De evolutie in de Belgische publieke opinie ten aanzien van Israël (1945-1973). (Roel Slegers) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
4.1.1. De situatie in de wereld
Vietnam
De laatste zes maanden van het presidentsschap waren een hel voor de Amerikaanse president Johnson. De oorlog in Vietnam hield hem volledig bezig terwijl hij zich op andere zaken wou concentreren zoals zijn plannen voor de Great Society. Bovendien zag het er niet naar uit dat er snel een einde zou komen aan die oorlog en Johnson trok zijn conclusies. De Verenigde Staten zouden beginnen te onderhandelen met Noord-Vietnam en de bombardementen stopzetten terwijl hij zich geen kandidaat meer zou stellen voor de volgende verkiezingen. Toch zou Johnson er nog in slagen de Noord-Vietnamezen rond de tafel te krijgen, wat de populariteit van Humprey, democratisch presidentskandidaat en vice-president onder Johnson, ten goede kwam. Nixon zag dadelijk in dat hij zelf ook actie moest ondernemen en nam contact op met de Zuid-Vietnamese regering die hij trachtte te overtuigen dat zij met hem als president een veel betere deal uit de wacht zouden kunnen slepen dan onder het bewind van Johnson-Humprey. Daarom moest Van Thieu de oorlog nog aanwakkeren in plaats van te gaan onderhandelen. Zuid-Vietnam zag dat wel zitten en deelde mee niet naar Parijs te komen waar de onderhandelingen zouden plaatsvinden. De populariteit van Humprey ging nu razendsnel achteruit en de verkiezingen van november 1968 werden dan ook gewonnen door Nixon. Toen werd duidelijk wat Nixon’s plan in verband met Vietnam inhield. Hij keerde terug naar de “peripheral strategy” waardoor de Amerikaanse troepen zich geleidelijk uit Vietnam zouden terugtrekken terwijl de wapenleveranties aan Zuid-Vietnam zouden opgevoerd worden zodat het land nog een tijdje stand zou kunnen houden. Als Zuid-Vietnam dan uiteindelijk toch verslagen zou worden, zou niemand nog de link leggen met de Amerikaanse terugtrekking. Nixon streefde dus naar een “Peace with Honor”, maar zijn plan zou in de war gestuurd worden door een groot Noord-Vietnamees offensief in februari 1969. De Verenigde Staten reageerden enerzijds door het bombarderen van Laos en Cambodja over wiens grondgebied de aanvoerwegen van de Vietcong liepen, terwijl men ook overging tot de terugtrekking van de eerste schijf van 25.000 soldaten.
De oorlog ging echter gewoon door en zou nog uitbreiding nemen door de Amerikaanse inval in Cambodja, dat zelf beweerde neutraal te zijn, maar niet kon of niet wou verhinderen dat Noord-Vietnam het land gebruikte om de verzetsstrijders van de Vietcong te bevoorraden. Bovendien had het land af te rekenen met een communistische opstand van de Rode Khmers en generaal Lon Nol, die enkele weken eerder de macht had gegrepen in Cambodja, drong dan ook aan op een Amerikaanse interventie. De Amerikaanse publieke opinie pikte deze uitbreiding van het conflict niet en in heel de Verenigde Staten kwamen demonstranten op straat. En ook het (democratische) Congres nam maatregelen. De toepasbaarheid van de Golf van Tonkin Resolutie werd ongedaan gemaakt en het werd de Amerikaanse president verboden om troepen te sturen naar Laos. Ondertussen kwamen de verkiezingen van 1972 steeds dichterbij en net als Johnson begon nu ook Nixon alles in het werk te stellen om het conflict voor het einde van zijn ambtsperiode te beëindigen. De onderhandelingen wilden echter niet vlotten en voor het eerst greep Noord-Vietnam actief in in de oorlog. De Verenigde Staten bleven bombarderen, maar trokken anderzijds opnieuw troepen terug zodat er nog slechts 39.000 Amerikaanse grondtroepen in Vietnam aanwezig waren. Bovendien zouden er enkel nog vrijwilligers gestuurd worden.
Ondanks dit alles slaagde Nixon er toch in de verkiezingen te winnen zodat hij vanaf 1972 opnieuw op zoek kon gaan naar de “Peace with Honor”. De Noord-Vietnamezen hadden ondertussen de onderhandelingen afgebroken waarop Nixon overging tot het bombarderen van Noord-Vietnam in een poging om hen te dwingen terug te keren naar de onderhandelingstafel. Hoewel er in de Verenigde Staten scherpe kritiek kwam op deze politiek, zou hij toch succes hebben en op negen januari 1973 aanvaardde Noord-Vietnam het Amerikaanse akkoord dat bepaalde dat er geen nieuwe Noord-Vietnamese troepen naar het zuiden gezonden zouden worden, maar dat de aanwezige troepen wel het recht hadden te blijven. Noord-Vietnam beloofde eveneens dat het geen misbruik zou maken van het staakt-het-vuren, terwijl de Amerikanen er zich toe verbonden te vertrekken uit Vietnam zestig dagen nadat de laatste Amerikaanse krijgsgevangene vrijgelaten was. Twee weken later werd ook Van Thieu gedwongen om het akkoord goed te keuren. Hij zou mogen aanblijven, maar moest onderhandelen met de opstandelingen over een coalitie of een andere machtsdeling.[457]
Naar een detente
Hoewel de Vietnamoorlog omwille van het ideologische karakter niet erg bevorderlijk was voor de verhoudingen tussen Oost en West, slaagde men er toch in enkele belangrijke akkoorden te bereiken. Dat was mede te danken aan de onderhandelingen van Henri Kissinger die streefde naar betere relaties met Moskou en Peking, omdat hij meende dat een betere verstandhouding met de twee communistische grootmachten automatisch zou betekenen dat deze hun steun aan bevriende regimes die in conflict kwamen met de Verenigde Staten zouden verminderen. Natuurlijk dacht men hier in de eerste plaats aan Vietnam. Bovendien slaagde Kissinger er door zijn diplomatieke initiatieven in om een breuk tussen de Sovjetunie en de Volksrepubliek China te bewerkstelligen. Die landen stonden al langer argwanend tegenover elkaar en in 1969 kwam het zelfs tot een conflict toen hun troepen slaags raakten aan de Ussuri-rivier. China begon Moskou te bekijken als het grootste gevaar voor de Chinese veiligheid, waardoor de Verenigde Staten naar de tweede plaats verschoven.
