cfm?fa=eventDetail&id=747&&prog=zru).
HILLIS, F., Russian Federal Reform: Implications for Security, Civilians and the State, Carnegie Endowment, 2002, (07.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/events/index.cfm?fa=eventDetail&id=546).
HOFFMAN, D., Yeltsin Aides Leading War in Chechnya, Washington, The Washington Post Company, 1999 (05.03.2006, The Washington Post Company: http://www.washingtonpost.com/wpsrv/inatl/longterm/russia
gov/stories/yeltsin100799.htm).
HOFFMAN, D., The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, New York, PublicAffairs, 2003, 575 p.
HOUGH, J., DAVIDHEISER, E. en LEHMAN, S. G., The 1996 Russian Presidential Election, Washington, Brookings Institution Press, 1996, 124 p.
HUSKEY, E., Presidential Power in Russia, London, ME Sharpe, 1999, 295 p.
IGOREV, A.,“An FSB man will be responsible for internal affairs ministry security” in Kommersant, 30.05.2001, 3.
JACK, A., Inside Putin’s Russia, London, Granta Books, 2004, 349 p.
KAMAKIN, A., “Supreme Commander in Chief’s Last Reserves” in Sevodnya, 23.01.2001, 1.
KIRSIS, K.,
Russia’s Higher Police:
Continuity of the Russian Intelligence Elite, Washington DC, Carnegie Endowment, 2002, (24.12.2005, Carnegie
Endowment, http://www.carnegieendowment.org/events /index.cfm?fa=eventDetail&id=4).
KNIGHT, A. W., Police and Politics in the Soviet Union, London, Unwin Hyman, 1990, 357 p.
KNIGHT, A. W., Spies without cloaks, The KGB’s Successors, New Jersey, Princeton University Press, 1996, 319 p.
KNIGHT, A. W., “Is the old KGB still in power?” in Washington Quarterly, 20, (1997), 1, pp. 62-78.
KNIGHT, A. W.,“The enduring legacy of the KGB in Russian politics” in Problems of Post-Communism, 47, (2000), 4, pp. 1-16.
KNIGHT, A. W., “The selling of the KGB” in Wilson Quarterly, 24, (2000), 1, pp. 16-24.
KNIGHT, A.W., “The KGB, Perestroika, and the Collapse of the Soviet Union” in Journal of Cold War Studies, 5, (2003), 1; pp.67-93.
KRYSHTANOVSKAYA, O. en WHITE, S., “Putin’s Militocracy” in Post-Soviet Affairs, 19, (2004) 4, pp. 289-306.
LEGGETT, G., The Cheka: Lenin’s Political Police, Oxford, Clarendon Press, 1981, 514 p.
LIPSKY, A. en MYASNIKOV, V., “Change of format prelude to a personnel revolution?” in Vremya MN, 12.03.2003, 1-3.
LITVINENKO, A. en FELSHTINSKY, Y., Blowing up Russia: Terror from within, New York, SPI Books, 2002, 215 p.
MACLACHLAN, S. en MUTCH, D.,“Russian forces” in Christian Science Monitor, 87, (1995), 98, pp. 2.
MALFLIET, K., Instellingen en Beleid van Centraal-en Oost-Europese Landen, Leuven, KULeuven, 2005, 57 p.
MALFLIET, K., Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, Leuven, Lannoo, 2004, 146 p.
MCFAUL, M., “Eurasia Letter: Russian Politics after Chechnya” in Foreign Policy, (1995), 99, pp. 149- 167.
MCFAUL, M., Russia’s unfinished revolution, London, Cornell University Press, 2002, 383 p.
MCFAUL, M.,
Reform and Retreat, Carnegie Endowment,
2005, (05.03.2006,
Carnegie Endowment:
http://www.carnegieendowment.org/publications/
index.cfm?fa=view&id87).
MORVANT, P.,
Russian Election: The Losers in the Security Reshuffle,
OMRI Daily Digest, 1996, (08.03.2006, OMRI Daily Digest: http://www.tol.cz/look/Transition/article.tpl?IdLanguage=1&IdPublication=8
&NrIssue=39&NrSection=1&NrArticle=3252&search=search&SearchKeyw ords=
korzhakov&SearchMode=on&SearchLevel=0).
MURADOV, M.,“Security forces surrender Chechnya” in Kommersant, 05.06.2003, 1-2.
