Vrouwen uit Izegem getroffen door de repressie na de Tweede Wereldoorlog. Een case-study in genderperspectief. (Hilde Timmerman)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

IV. Repressie : onderdrukking of bestraffing?

 

IV.3. Repressie in Izegem

 

IV.3.2. Repressie in Izegem : 1944 tot 1952 [708]

           

IV.3.2.1. De lang verwachte bevrijding

 

Ondanks het vele bidden tijdens de lentemaanden duurt het nog even vooraleer de wapens worden neergelegd.

Sprankels hoop vermengen zich met de angst voor bombardementen. En de angst is reëel. Izegem ligt namelijk op één van de belangrijkste reisroutes van de geallieerde vliegtuigen, die vanaf 1943 regelmatig overvliegen.[709]

 

“Zonder ophouden dreunden de zware vliegtuigen van de Royal Air Force en van de Amerikaanse luchtmacht boven onze hoofden. Het begon in de vooravond en het geluid zwelde aan naarmate de avond ouder werd. Steeds waren zij op weg naar één of andere Duitse industriestad om er een grote hoeveelheid bommen te lossen. Zij overvlogen onze stad een tweede keer bij hun terugkomst. Het monotone geronk waren wij al lang gewoon. (…).”[710]

 

Op 16 september 1943 worden op het stadhuis de koppen bij elkaar gestoken. Er dient een werkplan te worden opgesteld voor de verschillende diensten die moeten optreden en hulp bieden bij een luchtaanval.[711] Een paar maanden later kan de Izegemse bevolking hieromtrent een uitdrukkelijk bericht van de Passieve Luchtbescherming (PLB) lezen in De Roeselaarsche Bode. Burgemeester Depoorter deelt in naam van de PLB praktische wenken mee en dringt er sterk op aan de lichtafscherming te respecteren. Wie die laatste verplichting niet opvolgt, riskeert van de elektrische lichttoevoer te worden afgesneden.[712]

 

Steden zoeken onderling steun in deze moeilijke tijden. De burgemeester van Izegem ontvangt in januari 1944 een brief van het gemeentebestuur van Brugge met de vraag naar opvangmogelijkheden in Izegem voor het onderbrengen van weggevoerde kinderen en daklozen. Deze voorzorgsmaatregelen zijn nodig “met het oog op de mogelijkheid dat onze streek zwaar geteisterd wordt hetzij door bombardementen, hetzij door het aanleggen van een gevechtslinie. (…).”[713]

 

In februari 1944 waait op het stadhuis nog een aanvraag binnen voor het bouwen van een schuilkelder.[714] Dit is niets te vroeg want in maart 1944 wordt Izegem opgeschrikt door bomaanvallen. Op zaterdag 18 maart 1944 hebben vliegtuigen ten noorden van de stad een 50 tal brandbommen en 1 spring- of luchtdrukbom afgeworpen. De laatste bom treft de hoeve van Emiel Oosterlinck in de Weezestraat te Izegem.

 

“De woning, schuren en stallingen werden tot puin vernield, en de in de woning aanwezig zynde huisgenooten, (…), werden gedood en gedeeltelijk onder het puin bedolven..(…).

Er bevinden zich nog verscheidene, niet ontplofte brandbommen in de omliggende landeryen. Een ononderbroken ordedienst en bewaking wordt door de Rykswacht in samenwerking met de plaatselyke politie uitgeoefend.”[715]

 

Enkele dagen later, op 26 maart 1944, valt opnieuw bom. Maar de schade beperkt zich tot enkele gebroken vensterruiten. Veel erger op diezelfde dag is het bombardement op Kortrijk die het zwaar te verduren krijgt tijdens de laatste oorlogsmaanden. Op die dag “onderging Kortrijk een luchtaanval, kort daarop volgden er nog drie (10,15 mei en 21 juli), 619 inwoners kwamen om.”[716] Vele Izegemnaren zijn getuige van het drama dat zich boven Kortrijk heeft afgespeeld.

“Ik weet nog toen ze Kortrijk bombardeerden,… Dat was zo ver van bij ons. Maar het was klaar (helder). Het was zo een roste klaarte, gelijk de vlammen van een brand. Kijk en dat was zoveel kilometer van bij ons. (…).”[717]

 

De praktische regelingen in verband met PLB in Izegem gaan onverminderd door tijdens de volgende maanden. Er is het voornemen om schuilgrachten aan te leggen.[718] In een tot in de puntjes uitgewerkt beschermingsplan staat het beschikbare personeel - passief personeel, hulpploegen, personen van wacht - met naam en toenaam beschreven, evenals een lokalisering van de schuilplaatsen. Men gaat op 31 mei 1944 zelfs over tot praktische oefeningen.[719]

 

De Duitse steden en industriële centra krijgen alsmaar meer te lijden van de massale geallieerde bombardementen. De nieuwe wapens van Hitler, V-1 en V-2 (Vergeltungswaffen), richten wel veel verwoestingen aan in Londen en Antwerpen maar kunnen de krijgskansen niet doen keren.

 

Op 6 juni 1944, D(ecision)-day landt uiteindelijk op de Normandische kust het grootste invasieleger aller tijden. Zo komt het tweede front tot stand, waar Stalin zo lang heeft op aangedrongen. De opmars eist veel doden, maar de Duitse ‘Antlantikwall’ is doorbroken.[720] De uitbouw van het Normandische bruggenhoofd neemt meer tijd in beslag dan verwacht. De geallieerde troepen zitten 37 dagen achter op hun tijdschema.[721]

 

Op 25 augustus trekken de 2de Franse pantserdivisie en de 4de Amerikaanse infanteriedivisie triomfantelijk Parijs binnen. Voor de Duitsers is het uiterst moeilijk versterkingen te sturen omdat de druk op alle fronten erg groot geworden is.[722]

 

Met de langverwachte ontscheping op 6 juni 1944 kan de bevolking nauwelijks haar enthousiasme bedwingen. Menig collaborateur loopt er bleekjes bij. De Duitse media geven toe dat er een landing heeft plaatsgegrepen maar zwakken dit nieuws af door de mislukkingen van de geallieerden extra in de verf te zetten. Zolang er nog geen geallieerden te zien zijn, heerst de twijfel bij de bevolking. Waar blijven de geallieerden? Hebben de Duitsers het dan toch bij het rechte eind ? Wat is er gebeurd ?…[723]

 

De wending die de oorlogssituatie heeft aangenomen, schept ook verwarring in Izegem. Degene die het bestuurlijk voor het zeggen hebben, nemen beslissingen in het licht van ‘de huidige omstandigheden’. Men twijfelt er aanvankelijk bijvoorbeeld aan om de kermis te laten doorgaan.[724] Uiteindelijk wordt de kermis, die zou starten op 2 september 1944, afgelast.[725]

 

Zaterdag 2 september 1944. ‘Onschuldige’ berichtjes voor en over Izegem in De Roeselaarsche Bode kondigen een kabaretfeest aan, de start van de Schoolkolonie en een echte Vlaamsche kermis. Niets wijst erop dat onverwachte gebeurtenissen van de volgende dag de plannen grondig in de war zullen sturen.[726]

Op 2 september steken Engelse en de Amerikaanse troepen de grens van België over.[727] Zou het kunnen dat dit bericht Izegem al de volgend dag bereikt en aanleiding geeft tot een vroegtijdige bevrijdingsroes ?

Op de bewuste dag, die de geschiedenis van Izegem zal ingaan als ‘schuwe zondag’[728], grijpen zoveel gebeurtenissen tegelijk plaats dat het zesenvijftig jaar na de feiten moeilijk is om alles in een volledig beeld te vatten.

 

Vast staat dat sommige Izegemnaren de komst van de geallieerden niet afwachten en zelf schoon schip maken van het ‘zwart gespuis’ in hun stad. Al tijdens de voormiddag trekken ze, uitzinnig geworden, in verschillende troepen, de straat op om huizen te plunderen van medeburgers die – al dan niet terecht – beschuldigd worden van collaboratie.[729] Andere medeburgers hangen aarzelend Belgische driekleur uit hun raam. Al gauw wordt hun voorbeeld gevolgd.

 

Terwijl enkele Belgische vlaggen wapperen, vergaderen de leiders van de verzetsgroepering AB[730]in Roeselare. Niets vermoedend van wat zich in Izegem afspeelt, besluiten ze nog even te wachten met het uitvoeren van gewapende acties. Dit besluit is belangrijk om de burgerbevolking te sparen voor mogelijke tegenacties. Terug thuisgekomen merken de leiders van het Geheim Leger dat hun stadgenoten alles behalve bekommerd zijn om tegenacties van de Duitsers. Hoogst eigenaardig is de aanblik van de stad, gewend aan een streng bezettingsregime. De straten krioelen van het volk. Er heerst een opgewonden sfeer. Mensen lijken feest te vieren. Ze drinken en lachen.

 

Maar op andere plaatsen heeft blinde agressie zich meester gemaakt van mensen die plunderen en vernielen. De verzetslieden slaan het pasgenomen besluit van Roeselare in de wind en gaan over tot actie “om aan de plunderingen een einde te stellen”.[731]

 

Op volgende vragen hebben we geen precies en duidelijk antwoord gevonden : Hoe lang duurt het vooraleer de verzetslieden effectief ingrijpen ? Hoe zit het met de verhoudingen binnen de rangen van de verzetslieden ? Hoeveel gaan er mee plunderen ? Hoeveel weerhouden zich ervan ? Verschilt het optreden van de leden van het Geheim Leger met die van de Partizanen ?

 

In elk geval installeren de leden van de AB een commandopost in het stadhuis. Ze houden op de dool geraakte Duitsers aan en sluiten ze op in de feestzaal van het stadhuis. Ook in de namiddag, gelokt door het mooie herfstweer, zijn veel mensen op de been.

 

Ze zakken af naar het hartje van de stad : de Korenmarkt. Daar spreekt burgemeester Cyriel Staes van op het balkon van het stadhuis de menigte toe.[732] Het is niet duidelijk of hij de mensen heeft opgezweept. Maar het staat vast dat de latere burgemeester Sintobin van op het stadhuis heeft geroepen : “Mensen ge zijt nu bevrijd, ge moogt nu al doen wat ge wilt.”[733]

 

Rond 17 uur komt een Duitse legerwagen vanuit de Brugstraat de Grote Markt opgereden. De Duitse vrachtwagen rijdt de Kasteelstraat in, een doodlopende straat. Omstanders komen aangelopen om te zien wat er aan de hand is. De Duitsers voelen zich letterlijk in het nauw gedreven. Een Duitse soldaat gooit een handgranaat. Er wordt geschoten. Een Duitse soldaat is geraakt en sterft. De chauffeur van de vrachtwagen start ogenblikkelijk en probeert zich vliegensvlug een weg te banen. Onderwijl schieten de inzittende soldaten roekeloos in het rond. Een meisje en een vrouw raken gewond. Het meisje sterft later aan haar verwondingen. Samen met de feeststemming verdwijnen de Belgische vlaggen. In de plaats komt nu het besef dat men te vroeg victorie heeft gekraaid. De Duitsers zijn nog alom tegenwoordig.

Toch worden diezelfde dag nog Duitse en Italiaanse militairen krijgsgevangen genomen en in de politiewacht ondergebracht.[734]

 

De inwoners van Izegem houden zich de eerste week van september gedeisd. De dag na het ‘mislukte bevrijdingsfeest‘ veroorzaken vluchtende Duitsers een drukte van jewelste. Onverbiddelijk nemen ze voertuigen en fietsen in beslag. Ze zijn bijzonder op hun hoede voor aanslagen van de burgerbevolking en houden onafgebroken het geweer in de aanslag. Dinsdag 5 september beschieten ze het stadhuis – waar de AB-verzetsgroep gevestigd is – en gooien nog snel een handgranaat door de ramen.[735] Deze ontploft in de trouwzaal. Er is enkel materiële schade. Op woensdag 6 september beleeft de huisbewaarder van het stadhuis enkele spannende ogenblikken. Twee SS-mannen zijn te weten gekomen dat er krijgsgevangenen in het stadhuis zijn opgesloten. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd en vertrekken…zonder krijgsgevangenen. Op die manier is Izegem gespaard gebleven van represaillemaatregelen.

 

Donderdag 7 september lijkt er een eind gekomen aan de stroom vluchtende soldaten.[736] Een Duitse achterhoede van twintig soldaten stelt zich op aan Blauw Kapelletje. Omstreeks 19 uur stijgt vanuit die stelling een hels mitrailleurvuur. Er wordt geschoten tussen Duitsers en Izegemse verzetstrijders. Intussen zijn Engelse verkenningsvoertuigen de stad genaderd en steunen de verzetstrijders. Zeven Duitse soldaten verliezen het leven bij dit gevecht. De overlevende laatste Duitsers nemen het hazenpad en laten achter zich de vaartbrug met een luide knal ontploffen.

 

“Tengevolge van het doen springen der vaartbrug door den terugtrekkenden vijand werd het stedelijk badhuis beschadigd. Ook werden menigvuldige glasramen ingedrukt in het stadhuis.”[737]

 

De bevrijders doen de volgende dag, vrijdag 8 september, plechtig hun intrede. Ze behoren tot het 53e reconnaissance Regiment B.L.A. (British Liberation Army). De vreugde van de bevolking kent geen grenzen.[738] De krijgsgevangenen worden uitgeleverd. Met man en macht legt men in een ijltempo een noodbrug aan op de intact gebleven pijlers en funderingen van de opgeblazen brug, zodat de Engelsen ’s namiddags verder kunnen oprukken, richting Ardooie. De snelheid waarmee de geallieerde legers land winnen, blijkt ook uit het boek van De Vos, die spreekt van ‘een wedren’. De officiële bevrijdingsdatum van Izegem is dus 8 september 1944.[739]

 

IV.3.2.2. De repressie van het eerste uur

 

Niet alle Izegemnaren delen in de feestvreugde. Sommigen houden aan de officiële bevrijdingsdag enkel een wrange nasmaak over. Enkele dagen voordien, op zondag 3 september 1944, zijn ze op hardhandige wijze geconfronteerd met bruut straatgeweld. Bepaalde heethoofden eigenen zich het primitief recht toe de huizen en de inboedel van echte of vermeende collaborateurs te plunderen en te vernietigen. Zo zouden ze zelf komaf maken met de ‘zwarten’.

 

Over deze vorm van repressie zijn officiële schriftelijke bronnen nogal zwijgzaam. Zeker voor de eerste golf van de straatrepressie, begin september 1944, is er een opvallende leemte. De meest voor de hand liggende bron lijkt ons de Proces Verbalen. Het is natuurlijk best mogelijk dat de getroffenen weinig of geen beroep hebben gedaan op de politiedienst van Izegem. Willen of kunnen ze dat in zo een chaotische overgangsperiode ? De angst om opgepakt te worden of om een vernederende ontvangst te ondergaan, moet groot geweest zijn. Door de moeilijke toegankelijkheid van deze bronnen hebben we dit niet kunnen na trekken.

 

Over de tweede golf van straatrepressie in mei 1945 beschikken we over iets meer gegevens. In het archief van de provincie hebben we gelukkig enkele afschriften gevonden van PV’s betreffende enkele individuele gevallen in Izegem. Daarnaast zijn algemene verslagen een belangrijke aanvullende bron. Zo zijn er de verslagen van kapitein de Groote[740], overgemaakt aan het Hoog Commissariaat voor ’s Lands Veiligheid[741] ; de verslagen als het Belgian Weekly Report, aanvankelijk opgesteld door kapitein Devos, later door kapitein Vanden Bavière en de verslagen van het gemeentebestuur van Izegem gericht aan hogere instanties als het arrondissement of de provincie.

 

IV.3.2.2.1. Plunderingen, vernielingen en pesterijen

 

In een uittreksel uit het register van het Schepencollege van 3 september 1944 staat in stijve ambtelijke taal te lezen :

 

“ (…) dat de bevolking der stad, bij het vernemen van het naderen der oprukkende bevrijdende verbonden legers, zich in eenen toestand van gevaarlijke opwinding bevindt en hare woede zich openbaart tegen diegenen die op ongrondwettelijke wijze werden aangesteld als bekleeders van openbare ambten. (…).”[742]

 

Veel toegankelijker en heel bijzonder naar inhoud is het verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris. Onze aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de aanvangsdatum van de plunderingen.

