Nuptialiteitsstudie van Izegem (1750-1850) (Steven Vanbelle) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
3.De bruto huwelijkscoëfficiënt
Ons eigenlijk werk rond demografie willen we starten met een bespreking van de bruto huwelijks coëfficiënt (BHC). Deze waardemeter duidt de verhouding aan tussen het aantal huwelijken en de totale bevolking. Over een long – run periode, blijkt deze coëfficiënt 7 à 10 per duizend te bedragen.
Een voordeel van de BHC is dat men vlug verschillende periodes kan vergelijken. Het gaat hier namelijk om een relatieve benadering, die toelaat de bekomen resultaten naast elkaar te plaatsen.
Een nadeel van de onderzoeksmethode is echter dat we een vertekend beeld krijgen. Bij de berekening wordt de noemer samengesteld uit de totale bevolking. Deze omvat dus ook kinderen en hoog bejaarden. Mochten we de berekening maken voor alle personen vanaf de jong- volwassenen tot de bejaarden, dan zou onze coëfficiënt ruim stijgen.
Alhoewel de BHC niet echt de meest verfijnde waardemeter blijkt te zijn, kan hij ons toch helpen een eerste inzicht te bekomen in het Izegemse huwelijksgedrag. Gelden ook in Izegem de historische waarden van 7 à 10 ‰, of huwt men er meer of minder?
Tabel 1: De bruto huwelijkscoëfficiënt van Izegem, 1748-1998.
1748 |
5,6 ‰ |
1770 |
9,9 ‰ |
1786 |
7,4 ‰ |
1790 |
6,6 ‰ |
1818 – 1819 |
4,9 ‰ |
1820 – 1824 |
7,0 ‰ |
1825 – 1829 |
6,7 ‰ |
1830 – 1834 |
6,2 ‰ |
1835 – 1839 |
6,2 ‰ |
1840 – 1844 |
4,8 ‰ |
1845 – 1849 |
4,8 ‰ |
1850 – 1854 |
6,2 ‰ |
|
|
1900 – 1904 |
6,8 ‰ |
1998 |
5 ‰ |
Bron: eigen berekeningen op basis van de trouwboeken, 1748-1796 en de huwelijksregisters van Izegem, 1797-1998.
Wanneer we de waarden voor de tweede helft van de 18° eeuw bekijken dan blijkt 7 à 10 ‰ een tamelijk correcte weergave te zijn.
De negentiende eeuw vertoont een dalende tendens waarbij 7 ‰ nog slechts als maximumwaarde geldt (zie bijlage 6). Dieptepunt bij dit alles zijn de crisisjaren rond 1840. De BHC haalt in die periode niet eens 5 ‰. Die 5 ‰ wordt vandaag de dag net wel gehaald.
Het absolute laagterecord viel te noteren in 1846. De landbouwcrisis had duidelijk effect gehad op het huwelijksgedrag van de Izegemnaren. De BHC bedroeg op dat moment nog amper 3 ‰.
De historische waarden van 7 à 10 ‰ worden al lang niet meer gehaald. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek berekende dat de Bruto huwelijks coëfficiënt voor België amper 4,35 ‰ bedroeg in 1998. Het arrondissement Roeselare scoorde iets hoger met 4,87 ‰[27]. Izegem zelf behaalde, zoals reeds gezegd 5 ‰.
De verhoudingen hebben zich blijkbaar gewijzigd. Waar Izegem in de vorige eeuwen nog een stuk onder het nationaal gemiddelde stak, slagen de huidige Izegemnaars erin de BHC boven het gemiddelde te houden.
Of anders gesteld, de BHC van België kende een veel groter verval dan die in Izegem.
Een laag BHC wijst op een erg restrictief huwelijksgedrag bij de bevolking. In vele gevallen werd er zelfs niet enkel aan huwelijksuitstel, maar zelfs aan huwelijksafstel gedaan! Het zijn precies deze celibatairen die mee verantwoordelijk waren voor het lage huwelijkscijfer die we vanaf 1800, en vooral naar het midden van de 19e eeuw, opmerken. Het economische leven verkeerde op dat moment in een zware crisis. Vooral de regio’s die erg afhankelijk waren van de linnennijverheid incasseerden harde klappen[28].