ORTTUNG, R., Yeltsin dismisses four over Budennovsk, OMRI Daily Digest, 1995, (05.03.2006, OMRI Daily Digest: http://archive.tol.cz/omri/restricted/ article.php3?id=20997).
PANICO, C.,“Conflicts in the Caucasus. Russia’s War in Chechnya” in Conflict Studies, (1995), 281, pp. 1-25.
PAUKOV, V., “Positions of Power” in Vremya Novostei, 12.03.2003, 11.
PETERSON, S. en WEIR, F., “KGB legacy of poison politics” in Christian Science Monitor, 97, (2004), 12, pp. 1-3.
PIKE, J., Federal Protective Service, Federation of American Scientists, 1997 (28.02.2006, Federation of American Scientists: http://fas.org/irp/world/russia/ fso/index.html).
POLITKOVSKAJA, A., Poetins Rusland, Breda, Uitgeverij De Geus, 2004, 350 p.
POWEL, B., “Russian Roulette” in Fortune, 148, (2003), 11, pp. 148-152.
RAKHMANOVA, T., Panorama: Hoe Poetin aan de macht kwam, Canvas, 23.04.2006 (TV-uitzending).
READ, C., The making and breaking of the Soviet system, New York, Palgrave, 2001, 158.
SAS, I., SKROBOT, A., LATUKHINA, K., e.a., “There’ll be nog Ministry of State Security for now” in Nezavisimaya Gazeta, 12.07.2004, 7.
SLOANE, W., “War winds down, but Russians wind up dread of ‘evil Chechens’” in Christian Science Monitor, 87, (1995), 147, pp. 7.
SOLDATOV, A., FSB Reform: Changes Are Few and Far between, The Moscow News, 2004, (05.04.2006, Agenta.ru: http://www.agentura.ru/english/ press/about/jointprojects/mn/fsbreform/).
SPERLING, V., Building the Russian state, Colorado, Westview Press, 2000, 245 p
STAAR, R. F. en TACOSA, C. A.,“Russia’s Security Services” in Mediterranean Quarterly,15, (2004), 1, pp. 39-57.
STROGANOV, Y., “FSB men are crowding out Communists” in Nezavisimaya gazeta, 21.05.2002, 1-2.
TARAS, R., Postcommunist presidents, Cambridge, Cambridge University Press, 1997, 250 p.
TAYLOR, B. D., Politics and the Russian Army, Civil-Military Relations, 1689- 2000, Cambridge, University Press, 2003, 264 p.
TER HAAR, M., Poetin’s erfdeel, Hengelo, Uitgeverij Elbertinck, 2006, 223 p.
TRUSCOTT, P., Putin’s Progress, London, Simon & Schuster, 2004, 370 p.
VAN DEN HEUVEL, M., “Rusland en Tsjetsjenië : een drama zonder einde?” in Internationale Spectator, 54, (2000), 11, pp. 569-575.
VOLKOGONOV, D., The Rise and Fall of the Soviet Empire, London, HarperCollinsPublishers, 1999, 572 p.
VOLKOV, V. en ZAITSEV, A., “Together Again” in Noviye Izvestia,15.07.2004, 2.
WALLER, M., Secret Empire, The KGB in Russia Today, Oxford, Westview Press, 1994, 390 p.
WALLER, M., Russia’s Security Services: A Checklist for Reform, Institute for the Study of Conflict, Ideology and Policy, 1997, (07.03.2006, Institute for the Study of Conflict, Ideology and Policy: http://www.bu.edu/iscip/ vol8/Waller.html).
WEIR, F.,“KGB influence still felt in Russia” in Christian Science Monitor, 96, (2003), 24, pp 6.
WHITE, S. en MCALLISTER, I., “Putin and His Supporters” in Europe-Asia Studies, 55, (2003), 3, pp. 383-399.
WILDE, R., The Oprichnina of Ivan IV, European History, 2001 (24.12.2005, European History: http://europeanhistory.about.com/library/ weekly/aa042701a.htm).
ZHUNUSOV, O., “Eavesdropping on the ocean deemed unlawful” in Izvestia, 04.07.2002, 3.