Bovendien ontwikkelde McNamara, de Amerikaanse Minister van Defensie, de theorie van de Mutually Assured Destruction (MAD) waardoor men begon in te zien dat een kernoorlog zou zorgen voor een totale vernietiging. Door de Amerikaanse oorlogsinspanningen in Vietnam was de Sovjetunie er immers in geslaagd het aantal Amerikaanse kernraketten te benaderen. Daarom ging men over tot een aantal akkoorden op dat vlak. Er werd onder andere bepaald dat de Ruimte kernwapenvrij moest blijven, net als Zuid-Amerika, en men maakte afspraken om de verspreiding van kernwapens tegen te gaan door de goedkeuring van het Non-proliferatieverdrag (1966-1968). Uiteindelijk zou men zelfs tot een akkoord komen dat het aantal intercontinentale kernraketten bevroor (SALT1) en men tekende een verdrag dat een verbod inhield op de ontwikkeling van een anti-ballistisch raketsysteem. Zo’n systeem zou immers de MAD teniet doen aangezien één van beide landen beschermd zou worden tegen de kernwapens van het andere kamp.
Ondertussen zette de dooi zich steeds verder door. De Verenigde Staten zagen in dat ze ook China moesten betrekken in de detente omdat dat land anders wel eens het idee zou kunnen krijgen dat de verbetering van de relaties tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie tegen haar gericht zou zijn. In 1971 erkenden de Verenigde Staten de communistische regering van China zelfs waardoor het land de zetel van Taiwan in de Veiligheidsraad overnam. Door de verbetering in de relaties tussen China en de Verenigde Staten begon ook Moskou in te zien dat het alles te winnen had bij een detente. Indien men dwars bleef liggen, zou de Chinees-Amerikaanse detente zich misschien wel eens tegen hen kunnen gaan keren. Bovendien wou Brezjnev de situatie van de Sovjet-economie verbeteren aangezien de vijfjarenplannen wel efficiënt waren geweest voor de zware industrie, maar niet flexibel genoeg waren om in te spelen op de vraag naar consumptiegoederen. Door een detente zou de Sovjetunie de bewapeningswedloop kunnen bevriezen waardoor er meer economische ruimte kwam voor de consumptiegoederenindustrie. De detente zou echter ruw onderbroken worden door een nieuw conflict in het Midden-Oosten, waar de beide grootmachten opnieuw tegenover elkaar zouden staan.[458]
Europa
Ook in Europa waren er heel wat veranderingen op til. Het continent werd immers opgeschrikt door studentenopstanden die na de Verenigde Staten nu ook het Oude Continent op stelten zetten. Vooral in Frankrijk kwam het protest hard aan, het land had sinds het einde van de jaren ’50 immers geen studentenberoering meer gekend en bovendien schaarde de publieke opinie zich massaal achter de studenten. Toch zou het De Gaulle zijn die de vervroegde verkiezingen afgetekend won.[459] Enkele maanden later zou hij echter aftreden toen zijn voorstellen rond een regionalisering werden verworpen in een referendum. Zijn opvolger Pompidou toonde heel wat minder afkeer ten aanzien van een eengemaakt Europa, waardoor Groot-Brittannië de kans zag om alsnog tot de Europese Economische Gemeenschap toe te treden. Op de topconferentie van Den Haag in december 1969 werd de toekomst van een geïntegreerd Europa besproken waarbij men besloot van een douane-unie over te gaan tot een echte economische unie terwijl eveneens de financiële structuur van de Gemeenschap en het landbouwbeleid werden verstevigd. Tenslotte zouden ook Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken opgenomen worden in de Europese familie. In 1971 werden de munten van de lidstaten van de EEG aan elkaar geklonken en er werd luidop gedroomd van een politieke eenmaking.[460] Twee jaar later, in 1973, zou echter blijken dat de Europese solidariteit toch niet zo groot was als men vermoedde. De dreigende recessie in de wereldeconomie en de Arabische olieboycot omwille van de Yom Kippoeroorlog maakte duidelijk dat men in Europa nog niet te vinden was voor een gezamenlijk buitenlands beleid. Terwijl heel wat Europese landen niet betrokken wilden raken bij het conflict in het Midden-Oosten en goede relaties nastreefden met de Arabische landen waardoor de oliebevoorrading niet in het gedrang zou komen, drongen de Verenigde Staten er bij de landen die traditioneel een pro-Israël politiek voerden op aan om niet mee te gaan in de blokvorming tegen Israël. De Verenigde Staten waren immers bevreesd dat een te onafhankelijke buitenlandse politiek van Europa hun belangen wel eens in gevaar zou kunnen brengen.[461]
4.1.2. De situatie in België
De splitsing van de unitaire partijen
In België werd het politieke leven in de periode tussen 1968 en 1973 bijna volledig bepaald door communautaire problemen. Na de val van de regering Vandenboeynants-De Clercq duurde het maar liefst 132 dagen vooraleer de nieuwe regering Eyskens-Merlot/Cools aan de slag kon. De nationale partijen maakten immers allemaal een communautaire crisis door die vooral te wijten was aan onenigheid over de taalgrens en de kwestie Leuven, waarover de vorige regering gevallen was. Het kwam tot een breuk tussen de Vlaamse en de Waalse vleugel van de CVP dat de eerste unitaire partij werd die zich zou splitsen. Later zouden ook de andere twee “nationale partijen” volgen. Bovendien had ook België te maken met studentenprotest waarbij eveneens steunbetuigingen kwamen van de arbeiders. Wilde stakingen waren het gevolg.
