Vrouwen uit Izegem getroffen door de repressie na de Tweede Wereldoorlog. Een case-study in genderperspectief. (Hilde Timmerman) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
IV. Repressie : onderdrukking of bestraffing?
IV.3.1. Wat vooraf gaat…
Inleiding
Na de duiding van de thematiek begeven we ons naar de plaats onder de kerktoren waar het eigenlijke verhaal zich afspeelt. De kerktoren als zinnebeeld voor de lokale historische bedrijvigheid nemen we over van François.[403] Door onze verhandeling in een lokaal kleedje te stoppen volgen we blijkbaar de mode waarbij de lokale geschiedenis een heropleving kent.[404] De optie voor een lokale geschiedenis is in de eerste plaats pragmatisch van aard. De toepassing van genderpespectief in de geschiedenis – door sommigen ook een nieuwe trend genoemd ! – leent zich het best in een beperkte ruimte.[405]
Doordat we afstappen van de traditionele geschiedenis à la ‘de gemeente X bezet en bevrijd’ krijgt de tekst normafwijkende allures. Het zou heel handig geweest zijn om te kunnen vertrekken vanuit een geschiedenis, die tot in de details kwalitatief en kwantitatief gestoffeerd is met uniek bronnenmateriaal. Zo een studie is voor Izegem echter onbestaande. De voor handen zijnde literatuur over die periode is ontoereikend en divergent van aard.[406] Een duik in verschillende archieven en het struinen in de kranten van toen, stelt ons in staat enkele lacunes op te vullen. Alhoewel we niet arbitrair te werk zijn gegaan, is er toch geen sprake van systematisch onderzoek.[407]
Het resultaat is een relaas met eigen klemtonen, waarbij we ons laten leiden door enerzijds het beschikbare en het zelf gevonden materiaal[408] en anderzijds de getuigenissen van onze informanten. Het verhaal van de repressie in Izegem is als een schilderij waarop bepaalde personages en gebeurtenissen door spotlights extra worden belicht. Dat de personages in hoofdzaak vrouwen zijn, is intussen geen geheim meer.[409] Toch blijft hun getuigenis hier louter beperkt tot een verluchting van de tekst.[410]
De gebeurtenissen die we in de kijker plaatsen zijn mee bepaald door dezelfde vrouwelijke protagonisten, omdat die op de één of ander manier een rol hebben gespeeld in hun (levens)verhaal.[411] Maar we vertrekken logischerwijs vanuit het substraat van het schilderij – de algemene lijnen van de casus Izegem
De concrete afgeleide vragen die we in de probleemstelling noodzakelijk hebben geacht om een geschiedenis van Izegem tijdens de Tweede Wereldoorlog te reconstrueren, worden bepaald door het leidmotief dat Van Doorslaer voorstelt : de (dis)continuïteit die de Tweede Wereldoorlog met zich meebrengt in de geschiedschrijving en de kloof tussen een macro -en microanalytische visie. “Vanuit macro-historisch standpunt, heeft de laatste wereldbrand in België op sociaal en politiek vlak geen grote veranderingen teweeggebracht.”[412] Dit is volgens Van Doorslaer een partieel beeld van de oorlogsgeschiedenis. Wanneer een historicus/a afdaalt in de belevingswereld van de ‘gewone’ man of vrouw (microanalytische visie) dan komt hij of zij tot de bevinding dat de Tweede Wereldoorlog wel als een bijzondere gebeurtenis in het geheugen gegrift staat. [413]
De begrippen continuïteit en discontinuïteit tegenover elkaar afwegen, is inderdaad de boodschap. Want dit kan repercussies hebben voor de loop van de geschiedenis. Deze werkwijze is duidelijk een product van de postmodernistische stroming.[414] [415]
We houden rekening met de methodologische wenken die Van Doorslaer geeft voor studies die collaboratie (en dus ook repressie als uitloper) behandelen. Hij stelt twee belangrijke voorwaarden. De studie moet enerzijds geïntegreerd worden in een globale kijk op alle politieke families en stromingen in de gemeente. Anderzijds moet de periode 1940-1945 niet worden geïsoleerd van de voor- en naoorlog. De repressiegeschiedenis van Izegem starten we daarom niet van 1944, maar vanaf het interbellum. Zelfs voor de bespreking van één gemeente is het belangrijk om een historische ‘background’ steeds voor ogen te houden. Hiervoor baseren we ons op Tollebeek. Dat de Belgische maatschappij sinds haar ontstaan getekend is door drie breuklijnen is genoegzaam bekend. De breuklijnen concentreren zich rond de levensbeschouwelijke, de sociale en de communautaire kwestie. De drie breuklijnen zijn volgens Tollebeek een constante doorheen de geschiedenis tot op de dag van vandaag. Toch bakent hij periodes af waar één kwestie de bovenhand haalt op de twee andere. Zijn indeling ziet er als volgt uit : levensbeschouwelijk : 1830-1890; sociaal : 1890-1935 en communautair : 1935- tot vandaag.
Het tijdsbestek waarin het stuk geschiedenis van Izegem zich afspeelt wordt bepaald door de sociale kwestie tot 1935 en gaat over naar een periode waar de communautaire kwestie het zorgenkind wordt van België.[416]
Eén van de belangrijkste werken voor dit deel is de Geschiedenis van Izegem, tot stand gekomen onder redactie van Jean-Marie Lermyte[417], die overigens zelf veel bijdragen heeft geschreven.
IV.3.1.1. Identiteitskaart van Izegem[418]
Izegem ligt in het zuidoosten van West-Vlaanderen. Dichtbij gelegen grote steden zijn Roeselare op 7 km, Kortrijk op 10 km en Tielt op 11 km afstand in vogelvlucht. De Mandel vormt de noordergrens van Izegem met Kachtem en Emelgem, de twee gemeenten die met Izegem gefusioneerd zijn. Tussen 1863 en 1871 wordt het 16,618 lange kanaal Roeselare-Ooigem gegraven, waardoor de Mandel in feite gekanaliseerd is.
Vanaf de Franse tijd worden de belangrijkste verbindingswegen met andere dorpen en steden voltooid in de vier windrichtingen : in 1811 de steenweg naar Ingelmunster, in 1840 de kasseiweg naar Roeselare, in 1864 de weg naar Sint-Eloois-Winkel en tenslotte in 1874 de weg naar Ardooie. Vanaf 1847 kan men in Izegem de trein nemen. De spoorlijn die door Izegem loopt, verbindt Brugge met Kortrijk. Tussen 1909 en 1952 rijdt er een tram in Izegem.
Officieel telt (klein-)Izegem zes wijken met samen 25 buurten. Van de vijf kastelen die Izegem ooit rijk was, bestaan nog. Het kasteel Ter Wallen, het kasteel Wolvenhof en Schrammens Kasteelke. Vooral het kasteel Ter Wallen, eigenlijk een luxueuze villa, is van betekenis voor de repressie in Izegem.[419] Het inwonersaantal rond het begin van de Tweede Wereldoorlog bedraagt ongeveer 16.000.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog ziet Lermyte twee hoofdkenmerken van de Izegemse politiek. Ten eerste is er het burgerlijk karakter. Hij wijt dit feit aan het geringe aantal stemgerechtigden. Tot 1871 zijn dat er maximum 328, tot 1895 ten hoogste 750. Het socialisme steekt tegen 1914 de kop op maar vormt nog geen politieke macht. Een tweede kenmerk is de dominantie van de katholieke partij. Pas in 1903 ontstaat er een vorm van oppositie, nochtans ook uit katholieke hoek, door een tegenlijst die één persoon naar de gemeenteraad kan sturen. Ondanks herhaaldelijke pogingen slagen de liberalen er niet in in de gemeenteraad te komen. De economische verschillen tussen de katholieken en de liberalen zijn niet noemenswaardig. Afwijkend echter is de visie op de Kerk.[420]
De jongens van ’t Hof van Commerce, een Izegemse rapgroep, slaan de nagel op de kop als ze hun geboortestad omschrijven als “… stad van borstels en schoenen”[421]. Dit zijn inderdaad de twee nijverheidstakken die in Izegem furore hebben gemaakt gedurende een groot deel van de 20e eeuw. Tot op de dag van vandaag gebruikt de stad dit succes als uithangbord. Niet zonder trots halen ook de lokale geschiedvorsers dit feit aan om meer gewicht te leggen in de schaal van hun Geschiedenis van Izegem.
“Izegem dankt zijn faam aan zijn borstelnijverheid en vooral aan zijn schoenproductie. Het Nationaal Schoeiselmuseum (°1967) en het Nationaal Borstelmuseum (°1981) zijn niet toevallig Izegemse musea !”[422]
In aanvang – 19e eeuw – is Izegem een stad die hoofdzakelijk mensen te werk stelt in de landbouw. Naar het eind van de 19e eeuw begint de industrialisatie. De daarmee verbonden mechanisatie vindt ook doorgang in de linnennijverheid, die voor vele kleine landbouwers lange tijd een noodzakelijke bijverdienste is geweest. De borstelnijverheid kent een grote bloei de eerste twintig jaar van de 20e eeuw, maar dan laat de algemene crisis van de jaren ’30 zich in deze sector voelen. De schoennijverheid scheert de hoogste toppen in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. Eveneens van grote betekenis is de voedingsmiddelenindustrie met als belangrijkste onderneming NV Vandemoortele, die na de Tweede Wereldoorlog een grote uitbreiding heeft gekend.[423]
Het culturele leven is doordrongen van de kerkelijke invloed. “Tot 1907 vielen de grensen van de stad Izegem samen met die van de Sint-Tilloparochie. In 1907 ontstond de H.Hartparochie, in 1941 die van de H. Familie en in 1963 ook de Sint-Rafaëlsparochie.” Er zijn in Izegem drie kloosterorden : de zusters van liefde, de zusters van Maria en de paters capucijnen.[424]
“Izegem zou lang een diep beleefd godsdienstig leven kennen. Dat uitte zich in een pleiade van religieuze bonden, verenigingen, acties en druk bijgewoonde missen, ook in de week. De meeste Izegemnaren betoonden grote eerbied en echte volgzaamheid t.o.v. de clerus.”[425] Maar door de invloed van het a-godsdienstige socialisme na de Eerste Wereldoorlog en andere elementen taant de kerkelijkheid.[426]
IV.3.1.2. Izegem tijdens het Interbellum : 1918-1940
In de Geschiedenis van Izegem wordt de Eerste Wereldoorlog zwaarwichtig een breukpunt met het verleden genoemd.[427] Hoewel we een kleurrijk toch ietwat kort verhaal krijgen over de Eerste Wereldoorlog, tasten we in het duister omtrent de zogenaamde breuklijn. Waar ligt precies de breuk met het verleden ? Wat is er radicaal veranderd – want dat is toch de betekenis van een breuk – door de oorlogsgebeurtenissen ? Is het de ingrijpende impact op het leven van de mensen ? Zijn het bepaalde politieke invloeden zoals de versterking van de Vlaamse Beweging of de integratie van de arbeidersbeweging in het politiek bestel[428] ? Of misschien verwijst het breukpunt naar de veranderende positie van Izegem als gemeente in een globale Belgische context. Niettegenstaande het idee niet wordt uitgewerkt, vinden we het toch interessant, als aanzet voor onderzoek, om even te parafraseren. ”Het is ook opvallend hoe Izegem, net als elke andere gemeente, na de eerste wereldoorlog een stuk eigenheid verloor en veel meer ingeschakeld geraakte in een groter geheel. Zo gaat het in een aantal gevallen slechts om een Izegemse afdeling van een Vlaamse of Belgische organisatie.”[429] De vraag blijft of er met de Eerste Wereldoorlog een breukpunt vast te stellen is in de geschiedenis van Izegem of niet.[430]
Wat de evoluties in het interbellum betreft, schetsen we een beeld van de verschillende politieke families.[431] Toch zijn ze het onderling niet altijd eens met elkaar.[432] De burgemeesters uit die periode zijn achtereenvolgens Carpentier (1908-1919), Bral (1920-1921) en Staes (1921-1946). Allen zijn afkomstig uit de katholieke familie. Bral staat voor sommigen symbool voor verzoening tussen de verschillende fracties binnen de katholieke strekking. Eenheid zou de positie versterken tegen de opkomst van de socialisten. Maar juist het geflirt van Bral met de middenstanders is een doorn in het oog van sommige katholieken. Misschien is dit de reden waarom hij maar zo een korte periode volhoudt.[433]
Kapstokken voor die periode zijn de vier gemeenteraadsverkiezingen van 1921, 1926, 1932 en 1938. Een belangrijke vaststelling is dat er socialisten, middenstanders en Vlaams-nationalisten in de gemeenteraad hun intrede doen en oppositie voeren tegen de katholieke partij. Een partij die overigens in 1921 nog sterk staat (+/- 64% van de gemeenteraad) maar tijdens de verkiezingen van 1926 een absoluut dieptepunt kent (+/- 44%). Daarna herstelt ze zich geleidelijk in 1932 (+/- 55%) en klimt terug op (+/- 58%).[434]
Het ledenaantal van de Socialistische Partij groeit na de Eerste Wereldoorlog. In 1911 noteert de partij 48 leden. In 1935 zijn dat er 6.740. Er moet worden opgemerkt dat het niet alleen om Izegemnaren gaat. Dankzij de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht bemachtigen de socialisten een aantal zetels in de gemeenteraad. De uitslagen van de vier verkiezingen schommelen rond het gemiddeld aandeel van 19%. Tijdens de verkiezingen van 1932 scoren de socialisten het best. Ze vormen op dat moment ongeveer 23% van de gemeenteraad en beschikken over drie zetels. Op dat moment profiteren ze van de afwezigheid van een Vlaams-nationalistisceh lijst. Toch blijven de zitjes beperkt. Nieuw is het feit dat de heersende katholieke partij vanaf nu niet alleen meer af te rekenen heeft met oppositie uit eigen rangen. Een belangrijk programmapunt van de socialisten is de godsdienst. Ze varen uit tegen de vermenging van de godsdienst, die louter een zaak van het geweten is, met andere domeinen in de maatschappij, als de handel, nijverheid, economie en politiek. In het verlengde van dit idee nemen ze het op voor de gemeenteschool. Ze roepen de ouders op hun kinderen naar de stadsschool te sturen.[435] In Izegem bestaat ook een afdeling van het Werkersverweer. Deze socialistische militie gericht tegen het opkomend fascisme kent echter geen succes.[436]
Naast de socialisten zijn de middenstanders een andere groep van betekenis in het politieke wereldje van Izegem tijdens het interbellum. De middenstanders zijn het, bij het begin van de 20e eeuw, erover eens dat ze zich moeten verenigen.[437] De manier waarop dit moet gebeuren is minder eenduidig. Sommigen zoeken onderdak bij de katholieken en anderen opteren voor een politiek neutrale positie. Deze tweespalt tekent zich af in twee afzonderlijke organisaties. De Katholieke Burgersbond is gesticht in 1911 door Jules Gits en Jules Vanhaverbeke. De stichting betekent dat de leden zich distantiëren van de Katholieke Partij. De bond doet alsof ze met de politiek geen uitstaans heeft. Aan de wieg van de Middenstandsbond in 1920 staat Joseph Seynaeve. In wezen verschillen de bonden weinig van elkaar qua organisatie. Het ledenaantal van de Middenstandsbond overstijgt echter duidelijk die van de Katholieke Burgersbond.
De ontstaansreden van de laatste bond draait opnieuw rond de oude twistappel van de politieke neutraliteit. De bond staat voor een ‘onpolitieken Burgersbond’. Maar zelfs in de eigen kringen van de Middenstandsbond is de één al minder onpolitiek dan de ander. Joseph Seynaeve bezondigt zich aan politiek engagement en verlaat rancuneus de Middenstandsbond in 1922.
Wellicht zitten de verkiezingsuitslagen van 1921 daar voor iets tussen want die getuigen duidelijk van een afstraffing van zijn gedragingen. Dit levert een stemmenwinst op voor Robert Gits. Een pittig detail is dat, met de lijst van de middenstanders, Maria Dejaeghere-Wallaert dat jaar als eerste vrouw haar opwachting maakt in het politieke toneel dat tot dan toe enkel mannen heeft opgevoerd. Ze wordt als lijsttrekker gekozen met 237 stemmen, maar een klein jaar later neemt ze ontslag.[438] De ware toedracht van haar ontslag komen we via de literatuur niet te weten. Maar het lijkt niet onmogelijk dat ze door haar achterban weggebonjourd is geworden om op die manier haar plaats af te staan aan een ‘sterkere’ man – Robert Gits – die een hardere oppositie zou kunnen voeren.[439] Twee vrouwen volgen bij de verkiezingen van 1926 het voorbeeld van Maria Dejaeghere-Wallaert, namelijk Julia Wyffels voor de Socialistische Partij en Magdalena Maertens voor de Katholieke Partij. Hoewel Magdalena Maertens op een verkiesbare plaats staat, wordt ze geen gemeenteraadslid. Henri Vanhauwaert krijgt wel die plaats.[440]
Het procentueel aandeel van de Middenstanders in de verkiezingen verloopt in stijgende lijn en vertaalt zich in een stijgend aantal zetels (1 in 1921; 2 in 1926 en 3 in 1932).[441] Toch komen ze in 1938 niet meer op een afzonderlijke lijst. Sommige middenstanders sluiten aan bij de kartellijst van VNV en Rex. Valt deze keuze te verklaren doordat voorman Robert Gits in 1936 provinciaal senator is geworden van Rex ?
Een derde groep die eveneens een andere wind doet waaien in de gemeenteraad zijn de Vlaams-nationalisten. Dit gebeurt met de verkiezingen van 1926. Als het ware vanuit het niets behalen ze meteen een stemmenbeurt waarmee ze ongeveer 18 % van de gemeenteraad inpalmen of twee zetels.[442] Lijsttrekker, apotheker Paul Depoorter en handelsbediende Pieter Bourgeois, bezetten de twee plaatsen.[443] Opmerkelijk is de afwezigheid van de Vlaams-nationalisten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932. Globaal gezien neemt het arrondissement Roeselare-Tielt – de thuishaven van de stichter van het Verdinaso – een uitzonderlijke positie in. In tegenstelling tot andere gemeenten is het verlies voor de Vlaams-nationalisten erg groot.[444] De stichting van een Verdinaso-afdeling in 1931 strooit verwarring in het kamp van de Vlaams-nationalisten waardoor het even een diffuus karakter krijgt. Dit vindt zijn weerslag op de verkiezingen waarbij Lermyte de afwezigheid kernachtig samenvat : “Het Verdinaso wilde niet meestrijden en het VNV kon niet.”[445] In 1938 dingen de Vlaams-nationalisten opnieuw naar een zo groot mogelijk stemmenaantal.
Ditmaal worden ze geflankeerd door enkele leden van de vroegere Middenstandslijst, die nu niet meer afzonderlijk opkomt. De Vlaams-nationalisten zoeken een toevlucht in de kartellijst die VNV en Rex verenigt. De uitslag betekent een procentuele vertegenwoordiging in de gemeenteraad van ongeveer 20% van de stemmenof de bezetting 3 zetels. De zetels gaan naar Joseph Vangheluwe, Martin Demeurisse en de rexist Cyriel Tack.[446]
Merkwaardig is de aanwezigheid van Rex in Izegem. Hoe komt het dat een partij, die vooral succes boekt in Wallonië, het landelijke Luxemburg en bepaalde wijken van Brussel, ‘vaste’ grond onder de voeten krijgt in een Vlaams stadje als Izegem ? Zo stevig is die grond in Izegem wellicht niet geweest. Maar het feit dat er toch een aanhang is en dat een figuur als Robert Gits het schopt tot provinciaal senator van Rex, roept vragen op. Vermoedelijk gaat het vooral om een proteststem vanuit het milieu van de middenstand tegen de traditionele katholieke partij. In Izegem is het al lang geen geheim meer dat het niet botert tussen de middenstanders en de katholieken. Misschien heeft de ‘coup van Kortrijk’ in november 1935 ook in het nabijgelegen Izegem effect gesorteerd.[447]
Vooraleer in te gaan op de context van het Vlaams-nationalisme, staan we even stil bij twee politieke groepen, die toekijken vanuit de mage. Hun belang tijdens het interbellum is bijna verwaarloosbaar. Een liberalen zijn in Izegem niet van de grond gekomen. Mogelijks vinden de liberalen dat hun stem de lijst van de middenstanders wel waard is. Dat sommige liberalen niet Vlaams-nationalistisch zijn aangelegd, bewijzen twee pamfletten opgesteld tegen de Bormsbetoging in 1929.[448]
Eveneens aan de rand, maar toch in mindere mate dan de liberalen, staan de communisten. Tot 1938 wachten ze om de stemmenstrijd aan te gaan. Het levert hen een povere 2% op, waardoor ze naast een zetel in de gemeenteraad grijpen. De onvolledige lijst bevat enkele belangrijke namen zoals die van Deschryvere, Joseph Tack, Antheunis en Jules Normon.[449]
Vanzelfsprekend doemen de Vlaams-nationalisten tijdens de gemeenteraads-verkiezingen van 1926 niet zomaar op uit het niets. Hun politieke aanwezigheid in de gemeenteraad vegeteert in de voedingsbodem van de Vlaamse beweging die sinds de Eerste Wereldoorlog gestaag aan invloed wint in Izegem. Deze tendens op lokaal niveau is een afspiegeling van de gebeurtenissen op nationaal vlak. Om verschillende redenen dringt dan ook een beknopte historische schets van de Vlaamse Beweging zich op. De repressiegeschiedenis – dus ook het verhaal van de vrouwelijke informanten - in het Izegemse hangt grotendeels samen met die beweging. Bij nader toezien heeft de Vlaamse beweging in Izegem enkele figuren voortgebracht die geen blad voor de mond nemen.