 

De plunderingen zijn volgens dit document begonnen op 2 september 1944

 

“met het weghalen der te velde staande boomstammen. Dit sloeg ’s anderendaags over naar de eigendommen van de collaborateurs (…).”[743]

 

In de weinige bijdragen over de repressie wordt met geen woord gerept over de aan de gang zijnde schermutselingen de dag voor de memorabele ‘schuwe zondag’. Toeval of niet, maar in ditzelfde document somt men klaar en duidelijk de oorzaken op die geleid hebben tot een escalatie van geweld:

 

“het terugtrekken der alhier gekantonneerde bezettingstroepen, het opheffen der Kreiskommandantur te Roeselare, het verlaten van de stad door talrijke collaborateurs van den vijand en het neerleggen van zijn ambt door den onwettigen burgemeester.”[744]

 

Dit zijn stuk voor stuk juweeltjes van informatie. Want uit deze opsomming van voorafgaande gebeurtenissen ontdekken we een lijn, een soort continuüm die de geschiedenis, in dit geval die van de plunderingen, mee bepaalt. Hoewel de oorzaken, in het document opgenoemd, heel plausibel overkomen, doet het er niet zoveel toe of dit werkelijk dé oorzaken zijn geweest. Feit is dat de plunderingen moeilijk zonder oorzaken of aanleiding kunnen zijn ontstaan. Zelfs zonder dit document zouden we de stelling van Lermyte niet aanvaarden die de plunderingen van 3 september 1944 afschrijft als “een haast onverklaarbare gebeurtenis”[745] en zich verder onthoudt van elke vraagstelling.[746]

 

Zelfs voor de tweede september zijn collaborateurs al het mikpunt geweest van bepaalde acties en tegenkantingen.

 

“Tijdens de oorlog hebben ze twee keer op ons huis met inkt gegooid. Dat zal waarschijnlijk van die anderen, van de Witten geweest zijn. Het was moeilijk te achterhalen wie dat gedaan had…”[747]

 

De reden van mijn vertrek naar Brussel op het einde van de oorlog was dat mijn ouders dat niet zo graag meer hadden. En ook : ik moest dan zo een uniformeke dragen. En dan hadden ze dat niet graag op den duur hé. Ook omdat mijn vader waarschijnlijk links en rechts opmerkingen moest verwerken of zo.“[748]

 

De plunderingen staan bij de meeste in het geheugen gegrift.

 

“D.G. : Het was verschrikkelijk.

D.H. : De deuren werden ingebeukt. Er werd gebeld. Er stond een hele massa volk voor het venster. Niemand durfde opendoen. Dan hebben ze met een grote balk of zo de deur ingeslagen.

D.G. : Het gepeupel, echt het gepeupel kwam binnen. Alles dat ze konden meepakken, namen ze mee.

D.H. : We zijn gevlucht bij de gebuur,…

D.G. : …langs achter. Er was daar een poortje gemaakt. We zijn bij de buren gaan schuilen.

(…)

D.G. : Wij zijn van dat huis weggegaan. Mijn vader had een buitenverblijf in Emelgem en daar zijn we naartoe gegaan met het gezin. Want in Izegem konden we niet meer blijven wonen hé. We hadden geen bedden meer. We hadden niets meer.

D.H. : … de kasten naar beneden, de piano in stukken, de ijskast omver, de confituur op de grond… Alles was uitgeplunderd hé. “[749]

 

Opvallend is de aanwezigheid van vrouwen onder de plunderaars die er als de kippen bij zijn om de mooiste en de beste linnengoed of meubelstukken te proberen bemachtigen.[750]

 

“(…)dat waren nog de hevigste. En ook om te roepen naar u. De vrouwen waren nog de hevigste. Ik ben nog door een vrouw uitgescholden geweest voor Duitse hoer.”[751]

 

Op de valreep probeert men soms nog een beroep te doen op de Duitsers. Hiervan getuigt iemand, die duidelijk niet ten gunste van de beklaagde spreekt.

 

“(…) Toen zij zag dat het mannen van haar kliek waren , sprak zij deze aan en zegde hen dat gansch haar huis werd stuk geslagen door de vrouwen van de Witte Brigade en vroeg hen zoo goed te willen zijn de feldgendarmen van Roeselare te willen verwittigen en dat ze al die vrouwen moesten ophangen.(…).”[752]

 

Nog volgens het verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris zouden aan de plunderingen tegen zondagmiddag een einde zijn gesteld, terwijl de plunderingen van de Duitse magazijnen nog blijven voortduren.[753] Waarschijnlijk zijn dus na zondag de derde september de ergste plunderingen voorbij. Maar de agitatie blijft hangen in de stad. Met de komst van de geallieerden, op 8 september, raken de gemoederen opnieuw verhit. Burgemeester Staes roept op tot kalmte. Hij spreekt in persoonlijke naam de Izegemse bevolking aan :

 

“ (…) op deze historische oogenblikken doe ik een beroep op uwe vaderlandslievende gevoelens om door kalme en waardige houding te toonen dat uw jubelend hart beheersht wordt door een bezadigd gemoed. (…).”[754]

Of dit een omfloerste veroordeling is van nieuwe incidenten of als preventieve uitspraak bedoeld is, kunnen we niet uit het bericht afleiden. Een bedekte vorm van het zich onrechtmatig toe eigenen van goederen vinden we bij de verzetslieden. Vanaf de bevrijding is hun optreden bijzonder manifest. Ze gaan over tot het opeisen van goederen. Af en toe loopt het op dat vlak wel eens uit de hand. Onder het mom van echt of voorgewend lidmaatschap van een verzetsgroepering proberen sommigen bijvoorbeeld vlees af te troggelen bij de boeren uit nabijgelegen dorpen.[755] Dit en de plunderingen in het algemeen worden door de burgemeester tijdens de maand september aangeklaagd. In één van de aanplakbrieven stelt hij de plunderaars in de gelegenheid de gestolen goederen terug te brengen. Zo zouden ze rechterlijke vervolgingen vermijden.

 

Na 30 september is er geen bemiddeling meer mogelijk.[756] Aan deze oproep wordt weinig gehoor gegeven. Soms wordt met behulp van andere mensen gestolen goederen teruggebracht.

 

D.G. : Er zijn verschillende stukken, die dan later teruggebracht zijn geworden. We hadden een meid. Die haar zus was nogal een durver. (lacht) Die wist bijvoorbeeld waar er gerief van ons stond en ze ging binnen en zei : “Dat is van de D’s !” En ze nam een handdoek en zei : “Ik riek het.” Want wij waren van een apotheek en dat rook naar de apotheek. (…) Pepa heeft zelfs nog een paar boekjes teruggekregen van mensen op hun sterfbed. Hij heeft nog eens een missaal teruggekregen. De mensen durfden ook niet meer ons gerief teruggeven.”[757]

 

Een ander voorbeeld waaruit blijkt dat niet iedereen het slecht voor heeft met de getroffenen is het feit dat ze door andere mensen spontaan iets van huisraad toegestopt krijgen.

 

“We hebben dan gelukkig goede vrienden, die meubelmaker waren. Ze kwamen nieuwe stukken insteken, waar de kappen waren in onze tafel. ‘t Was allemaal kort en klein geslagen. (…)

Nee, juist van (…) Mijnheer Windels omdat we geen bed hadden. En we hadden geen bed voor mijn moeder. Ze was ziek. En de buren, dat waren fabrikanten van rolluiken en ze hebben een bed gebracht. (…)”[758]

 

“Achteraf zijn er wel -het was een zondag dat er plunderingen waren. De zondag erop zijn er wel veel mensen gekomen die gevraagd hebben wat we konden gebruiken en zo. Dat wel.(…)

Ik weet nog, de eerste keer toen we terug thuiskwamen, dat we op houten kisten zaten.
Dat weet ik nog. En ook een tafel met een poot af. Maar dat heeft niet lang geduurd hoor. Iedereen kwam vragen wat ze moesten hebben. De ene bracht dat, de andere bracht dat. We hebben dan heel mooie meubels gekregen.(…)”
[759]

 

Eén enkele keer komt door stom toeval een gestolen voorwerp aan het licht. A.D, een elektricien, ontdekt, tijdens het klussen bij kennissen, op de zolder een gestolen servies en een Gilwell-bijl die aan zijn scoutsvriend toebehoort. Hij weigert geld te aanvaarden voor de klus, maar voegt er laconiek aan toe dat hij de gevonden bijl aan de eigenaar terug zal geven en geeft de kennissen de raad de rest zelf terug te geven.[760]

 

In totaal zijn 39 huizen geheel of gedeeltelijk geplunderd op 3 september.[761] Het huis van politiecommissaris M.J., op de Grote Markt, is één van de doelwitten. Mevrouw B.A., die een kamer bezit in dat huis, schrijft aan het gemeentebestuur van Izegem :

 

“Zoals ik aan uw gemeente schreef (…) had ik bij de familie M., (…), een slaapkamer die ik van mijn ouders geërfd had, deze werd door onbekende stukgeslagen alsmede het mobilier toebehoorende aan de familie M. De schade werd op tijd en stond vastgesteld door den Heer Nesselies, deurwaarder van Izegem.” (…).”[762]

 

Deze brief is het enige geschreven getuigenis van de plunderingen tijdens de septemberdagen van ’44 dat wij hebben gevonden. Daarnaast halen we uit deze bron ook het optreden van een deurwaarder bij de plunderingen. Blijkbaar is er dan toch een instantie waar mensen in september 1944 een beroep kunnen op doen. Waarschijnlijk uitzonderlijk zijn de gevallen waar men een schadevergoeding heeft ontvangen voor de aangebrachte schade.

 

“(…), we hebben een schadevergoeding gekregen. Na zovele jaren hé, in de jaren ‘60. Ik weet het nog zo goed. We hebben dan onze eerste televisie gekocht met het geld dat we kregen van onze ouders.(…)We hebben dat verkregen via een sluwe advocaat, (…).”[763]

 

Aan de plunderingen mag dan wel een eind gekomen zijn. De pesterijen en systematische vernielingen tegen collaborateurs blijven nog een tijdje doorgaan. “Sedert den dag der bevrijding werden des nachts vele gevels van huizen door kwaadwillige en kleingeestige lieden beschilderd of beklad.(…).”[764] Eind oktober 1944 dreigt de burgemeester met rechterlijke vervolging. Volgens Lermyte is het lidmaatschap van VOS, VTB en Davidsfonds al voldoende om lastig gevallen te worden.[765] Ook kinderen hebben het soms hard te verduren.

 

Maar na de bevrijding, mijn zusje, Lena, was dan maar 7 jaar en ze ging ook naar school, naar den Avé. En zuster Mertilde - ik moet zeggen : het was een rosse - dreigde hele dagen dat de Zwarten naar de hel zouden gaan. Dat kind zat er al mee in. En elke avond moest zij en de D’s, vanachter in de klas gaan staan van de zuster en de kinderen mochten hen dan 5 minuten lang uitjouwen. Je kan denken wat voor een vernedering. In het begin waren ze er erg van gedaan. Maar op de duur kon het hen niet meer zo veel schelen.

Lena was toen ook eens op de speelplaats, en er was een meisje die toen op haar spuwde, en zuster Martina stond daarmee te lachen en te grijnzen, en Lena zei : "Dat deed mij veel meer pijn van die zuster daar te zien lachen dan dat er op mij gespuwd werd".”[766]

Zelfs kinderen onder elkaar zijn hard voor elkaar.

 

“Mijn zus is bijvoorbeeld eens melk gaan halen bij de boer. Ze was 4 jaar jonger dan ik. Meisjes van mijn leeftijd hebben haar van haar fiets geslagen en die melk kapot geslagen.”[767]

 

De pesterijen van volwassenen onder elkaar zijn zeker bekend.

 

“Die pesterijen hebben nog lang, zeer lang geduurd. Ofwel riepen we dan: “We zullen ook eens…” Op zulke momenten ben je veel stouter dan je bent. Ze riepen achter mij en ik riep dan: “Ik zal ook uw haar afsnijden.” Of “We gaan dan uw blaadje een keer opendoen.”(…).”[768]

 

Over de plunderingen van de tweede golf hebben we zo goed als niets gevonden. Wel is de sfeer tijdens het voorjaar van 1945 te snijden. Luitenant Vanden Bavière kondigt het halfweg april 1945 al aan. Rekening houdend met het inefficiënt optreden van het gerecht tegen de collaborateurs en de spoedig verwachte terugkeer van politieke gevangenen uit de Duitse concentratiekampen “incidents may soon be expected. (…).”[769] Op 25 april 1945 wordt zijn voorspelling bewaarheid. De commandant van de rijkswacht noteert in zijn verslag :

 

“Op 25 April 1945, rond ongeveer 0.15 uur werd er tot nu toe onbekende persoon of personen, een soort springgranaat van Duitsch fabrikaat geworpen door een der vensters, van het eerste verdiep, der woning bewoond door den genaamden : DENYS, Michel, schoolmeester, gehuisvest te IZEGEM “Roeselarestraat Nr.215.

Het tuig is terecht gekomen aan de onderzyde der muur van gezegde kamer, en waar de 4 kinderen[770] van voornoemden DENYS te bed lagen, alwaar het tot ontploffing is gekomen.(…).”[771]

 

Er wordt naar verklaringen gezocht voor de aanslag. Michel Denys, leraar aan de Heilig Hartschool[772], is tijdens de bezetting door het Bestuur van genoemde school voor 6 maanden geschorst geweest. Hij komt, volgens de rijkswacht, voor op ledenlijsten van DeVlag en VNV. Hij is nooit aangehouden of geïnterneerd geweest. Luitenant Vanden Bavière schrijft in zijn rapport dat de geestelijkheid in Brugge weigert een oplossing te zoeken voor deze zaak. Dat veroorzaakt gespannen reacties bij de bevolking.[773] Vanuit deze achtergrond trekt de rijkswachtcommandant van Izegem de volgende conclusie :

 

“Naar onze meening moet het feit hier worden beschouwd als een soort protest tegen de geburlyke aanstaande terug in functie treden van DENYS. (…).”[774]

 

Het blijft niet bij deze aanslag. Negen dagen later, in de nacht van 4 op5 mei 1945, wordt een springgranaat, van Duitse fabricage, geworpen door een van de vensters van de woning van Georges Demeyre. Het tuig komt in de woonkamer terecht maar ontploft niet. Volgens de verslaggevende rijkswachter gaat het weerom om een soort protest. De voornoemde is, na enkele maanden internering, vervroegd in vrijheid gesteld.[775]

Opvallend is dat enkele personeelsleden van de Heilig Hartschool worden geviseerd. Ze worden figuurlijk en letterlijk onder vuur genomen. Dit laatste overkomt de bestuurder van de school, Josef Vandekerckhove. In de nacht van 10 op 11 mei 1945, rond ongeveer 1.30 uur, worden vanuit een voorbijrijdende wagen schoten afgevuurd op het raam op de tweede verdieping. De kogels verbrijzelen het vensterglas en dringen door in de zoldering en de muren van de woning. Er zijn geen gewonden.[776]

 

Onbekenden proberen de haat tegenover collaborateurs in bredere kringen van de Izegemse bevolking aan te wakkeren. Een groot deel van inwoners van Izegem ontvangen tijdens meidagen van ’45 een pamflet, waarop staat te lezen dat de collaborateurs hun woonplaats moeten verlaten. De collaborateurs worden bij hun naam genoemd.[777]

 

Intussen hebben sommigen, nog voor de eerste golf van de plunderingen , zelf al beslist om hun woning te verlaten en te vluchten naar Duitsland.

 

Mijn moeder had voor iedereen een rugzak gemaakt. We moesten daar elk ons eigen ondergoed en alles in stoppen. Zo zijn we dan gevlucht, met elk onze rugzak. We konden niet zoveel meenemen.

We moesten in Roeselare de trein nemen en van daaruit naar Duitsland. En onderweg is de trein beschoten geweest. We hebben dan moeten vluchten uit de trein. Het was… Ik geloof dat we 3 dagen onderweg geweest zijn. (…) We hadden allemaal dikke benen van zo lang recht te zitten, zonder beweging te hebben.”[778]

 

Een vreemd verhaal is dat van een vrouw uit Lendelede, die zich hals over kop bij de vluchtende groep uit Izegem voegt. Hoewel ze tijdens de oorlog veel contact heeft gehad met Vlaamsgezinden, waarvan sommigen ook Duitsgezind, is ze nooit lid geweest van een vereniging. Heel waarschijnlijk zou ze daarom geen last hebben gehad van repressiemaatregelen. Toch wil ze mee vluchten.