Maar ook de ideologische breuklijn liet zich opnieuw voelen in de politieke wereld. Vandenboeynants riep op om de oude partijgrenzen te doorbreken en keek daarbij nadrukkelijk in de richting van de liberalen. De Belgische Socialistische Partij (BSP) voelde zich bedreigd en besloot op haar beurt een gemeenschappelijk front te gaan vormen met de linkervleugel van de katholieken om de conservatieve concentratie tegen te gaan. Men vreesde binnen de BSP immers dat zo’n conservatieve coalitie hen wel eens naar de oppositiebanken kon verwijzen. Binnen de katholieke partij begon men echter in te zien dat men zich zo snel mogelijk opnieuw moest organiseren wilde men de partij niet zien uiteenvallen in conservatieven en progressieven die wel eens de stap zouden kunnen zetten naar respectievelijk de liberalen en de socialisten. De toenadering tussen CVP en PSC lukte en men zou opnieuw onder één nummer naar de verkiezingen van 1971 trekken. Ook binnen de liberale partij rommelde het. Zij waren de enigen die als unitaire partij naar de verkiezingen van 1968 waren getrokken, maar het slechte verkiezingsresultaat zorgde ervoor dat ook hier de communautaire spanningen bovendreven. In 1972 werd er overgegaan tot de splitsing van de unitaire liberale partij in de PVV en de PLP. De socialisten zouden in 1978 als laatsten de weg naar het federalisme inslaan, al werd de partij al langer bestuurd door een Vlaamse en een Waalse voorzitter.[462]
De CVP-BSP-regering Eyskens-Merlot/Cools
Op socio-economisch vlak had de regering dadelijk af te rekenen met het studentenprotest en de daarbijhorende solidariteit met de Limburgse mijnstakingen. Begin 1968 was de klemtoon van het protest verschoven van de communautaire problemen naar de actie tegen de conservatieven. De studenten schoven meer en meer naar links, waarbij ook de roep om inspraak in het beleid van de universiteit meer naar voren kwam. De banden met de Vlaamse beweging leken volledig doorgesneden.[463]
Maar uiteindelijk was het studentenprotest niet zo’n enorm probleem. Het jaar 1969 was immers een jaar van hoogconjunctuur en er werden dan ook heel wat sociale voordelen toegekend zoals een verhoging van de pensioenen voor arbeiders en bedienden, een vermindering van de arbeidsduur en een verhoging van de kinderbijslag. Door de vertraging van de groei in 1970 kwamen die akkoorden echter onder druk te staan. De eerste twee maanden van dat jaar had België af te rekenen met een groot aantal wilde stakingen. De spontane staking in de Limburgse mijnsector was echter niet zozeer te wijten aan looneisen. Vooral de onzekerheid over het al dan niet sluiten van de Belgische mijnen lag aan de basis van de sociale onvrede. Bovendien verslechterde de situatie nog door de problemen in de havensector waarbij discussie ontstond over het al dan niet uitbreiden van de havens van Zeebrugge en Gent. Ook de Europese economische politiek bleek niet in staat om het ongenoegen te verdringen, integendeel. In januari 1971 werd ook in België het systeem van de Belasting op de Toegevoegde Waarde (BTW) ingevoerd, waardoor de prijzen en de kosten van het levensonderhoud een gevoelige stijging zouden ondergaan. Bovendien vreesden de boeren voor een daling van hun inkomen ten gevolge van de landbouwpolitiek van de EEG; bij een gewelddadige betoging in Brussel werd zelfs een jonge Waalse boer gedood.