Hun stem reikt zelfs verder dan de stedelijke grenzen[450] en weerklinkt onder andere in de hoger regionen van de Nieuwe Ordebewegingen, zoals het Verdinaso en het VNV.[451]
De Eerste Wereldoorlog heeft het Vlaams gevoel, dat voor de 1914 sluimert in een aantal vrijblijvende samenkomsten, bij een aantal mensen weer heftig aangewakkerd. Met name de jongens die aan het front hebben gestaan, vinden het belangrijk te ijveren voor het ‘vlaamsch’ dat in het leger ‘veracht en miskend is geworden’.[452] Oudstrijders – niet allemaal! – verenigen zich in de Vlaamsche Oud Strijders (VOS). In Izegem gebeurt dit vanaf 1920 met als voorzitter apotheker Paul Depoorter en proost onderpastoor Achiel Dewulf. De vossen koesteren politieke ambities, waarvan de afdeling van de Nationale Strijdersbond (NSB), gesticht in 1923, zich distantieert. De voorzitter van de NSB wordt Joseph Strobbe, die de Vlaamse Oudstrijdersbond met een groot aantal leden heeft verlaten.[453]
Lermyte merkt de opvallende aanwezigheid van de religieuzen op in de Vlaamse beweging onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog. Odiel Spruytte [454] is één van die priesters, die proost wordt van het in 1921 opgerichte Algemeen Christelijk Werkersverbond en directeur van de vakschool. Hij verblijft in Izegem van 1921 tot 1925. Voor Lermyte is het niet helemaal duidelijk hoe Spruytte in Izegem ‘getaxeerd’ moet worden. Helt Spruytte over naar het kamp van de syndicalisten of dat van de Vlaams-nationalisten. Het is mogelijk dat deze onduidelijkheid te wijten is aan de toen heersende verwarring. De Wever toont aan dat geradicaliseerde Vlaams-nationalistisch jongeren “geen moeite hadden zich te identificeren met wat we vaag ‘de linkerzijde’ zouden kunnen noemen.”[455]
Maar met het boek van Verstraete, vijf jaar na de Geschiedenis van Izegem verschenen en helemaal gewijd aan Spruytte, krijgen we meer zicht op deze zaak. Het zwaartepunt ligt duidelijk op het Vlaams-nationalisme. Hoewel Verstraete herhaaldelijk wijst op een afwezigheid van een duidelijke stellingname van Spruytte[456], loochenen zijn geschriften en handelingen er toch niet om. Spruytte heeft zijn steentje bijgedragen aan de Vlaamse beweging in Izegem door de oprichting van verschillende bonden, waarbij hij zich vooral richt tot de jongeren. Bekend is de Jongelingenbond (1924) die als doel heeft het “vormen van toekomstige Christene Vlaamsche werklieden”[457]. Spruytte spreekt ook voor de Vrouwenbond of zoals in 1924 in Roeselare op de studiedagen van de Westvlaamse gouwbond van de katolieke Vlaamse Meisjebeweging. Zijn betoog bij deze laatste draagt de titel ‘Wat is de Vlaamsche Beweging ?’.[458]
Beslissend is zijn invloed en betekenis geweest met betrekking tot de scheuring in de Gilde in 1925. Aanleiding voor het conflict is de overstap van de voorzitter van het Algemeen Christen Werkersverbond Leopold D’Hondt, naar de Vlaams-nationalisten. Een eerste barst vertoont zich hiermee in het blok van de bond. Naar aanleiding van de Guldensporenviering in 1925 escaleert het conflict. Spruytte wordt als grote verantwoordelijke aangeduid en moet opstappen. Hij vraag zijn ontslag en wordt overgeplaatst naar Oostende. Prompt reageren Juul Declercq en François Dewulf met de oprichting van een eigen Vlaams-nationalistisch syndicaat.[459] Ze vinden gehoor bij onder andere Frans Sarre en Jeroom Lauwers. Volgens Verstraete wordt deze polemiek nog regelmatig - vooral naar aanleiding van verkiezingen - tot op het einde van de jaren twintig voortgezet.[460]
Verschillende initiatieven komen tot stand in de loop van de jaren ’20.[461] De Vlaams-nationalistische organisaties vinden in 1925 een onderkomen in een pand aan de Marktstraat dat tot Vlaams Huis wordt omgedoopt. Paul Depoorter is voorzitter van een voorlopige beheerraad, waar onder andere de volgende mannen deel van uit maken : handelaar Maurice Vandewalle, ondernemer Julien Buyse, drukker Jules Vandommele, kleermaker Joseph Heldenbergh, syndicaatbediende Jules Declercq en schoenmaker Firmin Vanhauwaert, enz.[462] De officiële inhuldiging van het Vlaams Huis vindt plaats op 17 juli 1927. Aan de optocht nemen volgens De Mandelgalm[463] 3500 personen deel, waarvan 500 Izegemnaren.[464]
Dat ‘grensoverschrijdend’ karakter van de Vlaamse beweging is ook al gebleken uit het huldebetoog aan Odiel Spruytte in 1925, waarop niet-Izegemnaren aanwezig zouden geweest zijn.[465]
In het jaar 1927 tekenen we naast de oprichting van het Vlaams Huis een incident aan dat heftige beroering veroorzaakt in Vlaams-nationalistische kringen, volgens Kimpe, “tot ver buiten Izegem”.[466] Wat zou nu de geschiedenis ingaan als ‘het geval Sarre’ ? Het conflict draait rond het ontslag van Frans Sarre, de sedert 1921 aangestelde onderwijzer in de Heilig Hartschool in Izegem. Sarre, een overtuigd Vlaams-nationalist, blijft vasthouden aan zijn ideologie, zelfs na de uitdrukkelijke veroordeling van het Vlaams-nationalisme door Msgr. Waffelaert. Concreet bekent deze veroordeling voor het onderwijzend personeel in Izegem het verbod van Vlaams-nationistische kranten en tijdschriften. Ook het bijwonen van studiedagen wordt niet toegestaan. Sarre lapt dit alles dus aan zijn laars, met zijn ontslag in 1927 tot gevolg.[467]Msgr. Waffelaert heeft heel waarschijnlijk sedert het voorval van Spruytte en de scheuring binnen de Gilde[468], de gebeurtenissen in Izegem met argusogen bekeken. Dit verklaart deels zijn daadkrachtig optreden in de zaak Sarre.
De achterliggende idee van het hele gebeuren wortelt in de angst van de kerk dat de Vlaams-nationalisten de eenheid in het katholieke kamp zouden aantasten.
Dezelfde dreiging moet het stadsbestuur van Izegem, met de katholieken in de meerderheid, ook gevoeld hebben met de Bormsbetoging in 1929. De pas vrijgelaten Borms[469] begint zijn zegetocht door West-Vlaanderen in Izegem. Joris van Severen wil zich niet neerleggen bij het verbod, uitgevaardigd door burgemeester Staes op 1 maart 1929[470]. De optocht gaat uiteindelijk toch door.[471]
De stempel die de Vlaams-nationalisten op de politiek willen doordrukken, vertoont volgens Lermyte vooral een afdruk van de strijd om de syndicale machtspositie. De politieke vormgeving van de Vlaamse beweging stelt in aanvang weinig voor. Uit de Vossen ontstaat in 1921 de Frontpartij. Daaruit groeit de partij Katholiek Vlaams Nationaal Verbond (KVNV) onder leiding van Paul Depoorter. De stichting van het Westvlaamse KVNV is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het Vlaams-nationalisme en draagt reeds de kentekenen die men later zal terugvinden bij het VNV, namelijk propagandistische overwegingen. Bij de stembusgang van 1926 boeken de leden van het KVNV in Izegem hun eerste succes. Het KVNV zou in zijn bestaan gekenmerkt worden door verlammende ideologische discussies.[472]
Van Severen stapt in mei 1930 op als hoofdman van het KVNV. Vanaf dat moment gaat hij zijn eigen gang en in 1931 sticht hij het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen of Verdinaso.[473] In 1931 wordt een afdeling van het Verdinaso gesticht in het Vlaams Huis in Ingelmunster. Vanaf de jaren ’30 wordt het ernst met de opkomst van een afdeling van het Verdinaso in Izegem. Verschillende werken benadrukken de sterke aanhang in het arrondissement Roeselare – Tielt, in het bijzonder in Izegem.[474] In het kielzog van Juul Declercq, één van de topfiguren van de Izegemse Vlaams-nationalisten en de rechterhand van Joris van Severen, kiezen velen de zijde van het Verdinaso. Depoorter en enkele medestanders weigeren dit te doen en verlaten het Vlaams Huis. Hierdoor verliezen ze letterlijk en figuurlijk een dak boven het hoofd, maar vinden uiteindelijk een onderkomen in het Deltahuis in de Gentsestraat. De verzwakte positie van het VNV staat in schril contrast met de stevige organisatie van het Verdinaso. Zo is er in Izegem ook een Dinaso Militanten Orde, die voor de propaganda en de beveiliging van de meetings instaat. Aan het hoofd staat Jef François. De Izegemnaar Marcel Buyse[475] is vendelleider en Antoon Schelpe schaarleider van de DMO-Izegem.
Tevergeefs zoeken we in de literatuur naar de vrouwelijke actoren in de twee bovengenoemde strekkingen. Uit de interviews krijgen we nochtans de bevestiging dat vrouwen zich niet onbetuigd hebben gelaten in ‘de strijd voor Vlaanderen’.
“Ik was in de verdi-vrouwen. De Dietse meisjes. (…) Tot aan de oorlog. Dan was het ontbonden. (…)
We hadden daar vergaderingen van en ik ben nog meegegaan met de militanten om te colporteren. (…) We gingen van huis tot huis met de gazette. Zij liepen dan midden in de straat. Ik weet niet wat zij dan alllemaal riepen. Ik weet nog dat we twee keer zijn mee geweest. Dan colporteeerden wij met Hier Dinaso, met het gazetje. (…)
We waren met een stuk of 15 voor Izegem. Ik weet het niet precies. Maar in Brugge waren er meer, op de landdag. Het was natuurlijk een stuk minder dan bij de mannen”[476]
IV.3.1.2.2. Sociaal – economisch
Na de Eerste Wereldoorlog volgt Belgische economie de algemene internationale koers van het protectionisme. Het begin van de jaren ’20 wordt gekenmerkt door een ongekende groei, zij het een onevenwichtige. Eind jaren ’20, met als symbolische gebeurtenis de beurscrash van New York op 24 oktober 1929, geraakt de economie oververhit. Een forse daling van de industriële productie en massale werkloosheid zijn daarvan het gevolg.[477]
De schijnbare hoogconjunctuur van de jaren ’20 en de laagconjunctuur van de jaren ’30 tekenen zich ook af in de twee voornaamste bedrijfstakken in Izegem. Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog verschaffen de schoenfabrikanten werk aan meer dan 2.500 mannen en vrouwen. Dat is stukken beter dan de 358 werknemers in 1910. De crisis van de jaren ’30 is ook voelbaar in Izegem. Maar in 1938 zijn weer 2.350 personen aan het werk in schoenenbranche.[478] In die periode ondergaat de schoenindustrie een mechanisering. In 1909 zet Decoene de toon met de oprichting van een machinale afdeling. In 1914 volgen zes fabrikanten zijn voorbeeld en in 1939 werken slechts de firma’s Vandommele en Vandenberghe nog niet machinaal.[479]
In het begin van de jaren ’30 is er nog sprake van een groot succes in de borstelnijverheid. 2.500 vrouwen en mannen zijn werkzaam in de sector. Van de geproduceerde borstels is slechts 35% bestemd voor het binnenland. Mede dankzij deze bloei heeft Izegem misschien de eer om tot de drie steden van het land te behoren ‘waar den grootsten welstand heerschten’. De export van de borstelnijverheid is vooral gericht op Groot-Brittannië. Wanneer de crisis daar toeslaat, is ook de borstelnijverheid van Izegem, als klein radertje van de internationale economie, de klos. De werkloosheidscijfers liegen er niet om. Via de statistieken van de Christene Vereeniging van Schoen- en Borstelmakers weten we dat in 1937 12,37% van de borstelmakers volledig en 29,17% gedeeltelijk werkloos is. Bij de schoenmakers gaat het resp. om 6,92% en 71,87%. In 1937 is in de borstelnijverheid sprake van circa 1.500 werknemers, waarvan gemiddeld 30% volledig werkloos is.[480]
Voor wat betreft het sociale luik tijdens het interbellum zijn we afgestapt van een bespreking, zoals in Geschiedenis van Izegem voorgesteld, waarin het sociale en het politieke aan elkaar zijn geklit.[481] Op zich is dat idee natuurlijk niet zo gek. Dat sociaal-economische belangen meer en meer het politieke bedrijf van de gemeente beïnvloeden, strookt inderdaad met de algemene tendens in België. Samengaand met stijgende inspraak van verschillende partijen na de Eerste Wereldoorlog, kennen de sociale bewegingen een spectaculaire groei. Die zuilgebonden bewegingen dringen dieper en dieper door in het maatschappelijk bestel. Ze omvatten in zekere zin het electoraat van de grote politieke partijen, waarmee zij institutionele banden hebben.[482]
Eén van de verklaringen van de enorme toename van de verenigingsgraad van arbeiders, werkgevers en middenstanders zijn de syndicale werkloosheidskassen, die zo goed als de enige ‘verzekering’ tegen de werkloosheid zijn.[483]
Voor de bespreking van de syndicale werking in Izegem delen we de inhoud in volgens de drie belangrijkste politieke strekkingen, namelijk die van de katholieken, de socialisten en de Vlaams-nationalisten.
Vanaf 1906 komen de katholieke arbeiders met de stichting van een syndicaat geleidelijk los uit de paternalistische greep van de bourgeoisie, kenmerkend voor de negentiende eeuw.[484] Baron Charles Gillès de Pélichy en onderpastoor Louis Delputte staan als één man achter het christelijk syndicalisme. Later krijgt de katholieke arbeidsbeweging door onderpastoor Frans Dewitte een nieuw élan met de oprichting van de coöperatieve bakkerij Ons Eigen Brood in 1912. Die coöperatieve, die Izegem overstijgt, zorgt voor heel wat beroering en niet in het minst bij de zelfstandige bakkers in Izegem. Drie van de 11 stichters zijn Izegemnaren : Emiel Allewaert, Emiel Cools en Leopold D’hondt.[485] Andere initiatieven die in de schoot van het Christen Werkersverbond ontstaan, zijn de familiale ziekenbond de ‘Voorzienigheid’ (1920), de Volksbank (1919), Volksverzekering, het Kinderwelzijn – raadpleging voor zuigelingen – (1926)…[486]
Uit de bespreking van de Izegemse politiek hebben we reeds opgemaakt dat de middenstanders elkaar vanaf de twintigste eeuw proberen vinden in een vereniging maar onderling niet aan hetzelfde zeel trekken. De opsplitsing in twee bonden, namelijk de Katholieke Burgersbond en de Middenstandsbond, vertakt zich verder in eigen beroepsverenigingen, verzekeringen, ziekenkassen en andere initiatieven.[487]
Ook voor de socialisten in Izegem is 1906 een symbolisch jaar. Want net als de katholieken mogen ze in hun annalen de oprichting van een syndicaat noteren.[488] Na de Eerste Wereldoorlog verenigen ze hun krachten opnieuw. De politieke armslag, dankzij de invoer van het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht in 1919, heeft ongetwijfeld hun invloed vergroot. In de directe periode na de oorlog gaan ze op de barricaden staan en plaatsen sociale kwesties als de woningnood en de lage lonen in de politieke agenda. Henri Dewaele is een belangrijk figuur in de debatten.[489] De uitbouw van de syndicale werking is eveneens gebaseerd op het bekende recept : een coöperatieve, de Voorzorg, met vanaf 1922 een eigen broodronde voor heel het arrondissement, een ziekenbond, Vrijheid en Broederschap (1920) en andere initiatieven in het teken van de propaganda.[490]
De Wever onderstreept de sterk bepalende factor van de economische recessie tijdens het interbellum voor de opkomst van Nieuwe Ordebewegingen. Het kan volgens hem niet anders dat de werkloosheid, als één van de meest ingrijpende gevolgen van de economische crisis, in de politieke attitudeverandering van die tijd meespeelt. Dit betekent echter niet dat de economische crisis een directe aanleiding is van antidemocratische standpunten want die duiken al op voor de economische recessie.[491]
Met de figuur van Odiel Spruytte zien we hoe Vlaams-nationalistische elementen in Izegem gestalte proberen te geven aan hun sociale bewogenheid in de periode voorafgaand aan de economische recessie. De traktaten van Spruytte tonen overigens een theoreticus die onder ander heil zoekt in het thomistische[492] ideeëngoed.[493]… Spruytte deelt ook zijn ideeën met anderen, bijvoorbeeld in de in 1924 opgerichte Jongelingenbond. Eén van de voorwaarden van de leden is “met groote liefde voor de arbeiders bezield zijn”. Regelmatig nodigt hij ook sprekers uit. Zo mogen Jeroom Leuridan, Lodewijk Dosfel en Karel Versteel[494], op zijn uitnodiging, hun referaat houden, meestal in de lokalen van de Izegemse Gilde.[495]
Na een tijdje wordt het katholieke nest te klein en is er voor de Vlaams-nationalisten te weinig bewegingsruimte. Als symbolische gebeurtenis staat hiervoor de scheuring in de Gilde in 1925, die voor velen een bittere pil is om te slikken. Spruytte moet het gelag betalen en wordt overgeplaatst naar Oostende. Maar zijn pupillen hebben blijkbaar zijn boodschap begrepen en voelen zich sterk genoeg om op eigen houtje een Vlaams-nationalistisch syndicaat op te richten. Aanvankelijk gebeurt dit nog in de schoot van het Christen Werkersverbond met de stichting van de Werkmansbond tot Zelfverdediging door Juul Declercq en François Dewulf. Beide heren worden na het ontslag van Spruytte ook de laan uitgestuurd en stichten op 20 augustus 1925 samen met enkele anderen het Vrij Kristen syndicaat onder de benaming ’t verleden leert waarbij men contacten zoekt met de Aalsterse Daensisten. Allerlei initiatieven komen van de grond : de familieziekenbond Het Volksbelang en de pensioengilde St.-Lutgardis (1925), een spaarmaatschappij (1927), …[496]
Met de stuwende kracht van Juul Declerq neemt het Vrij Kristen Syndicaat afmetingen aan voor West-Vlaanderen en wordt in 1927 omgedoopt tot Vlaamsch Nationaal Vakverbond. Declercq is nauw betrokken bij het tot stand komen van het Verdinaso.[497] Het vakverbond krijgt intussen de naam Verbond van Nationale Arbeiderssyndicaten (NAS). Deze is echter geen lang leven beschoren want door een in oktober 1933 uitgevaardigd verbod mag het NAS niet langer werkloosheidsuitkeringen uitbetalen.[498]
Volgens een getuige aangehaald in het boek van Creve blijven de gevolgen van die maatregel niet uit voor de arbeiders in de schoen- en borstelwereld in Izegem, waar het NAS het sterkst staat. Volgens dezelfde getuige is zeker in tijden van crisis werkloosheidssteun onontbeerlijk.[499]
Uit de cijfergegevens verschenen in de socialistische krant De Ontwaking krijgen we een idee van de zuilgebonden verhoudingen bij de gesyndiceerden. Op 31 december 1931 zijn er in de regio 2.442 christelijke gesyndiceerden, 1.668 socialistische en 999 Vlaams-nationalistische, daarvan in het totaal 3.751 voor de stad Izegem alleen.[500]
Het vervelende aan het opsplitsen van een tekst is dat ze verkeerdelijk de indruk wekt dat de verschillende onderdelen strikt gescheiden zaken behandelen. In de lijn van deze schijnbare logica zou men eventueel kunnen besluiten dat het culturele aspect van een samenleving alles bevat wat niet politiek en sociaal-economisch is. Wij echter plaatsen daartegenover stellig de bewering dat cultuur een politieke en sociaal-economische vracht torst. Deze lading bepaalt soms op eigen beurt de richting van het culturele voertuig. [501]
Het is juist dit raakvlak van cultuur met politiek en sociaal-economische instellingen die wij hier voor Izegem aanhalen. Het zijn de zuilgebonden initiatieven die in zekere mate hun stempel hebben gedrukt op de algemene geschiedenis van Izegem en in het bijzonder die die de repressiegeschiedenis voorafgaat. Deze werkwijze is eenzijdig en gaat voorbij aan zelfstandig optredende culturele verschijningsvormen maar moet in het bestek van deze verhandeling beperkt worden tot voorgenoemde invalshoek.
Een vluchtige blik op de 19e eeuw leert ons dat de katholieke kerk de sterkste hand houdt in het culturele leven van de Izegemnaren. Die tendens zet zich verder in de 20e eeuw. Toch betekent 1906 een wijziging in organisatie en de aankondiging van een concurrent – de socialist – die eveneens cultureel veld probeert te winnen. Het startschot voor een syndicale werking is gegeven. Daaruit vloeien sociaal-economisch getinte initiatieven voort en ontstaan ook meer culturele zoals de Katholieke Werkliedenbond Leo XIII opgericht door onderpastoor Dewitte in 1912. Voorzitter is Leopold D’Hondt. De bond verenigt katholieke arbeiders. Naast de vergaderingen die gericht zijn op vorming en uitgaan van de propagandaclub en de studiebond wordt ook een culturele bond ingericht in 1913 in samenwerking met de Boerenbond en de Burgersbond.[502] De Gilde is ook de basis waaruit de ‘jongelingenbond’ van Odiel Spruytte ontstaat.[503]
Onder katholieke vleugel noteren we voor 1925 nog enkele verenigingen die duidelijk geïnspireerd zijn door de Vlaamse Zaak want zoals eerder vermeld, varen de Vlaamsgezinden met een nationalistisch élan, na 1925 een eigen koers. De vrouwelijke tegenhanger van de KWB, de KAV, vindt haar oorsprong in de stichting van de Studiekring voor Vrouwen in 1920 en de Christelijke Vrouwenbond die in 1921 van de grond komt.[504]
Van studiebonden en –kringen gesproken… In Izegem zijn er heel wat. Maar het blijkt een hele heksentoer om ze een geschikt plaatsje toe te kennen. Ze mogen dan al Vlaams en katholiek worden genoemd; dit zegt niets over hun politieke ingesteldheid.
In het geval van een politiek basis is er bovendien de keuze tussen de traditionele katholieke partij of de katholieke oppositie. Maar dit is niet onze grootste zorg. De opzet van deze verhandeling noopt ons ertoe even stil te staan bij enkele opmerkelijke gegevens in de literatuur. Een eerste gegeven is van geschiedwetenschappelijke aard.