AFB: Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie
ALFA: Antiterroristische elite-eenheid
ESAS: Elections State Automated System
FAPSI: Federaal Agentschap voor Regeringscommunicaties en informatie
FSB: Federale Veiligheidsdienst
FSO: Federale Bewakingsdienst
FSK: Federale Contraspionagedienst
GPU: Staatspolitieke Administratie
GRU: Militaire Inlichtingendienst
GUGB: Hoofdadministratie van Staatsveiligheid
GUO: Hoofdbewakingsdirectoraat
KBTC: Comité voor Militair-Technische Coöperatie met Buitenlandse Staten
KGB: Comité voor de Staatsveiligheid
KOGG: Comité ter bescherming van de Staatsgrenzen van de USSR
KPS: Comité Overheidsverbindingen
MBRF: Ministerie van Veiligheid van Rusland
MBVD: Ministerie van Veiligheid en Binnenlandse Zaken
MSB: Interrepublikeinse Veiligheidsdienst:
MVD: Ministerie van Binnenlandse Zaken:
NKGB: Volkscommissariaat van Staatsveiligheid
NKVD: Volkscommissariaat van Binnenlandse Zaken
OGPU: Verenigde Staatspolitieke Administratie
RSFSR: Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek
SB: Presidentiële Veiligheidsdienst
SVR: Buitenlandse Inlichtingendienst
TSSR: Centrale Inlichtingendienst
VECHEKA: Buitengewone Commissie voor het bestrijden van: Contrarevolutie en Sabotage
VYMPEL: Speciale gevechtseenheid binnen het eerste hoofddirectoraat
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] K. MALFLIET, Instellingen en Beleid van Centraal-en Oost-Europese Landen, Leuven, KULeuven, 2005, 34.
[2] M. TER HAAR, Poetin’s erfdeel, Hengelo, Uitgeverij Elbertinck, 2006, 12-16.
[3] R. WILDE, The Oprichnina of Ivan IV, European History, 2001 (24.12.2005, European History: http://europeanhistory.about.com/library/weekly/aa042701a.htm).
[4] K. KIRSIS, Russia’s Higher Police: Continuity of the Russian Intelligence Elite, Washington DC, Carnegie Endowment, 2002, (24.12.2005, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/events/index.cfm?fa=eventDetail&id=446).
[5] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, London, Unwin Hyman, 1990, 4.
[6] D. VOLKOGONOV, The Rise and Fall of the Soviet Empire, London, HarperCollinsPublishers, 1999, 333.
[7] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, Oxford, Westview Press, 1994, 20-21.
[8] G. LEGGETT, The Cheka: Lenin’s Political Police, Oxford, Clarendon Press, 1981, 110.
[9] X, “The Cheka, GPU and OGPU: Bolshevism’s early secret police” in National Observer, 4, (2001), 49, pp. 21.
[10] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 13.
[11] G. LEGGETT, o.c., 339-344.
[12] M. WALLER, o.c., 25-26.
[13] D. VOLKOGONOV, o.c.., 75-76.
[14] X, “The Cheka, GPU and OGPU: Bolshevism’s early secret police”, pp. 22.
[15] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 18.
[16] ibid., 20.
[17] D. VOLKOGONOV, o.c., 84.
[18] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 26.
[19] D. VOLKOGONOV, o.c., 105-107.
[20] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 30.
[21] ibid., 33.
[22] D. VOLKOGONOV, o.c., 111-113.
[23] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 34.
[24] ibid., 36.
[25] D. VOLKOGONOV, o.c., 173-178.
[26] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 48-49.
[27] C. READ, The making and breaking of the Soviet system, New York, Palgrave, 2001, 158.
[28] A.W. KNIGHT, Police and Politics in the Soviet Union, 50.
[29] ibid, 56-57.
[30] ibid, 65.
[31] ibid, 69.
[32] ibid, 80-83.
[33] ibid, 90.
[34] ibid, 94.
[35] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 35-37.
[36] ibid., 45-47.
[37] ibid., 49.
[38] ibid., 239.
[39] ibid., 230-232.
[40] ibid., 168.
[41] ibid., 173.
[42] C. ANDREW en O. GORDIEVSKY, Comrade Kryuchkov’s Instructions: Top Secret Files from the KGB’s Foreign Operations, California, Stanford University Press, 1993, 1-3.
[43] D. VOLKOGONOV, o.c., 484-485.
[44] ibid., 486-487.
[45] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, New Jersey, Princeton University Press, 1996, 12.
[46] ibid., 17.
[47] ibid., 19.
[48] ibid., 20-21.
