De eerste Europese ontdekkingsreizen in Katanga 1797-1897 ( Pieter De Coster) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
IV. WETENSCHAP ALS DEKMANTEL: DE EXPEDITIE VAN REICHARD EN BOHM (1883)
De A.I.A., in feite een instrument in de bewust ondoorzichtige en misleidende koloniale politiek van Leopold II, was officieel een studiegenootschap met filantropische en wetenschappelijke bedoelingen. De medewerking die een hele reeks internationaal vermaarde wetenschappers en ontdekkingsreizigers eraan verleende, moest deze schimmige organisatie een respectabel cachet meegeven. De nobele opdracht die Leopold II aan de A.I.A. immers meegaf, was de oprichting van een reeks posten in de Afrikaanse binnenlanden, die zouden moeten uitgroeien tot centra van wetenschap, handel en beschaving[93]. Formeel bestond de A.I.A. uit een aantal nationale comités, waarvan het Duitse en Belgische comité het meest actief bleken.
Het Belgische comité van de A.I.A. zou in totaal zes expedities ondernemen, die allen vertrokken vanaf de oostkust. De resultaten ervan waren eerder bescheiden te noemen. Luitenant Ernest Cambier vertrok reeds in 1877 naar Oost-Afrika. Zijn overste, de kapitein Crespel, stierf kort na de aankomst in Zanzibar. Cambier kreeg nu de leiding in handen en kreeg als nieuwe adjuncts de luitenant Wautier en dokter Dutrieux. Wautier stierf tijdens de tocht naar het binnenland en Dutrieux keerde naar Europa terug. Uiteindelijk bereikte Cambier dan toch op 1 augustus 1877 het Tanganyikameer, waar hij aan de oostelijke oever van het meer de post Karema stichtte. Cambier leidde in zijn eentje het Belgische station, totdat hij in 1880 afgelost werd door kapitein Ramaeckers[94].
Ramaeckers maakte deel uit van de dubbele A.I.A.-expeditie die in 1880 naar Oost-Afrika vertrok. De Belgische expeditie bestond uit Ramaeckers, bijgestaan door zijn adjuncts Popelin en Roger. De andere expeditie was georganiseerd door het Duitse comité van de A.I.A, in feite de Afrikanische Gesellschaft van Berlijn, en bestond uit dokter Kaiser, von Schöler, Böhm en Reichard.
Inmiddels had Leopold II het plan opgevat om een Belgische post in Nyangwe te stichten. Deze opdracht moest worden uitgevoerd door Popelin en Roger. Beide mannen vertrokken in mei 1881 in westelijke richting. Kort na het vertrek zou Popelin echter sterven, waarop het plan werd opgegeven. Tot overmaat van ramp zou in februari 1882 Ramaeckers overlijden. Zijn plaats werd eerst ingenomen door Jerôme Becker en daarna, vanaf september 1882, door Emiel Storms.
In 1883 ontving Storms het bezoek van de restanten van de Duitse expeditie, die enkel nog uit Böhm en Reichard bestond. Von Schöler was kort na de aankomst in Oost-Afrika naar huis teruggekeerd; Kaiser was in 1882 gestorven. De twee overblijvende leden kregen kort na hun aankomst bij Storms opdracht van de Afrikanische Gesellschaft verder westwaarts te trekken.
Reichard en Böhm vertrokken op 1 september 1883 uit Mpala. Op 27 september bereikten ze de Luapula, om uiteindelijk in de hoofdstad van Msiri’s rijk aan te komen. Beide Duitsers verbleven er enkele weken, maar eind november trokken ze verder. Op hun weg ontmoetten ze opnieuw Msiri, die zegevierend terugkwam van een jarenlange oorlog met de Wamba.
Op 4 februari 1884 bereikten ze het Upembameer. Kort daarop zou Böhm sterven; Reichard trok verder naar de bronnen van de Lualaba en de Lufira[95].
Toen hij nog een tiental dagen van de bronnen van de Lufira verwijderd was, moest Reichard terugkeren naar Bunkeya, vanwege de vijandigheid van de lokale bevolking. Vermoedelijk had men lucht gekregen van het bezoek van Reichard en Böhm aan Msiri en beschouwde men hen als zijn bondgenoten.
Bij zijn terugkeer in Bunkeya bleek echter dat Msiri’s houding omgeslagen was in openlijke vijandigheid. Msiri stelde exuberante eisen voor de aftocht van Reichard en eiste ondermeer de boot op die hij meegebracht had om op de bovenloop van de Luapula in te zetten. Reichard vreesde voor zijn leven en vluchtte op 25 september 1884 uit Bunkeya, met nog een tachtigtal geweren, honderdtwintig yards textiel van slechte kwaliteit, wat gekleurde zakdoeken en tien pond witte parels. Drie dagen later werd hij aan de Lufira opgewacht door honderdvijftig gewapende mannen die hem de doortocht poogden te verhinderen. Reichard wist een doortocht te forceren, maar verdwaalde later door een gebrek aan gidsen. Achternagezeten door vijandige inlanders en verzwakt door voedselgebrek wist Reichard toch nog de weg naar Mpala terug te vinden, waar hij op 30 november 1884 aankwam[96].
Enkele maanden later, op 27 februari 1885, kreeg Storms de opdracht van Leopold II om de Belgische posten aan het Tanganyikameer te ontruimen en over te dragen aan de missionarissen van de Witte Paters van Algiers. In ruil voor de erkenning van de Kongo Vrijstaat door Duitsland, moest Leopold immers zijn aanspraken op Oost-Afrika opgeven[97]. Het ontruimen van de Belgische posten ter plekke maakte hiervan deel uit. Alle inspanningen en doden waren dus vergeefs geweest.
Hiermee was voorlopig een einde gekomen aan de interesse van Europeanen voor Katanga. Het was duidelijk geworden dat Msiri vreesde dat de Europeanen zijn grote voorraden ivoor en koper zouden willen plunderen. Een man liet zich echter niet afschrikken door de vijandige houding van de chef van de Yeke. In februari 1886 kwam er een haveloze karavaan in Bunkeya aan, geleid door een Schot, die zich voorgenomen had het werk van zijn landgenoot en zijn grote voorbeeld Livingstone verder te zetten. Zijn naam was Frederick Arnot.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[93]WESSELING (H.), op. cit., p. 117.
[94]CORNET (R.), Terre Katangaise. Cinquantième annivesaire du Comité spécial du Katanga, 1900-1950, s.l., CSK, 1950, pp. 12-14.
[95]Le Mouvement Géographique, II, 1885, 15, pp. 60-61.
[96]Le Mouvement Géographique, II, 1885, 18, p. 74.
[97]CORNET (R.), Terre Katangaise, p. 18.