De bijdrage in de Geschiedenis van Izegem over de Katholieke Vlaamsche Meisjesstudiekring, opgericht in 1919[505], vertelt ons dat er in Izegem jonge vrouwen voeling hebben met de Vlaamse beweging en peilt naar de mogelijke radicaliteit waarmee dit gepaard gaat.[506] Op zich vormt dit een interessante aanknoping voor de interviews. Maar er is meer. De auteur van de bijdrage verantwoordt een uitgebreide bespreking van de Vlaamsche Meisjesstudiekring, die duidelijk die van de mannelijke tegenhanger overtreft, doordat “het verslagboek bewaard is gebleven”. Opnieuw botsen we op een soort verknochtheid aan expliciet geschreven bronnenmateriaal dat duidelijk gevolgen heeft voor de manier van geschiedenis schrijven, die nu toevallig eens niet in het nadeel van vrouwen is uitgevallen. Toch kunnen we het niet nalaten om bij deze ‘positieve discriminatie’ bedenkingen te formuleren.[507]
Bepaalde verenigingen zijn van belang omdat ze na 1925 verder tot ontwikkeling komen in de Vlaams-nationalistische kringen. Zo is er de Vlaamsche Bond “Eigen Leven” (1921), die de Vlaamse cultuur promoot maar zich distantieert van elke verkiezings- en partijpolitiek. Een jaar later wordt de Vlaamsche Toeristenbond (VTB) uit de grond gestampt. Jarenlang staat Edgar Vandewalle aan het hoofd van de VTB en leidt er het Vlaamse koor.
De familie Vandewalle heeft trouwens een groot aandeel in het Vlaamse culturele leven in het Izegem van toen. De bekendste telg, Martha Vandewalle, treedt vanaf 1919 op de voorgrond tijdens activiteiten van de vrouwenafdeling van het Katholiek Vlaamsch Verbond. Twee verschillende versies uit de literatuur stichten verwarring omtrent haar inbreng in de Izegemse Katholieke Vlaamsche Meisjesstudiekring.[508] Van 1923 tot 1933 is Martha Vandewalle redactiesecretaresse van Gudrun[509]. Met behulp van Jozef en Maria Lootens uit Oostrozebeke richt ze uitgeverij de Zeemeeuw op in 1932 die zich toelegt op de publicatie van het werk van Verschaeve. Met de in 1935 opgerichte tweede uitgeverij, publiceert ze ook werken van andere auteurs als , Stijn Streuvels, Wies Moens, Bert Peleman, enz…
De culturele dimensie is het Vlaams-nationalistische kamp natuurlijk niet vreemd. De roots van de Vlaams-nationalisten liggen grotendeels verankerd in een Vlaams Beweging die zich graag profileert via cultuur. Het Vlaams Huis in Izegem opent daarom in 1925 niet alleen haar deuren voor politieke en sociaal-economische verenigingen. Ook culturele verenigingen zijn welkom. Verschillende culturele organisaties verhuizen van het Gildenhuis naar het Vlaams Huis, zo ook de Vlaamsche Bond ‘Eigen Leven’, die uiteindelijk uitmondt in het Davidsfonds. Aan het Vlaams Huis is ook een zaal verbonden. Die wordt op 6 november 1927 ingehuldigd door een opvoering van het Vlaams-nationalistisch toneelstuk “Piaske” van Hilda Hellemans in opdracht van de Vlaamsche Bond voor Katholieke Vrouwen en Meisjes.
Verder is er nog sprake Van een Vlaamsche Harmonie (1927), een afdeling van het Vlaamsche Kruis (1928), een Vlaams-nationalistische propagandaclub (1928). Ook de vossen stappen over naar het Vlaams Huis.[510]
Tot slot vermelden we nog de socialisten die alle beschikbare middelen inzetten om hun zuil aan de basis ook met een brok cultuur te verstevigen. Een eerste stap wordt gezet in 1921 of 1922 met de oprichting van de socialistische bibliotheek “Kennis zal u redden”. Hiermee wil men de strijd aangaan tegen het analfabetisme. Andere organisaties waar de partij dankbaar gebruik maakt om een politieke boodschap in een cultureel pakje te stoppen zijn de socialistische harmonie ‘De Voorwacht’ (1922) en de toneelkring ‘Door Kunst Hooger Op’ (1922). De lijst wordt aangevuld met een Komitee voor Arbeidersopvoeding (1929), een Socialistische Arbeiders Radio-Omroep voor Vlaanderen (1930), een afdeling van de Arbeiderstoeristenbond (ATB) en een socialistische cinema (1925)…
Een beetje huiverig lezen we tenslotte in de Geschiedenis van Izegem “dat ook aan kinderen en vrouwen wordt gedacht”. In één adem noemt de auteur twee onmondige groepen die zich gelukkig mogen achten met een organisatie ter hunner ere. Een foto van de Socialistische Jonge Wacht (1923) toont een twintigtal jongeren, waaronder één vrouw. Socialistische vrouwen kunnen elkaar vinden in een vrouwenbond (1924). In het stichtingsjaar telt secretaresse Marie Biesman 33 leden. De socialistische krant De Ontwaking laat duidelijk verstaan dat de club geen syndicaat of kunstgroep is, maar bedoeld om de eigen belangen van de vrouwen te bespreken. Later komt in Izegem een afdeling van de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (1934) tot stand.[511]
IV.3.1.3. Izegem tijdens de Tweede Wereldoorlog : 1940-1944
We schrijven het jaar 1936. De Vlaams-nationalisten in Izegem bereiden zich voor op gemeenteraadsverkiezingen van 1938 om een glorierijke come-back te maken. Niettegenstaande de dagelijkse gemeentelijke beslommeringen voelt het kleine provinciestadje – kleiner dan een speldenprik op de Europese landkaart – de toenemende panningen die zich voordoen op het internationale toneel. In Duitsland is de politieke situatie in minder dan twintig jaar weer ernstig aan het gisten.
In 1936 valt het niet meer te
loochenen dater in Duitsland sprake is van een hernieuwde militarisering. Hitler
sluit het ene verdrag na het andere en zoekt zich bondgenoten. Vanuit de afschuw
voor het communisme, die blijkbaar groter is dan die voor het fascisme, stelt
België zich bij monde van minister van Buitenlandse Zaken P.H. Spaak op als een
vrijwillig neutrale staat. Vooral in conservatieve kringen wil men afzien van
een samenwerking met Frankrijk, waar het Volksfront aan de macht is. Zelfs na de
‘anschluss’ van Oostenrijk aan Duitsland in 1938 en de inval in Tsjechoslovakije
blijft Leopold III zich vastklampen aan de onafhankelijkheidspolitiek als aan
een strohalm.
Zelfs wanneer in de winter 1939-1940 het Duitse invasieplan door een buitengewoon toeval in handen valt van de Belgische legerstaf blijft hij daaraan vasthouden.[512] Maar intussen wordt de dienstplicht van 12 tot 17 maanden opgedreven om militair sterk te staan.[513] In het Stadsarchief vinden we zeker vanaf 1938 allerhande documenten die de praktische organisatie van een algemene mobilisatie regelen.[514] Dat het niet om een bedisselen achter de schermen gaat, toont een aanplakbrief van 1937 gericht aan de Izegemse bevolking, die blijkbaar niet bijster enthousiast is om medewerking te verlenen :
(…) Het stadsbestuur van Izegem doet nogmaals een dringend beroep op de inwoners (zoo mannen als vrouwen) die in tijden van nood meenen dienst te kunnen bewijzen, opdat zij zich zouden aangeven om als lid van de BURGERLIJKE WACHT deel te maken (…)
Izegem, den 20 September 1939. De Burgemeester C. Staes.[515]
Ondanks de gevoerde onafhankelijkheidspolitiek raakt België toch betrokken in de Tweede Wereldoorlog. Op 10 mei 1940 wordt België, samen met Frankrijk en Nederland aangevallen door Duitsland. Het Belgische leger capituleert na 18 dagen.
Koning Leopold III, die meer als legerhoofd dan als staatshoofd handelt, meldt zich krijgsgevangen, tot ongenoegen van de regering-Pierlot.[516] De 25ste mei 1940 komt het in het kasteel te Wijnendaele tot een historische breuk tussen koning Leopold en vier van zijn ministers, die optreden namens de regering.
De vorst weigert hen naar Frankrijk te volgen om er de strijd voort te zetten, omdat hij oordeelt dat de Duitsers reeds de oorlog hebben gewonnen. Voor het kabinet Pierlot begint een ware dooltocht.[517]
Voor de Izegemse tieners het begin van een vervroegde vakantie. Naderhand wordt wel duidelijk dat het niet om een gewone vakantie gaat. De sirenes, het oorverdovend lawaai van laagvliegende vliegtuigen, het schuilen in de kelders, het vluchten, … zijn de minder leuke herinneringen aan de begindagen van de oorlog.
Met de echte krijgsverrichtingen maakt Izegem kennis op 25 mei 1940. Een bommenaanval trekt een lijn dwars door Izegem. Er vallen dodelijke slachtoffers en enkele huizen worden geheel of gedeeltelijk verwoest. Het Vlaams Huis in de Marktstraat is totaal verwoest en de toren van de Sint-Tillokerk – beschouwd als militair doelwit – getroffen. Mensen zoeken in het heetst van de strijd beschutting in grote kelderruimten, zoals die van het Sint-Jozefcollege.
Diezelfde 25 mei laten terugtrekkende Belgische soldaten de brug over het kanaal springen. Het 8e en 16e linieregiment levert nog een harde strijd, maar het mocht niet meer baten. De Duitsers slagen erin Izegem in te palmen. Een gebeurtenis die vele Izegemnaren opschrikt, doet zich voor op 27 mei. De Duitsers halen alle weerbare mannen af. Ze sluiten hen op in de H. Hartkerk of brengen ze samen op de Grote Markt. De bedoeling van de hele onderneming is nooit duidelijk geworden.[518] Na de ondertekening van de capitulatie worden de opgepakte Izegemnaren weer vrijgelaten.[519]
Een Duits Militair Bestuur wordt in België ingericht, de Militärverwaltung. Aan het hoofd staat een militaire gouverneur, wiens ambtsgebied om militaire en economische redenen ook de twee Franse departementen Nord en Pas-de-Calais omvat. Onder de militaire gouverneur ressorteren de Kommandostab (voor louter militaire aangelegenheden) en de Verwaltungsstab, die in alle aspecten van het openbaar leven ingrijpen. Laatstgenoemde staf wordt geleid door Militärverwaltungschef Eggert Reeder.[520]
De Duitsers stemmen hun eigen bestuursapparaat op dit van ons land af. De secretarissen-generaal, de hoogste ambtenaren van de ministeriële departementen, blijven aan tijdens de bezetting opdat het Duitse Militaire Bestuur haar gematigde koers zou kunnen blijven varen.[521]
“België, Luxemburg, en Noord-Frankrijk worden verdeeld in vijf Oberfeldkommandanturen (OFK) die één of meer provincies groeperen. Daaronder de Feldkommandanturen (FK) en Kreiskommandanturen (KK) die voor één of meerdere arrondissementen instaan en ten slotte de Ortskommantanturen (OK) met de bevoegdheid op het lokale vlak. De Duitsers hebben op ieder niveau hun tegen -of medespelers. Voor de Militärverwaltung zijn er de secretarissen-generaal, voor de Oberfeldkomandanten de provinciegouverneurs, voor de Kreiskomammandanten de arrondissementscommissarissen en voor de Ortskommandanten de burgemeesters.” [522]
Met de laatst groep belanden we weer in Izegem. Het feit dat Cyriel Staes nog na de Duitse overwinning burgemeester aan blijft in Izegem, ligt helemaal in de lijn van de politiek van de Duitsers. Die willen zoveel mogelijk de ‘nationale identiteit’ bewaren en rekenen op de loyale medewerking van Belgische besturen en ambtenaren.[523] Geleidelijk nemen de Duitsers de bestuurlijke touwtjes steviger in handen. De lokale bestuurders worden in hun macht gekortwiekt doordat de gemeenteraad vanaf april 1941 niet meer samen komt.[524] Een belangrijk machtsmiddel om een efficiënt bestuur te verzekeren, vormt de controle op de pers. Met het uitbreken van de oorlog verliest Izegem haar eigen kranten. Voor de nieuwsberichtgeving, in een weliswaar gecensureerde versie, kunnen inwoners van Izegem en omliggende er De Roeselaarsche Bode[525] op na slaan. Zo lezen we in die krant van zaterdag 7 juni 1941 een interview met de kersverse burgemeester Paul Depoorter van Izegem.[526] Ongeveer een jaar na de installatie in België, op 7 maart 1941, heeft de Duitse bezettingsmacht namelijk een maatregel uitgevaardigd, die het mogelijk maakt de gemeentebesturen te vervangen. Als criterium dient de leeftijdsgrens, die wordt teruggebracht tot 60 jaar.
Nieuwe Ordebewegingen, waaronder het VNV, benutten deze kans door hun stromannen op de vrijgekomen strategische plaatsen te zetten.[527] Dit verklaart waarom ook in Izegem de burgemeesterssjerp van eigenaar verandert. Paul Depoorter, geen onbekende in de Vlaams-nationalistische kringen, neemt als VNV-lid het burgemeestersambt aan[528] en laat zich in niet mis te verstane woorden uit over het Nationaal Socialisme en zijn verwerping van de vroegere politieke elite.[529]
(…)Ik zal ze zeggen, wie ik ben, en wat ik wil. Wie mee wil, gaat mee en de rest… Daar heerscht hier een politiek klerikale geest, die niets ontziet en toch zal gebroken worden. Ik wil hier uit al mijn kracht de Nationaal Socialistische orde scheppen ; dit vormt voor Izegem in de toekomst een levenskwestie als industriegebied.(…)[530]
Depoorter treedt aan samen met zijn partijgenoot Jozef Vangheluwe die oorlogsschepen wordt.[531] In de rubriek voor Izegem staat in De Roeselaarsche Bode, in 1942, plechtstatig te lezen : “De Uitvaart van Emelgem”. De gemeente Emelgem is niet meer op 1 september 1942, daar ze in de bestuurlijke gelederen van Izegem is opgenomen.[532] De reden van die samenvoeging is niet enkel gebaseerd op zuivere bedoelingen. Officieel heet het dat de samenvoeging praktische voordelen met zich meebrengt, vooral met betrekking tot het verkeer en de ravitaillering. Als excuus voor de snelheid waarmee de samenvoeging gepaard gaat, wordt de oorlogssituatie ingeroepen.[533] Omdat het bekritiseren van de bezetter niet aan te raden is, houden vooraanstaande Emelgemnaren wijselijk hun mond op het moment van de samenvoeging. Maar na de oorlog uit de burgemeester van Emelgem ongezouten zijn mening over de beslissing. De aantijging berust op het feit dat Izegem vooral behept is op de uitbreiding van het Schepencollege in anti-Belgische zin.[534] Misschien schuilt wel waarheid in deze beschuldiging want ongeveer veertien dagen later legt Marcel Vandommele de eed af en sluit zo officieel aan bij het Schepencollege van Izegem, dat nu een anti-Belgisch overwicht heeft. De voorwaarde voor de aanstelling van een vierde schepen is dat de kaap van 20.000 inwoners wordt bereikt. Dankzij de aanhechting van Emelgem lukt dit inderdaad…[535] Ondanks de officiële goede voornemens klagen inwoners van Emelgem over de stiefmoederlijke behandeling door de stad Izegem. Onder meer de verhuis van de ravitailleringsdienst naar Izegem lijkt voor velen een ongemak.
Door deze loyale medewerking van welwillende Belgische pionnen beveiligen de Duitsers hun machtsbasis. De talrijke verplichtingen waaraan de bevolking zich moet onderwerpen, kunnen nu met gemak worden doorgevoerd. Een belangrijk orgaan dat als draaischijf fungeert tussen de Duitse overheid en de Belgische bevolking is de Ortskommandantur. De standplaats van de Ortskommandantur I/632 voor Izegem is vanaf 1 juni 1940 het Klein seminarie in Roeselare.[536] Later ondergaat deze instelling wijzigingen omtrent bevoegdheden en wordt op 1 januari 1941 omgedoopt tot Kreiskommandantur. Volgen we de hiërarchische piramide naar de top dan is de eerstvolgende trap de Feldkommandantur Brugge 578 en vervolgens klimmen we op tot de Oberfeldkommandantur (OFK) Gent 570. Op 1 oktober 1941 wordt de Feldkommandantur Brugge ontbonden. Roeselare valt voortaan rechtstreeks onder het gezag van de OFK Gent.[537] Izegem valt dus onder de directe beslissingsbevoegdheid van de kommandantur van Roeselare. Een bijzonder levendige correspondentie tussen het stadhuis van Izegem en het Klein Seminarie is het resultaat van deze afhankelijke positie.
Om de openbare orde in goede banen te leiden tijdens de turbulente oorlogsperiode wordt een beroep gedaan op allerlei organisaties. We noemen er een paar. De Passieve Luchtbescherming bijvoorbeeld ziet streng toe op de toepassing van de lichtverduistering. In Izegem volgt niet iedereen deze maatregel even consequent op.[538] Na herhaalde dreigingen gaat men over tot het uitschrijven van proces verbalen als strafmaatregel. Op een zevental plaatsen in Izegem zijn hulpposten voorzien waar mensen terecht kunnen na een vliegaanval.[539]
Op 23 mei 1941 lanceert de kreiskommandant van Roeselare een dringende oproep om werk te maken van de ‘bewaking der veldvruchten”. Het gemeentebestuur van Izegem is zelf verantwoordelijk voor de praktische organisatie.[540] De organisatie die daarvoor instaat, wordt de Boerenwacht genoemd en staat, bij besluit van 4 juni ’41 onder uitsluitend gezag van de burgemeester voor wat betreft de politionele opdracht. “De Boerenwacht kan aldus beschouwd worden als hulppolitie ten dienste van den Burgemeester in elke gemeente.” [541] De Roeselaarsche Bode licht de werking van de Boerenwacht-Izegem toe, die na verschillende diefstallen een reorganisatie heeft ondergaan.
(…) De Heer Antoon Lecluysse fungeert als leider. De stad is verdeeld in 7 wijken. Aan het hoofd van iedere wijk staat een wijkmeester. De Boerenwacht wordt versterkt door de politie. De verschillende groepen kunnen met elkaar desnoods in verbinding komen door een genoemd signaal.[542]
Zelfs de steun van de politie is niet altijd toereikend om een bestendig toezicht te houden. De burgemeester van Izegem brengt verslag uit aan het Povinciaal Bestuur te Brugge:
(…) Gezien de geringe reële getalsterkte van het plaatselijke politiekorps is het niet mogelijk bestendig toezicht te laten uitoefenen over de magazijnen van Winterhulp. (…) Van zoohaast de in gang zijnde werving van gewone tijdelijke hulppolitie agenten zal voltrokken zijn zal het bestendig toezicht onverwijld worden ingevoerd.[543]
Verschillende documenten wijzen effectief op het bestaan van een hulppolitiekorps in Izegem. Misschien zijn er meerdere korpsen samengesteld want in Het Kortrijksch Handelsblad vinden we een lid van een hulppolitiekorps[544] die niet op een andere lijst[545] voorkomt. Die laatste lijst is samengesteld uit een tiental mannen, die voornamelijk uit het VNV zijn gerekruteerd. Na de oorlog worden ze allemaal, zonder uitzondering, gestraft voor collaboratie.
Het Izegemse straatbeeld wordt vier jaar lang wordt beheerst door Duitse soldaten. Hun aanwezigheid krijgt een indringend karakter wanneer de noodzakelijke inkwartiering bij particulieren of de in beslagname van gebouwen[546] een aanvang neemt. De verhouding tussen de Izegemse bevolking en de Duitse soldaten, met uitzondering van gevreesde eenheden zoals de SS, is volgens Lermyte niet erg gespannen geweest.
Veel soldaten maken wel propaganda voor het Hitlerregime, “maar op een eerlijke en hoffelijke manier”.[547] Dit stemt min of meer overeen met de vaak gehoorde stelregel in onze interviews : “Als je hen niet uitdaagde, dan deden zijn ook niets.” Op puur menselijk vlak kunnen we niet anders dan de ‘objectief’ geachte normen van goed en kwaad even los te laten. De vijand staat in deze optiek gelijk met het kwade. Toch is die scheiding soms ver te zoeken in de schemerzone van gevoelens van menselijke gevoelens. Daarin ontspint zich het verhaal van een vrouw die verliefd wordt op een Duitse officier …
…of het verhaal van een kind dat in bewondering staat voor de mooie liederen van de soldaten…
Dit neemt niet weg dat de Duitse overheid het bezette gebied met een niet aflatende stroom van propaganda overspoelt. Geen druppel inkt wordt gespaard wanneer het erom gaat de successen op het oorlogsfront te bejubelen. De Roeselaarsche Bode kondigt op 12 juli 1941 in vette letters aan dat de Stalin-Linie doorbroken is en op 26 uli 1941 bloklettert dezelfde krant “Duitschland zegeviert op alle fronten”.
Een reusachtige V siert de voorpagina.[548] Met de regelmaat van de klok krijgt de bevolking dergelijke propaganda ingepompt.
Niet alle Vlamingen blijven onbewogen onder deze propagandamachine. Eén van de subtitels laat er geen twijfel over bestaan : “Vlaanderen strijdt mee”. Dat deze laatste zin tamelijk letterlijk mag worden opgevat, bewijst het verhaal van de collaboratie in Izegem, dat op dat vlak weinig afwijkt van andere gemeenten.
We zijn op het punt aangekomen waar de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op nationaal, maar ook op regionaal vlak zwaar doorweegt. Het punt waar dubbelzinnig of ondubbelzinnig een kamp wordt gekozen. Het punt dat in staat is een tweespalt te brengen in een natie / staat, een stad, een dorp, een gemeenschap, een familie of zelfs een gezin… Mensen maken keuzes in hun leven, waardoor hun eigen leven en dat van anderen soms een beslissende wending krijgt. Deze keuzes bepalen, zeker in een turbulente oorlogsperiode, het karakter van de lokale geschiedenis. We herhalen dat die keuzes door mensen zijn gemaakt. Het heeft daarom geen zin mensen weg te cijferen uit de geschiedenis omwille van de confrontatie van overlevenden en/of nabestaanden met het verleden. Toch willen we net die confrontatie met het verleden ook respecteren. Daarom gebruiken we, waar we dit nodig achten, de initialen van de namen van mensen die we in archieven of literatuur hebben teruggevonden.