[49] A. W. KNIGHT, “The KGB, Perestroika, and the Collapse of the Soviet Union” in Journal of Cold War Studies, 5, (2003), 1, pp.67-68.
[50] ibid., pp. 82-84.
[51] ibid., pp. 91.
[52] B. DE JONG, FSB lijkt steeds meer op oude KGB, Prospekt, 2003 (20.02.2006, Prospekt: http://cf.hum.uva.nl/oosteuropa/prospekt/artikelen2003/kgb_apr.html).
[53] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 64-65.
[54] ibid., 65-66.
[55] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 31.
[56] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 87.
[57] ibid., 88.
[58] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 32.
[59] K. MALFLIET, Instellingen en Beleid van Centraal-en Oost-Europese Landen, 36.
[60] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 86.
[61] ibid., 87.
[62] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 35.
[63] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 93.
[64] ibid., 95.
[65] ibid., 99.
[66] ibid., 103.
[67] ibid., 103.
[68] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 33-35.
[69] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 111.
[70] ibid., 249.
[71] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 111-112.
[72] X, Flashback: Dissident's poisoning, London, BBC News, 2003 (28.02.2006, BBC News: http://news.bbc.co.uk/1/hi/uk/2636459.stm).
[73] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 215.
[74] ibid., 216.
[75] ibid., 133.
[76] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 130-131.
[77] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, Leuven, Lannoo, 2004, 59.
[78] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 263.
[79] ibid., 140.
[80] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 36.
[81] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 124.
[82] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 36.
[83] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 126.
[84] ibid., 128.
[85] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 36.
[86] ibid., 142-143.
[87] ibid., 67-71.
[88] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 43.
[89] ibid., 76-77.
[90] M. MCFAUL, Russia’s unfinished revolution, London, Cornell University Press, 2002, 195.
[91] E. HUSKEY, Presidential Power in Russia, London, ME Sharpe, 1999, 33-34.
[92] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 44.
[93] M. MCFAUL, o.c., 198.
[94] B. D. TAYLOR, Politics and the Russian Army, Civil-Military Relations, 1689-2000, Cambridge, University Press, 2003, 264.
[95] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 75-77.
[96] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 44.
[97] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 86.
[98] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 118.
[99] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 87.
[100] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today., 122.
[101] ibid., 219.
[102] ibid., 89.
[103] X, History of state security, Moscow, AGENTARU, 2000 (28.02.2006, AGENTARU, http://www.agentura.ru/english/dosie/fsb/story/).
[104] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 220.
[105] ibid., 93-96..
[106] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 215.
[107] E. HUSKEY, o.c., 72.
[108] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 144.
[109] M. WALLER, Secret Empire, The KGB in Russia Today, 216-217.
[110] J. PIKE, Federal Protective Service, FAS, 1997 (28.02.2006, FAS: http://fas.org/irp/world/russia/fso/index.html).
[111] B. D. TAYLOR, o.c., 305.
[112] D. E. HOFFMAN, The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, New York, PublicAffairs, 2003, 280.
[113] E. HUSKEY, o.c., 74.
[114] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 234-239.
[115] M. MCFAUL, Reform and Retreat, Carnegie Endowment, 2005, (05.03.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=16487).
[116] V. SPERLING, Building the Russian state, Colorado, Westview Press, 2000, 67-68.
[117] D. HOFFMAN, Yeltsin Aides Leading War in Chechnya, Washington, The Washington Post Company, 1999 (05.03.2006, The Washington Post Company: http://www.washingtonpost.com/wp-srv/inatl/longterm/russiagov/stories/yeltsin100799.htm).
[118] E. HUSKEY, o.c., 128.
[119] [119] E. HUSKEY, o.c., 189.
[120] M. MCFAUL, “Eurasia Letter: Russian Politics after Chechnya” in Foreign Policy, (1995), 99, pp. 150.
[121] M. VAN DEN HEUVEL, “Rusland en Tsjetsjenië : een drama zonder einde?” in Internationale Spectator, 54, (2000), 11, pp. 571.
[122] S. MACLACHLAN en D. MUTCH, “Russian forces” in Christian Science Monitor, 87, (1995), 98, pp. 1.
[123] W. SLOANE, “War winds down, but Russians wind up dread of ‘evil Chechens’” in Christian Science Monitor, 87, (1995), 147, pp. 2.
[124] M. VAN DEN HEUVEL, l.c., 572.