En ook op communautair vlak bleef het onrustig. Hoewel de uitspraak van het Hof van Straatsburg over de klachten van de Franstalige minderheid in Vlaanderen stelde dat de Belgische taalwetgeving niet in strijd was met de Rechten van de Mens, oordeelde het Hof toch dat de wet op één punt discriminatie inhield. Franstalige scholen in de Brusselse randgemeenten zouden voortaan ook vrij toegankelijk moeten zijn voor kinderen van buiten de gemeente. De Franstalige Brusselaars probeerden daarop die zes gemeenten in te lijven bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bovendien kwam er ook Waals verzet tegen de overgang van Voeren naar de provincie Limburg.
Tenslotte zou de regering ook werk maken van de derde grondwetsherziening die reeds sinds 1953 op de politieke agenda stond. Die herziening was immers nodig omwille van de goedkeuring van het Europese Defensieverdrag door het Belgische parlement aangezien die goedkeuring een inkrimping van de Belgische soevereiniteit inhield. Op 24 september 1971 werd het parlement ontbonden hoewel de regering toch in functie bleef. Men achtte dat nodig met het oog op de oplossing van een aantal problemen die een stabiele regering vereisten, zoals de dreigende monetaire crisis, de stagnerende economische conjunctuur en de stijgende werkloosheid.[464]
De CVP-BSP-regering Eyskens-Cools
Deze regering kwam pas na drie maanden crisis tot stand en zou slechts tien maanden standhouden. Ook in verband met de uitvoering van de grondwetsherziening kwam men maar moeilijk tot een akkoord. De CVP, dat een sterke flamingantische vleugel bezat, wilde de cultuurautonomie zo ver mogelijk doorgevoerd zien terwijl de BSP, beheerst door de unitaristen, de regionalisering wilde beperken. Bovendien kon er voor de BSP geen sprake zijn van de opname van de liberalen in de regering en nog minder van de federalistische partijen zoals de Volksunie en het FDF/RW. De onenigheid inzake de communautaire kwesties zou dan ook tot de val van de regering leiden in november 1972.
De regering Leburton-Tindemans-De Clercq
Deze drieledige regering was speciaal opgericht om een tweederde meerderheid te kunnen vormen zodat de communautaire kwesties in de grondwetshervorming eindelijk opgelost konden worden. Bovendien zouden de twee andere grote pijlers waarop de regeringspolitiek gebouwd was, namelijk de aanpassing van de schoolwetgeving en het socio-economische programma, een zware last beteken voor de overheidsuitgaven. De regering moest ook werk maken van maatregelen tegen de inflatie terwijl de tewerkstelling eveneens moest worden opgekrikt. Dat was natuurlijk niet zo’n sinecure gezien de zware druk op de overheidsfinancies. Maar er kwamen ook nieuwe thema’s aan bod die weinig met de communautaire of economische problemen te maken hadden. Zo werd er in januari 1973 geprotesteerd tegen de geplande legerhervorming van Vandenboeynants die wel voorzag in de inkrimping van de diensttijd, maar anderzijds geen mogelijkheid meer bood om de dienstplicht uit te stellen omwille van studieredenen. De oplossing zou gevonden worden in de opsplitsing van het leger in een operationele eenheid, gevormd door beroepsmilitairen, en de gewone binnenlandse strijdkrachten die uit dienstplichtigen zouden bestaan. Over de afschaffing van het uitstel werd niet meer gesproken. Door deze regeling slaagde men erin te blijven voldoen aan de NAVO-eisen en toch de diensttijd terug te schroeven. Een tweede heet thema was de abortuskwestie. Terwijl er in het parlement gesproken werd om abortus toe te laten om medische, sociale of ethische redenen, werd een Naamse vrouwenarts gearresteerd omdat hij reeds enkele vruchtafdrijvingen had uitgevoerd. Er werden dan ook heel wat betogingen georganiseerd voor de liberalisering van abortus en de vrijlating van de arts. De regering besloot zich nog niet uit te spreken over de abortuskwestie, maar zou wel toestemming geven tot de vrije verkoop van contraceptiva.