COLLABORATIE
Het ene kamp is dat van de collaboratie. Zoals uit de studie over de repressie reeds is gebleken, zijn er verschillende vormen van collaboratie. Huyse onderscheidt in de eerste plaats de veroordeelden “aan wie slechts één misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de staat ten laste is gelegd” en deelt zeop in vier subtypes. Het gaat om politieke collaboratie, verklikking, militaire collaboratie, economische collaboratie en verraad. “Dan verschuift de analyse naar de collaborateurs die voor twee of meer delicten zijn gestraft. Ook in deze categorie zijn vier types te onderkennen.” Er zijn de combinaties : militair + politiek, politiek + combinaties, militair + combinaties en ‘donkere kern.[549]
Op de vraag hoe de collaboratie zich in Izegem manifesteert houden we zoveel mogelijk die verschijningsvormen voor ogen houden.[550]
Militaire collaboratie is de meest verregaande vorm van medewerking met de bezetter. Bovendien bezit ze een zeer hoge graad van zichtbaarheid : de daders ervan tonen zich vaak in uniform. In het geval van de politionele diensten is er de nauwe vervlechting met de meest gehate kant van de bezetting : de jacht op ondergedoken werkonwilligen en de terreur tegen echte of vermeende verzetslieden.[551]
Voortbouwend op het ‘strijdend Vlaanderen’ (aan het Oostfront), starten we bij een eerste militaire groep of ook Oostfrontstrijders genoemd.
Precies één jaar na de ondertekening van de Franse capitulatie, op 22 juni 1941, hoopt Hitler met operatie Barbarossa ook de Sovjet-Unie op de knieën te krijgen.[552] De oproep voor een wervingsactie voor de Waffen-SS, bevolen door Staf Declerq op 20 april 1941 kent aanvankelijk weinig succes.
Wanneer de oorlog tussen Duitsland en Rusland uitbreekt, loopt het VNV echt warm voor militaire collaboratie. Reimond Tollenaere, de VNV propagandaleider uit Roeselare, meldt zich ook als eerste bij het pas opgerichte Vlaams Legioen.
Hij speelt ook een belangrijke rol bij de werving.[553] Op 14 mei 1941 richt hij zich hiervoor tot de 5e Kompagnie van de Zwarte Brigade in Roeselare en de VNV-leden van het arrondissement Roeselare-Tielt.[554] Enkele Izegemnaren geven met de tijd gehoor aan dergelijke oproepen. Op 5 augustus 1941 vertrekken de eerste soldaten van het Vlaamse Legioen naar het Russische front. Samen met de Duitsers gooien ze hun leven in de weegschaal voor ‘De Nieuwe Orde’.[555]
Wanneer we het lijstje met namen van Izegemse Oostfronters overlopen, duiken hier en daar mannen die voor de oorlog in het Vlaams-nationalisme milieu vertoeven.[556] Voor hen is Vlaanderen waarschijnlijk dé drijfveer geweest om te vertrekken.
Verbeke[557] stelt vast “dat de werving voor de Waffen SS juist aanslaat bij oud-Dinaso’s, vooral uit Izegem en Roeselare, de burcht van het Verdinaso.” Daar is de geest van Joris Van Severen en de gedachte aan Dietsland zeer levendig gebleven.[558] Toch geeft De Wever te kennen dat de motivatie om naar het Oostfront te gaan vechten heel uitlopend is en niet onder één noemer te plaatsen.[559]
Of Izegem inderdaad de meeste vrijwilligers heeft geleverd voor de “Westland” en de “Nordweste”[560], zoals hij beweerd, hebben we niet kunnen achterhalen. Hij spreekt van een 60-tal voor Izegem[561]
De hele wervingsactie wordt daarenboven getekend door het feit dat het niet goed gaat tussen het VNV en DeVlag. Leden van het VNV in Izegem mogen op een bepaald moment geen lid meer zijn van DeVlag :
“Sedert 1941 was ik lid van het V.N.V. en in 1942 ben ik als lid toegetreden tot de VLAG. Toen het verbod van het V.N.V. is gekomen heb ik my uit de VLAG terug getrokken. (…).” [562]
In Roeselare voelt men de opbodpolitiek tussen het VNV en de DeVlag ook in de vrouwelijke afdelingen van de organisaties. “Weten de DeVlag vrouwen tijdens hun cursussen pantoffels te vervaardigen, dan steekt de vrouwenwerking van het VNV met een pantoffelcursus van wal….” [563]
Deze interne politieke strijd weerhoudt jongens en mannen er niet van om naar het Oostfront te trekken. Verbijsterend is het koppige geloof van sommige jonge knapen, vaak nog tieners, in de noodzaak om ten strijde te trekken in dienst van het ‘idealisme’. Guido Depoorter, de zoon van de Izegemse oorlogsburgemeester, schrijft aan zijn klasgenoten op 19 juli 1942 waarom hij niet meer verder studeert :
“Klasmakkers,
Het spijt mij dat ik vandaag niet kan in uw midden zijn. (…)
Mijn levenstaak zal zijn wat zijn wat zij tot nu toe was en nu is , dat wil zeggen mij gansch in dienst te stellen van mijn volk. De volksgemeenschap waartoe ik mij reken is de nederlandsche, niet een andere, geen belgische, ook geen duitsche. (…)
Wetend wat het belang van ons volk is, dat het nog mannen heeft die bereid gevonden worden alles in te zetten, ook hun leven en persoonlijke toekomst, wil ik mij ook bij die schare aansluiten. IK WORD LEGIOENSOLDAAT.
Kameraden. Ik ga naar het front om te vechten voor u. Misschien begrijpt u dit nog niet, denk dan a.u.b. niet dat ik niet weet wat ik doe. Eens komt de tijd dat gij voelen zult wat gij aan uwe Vlaamsch Legioensoldaten zult gehad hebben.(…)
Mag ik, als ik in het Legioen ben, nieuws van u verwachten ? Ik zal makan (sic) dat gij mijn veldpostnummer krijgt. Ik schrijft (sic) ook wel.
Bidt voor mij dat God mij sterke. Het vaderland getrouw.
Houzee ! Uw klasgenoot
G.D.”[564]
De treinen richting oosten vervoeren ook jonge vrouwen, die hun medische vaardigheden ten dienste stellen van het Deutsche Rote Kreuz (DRK). Vanaf 1942 ronselen verschillende vrouwengroepen volop voor de DRK. De DRK-meisjes ontvangen een korte opleiding en worden dan naar het oostfront of naar de SS-veldhospitalen in Duitsland gezonden.[565] Vanuit Izegem zijn er minstens twee vrouwen vertrokken.
“L.L., geboren te Izegem, den 23 Januari 1924, meid, wonende te Ootegem, voorheen te Izegem, (…). Zij werd ziekendienster bij het Duitsche Roode Kruis en stond in dienst van de Waffen SS. Standard en droeg het uniform van ziekenverpleegster. (…)”[566]
“M.G., geboren te Izegem, den 28 November 1924 ,(…) wonende te (…) Izegem. In Juli 1943 ging zij vrijwillig als Roode Kruis Schwester bij het Duitsche Roode Kruis, op aandringen van O. Vandewalle, uit Izegem : deed dienst te Marin-ter Heide, verzorgde de krijgsgevangenen en werkte verder te Polen in een militair hospitaal. (…)”[567]
We vermelden de DRK-zusters hier bij militaire collaboratie omdat velen onder hen na de oorlog door de krijgsraad veroordeeld zijn geworden voor militaire collaboratie.[568]
De paramilitaire formaties vormen een tweede groep bij de militaire collaboratie. Uit de verslagen over de krijgsraad te Kortrijk[569] hebben we kunnen opmaken dat Izegmenaren aansluiting hebben gezocht bij de Organisation Todt (OT)[570], de NSKK[571], de Fabriekswacht[572] en de Vlaamse Wacht[573], evenals bij de paramilitaire formaties van politieke aard als de Dietsche Militie-Zwarte Brigade[574] en de Vrijwillige arbeidsdienst voor Vlaanderen[575].
Toch zijn er ook jongens die in de eerste plaats uit financiële overwegingen deel uitmaken van de Duitse legereenheden aan het Oostfront. Zo is er het verhaal van de zevenienjarige Izegemse schoenarbeider, die zich op 18 juli 1942 laat inlijven bij de OT.
“Toen ik bij de O.T. was trok ik eene som van 2300 frank per maand plus 1 ½ Marck per dagen de kost. Ik heb mij bij de O.T. laten inlijven daar ik de oudste was van een huisgezin van 4 personen waarbij mijne ouders en ik de eenige kostwinner was.”[576]
Ook het NSKK, een op militaire leest geschoeide nationale transportmaatschappij in dienst van het Duitse leger, werft via het VNV Vlamingen, die vooral worden ingezet in België en Noord-Frankrijk. De organisatie evolueert van een werkverschaffing met gunstige arbeidsvoorwaarden naar een onderdeel van het oorlogsapparaat aan het Oostfront.[577] De NSKK-mannen in Izegem worden op 17 januari 1942 tijdens hun verlof op een feestje onthaald in het Deltahuis. Namens het NSKK voert ‘kameraad’ V.[578] uit Emelgem het woord.[579] Er wordt een dringende oproep gedaan voor de wol- en pelzeninzameling voor het Oostfront.
Deze inzameling illustreert hoe de Oostfronters kunnen terugvallen op een basis die hen ondersteunt. Vrouwen en meisjes nemen de taak op zich brieven te schrijven, pakjes te versturen, enz. … In Izegem gebeurt dit onder andere vanuit het kantoor van de DeVlag.
“Voor de Soldaten aan ’t Oostfront. Door de zorgen van DE VLAG zal er overgegaan worden tot de inzameling van warme kleeren en dekking voor de soldaten aan het Oostfront. (…).”[580]
In Roeselare blijkt het thuisfront toch niet als één man of vrouw achter de Oostfronters te staan. Enkele frontsoldaten, vragen zich in hun brief vertwijfeld af waarom sommige D.M.S. meisjes[581] weigeren meter te zijn.[582]
Burgemeester Depoorter maakt ook deel uit van het Izegemse thuisfront en staat achter zijn ‘kameraden-Oostfronters’. Zijn aanwezigheid blijft niet onopgemerkt op een “Grootsche Werfvergadering voor het Vlaamsch Legioen te Izegem (…) ingericht door het VNV i.s.m. DeVlag. (…)”[583] Wanneer Izegemse mannen sneuvelen aan het Oostfront ziet hij erop toe dat deze plechtig worden herdacht. Zo wordt er “een zieledienst gecelebreerd in de St. Hiloniuskerk ter nagedachtenis van de gebroeders Hugelier en Etienne Werbrouck, soldaten bij het SS Legioen Vlaanderen, gesneuveld in den strijd tegen het bolsjewisme voor Sint Petersburg, einde Januari 1942.” [584] Niet iedereen gaat altijd akkoord met die herdenkingsplechtigheden.
Bij het overlijden van een lid van de NSKK en een soldaat bij de Waffen SS stelt men in het schepencollege dat de rouwkapel en de rouwhulde door de gemeente zouden worden betaald. Enkelen stemmen voor, de rest van het schepencollege tegen.[585]
Op 31 januari 1942, sneuvelt Reimond Tollenaere van het Legion Flandern bij Leningrad. “De aangeslagen VNV’ers kregen een verbloemde versie over het sneuvelen van hun strijdgenoot te horen. Pas veel later werd bekend dat Tollenaere de dood vond door toedoen van de eigen artillerie.(…) Tollenaere liet een weduwe en drie kinderen na.”[586] Met zijn dood moet het VNV, de DM-ZB een zware klap incasseren. Ook de Nationaal Socialistische Izegemnaren dragen Reimond Tollenaere een warm hart toe. Dat blijkt uit de organisatie van een herdenkingsplechtigheid en de milde gift van 20.000 aan de Dr Reimond Tollenaere-Stichting.[587]
Naast de militaire collaboratie vinden we in Izegem ook politieke collaboratie. Deze bevat een brede waaier aan betwistbare gedragingen : omgang met Duitsgezinden, lidmaatschap van het VNV, onwettige uitoefening van een schepenambt, hulp bij de uitbouw van de grote agglomeraties, lidmaatschap van de Dietsche militie-Zwarte Brigade,…[588]
Hoewel de bronnen ons in de steek laten wat betreft de omvang van het ledenaantal en de praktische werking, zijn we quasi zeker van het bestaan van de collaborerende vrouwenbewegingen in Izegem. Her en der verspreide berichten sterken ons in de overtuiging dat er een afdeling van Vrouwenwerken (DeVlag) geweest is. In het maandschrift De Schakel kondigt men in juli ’44 de aanstelling van een nieuwe celvrouwenleidster aan en met dit heuglijk feit “moet Izegem een bloeitijd tegemoet gaan.”[589] In elk geval worden vijf Izegemse vrouwen, in ’45 of later, vervolgd omwille van hun ‘lidmaatschap van DeVlag’. Uit het Belgisch Staatsblad kunnen we niet opmaken of het om het lidmaatschap van Vrouwenwerken gaat, dan wel van DeVlag in het algemeen. Dat beide lidmaatschappen niet dezelfde zijn, bewijst de uitspraak van Mevrouw Haegens-Gravez, verantwoordelijke van de Vrouwenwerken :
“Ik geloof niet dat leden zonder mijn toestemming in DeVlag werden ingeschreven. (…) Er bestond een afzonderlijke lidkaart voor Vrouwenwerken en voor VLAG in het algemeen.”[590]
Twee andere Izegemse vrouwen zijn vervolgd geweest omwille van lidmaatschap van het Vlaams Nationaal Vrouwenverbond (VNVV), de vrouwenafdeling van het VNV.
Ook manifeste uitingen van Duitsgezindheid baren opzien :
Het regelmatig ontvangen van Duitse bezetters…
Zo neemt C.M., dienst “bij de echtgenoten B.-D. die grote omgang hadden met de feldgendarmen, de GFP en andere Duitse officieren.(…).”[591]
Het zelf opzoeken van (Rijks)duitsers…
B.O. wordt ervan beschuldigd dikwijls bij den Heer Frankenfeldt, rijksduitser, gezien te zijn. B.O verdedigt zich : “(…) Frankenfeldt was vriend van den huize en dezes bezoek was derhalve voortzetting van normale betrekkingen.(…).”[592]
Of vrijwillig naar Duitsland trekken…
B.O. wordt eveneens op het matje geroepen omdat “zijn dochter enkele maanden in Duitschland vertoefde, al zij het als gezelschapjuffrouw om de Duitsche taal te leren.(…).”[593]
In Izegem zijn ook enkele zaken
van economische collaboratie bekend.[594]
Volgens Huyse wordt de meer dan vijftigduizend landgenoten die voor de militaire
rechtbank zijn verschenen en gevonnist meestal slechts één delict ten laste
gelegd.[595]
Daarentegen doet meervoudige collaboratie heel wat stof opwaaien en wordt ook
streng bestraft. V.P. uit Izegem bijvoorbeeld blijkt als collaborateur op vele
vlakken actief te zijn. Zijn uitgesproken Duitsgezindheid, zijn lidmaatschap van
de DeVlag en zijn ondankbare job in de Werbestelle te Roeselare, zouden hem niet
echt geliefd hebben gemaakt bij de Izegemnaren. Bovendien wordt hem aangewreven
dat hij propaganda heeft gevoerd en mensen van de weerstand heeft helpen
oppakken in de nacht van 17 op 18 januari 1944.
Tijdens die bewuste nacht worden 38 Izegemse weerstanders aangehouden. Na opsluiting in verschillende gevangenissen, folteringen en martelingen, komen ze allen terecht in Duitse concentratiekampen. Na de oorlog keren er slechts twee terug naar Izegem.[596] In de algemene literatuur over Izegem wordt met geen woord gerept over verklikking in deze zaak..[597]
VERZET
Met de voorgenoemde verklikkingzaak komen de twee ideologische antipoden op een nadrukkelijke wijze tegenover elkaar te staan. De confrontatie tussen collaborateurs en verzetslieden is nooit zo indringend dan wanneer de dood op het spel staat. Tot nu toe hebben we enkel het kamp van de collaborateurs verkend. Het wordt tijd ook eens het kamp van de tegenstrevers, van de verzetslieden, onder de loep te nemen. Izegem mag dan wel de reputatie hebben te behoren tot een ‘zwart nest’, de witte en de blauwe kleur lijkt er ook prima te gedijen. Kleur bekennen is voor het verzet of de weerstand tijdens de Tweede Wereldoorlog vanzelfsprekend slechts ondergronds mogelijk.
Om een zicht te krijgen op het netwerk van organisaties en activiteiten moet in de eerste plaats een onderscheid worden gemaakt tussen “de Gewapende weerstand, de Burgerlijke Weerstand – meestal de sluikpers genoemd – en sommige organisaties die poogden militairen naar Engeland over te brengen.”[598] Verbeke vult dit lijstje aan met het “contact met Engeland en de geallieerden”.[599] De kleine ongeorganiseerde verzetshaarden in 1940 groeien langzaam uit tot een stevig netwerk van verzet.
Deze evolutie hangt samen met het afnemen van de winstkansen van de Duitsers en met de opeisingen van Belgen voor verplichte tewerkstelling in Duitsland in 1942. Dit groeiproces escaleert in het soms ongecontroleerde optreden van het verzet tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944.
Het groeiproces van het verzet tijdens de oorlogsjaren gebeurt via verschillende netwerken. In West-Vlaanderen kunnen twee grote stromingen worden gedistilleerd : het linkse Onafhankelijkheidsfront (OF), dat is ontstaan in communistische milieus en de Belgische Partizanen als zijn gewapende arm heeft en het rechtse Geheime Leger. De laatste groep ageert meer volgens het boekje : in samenwerking met de geallieerden en beducht voor het verlies aan manschappen, terwijl het OF de voorkeur geeft aan directe actie en niet terug deinst Duitsers of Duitsgezinden te doden.[600] Sporen van die twee stromingen vinden we ook terug in Izegem.
Eind jaren ’30 laten de communisten van zich horen in Izegem.[601] Het valt op hoe enkele van hen in 1940 nog letterlijk hun stem durven verheffen in het openbaar. In november 1940 worden de meubels van Michel Tack aangeslagen. Prompt verzamelen enkele communistische kameraden, waaronder de twee gebroeders Tack en Antheunis Henri, zich in de buurt en zingen communistische liederen bij wijze van protest.[602] Maar het grootste protest speelt zich af achter de schermen. Vele communisten vallen daarvoor terug op het OF. Een belangrijk figuur voor het OF is Albert De Coninck, die de organisatie van het Partizanenleger in Zuid-West-Vlaanderen uitwerkt.
De oorsprong van het eerste korps Partizanen onder de schuilnaam Kinderwelzijn ligt in 1942 te Izegem. Emiel Normon wordt aangesteld als eerste commandant en het huis van zijn zus Liza in Izegem fungeert als toevluchtsoord van de Belgische Partizanen in nood.[603] Voor Normon is het blijkbaar belangrijk dat het OF en het leger van de partizanen niet aan elkaar worden gelijkgesteld. Hij schrijft in een pamflet :
“ (…)Ter verduidelijking maken wij hier aan de bevolking bekend dat hier in de stad geen O.F. Komiteit bestaat maar wel een P.A. Komiteit aangesloten bij het O.F. (…).”[604]
In april 1942 maakt Emiel Normon deel uit van het zelfstandig optredend korps – Vrijkorps, dat zich voorbereidt op een landing van het geallieerd oppercommando aan de Belgische kust.
In 1943 lijdt het Vrijkorps enkele zware verliezen vanwege aanhoudingen van enkele leden, waaronder André Tack en Jozef Normon uit Izegem. “Emiel Normon zelf kan ontsnappen. De Geheime Feldpolizei spoort A. Tack en J. Normon op voor een brandbom die ze hebben gelgd in een wagenlading vlas op het erf van Vanackere in Emelgem. Henri Van Herck en Joseph Vandedrynck van de rijkswachtbrigade Izegem, twee leden van het verzet, zijn belast met het onderzoek. In plaats van de brandstichters te arresteren verwittigen zij hen dat ze zich moeten verschuilen. Ze worden toch opgepakt en op 1 juni 1943 worden beide rijkswachters met de brandstichters geconfronteerd in Kortrijk en opgesloten op beschuldiging van hulp aan terroristen. Op 3 augustus 1943 worden Van Herck en Vandedrynck in Brugge tot 18 maanden veroordeeld.Daarenboven wordt Vandedrynck veroordeeld als uitgever van het clandestiene blad De Vrije Belg[605].(…)”[606] De overbrenging van Emiel Normon naar Antwerpen en de organisatorische wijziging van het Vrijkorps zijn maatregelen die worden genomen als gevolg van de gebeurtenissen.
Het Geheim Leger volgt een sterke geografische indeling voor de structuur van haar organisatie. België is verdeeld in vijf zones, waarbij West- en Oost-Vlaanderen samen zone III vormen. Zone III bevat 10 sectoren. Roeselare behoort tot de sector Waregem. Daar opereren twee afdelingen van het Geheim Leger, waarvan de afdeling van Vanderhaeghen-Van Moerbeke-Terrin-Seghers voor Izegem de belangrijkste is.[607]
“Begin april 1941 komt M. Vandehaegehen op aanraden van verzetsstrijder Willekens uit Roeselare, die rijkswachter is in Izegem, terecht bij Marcel Huybrechts uit Izegem. M. Huybrechts is bereid om met zijn groep bij het Belgisch Legioen, de voorloper van het Geheim Leger aan te sluiten. Hij bestaat aanvankelijk uit 4 man : vader Bernard Verscheure en zoon Roger en de gebroeders Emiel en Roger Van Rumbeke. M. Huybrechts krijgt de opdracht zijn groep uit te breiden, wapens en munitie te verzamelen en zoveel mogelijk informatie int te winnen over de Duitse verdedigingsweken aan de Fanse en Belgische kust. Hij kan rekenen op twee agenten van de inlichtingendienst Clarence die op de Duitse bureaus in Frankrijk werken : Bourgeois Roger uit Izegem in Laon.(…).”[608]
In augustus 1942 wordt Vanderhaeghen gearresteerd door de Gestapo. Zijn opvolger Van Moerbeke legt o.a. contacten met André Deschrijvere uit Emelgem.[609] Het opdoeken van het anti-Duitse sluikblad De Vrije Belg leidt uiteindelijk tot de arrestatie van L. Van Moerbeke en vele van zijn mensen en de liquidatie van de groep Lagae. Ook de Izegemse rijkswachter Vandedrynck wordt aangehouden.[610]
Hier zijn de bronnen verwarrend. Tot welke weerstandsgroep behoren de makers van De Vrije Belg ? Tot het OF, zoals Lermyte[611] ook beweert, of tot het GL ? Of zou het kunnen dat een medewerker van De Vrije Belg, als Vandedrynck uit Izegem, lid is van het GL en in zijn hoedanigheid van rijkswacht een hand boven het hoofd houdt van leden van het OF[612]? Tenslotte hebben beide groeperingen toch een gemeenschappelijke vijand. In dat geval echter gaat de bewering van Huybrechts en Nuijttens in Ten Mandere niet helemaal op dat de organisaties “weinig van elkaar af wisten”.[613]
Opnieuw leiden aanhoudingen, onder andere van Van Moerbeke, tot een reorganisatie van het GL. André Deschrijvere, alias Suzie, commandant van het GL-Izegem-Emelgem neemt tijdelijk de leiding van Lichtervelde op zich. Eén van zijn opdrachten is het zoeken naar kandidaat-verzetslui in omliggende gemeenten. De groep bereikt een getalsterkte van 550 man.[614]
Vanaf augustus 1943 moet Deschrijvere, die ook De Vrije Belg verspreidt, onderduiken. Het hele gebied onder zijn bevoegdheid komt los van de sector Roeselare en valt onder die van Brugge-Oostende tot na de bevrijding.[615]
Al vanaf 1940 krijgt de Duitse bezetter af te rekenen met allerhande sabotageaanslagen. Burgemeester Cyriel Staes schrijft op 23 december 1940 aan de arrondissementscommissaris te Tielt :
“ (…)In den loop der maand November werden hier twee autovoertuigen van de duitsche Weermacht beschadigd, waardoor het hooger gemeld bevel tot bewaking uitgevaardigd werd.(…).”[616]
Een ander mikpunt is de spoorlijn.