[125] A. LITVINENKO en Y. FELSHTINSKY, Blowing up Russia: Terror from within, New York, SPI Books, 2002, 35.
[126] ibid., 573.
[127] A. W. KNIGHT, “Is the old KGB still in power?” in Washington Quarterly, 20, (1997), 1, pp. 62-68.
[128] C. PANICO, “Conflicts in the Caucasus. Russia’s War in Chechnya” in Conflict Studies, (1995), 281, pp. 15.
[129] B. D. TAYLOR, o.c., 313.
[130] S. ERLANGER, “Storm Warning?” in The New York Times, 12.12.1994, 12.
[131] A. W. KNIGHT, Spies without cloaks, The KGB’s Successors, 177-178.
[132] M. WALLER, Russia’s Security Services: A Checklist for Reform, Institute for the Study of Conflict, Ideology and Policy, 1997, (07.03.2006, Institute for the Study of Conflict, Ideology and Policy: http://www.bu.edu/iscip/vol8/Waller.html).
[133] ORTTUNG, R., Yeltsin dismisses four over Budennovsk, OMRI Daily Digest, 1995, (05.03.2006, OMRI Daily Digest: http://archive.tol.cz/omri/restricted/article.php3?id=20997).
[134] A. LITVINENKO en Y. FELSHTINSKY, o.c., 52-53.
[135] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 46.
[136] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 48-49.
[137] D. E. HOFFMAN, The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, 328.
[138] ibid., 329.
[139] X, Yeltsin says goodbye, Kommersant, 2006 (06.03.2006, Kommersant: http://www.kommersant.com/page.asp?idr=500&id=646912).
[140] D. E. HOFMAN, , The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, 345-347.
[141] R. TARAS, Postcommunist presidents, Cambridge, Cambridge University Press, 1997, 56.
[142] J. HOUGH, E. DAVIDHEISER en S. G. LEHMAN., The 1996 Russian Presidential Election, Washington, Brookings Institution Press, 1996, 74-75.
[143] D. E. HOFMAN, The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, 336.
[144] ibid., 337-340.
[145] ibid., 351-352.
[146] A. W. KNIGHT, “The enduring legacy of the KGB in Russian politics” in Problems of Post-Communism, 47, (2000), 4, pp. 6.
[147] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 47.
[148]
MORVANT, P., Russian Election: The Losers in the
Security Reshuffle, OMRI Daily Digest, 1996, (08.03.2006, OMRI
Daily Digest:
http://www.tol.cz/look/Transition/article.tpl?IdLanguage=1&IdPublication=8&NrIssue=39&NrSection=1&NrArticle=3252&search=
search&SearchKeywords=korzhakov&SearchMode=on&SearchLevel=0).
[149] A. W. KNIGHT, “Is the old KGB still in power?”, pp. 64.
[150] A. W. KNIGHT, “The enduring legacy of the KGB in Russian politics”, pp. 6.
[151] D. E. HOFMAN, The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, 388.
[152] ibid., 407-408.
[153] ibid., 436-437.
[154] ibid., 462.
[155] A. W. KNIGHT, “The enduring legacy of the KGB in Russian politics”, pp. 8-9.
[156] ibid., pp. 9.
[157] ibid., pp. 10.
[158] ibid., pp. 11.
[159] D. E. HOFMAN, The oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, 462.
[160] P. TRUSCOTT, Putin’s Progress, London, Simon & Schuster, 2004, 35.
[161] ibid.,37-38.
[162] ibid.,42.
[163] A. JACK, Inside Putin’s Russia, London, Granta Books, 2004, 58-59.
[164] P. TRUSCOTT, o.c.,43-45.
[165] X, Putin makes sweeping changes to power structures, Gazata.Ru, 2003, (01.04.2006, Agenta.ru: http://www.gazeta.ru/2003/03/11/Putinmakessw.shtml).
[166] A. JACK, o.c.,60-61.
[167] P. TRUSCOTT, o.c.,46-47.
[168] ibid.,50-51.
[169] A. JACK, o.c.,65.
[170] P. TRUSCOTT, o.c.,55-56.
[171] ibid.,61.
[172] A. JACK, o.c.,66.
[173] P. TRUSCOTT, o.c.,64-65.
[174] A. JACK, o.c.,70.
[175] ibid., 79-80.
[176] ibid., 82-84.