Ondanks het strikte regeerakkoord en de wil om de staatshervorming door te voeren, leek er hoe langer hoe meer een breuk te ontstaan tussen de regeringspartners, niet in de laatste plaats omwille van bovenvermelde vraagstukken. De regering zou uiteindelijk vallen over de IBRAMCO-affaire. Eind december 1972 bleek er immers een Iraans-Belgische maatschappij opgericht te zijn, IBRAMCO, die voorzag in de uitbating van een petroleumraffinaderij in Ternaaien. Deze overeenkomst werd ondertekend door de socialistische minister van Economisch Zaken Simonet op een moment dat de regering haar ontslag reeds had ingediend. Bovendien bleken in de Raad van Beheer van deze staatsonderneming drie socialistische topambtenaren te zetelen. Hierdoor raakte het vertrouwen tussen de regeringspartners totaal zoek en eind oktober 1973 vond er dan ook een regeringswijziging plaats. Ondanks de oliecrisis die daar snel op volgde, raakte de regering het niet eens over het project IBRAMCO en uiteindelijk liet Teheran weten niet meer geïnteresseerd te zijn in de Belgische optie. De socialisten waren verontwaardigd en besloten hun ontslag aan te bieden waardoor er voor premier Leburton niets anders meer opzat dan het ontslag van de regering aan de koning aan te bieden op 19 januari 1974.[465]
4.1.3. De situatie in het Midden-Oosten
De erfenis van de Zesdaagse Oorlog
Het grootste probleem voor Israël na hun veroveringen van 1967 was het grote aantal Palestijnse vluchtelingen dat zich opnieuw op Israëlisch grondgebied bevond. Men had de wens om een unitaire joodse staat te blijven immers al meerdere malen gehoord, maar anderzijds was er de overtuiging dat de joodse staat de veroverde gebieden nodig had om haar veiligheid te garanderen. Er was wel heel wat discussie tussen Likoed en de Arbeiderspartij of men de bezette gebieden volledig moest behouden of enkel de delen die men nodig had voor de creatie van “veilige grenzen”. Resolutie 242 werd dus niet beschouwd als een optie, al werd ze officieel wel aanvaard. Maar de Arabieren zagen die Resolutie evenmin zitten. Ze zouden de erkenning van Israël nooit verkocht krijgen aan hun achterban na het prestigeverlies door de nederlaag in de Zesdaagse Oorlog. In Khartoem kwamen de Arabische staten overeen dat er geen vrede gesloten zou worden met Israël en dat men evenmin zou overgaan tot onderhandelingen met of erkenning van de joodse staat. Bovendien verkleinde ook de kloof tussen conservatieve en progressieve staten. Nasser staakte zijn agitatie tegen de conservatieve regimes terwijl Saoedi-Arabië verklaarde financiële steun te zullen geven aan de landen die het meest geleden hadden onder de Israëlische agressie, namelijk Egypte, Syrië en natuurlijk ook Jordanië. Bovendien wou ook de Sovjetunie zijn verloren prestige herstellen en leverde het massaal wapens aan Egypte en in mindere mate aan Syrië zodat hun legers binnen de kortste keren hun vooroorlogse sterkte opnieuw bereikten.[466]
De opkomst van het Palestijnse nationalisme
De Palestijnen merkten stilaan dat het door Nasser gepredikte arabisme zijn beste tijd had gehad en dat er vanuit die kant niet veel steun meer verwacht moest worden. De idee dat men zelf moest opkomen voor de Palestijnse rechten won meer en meer terrein en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) zou zich opwerpen tot dé spreekbuis van alle Palestijnen. In 1969 werd Fatah-leider Yasser Arafat voorzitter van de PLO aangezien de organisatie steeds meer steunde op de bewegingen El-Fatah en het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. De wortels van Arafat’s Fatah lagen in Egypte en Koeweit waar Palestijnse studenten zich in 1957 verenigden om te ijveren voor een seculiere staat in Palestina waarin zowel joden, moslims als christenen zouden leven. De beweging zou een nieuwe impuls krijgen in 1968 wanneer Al-Fatahleden erin slaagden om het Israëlische leger tot staan te brengen in de slag om Karameh, een dorpje op de Oostelijke Jordaanoever. Het Volksfront werd pas in 1967 opgericht door dr. George Habash en steunde op een Leninistisch-Marxistische ideologie waardoor het niet alleen opkwam voor een onafhankelijk Palestina maar eveneens poogde de revolutie te exporteren naar de conservatieve Arabische staten.[467] Ook de PLO zou Resolutie 242 verwerpen aangezien ze niet sprak over een Palestijnse staat, terwijl dat in de vorige VN-plannen nog wel het geval was. De Palestijnse bevrijdingsbeweging kreeg echter af te rekenen met grote moeilijkheden. De bevolking in Jordanië bestond immers voor 60 tot 70 procent uit Palestijnen wier radicalisme een constante bedreiging vormde voor de troon van koning Hoessein. Bovendien reageerde Israël op elke Palestijnse aanslag met represailles tegen Jordanië, waardoor het land in een oorlog dreigde meegesleurd te worden. Koning Hoessein besloot dan ook om de PLO-milities het land uit te zetten waardoor het in september 1970 tot een burgeroorlog kwam. Na een tweede Jordaans offensief verplaatsten de Palestijnen hun uitvalsbasis naar Libanon, maar ze richtten wel de Zwarte Septemberbeweging op die zich al snel zou laten gelden door de aanslag op de Jordaanse premier in september 1971.[468]
Egypte na Nasser
Ondertussen kwamen Egypte en Israël steeds meer in een uitputtingsoorlog terecht door de ononderbroken beschietingen van elkaars stellingen op de andere oever van het Suezkanaal. Deze “War of Attrition” bracht de Verenigde Staten ertoe meer initiatieven te nemen in het Midden-Oosten aangezien de Sovjetinvloed in de regio leek toe te nemen. Bovendien meenden zij dat zij de enige natie waren die Israël tot toegevingen zou kunnen dwingen. Nasser leek wel te vinden voor de Amerikaanse bemiddeling, maar de Palestijnen vreesden door de Arabische staten in de steek gelaten te worden en radicaliseerden prompt hun acties. Het Volksfront voerde een spectaculaire reeks vliegtuigkapingen uit, een tactiek die later overgenomen zou worden door de Zwarte September.