 

“En ik dacht : ik ga ne keer naar Izegem. Want ik had gehoord dat ze daar gingen vertrekken. Ik ben met de fiets naar Izegem gereden. (…) We reden in een open camion naar Roeselare. (…) En ik heb dan in Roeselare van iemand – ik weet niet van wie – zulk een klein valiezeke gekregen (toont) en er zat daar een handdoek of twee in en een paar washandjes.(…)En ik weet niet van wie ik dat heb gekregen.(…) Heeft er iemand gezegd dat ik niets mee had? Want ik had inderdaad niets mee hé.”[779]

Jaren later verwondert ze zich nog altijd over die onverwachte attentie. Ze legt uit waarom de vlucht voor haar zo belangrijk is geweest.

 

“Ik kon nu eens iets doen voor die mensen. Iets dat ik al de hele tijd, vier jaar lang, had willen doen. (…)”[780]

 

Vanaf de laatste week van mei ‘45 komen gevluchte collaborateurs terug uit Duitsland. Er worden arrestaties uitgevoerd. In sommige gevallen is de bevolking, die de aankomende treinen opwacht, sneller dan de politie. Ze bezorgen de collaborateurs een bijzonder onaangename ontvangst.[781] Sommige Izegemnaren kunnen zelfs hun woonplaats niet bereiken en worden in Kortrijk of aan de Belgische grens al opgepakt.

Zo vergaat het bijvoorbeeld “V. F , uit Izegem wiens zoon onlangs door den Krijgsraad van Kortrijk tot levenslange hechtenis werd verwezen; (…).”[782] Hijzelf wordt al opgepakt in Deinze. De gezinsleden van V.F. hebben intussen hun reis vervolgd om verder huiswaarts te keren.

 

En wij, mijn moeder, mijn 2 zussen en broer, zijn verder gereisd met de trein naar Izegem. Wij, mijn oudste broer en ik wilden een halte vroeger afstappen, in Rumbeke. En mijn moeder met mijn ander zus en broer; met mijn kleine zus en kleine broertje zijn naar Izegem gegaan. Mijn moeder zei : “Ik heb niets misdaan. Ik ga naar Izegem”. Wij hadden nog tegen haar gezegd : “Kom mee met ons. Laat ons eerst vroeger afstappen.” “Nee”, zei ze, “Ik heb niemand misdaan.” Ze is afgestapt in Izegem en daar stonden die vrouwen van politieke gevangenen. Ze hadden het nieuws vanuit Deinze al vernomen. Ze stonden haar op te wachten en ze hebben haar geslagen, met schoenen en vanalles, van het station naar de markt. Ze heeft kunnen vluchten in het stadhuis en daar werd ze opgesloten, samen met haar 2 kinderen…of nee een nonkel heeft de twee kinderen komen halen.(…).”[783]

 

In september 1945 is de woede omtrent de vroegtijdige vrijlating van geïnterneerden bij sommigen nog niet gekoeld.

 

“In den morgen van 16 Sept. 1945, omstreeks 5 ½ ure, werd door tot nog toe onbekende personen, een handgranaat geworpen in de woning van den genaamden V., J., wonende te Emelgem,(…). In de nabijheid van de woning werd een niet ontplofte handgranaat, soort O.F. van het belgisch leger, gevonden welke was ontdaan van de capsule wat doet veronderstellend dat de handgranaat geworpen in de woning van hetzelfde soort is.

De handgranaat welke door het venster boven de deur uitgevend op de straat werd geworpen is terecht gekomen in de gang. Er is stoffelijke schade. De echtgenoote V. De genaamde D., M., is lichtelijk gewond aan het rechterbeen en is verzorgd geweest.(…)[784]

G.V. getuigt.

 

“Een jaar later hebben ze bij ons thuis een handgranaat binnen gesmeten aan de voordeur. Mijn moeder werd daarbij licht gekwetst. Ze liep wat lichte verwondingen aan haar been door de explosie. Maar ik was niet thuis op dat moment.(…)

We hebben ook angst gekend. We sliepen bijvoorbeeld maanden in de badkamer uit schrik voor handgranaten. Mijn zus weet daar nog van. Bij onverwachte geluiden, kan ze nog heel erg schrikken. (…)”[785]

 

Nogal veralgemenend stelt de verslaggever dat de bevolking van Emelgem :

“algemeen van oordeel is dat V. te weinig gestraft werd. Naar onze bescheiden meening gaat het hier   om een wraakmaatregel tegenover Duitschgezinde familie. (…).”

In de veronderstelling dat deze aanslag inderdaad is gepleegd door het O.F. vagen wij ons af of zij hiermee willen tonen dat ze nog ‘actief’ zijn. Toevallig paraderen leden van het Geheim Leger op 16 september 1945 op de Grote Markt in het teken van het bevrijdingsfeest.[786]

 

IV.3.2.2.2. Interneringen

 

De repressie van het eerste uur, met de plunderingen, vernielingen en aanslagen, gaat vergezeld met het ‘afhalen’ van echte of vermeende collaborateurs. Het zijn voornamelijk de verzetslieden die mensen – in de regel mannen, maar ook vrouwen – oppakken. Volgens Lermyte gebeuren de afhalingen in twee perioden, namelijk september 1944 en mei 1945. Wij zijn vooral geïnformeerd over de eerste golf, die misschien wel langer heeft geduurd dan de maand september. Daarvan getuigt de volgende vrouw, die weken na de officiële bevrijdingsdag aankomt in Izegem.

 

“Een paar weken later hoorde ik dat er terug een tram reed van Brugge naar Izegem, over Ardooie.(…) Dan ben ik naar Izegem gegaan. Dan is er mij iemand komen oppikken, ik weet niet meer wie.(…)

Die nacht ben ik dan ziek geworden, een indi­gestie. Want mijn moeder had toen al schrik dat ze zei : “Hoe gaat dat allemaal eindigen?” Die volgende morgen stonden ze al aan de deur om mij te komen oppikken. Met mijn moeder ben ik dan naar de plaats geweest, waar we dachten dat we ons moesten gaan aangeven. Dat was waar de gendarmerie was in Izegem, langs de IJzerweg. Dat bleek daar niet te zijn. Het was uiteindelijk in onze eigen straat in de Kortrijksestraat, in het kasteel­tje van Ter Wallen.(…)

We zijn dus naar dat kasteel gegaan. Nu bleek mijn vader daar ook te zijn. Ze vonden dat ik niet rap genoeg gekomen was. Dus hebben ze mijn vader als gijzelaar genomen. Ze hebben mijn vader dan laten gaan en hebben mij dan daar opgenomen.(…)”[787]

 

Net zoals tijdens de oorlog zijn er tijdens de repressie in september twee strekkingen van verzetslieden werkzaam in Izegem : de leden van het Geheim Leger / Armée Belge (AB) of de witten en de leden van het Onafhankelijkheidsfront (OF) of de blauwen.[788] De verzetslui beperken zich niet tot Izegem alleen.

 

Ze trekken naar het nabijgelegen Rumbeke of zelfs naar Varsenare, bij Brugge, om de moeder van Y.S. op te halen[789]

 

“(…) Maar ze zijn dan nog thuis gekomen om te vragen waar ons mema zat. Dat heb ik u verteld hé. Ik heb een hele tijd… Ik weet niet hoe lang mema weg geweest is.(…).”[790]

 

… en doen dit soms met veel vertoon en agressie, ook tegen kinderen.

 

“ (…)We waren juist boven, bezig met de jongens te wassen en ja degene die in hun blootje stonden ‘schieverden’ (haastten zich) ook mee naar beneden. Dat was daar een geween en gejank voor ons vader.

En garde (politieagent) K., kijk, ik ga nooit die vent vergeten, hij stond daar met een revolver voor mijn vader dat hij zich moest klaar maken en dat hij moest meekomen.

En er was een jongen van Tielt bij ons – Tielt was een beetje vroeger bevrijd dan wij – en dat was R.D. Ze hadden die tegen de muur gezet en ze zeiden : “En jij lelijke smeerlap. Wat doe je hier? We gaan je omver schieten. (…) En ik liep achter, achter mijn vader hé, al huilend. Ah ja, aan die oude… Je vader was alles hé. En euh, nonkel M. was bij ons. Dat was een nonkel van mijn vader en boer K’s zoon zei : “Je moet ze weg doen !” En hij kwam al aan dat affaire van zijn geweer en hij zei nog : “Of ik schiet ze dood.” En nonkel M. heeft mij dan meegepakt (…) .”[791]

 

Het gebeurt wel eens dat de verdachte personen plotseling spoorloos zijn. Dan wordt er overgegaan tot huiszoekingen.

 

“D.H. : Mijn vader was dan ondergedoken en ze zijn dan om twee, drie uur ’s nachts komen bellen van de Witte Brigade, terwijl we in bed lagen. We lagen op de grond ook. Want we hadden geen bedden genoeg hé. En die mannen over gaan kijken, naar boven, onder de bedden, om te kijken of hij daar niet was. Dat was nog akelig als kind.

D.G. : Ja, ja. Daar hebben we angsten uitgestaan.”[792]

 

“Ja, er zijn huiszoekingen geweest om mijn vader te vinden. Ik leidde hen om de tuin en zei : “In de garage is daar een grote put. Misschien zit hij daarin. Ik weet dat ook niet. Ja , ze zeggen zij niet alles tegen mij hé.” Ik kan zo goed toneel spelen. (…) Ze hebben alles verplaatst, de aardappelen en alles om te kijken of hij er echt niet onder zat. Ze hadden het uiteindelijk wel door dat ik ze had beetgenomen.

Maar mijn moeder was thuis, maar ze bleef in de keuken. En ik moest dat weer oplossen want ik wilde hen niet alleen laten. Ik zei hen : “Ik vertrouw jullie niet hoor.” Ze waren met twee en gewapend. En ik zei hen dat ze maar dat geweer moesten wegdoen want jullie kunnen hier niemand doodschieten. Ik zie nog : “Misschien zit hij in de kast of onder het bed.” (lacht)

Eigenlijk wist ik ook niet waar hij was. Ze zouden niet tegen ons zeggen, dan zouden we ons niet verklappen ook hé.”[793]

           

“Dat heb ik nog geweten, goed geweten. Het was voor de knechten (jongens), voor A. en J., om te weten waar ze zaten. Ze keken of we geen brieven hadden of zo. Maar alles wat ze anders nog vonden, namen ze ook mee.”[794]

“Alleen het ergste was dat ze mij hebben bedreigd omdat ik niet wilde zeggen waar pepa was hé. Ze staken mij in de kelder, met twee of drie, van ons huis. (beschrijft kelder) Daar moest ik tegen de muur staan. Och… De ene had een revolver vast en ze waren met twee. Ik dacht dat ze met twee of met drie waren. En ze bleven maar zagen en : “Zeg het dan toch!” en “We gaan u doodschieten en zeg het dan toch!” Ja heel de tijd bedreigden ze mij. Dat duurde precies eeuwen.(….) Maar of het lang duurde, dat weet ik niet. Maar op de langen duur, zijn ze dan toch weggetrokken omdat ik dat toch niet zei hé.”[795]

 

Het oppakken van mensen vraagt wel enige organisatie. In de eerste plaats is er nood aan lokalen. In de stadsschool, gelegen in de Pélichystraat, heeft het Geheim Leger een aanklachtbureel opgericht “om alle klachten op te nemen tegen verraders en verraadsters van ons land. (…).”[796] Voor sommigen zou de stadschool de eerste halte zijn geweest alvorens ze in één van de twee andere interneringskampen in Izegem worden ondergebracht.

 

         “Ze hebben dan vader naar de stadsschool gedaan.”[797]

 

De Schoolkolonie heeft begin september hals over kop het Kasteel Ter Wallen verlaten om plaats te maken voor de leden van de AB. Het kasteeltje is één van de twee voorlopige interneringscentra in Izegem. Daar worden mannen en vrouwen, gescheiden, opgesloten. Weldra kampen de verzetslieden met plaatsgebrek en laten op het terrein enkele barakken optrekken.[798] Enkele vrouwen hebben geluk en krijgen een eigen kamer.

 

“ (…)Ze sliep in een grote kamer en toen ze mij zag, eiste ze van W. dat ik in haar kamer zou komen slapen en niet in die keuken, waar ze allemaal op een hoop zaten. Door die vrouw, kreeg ik dus ook een voorkeurbehandeling. (…).”[799]

 

De Blauwe Brigade heeft beslag gelegd op het huis en de magazijnen, toebehorend aan p.v.b.a. Vandewalle.[800] De geïnterneerden ondergaan soms een brute en vernederende behandeling.

 

De mannen moesten ondermeer met een vod het hekken van het kasteeltje afvegen. De mensen kwamen hen dan uitjouwen, en daar waren grote meneren bij, o.a. Vandemoortele van de olieslagerij, en dat was een chique meneer.[801]

 

Met hun 41 manschappen is de AB in de meerderheid.[802] Het OF beschikt over een 20-tal manschappen.[803] De groepscommandant of opperoverste van de AB is André Deschrijvere. Luittenant Emiel Vanrumbeke staat hem bij. Volgens de uit te voeren diensten is er één bediende, een overste voor de voeding van de geïnterneerden en twee helpers, een autogeleider en iemand die instaat voor de controle. Misschien wel één van de voornaamste taken is het optrekken van de wacht. De ‘wachters’ zijn ingedeeld in drie groepen en vervullen hun wachtdienst in ploegsysteem.[804] Aan het hoofd van elke groep staat een wacht- of groepsoverste.[805]

 

Toch blijven het Kasteel Ter Wallen en de gebouwen aan de Zuidkaai geïmproviseerde interneringskampen, die dienst doen als wachtplaats.

Dat de interneringen in Izegem een geïmproviseerd karakter hebben, blijkt ook uit de financiering ervan. De hele zaak van de interneringen bezorgt de gemeente uiteindelijk een financiële kater. Alle gemaakte kosten voor voedsel, verwarming en verbouwingen, komen op de rekening van de gemeente terecht.[806] Op 8 november 1944 stuurt de burgemeester een zeer dringend verzoek naar het ministerie van financiën voor een tussenkomst.[807]

 

Ofwel worden de geïnterneerden na verloop van tijd terug vrij gelaten ofwel worden ze naar andere interneringskampen overgebracht. In het stadsarchief van Izegem hebben we verschillende lijsten teruggevonden van geïnterneerden. Het hoogste aantal is 111 personen, waarvan 64 uit Izegem en 22 uit Emelgem. De rest is afkomstig uit andere gemeenten. De combinatie van twee documenten levert een totaal op van 14 vrouwelijke geïnterneerden. Onder hen bevindt zich één vrouw van Sint-Andries Brugge. Vier Izegemse vrouwen worden terug vrijgelaten op 10, 27 of 30 september, drie andere vrouwen worden overgeplaatst naar een interneringscentrum (IC) in Brugge en bij nog eens drie andere staat slechts een nummer, waarvan we de betekenis niet kunnen achterhalen..[808]

 

Het bewind van het ene interneringskamp verschilt soms heel erg met een ander. Een vrouw getuigt van het hemelsbrede verschil tussen het regime in Kortrijk en dat van Sint-Kruis.

 

“Na een hele tijd, het was dan al in februari, hebben ze mij dan met enkele andere vrouwen naar Kortrijk gebracht, in een school : St-Niklaas of het Fort, in één van die twee. Daar ben ik maar een dag of drie geweest. Gelukkig want ik zou er krankzinnig geworden zijn.

Ja. We zaten daar allemaal in klaslokalen. We zaten daar allemaal in rijen. Je moest kijken naar diegene die voor je zat. Praten mocht niet met mekaar. Je mocht naaien of iets anders. Maar er was geen gelegenheid tot gezelschap. Eén keer per dag werden we dan allemaal buitengelaten. Iedereen moest dan achter mekaar lopen. Je kreeg de kans niet om met iemand te spreken. Kijk, dat was vreselijk.

Dat waren nonnen. En ik kan u verzekeren: geraffineerd waren ze!

