Nuptialiteitsstudie van Izegem (1750-1850) (Steven Vanbelle)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

II. Nuptialiteitsonderzoek in Izegem

 

9.Mobiliteit

 

9.1.Op Vrijersvoeten

 

Bestaat de ware liefde? Volgens een oude volkswijsheid in ieder geval wel, want: “op ieder potje past een deksel”. De vraag is natuurlijk in hoeverre onze voorouders op zoek gingen naar het perfecte dekseltje.

Erg ver leek de zoektocht naar de ware niet te gaan. Heel wat koppeltjes werden gevormd door twee personen die elkaar reeds jaren kenden. Men koos ervoor om met een dorpsgenoot, en als het even kon zelfs een wijkgenoot, te huwen[129].

Grote afstanden afleggen om op vrijage te gaan, waren sowieso uit den boze. Alles gebeurde te voet en voor een jongeman was het niet evident om zijn vriendin meer dan 15 kilometer ver te gaan bezoeken[130].

 

De meeste verlovingen startten op bals en kermissen[131]. Het bier zorgde voor het losser maken van de lippen en het versieren kon beginnen. De eerste schuchtere pasjes op weg naar een relatie werden dus gezet in de schaduw van de eigen kerktoren. Bedevaarten en processies waren een andere uitgelezen ontmoetingsgelegenheid voor jongeren. Eerst werd er nog ijverig deelgenomen aan de religieuze activiteiten, maar al vlug moesten die plaats ruimen voor de meer wereldlijke lusten.

In één van Cyriel Buysse’s romans trachtte Alfons Felhoen, Lena te versieren tijdens een processie. Hij was echter niet de enige die zin had in een vrijpartijtje in het koren. Op elke akkerhoek stond een boer op wacht om de vele bronstige knapen te verjagen[132].

 

Nadat de jongen erin geslaagd was het meisje van zijn dromen binnen te halen, was de kous nog niet af. Onze koene ridder mocht dan al in de smaak vallen bij het meisje, de belangrijkste klip moest nog omvaren worden. Vooraleer hij over zijn toekomst met haar kon nadenken, volgde eerst de kennismaking met de ouders. Een “njet” kon de prille liefde in de kiem smoren. Wanneer de jongen echter goed werd ontvangen in het ouderlijke huis van het meisje, kon de verloving definitief beginnen[133].

 

De ouders van het meisje waren niet de enigen met een sociaal controlerende functie. Ook de goegemeente kon tegen de nakende verloving protesteren. De jongeren van het dorp gingen bijvoorbeeld fel te keer tegen vreemde indringers. Vreemdelingen die “hun” meisjes kwamen afpakken moest men niet. Toen boer Wortel zijn geluk ging beproeven aan de andere kant van de Nete werd hij door de broers van het meisje verjaagd[134].

 

De beperkte verplaatsingsmogelijkheden en het protest tegen exogamie zorgden ervoor dat vele jongeren hun toekomstige levenspartner vlakbij zochten. In Beveren- Leie lagen één derde van de ouderlijke huizen van het koppel slechts enkele honderden meters uiteen[135].

Huwen was een zeer lokale aangelegenheid. De aantrekkingskracht van de meeste dorpjes was erg miniem. Vandermaelen berekende dat 69% van de mannen en 76% van de vrouwen voor hun huwelijk binnen een straal van vier kilometer rond het centrum van Avelgem woonden. Slechts 10% van de bruidegommen en amper 2% van de bruiden leefden voorheen buiten een straal van 15 kilometer[136].

 

Tabel 30: Domicilie van de Izegemse bruidegommen

 

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

IZEGEM

72,2

79,4

75,1

BUUR-

14,4

10,8

11,5

GEMEENTEN

 

 

 

    Emelgem

2,6

1,5

2

    Kachtem

0,7

0,2

0,2

   Ingelmunster

2,3

2,9

2,2

   Lendelede

3,6

4,6

4,2

   St. Eloois Winkel

1,3

0,4

0,5

   Rumbeke

3,9

1,2

2,5

WEST- VLAANDEREN

12,1

9,1

11,9

Rest van VLAANDEREN

1,3

0,4

0,7

WALLONIE

0,0

0,2

0,0

BUITENLAND

0,0

0,0

0,7

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

Tabel 31: Domicilie van de Izegemse bruiden.

