De leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan zonder Vrees (1405-1419) (David Lauwers)
|
Roeland van Moerkerke werd op 11 februari 1396 door procureur-generaal Jacob van
der Tanerijen als één van zijn substituten aangeduid. Procureurs met een drukke
praktijk delegeerden op deze manier hun bevoegdheid, maar van Moerkerke scheen
geen drukke activiteit te hebben ontwikkeld in dit ambt daar hij in deze
hoedanigheid maar tweemaal is opgetreden[1].
Roeland van Moerkerke werd vervolgens klerk van Pieter Joris in de Raadkamer[2]
en midden november 1401 volgde hij hem tenslotte op als griffier[3].
Volgens Buntinx oefende hij de functie van griffier bij de Raad van Vlaanderen
uit tot ca. 1409, toen hij in dit college werd opgenomen als raadsheer[4].
Roeland van Moerkerke werd echter in 1411 nog uitbetaald als secretaris en
griffier van de Raadkamer[5].
Roeland van Moerkerke was de bastaardzoon van schildknaap Léon van Moerkerke.
Hij werd door Filips de Stoute in september 1393 gelegitimeerd[6].
Hij had ook nog een broer, Lodewijk van Moerkerke, die de titel van ridder droeg
en schepen was van het Brugse Vrije[7].
Roeland van Moerkerke had hoogstwaarschijnlijk een gelijknamige zoon die het
bracht tot raadsheer en rekwestmeester van de “Conseil
Privé” van de aartshertogen Maximiliaan van Oostenrijk en Filips de Schone
in de jaren 1484 en 1494[8].
Guy
de Boeye begon zijn carrière als klerk van Roeland van Moerkerke, die vanaf 1401
griffier van de verenigde Raad en Rekenkamer werd. In 1405 werd hij aangesteld
tot ontvanger van exploten, een functie die hij bleef uitoefenen tot 1416[9].
In de rekeningen van de ontvanger van Vlaanderen wordt hij voor de jaren 1416 -
1420 vermeld als secretaris en griffier van de Raad van Vlaanderen[10].
In de rekening van 1432 wordt hij voor de laatste maal vermeld als griffier (de
rekeningen van 1433 - 1440 zijn echter niet bewaard gebleven)[11].
|
[1] VERHAEST, De vroegste geschiedenis van het openbaar ministerie, pp. 74, 80.
[2]
ADN, B 1599, 81(v).
[3]
ADN, B 1599, 66(v).
[4] BUNTINX, De Audiëntie, pp. 156-157.
[5] ADN, B 4086, fol. 53(v).
[6] ADN, B 1597, 80.
[7] VOLCKAERT, De functionarissen bij de Raad van Vlaanderen, p. 81.
[8]
FOPPENS, Histoire du conseil de Flandre, pp. 125-126.
[9] DUMOLYN, Hoger personeel van de hertogen, lemma Guy de Boeye.
[10]
ADN, B 4089, fol. 82(v); B 4090, fol. 79(v); B 4091, fol. 96.
[11] DUMOLYN, op. cit.