We moesten dan ook allemaal om de beurt douchen in het zelfde lokaal waar iedereen zat. Er was niets van privacy en niets van contact. Ik was dus reuzeblij dat ik achter drie dagen buiten was.”[809]

 

Het overplaatsen van geïnterneerden begint eind september 1944. Nog tot eind november 1944 stellen bedrijven een vrachtwagen, met of zonder chauffeur, ter beschikking van de A.B. en het O.F. voor het afhalen en vervoer van gevangenen.[810] Voor de meeste geïnterneerden is het IC Sint Kruis Brugge de eerste stopplaats in een tocht van oneindig veel overplaatsingen van het ene naar het andere IC of gevangenis. Een kleine minderheid wordt vanuit Izegem naar Kortrijk overgebracht. Heel wat Izegmnaren komen later ook in het IC ‘de Vikings’ in Kortrijk terecht. Het is bijna een onmogelijke opdracht om voor elke Izegemnaar na te gaan in welk IC of gevangenis hij of zij heeft vastgezeten en in welke volgorde. We hebben wel aanwijzingen gevonden in het archiefmateriaal. Izegemnaren zouden in de volgende plaatsen geïnterneerd zijn geweest : gevangenis van Merksplas, gevangenis Verviers, gevangenis Zwartberg Beverloo, gevangenis Koersel Beeringen, IC Turnhout Antwerpen[811], IC Hermniksem, gevangenis in Gent, IC Lokeren, IC Ruislede, gevangenis St. Gillis, Vorst, IC Ieper,[812]

 

Het feit dat geïnterneerden systematisch in officiële gevangenissen en interneringscentra buiten Izegem worden geplaatst, betekent voor de familieleden van de geïnterneerden vaak de rompslomp van vermoeiende reizen met pakjes.

 

“Mijn vader en twee broers zaten in de bak. Dus wij deden niets anders dan naaien om te overleven en ook om pakjes te verzenden naar de 3 gevangenen. Ze zaten allemaal verspreid. Ik zeg het dikwijls hé : Ik heb alle gevangenissen van België gedaan. We hebben ze regelmatig bezocht en pakjes meegegeven.”[813]

 

Voor sommige kinderen is het hard om hun vader in de gevangenis te moeten bezoeken.

 

“En in de gevangenis was het nog slechter.(…) Hij heeft nog in de gevangenis in Doornik gezeten. En dan weende hij en zei : “Lieveke ge gaat me nooit meer weerzien. Ik ga hier dood. ’t Is hier mijn ende.” Hij was veel vermagerd ook. Hij had diarree, met bloed. Ze hebben hem toch verzorgd. Dat is dan toch overgegaan.

(…) Maar ik zie hem nog altijd staan en zijn hoofd tegen de tralies slaan en zeggend : “Je zult je vader nooit meer terug zien.”

Dat is hard. Ik zou nog wenen als ik eraan denk. Ik zie dat nog voor mij. Ik zag mijn vader graag al was hij dan nog zo streng. Ja, hij had een beetje hetzelfde karakter.(…) Dat beeld van mijn vader die gebroken is, zal mij tot aan mijn dood bij blijven. (geëmotioneerd) Dat was de enigste keer dat ik hem heb gezien zonder moed, courage en gebroken. Hij was dan gebroken. Ik dacht dat dat juist was dat hij niet meer zou terugkeren hé.”[814]

 

Daarnaast worden kinderen ook geconfronteerd met de afkeurende houding van de omgeving tegenover de interneringen.

 

Hetzij door volwassenen …      

 

“(…)Ik zat op mijn knieën voor mijn bed : ik was bezig mijn corseetje aan het opendoen. Zuster Jozefa kwam daar – ik was zo beschaamd dat ik daar zo op mijn knieën zat, daar in mijn sleppe – en ze zegt : “Je kunt zien dat je dat hier nooit aan iemand zegt. Want je bent het enigste kind van de hele school van wie de vader binnenzit.” Maar jongens toch : de helft van de school hun vader zat binnen.”[815]

 

Hetzij door andere kinderen…

 

“En dan riepen ze : “B., En waar is je vader?” en “Ze hebben hem gepakt.” en “Wanneer gaat hij naar huis komen ? Hij zal nooit meer komen en ze gaan hem doodschieten…” En ik zei dan : “Hij zal morgen naar huis komen.” En ’s anderendaags : “Is hij al thuis ?” “Nee, maar hij zal morgen wel naar huis komen.” En altijd maar : “hé hé , hij zal nooit meer naar huis komen…” En spugen naar ons.(…)

“(…)Iemand kwam naar mij en vroeg : “Je vader, is dat G.B. ?” En ik zeg : “Ja.”. “Ewel”, zei ze, “Je bent er wel mee. Ze gaan hem doodschieten. ’t Staat in de gazette.” Maar ik was om dood te gaan hé. Ik was om dood te gaan. En dat durfde ik ook niet vragen aan moeder of dat waar was. (…) Ik weet ook niet of dat om te beginnen al in de gazette gestaan heeft. Dat weet ik ook niet.[816]

 

Wanneer het interneringskamp of de gevangenis te ver afgelegen is, blijven vrouwen en kinderen via brieven in contact met de geïnterneerde.[817]

 

Veelal is het de kostwinner, vader of broer, die geïnterneerd is. Moeder en kinderen moeten het hoofd boven water zien te houden in de eerste plaats door het heft in eigen handen te nemen.

 

“Ik moest voor de kinderen zorgen. J. was dan geboren in ’44. Zo, na de oorlog, heb ik meer J. opgekweekt dan moeder. Moeder zat altijd aan haar machine. Er moest geld binnenkomen want vader was niet thuis. En aan 16 jaar ben ik dan gaan werken voor het kindjesgeld. Ik kon dat dan krijgen. En zo ben ik moeten gaan werken hé.”[818]

 

De grote verantwoordelijkheid is voor velen, op zeer jonge leeftijd, zwaar om dragen.

 

“Dat is iets wat mij zwaar gevallen is, de verantwoordelijkheid die ik als jong kind heb moeten dragen. (…) Het is al van het moment dat je nog maar een ‘wup hoog’ bent, dat je al moet rondkijken waar iedereen is, er zorg voor te dragen. Ik was nog geen 3,5 jaar oud en moeder had al vier kinderen. Dit is bijna niet te doen. Een mens kan dat niet aan. Je bent groot gebombardeerd en je bent zelf maar een ‘wup hoog’.(…)”[819]

           

Ik had dan alles, alles op mijne nek. Ik deed de was, de strijk , koken, confituur maken. Alles, alles deed ik.”[820]

 

“Ik vond dat ik veel te veel moest doen. Dat was veel te zwaar voor mij en ook : de verantwoordelijkheden kwamen allemaal op mijn nek terecht.(…)

Mijn broer was dan ook al thuis en begon te weven. En ik moest van langs om meer doen. Ik moest de menage doen en ik moest dan nog breien voor hem. Ik moest twee kleedjes per dag breien. (legt uit hoe het in zijn werk ging) en ik zat daar dikwijls tot één uur ’s nachts. En om zes uur riep hij : “Opstaan hé!”.(…)”[821]

 

Anderzijds ontstaat er ook een onderlinge solidariteit, die zich onder verschillende vormen manifesteert. Zo zijn er kleine groepjes, in hoofdzaak vrouwen, die grote gezinnen van zogenaamde zwarten materieel bijstaan.

 

“We kochten wol en Anneke en haar zus maakten dan die kleedjes en we gingen dan rond voor Sint-Niklaas voor de kinderen waarvan dat de vader in de bak zat. (…).”[822]

 

“En we waren dan in het koor, het Gudrunkoor van Rika Demoen van Roeselare. En met al die gastjes samen – de een breide, de ander naaide(…) – gingen we dan gaan vragen bij de mensen wat ze ’t meest nodig hadden hé. Dan gingen we voor Sint-Niklaas een beetje speelgoed geven voor de kleinsten (…) of rondgaan voor kerstpakken voor die die in de bak zaten.(…)”[823]

 

“Mijn zus en ik zijn verschillende keren mee geweest met Madame Depoortere, naar gezinnen waarvan de man vastzat met pakskes enz. Dat was Madame die dat organiseerde. Meestal met ons drieën. Dat moest eigenlijk niet zoveel bekend gemaakt worden.(…)

We gaven voedsel en van alles. Dat waren gezinnen met vier of zes kinderen. We hebben heel veel andere mensen geholpen. Dat was geen lolletje, allemaal opgroeiende kinderen. (….).”[824]

In veel gevallen vindt men werk bij gelijkgezinden, die eventueel ook op de één of andere manier nadelige gevolgen van de repressie ondervinden.

 

“Ik heb dan gediend bij Madame Sintobin, haar zoon zat ook kort, van de borstelfabriek.. (…) Ik zou misschien niet graag bij andere mensen hebben gewerkt. Je weet niet wat ze je allemaal zouden kunnen doorsteken en alles wat je ging moeten doen en horen. Ik weet het niet of dat ging moeilijk zijn of niet.”[825]

 

In Izegem trekt een pater, van de orde van de Kapucijnen, zich het lot van vrouwen aan, die het vanwege de repressie moeilijk hebben om te overleven. Op zijn manier probeert hij hen te helpen.

 

“Hij is nog bij ons geweest. Om ons te leren spinnen, om die wol te kunnen verkopen. Wij hebben dat nooit verkocht, we hebben dat gehouden voor ons. Er zijn er wel die zich daar op toegelegd hebben. Vrouwen van wie hun man een hele tijd weg zat en die daar dan pulls van breiden om te kunnen verkopen. Maar ja dat was ook niet zo veel. Ik weet niet hoe ons mensen dat allemaal hebben kunnen doen.”[826]

           

Ja, hij kwam dan met wol om te spinnen. We moesten dan iets op ons naaimachine zetten. (…) Ja, dat was een pater die de mensen hielp in nood. (…). Ik heb dan we heel wat gesponnen, toch een week lang.”[827]

 

Sommigen krijgen ook financiële steun.

 

“(…)Maar financieel werden we van iedereen geholpen. Nu en dan zat er een enveloppe in de bus. We hadden ook een rijke familie en een tante non van de Arme Klaren in Kortrijk. Ze gaf ook een enveloppe. We vroegen aan niemand iets, maar ze gaven het uit zichzelf.”[828]

 

Naast hun taken en opdrachten met betrekking tot interneringen, onderhoren verzetslieden collaborateurs. Wellicht afhankelijk van het verdict worden zij al dan niet ondergebracht in het Kasteeltje Ter Wallen. Door middel van chantage probeert een vrouw zich van een verhoor te ontdoen.

 

“Een keer.(lacht zenuwachtig) Ik zei ze direct iets en het was onmiddellijk gedaan. Want ja, ik had iets gezien hé, ik had iets gezien. Dat was van de zuster van één van de Witte Brigademannen. Toen de Duitsers binnenkwamen, had ze een hele dag met een Duitse officier gezeten, terwijl wij in de kelder zaten. Het was ook ene die er niet bang van was. Ik wilde dat juist zeggen en ik mocht weer vertrekken. (…)

Het enige wat ze vroegen was of ik een zwarte rok droeg. Maar ik had één aan. En ik zeg : “Noem eens de vrouwen die geen zwarte rok aan hebben.” Ze waren de draad kwijt hé, ze wisten niet meer wat gevraagd.(…)

Het heeft misschien maar 10 minuten geduurd. Want er was iemand voor mij. Ik kan niet meer zeggen wie. En ik stond te wachten en met mijn wachttijd ben ik 10 minuten weggeweest.”[829]

           

Om te vermijden dat het verzet al te veel macht naar zich toe haalt, aarzelen de autoriteiten niet om over te gaan tot ontwapening en demobiliseren van de Geheim Leger en de Partizanen of het Onafhankelijkheidsfront. Halfweg oktober 1944 is er in de berichten, gericht aan het Hoog Commissariaat Voor ’s Lands Veiligheid, al sprake van demobiliseren in Izegem. Van in het begin schijnen er problemen te zijn met het OF, die niet onmiddellijk de wapens wil inleveren. In december 1944 heeft men nog een intensieve handel in wapens ontdekt. De handel      “se fait par des membres des P.A. (c’est toujours la bande de Wevelgem, Isegem, Ingelmunster et Roulers,- avec nouvelle succursale à Courtrai (…).) Plus de 100 mitraillettes ont déjà été achetées aux troupes anglaises. Ils sont certains que les P.A. arrangent un mauvais coup. Ils ont des réunions secrètes presque toutes les nuits où les chefs- ou d’autres – des environs arrivent par petits groupes de 2 ou 3.(…).” [830] De PA stellen zich ook weerbarstig op om de door hen bezette gebouwen aan de Zuidkaai in Izegem te ontruimen. De burgemeester constateert op 1 december 1944 dat het eigendom van Vandewalle nog altijd door hen bezet is.[831] Twee weken later kan Vanden Bavière op 15 december 1944 opgelucht melden dat de PA de gebouwen hebben verlaten.[832]

 

Inmiddels is het Geheim Leger ontbonden op 25 oktober 1944. Waarschijnlijk heeft de burgemeester een groter vertrouwen in deze weerstandsgroepering want in een brief aan de minister van financiën stelt hij voor om een 40-tal personen voor de verdere bewaking van de geïnterneerden in dienst te houden op het Klein Kasteeltje.

 

Het is niet omdat de weerstand wapens heeft moeten inleveren of gebouwen ontruimen dat ze helemaal monddood is, integendeel. Ze blijven ijveren voor een rechtvaardige, in de meeste gevallen, strengere bestraffing van de collaborateurs.

 

De communisten pakken uit met een ander wapen, namelijk de pers. De Bevrijding, een krant van de Vlaamse Communistische partij verschijnt wekelijks en beslaat de regio Zuid West-Vlaanderen.[833] Vanden Bavière vat de inhoud als volgt samen : “A violent campaign is launced against the collaborators and the black marcket. (…).”[834] Er is een rubriek voorzien met de laatste berichten voor Izegem. In harde bewoordingen stellen ze de vroege vrijlatingen van geïnterneerden, die bij naam worden genoemd, aan de kaak.

Ze organiseren een manifestatie voor de zuivering, maken deel uit van een zuiveringscomiteit, wijzen Izegemse bedrijven aan, die volgens hen onterecht niet gestraft zijn geworden en varen sterk uit tegen de katholieke krant De Mandelbode, die volgens hen de waarheid verzwijgt.[835]

Tussen de regels lezen we dat de communisten hun imago, dat intussen gedeeltelijk geschaad is, weer wat proberen op te poetsen. Normon, één van de leidersfiguren van de Izegemse communisten, benadrukt dat een betoging voor ‘zuivering’ niet gelijk staat met een oproep voor plundering.[836] De Bevrijding is sterk ideologisch gekleurd maar kaart niettemin reële problemen aan voor Izegem. Terecht verwijten ze De Mandelbode stilzwijgendheid met betrekking tot repressie. Het klopt inderdaad dat dezelfde krant af en toe een loopje neemt met de werkelijkheid door de anti-communistische berichtgeving. Maar evengoed bezondigt de De Bevrijding zich aan een te eenzijdige invalshoek. De vroegtijdige vrijlating van geïnterneerden vormt een ander groot probleem dat we eveneens in andere bronnen beschreven zien. Bijna wanhopig vraagt burgemeester Allewaert op 17 juli 1945 de gouverneur voor een oplossing te zorgen.

 

“(…) In de laatste weken werden wederom verscheidene personen in vrijheid gelaten, waarover zich iedereen verwondert. Zoo onder andere Dokter S., door velen gezien in zwart uniform en propaganda voerende.

Voor deze loslating dienen nu een getuigschrift van Maurice Tack, chef van de O.F. en van André Deschrijvere, chef van den A.B.. Men verzekert dat de bezwarende papieren uit het dossier verdwenen zijn.

Langs de kust loopen twee jongelingen uit Izegem dien aan het Oostfront hebben gediend en zwarte kleederen hebben gedragen. (…)

Niemand durft nog getuigenissen afleggen tegen een of ander persoon, daar onmiddellijk dit gekend is door de familie die allen druk uitoefent om deze te doen intrekken of te verdraaien, en de mensen niet meer gerust gelaten worden.(…)

Ik hield eraan, Heer Gouverneur, U dit bekend te maken om verdere loslatingen te voorkomen en ernstig werk te bekomen van de verantwoordelijke personen. (…).”[837]

 

De vervroegde vrijlatingen in 1945 zijn misschien een doorn in het oog geweest van velen maar is zeker geen algemeen gegeven. Sommige mannen blijven langer dan 1945 geïnterneerd. We kunnen enkel een voorbeeld geven uit één bron. Uit de steekkaartenbak van het IC Sint Kruis halen we 27 Izegemnaren. Van deze groep situeert de piek van de vrijlatingen zich in het jaar 1947, waarvan sommigen misschien ook ‘vervroegd’ zijn uitgevoerd.[838] Van de weinige vrouwen, die na hun opsluiting in Izegem naar een ander interneringskamp zijn overgebracht, kennen we maar van één vrouw het moment van vrijlating. Voor haar moet dit ook in 1945 geweest zijn.[839] Om hieruit af te leiden dat vrouwen minder lang vastzitten dan mannen zou een overhaaste conclusie zijn.