Nasser overleed echter in 1970 en zijn opvolger Sadat zou het land nog meer richting Verenigde Staten leiden aangezien hij meende dat enkel de Amerikaanse diplomaten in staat zouden zijn Israël te overtuigen de Sinaï en de Gazastrook terug te geven. Sadat brak dan ook met de Sovjetunie en stuurde 20.000 Sovjetadviseurs van de ene dag op de andere terug naar Moskou. Dit initiatief verzwakte in grote mate het Egyptische leger aangezien de Egyptenaren niet in staat waren de gesofistikeerde Sovjetwapens te bedienen. Anders dan Sadat gehoopt had gingen de Verenigde Staten niet echt in op de Egyptische avances aangezien de oorlog in Vietnam al hun aandacht opslorpte.[469]
Zwarte September zette zijn strijd verder en besloot de Palestijnse opstand te internationaliseren. Vliegtuigkapingen en aanslagen volgden elkaar op, met als hoogtepunt de aanslag op het Olympische dorp in München in 1972 waarbij elf Israëlische atleten gedood werden. Israël sloeg na elke aanslag hard terug en viel ook de Palestijnse kampen in Syrië en Libanon aan. Met de aanslagen op Palestijnse leiders in Libanon en Europa, het neerschieten van een Libisch burgervliegtuig en de gedwongen landing van een ander Arabisch lijnvliegtuig omdat men vermoedde dat er Palestijnse kopstukken aan boord waren, verloor Israël hoe langer hoe meer de sympathie van de wereldopinie. De Arabische roep om vergelding ging steeds harder klinken en Sadat zocht toenadering tot de nieuwe regimes van Libië, Syrië en Sudan waar respectievelijk Khadaffi, Assad en Nimeyri aan de macht waren gekomen. Het lag echter niet in de bedoeling van Sadat om de nieuwe voorvechter van het pan-arabisme te worden aangezien hij steeds meer steun zocht bij het Westen en de pro-westerse regimes in de Arabische wereld zoals Saoedi-Arabië.[470]
In maart 1973 deed Sadat een nieuwe poging om de Verenigde Staten te overtuigen Israël onder druk te zetten, maar tevergeefs, ze leverden zelfs 48 nieuwe Phantom-jets aan de joodse staat. Sadat besloot dan maar zelf de wapens op te nemen en wist zich te verzekeren van de steun van Syrië en Saoedi-Arabië. Bovendien wendde hij zich terug richting Moskou, dat de verloren zoon maar wat graag opnieuw opnam in de communistische familie.
De Yom Kippoeroorlog
Op zes oktober 1973 vielen Egypte en Syrië in een gecoördineerde actie Israël aan terwijl de joden omwille van Yom Kippoer afgesloten waren van de buitenwereld en in hun huizen vastten en mediteerden. Omdat de aanval pas om twee uur ’s namiddags begon, waren de Israëli’s aanvankelijk verrast, zeker omdat het ook Ramadan was. De Egyptische infanterie concentreerde zich op de Bar-Levlinie, de verdedigingsgordel die de Israëli’s in de Sinaï hadden opgeworpen, terwijl Egyptische commando’s per helikopter naar de bergpassen gevoerd werden om de aanvoer van Israëlische versterkingen te verhinderen. De zandmuur die de joden langs de oever van het Suezkanaal hadden opgetrokken, werd met behulp van waterkanonnen weggespoten zodat Egyptische tanks en SAM-installaties konden oversteken. Ondertussen waren ook de Syriërs hun offensief begonnen en rukten op in de richting van het Meer van Tiberias. Door de snelle opmars kwamen de meest vooruitgeschoven troepen buiten de luchtdekking van de SAM-6 raketten waardoor een aanzienlijk deel van hun tanks vernietigd werden door de superieure Israëlische luchtmacht. Dat gaf Israël bovendien de tijd om de mobilisatie af te kondigen en versterkingen aan te voeren.
De volgende dag trachtte het Israëlische leger hetzelfde kunststukje op te voeren als zes jaar geleden tijdens de Zesdaagse Oorlog waardoor de Egyptische luchtmacht toen op de grond vernietigd werd. De Egyptenaren hadden hun lesje echter geleerd en hun vliegtuigen stonden niet alleen verspreid opgesteld, maar men had bovendien ook geïnvesteerd in de bouw van “hangarettes”, constructies van gewapend beton waarin de vliegtuigen veilig konden worden opgeslagen. Ook de Egyptische radarinstallaties waren beter geplaatst zodat een verrassingsaanval zoals in 1967 uitgesloten was. De Israëlische luchtmacht leed aanzienlijke verliezen waarop men besliste om de vliegtuigen vooral tegen Syrië in te zetten. Voor het eerst slaagden de Arabieren erin een Israëlische aanval af te slaan. De twee volgende dagen concentreerden de joodse piloten zich echter op de vernietiging van de SAM-6-sites in de Golan die een serieuze bedreiging zouden vormen indien Israël bij het tegenoffensief luchtsteun gebruikte. In de namiddag van acht oktober begonnen de Israëli’s hun tegenoffensief tegen Syrië. De Syriërs, gesteund door Iraakse en Marokkaanse brigades, boden echter hevig weerstand en pas na een zwaar luchtgevecht op twaalf oktober moest de Syrische luchtmacht zich gewonnen geven. De Israëli’s konden hun doctrine terug bovenhalen en met de luchtsteun van de superieure Phantoms slaagden ze erin de Arabieren terug te drijven. Er werd echter besloten niet naar Damascus op te rukken aangezien de Syriërs zich hadden ingegraven rond de stad, maar om hun positie te consolideren. Het belangrijkste objectief, de vernietiging van de Syrische offensieve capaciteit, was immers bereikt.