“Op 12 april ’43 werd de spoorlijn te Izegem rond 13 uur gesaboteerd. De spoorstaven van 1 lijn werden daarbij geplooid (…).”[617]
Tot de activiteiten van het verzet behoort ook nog de organisatie van de ontsnappingsroute voor geallieerden. Op 1 juli 1944 halen de Duitsers een Amerikaans vliegtuig neer boven Abbeville. Een Amerikaanse piloot, Skite, ontsnapt en vindt enkele dagen onderdak bij Marcel Huybrechts en Gerard Sabbe in Izegem.[618] Dat de Duitse bezetter beducht is voor dit soort dienstbetoon, merken we bij het voorval van het neergestorte vliegtuig, twee maanden voordien, in de wijk ‘Naaipander’ te Emelgem, op 22 april 1944.
“Niemand mocht dichterbij komen van de Zwarte Brigade-mannen, die heel het terrein afzetten. Drie bemanningsleden werden door de Izegemse stadspolitie gesnapt en aangehouden, en naar de Ortskommandantur te Roeselare gebracht. Eén werd aangehouden door de politie van Ingelmunster. De vijf overige konden ontsnappen.”[619]
Zelfs de hele Izegemse bevolking wordt door de burgemeester aangespoord om de drie gevluchte bemanningsleden gevangen te nemen.[620]
Tot slot vermelden we nog het contact dat het verzet onderhoudt met Engeland en de geallieerden. De observatiedienst Clarence, opgericht in Brussel op 29 januari 1941, kan in Izegem rekenen op de medewerking van Roger Bourgeois, die zijn informatie rechtstreeks of via Marcel Huybrechts doorgeeft aan Marcel Vanderhaeghen die voor Clarence werkt. Bourgeois moet echter onderduiken in Frankrijk, waar men zijn spoor bijster geraakt. Vermoedelijk is hij in Duitsland omgekomen. De dienst is bijzonder geïnteresseerd in de bouw van lanceerbasissen voor de V1 en V2 en in de kustverdediging.[621] Er is ook de dienst Luc-Marc die, door middel van wekelijkse verslagen, berichten ontvangt over bijvoorbeeld de speciale SS divisie SS-Panzer-Greandier-Division Hohenstaufen. In Izegem vinden ze onderdak in het klooster van de capucijnen en in de oude gendarmerie. [622]
IV.3.1.3.2. Sociaal-economisch
Op 21 september 1940 drukt De Roeselaarsche Bode een verslag af over de economische bedrijvigheid in Izegem. Indien we deze krant, die intussen de spreekbuis van de bezetter is geworden, mogen geloven, ronken de machines in de Izegemse nijverheden op enkele maanden tijd weer als voorheen. Meer nog, een schitterende toekomst is voor de schoen- en borstelnijverheid weggelegd. De Izegemnaren zullen dit geweten hebben want “zelfs welstand zal heerschen in ’t Izegemsche.” Net zoals vroeger krijgt Izegem een bijzondere plaats toebedeeld in de industriële wereld.
“De gemeenschappelijke heropbloei der schoen- en borstelnijverheid, heeft niet nagelaten een gunstige uitwerking te vertoonen op den algemeenen levensstandaard, die te Izegem en in het omliggend land wel zeker een der meest gunstige is van het gansche land.”[623]
Deze woorden ruiken naar propaganda, maar toch zou het verkeerd zijn ze daarom als pure nonsens af te schrijven. In de gesprekken met onze informanten is het ons niet ontgaan dat sommigen Izegem tijdens de oorlog omschrijven als ‘de gouden stad’ . Hebben die mensen misschien een hersenspoeling ondergaan waardoor ze letterlijk de woorden van de bezettende macht overnemen en uitspreken ? Waarop baseren ze hun statement überhaupt ? Volgens Lermyte krijgt Izegem de naam ‘Goudens Stad” - naar de gelijknamige film die toen een groot succes kent - omwille van de intense smokkelactiviteit.[624] Misschien laten de geschreven archiefstukken doorheen de laag stof een glinstering zien van het goud dat Izegem toen heeft gekleurd. Het resultaat van onze zoektocht is eerder indicatief.
Vast staat dat de meeste bedrijven in Izegem weinig of niet hebben stil gelegen tijdens de bezetting. Het wel en wee van de bedrijvigheid houden de Duitsers scherp in de gaten. Nauwgezette inventarissen bevatten overzichten van bedrijven en het aantal aangestelde arbeiders en werknemers en worden op gezette tijden naar de Kreiskommandantur of het Arbeidsambt in Roeselare doorgestuurd. Eén van de opdrachten, uitgaande van Roeselare, betreft het in kaart brengen van de bedrijven die minimum 5 personeelsleden personeelsleden te werk stellen. Het stadbestuur van Izegem telt op 25 Juli 1941 voor de eerste groep 28, voor de tweede groep 75 bedrijven.[625]
De Duitsers hebben alle belang bij dat cijfermateriaal. Zo kunnen ze een ‘centraal geleide economie naar Duits model’ met de grootste efficiëntie doorvoeren.[626] Anderzijds bevordert de Galopin[627]-doctrine de ‘samenwerking’ tussen de Belgische industriëlen en de Duitse bezetters. De duidelijke bereidheid om een industriële productie te hervatten is tweeërlei. Er is de hoop dat Duitsland in ruil voor leveringen, levensmiddelen zou invoeren. Een tweede motief onderstreept de noodzaak van werkverschaffing om een herhaling van de deportatie van arbeiders uit 1916-17 te voorkomen.
Verhoeyen benadrukt met klem dat het er Galopin en zijn medestanders zeker niet om te doen is om Duitsland de oorlog te helpen winnen – integendeel.[628]
Zeker wanneer de twee pijlers vanaf 1942 vervagen, door bijvoorbeeld de invoer van de verplichte tewerkstelling, wordt de scheidingslijn met economische collaboratie soms flou.
In het licht van bovengenoemde doctrine moeten de leveringen van de Izegemse schoenfabrikanten aan de Duitse Weermacht worden gezien. Een lijst, vermoedelijk gedateerd op mei of juni 1941, geeft een overzicht van 23 fabrikanten. In het totaal bevestigen 19 schoenfabrikanten dat ze aan de Duitse Weermacht leveren. Twee fabrikanten hebben deze vraag niet beantwoord.[629] De Roeselaarsche Bode bewierookt dit succes al vanaf september 1940.
“(…) Onmiddellijk na den oorlog kwamen er echter van alle kanten bestellingen en de fabrikanten zetten zich weer aan ’t werk. Op 3 maanden tijd konden al de firma’s hun vroegere werklieden weer arbeid verschaffen.(…).”[630]
Het hervatten van de meubelindustrie in november 1940 omschrijft dezelfde krant als “de laatste schakel gesmeed in de keten van ekonomischen wederopbloei in de streek van Izegem.”[631]
Onrechtstreeks wijzen andere indicatoren mogelijks op een bloei van de Izegemse industrie. Herhaaldelijk duiken in het register der beraadslagingen van het College van Burgermeester en Schepenen aanvragen op voor de uitbreiding van een bedrijf.[632] Een ander element is misschien het schrikbarend toegenomen verbruik van elektriciteit. In juni 1941 is het verbruik van de elektriciteit zo hoog gestegen dat men overweegt om de centrale uit te breiden. Dat is wat De Roeselaarsche Bode vermeldt.[633] Het is echter nooit zover gekomen, integendeel. Doordat de installaties van elektriciteitscentrale gedurende de spitsuren overbelast geraken, neemt de centrale maatregelen om nieuwe aansluitingen en vraag naar vermeerdering van stroom te beperken.[634]
De economische collaboratie kent soms een grillig verloop, waarbij het soms moeilijk is de motiveringen en gedragingen van fabriekseigenaars te achterhalen. Waar ligt de grens tussen vrije keuze en dwang ? Of waar ligt de grens tussen winstbejag en meer ‘edele’ motieven als het behoud van personeel ?
In Izegem wordt op 7 juni 1941 de N.V. Imborex gesticht. Deze N.V. fungeert als draaischijf voor de kleine borstelfabrikanten, die hun grondstoffen daar aankopen en hun afgewerkte producten daar afleveren. Al kort na de stichting levert Imborex aan de Duitse Wehrmacht waardoor grote winsten worden opgestreken. Maar ook de aangesloten borstelfabrikanten pikken een graantje mee van die winsten.[635]
In hoeverre weten eigenaars waar hun productie voor dient ? Is het verantwoord te produceren voor de oorlogsindustrie van de bezetter enkel om werknemers in dienst te houden en tevreden te stellen ?
De firma Boucherie krijgt in 1942 een verbod opgelegd van de Duitsers om nog verder te produceren. Enkele maanden later neemt de eigenaar een bestelling aan voor de firma S.E.M. (Carels) uit Gent. Deze firma werkt onder leiding van het Rustungscommando voor de behoeften van de Wehrmacht en vervaardigt mortieren en kanonnen. Verschillende aannemers zijn in deze productie ingeschakeld en maken dus losse stukken voor oorlogstuigen.[636]
Naast de industrie ontsnapt ook de tewerkstelling niet aan het arendsoog van de Duitse bezetter. Nog voor de werkhervatting enigszins op gang komt (juli-augustus 1940), is nog 27 % van de beroepsbevolking werkloos. Van meet af aan is het duidelijk dat de bezetter van deze toestand gebruik zou maken om Belgische arbeiders naar Duitsland te lokken. Het lokmiddel bij uitstek is een aantrekkelijk loon, waarbij 1 Reichsmark wordt gelijkgeschakeld aan 12,5 fr. i.p.v. 10fr.[637] Ook Izegem profiteert blijkbaar van het succes van de tewerkstelling naar Duitse maatstaven. In iets meer dan een jaar tijd smelten de werkloosheidscijfers als sneeuw voor de zon. Op 22 juni 1940 is er nog sprake van “1927 mannelijke en 657 vrouwelijke werkloozen.”[638] In november van 1941 gewaagt men dat de werkloosheid praktisch opgelost is: “In totaal tellen we in onze stad nog ‘n 60-tal gedeeltelijk of geheele werkonbekwamen.”[639] Een wonder als dit kan maar geschieden “dankzij het onvermoeide werk van het Arbeidsambt Roeselare.”[640]
Het Arbeidsambt, vaak ook de huidige RVA/VDAB genoemd, is gehuisvest in het gebouw nr. 47 van de Mahieustraat in Roeselare. Op het bord aan de ingang staat te lezen : “Arbeidsbemiddeling, Bestuur, Nazicht en Uitwijkingsdienst. Onder de Uitwijkingsdienst ressorteert de Deutsche Werbestelle, die met de werving van arbeidskrachten voor het Duitse Rijk belast is.”[641] De Werbestelle neemt 15 ‘betrouwbare’ Vlamingen, 13 mannen en 2 vrouwen, in dienst. Eén van de werknemers is een Izegemnaar, die later met de invoering van de verplichte tewerkstelling, door dit werk een allesbehalve fraaie reputatie geniet in Izegem.[642]
In de fel gevoerde strijd tegen de werkeloosheid drukt, naast grootschalige projecten, ook de creatie van arbeidsplaatsen bij de Wehrmacht en andere Duitse diensten het aantal werklozen sterk naar beneden. Een andere strategie is het bevorderen van de tewerkstelling in Duitsland. “In de Belgische bureaus voor arbeidsbemiddeling werd aanvankelijk passieve propaganda voor arbeid in Duitsland geduld. Secretaris-generaal Verwilghen ging principieel akkoord met het idee van de vrijwillige tewerkstelling in Duitsland, maar stelde dat de Belgen niet in de oorlogsindustrieën mochten tewerkgesteld worden. Uiteraard hield de bezetter geen rekening met deze voorwaarde.”[643]
De Werbestelle, die met zijn gevreesde eerste Führer Beuche[644] al niet veel gezelligheid uitstraalt, wordt een absoluut te mijden plaats met de invoering van de verplichte tewerkstelling, via de verordening van 6 maart 1942. Op 6 oktober 1942 geldt de maatregel ook voor de tewerkstelling Duitsland.
De Secretarissen-generaal, de Kardinaal en Senator Maria Baers, Voorzitter van de Kristelijke Sociale Vrouwenwerken bekomen in maart 1943 de afschaffing van de arbeidsverplichting voor vrouwen in Duitsland.[645] Enkele categorieën van mannen ontsnappen aan de maatregel. De meest geschikte arbeidskrachten vindt men door systematisch de bevolkingsregisters van de gemeente uit te pluizen en lijsten samen te stellen. De Izegemnaar die in de Werbestelle is tewerkgesteld, wil ontslag nemen. Maar dit wordt hem geweigerd. Op 21 juni 1943 tekent hij een contract voor ‘stipte medewerking’.
“Samen met L.D., (…) was hij een der eerste bedienden op de Werbestelle van Roeselare. Zijn werk bestond erin op de gemeenten de lijsten der jaarklassen voor de dienstplichtigen op te stellen. Hij vervulde stipt en nauwkeurig dezen dienst en stelde zelfs verder deze lijsten op naar goeddunken. (…).” [646]
De personen in kwestie krijgen een oproepingsbevel, desnoods tot drie keer toe indien ze geen gehoor geven. Een week na ontvangst van de brief moeten ze een doktersonderzoek ondergaan. Na de goedkeuring door de dokter verloopt opnieuw een week. Degenen die op een deportatielijst staan, krijgen de keuze tussen een ‘Dienstverpflichtungsbescheid’ en een ‘Vrijwillige Verbintenis’. De Duitsers proberen zoveel mogelijk de arbeiders tot deze laatste verbintenis te overhalen. Dit verkleint de pogingen om aan de deportatie te ontsnappen.[647] Dan volgt het moment van vertrek.
In Izegem vertrekt er elke week op een vaste dag een trein richting Duitsland.
“ (…)De vertrekdatum was steeds de dinsdagmorgen, om 6.30 uur. In en rond het station was dan heel wat volk aanwezig : de verplicht tewerkgestelden en hun familie. Eenmaal we op de perronkade stonden, werden onze namen afgeroepen en moesten we de trein opstappen. Voor hoelang we vertrokken, wist niemand. Na een reeks stopplaatsen kwamen we in het station van Kortrijk toe. Daar kwamen verschillende treinen uit het gewest samen. Alle uitgangen van het station waren afgesperd. We werden allen op één trein geperst en vertrokken via Brussel naar Duitsland, “het land van de glimlach”.(…).”[648]
De procedure, gevolgd bij het optrommelen van de arbeiders, creëert anderzijds veel kansen om te ontsnappen aan de tewerkstelling. Het aantal mensen dat gebruik maakt van achterpoortjes en vluchtwegen stijgt zienderogen in 1943. De Duitsers vinden de situatie al te gortig en gaan over tot de harde middelen : opsporingen op grote schaal, waarbij men er niet voor terugdeinst gijzelaars op te pakken.[649] In Roeselare heeft men de orders begrepen en brengt men de grote eetzaal van de priesterstudenten in het Klein Seminarie, in gereedheid “om slaapgelegenheid te bieden aan een 110-tal manschappen die gedurende een 8-tal dagen een klopjacht zullen houden naar werkweigeraars.”[650] Eén Izegemnaar vervoegt het bewakingspersoneel in juni 1944 :
“Verschillende getuigen komen verklaren, dat hij in het bezit was van een revolver. Betichte, die slechts tot 1 september 1944 in dienst bleef, verklaart dat zijn werk bestond in het reinigen van autos, het vagen van de lokalen, en het opdienen van het eten.”[651]
Hoe vergaat het intussen de werkweigeraars ? Hun keuze heeft heel wat gevolgen. Een eerste is dat ze van het publieke toneel verdwijnen. Los van de angst en sociale isolatie is er het verlies van het recht op rantsoenzegels voor voedsel en kledij. Een gewone job uitoefenen kan ook niet meer, tenzij er ergens iets te klussen valt voor één of ander clandestien handeltje.[652] In Izegem is het ‘sigaretten maken’ een wijdverbreide bezigheid.
“Dankzij de sigaretten hebben een aantal Izegemnaren ‘een frank kunnen verdienen’. Vooral voor ‘onderduikers’ (werkweigeraars) was het een ideale arbeid : men verdiende en het werk maakte niet veel geluid. (…)”[653]
Dit brengt ons bij de creatieve overlevingsstrategieën, die eigen zijn aan en in vele gevallen noodzakelijk zijn tijdens een oorlog. Op gemeentelijk niveau speelt de ravitailleringsdienst een cruciale rol in het leven van elke dag. De bevoorrading blijft een knelpunt gedurende de hele bezetting. De stelregel ‘Eerst komt het eten’ past uitstekend als titel bij een uiteenzetting over de ravitaillering.[654] Dit moet voor velen de grootste kopzorg geweest zijn. Alhoewel er al vanaf maart 1940 (dus voor de oorlog) rantsoenzegels in omloop zijn, maken de Izegemnaren er pas gebruik van met de definitieve invoering in juni.
Brood, gebrande koffie, suiker,
aardappelen, vlees en andere waren kunnen vanaf dan enkel verkregen worden met
zegels. De verdeling van de rantsoeneringskaarten is aan een strenge
reglementering onderworpen. Na een tijdje zijn bepaalde producten, als koffie
niet meer te krijgen. Door schaarser wordende grondstoffen daalt de kwaliteit
van de voedingswaren. Het beruchte ‘komiteitsbrood’ staat voor velen in het
geheugen gegrift als ‘niet te eten brood’. Velen proberen een toevlucht te
zoeken op de zwarte markt. Schandalige woekerprijzen echter dwingen vele
huismoeders een ‘alternatieve’ kookboek samen te stellen met recepten die
gebaseerd zijn op de weinige, beschikbare middelen. Zelfs een overvloed aan
haring in 1943 vraagt enige culinaire vaardigheid.
Mensen nemen ook het heft in eigen handen. Ze bewerken een lap grond voor de
teelt van groenten, gaan aardappelen rooien of zanten…
Niet iedereen moet deze strijd om het bestaan even hard vechten. Vaak brengt een combinatie van gewiekstheid en samenwerking met de Duitsers letterlijk meer brood op de plank.
Familieleden van Oostfrontstrijders genieten op vlak van voedselvoorziening gunstige voorwaarden.
De bevoorrading en de verdeling van kolen doet de verantwoordelijken van de ravitaillering eveneens soms met de handen in het haar zitten. Burgemeester Depoorter lenigt de ergste noden. Hij schrijft op 6 februari 1942 naar de kreiskommandant dat hij twee lokalen heeft ingericht “waar noodlijdende personen zich dagelijksch mogen komen verwarmen, (…)”[655] Wanneer een lading kolen is aangekomen, worden zelfs leerlingen van de Heilig Hartschool, door ouders en vrienden, ingeschakeld om te helpen. Het schoolbestuur legt dit probleem voor aan de burgemeester.[656] Maar soms vallen er gewoon geen kolen te scheppen…
De Ortskommandant dringt er bij de burgemeester op aan dat er vlug werk wordt gemaakt van de organisatie van Winterhulp, die in december 1940 tot stand is gekomen.
“In betrek tot deze hulpverleening, wijs ik nogmaals op het gewicht der winterhulp en verzoek ervoor zorg te dragen dat arme lieden en arbeidsloozen in de eerstkomende maanden geen koude noch honger te verduren hebben.”[657]
De eerste Roeselaarsche Bode van 1941 kondigt het nieuwe initiatief aan “Dit edel en hoogst liefdadig werk is deze week van wal gestoken.”[658] Winterhulp is, naargelang de vorm van hulpverlening, ingedeeld in verschillende afdelingen : de voedselbedeling, de volkskeuken, kolenverdeling, melkbedeling en klereninzameling. Er is ook de belangrijke afdeling Propaganda die de kas van Winterhulp spijzigt door vragen van giften en organiseren van culturele evenementen. Oorlogsschepen Jozef Vangheluwe neemt het secretariaatswerk voor zijn rekening.[659]
De Volkssoep, die in november 1940 door de Commissie van Openbaren Onderstand wordt verkocht[660], staat in 1942 onder de bevoegdheid van Winterhulp. Een bijzondere aandacht gaat uit naar de schoolgaande jeugd. Jongeren en kinderen krijgen via de school soep, soyakoekjes, traan en vitaminen.[661]
Winterhulp verstrekt enkel hulp in natura. “De hulp is nooit gratis, maar de gevraagde financiële vergoeding is in verhouding tot het inkomen van de ondersteunde. De hulp loopt tenslotte volledig via het systeem van de rantsoenering en betekent geenszins een extra rantsoen.”[662]
Het is niet duidelijk of Winterhulp te kampen heeft met wantrouwen en twijfels[663] van de Izegemnaren. Een zeker wantrouwen ten aanzien van de organisatie zou niet zo vreemd zijn als je bepaalde feiten in acht neemt. De Militärverwaltung heeft bijvoorbeeld een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van Winterhulp. ‘Ruhe und Ordnung’ draagt de Militärverwaltung hoog in het vaandel. Een eerste voorwaarde om daaraan te voldoen is de bevrediging van de basisbehoeften. Vaak worden VNV’-ers en Rexisten in de plaatselijke comités opgenomen.[664] Dit laatste is bijvoorbeeld voor Izegem het geval met Vangheluwe, die lid is van het VNV. In het archiefmateriaal hebben we geen opmerkelijke incidenten teruggevonden die wijzen op een negatieve houding ten aanzien van Winterhulp. In de literatuur is men algemeen lovend over de organisatie.[665] Misschien mogen we hieruit afleiden dat het gros van de bevolking er niet om maalt vanuit welke hoek de liefdadigheid komt.