 

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

IZEGEM

98,4

96,4

96,8

BUUR-GEMEENTEN

1

1,8

0,3

   Emelgem

0,6

0,0

0,0

   Kachtem

0,0

0,0

0,0

   Ingelmunster

0,0

0,3

0,3

   Lendelede

0,0

0,8

0,0

   St. Eloois Winkel

0,2

0,7

0,0

   Rumbeke

0,2

0,0

0,0

WEST- VLAANDEREN

0,4

1,2

2,7

Rest van VLAANDEREN

0,3

0,6

0,0

WALLONIE

0,0

0,0

0,0

BUITENLAND

0,0

0,0

0,25

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

De cijfers voor Izegem blijken nog frappanter te zijn. Maar liefst 75% van de mannen en 97% van de vrouwen, woonde voor hun huwelijk reeds in Izegem.

Houden we rekening met de buurgemeenten dan merken we dat slechts 10 à 15% van verder komt. Op één uitzondering na komen zelfs alle vrouwen uit Izegem of één van de randgemeenten.

 

Het zeer hoge aantal vrouwen dat ook voor het huwelijk in Izegem woonde heeft een eenvoudige verklaring. De kerkelijke traditie wou namelijk dat het huwelijk plaatsvond in het dorp van de bruid[137]. In sommige gevallen zal ze daarna wel verhuizen naar het dorp van haar man of naar een andere gemeente.

 

Bovenstaande tabellen veronderstellen vooral een mobiliteit bij de mannelijke bevolking. Wanneer we echter een correct beeld willen krijgen van de migratie doen we er goed aan een vergelijking te maken tussen de opgegeven woonplaats en de geboorteplaats.

 

Tabel 32: Geboorteplaats van de Izegemse bruidegommen.

 

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

IZEGEM

56,9

54,7

59,1

BUURGEMEENTEN

21,6

20,8

19,8

   Emelgem

3,8

2,6

3,9

   Kachtem

0,4

1,2

1,0

   Ingelmunster

4,0

3,8

3,9

   Lendelede

6,7

7,2

7,6

   St. Eloois Winkel

1,9

2,8

0,2

   Rumbeke

4,8

3,2

3,2

WEST-VLAANDEREN

19,2

20,4

19,4

Rest van VLAANDEREN

2,3

2,2

1,2

WALLONIE

0,0

1,0

0,0

BUITENLAND

0,0

0,8

0,5

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

Tabel 33: Geboorteplaats van de Izegemse bruiden.

 

1780 - 1789

1810 - 1819

1840 - 1849

IZEGEM

78,8

67,5

77,8

BUURTGEMEENTEN

12,4

14,6

10,6

   Emelgem

1,7

2,0

2,0

   Kachtem

1,5

1,0

0,7

   Ingelmunster

2,1

2,4

2,5

   Lendelede

3,1

2,6

1,0

   St. Eloois Winkel

1,3

2,6

1,7

   Rumbeke

2,7

4,0

2,7

WEST- VLAANDEREN

5,8

14,6

10,4

Rest van VLAANDEREN

0,6

1,8

0,7

WALLONIE

0,0

1,4

0,2

BUITENLAND

0,2

0,0

0,2

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

85 à 90% van de bruiden werden in Izegem of één van de randgemeenten geboren. Deze waarden liggen zo’n 10 procent punt hoger dan voor de bruidegommen.

 

Izegem lijkt vooral een aantrekkingskracht op Lendelede uit te oefenen. Wanneer we in Lendelede gaan kijken, stellen we dezelfde trend vast. Het grootste aantal inwijkelingen in Lendelede blijken Izegemnaars te zijn[138]. Zo’n 20% van de in Lendelede ingeweken mannen en 30% van de vrouwen waren uit Izegem afkomstig.

 

Zowel de waarden van het aantal geboorten als van het aantal domicilies ligt hoger bij de vrouwen. Toch dienen we enkele belangrijke bedenkingen te maken. Onder invloed van het huwelijk blijken vooral mannen te migreren. De kerkelijke traditie om in het dorp van de bruid te huwen zorgt hier echter voor een vertekening. Er wordt inderdaad wel gehuwd in het dorp van de bruid maar dit geeft nog geen zekerheid over de definitieve vestigingsplaats van het koppel. In dit onderzoek werden enkel huwelijksakten verwerkt. Om tot echte conclusies te komen was het zeker nodig om er de bevolkingsregisters bij te halen.

 

De migraties die zich voor het huwelijk voordeden, kunnen we wel enigszins in kaart brengen. Wanneer de waarden van geboorte en domicilie worden vergeleken, blijkt dat mannen en vrouwen ongeveer evenveel migreerden.