Ook in de Sinaï hadden de Israëli’s het aanvankelijk moeilijk. Zoals reeds gezegd was de SAM-gordel praktisch ondoordringbaar en met behulp van hun luchtmacht slaagden de Egyptenaren erin het eerste Israëlische tegenoffensief af te slagen. Tot dertien oktober werden door beide partijen tanks aangevoerd en de Egyptenaren maakten de vergissing om niet verder op te rukken. Ze bezetten wel de hele oever van het Suezkanaal, maar hun diepste penetratie bedroeg slechts tien kilometer. Het liep dus uit op een tankslag en het Israëlische leger concentreerde zich ook hier weer op de vernietiging van de SAM-sites. Op zeventien oktober was een volledige Israëlische pantserdivisie het Suezkanaal overgestoken en er in geslaagd om een bres te slaan in de Egyptische luchtafweer. Nu kon de Israëlische luchtmacht opnieuw voor luchtsteun zorgen en de Israëli’s rukten steeds verder op. De Sovjetunie eiste een staakt-het-vuren waar de Verenigde Naties dadelijk op ingingen, maar generaal Sharon die het Israëlische offensief leidde, zette door en slaagde erin het Egyptische leger te omsingelen. Opnieuw kondigden de Verenigde Naties een staakt-het-vuren af waaraan nu wel gevolg werd gegeven. De vierde Israëlisch-Arabische oorlog was afgelopen en opnieuw had de joodse staat een overwinning geboekt, hoewel men meer tegenstand had ondervonden dan tijdens de vorige campagnes.[471]
De diplomatieke strijd
De wapenstilstanden die afgekondigd werden door de Verenigde Naties werden in feite afgedwongen door de grootmachten. Die waren gedurende de oorlog reeds begonnen met de organisatie van ware luchtbruggen om wapens bij hun bondgenoten te krijgen. Vooral de Verenigde Staten werden door de Amerikaanse joodse gemeenschap onder grote druk gezet om in te grijpen, terwijl Kissinger zich liever buiten het conflict gehouden had. Ook de Amerikaanse economie had immers behoefte aan Arabische olie. De olieboycot van de Verenigde Staten en de landen die bevriend waren met Israël, zoals Nederland en West-Duitsland, kwam er toch zodat de Verenigde Staten samen met de Sovjetunie op zoek gingen naar een oplossing. De Veiligheidsraad kondigde Resolutie 338 aan die een staakt-het-vuren eiste en bovendien de uitvoering vroeg van Resolutie 242. Tot grote woede van de Verenigde Staten weigerde Israël daar gehoor aan te geven en de Sovjetunie dreigde ermee tussenbeide te komen, desnoods met nucleaire wapens.
Na de oorlog begon Kissinger aan zijn pendeldiplomatie die steunde op twee premissen, namelijk de stelling dat enkel de Verenigde Staten Israël konden overtuigen om zich terug te trekken, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de olieboycot. De tweede stelling hield in dat de hele wereld zich tegen Israël had gekeerd en dat de joodse staat dus niets kon zonder de steun van de Verenigde Staten. Kissinger boekte aanvankelijk succes en kon alle partijen overtuigen om in Genève rond de tafel te komen zitten om te praten over de uitvoering van Resolutie 338, maar deze conferentie overleefde maar nipt de openingsceremonie en mislukte omwille van de Arabische eis tot deelname van de PLO. Israël weigerde echter met de PLO te praten zolang deze organisatie de staat Israël niet erkende. Opnieuw leek de oorlog niets te hebben opgeleverd.
4.2.1. Palestijnse aanslagen en Israëlische represailles
Na vijfentwintig jaar conflict in het Midden-Oosten zochten de Palestijnen andere middelen om hun strijd op het internationale forum te brengen. Aanslagen in Israël werden er al gepleegd sinds het ontstaan van de joodse staat, maar nu zou men de Palestijnse bevrijdingsstrijd ook gaan exporteren naar het buitenland. Vliegtuigkapingen en andere aanslagen deden Europa en de rest van de wereld opschrikken met als triest hoogtepunt de aanslag op de Olympische Spelen in München op 5 september 1972. München werd een begrip en nieuwe Palestijnse acties volgden elkaar op, maar ook Israël reageerde. Palestijnse vluchtelingenkampen die volgens Israël ook als opleidingskampen voor terroristen gebruikt werden, kwamen onder vuur te liggen en Palestijnse leiders werden op alle mogelijke plaatsen en manieren geliquideerd. De hele wereld werd betrokken in het Israëlo-Arabisch conflict.