Verzetslieden hekelen vooral de Duitse bezetter omwille van de schrijnende omstandigheden, waarin de gewone man of vrouw in de straat worden gedwongen te leven. Wie kunnen ze in hun strooibriefjes dan ook beter aanspreken dan de huisvrouwen ? Als behoedsters van de haard worden zij toch het hardst getroffen ?
“Dagelijks rijden veel treinen met aardappelen en graan naar Duitsland. Maandelijks gaat, uit Vlaanderen alléén 200.000 kg. boter naar de moffen. Ons leder wordt door de moordenaars gebruikt voor hun soldatenlaarzen. Huisvrouwen, zult gij dit nog langer dulden ? Nee! (…).”[666]
Tijdens de winter van 1941-1942 komt het tot een openlijk protest van huismoeders. In grote getale trekken ze de straat op en klagen de grote tekorten van de voedselvoorziening aan. Of vrouwen in Izegem tot actie zijn overgegaan, konden we niet achterhalen. In Roeselare hebben dergelijke manifestaties zich wel voorgedaan. Na één van die betogingen wordt Albert Joye van de Partizanenbeweging aangehouden.[667]
Deze vorm van protest is om vele redenen bijzonder. Intrigerend is de vraag wat vrouwen drijft tot een niet te onderschatten risicovolle onderneming als betogen tegen de bezetter ?[668]
Het spanningsveld tussen de aanwezigheidspolitiek van traditionele, in de bevolking verankerde, organisaties en het machtsstreven van Nieuwe Ordeorganisaties komt wellicht het best tot uiting in sociale organisaties en meer bepaald de vakbonden. Ook voor de Duitsers is het van belang, omwille van numerieke en ideologische motieven, om hierop in te spelen. In 1939, na de inval van Duitsland in Polen, heeft de top van de socialistische en christelijke vakbonden beslist de werking op te heffen tijdens eventuele bezetting. Deze beslissing lappen enkele vooraanstaande, thuisblijvende vakbondsmensen in 1940 aan hun laars. De vakbondswerking wordt toch hervat weliswaar in een aangepaste vorm.[669]
Onder het mom van een KWB-bijeenkomst vergadert de middenraad van het Werkersverbond maandelijks. Elke vergadering wordt gekoppeld aan een mis voor de verplicht tewerkgestelden.[670] De vraag is natuurlijk of de werking verder reikt dan het geestelijk dienstbetoon en in welke mate die dan efficiënt zijn onder de moeilijke oorlogsomstandigheden.
In elk geval kunnen Izegemnaren vanaf 6 juni 1942 terecht in een kantoor van de Unie van Handen -en Geestesarbeid (UHGA) in de Gentstraat nummer 4.[671] De bedoeling van de UHGA is de traditionele vakbonden te verenigen in een eenheidsvakbond. Op de stichtingsvergadering op 22 november 1940 zijn afgevaardigden van de christelijke, socialistische en liberale vakbond aanwezig, alsook een afgevaardigde van de Arbeidsorde afkomstig uit de familie van de Nieuwe Ordebeweging. Maar de bezettende overheid heeft het laatste woord. De UHGA is nooit een succesnummer geworden.[672]
Het culturele (verenigings)leven in Izegem is met de Duitse bezetting meer dan ooit bepaald door politieke machtsversteviging en –uitbreiding. Via een ingenieuze propagandamachine leggen de Duitsers het dagelijkse leven stevig aan banden. De mechanismen van propaganda zijn op een tijdsafstand tamelijk doorzichtig. Maar het subtiel vastklinken van sociale en culturele aspecten in de samenleving met het oog op een integratie van de nationaal-socialistische politiek is voor mensen die er midden instaan misschien niet altijd even duidelijk. Sommige vrouwen die we hebben geïnterviewd, verbergen zich bewust of onbewust, terecht of onterecht, achter deze culturele façade. Ze verdedigen zich doordat het lidmaatschap van vereniging X of Y niets te maken heeft met politiek. Alles draait rond cultuur…[673]
Maar bepaalde maatregelen zullen wel niemand ontgaan zijn. Zo is er bijvoorbeeld de doorgedreven censuur.
Voor vergaderingen en samenkomsten van om het even welke vereniging is een toestemming vereist. De aanvraag van de initiatiefnemers volgt een omslachtige procedure, die verloopt via de burgemeester van Izegem en eindigt in de Kreiskommandantur in Roeselare.
Er wordt een groot belang gehecht aan de overdracht van geschiedenis. De geschiedenisleerboeken die in het onderwijs in omloop zijn moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. De heruitgave van Algemeene Geschiedenis van Frans van Kalken wordt door de Duitse militaire overheid niet geduld. Veel motivatie en verantwoording krijgt burgemeester De Poorter niet van de kreiskommandant. Hij moet in de eerste plaats zeker zijn dat het boek in geen enkele school wordt gebruikt en daarom moet hij
“(…) sich vom leiter der Schule eine Bescheinigung darüber geben zu lassen, das es sich weder in der Schule befindet noch zum Hausunterricht gebraucht wird.(…).”[674]
De Duitse overheid probeert nog op andere manieren vaste voet in de scholen te krijgen. De tentoonstelling over de Izegemse nijverheid in de nijverheidsschool prijst op een bedekte wijze het succesnummer van de economie in Izegem tijdens de oorlog aan. [675] Minder oogverblindend – toch voor de Izegemnaren die niet echt ingenomen zijn met de Duitse bezetting – is waarschijnlijk het gebruik van de speelplaats van de stadsschool door collaboratiebewegingen. De Zwarte Brigademannen en de Vlaams Nationalistische jeugdgroepen krijgen de toestemming om de speelplaats te gebruiken voor hun gymnastiekoefeningen.[676]
Dezelfde stadsschool wordt ook eens vereerd met het bezoek van Willem Demeyere, een zanger die onverbloemde Vlaamse liedjes aanleert aan de leerlingen. Volgens De Roeselaarsche Bode zullen de jongens en de leraars de beste herinneringen bewaren aan die zangnamiddag.[677] Ook vele van onze informanten herinneren zich de zangavonden met Willem Demeyere.
Film is een populair medium waarlangs de Duitsers hun boodschap de wereld insturen. De programmering van de Izegemse bioscopen is volledig door hen bepaald. Wekelijks verschijnt in De Roeselaarsche Bode het filmaanbod. Met de aankondiging van ‘Jood Susz’ krijgen we een idee over de aard van de films.
“Wegens onvoorziene omstandigheden moest het programma voor Allerheiligen veranderd worden. De aangekondigde film werd vervangen door het meesterwerk “JOOD SUSZ”. Over deze prachtige anti-joodsche film is reeds geweldig veel geschreven en wekenlang trok hij in de groote steden volle zalen. De film is het waard en door zijn propagandistische, historische strekking is het voor iedereen noodig en nuttig dezen film te gaan bekijken.”[678]
Ook de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap (DeVlag) maakt gebruik van dit medium. Deze organisatie, die zich tot doel stelt “in Izegem het economisch en kultureel peil zooveel mogelijk te verhoogen”[679],voert met de vertoning van de film “Vlaanderen vecht aan het Oostfront”[680] nog andere plannen in het schild. Het blijft niet bij filmvertoningen alleen. DeVlag probeert via wervingsavonden nieuwe soldaten voor het Oostfront te rekruteren en leidt ook inzamelacties ten voordele van de Oostfrontstrijders die al zijn vertrokken.[681]
De leiding van de DeVlag- Izegem is in handen van celleider Edgar Vandewalle[682]. Vanuit het kantoor van DeVlag in de Gentstraat, wordt de praktische organisatie van de Kinderlandverschickung (KLV)[683] geregeld.[684] Mevrouw Haegens nuanceert de hulp aan de KLV vanuit Vrouwenwerken van DeVlag.
“Wat K.VL. betreft bedoel ik dat wij de reizen niet organiseerden. Wij hadden het regelmatig nazicht der kinderen welke aangeduid waren om mede te gaan, (…).”[685]
Thuisblijvende kinderen kunnen in Izegem terecht in de school- of vakantiekolonie op het kasteeltje Ter Wallen. Dit initiatief, uitgaande van de stichting Moeder en Kind, biedt voor een periode van ongeveer 4 maanden onderdak aan een 80-tal meisjes tussen de 8 en 14 jaar. In de regel komen meisjes in aanmerking die verzwakt zijn of aan ondervoeding leiden. Hun gewicht wordt wekelijks gecontroleerd.
Als ze de kolonie verlaten zijn ze gemiddeld 5 à 6 kg. aangekomen.[686] Tijdens de vakantie is er het ‘Vacantieplein’ onder toezicht van een team leidsters, waaronder D.G.[687], een ziekenverpleegster en D.M.S.-meisjes…
Het stadbestuur voorziet regelmatige een financiële tegemoetkoming.[688] Inschrijvingen gebeuren op het stadhuis soms zelfs in het kabinet van de burgemeester zelf mits voorlegging van onder andere de Winterhulpkaart.[689] De schoolkolonie geniet een bijzondere reputatie in de streek. Op zondag 11 oktober 1942 krijgt de kolonie bezoek van een 20-tal burgemeesters uit het arrondissement.[690] Een propagandistisch toontje is nooit veraf :
“ (…)Het werk “Voor Moeder en Kind” dat de uitbating van deze Schoolkolonie op zich heeft genomen en een uitstraling is der Vlaamsch Nationale Sociale actie der Eenheidsbeweging V.N.V. dient om dit prachtig initiatief geloofd en gedankt.”[691]
De kreiskommandant in Roeselare vraagt het stadbestuur om hem een overzicht op te sturen van de verschillende culturele en sportverenigingen in Izegem.[692] Gezien de achtergrond, de leeftijd en het geslacht van onze informanten, focussen wij op de jeugdvereniging met collaborerende inslag die zich richt op de meisjes. In Izegem is dat de Dietse Meisjesscharen (DMS). Een aparte afdeling voor jongere meisjes binnen deze groepering heet de Kerlinnekes. De burgemeester noteert in juli 1941 dat Nöella Ghekiere leidster is van de DMS.[693] Op vraag naar de activiteiten van de DMS, krijgen we van onze informanten, die lid zijn geweest, samengevat volgend antwoord.
Uit andere bronnen blijkt dat de DMS-meisjes van Izegem ook tijdens activiteiten van andere organisaties aanwezig zijn en zich ter beschikking stellen van sociaal hulpbetoon. We hebben reeds hulp in de schoolkolonie “Ter Wallen” vermeld. Ze maken zich nuttig bij bedelingen van voedsel of … brandhout. Deze extra gift van brandhout aan het gemeentebestuur zorgt bijvoorbeeld voor veel werk.
“(…)Deze prachtige gift werd verdeeld in 1000 bons van 100 kilo voor die huisgezinnen die een familielid hebben in het Vlaamsch Legioen, in de Waffen SS, in de N.S.K.K., de Vlaamsche Wacht of Vlaamsceh Fabriekswacht, de O.T. of waarvan iemand in Duitschland werkt. Deze bons worden kosteloos uitgereikt door de jonge Dames van D.M.S. van het V. N.V. in de trouwzaal van het Stadhuis bij gelegenheid van de uitdeeling der nieuwe rantsoenkaarden.
Deze meisjes stellen zich ook ten dienste voor het invullen van de aardappelkontrakten voor degenen die daartoe niet bekwaam zijn.(…).”[694]
Het valt op dat enkel collaborerende groeperingen genieten van het extra voordeel. Vraag is hoe de meisjes van de DMS omgaan met dit soms selectief karakter van hulpbetoon. Welke mening houden ze erop na ? Een andere gelegenheid, waarbij meisjes uiting geven van hun lidmaatschap van DMS, is de uitvaartplechtigheid van de oostfrontstrijders Gebroeders Hugelier en Etienne Werbrouck.[695]
Naast specifieke organisaties als DMS, Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen en andere ‘culturele’ verenigingen die ontstaan zijn uit de hoek van de Nieuwe Ordebeweging en collaboratie zijn ook de bestaande Izegemse verenigingen vaak getekend door een interne ‘zwart-wit’ tegenstelling. In het Tallyboek, een soort logboek van de Scouts vermeldt op een bepaald ogenblik een scheuring naar aanleiding van die tegenstelling.[696]
Begin mei 1942 wordt een speciale culturele dienst in het leven geroepen. Deze moet “het kulturele leven der stad volgen” en fungeert als “verbindingsorgaan tusschen het stadsbestuur en het kultureel leven in de stad.”[697] In de aankondiging van deze dienst in De Roeselaarsche Bode heeft men het er niet over[698], maar achter de schermen van de gemeentepolitiek wordt benadrukt dat “kultureel” gelijk staat met “vlaamsch kultureel leven”. De eigenlijke bedoeling is dat culturele leven “op een gezonde basis te grondvesten en te organiseren (…) ten einde een gezond toezicht over de kulturele bedrijvigheid in de stad te kunnen uitoefenen; (…).”[699] Zou het kunnen dat het stadbestuur van Izegem met dit orgaan de bedoeling heeft als een soort waakhond op te treden en het Vlaamse karakter van culturele verenigingen en evenementen wil bewaken, eventueel stimuleren ? Een mogelijk antwoord vinden we bij De Wever de strategie van het VNV die op dat vlak toelicht.
“Als totalitaire partij beschouwde het VNV het als zijn opdracht het culturele terrein te controleren. Cultuur moet hier zeer ruim worden opgevat. Het begrip omvat een breed gamma van geestesactiviteiten. Het is evident dat een partij die zichzelf zag als de emanatie van het Vlaamse volk, er groot belang aan hechtte controle te verwerven over de culturele sector. Ze verzekert zich aldus van een permanente legitimering van haar zelfverklaarde rol in de maatschappij. (...)."[700]
Het is heel aannemelijk dat VNV-burgemeester De Poorter vanuit deze strategie het cultureel beleid van de stad uitstippelt. De culturele dienst zal in elk geval wel geen bezwaren hebben aangetekend in december van datzelfde jaar tegen de wijziging van de straatnamen die een expliciet Vlaamse klank krijgen. Zo wordt de O.L. Vrouwenstraat Albrecht Rodenbachstraat, de Guido Gezellestraat wordt Joris Vanseverenstraat enz. …[701] Het Stedelijk Kultuurverbond organiseert ook zangavonden.
De katholieke kerk stelt zich tijdens de woelige oorlogsjaren terughoudend op, alhoewel ze, zeker in Izegem, enkele discipelen van het Vlaams-nationalisme / nationaal-socialisme heeft voortgebracht. Burgemeester Depoorter klaagt deze houding aan op een wervingsactie voor het Oostfront.
“(…)Burgemeester De Poortere verwonderde zich terecht over het stilzwijgen en de afzijdigheid der geestelijkheid bij dezen Europeeschen Kruistocht tegen het beestig bolsjewisme.(…).”[702]
De kerk distantieert zich van het VNV en diens politiek daar ze als een bedreiging wordt beschouwd voor de Belgische eenheid.[703] De houding van kardinaal Van Roey is sprekend in deze optiek, vooral wat betreft de Oostfrontstrijders.
“Voor hem waren oostfrontstrijders af te schrijven als jonge mannen die hun zin hadden willen doen zonder te luistern naar “les directives de l’autorité religieuse” (…).”[704]
Toch kan men de lokale Izegemse kerk geen strikte afzijdigheid verwijten als je ziet dat voor gesneuvelde oostfrontstrijders een ‘zieledienst’ wordt gecelebreerd in de St. Hiloniuskerk. Anderzijds zou een weigering van een dienst misschien bijzonder mensonwaardig overkomen in een gemeente die sinds lange tijd doordrongen is van de traditioneel katholieke leer. Verbeke trekt de lijn door voor het arrondissement Roeselare-Tielt : want hij heeft geen weet van weigeringen van een begrafenisplechtigheid voor een gesneuvelde Oostfronter of Waffen-SS’er in deze regio.[705]
Het devote geloof van de, over het algemeen sterk praktiserende, Izegemnaren blijft ook tijdens de oorlog een constante. Met de luchtaanvallen van mei ’44, zoeken ze meer dan ooit troost en redding in de kerkgebouwen.
“Ter gelegenheid van Pinksteren 1944 werden alle kapelletjes extra opgesmukt met verse bloemen. Te Izegem trok veel volk naar de kerk van de Paters Kapucijnen, naar de biecht en de Heilige Mis. Want die paters hadden blijkbaar meer krediet in de hemel dan andere religieuzen. Aan alle kapelletjes in Izegem, aan de grot van Lourdes nabij de Sint-Tillokerk[706], aan het “Blauw kapelleke”, overal werd er door jong en oud gebeden voor de vrede.”[707]
De aanloop tot de repressiegeschiedenis in Izegem is tamelijk ruim opgevat : niet alleen in tijd – vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog – maar ook inhoudelijk – politiek, sociaal-economisch en cultureel. Dit is belangrijk om de context beter te begrijpen. Bij wijze van overstap naar het volgend hoofdstuk, vatten we hier enkele de evolutie samen van de Vlaamse beweging, waarvan een deel zich tijdens de Tweede Oorlog aan de collaboratie heeft ‘verbrand’.
Sommige oudstrijders geven met de oprichting van de VOS in Izegem een uiting aan hun, door de Eerste Wereldoorlog, versterkt Vlaams bewustzijn. Ook op andere vlakken beginnen Vlamingen zich te roeren. De katholieke mastodont begint scheurtjes te vertonen, waarvan het incident met Odiel spruytte in 1925 een illustratie is. Naast de studiekring van Spruytte bestaan er in die periode andere Vlaamse kringen, onder andere voor vrouwen en meisjes.
Vanaf 1926 verschijnen de Vlaams-nationalisten op het politieke strijdtoneel en boeken bij de eerste stembusslag een mooi resultaat. Slaan de Vlaams-nationalisten de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 over omwille van onderhuidse spanningen tussen het VNV en het Verdinaso ? In elk geval komen ze in 1938 eendrachtig terug, versterkt door een lijst van de Middenstanders. Heel wat bekende (Juul Declerq het Verdinaso) en minder bekende Izegemse mannen en vrouwen organiseren zich in het VNV of het Verdinaso. Eén van hen is Paul Depoorter, die samen met enkele vooraanstaanden het Vlaams Huis hebben opgericht.
Door de inval van de Duitsers in 1940 vangt voor Izegem een tijd aan van vreemde bezetting. Misschien verwijst de benaming ‘gouden stad’ naar de door de Duitsers opgevoerde industriële bedrijvigheid. Of heeft Izegem die naam te danken aan een welig tierende zwarte markt ?
In 1941 worden de politieke kaarten herschud en neemt VNV’er Depoorter de burgemeesterssjerp van Cyriel Staes over. De Duitse overheid geeft zijn goedkeuring aan deze en andere politieke benoemingen en aan de fusie van de gemeente Emelgem met Izegem. Sommige Izegemnaren hebben, ongeacht de motieven, hun medewerking verleend aan de Duitse bezetter. Een uitgesproken vorm van collaboratie is de militaire, waarbij Izegemnaren naar het Oostfront zijn getrokken.
Zeker vanaf 1944 verzwakt de positie van Duitsland. Toch blijft het voor veel Izegemnaren nog bang afwachten…
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[403] FRANCOIS, L., “Lokale geschiedenis voorbij de kerktoren.”, In : BAUER, R., (e.a.), Tussen herinnering en hoop. Geschiedenis en samenleving. Leuven, 1998, 121.
[404] Ibid., 123.
[405] Zie : I ‘Ongeweten’ en ‘onverwerkt’ verleden : 13.
[406] François kaart dit probleem in zijn bijdrage aan. Hij stelt vast dat er een kloof is tussen de professionele historicus en de amateur, die beiden “ op een verschillende wijze en in verspreide slagorde te werk gaan.” (Ibid., 127). (Persoonlijke noot : In de Izegemse heemkundige kring Ten Mandere staan professionele historici en amateurs zij aan zij.) Met dit gegeven moet in elk geval rekening worden gehouden.
[407] Met ‘systematisch onderzoek’ bedoelen we een methode waarbij de beschikbare archieven stelselmatig worden omgewoeld. Met de vracht aan gegevens kan de vorser in kwestie een realiteit uittekenen die gekleurd is door een veelvormigheid aan maatschappelijke facetten en die tot in de kleinste finesses is afgewerkt. Voorbeelden : SEBERECHTS, F., “Rust en Orde Heerscht in de gemeente.”, In : De Krijter. De Kaeck. Wommelgemse Heemkundige Kring. Jaarboek 1994-1995. Brasschaat, 29ste en 30ste jaargang, 7-245.; RAVYTS, K. en STRUYVE, P., Op. Cit., …. En andere …
[408] Voor de problemen, waarmee we hebben moeten afrekenen, Zie deel I.5.2. Bronnen.
[409] Zie deel III. Geschiedenis van … : vrouwen of mannen ? voor een antwoord op de vraag hoe het komt dat we vrouwen accentueren in een studie die nochtans een genderperspectief beoogt.
[410] Dit is een andere benadering dan die uitgewerkt in het deel V. Vrouwen uit Izegem getroffen door de repressie na de Tweede Wereldoorlog : waar of niet waar ?
[411] Misschien heeft deze werkwijze iets weg van achteraf interpretatie. Maar dezelfde kritiek kunnen we ook toepassen op een traditionele geschiedschrijving van een gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog. Heeft die ook geen last van een achteraf interpretatie die vrouwen op een manifeste wijze naar de vergeethoek verwijzen.
[412] VAN DOORSLAER, R., “De Tweede Wereldoorlog.”, In : Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente ? Deel 19de en 20ste eeuw. Universiteit Gent, 1993, 304.