 

Tabel 34: Verschil tussen het aantal dat in Izegem geboren werd en woont ( in procent).

 

MAN

VROUW

1780 - 1789

21,2

19,5

1810 – 1819

31,1

30,0

1840 - 1849

21,3

22,4

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1780-1789 en de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819 en 1840-1849.

 

Twintig tot dertig procent van de mensen die in Izegem woonden, werd er niet geboren. Meestal was men dan afkomstig uit de kleinere dorpen rond Izegem. De meeste migraties bleven dus erg beperkt in afstand.

Waarom en wanneer kwamen die mensen dan in Izegem wonen? We kunnen twee migratiebewegingen vaststellen. Enerzijds waren er zij die zich pas recent in Izegem hadden gevestigd. Sommigen gingen inderdaad kort voor hun huwelijk in het dorp van hun partner wonen. Jonge zonen en dochters werden in sommige gevallen uit werken gestuurd[139]. Op die manier kwamen ze in Izegem terecht waar ze hun toekomstige ontmoeten.

Anderzijds waren heel wat jongeren samen met hun ouders verhuisd. Meestal lagen socio- economische zaken hier aan de basis. Tewerkstellingsmogelijkheden trokken veel gezinnen aan. Ook crisissen zorgden voor migraties. Families verhuisden in periodes van recessie meestal naar iets rijkere gebieden[140].

Zij die niet in Izegem geboren waren, maar er wel woonden hadden er zich  individueel of in gezinsverband gevestigd.

 

9.2.Regionale endogamie

 

We zagen reeds dat de ontmoetingsmogelijkheden vroeger heel wat minder waren. Een jongen had niet zo vaak een vriendin die meer dan tien kilometer verderop woonde. Wanneer hij aan zijn ouderlijk huis vertrok duurde het onder die  omstandigheden nog 2 uur vooraleer hij zijn geliefde zag. Des avonds stond hem nog eens zo’n voettocht te wachten. Geen wonder dat de meeste jongens een meisje uit de buurt namen. Bovendien kon men op weinig begrip rekenen van de goegemeente wanneer men zijn liefje in een ander dorp ging halen. Spreuken als: “wie, als die vrijt, te verre vlieght, die wert bedrogen of bedrieght”, spreken voor zich. Ook de jongens van de andere dorpen hadden het niet zo op “indringers” begrepen.

Toch hielden enkelen voet bij stuk. Ze raapten al hun moed samen en bleven in de omliggende gemeenten op zoek gaan. Vooral onder de weduwnaars was de mobiliteit erg groot. Op de vlucht voor de plagerijen in hun eigen dorp, zochten velen hun nieuwe vrouw in een ander dorp[141]. Ook weduwes waren mobiel. Sommigen vestigden zich bij een nieuwe man, anderen zochten heil bij hun ouders of bij hun kinderen[142].

Soort bij soort was een leuze die blijkbaar niet enkel gold voor leeftijd en beroep. Op het gevaar van inteelt af, moest men zoveel mogelijk trouwen met iemand uit de dichte omgeving. Om deze regionale endogamie nog wat scherper te stellen, zullen we trachten de koppelsamenstelling na te gaan. Hierbij zijn vier combinaties mogelijk:

 

Tabel 35a: Koppelstructuur volgens woonplaats, 1780-1789.

1780 – 1789

Man wel in izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

70,3

28,4

VROUW NIET IN IZEGEM

0,3

1,0

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken van Izegem, 1780-1789.

 

Tabel 35b: Koppelstructuur volgens woonplaats, 1810-1819.

1810 - 1819

Man wel in izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

76,6

19,3

VROUW NIET IN IZEGEM

3,5

0,7

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819.

 

Tabel 35c: Koppelstructuur volgens woonplaats, 1840-1849.

1840 - 1849

Man wel in izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

72,3

24,5

VROUW NIET IN IZEGEM

2,9

0,2

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1840-1849.

 

In 70 à 75% van de gevallen blijken beide partners reeds voor het huwelijk in Izegem te wonen. Eén op vier koppels bestaat uit een Izegemse vrouw en een ingeweken man. De andere twee categorieën zijn verwaarloosbaar.

Tot in de perfectie blijkt hieruit hoe immobiel de Vlaamse bevolking wel was, vlak voor het huwelijk. Over een iets langere periode, wanneer we de geboortedata gebruiken, blijken er zich toch verschuivingen te hebben voorgedaan.

 

Tabel 36a: Koppelstructuur volgens geboorteplaats, 1780-1789.