 

IV.3.2.3. Andere gezichten van de repressie in Izegem

 

De andere vormen van repressie hangen in de praktijk soms als een ketting samen met elkaar. Talrijke voorbeelden staven deze vaststelling Maar het geval van oorlogsburgemeester Depoorter illustreert deze mengvorm van repressiemaatregelen misschien nog het best. Op persoonlijk en familiaal vlak worden hij en zijn gezin tijdens de bevrijdingsdagen door ‘de straat’ aangepakt. Van overheidswege wordt hij uit zijn ambt van burgemeester gezet. Een tijdlang brengt hij door in een interneringskamp, loopt een veroordeling op en verliest bepaalde rechten.

 

Toch is deze samenhang geen noodzakelijke voorwaarde. Wat de vrouwen van Izegem betreft is er bijvoorbeeld maar één vrouw met een veroordeling die ook geïnterneerd is geworden. De andere veroordeelde vrouwen hebben we niet in de lijsten van de geïnterneerden teruggevonden.[840]

 

IV.3.2.3.1. Zuivering van particuliere organisaties

 

Al tijdens de oorlog staat de Heilig Hartschool in Izegem bekend als een ‘Duitse school’, alias ‘Hitlerschool’. Er doen zich de eerste weken van september ’44 samenscholingen en wanordelijkheden voor om en rond de school.

 

“Enkele dagen na de bevryding heeft er by de heropening van genoemde school een soort protestbetooging plaats gevonden, van wege de ouders wier kinderen daar ter school gingen en welke wenschten dat VANDEKERCKHOVE, evenals de andere meesters (…), werden verwijderd.(…).”[841]

 

Pastoor Sobry van de H. Hartparochie zou in een drukwerkje hebben laten weten dat klachten over de onvaderlandse houding van de onderwijzers van de school mogen worden ingediend.[842]

 

Op 12 september’44 worden de schoolbestuurder Vandekerckhove en de vier onderwijzers, Saelens, Parret, Bekaert en Denys door de plaatscommandant kapitein Devos geschorst om orde en rust te kunnen handhaven.[843] Ongeveer een maand later herroept de bisschop de schorsing van Vandekerckhove en hij wordt in zijn ambt hersteld.[844] De vier geschorste onderwijzers krijgen een tijdje geen wedde.[845]

De terugkeer van de vier geschorste onderwijzers in het voorjaar van 1945, zet opnieuw kwaad bloed bij sommigen. Tegen alle vroegere onderwijzers van de H. Hartschool – dus ook tegen de ongestraften – wordt een anoniem pamflet verspreid.

 

De onderwijzers ad interim stoken hun leerlingen op : “Maak u maar gereed, de zwarten komen terug!”.[846] Anderen geven uiting aan hun woede door over te gaan tot hardere acties.

Toch stelt de arrondissementscommissaris iets eigenaardigs vast aan de hele zaak. Het is zo dat “ (…) voor min of meer alle verdachte onderwijzerskrachten der school; ’t algemeen gevoelen in stad schijnt te zijn dat ze Duitsch gezind waren, doch bewijzen zijn er weinig of niet te vinden. (…)”[847]

Het debacle van de zuivering in de Heilig Hartschool toont duidelijk aan hoe de inrichtende macht van een school en de overheid het op dat vlak grondig oneens kunnen zijn met elkaar. In principe wordt de zuivering van het vrij onderwijs toevertrouwd aan de inrichtende macht, in dit geval de bisschop.[848] Maar wanneer deze beslissing indruist tegen de publieke opinie van de bevolking in Izegem kan dit ernstige spanningen opleveren.

 

Vandekerckhove is ook lesgever in de Stedelijke Nijverheidsschool[849] en wordt in die hoedanigheid door een beslissing van het Schepencollege geschorst, met beroving van wedde.[850] Zijn collega, Octaaf Baes, ondergaat dezelfde strafmaatregel. De schorsing van beide leraars krijgt na verloop van tijd een verlenging. Op 4 oktober 1946 vindt een onderhoor plaats met het oog op het eventueel nemen van een tuchtmaatregel voor Baes.[851]

 

Vanzelfsprekend heeft burgemeester Staes in zijn verslag aan de arrondissementscommissaris over de onderwijsinrichtingen voorgenoemde scholen vermeld. Voor wat betreft het personeel van de lagere school Sint-Jozef en de Vrije vakschool, noteert hij : “In het algemeen correcte houding, doch met een paar uitzonderingen.” In de overblijvende scholen hebben bestuurder, onderwijzers en onderwijzeressen zich gedurende de bezetting correct gedragen.[852]

 

IV.3.2.3.2. Schoonmaak in politiek en ambtenarij

 

De benoemingen in het gemeentebestuur die tijdens de bezetting zijn gebeurd, worden naar aanleiding van de bevrijding van Izegem ten niet gedaan. Op 23 september 1944 hebben de volgende wijzigingen zich voorgedaan :

 

“ (…)De h.h. Cyriel Staes, wettige burgemeester en Emiel Allewaert wettige schepen, zijn terug in dienst getreden, in vervanging van de h.h. Paul Depoorter en Jozef Vangheluwe, respectievelijk aangesteld tot burgemeester en schepen tijdens de duitsche bezetting. De heer Marcel Vandommele[853], die insgelijks tijdens de bezetting tot schepen werd aangesteld tengevolge van de aanhechting van de gemeente Emelgem bij het grondgebied der stad Izegem, werd eveneens uit zijn ambt ontzet.- Het wettig schepencollege is voltallig. (…).”[854]

 

Volledigheidshalve voegen we eraan toe dat het voltallig schepencollege bestaat uit burgemeester Staes en schepenen Allewaert, Sintobin en Vandeputte. De laatste twee genoemden waren ook schepen voor de oorlog en zijn dus wettig benoemd.[855] Met andere woorden ze blijven dus schepen aan. Deze schijnbaar logische gevolgtrekking houdt geen rekening met de besluitwet van 8 mei 1944 die een schorsing voorziet voor ambtenaren die al voor mei 1940 in dienst waren en op wie enige verdenking van incivisme weegt.[856]

 

Achter de schermen ontstaat er in Izegem inderdaad enig geharrewar omtrent het aanblijven van de schepenen Sintobin en Vandeputte. Sommige Izegemnaren kunnen dat niet verkroppen. Ze laken het gedrag van de twee schepenen tijdens de oorlog en verzoeken de gouverneur dezelfde maatregel toe te passen zoals in Brugge. Daar zou een gelijkaardig geval geleid hebben tot een schorsing.[857] Op de provincie legt men de brief niet zomaar naast zich neer. We hebben het Provinciaal Archief van Brugge documenten teruggevonden die peilen naar de achtergrond van de twee schepenen. Maar waarschijnlijk weegt de aanklacht niet zwaar genoeg door voor een ingreep in de samenstelling van het schepencollege.

 

Van het administratief personeel zijn er in Izegem behalve de gemeentesecretaris nog twee bedienden vervangen.[858]

Al de leden van het politiekorps, uitgezonderd de toenmalige politiecommissaris, een politie inspecteur en een tijdelijk toegevoegd veldwachter – jachtwachter, hebben zich correct gedragen, aldus burgemeester Staes.[859]

 

IV.3.2.3.3. Militaire rechtbanken

 

Het is de krijgsauditeur die de bestraffing van de incivieken opvolgt. Voor het melden van bepaalde feiten kunnen Izegemnaren op 3 en 4 mei 1945 terecht in het stadhuis want dan zetelt er een substituut van de krijgsauditeur op het stadhuis.[860]

 

Waarop Lermyte steunt voor zijn overzicht van veroordelingen van Izegemnaren, weten wij niet. Hij benadrukt met klem dat hij de semi-officiële bron niet mag prijsgeven. Uit de bron “blijkt dat 180 Izegemnaren gevangenisstraf kregen, en vier de doodstraf. Er was ook nog één voorwaardelijke gevangenisstraf. (…) Heel wat van die straffen werden later ongedaan gemaakt of verminderd. Volgens onze bron werden in totaal 443 “feiten” bestraft. De meest voorkomende redenen waren : de wapens hebben opgenomen tegen België of zijn bondgenoten, wat in feite neerkwam op ongeoorloofde wapendracht (102), propaganda hebben gemaakt voor de vijand (47), lidmaatschap van het VNV (40) of van De Vlag (39).

Die laatste vormen van lidmaatschap hadden gewoonlijk levenslange ontzetting uit de burgerrechten tot gevolg, al werd daarvoor ook iemand tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. De gegevens zijn te summier om veel conclusies toe te laten. “Wapens hebben opgenomen” betekende b.v. voor de ene zes maanden, voor de andere levenslang.”[861]

 

Lermyte is zodanig discreet dat hij zelfs het geslacht van de 180 mensen niet prijsgeeft. Dat is natuurlijk knap vervelend wanneer je vooral op zoek bent naar vrouwen of de verhouding tussen vrouwen en mannen.

Als we bedenken dat we uit het Belgisch Staatsblad 70 uittreksels van vonnissen hebben gehaald, waarvan 9 vrouwen en 61 mannen, dan is het cijfer van de 180 gevangenisstraffen bijna fenomenaal. Daarbij komt dat de uitspraken van de krijgsauditeur niet allemaal betrekking hebben op een gevangenisstraf. Soms is er alleen maar sprake van vervallenverklaring van bepaalde rechten. Vanzelfsprekend moeten we bij onze eigen gegevens rekening houden met een marge waarin fouten en onnauwkeurigheden zijn opgenomen, zodat het aantal vonnissen in werkelijkheid vermoedelijk hoger ligt. Maar dan nog blijft het verschil tussen beide bronnen heel groot.

In het Kortrijksch Handelsblad vinden we vier namen van Izegemse vrouwen, die een gevangenisstraf hebben opgelopen, variërend van 1 tot 5 jaar .[862]

 

Soms gaat men over tot andere praktijken om strafvermindering of vervroegde vrijlating te bekomen. Op dat moment kan geld deuren openen.

 

“Op een keer belde die substituut en zei: “Geef me 6 000 fr. Als je nu niet betaalt, dan ga ik geen substituut meer zijn en dan zal ik er niets meer kunnen aan doen. We hebben dan natuurlijk betaald. Dat was iets van 6 000 fr en zoveel. En dat hebben we dan betaald. Ja, dat was het.”[863]

           

“Een moeder van een auditeur zei : “Als je mij 75000 BF geeft, zal hij binnen de kortste keren vrij zijn.” Moeder had een beetje geld gekregen van haar vader en broers en zusters. Ik ben mee geweest met mijn moeder, dat was op de Doornikse Wijk in Kortrijk, maar wie dit precies was, weet ik niet. Moeder heeft het geld afgegeven. Die vrouw was heel vriendelijk en alles zou in orde komen. Maar moeder was haar geld kwijt en vader is toch niet vrij gekomen daardoor. Dat was pure aftroggelarij. En er zijn veel zulke dingen gebeurd. Moeder is dat nog een paar keer terug geweest naar dat mens en zij beloofde steeds dat het in orde kwam, maar …”[864]

 

Een gevangenisstraf gaat bijna altijd vergezeld van andere sancties. In sommige gevallen wordt aan de veroordeelde het verbod opgelegd om zich opnieuw in zijn thuisgemeente of streek te vestigen.[865] De aalmoezenier van het I.C. bemiddelt op 15 maart 1949, in de zaak van V.W., voor wie een vrijstelling uit het I.C. nakende is. V.W. zoekt op dat moment naar werk en wil als oudere broer het gezin, waarvan vier kinderen in Izegem verblijven, opnieuw herenigen.

 

Intussen is de moeder, mevrouw V. overleden, aan de verwondingen die ze tijdens de bevrijding heeft opgelopen en de vader, V.F., is nog steeds geïnterneerd. Een terugkeer naar zijn geboortestad is voorlopig onmogelijk omdat verblijf hem daar is ontzegd. Het antwoord van de burgemeester op het verzoek om toch in Izegem te kunnen wonen, getuigt van een afwachtende houding.[866]

Maar blijkbaar is de zaak dan toch geregeld halverwege juni van datzelfde jaar. Want E.P. Juvenalis, aalmoezenier van het ICB, Leopoldsburg, schrijft V.W. een brief die geadresseerd is in Izegem.[867]

 

In een ander geval vraagt H.K., met het oog op zijn vrijlating in 1949 uit het IC Beverloo, toestemming aan de burgemeester om te mogen terugkeren naar Izegem. Deze terugkeer stelt voor de burgemeester geen problemen.

 

“(…)Van mijnentwege bestaat er geen bezwaar dat U bij uwe eventuele invrijheidstelling alhier bij uwe echtgenote zoudt terug komen wonen. (…).”[868]

 

Sommige mensen, al dan niet veroordeeld, kiezen er vrijwillig voor om Izegem te verlaten en zich in een andere stad te vestigen.

 

“En uit de streek … Dat is heel belangrijk dat je uit de streek bent. Je ziet dat niet meer. Je denkt daar niet meer aan, vermits je… hé. Dat is heel belangrijk. Ik vind dat heel belangrijk.”[869]

 

“De rijkswacht had dat dan gezegd tegen mijn vader, toen hij zich ging aangeven : “Als je verstand hebt : ga weg uit Izegem.” (…) Ze hebben ons nooit verplicht te vertrekken.” (…).

Brugge was een droom om te wonen, in vergelij­king met Izegem. Bekrompen van geest.(…)”[870]

 

“D.G. : We kenden beter Oostende dan Izegem.

D.H. : We waren daar veel geruster. We waren eigenlijk een beetje haatdragend tegen de Izegemnaars.

D.G. : Ja,ja. We gingen er niet meer naartoe. We hadden daar niets meer verloren.

D.H. : We hadden die mensen niets misdaan en ze plunderden en ze pakten. We waren precies gelijk…”[871]

 

“Ik ga nooit meer naar Emelgem. Ik heb altijd gezegd dat ik daar niet wilde blijven. Ik ging daar niet meer kunnen aarden. Mijn kinderen mochten zeker niet… Dat had te maken met die repressie.(…).”[872]

 

“Bovendien, zijn we niet meer in Izegem gebleven. Zo dus, …

(man : We hadden een aversie tegenover Izegem… ’t is moeilijk om daar nog terug te keren. Ik zou daar niet willen terugkeren en R.. ook niet…)”[873]

 

Een aparte sanctie die ook wel voorkomt naast of in combinatie met de gevangenisstraf is het sekwester. De goederen van de verdachte vallen onder een stelsel van dwangbeheer tot het strafbeding geëindigd is en bij veroordeling tot aan alle geldelijke verplichtingen jegens de Belgische staat voldaan is.[874] In Izegem is een agentschap van de Dienst van het Sekwester, Marktplaats, Kantoor der Registratie en Domeinen. De onder sekwester geplaatste goederen moeten nauwkeurig worden bijgehouden. Daarom laat de dienst van het sekwester het volgende weten aan de bevolking van Izegem :

“De bezitters van zulkdanige waren of goederen zijn meestal gekend. Indien zij verzuimen de voorgeschreven aangifte te doen, zullen zij onverbiddelijk vervolgd en gestraft worden. (…).”[875]

 

Vaak gaat het over onroerende goederen en domeinen. 

 

“De firma heeft dan onder sekwester gestaan. Wanneer precies, weet ik niet meer. Ik zat toen op school en ik weet dat niet meer. Maar ik weet dat ze toen onder sekwester stond en dat was meneer Perpète die daar verantwoordelijk was. Dat was iemand die aangesteld was van het gerecht.