[177] ibid., 85-87.
[178] S. WHITE en I. MCALLISTER, “Putin and His Supporters” in Europe-Asia Studies, 55, (2003), 3, pp. 383-384.
[179] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 64.
[180] A. JACK, o.c.,104-105.
[181] ibid., 102.
[182] A. LITVINENKO en Y. FELSHTINSKY, o.c., 62-70.
[183] P. TRUSCOTT, o.c.,102-103.
[184] P. BAEV, “Instrumentalizing Counterterrorism for Regime Consolidation in Putin’s Russia” in Studies in Conflict & Terrorism, 27, (2004), pp. 343.
[185] A. JACK, o.c.,116-117.
[186] T. RAKHMANOVA, Panorama: Hoe Poetin aan de macht kwam, Canvas, 23.04.2006 (TV-uitzending).
[187] ibid., 118.
[188] A. KAMAKIN, “Supreme Commander in Chief’s Last Reserves” in Sevodnya, 23.01.2001, 1.
[189] X, “No end of war in sight” in The Economist, 358, (2001), 8208, pp. 53-54.
[190] M. MURADOV, “Security forces surrender Chechnya” in Kommersant, 05.06.2003, 1-2.
[191] X, “Far from normal” in The Economist, 366, (2003), 8316, pp. 46.
[192] A. W. KNIGHT, “The enduring legacy of the KGB in Russian politics”, pp. 14.
[193] A. POLITKOVSKAJA, Poetins Rusland, Breda, Uitgeverij De Geus, 2004, 128.
[194] P. BAEV, l.c., pp. 340.
[195] ibid., pp. 341.
[196] A. IGOREV, “An FSB man will be responsible for internal affairs ministry security” in Kommersant, 30.05.2001, 3.
[197] X, Putin makes sweeping changes to power structures, Gazata.Ru, 2003, (05.04.2006, Agenta.ru: http://www.gazeta.ru/2003/03/11/Putinmakessw.shtml).
[198] S. BABAYEVA, “Done Deal” in Izvestia, 12.03.2003, 1-2.
[199] A. LIPSKY en V. MYASNIKOV, “Change of format prelude to a personnel revolution?” in Vremya MN, 12.03.2003, 1-3.
[200] A. LIPSKY en V. MYASNIKOV, l.c., 1-3.
[201] V.PAUKOV, “Positions of Power” in Vremya Novostei, 12.03.2003, 11.
[202] V. VOLKOV en A. ZAITSEV, “Together Again” in Noviye Izvestia,15.07.2004, 2.
[203] A. SOLDATOV, FSB Reform: Changes Are Few and Far between, The Moscow News, 2004, (05.04.2006, Agenta.ru: http://www.agentura.ru/english/press/about/jointprojects/mn/fsbreform/).
[204] I. SAS, A. SKROBOT, K. LATUKHINA, e.a., “There’ll be nog Ministry of State Security for now” in Nezavisimaya Gazeta, 12.07.2004, 7.
[205] R. F. STAAR en C. A. TACOSA, “Russia’s Security Services” in Mediterranean Quarterly,15, (2004), 1, pp. 48.
[206] P. BAEV, “The Evolution of Putin’s Regime” in Problems of Post-Communism, 51, (2004), 6, pp. 5.
[207] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 81.
[208] P. BAEV, “The Evolution of Putin’s Regime” in Problems of Post-Communism, pp. 5.
[209] N. BUCKLEY, A. OSTROVSKY en S. WAGSTYL, “Kremlinologie is opnieuw in” in De Standaard, 05.03.5005, 3.
[210] P. BAEV, l.c., pp. 5.
[211] S. BLANK, “The Great Exception: Russian Civil-Military Relations” in World Affair, 165, (2002), 2, pp. 74.
[212] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 79.
[213] P. BAEV, “The Evolution of Putin’s Regime” in Problems of Post-Communism, pp. 7.
[214] F. WEIR, “KGB influence still felt in Russia” in Christian Science Monitor, 96, (2003), 24, pp 1.
[215] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 81.
[216] F. WEIR, l.c., pp. 1.
[217] R. F. STAAR en C. A. TACOSA, l.c., pp. 56-57.
[218] A. JACK, o.c.,314.
[219] O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, l.c., pp. 297-298.
[220] A. JACK, o.c.,234.
[221] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 82-85.
