De leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan zonder Vrees (1405-1419) (David Lauwers)
|
Op
10 november 1397 promoveerde klerk David Bousse tot “maître” bij de Rekenkamer
te Rijsel[1].
Hij bracht het tot eerste rekenmeester, een erefunctie die werd toevertrouwd
aan een ambtenaar met anciënniteit[2].
Hij overleed beginjaren 1420[3].
Bousse was ook actief in Brabant. Naar het Vlaamse voorbeeld, creëerde Antoon
van Bourgondië in 1404 een Brabantse Rekenkamer te Brussel. Dit orgaan was
belast met de controle en het horen van de rekeningen van alle officieren.
Drie personen werden met deze taak belast: de ontvanger van Brabant, deze van
Limburg en David Bousse, afgevaardigde van de Rijselse Rekenkamer[4].
Bousse moest dus geregeld naar Brussel reizen om er de zaken bij te sturen en
hij vond dit zeer vervelend met als gevolg dat er klachten over hem waren[5].
Dit blijkt onder meer uit een brief van het jaar 1406 waarin de gouverneur van
Brabant aan de hertog van Bourgondië meldt dat David Bousse “
s’en retournast incontinent pardevers nous dont il
n’a riens fait mais s’en est excusé tant pour l’absence de l’un de voz
compaignons et des siens de la Chambre de Lille…”[6].
David Bousse had een broer, Jean Bousse en een zuster, Katerine Bousse,
echtgenote van Jaquemard le Fevre[7].
Hij had een onwettige dochter bij een zekere Marguerite Deleval, Elisabeth,
die op 7 juli 1417 door de hertog werd gelegitimeerd[8].
In
1407 werd Thierry Gherbode benoemd tot rekenmeester te Rijsel, maar het is
zeer de vraag of Gherbode daadwerkelijk deze functie heeft uitgeoefend.
Leclercq meent van niet[9].
Thierry Gherbode, die als hertogelijk secretaris het Verdrag van Doornik in
1385 tekende[10]
en op 30 november 1399 benoemd werd tot de eerste “garde des chartes”, kreeg van Jan zonder Vrees de ingewikkelde
onderhandelingen met de Engelsen toevertrouwd, om in de aanslepende oorlog
tussen Engeland en Frankrijk, de Vlaamse handel met Engeland te vrijwaren.
Ook in het conflict tussen de Bourguignons en de Armagnacs om het meesterschap
in Frankrijk deed Jan zonder Vrees beroep op zijn
kunde. In 1414-1415 behoorde Gherbode, als rechtstreeks
vertegenwoordiger van de hertog, tot de Bourgondisch-Vlaamse delegatie die met
de koning van Frankrijk, Karel VI, en met de dauphin, de hertog van Guyenne,
het definitief verdrag van de Vrede van Atrecht (22 februari 1415) opstelde[11].
Thierry Gherbode stamde uit een familie waarvan leden in de 14de en
de 15de eeuw vijf posten bekleedden in het Rijselse stadsbestuur.
Hij had meerdere bastaardkinderen: Everaert Gherbode, verwekt bij Jehanne Le
Merchiere uit Rijsel, werd in december 1407 gelegitimeerd. Deze werd in 1425
benoemd tot raadsheer bij het Parlement van Parijs en zetelde vanaf 1434 ook
als raadsheer in de Raad van Vlaanderen. In 1420 werd Jeanne gelegitimeerd,
verwekt bij Petronelle gezegd Patiniere uit Rijsel en in 1424
Hendrik, Joris, Pieter en Marie, die hij had bij Jeanne Waye, ook uit
Rijsel[12].
Jean de Pacy was afkomstig uit Frankrijk en werd in 1386, bij de installatie
van de Rekenkamer, benoemd tot rekenmeester. Daarvoor was hij reeds ontvanger
van Orléans en koninklijk notaris te Parijs geweest[13].
Jean de Pacy droeg in belangrijke mate bij tot de uitbouw van de Rijselse
Rekenkamer en begaf zich daarvoor in 1386-1387 onder meer naar Parijs. In 1396
werd hij ook ingeschakeld om de nodige fondsen bijeen te scharen voor de
kruistocht van Jan van Nevers naar Hongarije en begaf zich daarvoor naar
Atrecht[14].
Zijn dochter Marie huwde in 1411 met Barthélémy à la Truye die in 1413, het
jaar dat de Pacy overleed[15],benoemd werd tot
rekenmeester[16].
Verder had Jean de Pacy ook nog een bastaardzoon, Denis de Pacy, die in mei
1397 gelegitimeerd werd[17].
Dreue Suquet begon zijn loopbaan als klerk van de Rekenkamer op 8 december
1395[18]
en werd twee jaar later, op 10 november 1397, benoemd tot rekenmeester[19],
een ambt dat hij gedurende 16 jaar uitoefende.
Van 31 oktober 1413 tot 16 oktober 1414 vervulde hij de functie van thesaurier
en gouverneur-generaal van financies[20].
Dreue Suquet was waarschijnlijk de vader van Guerin Suquet, die van 1406 tot
1415 klerk was in de Rekenkamer en van 1416 tot 1419 de functie van
rekenmeester uitoefende[21].
|
[1]
ADN, B 1598, 75.
[2]
LECLERCQ, Etude du personnel, pp. 53, 118.
[3] Volckaert vermeld in haar studie dat er op 4 januari 1423 voor het eerst sprake is van zijn overlijden (VOLCKAERT, De functionarissen bij de Raad van Vlaanderen, p. 55); Leclercq spreekt zichzelf tegen: enerzijds beweert ze dat David Bousse in 1426 nog in een onderzoek verwikkeld is, anderzijds stelt ze dat in december 1420 reeds sprake is van zijn dood (LECLERCQ, op. cit., p. 70).
[4]
UYTTEBROUCK, Etude sur le conseil ducal, p. 54.
[5]
VAUGHAN, John the Fearless, pp. 126-127, p. 244.
[6] ADN, B 17609, ongefolieerd.
[7] VOLCKAERT, op. cit., p.55.
[8]
ADN, B 1602, 1.
[9]
LECLERCQ, Etude du personnel, p. 46.
[10]
BONENFANT, Ordonnances de Philippe le Hardi, t. I, p. 103.
[11] DE KEYSER, Diederik Gherbode, pp. 373-374.
[12] DUMOLYN, Hoger personeel van de hertogen, lemma Thierry Gherbode.
[13] LECLERCQ, Etude du personnel, pp. 36-37, VAUGHAN, John the Fearless, p. 125.
[14] LECLERCQ, op. cit., pp. 13, 65.
[15] VAUGHAN, op. cit., p. 125.
[16] LECLERCQ, op. cit., p. 149.
[17] ADN, B 1598, 64(v).
[18] ADN, B 1598, 28.
[19]
ADN, B 1598, 75.
[20]
VAUGHAN, John the Fearless, pp. 121-122.
[21]
Ibidem, pp. 125-126.