[413] Ibid., 305.
[414] De vooronderstelling van de continuïteit van de geschiedenis wordt overboord gegooid en auteurs als Foucault ruilen die plaats nadrukkelijk in voor de discontinuïteit. Naast de focus op decentralisatie van geschiedenis en voorkeur voor microgeschiedenissen is dit een kenmerk van het verhalend verklaringsmodel (voor de hermeneutische visie op historische verklaring). (LORENZ, C., Op.Cit., 120.) Niet toevallig grijpen feministen graag terug naar dit model. Zo vinden we in de boeken van Roberts, die bijzonder praktisch zijn, steevast een rubriek terug die de (dis)continuïteit onderzoekt. (bijvoorbeeld : ROBERTS, E., Women and families : an oral history, 1940-1970 (…). Oxford, 1995, 277. En IDEM, A woman’s place : an oral history of working-class women 1890-1940., Oxford, 1996, 246.) Zie : ook deel II. Geschiedenis : schrijven of herschrijven ? en deel III : Geschiedenis van … : vrouwen of mannen ?
[415] TOLLEBEEK, J., Geschiedenis van de Nederlanden., Niet-gepubliceerde cursus, eigen notities, KULeuven, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 1997-1998, Eigen notities.
[417] Lermyte is doctor in de geschiedenis, voorzitter van de heemkundige kring Ten Mandere en geeft les geschiedenis aan het Sint-Jozefcollege.
[418] Titel en eerste alinea van dit hoofdstuk ontleend aan : VANDROMME, A., “ De identiteitskaart van Izegem.”, In : LERMYTE, J.-M., Geschiedenis van Izegem, Roeselare, 1985, 27-37.
[419] VANDROMME, A., “Belangrijke Izegemse gebouwen.”, In : LERMYTE, J.-M;, Op. Cit., 571-573.
[420] LERMYTE, J.-M., “De Izegemse politiek in de 19e eeuw.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 165.
[421] ’T HOF VAN COMMERCE, “Izzegem”, Uit : En in Izzegem. (CD), Gent, Kinky Star Records, 1998.
[422] VANDROMME, A., Op. Cit., 34.
[423] LERMYTE, J.-M., “Het economisch leven in de 19e en 20e eeuw.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 199-224.
[424] LEROY, R., “Het godsdienstig leven in de 20e eeuw.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 450.
[425] LEROY, R., “Toen de kerk nog in het midden stond.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 267.
[426] LEROY, R., “Het godsdienstig leven in de 20e eeuw.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 449.
[427] VERHOLLE, R., “De eerste wereldoorlog, breuk met het verleden.”, In : Op. Cit., 351.
[428] WITTE, E.,e.a., Op. Cit., 151.
[429] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 371.
[430] De titel belooft een synthetische aanpak, maar nader beschouwd verguldt ze alleen maar een relaas van feiten en anekdotes. Dit is het punt, zoals François dit heeft beschreven, waar een amateur-historicus/a en ‘professioneel’-historicus/a met elkaar in aanvaring komen. (FRANCOIS, L., Op. Cit., 127.). Een ander probleem met de Geschiedenis van Izegem is dat de monografie samengesteld is uit verschillende bijdragen, van de hand van verschillende auteurs. Soms gaat de overgang de mist in. Zo pikt de auteur van de bijdrage die volgt op die van de Eerste Wereldoorlog niet echt in op het essay van zijn voorganger. De aanknoping met ‘het breukpunt’ zou nochtans een goede instap geweest zijn…
[431] De auteur bespreekt in één bijdrage het socio-politieke leven tijdens het interbellum. Volgens hem wordt in die periode de Izegemse politiek, meer dan vroeger, bepaald door socio-economische belangen. (LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 371.). Toch houden wij de twee in onze bespreking gescheiden.
[432] Ibid., 371.
[433] Ibid., 393-398.
[434] Zie : Bijlage 1.
[435] Ibid., 378-379.
[436] Ibid., 382.
[437] VANHAUTE, E., Economisceh en sociale geschiedenis van de nieuwste tijden., Niet-gepubliceerde cursus, Universiteit, Gent, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 1998-1999, 87.
[438] Ibid., 384-398.
[439] Lermyte verwondert zich over de reactie van het stadsbestuur op het ontslag. De katholieke meerderheid betreurt het heengaan van een vrouw omdat haar oordeel voor bepaalde zaken die van de mannen kan overtreffen. Terecht merkt Lermyte de contradictie op want bij de katholieken is in de verste verten geen vrouw te bespeuren. Maar om daaruit te besluiten dat de katholieken een vrouw verkiezen boven een ‘kwadere klant’ als Robert Gits (Ibid., 398.) blijft te eenzijdig als verklaring. Ze gaat gedeeltelijk voorbij aan de toen heersende mentaliteit waarin een beeld overheerst van de ‘zwakke vrouw’, die schuchter haar eerste kleine stapjes mag zetten in de politieke mannenwereld. Dat vrouwen het allesbehalve gemakkelijk hebben tijdens die eerste verkiezingen, zien we bevestigd in de bijdrage van Vrouw en politiek in België. (VAN MOLLE, L. en GUBIN, E., Op. Cit., 35-39.)
[440] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 412.
[441] Zie Bijlage 1.
[442] Zie Bijlage 1.
[443] Ibid., 411-412.
[444] DE WEVER, B., Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945. Tielt, 1994, 83.
[445] Ibid., 419.
[446] Ibid., 420-422.
[447] Degrelle, de leider van Rex, valt samen met enkele aanhangers binnen op een vergadering van de partijleiders van de Katholieke Partij. Hij houdt een donderpreek over de zelfingenomendheid en zogezegde corruptie van de partij. (CONWAY, M., Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.,Groot-Bijgaarden, 1994, 10-20.
[448] Ibid., 385+416.
[449] Ibid., 422.
[450] Vandaar dat sommige een kolom krijgen in de NEvB.
[451] Het blijft een geschiedenis in een notendop met eigen accenten op personen en gebeurtenissen. Bepalend is het specifieke kader van deze licentiaatverhandeling. Af en toe overschrijden we de grenzen van het politieke terrein. Want de Vlaamse beweging doorkruist ook de sociaal-economische en culturele dimensie van de Izegemse samenleving.
[452] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 399.
[453] VANDOMMELE, “De Nationale Strijdersbond, afdeling Izegem, tot aan de Tweede Wereldoorlog.”, In : Ten Mandere. Themanummer : ‘De Izegemse vaderlandse verenigingen en de twee wereldoorlogen’., nr. 1, mei 1993, 19-20.
[454] Geboren te Rumbeke op 4 juni 1891 en gestorven te Slijpe op 23 november 1940.
[455] DE WEVER, B., Op. Cit., 79.
[456] VERSTRAETE, P.-J., Odiel Spruytte., Antwerpen, 1990, 110-111, 121, 126.
[457] Ibid., 93.
[458] Ibid., 119-120.
[459] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 405-407.
[460] VERSTRAETE, P.-J., Op. Cit., 137.
[461] Zie : IV.3.2.2. Sociaal-economisce en IV.3.2.3. Culturele.
[462] ATM, Doos : “Kiespamfletten : ongedateerde + tot WOII.”, Brief m.b.t opening van het ‘Vlaamsch Huis’.
[463] Vanaf 1927 beschikken de Vlaams-nationalisten over dit ‘Kahtoliek Vlaamsch Nationaal weekblad voor Iseghem en omliggende’.
[464] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 409-410.
[465] VERSTRAETE, P. J., Op. Cit., 141.
[466] HIMPE, K., “Het geval Sarre. Monseigneur Waffelaert en het Vlaams-nationalisme.”, In : Ten Mandere, nr.10, 1998, 16.
[467] Ibid., 21.
[468] VERSTRAETE, P. J., Op. Cit., 118.
[469] August Borms had in de eerste wereldoorlog gecollaboreerd. Hij was lid geweest van de Raad van Vlaanderen en zowat minister van de staat Vlaanderen. Na de oorlog werd hij ter dood veroordeeld, maar zijn straf werd omgezet in levenslang. Hij was een monument van de Vlaamse beweging. Na de fameuze tussentijdse parlementaire verkiezingen in Antwerpen in 1928, werd Borms begin 1929 vrijgelaten, en kon hij aan een zegetocht door Vlaanderen beginnen.(…)”(LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 414.) Zie ook : DESCHRIJVER, R., (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, Deel 1, 559-563.
[470] SAI, Voorlopig geklasseerd archief, 12 387 B, 1940 1945 admva varia, Aanplakbrief n.a.v. Huldiging van Dr. August Borms (3 Maart), Ondertekend : “Iseghem, den 1 Maart 1929, De Burgemeester, C. Staes.”
[471] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 414-416; HIMPE, K., “Izegems Bormsbetoging in 1929.” In : Ten Mandere, nr. 106, 1996, 33-38.
[472] DE WEVER, B., Op. Cit., 50-52 en DE WEVER, B., “Vlag, groet en leider”. Geschiedenis van het Vlaams Nationalistische Verbond, 1933-1945., Proefschrift, Universiteit Gent, 1991-1992, 180.
[473] CREVE, J., Het Verdinaso en zijn milities.Militievorming tussen beide wereldoorlogen in Vlaanderen en Nederland (1928-1941)., Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1985, 35.
[474] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 417. CREVE, J., Recht en trouw. De geschiedenis van het Verdinaso en zijn milities., Borgerhout, 1987, 18 (…).
[475] Creve maakt in zijn licentiaatverhandeling gebruik van fragmenten uit een interview met Marcel Buyse.
[476] I.L., Interview, 3 december 1999.
[477] VANHAUTE, E., Op. Cit., 80-83.
[478] LERMYTE, J.-M., “Het economische leven en de 19e en 20e eeuw.”, In : Op. Cit., 211.
[479] Ibid., 214.
[480] Ibid., 216-219.
[481] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op.Cit., 371.
[482] LAMBERTS, E., “België sinds 1830.”, In : BLOM, J.C.H. en LAMBERTS, E. (red.), Geschiedenis van de Nederlanden, Rijswijk, 1993, 286.
[483] VANHAUTE, E., Op. Cit., 86.
[484] LERMYTE, J.-M., “Het paternalisme, de 19e-eeuwse oplossing voor het sociale vraagstuk.”, In : Op. Cit., 225.
[485] Ibid., 258-262.
[486] LERMYTE, J.-M., Gedeelde eenheid. De christelijke vakbeweging in Izegem-Emelgem-Kachtem. 1940-1991., ACW-Izegem, Izegem, 1992, 123-187.
[487] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 384-393.
[488] LERMYTE, J.-M., “Het paternalisme, de 19e-eeuwse oplossing voor het sociale vraagstuk.”, In : Op. Cit., 225.
[489] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 374-378.
[490] Ibid., 380-382.
[491] DE WEVER, B., Greep naar de macht. Vlaams nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945., Tielt, 1994, 79.
[492] Met thomisme wordt het filosofisch en theologisch leerstelsel van Thomas van Aquino bedoeld. (de mens als sociaal wezen, het waarmaken van de belangrijkste rechten van de persoon, de rol van de staat als garant van het algemeen belang, het belang van natuurlijke gemeenschappen, enz.)
[493] VERSTRAETE, P.J., Op. Cit., 100.
[494] Ze zijn stuk voor stuk geen onbekenden in het Vlaamse wereldje. Zie voor Leuridan, J. : DESCHRIJVER, R., (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, 1845-1848, e.a.
[495] Ibid., 95.
[496] Ibid., 140. En LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 406+408.
[497] CREVE, J., “Clercq, J. de.”, In : DESCHRIJVER, R., (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, 742.
[498] DE WEVER, B., Op. Cit., 81, 181-182.
[499] CREVE, J., Recht en trouw. De geschiedenis van het Verdinaso en zijn milities. Borgerhout, 1987, 56.
[500] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 374.
[501] Let wel, in de definitie die Berger hanteert, worden verschillende stappen onderscheiden die bepalend zijn voor cultuur. Hij besluit dat de verschillende fasen van cultuurvorming in een dialectisch proces verlopen. Daarom strookt een determinerende visie op cultuur, als zou zij enkel en alleen worden bepaald door sociaal-economische verschuivingen, niet helemaal met de werkelijkheid. (ART, J., Cultuurgeschiedenis van de Nieuwste Tijden. Capita Selecta., Niet-gepubliceerde cursus, Universiteit Gent, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 1998-1999, 6.)
[502] LERMYTE, J.-M., “Het paternalisme, de 19e-eeuwse oplossing voor het sociale vraagstuk.”, In : Op. Cit., 260+263-265.
[503] VERSTRAETE, P. J., Op. Cit., 92.
[504] LERMYTE, J.-M., Gedeelde eenheid. De christelijke vakbeweging in Izegem-Emelgem-Kachtem. 1940-1991., ACW-Izegem, Izegem, 1992, 169..
[505] Deze kring is ontstaan binnen de vrouwenafdeling van het Katholiek Vlaamsch Verbond in Izegem. (LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : Op. Cit., 402.
[506] Uit het verslagboek van de kring blijkt dat proost Dewulf geen Vlaams-nationalist is. Lermyte vraagt zich af of de radicaliteit van sommige meisjes (eigen noot : en een aanvaring met de proost tot gevolg) uiteindelijk de reden is waarom de kring verdwijnt. (Ibid., 403.)
[507] Zie : deel III. Geschiedenis van … : vrouwen of mannen ?
[508] “Spijts laster en kwaadwilligheid” is volgens de Geschiedenis van Izegem de naam van de Katholieke Vlaamsche Meisjesstudiekring in Izegem. De naam van Martha Vandewalle wordt in de alinea’s over deze studiekring niet vermeld. (Ibid. 402.) In de NEvB schrijft Vanlandschoot dat Martha Vandewalle een Vlaamse Meisjesbond sticht in 1919 in Ichtegem met als kenspreuk “spijts laster en kwaadwilligheid”. (VAN LANDSCHOOT, R., “Walle, Martha vande.”, In : DESCHRIJVER, R., (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998.)Ofwel is door een onnauwkeurigheid de naam van Vandewalle vergeten in de Geschiedenis van Izegem. Ofwel bedoelt Vanlandschoot Izegem i.p.v. Ichtegem.
[509] Gudrun is het tijdschrift van de Dietse Bond voor Vrouwen en Meisjes : ‘Ik Dien’. Zie ook : DESCHRIJVER, R., (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, 1377-1380.
[510] LERMYTE, J.-M., “Het socio-politieke leven tijdens het interbellum.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 409-411.)
[511] Ibid., 382-384.
[512] WITTE, E., Op. Cit., 217-218.
[513] VANDEPITTE, P., e.a., Tijdspiegel 6. Twintigste eeuw. Kapellen, 1990, 77.
[514] We vinden reeds boekjes terug met “Onderrichtingen omtrent de gedragslijn van de gemeentebesturen in geval van Mobilisatie van het leger” die in 1936 uitgegeven zijn. Met het verstrijken van de jaren worden de brieven - onderrichtingen - afkomstig van het Provinciebestuur concreter. Ze bevatten richtlijnen over welke organen in aanmerking komen bij een mobilisatie (de brandweer), de praktische organisatie van de burgerlijke mobilisatie (het dragen van mobilisatiearmbanden), het inventariseren van gebouwen van openbaar nut, enz. … (SAI, oude inventaris, Doos : “Burgerlijke Opeisingen” 45 46.10)
[515] SAI, niet geïnventariseerd archief, Map : “Mobilisatie”, Aanplakbrief.
[516] LAMBERTS, E., Op. Cit., 292.
[517] DE WILDE, M., “Aan het front. Der tijd der dwalingen. Een regering op de dool.”, In : De Oorlogskranten. Deel 10, 19 November 1940., Brussel, 1993, 3.
[518] Een gelijkaardige gebeurtenis doet zich voor op 26 mei 1940 in het nabijgelegen Oekene. De bevolking wordt samengedreven in een fabriek en een paar uur later worden ze de weg opgestuurd in oostelijke richting naar Hulste, Bavikhove, Kuurne enz. (COCLE, P., West-Vlaanderen in Mei ’40. Roeselare, 1981, 115.)
[519] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 423-425.
[520] VERHOEYEN, E., België bezet 1940-1944., Brussel, 1993, 12-13.
[521] “Er was namelijk onder de Duitsers een strijd tussen wat men zou kunnen noemen de gematigden, de Wehrmacht enerzijds en anderzijds de SS. Door het aanblijven van de secretarissen–generaal kon worden voorkomen dat er zoals in Nederland een Zivilverwaltung, een burgerbestuur met NSDAP-functionarissen (…) aan de macht kwam. In Nederland is trouwens aangetoond dat de bevolking daar veel erger heeft geleden onder het bewind van partijfunctionarissen, de échte Nazi’s, die daar aan het bewind waren.” (VAN DEN WIJNGAERT, M., “De keuze van het minste kwaad.”, In : De Oorlogskranten. Deel 13, April 1941, Brussel, 1993, 2.
[522] VERBEKE, G., Roeselare. Verzet, bezetting en bevrijding. ‘40-’44. Tielt, 1992, 13.
[523] Ibid., 12.
[524] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 430.
[525] Wanneer we uit deze krant informatie puren over Izegem is het enorm belangrijk deze sterk gekleurde versie van de feiten in het achterhoofd te houden.
[526] SAR, “Izegem. Mr Depoorter, de nieuwe Burgemeester.”, De Roeselaarsche Bode, 7 Juni 1941.
[527] VERHOEYEN, E. , Op. Cit., 50-51.
[528] Hij aanvaardt dit opdat Frans Sarre geen burgemeester zou worden. (LERMYTE, J.-M., In memoriam Paul Depoorter., Izegem, 31. “Hij is in feite burgemeester geworden op aanvraag van het VNV, omdat het ander iemand van de DeVlag was. Dat was Sarre, die was voor de aanhechting. Om dat te vermijden, heeft hij het aanvaard. Hij wilde absoluut Vlaams blijven. Hij deed het om de mensen van Izegem te beschermen tegen de Duitsers. (…)”(D.G en D.H., Interview, 10 februari 2000)
[529] We vragen ons af waarom Lermyte in de Geschiedenis van Izegem zo expliciet vermeldt bij de aanstelling van Depoorter en Vangheluwe dat beiden de eed van trouw aan de koning, de grondwet en het vaderland hebben afgelegd. Is dit ironisch bedoeld om het contrast met de collaboratie aan te tonen ? Of vergoelijkt Lermyte op die manier de collaboratie ? Hij lijkt hier tegelijk warm en koud te blazen.
[530] SAR, “Izegem. Mr Depoorter, de nieuwe Burgemeester.”, In : De Roeselaarsche Bode, 7 Juni 1941.
[531] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 430.
[532] SAR, “Izegem. De Uitvaart van Emelgem.”, In : De Roeselaarsche Bode, 5 September 1942.
[533] Ibid.
[534] SAI, voorlopige inventaris, Doos 392 B, map 6, brief van de burgemeester aan Emelgem aan de krijgsauditeur van Brussel, 15 Januari 1945.
[535] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en schepenen der stad Iseghem, Boek 1930-1943, Zitting van de 18 September 1942.
[536] VERBEKE, G., Op. Cit., 14. Naast de talrijke brieven die dit feit onrechtstreeks bevestigen, zien we in één brief een expliciete bevestiging. “ (…)Izegem beschikt over geen kreiskommandantur. Maar is bekeurd door deze in Roeselare. (…)”. (SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44. Briefwisseling 1940-’42. Brief van Stadsbestuur Izegem aan Cabaret-ensemble “Den Uil”., 5 December 1941.)
[537] VERBEKE, G., Op. Cit., 14-15.
[538] SAR, In : De Roeselaarsche Bode, 7 September 1940, 5 Oktober 1940, enz. … .
[539] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Onderrichtingen : nr. 71-350., elfde pak, aanplakbrief Passieve Luchtbescherming.
[540] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Onderrichtingen : nr. 351-487., Brief van de Kreiskommandantur Roeselare aan “de heeren burgemeesters der ontvoogde gemeenten” van den 19.5.1941.
[541] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44., Bundel 1944, Brief van N.L.V.C. –Boerenwacht aan “den her Burgemeester (…)” van 14 April 1944.
[542] SAR, In : De Roeselaarsche Bode, 5 Juli 1941, 6.
[543] SAI, oude inventarie, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel 1944, Brief van de Burgemeester aan het Provinciebestuur West-Vlaanderen te Brugge van 10 Januari 1944.
[544] SBK, In : Kortrijksch Handelsblad, 5 Mei 1945, 1.
[545] Dossier C.C.
[546] Enkele gebouwen die bezet zijn door de Deutsche Wehrmacht zijn bijvoorbeeld het kasteel van Baron Gillès de Pélichy (SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en schepenen der stad Iseghem, Boek 1930-1943, Zitting van de 29 April 1943.) en gebouw dat eigendom is van de N.V. “Textile d’iseghem”, (SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1930-1943, Zitting van de 30 Juli 1943.)
[547] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 425.
[548] SAR, In : De Roeselaarsche Bode, 12 Juli 1941 en 26 juli 1941.
[549] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 193-194.
[550] Noodgedwongen moeten we ons hier houden aan de gegevens die we hebben gevonden in de literatuur en het beschikbare bronnenmateriaal, waardoor we slechts een fragmentarisch beeld krijgen van de collaboratie in Izegem.
[551]Ibid., 208. Zie : Bijlage 2.
[552] PG, “Duitsland valt Rusland aan.”, In : De Oorlogskranten, Deel 15, 22 Juni 1941, Brussel, 1993, 2.
[553] DE WEVER, Op. Cit., 408.
[554] VERBEKE, G., Waffen-SS. Vlaams Legioen. Sturmbrigade Langemarck. Het arrondissement Roeselare –Tielt., Kortrijk, 1995, 36..
[555] DE WILDE, M., “Waarom trokken jonge Vlamingen naar het Oostfront? Het Vlaams Legioen vertrekt.”, In : De Oorlogskranten, Deel 15, 22 Juni 1941, Brussel, 1993, 3-4.
[556] Enkele voorbeelden zijn Lauwers Jeroom, Depoorter Guido (zoon van Paul Depoorter), Vanhauwaert Wilfried en Walter (zonen van Firmin), …
[557] Gabriël Verbeke, geboren te Roeselare, is regent geschiedenis en publiceert in tijdschriften voor regionale geschiedenis, bijvoorbeeld, De Leiegouw en Rolariensia.