En moeders vader is gestorven in 1946. Wij hadden toen zwarte kleren nodig. Moeder ging naar nonkel L.die toen op dat moment in het bureau zat en vaders broer was, en nonkel L. zei : “Ik heb geen geld. Waar moet ik dat gaan halen ?” Mijn moeder schreide en meneer Perpète zei : “Madame, wat scheelt er ?” En moeder legde het uit. Dat wij met zovelen waren en dat haar moeder gestorven was, en dat wij moesten zwarte kleren hebben. Hij vroeg hoeveel ze nodig had. Moeder zei : “Ik weet dat niet juist.” En hij zei : “Ga en koop wat je nodig hebt. En zeg mij dan hoeveel je nodig hebt.” Zij heeft dan geld gekregen van die Perpète. Het was een hele strenge mens, maar heel rechtvaardig.

Hij moest dat leiden van de staat, maar wanneer dat sekwester opgegeven werd, dat weet ik niet meer. Hij was op dat moment baas van die firma, mijn moeder had daar niets meer te zeggen, en nonkel Leonel ook niet. Die was simpel bediende. Veel groot inkomen hadden ze in elk geval niet, al wat ze deden was een beetje reparatie.”[876]

 

Soms kan men beslag leggen op kleinere zaken zoals bijvoorbeeld boeken. Dit overkomt M.J., die gewaar wordt dat de regeling van de inbeslagname door het sekwester soms wel eens met de natte vinger wordt toegepast. In het voormalig bureel van M.J., op het politiekantoor, zouden nog boeken van hem liggen. De burgemeester weigert hem die boeken terug te geven onder het voorwendsel van inbeslagname door sekwester. Deze sanctie is volgens de burgemeester nodig

 

“omdat J. zijn ceremoniekostuum niet aan de stad had teruggegeven, - ceremoniekostuum dat verdween of vernield werd samen met de volledige inboedel zijner woning in Septemberdagen 1944.”[877]

 

Ook hier springt de aalmoezenier van het ICB Leopoldsburg in de bres om de zaak in der minne te kunnen oplossen.

 

“Aangezien aan belanghebbende nooit een in beslagname werd “betekend”, het geen naar mijn bescheiden mening toch bij afschrift van proces-verbaal moet gebeuren, (…), meen ik, geachte Heer Burgemeester, dat U met mij zult besluiten dat Jules er ten zeerste aan houdt dat die boeken hem eenvoudig teruggegeven worden.(…).”[878]

 

In een ander geval kan de deurwaarder die is aangesteld voor het inventariseren van de in beslag te nemen goederen, niet echt rekenen op een vriendelijke ontvangst.

 

“ (…) Ze zijn wel alles komen optekenen. Ja, kijk, dat ben ik nog vergeten vertellen. Ja, ze gingen alles verkopen. Wanneer of wat precies dat weet ik niet meer. De deurwaarder tekende al onze konijnen op en moeder zei : “Als je terugkomt, zal ik ze allemaal hebben opgegeten.” “Awel”, zei hij, “Dan zul je zoveel moeten betalen!” Opeens zei hij : “De wekker, o, ik heb de wekker vergeten!” “Als je niet maakt”, zei moeder, “dat je hier weg bent, smijt ik hem op je hoofd.” Moeder zei dan : “Als je alles verkocht hebt, dan zet ik alle negen mijn kinderen op de tafel. Wie stelt er dan die in ?” Je moet dat ne keer peinzen … (grinnikt) Ja, ze zijn alles komen optekenen. Later is daar niets van gekomen.”[879]

 

Tot slot vermelden we nog de sanctie op militaire vlak, waardoor de veroordeelden een “schrabbing als milicien of militair” krijgen.[880] We hebben hier maar enkele sancties opgenoemd die vasthaken aan een veroordeling tot gevangenisstraf. Er zijn er nog meer.

 

Voor een overzicht van de strafbare feiten, focussen we enkel op de Izegemse vrouwen. De feiten waarvoor vrouwen een straf oplopen, zijn verklikking (2), lidmaatschap van de DeVlag (5), dienst bij Deutsche Rote Kreuz (1)[881], lidmaatschap DMS (1), lidmaatschap VNVV en DMS (1) en lidmaatschap van VNVV (1).[882]Niet verklikking – uit de resultaten van Huyse en Dhondt blijkt dat 60% van de verklikkingszaken door vrouwen gepleegd zijn[883] – maar lidmaatschap van de DeVlag komt het meest voor.[884]

Een verklaring is misschien te zoeken in de sterke werving voor het Oostfront in Izegem, die onder andere door DeVlag wordt georganiseerd. Als er zoveel mannen vertrokken zijn naar het Oostfront, hoeveel (toekomstige) echtgenotes of zussen hebben zich dan geen lid gemaakt van DeVlag ? Dat de motivatie voor lidmaatschap niet louter ideologisch is geweest, blijkt uit volgende verklaring van de verdediger van een beschuldigde :

 

“Zijn vrouw was lid van de Vlag, juist om pakjes op te sturen voor haar zoon, die in Duitschland verbleef.(…).”[885]

 

Dit voorbeeld kan misschien – in het licht van de verdediging – een gekleurde versie zijn van de realiteit.

 

Vrouwen voeren ook nogal eens het praktische werk uit bij de DeVlag : als begeleidster meereizen met de kinderen van de Kinderlandverschickung, het secretariaatswerk,…en zijn zich daarom van weinig of geen kwaad bewust.

 

“DeVlag was heel cultureel want daar was een heel mooi tijdschrift aan verbonden. Er waren ook voordrachten en filmvoorstellingen. In zekere zin waren dat publiciteitsfilmen voor de beweging. Wij zagen daar geen publiciteit in. Bijvoorbeeld een film tegen de joden, ik zeg maar iets, wel, wij zagen daar een mooi verhaal in. Wij huilden van ontroering. Of bijvoorbeeld die film over een paard : “Reitet für Deutschland” noemde die film. Ik zal het nooit vergeten. Maar wij zagen daar geen publiciteit in hé. Dat was de bedoeling dat ze dat daar lieten indruppelen. Ik heb dat pas achteraf beseft. Nu zie je dat wel zo.(…)

Dat was voor mij plezant dat ik op een bureau mocht zitten en dat er dan mensen voorbij kwamen en dat er iemand kwam om iets te vragen of om eenvoudig om een praatje te doen. Ik vond dat plezant, maar politiek heb ik daar nooit in gezien, nooit.(…)”[886]

 

In Izegem worden onderhoren ingericht om meer informatie te bekomen over de werking, de organisatoren en de leden.

 

“Ik heb wel eens moeten verschijnen voor een militair. Het was wel geen auditeur, maar toch iemand van die bureau. Hij heeft mij eens werkelijk op de rooster gelegd over de DeVlag. Die man zei zelf dat al mijn problemen kwamen doordat men niemand anders hen inlichtingen zou kunnen geven. Maar ja, ik kon dat dus niet geven. Meer ondervragingen heb ik eigenlijk nooit gehad.“[887]

 

Ook bij andere strafmaatregelen, speelt het lidmaatschap van DeVlag een rol. Dit ondervindt een vrouw, naar aanleiding van het verlies van rechten.

 

“Wel, in Kortrijk zeiden ze dat ik lid geweest was van DeVlag. Ik zei dat ik nooit lid geweest was van DeVlag. Dan zeiden ze : “Je hebt toch pakjes verstuurd ?” Ik zei :”Naar de soldaten heb ik nooit pakjes gezonden, wel naar mijn broer die in Duitsland werkte.” Dat was juist ook : ik er had nooit geen gezonden.(…)

Och, dat heeft niet te lang geduurd. Ah ja, ze hebben ook gevraagd van die vergaderingen. Er ging daar een vergadering zijn in Roeselare in naam van de vrouw van Jerome. Zie je, ik was altijd gevraagd in de plaats van zijn vrouw omdat zij niet kon gaan. Ik weet niet wanneer of van wat. De vergadering is in elk geval niet doorgegaan – er was zeker iets gaande aan het front, dat ze achteruit gingen, of zo.

In Kortrijk vroegen ze dus welke vergadering dat was en ik antwoordde dat ik het niet wist. Ja, ik had een uitnodiging gekregen en het was dus van de post dat ze dat wisten hé.”[888]

 

IV.3.2.3.4. Burgerlijke epuratie

 

Deze vorm van repressie, die een zuivering van ongure elementen uit de maatschappij beoogt, sluit heel nauw aan bij de vorige strafmaatregel. Het is namelijk dezelfde krijgsauditeur die namen op een epuratielijst schrijft. Op die manier verliezen mensen een gedeelte of al hun rechten, bijvoorbeeld om te gaan stemmen. “N.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 maakte het gemeentebestuur een lijst op van de kiezers die ten gevolge van de epuratiemaatregelen niet mochten stemmen.”[889] Uit de andere bovengenoemde semi-officiële bron haalt Lermyte ook dat zeven mensen voor twintig jaar en 65 levenslang uit hun burgerrechten worden ontzet, zonder dat er een verdere straf komt bij kijken.

 

Wat de opvallende aanwezigheid van vrouwen in de burgerlijke epuratie betreft[890], spreken de aantallen, die we uit onze bronnen hebben afgeleid, misschien in dezelfde lijn. Slechts 4 van de 15 vrouwen hebben een gevangenisstraf opgelopen. De andere uitspraken van de krijgsauditeur betreffen vervallenverklaringen van rechten, waarvan de meeste vrouwen na een tijd weer in hun rechten of een deel ervan worden hersteld.

 

Vanuit deze vaststelling vloeien heel belangrijke vragen voort met betrekking tot de rechtspraak. Hoe komt het dat vrouwen minder tot een gevangenisstraf worden veroordeeld ? Begaan zij effectief minder zware delicten dan de mannen ? De vraag is natuurlijk of burgerlijke epuratie een minder zware straf is dan een gevangenisstraf ?

 

Toch blijft de vraag waarom vrouwen minder tot een gevangenisstraf worden veroordeeld ? Zou het kunnen dat vrouwelijke beschuldigden alleen al door hun vrouw zijn – samen met de beeldvorming daarover – een andere straf krijgen toebedeeld ? Een systematische vergelijking van eenzelfde delict in het ene geval begaan door een man, in het ander begaan door een vrouw, kan misschien een antwoord geven op die vragen. In principe is zo een onderzoek niet onmogelijk, ware het niet dat juist de rechtspraak toegepast voor de bestraffing van collaboratie een bijzonder grillig karakter vertoont. Vooral de gebruikte strafmaat lijkt soms onderhevig aan de willekeur van tijd en ruimte.[891]

 

IV.3.2.3.5. Bewijs van Burgertrouw

 

Waar het verval van rechten erop gericht is incivieken uit het openbaar leven te verbannen is het bewijs van burgertrouw een middel om de onvaderlandse Belgen ook buiten het publieke domein aan banden te leggen.[892] Voor tal van aangelegenheden moet het bewijs van burgertrouw worden voorgelegd. Zo ook voor het recht op een premie of een goedkope lening voor de bouw of de aankoop van een huis.

 

“Volgens het aantaal kinders kreeg je een schone premie. (…)? Wij hadden er vijf – de tweeling was geboren – en mijn man is gaan kijken om ook te bouwen. Hij had geen burgerrechten en daar hadden we daar geen recht op. (…).”[893]

 

L.I. heeft er aanvankelijk geen erg in dat ze niet over het certificaat beschikt, totdat ze op het stadhuis moet zijn. Want ze heeft een toelatingsbewijs nodig om haar broer te kunnen bezoeken in een interneringskamp.

 

Maar ik ging eigenlijk naar het stadhuis voor een bewijs van goed gedrag en zeden. We moesten dat hebben om naar Beverlo te gaan om te bezoeken. We moesten dat bewijs hebben. En ik ging naar het stadhuis. Maar ik kreeg geen bewijs. (…)

Doordat ik bij de zwarten gerekend was, had ik dat bewijs niet gekregen. En er hing daar een lijst uit in het stadhuis. Ik heb niet geweten wat er op stond. Ik heb hem nooit gelezen. En de secretaris zei : “Heb je die brief niet gelezen ?” Ik zei daarop : “Van alles wat er daar op staat, ik ben daar nergens niet in geweest.

Ik heb een brief gekregen dat ik mijn burgerrechten kwijt was en ik ben moeten naar Kortrijk gaan voor mijn burgerrechten.(…)

Het was ook in Kortrijk dat ik zei : “Een advocaat kan ik niet betalen.” Het was dan dat ze zeiden : “Ze heeft geen geld maar ze kan wel zo een mooie handtas kopen.” (lacht hartelijk) (¼)”[894]

 

Ze moet naar Kortrijk gaan om haar Bewijs van Burgertrouw terug te krijgen.

 

“Ik ben dan naar Kortrijk geweest voor mijn burgerrechten hé. Ik wist niet of ik ze terug gekregen had of niet. Ze rabbelden dat daar af en ik verstond er geen jota van. Ik stond er veel te ver van en ze vezelden maar. En ik dacht : ik ga nergens gaan. En als er stemming is en ik mag gaan, dan betekent dit dat ik mijn burgerrechten terug heb. Uiteindelijk heb ik mijn stembrief ontvangen. Dus moest ik niet meer naar het stadhuis gaan.”[895]

 

Terwijl het voor de ene blijkbaar weinig moeite kost om het certificaat opnieuw in handen te krijgen, moet een andere, bij wijze van spreken, bergen verzetten. Zo is er het geval van Y.S., die naar eigen mening ten onrechte ervan wordt beschuldigd lid geweest te zijn van de D.M.S en een uniform gedragen te hebben van de beweging.[896] Ze gaat in beroep tegen de beslissing, die haar het Bewijs van Burgertrouw om die reden ontzegt. De zaak wordt aanhangig gemaakt de 14de december 1946. Y.S. roept de steun in van het instituut waar ze middelbaar onderwijs heeft gevolgd en van de hogeschool waar ze op dat moment studeerde.[897] De directies van deze instituten getuigen allebei ten gunste van Y.S. Op 3 februari 1947 wordt haar moeite beloond en ontvangst ze een positieve beslissing van de Beroepscommissie i.z. bewijzen van burgerdeugd, die haar zaak heeft behandeld :

 

“(…)Aangezien het onderzoek door de Beroepscommissie ingesteld heeft laten blijken dat geen enkele persoonlijke daad van “incivisme” ten laste van beroepster bewezen is;

                                                                    Gehoord de beroepster;

                                                                    Om deze redenen

                                                                    B E S L I S T :

         Het beroep in te willigen en het bewijs van burgerdeugd te verleenen.(…).”[898]

 

We voegen er wel aan toe dat de vader van Y.S. een zware veroordeling heeft opgelopen.[899] Sinds de bevrijding is hij voortvluchtig. Dit verklaart misschien waarom de familieleden worden aangepakt. Toch ziet de Beroepscommissie in dat :

 

“Aangezien de Duitschgezindheid der ouders S. op zich zelf geen reden daarstelt om een hunner kinders het bewijs van burgerdeugd te weigeren; (…)”[900]

 

IV.3.2.4. De (bestuurlijke) draad van voor de oorlog wordt weer opgepikt

 

Op bestuurlijk vlak heeft men dus in Izegem vanaf het moment van de bevrijding met de borstel van de repressie een schoonmaak gehouden in de politiek en de ambtenarij.[901] De gemeente Emelgem vaart weer haar eigen koers. Burgemeester neemt opnieuw de burgemeesterssjerp op, die hij in 1942 had moeten afgeven, maar niet voor lang. Omdat hij tot lid van de Bestendige Deputatie is verkozen, verwelkomt hij op 4 juli 1945 Emiel Allewaert op het stadhuis als zijn opvolger.[902] Op 30 september 1944 verklaart de voorzitter van de gemeenteraad dat “Het Besluit van 27 April 1941, door de duitsche bezettende overheid uitgevaardigd, waarbij het de gemeenteraden verboden werd te vergaderen, (…)” tot onwettig verbod vervalt.[903]

 

De eerste jaren blijven nochtans getekend door de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. Het is een periode van feestelijkheden en rouwplechtigheden, van het blijde verwelkomen van teruggekeerde politieke gevangenen en weggevoerde arbeiders en het treuren om wie het leven heeft gelaten, van het zoeken naar vergelding en het proberen te vergeten. Dat de ravitailleringsdienst met het einde van de oorlog niet onmiddellijk de boeken sluit, betekent dat nog veel (levens)middelen op de bon staan. Vooral het tekort aan kolen vormt voor velen de grote kopzorg.