Onder normale omstandigheden trouwde zo’n 85 à 90% van de bevolking, het was een eeuwen oude realiteit die in de eerste helft van de 19e eeuw bruusk verstoord werd[29]. De economische onzekerheid zorgde er namelijk voor dat rond 1850 meer dan één vierde van de bevolking ongehuwd bleef[30]. Velen beschikten niet over de nodige middelen om een gezin te onderhouden en men koos dus noodgedwongen voor een celibatair bestaan.
Traditioneel kwamen er in de steden meer celibatairen voor dan op het platteland. Henry en Houdaille stelden vast dat er in de Franse steden 15% ongehuwden leefden, op het platteland bedroeg dat aantal ongeveer 10%[31]. In de steden kwamen vooral ongehuwde meisjes voor, het platteland daarentegen kende haast uitsluitend jongelingen. Ongehuwde vrouwen maakten op het platteland geen kans. Wanneer ze wilden overleven in die mannenwereld, was een huwelijk noodzakelijk. “Het was de man die de vrouw maakte”, aldus Segalen[32]. Opzoek naar een beter bestaan, trokken veel ongetrouwde vrouwen naar de steden. De meeste van die migrerende meisjes werden als dienstmeid binnengehaald[33]. Ongehuwde vrouwen hoefden echter niet te wanhopen, gezien zij dichter bij God kwamen. De jezuïet F. Costerus verwoordde het als volgt: “Dus en behoeven ionghe dochters niet te treuren, als niemandt haer-lieden ten houwelicke en begheert: want daer in sien sy Godts liefde; die haer-lieden voor sijne bruyden begheert te houden, ende Koninginnen des hemels te maken, als huysvrouwen van den Koninck der hemelen”[34]. Voor velen waren deze zalvende woorden maar een schrale troost.
Naast de grote groep economische celibatairen waren er ook een kleine groep religieuze celibatairen. Mensen die er zelf voor kozen om ongehuwd te blijven, en eventueel een kerkelijke functie uit te oefenen, waren echter een minoriteit[35].
Deze eerste verkenning liet ons toe vast te stellen dat Izegem steeds een relatief laag BHC had. Vanaf het begin van de 19° eeuw tot vandaag merken we een erg trage maar voortdurende daling. De trend van de laatste 10 jaar wijst nog verder in die richting. De mens is het geloof in het huwelijk en de eeuwige liefde blijkbaar kwijt geraakt. Voor anderen is het dan weer de franje en het opgefokte van een huwelijksvertoning die er te veel aan zijn. Wat dan ook de oorzaak mag zijn, veel mensen kiezen er voor om samen te gaan wonen in plaats van te huwen. Een bijkomend fenomeen zijn de BOM‘men: de “Bewust Ongehuwde Moeders”. Deze vrouwen kiezen ervoor om zelfstandig hun kind op te voeden. Tenslotte zal ook de teloorgang van de Katholieke Kerk, het aantal huwelijken geen goed hebben gedaan. Zij die in het verleden de moed hadden deze zware stap toch te zetten, worden in de rest van dit werk uitvoerig bestudeerd.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[27] NIS, Bevolkingsstatistieken: huwelijken en echtscheidingen, Brussel-Antwerpen-Gent, 1999, p. 9.
[28] C. Vandenbroeke, Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Beveren-Nijmegen, 1981, p. 71.
[29] Id., Vrijen en trouwen. Van middeleeuwen tot heden, Brussel-Amsterdam, 1986, p. 38.
[30] Id., Sociale geschiedenis …, p. 71.
[31] L. Henry et J. Houdaille, “Célibat définitif et age au mariage aux XVIIIe et XIXe siècles en France. 1-Célibat définitif”, Population, 1978, p. 60.
[32] C. Vandenbroeke, Vrijen en …, p. 41.
[33] K. Rotsaert, Tussen Eva en Maria. De vrouw volgens de predikanten van de 17e en 18e eeuw, Aartrijke, 1992, p. 183.
[34] Ibid., p. 185.
[35] L. Henry et J. Houdaille, art. cit., pp. 43-84.