[558] VERBEKE, G., Op. Cit., 47-48.
[559] DE WEVER, B., Oostfronters. Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS., Tielt, 1985, 151-157.
[560] “Westland” en “Nordland” zijn de namen van regimenten die worden ingezet aan het Oostfront. De werving gebeurt via de Algemene SS-Vlaanderen, die verschilt van de Waffen SS doordat ze geen militaire eenheid vormt. VERBEKE, G., Op. Cit., 29.
[561] Ibid., 117+197.
[562] Dossier C.C.
[563] VERBEKE, G., Op. Cit. , 169.
[564] Ibid., 132-134.
[565] CELIS, K, en GODFROID, A., Op. Cit., 82.
[566] SBK, In: Kortrijksch Handelsblad, 5 December 1945.
[567] SBK, In : Kortrijksch Handelsblad, 6 Maart 1946.
[568] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 211.
[569] SBK, zie Kortrijksch Handelsblad, jaargangen 1944 tot en met 1951.
[570] “Gemilitariseerd arbeidsleger dat o.a. de Atlantikwall aanlegde en zorg droeg voor de door bombardementen beschadigde verbindingen. (…) De organisatie werd genoemd naar Frits Todt (1891-1942), een Duits ingenieur en vertrouweling van Hitler die in 1940 minister van bewapening en munitie werd.” HUYSE,L. en DHONDT, S., Op. Cit., 295.
[571] “Nationalsozialistische Kraftfahrerkorps. Oorspronkelijk de vervoerseenheid van de NSDAP. Tijdens de oorlog werd de organisatie omgebouwd tot een transporteenheid voor de Luftwaffe die ook op andere operatie terreinen kon in geschakeld worden.” Ibid., 295.
[572] “In 1941 opgericht om vliegvelden en andere voor de Luftwaffe belangrijke installaties te bewaken. (…). In september 1944 week de brigade uit naar Duitsland, maar weigerde op te gaan in de Vlaamse SS-Divisie Langemarck (Waffen SS). (…)” Ibid. 293.
[573] “Vlaamse militaire formatie, in 1941 op Duits initiatief opgericht en bestaande uit Vlaamse officieren en ex-officieren van het Belgisch leger en Vlaamse oudstrijders. De opzet was een soort Vlaamse rijkswacht te vormen. De Wachters vervulden ook bewakingsopdrachten voor de Duitse Wehrmacht. (…)” Ibid., 297.
[574] “Paramilitaire formatie, in 1941 ontstaan door fusie van de Dietsche Militantenorde (de militie van het Verdinaso) en de Zwarte Brigade (de opvolger van de Grijze Brigade, het in 1933 opgerichte propagandakorps van het VNV. DM-ZB had als opdracht de orde te handhaven bij VNV-manifestaties en vormde een belangrijke werfreserve voor het Vlaams Legioen. Bovendien leverde de formatie de kaders voor de Fabriekswacht en het NSKK.” Ibid., 293.
[575] Zie : IV.3.3.2. Sociaal-economische.
[576] Dossier S.J.
[577] DE WEVER, B., Op. Cit., 413.
[578] Uit verschillende bronnen halen we gegevens over mannen die bij de NSKK hebben gewerkt : dossier C.C. ; “Krijgsraad Kortrijk. Zitting van 8 Juni 1945. C.C.”, In : Het Kortrijksch Handelsblad, 16 Juni 1945, 1 ; “Krijgsraad te Kortrijk. Nog een reeks veroordeelingen. V.J.”, In : Het Kortrijksch Handelsblad, 28 Juli 1945., enz…
[579] Ook voor Oostfronters die met verlof naar huis komen worden feestjes en kameraadschappelijke avonden georganiseerd. SAR, “Kameraadschappelijke avond. (…) Oostfronters Vandeputte A. en Lamote J. op verlof. (…) In : De Roeselaarsche Bode, 8 Augustus 1942, 2. SAR, “Kameradenfeest. (…) SS mannen (…) en NSKK mannen (…)., In : De Roeselaarsche Bode, 19 December 1942.
[580] SAR, “Izegem. Voor de soldaten aan ’t Oostfront.”, In : De Roeselaarsche Bode, 10 Januari 1942, 3.
[581] De Dietsche Meisjesscharen worden in december 1940 de officiële meisjesbeweging van het VNVV (Vlaams Nationaal Vrouwenverbond). CELIS, K. en GODFROID, A., Op. Cit., 76.
[582] VERBEKE, G., Op. Cit., 195.
[583] SAR, De Roeselaarsche Bode, 21 Maart 1942, 2.
[584] SAR, De Roeselaarsche Bode, 28 Februari 1942, 1.
[585] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en schepenen der stad Iseghem, Boek 1930-1943, Zitting van 22 Maart 1943.
[586] DE WEVER, B., “Reimond Tollenaere sneuvelt.”, In : De Oorlogskranten, Deel 19, De winter van 1941-1942, Brussel, 1993, 3.
[587] SAR, “Izegem. Herdenking Reimond Tollenaere.”, In : De Roeselaarsche Bode, 14 Februbruari 1942, 2. En : “Izegem. Dr. Reimond Tollenaere-stichting.”, In : De Roeselaarsche Bode, 22 Augustus 1942, 2.
[588] HUYSE, L. en DHONDT, S., Op. Cit., 195.
[589] SOMA, Archief DeVlag, 155/nr. 530, Maandschrift De Schakel, Jrg. 11°Nr. – Juli ’44.
[590] SOMA, Archief Michel Tommelein PT9/ nr. 16, Beknopt dossier : Mevrouw Haegens, Verklaring afgelegd op 25/6/’47.
[591] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. Drie betichten uit Emelgem staan terecht voor verklikking op verschillende rijkswachters van Izegem en Roeselare.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 12 Augustus 1947, 1.
[592] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1943-1947, Zitting van den 4 October 1946.
[593] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van de Gemeenteraad van Izegem, Boek 1943-1947, Zitting van den 24 October 1946.
[594] Voor deze aparte, soms verwarrende vorm van collaboratie, opteren we voor een bespreking in het deel : IV.3.3.2. Sociaal-economisch.
[595] Ibid., 233.
[596] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : LERMYTE, J.-M., Op. Cit., 431.
[597] Dossier V.P. We vermoeden dat er nog ander verklikkingszaken zijn geweest : SBK, “Een gansche familie uit Izegem voor den Krijgsraad te Kortrijk.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 26 Juli 1946, 1 ; SBK, “Krijgsraad van Kortrijk. V. uit Isegem krijgt 12 jaar hechtenis.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 18 April 1947.
[598] HUYBRECHTS, M. en NUIJTTENS, M., “De gewapende weerstand.”, In : Ten Mandere. De Izegemse vaderlandse verenigingen en de twee wereldoorlogen., Izegem, nr. 1 (mei 1993), 47. We lezen dit artikel met extra kritische zin want mogelijk is de auteur Marcel Huybrechts dezelfde als de verzetsman Marcel Huybrechts (zie verder).
[599] VERBEKE, G., Roeselare. Verzet, bezetting en bevrijding ‘40-’44., Tielt, 1992, 5.
[600] Ibid., 51-52.
[601] IV.3.2. Voorgeschiedenis : (…), IV.3.2.1. Politiek.
[602] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire onderrichtingen nr. 71-350, vijftiende pak, Verslag van de politiekommissaris aan de Ortskommandantur Roeselare, Izegem, 29/11/’40.
[603] Ibid., 53-54.
[604] ATM, Doos : Kiespamfletten : 1945-’70, Pamflet, ondertekend door Normon Emiel op 18.5.1945.
[605] “Het blad wordt gedrukt op de duplicaatmachine van de rijkswachtbrigade van Izegem en wordt het belangrijkste sluikblad uit de streek. Vanaf het vijfde nummer bestrijkt het de ganse regio van Roeslare-Izegem-Lendelede-Tielt.” (Ibid., 77.)
[606] Ibid., 56.
[607] Ibid., 68+70.
[608] Ibid., 72.
[609] Ibid., 74-75.
[610] Zie boven : bespreking OF.
[611] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 431.
[612] Zie boven : bespreking OF : aanhouding van A. Tack en J. Normon in de zaak van de brandbom op het erf van Vanackere in Emelgem.
[613] HUYBRECHTS, M. en NUIJTTENS, M., “De gewapende weerstand.”, In : Op. Cit., 47.
[614] Het spreekt voor zich dat het mannelijke enkelvoud hier als een spreekwoord moet worden geïnterpreteerd. We maken van de gelegenheid gebruik om te wijzen op het procentueel aandeel van vrouwen in het verzet. Dit blijkt niet zo groot te zijn. Ze maken ongeveer 20% van het totaal aantal verzetsstrijders uit. (CELIS,K. en GODEFROID, A., Op. Cit., 87.)
[615] VERBEKE, G., Op. Cit., 86.
[616] PAB, niet-geïnventariseerd archief, Arrondissementscommissaris Tielt, tweede pak, Omslag : “Sabotage Bewaking telefoonkabels enz.”, Brief van de burgemeester aan de arrondissementscommissaris, Izegem, den 23 December, 1940.
[617] NAESSENS, M., Op. Cit., 266.
[618] Ibid., 96.
[619] NAESSENS, M., Kroniek van de Tweede Wereldoorlog met gebeurtenissen, te Izegem Ingelmunster en Ommeland 1940-1945., Izegem, 1990, 309.
[620] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire onderrichtingen nr. 644-1000, 43ste pak, Aanplakbrief ondertekend door Burgemeester DePoorter op 21 Mei 1942.
[621] Ibid., 97.
[622] “Vanaf maart 1943 wordt een deel van West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk bezet door de 9.SS-Panzer-Grenadier-Division hohenstaufen, onder bevel van de legendarisch geworden SS-Gruppenführer und Gend Generalmajor der Waffen-SS Wilhelm Brittich.” (Ibid., 101 +104.)
[623] SAR, “Izegem. De economische bedrijvigheid.”, In : De Roeselaarsche Bode., 21 September 1940, 6.
[624] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : Op. Cit., 426.
[625] SAI, oude inventaris, Doos : Duiven / Militaire Onderrichtingen nr. 488-600, Lijst der Fabrikanten en Nijveraars (…), Izegem, den 25 Juli 1941.
[626] VERHOEYEN, E., Op. Cit., 1993, 97.
[627] Alexandre Galopin is gouverneur van de Société Générale en krijgt op 15 mei 1940 de vertrouwensopdracht van de regering om de gedragslijnen voor de Belgische industrie tijdens de oorlog uit te werken. (Ibid., 87.)
[628] Ibid., 87.
[629] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Onderrichtinge, nr. 351-487., Brief van Paul Depoorter aan firma A. Gebroeders, 6 Juni 1941 en Lijst der Schoenfabrikanten / Liste der Schuhfabrikanten.
[630] SAR, “Izegem.”, In : De Roeselaarsche Bode, 28 September 1940, 6.
[631] SAR, “Uit het Omliggende. Izegem. Het hervatten van de meubelnijverheid.”, In :De Roeselaarsche Bode, 23 November 1940, 5.
[632] Zo een aanvraag is bijvoorbeeld afkomstig van de “oliefabrieken Vandemoortele” N.V. (SAI, oude inventaris, Register de beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem., boek 1930-1943, Zitting van den 3 Juli 1942.)
[633] SAR, “Izegem. Electriciteit.”, In : De Roeselaarsche Bode, 28 Juni 1941, 2.
[634] SAI, oude inventaris, Doos : Feestelijkheden 1946-1952., Map : Stedelijke Centrale - 50 jaar - feestelijkheden., Boekje : 50 jaar eigen electrische diensten 1901 195(…)., 38.
[635] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. De firma “Imborex” voor den krijgsraad.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 30 November 1945, 1-2 ; SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. Zaak van economische Kollaboratie. Twee Borstelfabrikanten uit Izegem op het bankske.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 19 Maart 1946, 1+4.
[636] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk. Twee belangrijke zaken.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 22 Maart 1946, 1+4.
[637] VERHOEYEN, E., Op. Cit., 197.
[638] SAR, “Izegem. Stand der Werkloosheid.”, In : De Roeselaarsche Bode, 10 Mei 1941, 5.
[639] SAR, “Izegem. (…).”, In : De Roeselaarsche Bode, 22 November 1941, 4.
[640] Ibid., 4.
[641] VERBEKE, G., Op. Cit., 41.
[642] Dossier V.F.
[643] “De vrijwillige tewerkstelling.”, In : De Oorlogskranten, Deel 20, Verplichte tewerkstelling, Brussel, 1993, 2.
[644] Sonderführer Deckers in Gent laat Beuche in 1943 overplaatsen naar Sint-Niklaas. Hij stelt Anger aan als de opvolger van Beuche.
[645] VERHOEYEN, E., Op. Cit., 201-204.
[646] “Tegen betichte als bediende op de Werbestelle zijn er echter geen klachten binnengekomen van wege personen die benadeeligd werden.(…).” SBK, “Krijgsraad van Kortrijk. V. uit Isegem krijgt 12 jaar hechtenis.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 18 April 1947, 1.
[647] VERBEKE, G., Op. Cit., 44.
[648] SAMIJN, Jerome, “Moeten werken in Duitsland.”, In : Ten Mandere. De Izegemse vaderlandse verenigingen en de twee wereldoorlogen., Izegem, nr. 1 (mei 1993), 54.
[649] VERHOEYEN, E., Op. Cit., 208.
[650] VERBEKE, G., Op. Cit., 45.
[651] SBK, “Krijgsraad te Kortrijk.Zitting van 4 Juni 1945. Gevangenbewaker uit Izegem tot 15 jaar buitengewone hechtenis veroordeeld.”, In : Kortrijksch Handelsblad, 6 Juni 1945.
[652] NUIJTTENS, M., “Weggevoerden en werkweigeraars 1940-1945.”, In : Ten Mandere (…), Op. Cit., 51-53.
[653] NUIJTTENS, M., “Sigaretten en tabak.”, In : Ten Mandere (…), Op. Cit., 58.
[654] MEYERS, W.C.M., “Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.”, In : VERHOEYEN, E., e.a., België in de Tweede Wereldoorlog. 9 Het minste kwaad.”, Kapellen, 1990,87.
[655] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire verordeningen nr. 644-1000., 38ste pak (…) 651-674, Brief van de burgemeester aan de kreiskommandant van 6 Februari 1942.
[656] SAI, oude inventaris, Doos : Allerlei gedurende oorlog 40/44, Bundel : Briefwisseling 1942, Brief van de schoolbestuurder aan de burgemeester van 2/10/42.
[657] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Onderrichtingen nr. 71-350., 16de pak (…) nr. 231 tot 247, Brief van de Ortskommandantur aan de burgemeester van 3 December 1940.
[658] SAR, “Izegem.Winterhulp.”, In : De Roeselaarsche Bode, 4 Januari 1941, 3.
[659] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Onderrichtingen nr. 71-350, 21ste pak (…) nr. 328 tot 350, Berichtungstattung über die Tätigkeit des Winterhilfswerkes in Izegem van 3 Febr. 1941.
[660] SAR, “Izegem. Volkssoep.”, In : De Roeselaarsche Bode, 2 November 1940, 6.
[661] SAI, oude inventaris, Doos : Militaire Verordeningen nr. 644-1000, 38ste pak (…) 651-674, Verslag werking Winterhulp Izegem, Izegem den 31 Januari, 1942.
[662] “De oorlog van de mensen. De eerste oorlogswinter.”, In : De Oorlogskranten. Deel 11, Degrelle heult met Hitler, Brussel, 1993, 4.
[663] Dit is een algemene stelling die we hebben gehaald uit de licentiaatverhandeling van Hildegard van Dongen. VAN DONGEN, H., Winterhulp 1940-1944. Aspekten van de voedslevoorziening en de hulpverlening in de bezettingstijd. (Volume 1-2), Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1982-1983, 202.
[664] Ibid., 202.
[665] LERMYTE, J.-M., “De tweede wereldoorlog.”, In : LERMYTE, J.-M., Op.Cit., 427 ; NAESSENS, M., Izegem een terugblik., Emelgem, 1998, 309.
[666] NAESSENS, M., Op. Cit., 230.
[667] VERBEKE, G., Op. Cit., 54.
[668] Zie deel III.2. Vrouwen en oorlog.
[669] VERHOEYEN, E., Op. Cit., 126.
[670] LERMYTE, J.-M., Gedeelde Eenheid (…). Op. Cit., 222.
[671] Dit is een voorlopige vestigingsplaats. (SAR, “Izegem. UHGA”, In : De Roeselaarsche Bode, 6 Juni 1942.) Op 5 december 1942 verhuist de UHGA naar de Nijverheidschool in de Pélichystraat. (SAR, “Izegem. UHGA.”, In : De Roeselaarsche Bode, 5 December 1942, 2.) Vanaf 1 juni 1943 wordt een bestendig bureel geopend in de Nederweg. (SAR, “Izegem. Bureel van Hand-en geestesarbeid.”, In : De Roeselaarsche Bode, 5 Juni 1943, 1.)
[672] VERHOEYEN, E., Op. Cit.,131.
[673] Zie : deel III Geschiedenis van … : vrouwen of mannen ? en deel V Vrouwen tijdens de repressie : waar of niet waar ?
[674] SAI, oude inventaris, Doos : Duiven / Militaire Onderrichtingen nr. 488-600., 30ste pak (…) nr. 531 tot 554, brief van de Kreiskommandant Roeselare aan Burgemeester van 5.8.1941.
[675] SAR, “Izegem. Belangrijke tentoonstelling.”, In : De Roeselaarsche Bode, 21 Oogst 1943.
[676] SAI, oude inventaris, Allerlei gedurende oorlog 40/44, Briefwisseling, Brief van Herr Klemeyer aan de Stadt Isegem op 24-6-1941.
[677] SAR, “Izegem. Zangnamiddag.”, In : De Roeselaarsche Bode, 20 Juni 1942, 2.
[678] SAR, “Izegem. Cinema ‘Plaza’.”, In : De Roeselaarsche Bode, 1 November 1941, 4.
[679] SAR, “Izegem. De Vlag.”, In : De Roeselaarsche Bode, 26 Juli 1941, 4.
[680] SAR, “Izegem. DeVlag : film “Vlaanderen vecht aan het Oostfront.”, In : De Roeselaarsche bode, 26 September 1942, 2.
[681] SAR, “Izegem. Voor de Soldaten aan ’t oostfront.”, In : De Roeselaarsche Bode, 10 Januari 1942, 5 ; “Izegem. Grootsche Werfvergadering Vlaamsch Legioen te Izegem.”, In : De Roeselaarsche Bode, 21 Maart 1942, 2.
[682] SOMA, Archief DeVlag, Lijst der gewesten 155/nr. 508, nr. 528.
[683] “In het raam van de Kinderlandverschickung konden groepen kinderen voor een korte tijd in Duitsland verblijven, (…). In Duitsland konden de deelnemers een betere verzorging genieten dan in België. Het initiatief wilde ook de verspreiding van het nationaal-socialisme bij de jongeren bevorderen.(…).” (DE WEVER, B., Op. Cit., 502.)
[684] SAR, “Izegem. Bestendig sekretariaat.”, In : De Roeselaarsche bode, 20 December 1941, 3.
[685] SOMA, Archief Michel Tommelein, PT 9/nr. 16, Beknopt dossier : Mevrouw Haegens, 5/6/’47.
[686] SAR, “Izegem. Onze Schoolkolonie.”, In : De Roeselaarsche Bode, 26 December 1942, 2. SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van het College van Burgemeester en Schepenen der stad Iseghem, Boek 1930-1943, Zitting van 29 April 1943.
[687] D.G. is één van onze informanten.
[688] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van den Gemeenteraad van Izegem, Boek 1943-1947, Zitting van 4 Augustus 1944 ; en andere …
[689] SAR, “Izegem. Vacantieplein Schoolkolonie “Ter Wallen”.”, In : De Roeselaarsche Bode, 26 Juni 1943, 2.
[690] SAR, “Izegem. De Schoolkolonie “Ter Wallen”. “, In : De Roeselaarsche Bode, 17 Oktober 1942, 2.
[691] SAR, “Izegem. Onze Schoolkolonie.”, In : De Roeselaarsche Bode, 26 December 1942, 2.
[692] SAI, Doos : Duiven / Militaire Onderrichtingen nr. 488-600, Brief van Kreiskommandantur Roeselare aan stad Iseghem van 26.7.’41 en Verslag van stad Izegem Secretariaat op 19-11-’41 ; Doos : Militaire Verordeningen nr. 601-643bis, Brief van de burgemeester aan de Kreiskommandantur in Roeselare, van 8 December, 1941 en Lijst der Tooneelkringen (…) van 29/11/41.
[693] SAI, Doos : Duiven / Militaire Onderrichtingen nr. 488-600, Brief van Kreiskommandantur Roeselare aan stad Iseghem van 26.7.’41.
[694] SAR, “Izegem. Een prachtige gift.”, In : De Roeselaarsche Bode, 3 April 1943.
[695] SAR, “Izegem. Plechtige uitvaart.”, In : De Roeselaarsche Bode, 28 Februari 1942, 1.
[696] SPILLEBEEN, G. en VERBEKE, C., Jubileumboek 75 jaar Scouts. Spoortekens. Padvinders van St.-Joris - Izegem. St.Jorisgilde, Izegem, 1997, 20.
[697] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van den gemeenteraad van Izegem, Boek 1937-1943, Zitting van den 1 mei 1942.
[698] SAR, “Izegem. Stedelijken Kultuurdienst.”, In : De Roeselaarsche Bode, 9 Mei 1942, 2.
[699] SAI, oude inventaris, Ibid.
[700] DE WEVER, B., Op. Cit., 439.
[701] SAI, oude inventaris, Register der beraadslagingen van den gemeenteraad van Izegem, Boek 1937-1943, Zitting van den 18 December 1942.
[702] SAR, “Izegem. Grootsche Werfvergaderling Vlaamsch Legioen te Izegem.”, In : De Roeselaarsche Bode, 21 Maart 1942, 2.
[703] DE WEVER, Op. Cit., 439.
[704] VAN ROY, L., Brieven aan een Kardinaal. Bijdrage tot de studie van de na-oorlogse periode, Wielsbeke, 1994, 111.
[705] VERBEKE, G., Op. Cit., 92.
[706] Sint Hiloniuskerk (eigen noot)
[707] NAESSENS, M., Op. Cit., 344.