 

In het politieke landschap zijn de grauwe, strakke uniformen vervangen door het veelkleurig plunje van de verschillende politieke partijen. De eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen vinden plaats in 1946. De deelnemende partijen die opkomen zijn : de katholieken getooid met het nieuwe CVP-kleedje[904], de Socialisten en de Communisten. Als gevolg van de epuratiemaatregelen worden 76 mannen en 15 vrouwen een stemverbod opgelegd. Eveneens door het avontuur van de collaboratie tijdens de oorlog ligt de Vlaamse Beweging even stil in Izegem. De beweging hoeft tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 niet te rekenen op een eigen spreekbuis. Misschien past de afwezigheid van de lijst van de Gemeentebelangen, die de rexistische toer was opgegaan, in de tijdsgeest van de repressie.

 

Waarschijnlijk ook typisch voor het tijdsklimaat is de hoge score van de communisten met 4,38% van de stemmen. De Socialisten behalen 21,90% van de stemmen. Maar de eindzegen gaat naar de CVP met ongeveer 75% van de stemmen, waardoor de partij twaalf van de vijftien zetels krijgt.[905]

 

De Belgische vrouwen krijgen uiteindelijk stemrecht voor de wetgevende verkiezingen bij wet van 27 maart 1948.


 

Twee uitenlopende reacties van vrouwen uit Izegem op deze gebeurtenis, tegen de achtergrond van de repressie :

 

“D.G. : Ja, we waren er niet mee gediend dat we moesten gaan stemmen. Dat brengt toch allemaal niets op. Ik heb er nooit behoefte aan gehad, zeker nooit nog met politiek bezig te zijn. Want toen ik getrouwd was, hebben ze mij komen vragen of ik op de lijst van de VU wilde staan. Ik heb gezegd : “Nee, nooit meer.””[906]

 

“We waren wij blij dat wij onze stem mochten uitbrengen. (…)

Ja, dat is nog versterkt. Er zijn er die het allemaal van zich afgesmeten hebben, die niets meer met politiek te maken willen hebben.

Maar van ons, dat is gelijk altijd voort. Wij hebben dat niet van ons kunnen afzetten. We zijn weer opnieuw begonnen, we zijn weer in van alles actief geweest, ondanks alles.”[907]

 

De intrede van vrouwen in het nationaal kieskorps heeft geen schokgolf veroorzaakt in de politieke wereld en het parlement blijft een mannelijk bastion.[908]

 

Vanaf 1945 zijn de gemoederen in Izegem verhit geraakt rond de Koningskwestie. Dankzij het vrouwenstemrecht in 1948 mogen vrouwen hun stem uitbrengen tijdens de nationale volksraadpleging, waarbij ze zich voor of tegen de terugkeer van de koning kunnen uitspreken. In het arrondissement Roeselare – Tielt worden 84,70% stemmen uitgebracht voor de terugkeer van de koning. Heeft dit eclatant succes - het percentage koningsgezinden ligt in het land nergens hoger dan in dit arrondissement - te maken met de extra aandacht voor vrouwen in de voorbereidende campagnes ?[909]

 

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 komt ‘de Gemeentebelangen’ weer op, die onmiddellijk twee zetels binnenrijven of 17,95% van de stemmen behaalt. De CVP verliest drie zetels Socialisten winnen er één bij. De Communisten, die over geen enkele zetel beschikken, gaan qua stemmenaandeel een kleine drie procent achteruit.[910]

 

Met het jaar 1952 zijn we ook aanbeland bij het arbitrair gekozen eindpunt van de repressie. “In de herfst van 1952 is de berechting van de collaborateurs een laatste maal de aanleiding geweest voor het aftreden van een minister van Justitie.”[911]

 

Besluit

 

Voor het schrijven van de repressie in Izegem worden we enerzijds gerugsteund door de literatuur over de repressie in België, waaruit we vooral de verschillende verschijningsvormen van de repressie halen. Anderzijds leidt de geschiedenis van het interbellum, met accent op de Vlaamse Beweging en de Tweede Wereldoorlog, met het accent op collaboratie en verzet, tot een beter begrip over het ontstaan en verloop van de repressie in Izegem.

 

Het raamverhaal van deze geschiedenis draagt, ondanks de talrijke fragmenten van vrouwen, een mannelijk karakter. Dit komt doordat we vertrokken zijn vanuit de vraag : Wat bestaat er aan materiaal over repressie ? De algemene literatuur over de repressie in Izegem laat – bewust of bewust, vanuit het principe : algemeen staat gelijk met mannelijk – de vrouwen expliciet buiten beschouwing. Wat het bronnenmateriaal betreft, is er, zoals eerder vermeld, de grote leemte en ontoegankelijkheid van archiefstukken. Vandaar dat de vele fragmenten uit de interviews in dit hoofdstuk voorlopig slechts een supplementaire rol vervullen. Toch dragen ze hier al bij tot een genuanceerder, meer doorleefd beeld van de werkelijkheid.

 

De repressie in Izegem tegen de collaborateurs - de kleine incidenten tijdens de oorlog niet meegerekend – manifesteert zich vanaf de ‘geïmproviseerde’ bevrijdingsdag op kermiszondag, 3 september 1944. Dit is de start van de eerste golf van straatrepressie, getekend door plunderingen. In mei ’45 moet er, afgaande op de literatuur en mondelinge getuigenissen, een tweede golf van plunderingen hebben plaatsgevonden. Maar dit zien we nergens bevestigd in de archieven. Wel worden tijdens het voorjaar van ’45 verschillende aanslagen op collaborateurs gepleegd.

 

Tijdens de straatrepressie worden mannen en vrouwen opgepakt en opgesloten in de stadsschool, het Kasteeltje Ter Wallen (Witte Brigade) of de tegelfabriek van Vandewalle (Onafhankelijkheidsfront). Hoewel het onmogelijk is een exact cijfer te plakken op het aantal geïnterneerde vrouwen en mannen, vormen de vrouwen waarschijnlijk de minderheid. Sommige geïnterneerden worden zonder gevolg weer op vrije voeten gesteld, terwijl anderen overgebracht worden naar officiële interneringscentra of gevangenissen.

 

Intussen gebeurt de wisseling van de macht. Oorlogsburgemeester De Poorter, aangesteld in 1942, wordt vervangen door burgemeester Staes. Twee schepenen worden uit het hun ambt ontzet. De gemeenteraad spreekt een tuchtmaatregel uit tegen twee personeelsleden van de stedelijke nijverheidsschool. Eén van is ook bestuurder van de Heilig Hartschool, die tijdens de oorlog de naam heeft gekregen van Hitlerschool. Vanwege deze reputatie komt de school in opspraak en beroert hevig de publieke opinie. Vier onderwijzers worden voor een tijd geschorst.

 

Als gevolg van het lidmaatschap van één of andere collaboratiebeweging, waarbij de DeVlag sterk geviseerd lijkt te worden, lopen velen een straf op uitgesproken door het krijgsauditoraat. Opnieuw beschikken we niet over absolute cijfergegevens. Via de (heel waarschijnlijk onvolledige) informatie uit het Belgisch Staatsblad en het Kortrijksch Handelsblad komen we tot een groep van 15 vrouwen die met het gerecht in aanraking zijn gekomen. Een derde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf. De rest valt onder de wet van de vervallenverklaring van rechten.

 

In de totaliteit van de mensen die voor de krijgsauditeur worden gedaagd, vormen de vrouwen hier een absolute minderheid. Voor de mannen hebben we 61 uittreksels teruggevonden in het Belgisch Staatsblad. Daarnaast zijn er nog vrouwen aan wie, los van elke andere repressiemaatregel, het bewijs van burgertrouw niet wordt toegekend.

De kwantitatieve benadering is eerder beperkt. Het accent ligt vooral op de kwalitatieve invalshoek, die in het volgend deel verder wordt uitgewerkt.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[708] We eindigen de bespreking van de repressie net als Huyse in het jaar 1952. Naar eigen zeggen is deze keuze arbitrair, toch niet willekeurig. “ (…), in de herfst van 1952 is de berechting van de collaborateurs een laatste maal de aanleiding geweest voor het aftreden van een minister van Justitie.” (HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 11.)

[709] NAESSENS, M., Op. Cit., 345.

[710] Ibid., 327.

[711] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Verordeningen nr. 1001-1055, pak 51 (…) 1001-1020, verslag van 16 september 1943.

[712] SAR, “Izegem. Passieve Luchtbescherming.”, In : De Roeselaarsche Bode, 27 November 1943, 2.

[713] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel : 1944, Brief van het gemeentebestuur van Brugge aan de burgemeester van Izegem op 15 Januari 1944.

[714] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1944- , Zitting van 18 Februari 1944.

[715] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Verordeningen nr. 1001-1055, pak 52 (…) 1021 –1034, Opperwachtmeester Geeraerd aan de burgemeester van Izegem, 19 Maart 1944. (Zie ook : documenten nr. 1025-1026).

[716] DE VOS, L., De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen., Leuven, 1994, 37.

[717] C.I.B., Interview, d.d. 26 januari 2000.

[718] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1944- , Zitting van 14 April 1944.

[719] SAI, voorlopige inventaris, 12 387 B 1940 1945 adma varia, Beschermingsplan, Izegem, den 30n Mei 1944.

[720] VANDEPITTE, P., e.a., Op. Cit., 99.

[721] DE VOS, L., Op. Cit., 40-41.

[722] Ibid., 30-32.

[723] Ibid., 40.

[724] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel : 1944, Brief van de burgemeester aan Biebuyck Germain sectie-overste belastingen op 5 Augustus 1944.

[725] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1944- , Zitting van 11 Augustus 1944.

[726] SAR, “Izegem. Kabaretfeest. Tentoonstelling Geschiedenis van Izegem. (…) Schoolkolonie. (…) Kermis. (…).”, In : De Roeselaarsche Bode, 2 September 1944.

[727] DE VOS, L., Op. Cit., 44-48.

[728] Interview N.M. 02/12/’99.

[729] Zie IV.3.4.2. Repressie van het eerste uur

[730] Armée Belge : Geheim Leger

[731] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In: LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 432.

[732] Ibid., 432.

[733] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 438-439.

[734] HUYBRECHTS, M. en NUIJTTENS, M., “De gewapende weerstand.”, In : Ten Mandere (…), Op. Cit., 49.

[735] LERMYTE, J.-M., “De tweede Wereldoorlog.”, In : Op. Cit.,433. NAESSENS, M., Op. Cit., 381.

[736] LERMYTE, J.-M., “De tweede Wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 433.

[737] PAB, niet geïnventariseerd archief, arrondissement Tielt, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris op 23 September 1944.

[738] Zie Bijlage 3.

[739] DE VOS, L., Op. Cit., 35 en 155.

[740] Kapitein de Groote is de chef van het Geheim Leger in West-Vlaanderen. In Izegem, evenals in andere gemeenten, is de bevoegdheid van kapitein de Groot betwist geworden. (VALLAEY, W. (red.), Roeselare bevrijd van D-day tot V-day 19444-1945. Gids bij de tentoonstelling., Roeselare, 1994, 100.)

[741] Walter Ganshof Van der Meersch staat aan het hoofd van deze dienst. Hij brengt, met de bevrijding, een tiental speciaal opgeleide verbindingsofficieren – zogenoemde Civil Affairs Officers – uit Engeland mee. Deze moeten de richtlijnen van de Hoog Commissaris doorgeven aan de lokale autoriteiten en vooral inlichtingen inwinnen betreffende de veiligheid en de openbare orde van het land. (PAUWELS, W., De Bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog., Antwerpen, 1994, 11.) In het SOMA bevindt zich het archief van het Hoog Commissariaat.

[742] PAB, inventaris 1944, Gemeentepolitie, rubriek 54 1944, rep. E, 778/7, Uittreksel uit het register van handelingen van het Schepencollege der stad Izegem (3 september 1944).

[743] PAB, niet geïnventariseerd archief, arrondissement Tielt, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris op 23 September 1944.

[744] Ibid.

[745] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 431.

[746] Lermyte baseert zich heel waarschijnlijk op het document van ‘De bevrijding in 1944’, uit het ATM, opgesteld in 1969. Grote delen van zijn bijdrage over de bevrijding van Izegem komen bijna woordelijk overeen met dit document.

[747] Anoniem, Interview, 4 december 1999.

[748] M.-J.C., Interview, 29 november 1999.

[749] D.G. en D.H., Interview, 10 februari 2000.

[750] Zie Bijlage 4.

[751] R.V., Interview, 25 november 1999.

[752] SBK, “Een gansche familie uit Izegem voor den Krijgsraad te Kortrijk.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 26 Juli 1946, 1.

[753]PAB, niet geïnventariseerd archief, arrondissement Tielt, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris op 23 September 1944.

[754] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht van De Burgemeester C. Staes, Izegem, den 8 September 1944.

[755] PAB, niet geïnventariseerd archief , arrondissement Tielt, Vredegerechtskanton Moorsele. Gemeente Sint-Eloois-Winkel, Pro-Justitia., ondertekend op 26/10/1944 door de burgemeester van Sint-Eloois-Winkel, Dhr. Vandenbussche. PAB, niet geïnventariseerd archief , arrondissement Tielt, Brief van de burgemeester van Kachtem aan de gouverneur (…) op den 18 October 1944.

[756] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht Stad Izegem, ondertekend : Izegem, den 6 September en den 20 September, De Burgemeester C. Staes.

[757] D.G. en D.H., Interview, 10 februari 2000.

[758] Mevrouw Gabrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[759] Mevrouw Griet Denys, Interview, 2 maart 2000.

[760] SPILLEBEEN, G. en VERBEKE, C., Op. Cit., 20.

[761] PAB, niet geïnventariseerd archief, arrondissement Tielt, Lijst der geplunderde woningen op 3-9-1944, Stad Izegem, Izegem den 23-9-1944.

[762] SAI, voorlopige inventaris, 1 385 WO II Allerlei, Brief van A.B. aan het Gemeentebestuur van Izeghem, Brussel den 10 Juli 1945.

[763] Mevrouw Griet Denys, Interview, 2 maart 2000.

[764] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht stad Izegem, Ondertekend : Izegem, den 31 oktober 1944, De Burgemeester C. Staes.

[765] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit., 437.

[766] R.V., Interview, 25 november 1999.

[767] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[768] Mevrouw Gabrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[769] SAR, Belgian Weekly Report, Roulers 19 April ’45, Vanden Bavière.

[770] In totaal bestaat het gezin uit 8 kinderen. Eén van de kinderen is Mevrouw Griet Denys (een informante),die op dat moment in een kamer aan de achterkant van het huis sliep.

[771] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Izegem, ondertekend te Izegem, den 25-4-1945, Iste Oppwtm. NIVILLE Commandant der Rykswachtbrigade IZEGEM.

[772] Over de ware toedracht van de problematiek die rond deze school, alias ‘Hitlerschool’ : Zie: IV.3.4.3. Andere gezichten van de repressie in Izegem.

[773] SAR, Belgian Weekly Report, Roulers 26 April ’45, Vanden Bavière.

[774] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Izegem, ondertekend te Izegem, den 25-4-1945, Iste Oppwtm. NIVILLE Commandant der Rykswachtbrigade IZEGEM.

[775] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Emelgem, ondertekend te Izegem, den 5 Mei 1945-1945, Iste Oppwtm. NIVILLE Commandant der Rykswachtbrigade IZEGEM.

[776] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Izegem, ondertekend te Izegem, den 11 Mei 1945, Iste Oppwtm. NIVILLE Commandant der Rykswachtbrigade IZEGEM.

[777] SOMA, Archief Hoog Commissariaat voor ’s Lands Veiligheid, Z3    1311, Flandre Occidentale, Map oktober 1944 : Rapport de la situation au 17 octobre, Brugge, 17 octobre ’44 ; Map : april ten en met september ’45, brief van Kortrijk, 16 Mai ’45.

[778] Anoniem, Interview, 4 december 1999.

[779] Mevrouw Rosa Swyngedouw, Interview, 25 januari 2000.

[780] Ibid.

[781] SAR, Belgian Weekly Report, 24 May ’45, Vanden Bavière.

[782] SBK, “Aanhoudingen.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 20 Juni 1945.

[783] Anoniem, Interview, 4 december 1999. Volgens dit getuigenis heeft mevrouw V., naar aanleiding van de verwondingen borstkanker gekregen. Twee jaar later, in 1947, is ze op 51-jarige leeftijd gestorven.

[784] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Izegem, ondertekend te Izegem, den 16 Sept.1945, Adjudant VAN HERCK, Commandant van de brigade. Mevrouw G.V., (één van onze informanten), dochter des huizes, is aanwezig op het ogenblik van de aanslag.