[222] X, “The Kremlin’s control freak”, in The Economist, 372, (2004), 8393, pp. 49.
[223] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 82.
[224] A. JACK, o.c.,234.
[225] F. HILLIS, Russian Federal Reform: Implications for Security, Civilians and the State, Carnegie Endowment, 2002, (07.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/events/index.cfm?fa=eventDetail&id=546).
[226] O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, l.c., pp. 300.
[227] Ibid., pp. 300.
[228] F. HILLIS, l.c.
[229] O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, l.c., pp. 299.
[230] X, “Replacing Lebed” in The Economist, 364, (2002), 8289, pp. 49-50.
[231] O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, l.c., pp. 299.
[232] Y. STROGANOV, “FSB men are crowding out Communists” in Nezavisimaya gazeta, 21.05.2002, 2-2.
[233]O. KRYSHTANOVSKAYA en S. WHITE, l.c., pp. 301.
[234] ibid., pp. 302-303.
[235] N. BUCKLEY, A. OSTROVSKY en S. WAGSTYL, l.c., ongepag.
[236] J. ANDERSON, “The Chekist takeover of the Russian State” in International Journal for Intelligence and Counterintelligence, 19, (2006), 2, pp. 247.
[237] ibid.., pp. 244.
[238] A. POLITKOVSKAJA, o.c., 275.
[239] ibid., pp. 271-272.
[240] P. BAEV, l.c., pp. 342.
[241] R. GINZBURG, How Much Has Federal Power Increased under President Putin?, Washington DC, Carnegie Endowment, 2004, (07.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/events/index.cfm?fa=eventDetail&id=747&&prog=zru).
[242] F. WEIR, l.c., pp. 2.
[243] K. MALFLIET, Rusland na de Sovjet-Unie. Een normaal land?, 72-76.
[244] J. ANDERSON, l.c., pp. 241.
[245] S. PETERSON en F. WEIR, “KGB legacy of poison politics” in Christian Science Monitor, 97, (2004), 12, pp. 2.
[246] ibid., pp. 1.
[247] X, “One hundred hours of solitude” in The Economist, 370, (2004), 8362, pp. 47-48.
[248] A. JACK, o.c.,150-158.
[249] ibid., 195-199.
[250] J. ANDERSON, l.c., pp. 254.
[251] A. ANDERS, The Drama is Putin’s, But so Are the Results, Washington DC, Carnegie Endowment, 2003, (14.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=1322).
[252] A. JACK, o.c., 211.
[253] ibid., 206-207.
[254] ibid., 214.
[255] ibid., 307.
[256] ibid., 308.
[257] J. ANDERSON, l.c., pp. 254.
[258] A. ANDERS, The Drama is Putin’s, But so Are the Results, Washington DC, Carnegie Endowment, 2003, (14.04.2006, Carnegie Endowment: http://www.carnegieendowment.org/publications/index.cfm?fa=view&id=1322).
[259] P. BAEV, “The Evolution of Putin’s Regime” in Problems of Post-Communism, pp. 5.
[260] B. POWEL, “Russian Roulette” in Fortune, 148 (2003), 11, pp. 152.
[261] M. TER HAAR, o.c., 192-193.
[262] ibid., 194-195.
[263] X, Country Report Russia 2004, Freedom House, 2004 (17.04.2006, Freedom House: http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2004&country=3013).
[264] J. ANDERSON, l.c., pp. 267.
[265] S. PETERSON en F. WEIR, l.c., pp. 2.
[266] X, “Reading and running between the lines” in The Economist, 366, (2003), 8306, pp. 43-44.
[267] A. CORLESS, “Grigory Pasko” in New Statesman, 132, (2003), 4624, pp. 42.
[268] J. ANDERSON, l.c., pp. 273.
[269] O. ZHUNUSOV, “Eavesdropping on the ocean deemed unlawful” in Izvestia, 04.07.2002, 3.
[270] A. JACK, o.c.,18.
[271] T. J. BURGER en B. BENNETT, “The Russians Are Coming” in Time, 30.01.2005, ongepag.
[272] J. ANDERSON, l.c., pp. 251
[273] M. DE HAAS, “Putin’s Security Policy in the Past, Present and Future” in Baltic Defence Review, 2, (2004), 12, pp. 47.
[274] ibid., 257-258.
[275] ibid., 259.
[276] ibid., 260-263.
[277] ibid., 264-265.