1780 – 1789

Man wel in izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

46,0

33,0

VROUW NIET IN IZEGEM

10,9

10,1

Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken van Izegem, 1780-1789.

 

 

Tabel 36b: Koppelstructuur volgens geboorteplaats, 1810-1819.

1810 - 1819

Man wel in izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

38,8

29,7

VROUW NIET IN IZEGEM

17,1

14,4

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1810-1819.

 

Tabel 36c: Koppelstructuur volgens geboorteplaats, 1840-1849.

1840 - 1849

Man wel in Izegem

Man niet in izegem

VROUW WEL IN IZEGEM

45,6

31,6

VROUW NIET IN IZEGEM

13,5

9,1

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1840-1849.

 

Het aandeel in Izegem geboren en getogen koppeltjes varieert tussen de 40 en de 45%. Deze waarden zijn vergelijkbaar met wat Vandenbroeke over Beveren- Leie schrijft[143].

De categorie “Izegemse vrouw met ingeweken man” scoort zo een 30%. In Kaster bedraagt dit aantal 45%. Deze groep vormt daar dan ook de grootste klasse[144].

De twee groepen waarbij minstens de vrouw niet uit Izegem kwam, waren ongeveer even goed vertegenwoordigd. Samen vormen ze een goede 20% van het totaal. Niet echt veel dus.

 

9.3.Mobiliteit per beroepsgroep

 

Kinderen verlieten voor twee zaken hun ouderlijk huis: om te gaan werken of om te trouwen. Veel adolescenten werden als knecht of dienstmeid tewerkgesteld. Vermits men slechts zelden langer dan één à twee jaar op dezelfde plaats diende, was dit een erg beweeglijke groep[145].

Dienstmeiden bleven vaak hangen in een plaats waar ze werkten. Ze leerden er een jongen uit de buurt kennen en verdwenen met de noorderzon. Van alle meiden die in Izegem huwden, werd slechts 57,6% er geboren. Hun aantal lag merkelijk lager dan alle andere groepen.

 

Tabel 37: Procent bruiden en bruidegommen dat  in Izegem woont, per beroepsgroep.

 

Man `

Vrouw a

Wever & Spinster

68,7

100

Zelfstandig Landbouwer

48,7

97,7

Loonafh. Landarbeider + Knechten & Meiden

78,3

94,5

Ambachtslui

89,5

97,4

Tertiaire sector

63,9

96

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1840-1849.

 

De reeds vermelde kerkelijke voorschriften zorgden ervoor dat er bij de bruiden amper verschillen waar te nemen zijn. Laten we ons daarom vooral concentreren op de mannelijke helft. De laagste waarden vallen te noteren bij de zelfstandige landbouwers en de vrije beroepen. De rijkeren vertoonden namelijk een grotere mobiliteit[146]. Erg verwonderlijk is dit niet. Hun huwelijksmogelijkheden waren beperkt. Men wenste met iemand van dezelfde sociale rang te huwen. Hierdoor moest men soms al eens verder op zoek gaan om een passende partij te vinden. Het was ook in dit soort groepen dat we de meer geregelde huwelijken terugvinden. Gegoede families van verschillende dorpen lieten hun kinderen onderling trouwen om zo de rijkdom te behouden.

De armere wevers en loonarbeiders daarentegen beproefden hun geluk veelal dichter bij huis. Hun sociale kennissenkring was geografisch erg beperkt. Een geschikte levenspartner liepen ze niet zelden op het werk tegen het lijf. Landarbeiders vonden hun vrouw op de boerderij, arbeiders in de fabriek[147]. Ze waren tevreden met wat ze hadden. Hun vader had ook zo hun moeder gevonden en hun grootouders hadden hetzelfde gedaan. Het was een historische realiteit sedert eeuwen.

De hoogstscorende categorie is die van de ambachtslui. Dit kan enigszins vreemd lijken, toch is de verklaring erg simpel. In de periode 1840 – 1849 was haast 10% van de bruidegommen schoenmaker. De schoennijverheid, een typische Izegemse ambacht, kende een steile opgang. Om hun belangen te verdedigen was het ambacht tussen 1840 en 1860 een gesloten ambacht. Enkel zonen van schoenmakers of zij die ten laste waren van de armentafel konden toetreden[148]. Logischerwijs zijn haast alle schoenmakers ook geboren en getogen Izegemnaars, wat een verklaring is voor de hoge waarde (cfr. infra).