[785] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[786] HUYBRECHTS, M. en NUIJTTENS, M., Op. Cit., 48.

[787] M.-J.C., Interview, 29 november 1999.

[788] LERMYTE, J.-M., “De izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit., 437.

[789] De familie S. is verhuisd in 1942...(Interview Y.S.). We hebben in het stadsarchief nog een papiersnipper gevonden waarop vluchtig iets is neer gekriebeld over dit voorval. “Bij S. te Varssenaere zetels en stoelen weggenomen tijdens het afhalen der vrouw van de vrouw van f. (?) S.” (SAI, niet geïnventariseerd, Allerlei, snipper.)

[790] Y.S., Interview, 11 januari 2000. Over de internering van haar moeder , vertelt mevrouw Y.S. heel weinig.

[791] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[792] D.G. en D.H., Interview, 10 februari 2000.

[793] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[794] V.Y., Interview, 15 december 2000.

[795] Y.S., Interview, 11 januari 2000.

[796] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht stad Izegem, Namens de Onderaardsche Beweging A.B. Gewest Izegem, Armée Belge, Izegem, den 9 September 1944.

[797] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[798] SAI, oude inventaris, Doos 44 4 : Militaire Opeisingen Belgisch Leger (…), Lijst der gedane leveringen en uitgevoerde werken voor rekening van de weerstandsgroepeeringen AB en OF. en betaald door de stad Izegem.

[799] M.-J.C., Interview, 29 november 1999.

[800] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel : 1944, Brief van de burgemeester aan Binnenlandsche Troepen sector West-Vlaanderen (…) op 01.12.’44.

[801] M.-.J.C., Interview, 29 november 1999.

[802] Zie Bijlage 5.

[803] SAI, oude inventaris, Doos 44 4 : Militaire Opeisingen Belgisch Leger (…), Brief van de burgemeester aan het Ministerie van Justitie (…) op 4 December 1944. SAI, niet geïnventariseerd, Allerlei, Brief van A.S.- G.L. Afdeeling Izegem, Izegem den 13 October 1944.

[804] ploeg I van 5u tot 9u en van 13u tot 17u ; ploeg II van 9u tot 13u en van 17u tot 21u en ploeg III van 21 tot 5u. (SAI, niet geïnventariseerd, Allerlei, Blad : Dienst der wachten (…).)

[805] SAI, niet geïnventariseerd, Map : Ondergrondsche Beweging, Brief A.S. / G.L., Izegem, den 18-10-’44.

[806] SAI, oude inventaris, Doos 44 4 : Militaire Opeisingen Belgisch Leger (…), Map : Uitgaven gedaan door het gemeentebestuur voor belgische geïnterneerden, O.F. & A.B. – Kosten terug te betalen door het Ministerie van Justitie.

[807] SAI, oude inventaris, Doos 44 4 : Militaire Opeisingen Belgisch Leger (…), Brief van de burgemeester aan het Ministerie van Financiën (…), op 8 November, 1944.

[808] SAI, niet geïnventariseerd, Map : Ondergrondsche Beweging, Naamlijst der geïnterneerden. SAI, voorlopige inventaris, 17 387 B 1940 1945 admva varia, Lijst der geïnterneerde personen. De enige vrouw, die een tijd in het Klein Kasteeltje opgesloten zat en die we hebben geïnterviewd, kon niet zeggen hoeveel vrouwen daar vast zaten. Zie Bijlage 6 ( Overzicht van vrouwen uit Izegem getroffen door de repressie.)

[809] M.-J.C., Interview, 29 november 1999.

[810] SAI, oude inventaris, Doos 44 4 : Militaire Opeisingen Belgisch Leger (…),Map : Uitgaven gedaan door het gemeentebestuur voor belgische geïnterneerden, O.F. & A.B. – Kosten terug te betalen door het Ministerie van Justitie, Facturen van betrokken bedrijven.

[811] SAI, voorlopige inventaris, Briefwisseling 284 B admi, Boek Secretariaat Briefwisseling 1941-1948, M 5233 – M 5317.

[812] RA-BW, Archief IC Sint Kruis (Brugge) (…), Steekkaartensysteem van de gedetineerden van het IC Sint Kruis (A-Z).[1944-1951], 380-382. RA-BW, Archief Sint Kruis (Brugge) (…), Steekkaartensysteem betreffende de briefwisseling van gedetineerden. (1944-1951).

[813] Anoniem, Interview, 4 december 1999.

[814] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[815] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[816] Ibid.

[817] Zie Bijlage 7.

[818] V.Y., Interview, 15 december 1999.

[819] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[820] Y.S., Interview, 11 januari 2000.

[821] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[822] Mevrouw Rosa Swyngedouw, Interview, 25januari 2000.

[823] Mevrouw Anna Heldenbergh, Interview, 13 januari 2000.

[824] Mevrouw Gabrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[825] R.V., Interview, 25 november 1999.

[826] Mevrouw Gebrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[827] Mevrouw Griet Denys, 2 maart 2000.

[828] Anoniem, Interview, 16 maart 2000.

[829] Ibid.

[830] SOMA, Archief Hoog Commissariaat voor ’s Lands Veiligheid, Z3    1311, Flandre Occidentale, Map oktober 1944 : Rapport de la situation au 17 octobre, Brugge, 17 octobre ’44 ; Map november 1944 : Rapport sur la Réunion du 16 novembre aux “Civil Affairs” rue des Pierres à Bruges, (Brugge ?) Rue Espagnole 9, 16 novembre (1944 ?) ; Map : december 1944 : Situation à Roulers, Brugge, 21 décembre ’44.

[831] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel : 1944, Brief van de burgemeester aan Binnenlandsche Troepen sector West-Vlaanderen (…) op 01.12.’44.

[832] SAR, Belgian Weekly Report, Roulers 15 December ’44, Vanden Bavière.

[833] In het Stadsarchief van Roeselare zijn er exemplaren van deze krant aanwezig. De eerste dateert van 28 januari 1945 en de laatste van 7 april 1946. Dit betekent natuurlijk niet noodzakelijk dat dit effectief het eerste en laatste verschenen nummer zijn.

[834] SAR, Belgian Weekly Report, Roulers 5 April ’45, Vanden Bavière.

[835] SAR, “Izegem. Twee maten… en Twee gewichten.”, In : De Bevrijding, 29 April 1945, 2. SAR, “Izegem. Manifestatie van den weerstand voor de zuivering.”, In : De Bevrijding, 27 Mei 1945. SAR, “Izegem. Wanneer de beurt aan den heer Defauw ?”, In : De Bevrijding, 10 Juni 1945. SAR, “Izegem. (…) (De Mandelbode op de korrel genomen) .”, In : De Bevrijding, 12 en 19 Augustus 1945.

[836] SAR, “Izegem. Manifestatie van den weerstand voor de zuivering.”, In : De Bevrijding, 27 Mei 1945.

[837] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1350 Storen van orde en rust 1945, Brief van burgemeester Allewaert aan de gouverneur van den 17n Juli 1945.

[838] Vrijlatingen in : 1946 : 1; in 1947 : 9; in 1948 : 4; in 1949 : 3; in 1950 : 3. (voor de resterende 7 staat niets vermeld over een vrijlating).RA-BW, , Archief IC Sint Kruis (Brugge) (…), Steekkaartensysteem vande gedetineerden van het IC Sint Kruis (A-Z).[1944-1951], 380-382. RA-BW, Archief Sint Kruis (Brugge) (…), Steekkaartensysteem betreffende de briefwisseling van gedetineerden. (1944-1951).

[839] Hoewel ze dit niet expliciet zegt, kunnen we dat jaartal toch afleiden uit haar verhaal. (M.-J.C., Interview, 29 november 1999.)

[840] Nu moeten we wel voorzichtig zijn met het bronnenmateriaal. De gegevens uit het Belgisch Staatsblad zijn misschien niet volledig. Zie Bijlage 6.

[841] PAB, inventaris 1945, Algemene Politie, Rubriek 65 Archief 1945, Rep. F, 1353 Storen van Orde en rust, Verslag van eener buitengewone gebeurtenis voorgevallen te Izegem, ondertekend te Izegem, den 11 Mei 1945, Iste Oppwtm. NIVILLE Commandant der Rykswachtbrigade IZEGEM.

[842] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit., 438.

[843] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur van 9 Maart 1945.

[844] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1943-1947, Zitting van 17 November 1944.

[845] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1943-1947, Zitting van 17 November 1944 en Zitting van 9 februari 1945.

[846] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit.,

[847] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur van 9 Maart 1945.

[848] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 51-52.

[849] Strikt genomen hoort deze school niet onmiddellijk thuis in dit deel over de zuivering van particuliere organisaties. Toevallig geeft Vandekerckhove ook les in de stadsschool en daarom lijkt het ons overzichtelijker hem hier ook verder te bespreken.

[850] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1943-1947, Zitting van 1 December 1944.

[851] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1943-1947, Zitting van 19 Oktober 1944 en Zitting van den 4 October 1946.

[852]PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, , Map : Epuratie algemeen, Afzonderlijk verslag voor de aangenomen onderwijsinrichtingen van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris op 28.10.1944.

[853] Marcel Vandommele wordt plaatsvervangend gemeenteraadslid.

[854] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, , Map : Epuratie algemeen, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris op 23 September 1944.

[855] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, , Map : Epuratie algemeen, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris den 28n october 1944.

[856] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 34.

[857] AKG, Doos : Schepenen 1941-1944 81 Izegem tot Lapscheure, Izegem, Brief van Een groep weldenkende Izegemnaren aan de gouverneru op den 29 sept. 1944.

[858] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, , Map : Epuratie algemeen, Verslag van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris den 28n october 1944.

[859] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Map : Epuratie algemeen, Verslag over de gemeentelijke en landelijke politie van burgemeester Staes aan de arrondissementscommissaris den 18.10.1944.

[860] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht stad Izegem, Ondertekend : (mei 1945) dd. De burgemeester, E. Allewaert.

[861] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit., 438-439.

[862] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. Nog een verklikster uit Izegem veroordeeld.”, In : Kortrijksch Handeslblad, 11 Januari 1946. “Een gansche familie uit Izegem voor den Krijgsraad te Kortrijk.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 26 Juli 1946, 1. “Krijgsraad te Kortrijk.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 6 Maart 1946. Zie Bijlage 6.

[863] Mevrouw Gabrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[864] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[865] VANDEWEYER, L., e.a., “Repressie.”, In : DE SCHRYVER, e.a., ed. Nieuwe ecncyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, Deel 3, 2597.

[866] SAI, voorlopige inventaris, Doos 383 B 1945 1975 admva, Brief van E.P. Cajetanus, (…) aalmoezenier, IC Leopoldsburg aan college van Burgemeester en Schepenen der Stad Izegem op 15 Maart 1949.

[867] Archief PJ, Brief van Pater Juvenalis (…) aan V.W. op 18 Juni 1949.

[868] SAI, voorlopige inventaris, Doos : Secr. Alg. Bri wi ‘47-’50, Brief van de burgemeester aan H.K. (I.C. Beverloo) op 8 Februari 1949.

[869] Y.S., Interview, 11 januari 2000.

[870] Mevrouw Griet Denys, Interview, 2 maart 2000.

[871] D.G. en D.H., Interview, 10 februari 2000.

[872] G.V., Interview, 28 februari 2000.

[873] Anoniem, Interview, 4 december 1999.

[874] VANDEWEYER, L., e.a., “Repressie.”, In : DE SCHRYVER, e.a., ed. Nieuwe ecncyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, Deel 3, 2597.

[875] SAI, , niet geïnventariseerd archief, Map : Aanplakbrieven – Berichten, periode september 1944/1945, Bericht stad Izegem, Dienst van het sequester.

[876] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[877] Archief PJ, Brief van Pater Juvenalis (…) aan burgemeester Allewaert van Izegem op 7 Juli 1949.

[878] Ibid.

[879] C.I.B., Interview, 26 januari 2000.

[880] SAI, niet geïnventariseerd, Map : Toepassing van artikel. 57 militiewet – Schrabbing van de miliciens en militairen – Ministeriële Onderrichtingen 12 & 13 Februari 1945 SB blz. 720. De namen die in deze man voorkomen stemmen grotendeels overeen met de namen van de Izegemse geïnterneerden en veroordeelden.

[881] In feite worden twee vrouwen ervan beschuldigd in dienst te zijn getreden bij het DRK. De ene vrouw wordt vrijgesproken en de andere wordt veroordeeld tot één jaar gevangenis en ontzetting van alle rechten.

[882] Zie gegevens uit Belgisch Staatsblad en het Kortrijksch Hadelsblad.

[883] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 204.

[884] Zie Bijlage 6.

[885] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. (…).”, In : Kortrijksch Handelsblad, 1 Augustus 1945.

[886] M.-J.C., Interview, 29 november 1999.

[887] Ibid.

[888] I.L., Interview, 3 december 1999.

[889] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : Op. Cit., 438.

[890] Huyse heeft het over een procentueel aandeel van 32% vrouwen in de burgerlijke epuratie ten opzichte van 12% in de vonnissen en arresten. (HUYSE, L. en DHONDT, Op. Cit., 188.)

[891] Zie ook : III.3.2.1. Bronnen.

[892] VANDEWEYER, L., e.a., “Repressie.”, In : DE SCHRYVER, e.a., ed. Nieuwe ecncyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, Deel 3, 2591-2592.

[893] Mevrouw Anna Heldenbergh, Interview, 13 januari 2000.

[894] I.L., Interview, 3 december 1999.

[895] Ibid.

[896] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Lijst der Beroepen in zaak Bewijs van den Burgerdeugd ingesteld voor de Beroepscommissie van het Arrondissement Tielt-Roeselare, Brief van Y.S. aan de gouverneur op 5 October 1946.

[897] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Lijst der Beroepen in zaak Bewijs van den Burgerdeugd ingesteld voor de Beroepscommissie van het Arrondissement Tielt-Roeselare, Brief van Zuster Aleydis, overste van Lyceum O.L. Vrouw van Vlaanderen (…) aan de Voorzitter van de Beroepscommissie op 21 Januari 1947 en Brief van Juffrouw Verstraeten, bestuurster van de Hogeschool voor Vrouwen (…) op 24.1.’47.

[898] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Lijst der Beroepen in zaak Bewijs van den Burgerdeugd ingesteld voor de Beroepscommissie van het Arrondissement Tielt-Roeselare, Beslissing van de Beroepscommissie op 3 Februari 1947.

[899] “S. werd bij verstek veroordeeld tot levenslange hechtenis, de militaire degradatie, de levenslange berooving van alle rechten en de vervallen verklaring van de Belgische nationaliteit. De Burgerlijke Partij bekent de geraagde 260.000 frank. De onmiddellijke aanhouding werd bevolen.Het vonnis zal aangeplakt worden te Izegem en te Kortrijk.” (SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. Aanwerver voor de SS (?) in Izegem krijgt levenslang.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 2 Augustus 1946, 1.

[900] PAB, niet geïnventariseerd, arrondissement Tielt, Lijst der Beroepen in zaak Bewijs van den Burgerdeugd ingesteld voor de Beroepscommissie van het Arrondissement Tielt-Roeselare, Beslissing van de Beroepscommissie op 3 Februari 1947.

[901] Zie : IV.3.2.3.2. De schoonmaak in politiek en ambtenarij.

[902] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : LERMYTE, J.-M., (red.), Op. Cit., 440.

[903] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen in de gemeenteraad Izegem, Boek 1943-1947, Zitting van den 30 September 1944.

[904] De Christelijke Volkspartij is opgericht in februari 1945 en het kerstprogramma wordt op kerstdag 1945 goedgekeurd, waarin onder andere wordt afgestapt van de standenorganisatie. (Zie : DE WACHTER, W., Tussen Staat en maatschappij. 1945-1995. Christen-Democratie in België., Tielt, 1995; 563.)

[905] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : LERMYTE, J.-M., (red.), Op. Cit., 441. Zie Bijlage 8.

[906] D.G. en D.H., Interview, 10 februari 2000.

[907] Mevrouw Gabrielle Vens, Interview, 15 januari 2000 en 5 maart 2000.

[908] VAN MOLLE, L. en GUBIN, E., Op. Cit., 44.

[909] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek van 1945 tot 1964.”, In : LERMYTE, J.-M., (red.), Op. Cit., 444.

[910] Ibid., 446.

[911] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 11.