 

Tabel 38: Procent bruiden en bruidegommen dat in Izegem werd geboren, per beroepsgroep.

 

Man `

Vrouw a

Wever & Spinster

53

79,9

Zelfst. Landbouwers

35,9

86

Loonafh. Landarbeiders + Knechten & Meiden

57,6

63,3

Ambachtslui

72,2

84,2

Tertiaire sector

38,9

76

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1840-1849.

 

De verhoudingen zijn erg gelijkend met de vorige tabel. Opnieuw vallen de erg lage waarden op voor de vrije beroepen en de zelfstandige landbouwers. Iets meer dan de helft van de wevers en de loonarbeiders werd in Izegem geboren. Opnieuw zijn het de ambachtslui die het meest immobiel waren. Slechts 1 op 4 werd niet in Izegem geboren.

 

Bij de vrouwelijke bevolkingshelft zien we enkel verrassende waarden. In tegenstelling tot hun mannen blijven de vrouwelijke zelfstandige landbouwers erg honkvast. Maar liefst 86% van hen werd in Izegem geboren. Waarschijnlijk zal de boerendochter na haar huwelijk Izegem verlaten. Ze vestigde zich dan met haar man op zijn ouderlijke boerderij of op een ander bedrijfje.

De spinsters en ambachtslui haalden eveneens hoge waarden. Meer dan 80% van hen was in Izegem geboren en getogen.

De vrouwen die in de tertiaire sector werkten, bleken heel wat meer plaatsgebonden dan hun mannelijke collegae.

De slechtst scorende categorie waren de loonafhankelijke landbouwsters (inclusief de diensters). Nog geen twee derde van hen woonde vanaf haar geboorte in Izegem. Deze waarde werd vooral door de dienstmeiden laag gehouden. Amper 57,6% van hen mocht zich echt Izegemse noemen. De dienstmeiden waren een erg beweeglijke groep. Ze werkten zelden langer dan twee jaar bij hetzelfde gezin. Daarna trokken ze op zoek naar een nieuwe werkgever. Toch was hun mobiliteit erg relatief. Meestal waren ze tewerkgesteld binnen een straal van 8 kilometer rond het ouderlijke huis[149].

Op zoek naar echte sporen van mobiliteit maakten we ook nu weer de vergelijking tussen geboorten en domicilies.

 

Tabel 39: Verschil tussen het aantal dat in Izegem geboren werd en er woont, per beroepsgroep ( in procent).

 

MANNEN

VROUWEN

Wevers & Spinsters

22,9

21,1

Zelfstandige Landbouwers

26,3

12,0

Loonafhankelijke Landbouwers & Knechten

26,4

33,0

Ambachtslui

19,3

13,1

Tertiaire sector

39,1

20,8

Bron: eigen berekeningen op basis van de huwelijksregisters van Izegem, 1840-1849.

 

Het meest mobiel waren ongetwijfeld de vrije beroepen. Een dokter, notaris of schrijver huwde niet zomaar. De sociale uitstraling en stand plus de financiële welstand waren van groot belang. Vaak vond men onder de eigen kerktoren zijn gading niet. Uiteindelijk werd een huwelijk “geregeld” met de dochter van een vooraanstaande familie.

 

Ook de dagloners vertoonden een zekere graad van mobiliteit. Vaak trokken ze naar waar hun werk hen leidde. Hun financiële positie verplichtte hen flexibel te zijn. Ze waren seizoensarbeiders of hielpen enkel wat bij het oogsten. Overal waar werk gedaan moest worden, doken ze op. Zo ontmoetten ze ook hun levenspartner al eens in een ander dorp.

 

De wevers en vooral de ambachtslui bleven veel vaker op één plaats. Hun honkvastheid had zeker met hun beroep te maken. De meeste waren thuiswerkers. Hun thuis was hun werk. Ze moesten dus niet zoals dagloners op zoek naar werk.

Bij de zelfstandige landbouwers merken we dat vooral de landdochters erg immobiel waren. Ze woonden bij hun ouders vanaf hun geboorte tot aan hun huwelijk. Gezien de vader ook landbouwer was, woonde men op een boerderij die men ten alle prijs wou behouden. De meeste landdochters verhuisden in hun jeugd haast nooit. De jonge boerenzonen waren iets mobieler. Kort voor zijn huwelijk trok de man erop uit en zocht een eigen bedrijfje. Pas op dat moment was een huwelijk mogelijk. De jongen zocht een meisje die de boerenstiel onder de knie had en samen bouwden ze een bedrijfje uit.

 

9.4.Besluit

 

Migraties komen in alle tijden voor. Onder invloed van economische, sociale, politieke factoren trekken mensen ergens weg om zich elders te vestigen. In de voorbije eeuwen werd vooral omwille van een huwelijk verhuisd. Deze migraties waren echter zeer beperkt in afstand[150].

Men zocht zijn liefje amper verder dan 10 kilometer uit de buurt. Voor zijn transport was de mens op zijn stapkracht aangewezen. Zelden ontstonden dus lange afstandsrelaties. Bij voorkeur zocht men zijn partner onder de eigen kerktoren. Bals, kermissen en processies waren de uitgelezen jachtterreinen hiervoor.

De regionale endogamie die heel Vlaanderen kenmerkt, vinden we ook in Izegem terug. Bijna alle bruiden en driekwart van de bruidegoms woonde reeds voor het huwelijk in Izegem. Het overgrote deel van de inwijkelingen was afkomstig uit één van de zes randgemeenten. Amper 10% van de mannen moest meerdere dorpen doorkruisen om in Izegem zijn huwelijk te laten inzegenen.

Dat soort, soort zoekt is een historische waarheid. Maar liefst 75% van de koppeltjes bestond uit twee partners die in Izegem woonden. Bijna de helft van de stellen bestond zelfs uit twee geboren en getogen Izegemnaars. In een groot aantal gevallen ging het waarschijnlijk zelfs over jeugdliefdes.

Izegem was de stad van de borstels en de schoenen. En dat vertaalde zich in de mobiliteit per beroepsklasse. In de onderzochte periode was het schoenmakers- ambacht nog gesloten, waardoor het een pure Izegemse ambacht was.

Ook de lager geschoolden, zoals de wevers en de dagloners, zochten hun partner in de buurt. Ze waren minder aan sociale regels gebonden en konden zo gemakkelijk trouwen met het meisje van de buren.

De rijkeren, die vaak een vrij beroep uitoefenden, gingen op zoek naar welstellende partners. Hun zoektocht bracht hen al eens meer over de grens van hun eigen dorp.

Hoewel er een deel inwijkelingen was, was de aantrekkingskracht van Izegem toch erg beperkt. De bevangenheid tussen twee grotere polen, namelijk Roeselare en Kortrijk, zal zeker een rol gespeeld hebben.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[129] C. Vandenbroeke, Vrijen en trouwen. Van middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p. 25.

[130] G. Lasuy, “ Historisch-demografische studie van Kaster, 1659-1796”, in: M. Cloet en C. Vandenbroeke, Tien bijdragen tot de lokale en regionale demografie in Vlaanderen, Brussel, 1989, p. 35.

[131] S. Top, Verliefd, verloofd, getropuwd: huwelijksgebruiken in Vlaanderen en Wallonië vroeger en nu, Sint-Niklaas, 1988, p. 32.

[132] Ibid., p. 100.

[133] J. Gouesse, “Migrations féminines et mariages”, Annales de Démographie Historique, 1976, p. 323.

[134] S. Top, op. cit., p. 101.

[135] C. Vandenbroeke, Vrijen en …, p. 25.

[136] L. Vandermaelen, “Historisch-demografisch onderzoek van Avelgem, 1628-1796”, in: M. Cloet en C. Vandenbroeke, Tien bijdragen …, p. 62.

[137] G. Lasuy, art. cit., p. 43.

[138] J. Delaere, Geschiedenis van Lendelede tot 2000, Kortrijk, 2000, p. 456.

[139] R. Schofield, “Age-specific mobility in an eighteenth century rural English parish”, Annales de Démographie Historique, 1970, p. 270.

[140] T. Hollingsworth, “Historical studies of migration”, Annales de Démographie Historique, 1970, p. 89.

[141] F. Van Poppel, op. cit., p. 289.

[142] L. Henry, “Mobilité et fécondité d’apres les fiches de famille”, Annales de Démographie Historique, 1976, p. 285.

[143] C. Vandenbroeke, Vrijen en …, p. 25.

[144] G. Lasuy, art. cit., p. 34.

[145] R. Schofield, “Age-specific mobility …”, pp. 270-271.

[146] C. Vandenbroeke, Vrijen en …, p. 25.

[147] S. Top, op. cit., p. 32.

[148] J. Lermyte, Geschiedenis van Izegem, Roeselare, 1985, p. 213.

[149] R. Schofield, “Age-specific mobility …”, p. 271.

[150] T. Hollingsworth, art. cit., p. 89.