Ondanks het feit dat de wederzijdse aanslagen in het brandpunt van de belangstelling stonden, won men er maar weinig sympathie mee. De Nieuwe, dat de Palestijnse aanslagen goedkeurde, en Pourquoi Pas?, dat daarentegen de meeste Israëlische acties terecht vond, vormden de beide uitersten van het spectrum. De andere tijdschriften veroordeelden de aanslagen van beide partijen, al kon Israël op opvallend minder sympathie rekenen dan de Palestijnse underdog. Pourquoi Pas? was van mening dat het conflict veranderd was. De vroegere fedayeen waren rustige vaders die gewapend met hun geweer een guerillastrijd voerden, maar de nieuwe generatie die geboren was in de vluchtelingenkampen waren niet langer guerillastrijders, maar koele moordenaars die de Arabische strijd enkel gebruikten als een legitimatie voor hun daden.[472] Over de verplaatsing van het conflict naar Europa had het blad evenmin een goed woord over. “Au lieu d’affronter les guerriers de Tsahal en Palestine, les terroristes arabes trouvent moins risqué de s’en prendre à des civils désarmés, sur le Vieux Continent.” De beweging die deze laffe en bloedige aanslagen pleegde, zou de Zwarte September zijn, al was Pourquoi Pas? ervan overtuigd dat deze beweging in feite niets anders was dan Arafats Fatah.[473] Het Nederlandstalige liberale blad Knack was overigens dezelfde mening toegedaan want “op die manier kunnen de officiële bevrijdingsbewegingen verdergaan met de terreur, zonder zich te kompromitteren”.[474] Bovendien verdacht Pourquoi Pas? de Arabische landen ervan nauwe banden te onderhouden met de terroristen omdat in hun opinie de Egyptische regering ook wel inzag dat de fedayeen het enige wapen waren in de strijd tegen Israël, terwijl ook Syrië zijn sympathie voor de Palestijnen nooit had verborgen. Het blad was het evenmin eens met de veelgehoorde stelling dat de Palestijnen geen andere optie hadden dan aanslagen te plegen om hun levensomstandigheden te verbeteren. De regering van West-Duitsland had na de verdrijving van de Palestijnen uit Jordanië beurzen beschikbaar gesteld aan Palestijnse jongeren, maar werd daar niet voor bedankt. Integendeel, de Arabieren beschuldigden Bonn ervan “de suivre une politique visant à dépeupler les camps de réfugiés palestiniens”.[475]
De Israëlische tegenmaatregelen konden op heel wat meer sympathie rekenen. Het was immers enkel de bedoeling van Israël om Libanon te dwingen de terroristische activiteiten van de Palestijnen te controleren zodat er geen nieuwe aanslagen tegen de joodse staat gepleegd zouden worden.[476] Maar wanneer het Israëlische leger de woede van de hele wereld opwekte door een verdwaald Libisch lijnvliegtuig uit de lucht te schieten, kon zelfs het liberale blad Israël niet meer verdedigen. “Pour une fois, Israël semble avoir perdu son sang-froid”, stelde men. Maar er werden dadelijk verzachtende omstandigheden gezocht. De joodse staat leefde al langer onder de psychologische druk van bedreigingen en de Israëli’s meenden dat het hier niet ging om een lijnvliegtuig vol passagiers, maar om een lijnvliegtuig geladen met explosieven en bestuurd door een Palestijnse terrorist. Bovendien had Israël verklaard de nabestaanden van de slachtoffers te vergoeden.[477] Pourquoi Pas? raakte er stilaan van overtuigd dat “la guerre secrète, les attentats, les règlements de compte dans l’ombre vont donc continuer” aangezien Israël had aangekondigd dat er nog enkele rekeningen open stonden terwijl Zwarte September de strijd evenmin zou opgeven.[478] En het zag er naar uit dat ze gelijk kregen. Na de Yom Kippoeroorlog werd de wereld opnieuw opgeschrikt door een Palestijnse aanslag die in Rome dertig doden maakte. Het liberale blad maakte er dankbaar gebruik van om nog eens uit te halen naar de “laffe Palestijnse terroristen” en naar de PLO die beweerde niets met het incident te maken te hebben. Men verwierp dat excuus omdat het de PLO was “qui a armé, qui a entraîné, qui a financé les meurtriers”. Pourquoi Pas? meende dan ook dat het niet volstond “de désavouer un crime, pour être déchargé de toute responsabilité”.[479]
De Nieuwe liet een heel ander geluid horen. Het blad stelde dat men gemakkelijk praten had wanneer men stelde dat de Palestijnen andere methoden zouden moeten gebruiken aangezien zij geen andere methoden ter beschikking hadden: “als zij geen terreurdaden verrichten, dan zwijgt de wereld hen gewoon dood”. De Palestijnen kregen immers, in tegenstelling tot de Israëli’s, van niemand diplomatieke steun zodat het blad meende dat “de wereld als geheel een rustiger plaats zou zijn als deze wereld het bestaan van de Palestijnen wilde erkennen zonder er voortdurend op een gewelddadige manier te moeten aan herinnerd worden”.[480] Bovendien oordeelde het blad dat het steeds twijfelachtiger werd of de joodse staat wel vrede wou gezien de aanslag op enkele Palestijnse kopstukken in Beiroet. Israël gaf als reden voor deze actie een Palestijnse aanslag in Cyprus enkele uren voordien, maar “dit is uiteraard een officiële verklaring. De Israëlische stunt in Libanon kon niet anders dan een goed voorbereide aanslag zijn geweest, aangezien de joodse commando’s reeds enkele dagen voordien waren aangekomen”.[481] Israël was immers met geweld gesticht en hield zichzelf met geweld in stand, dus moest men niet flauw doen wanneer er tegen die staat ook geweld gebruikt werd. Israël had reeds herhaaldelijk bewezen alleen macht te waarderen, zeker nu het koelbloedig een burgervliegtuig boven de Sinaï had neergeschoten met als gevolg “meer dan honderd doden: zo’n moordpartij hebben de Palestijnen nooit bedreven”. Het moest dan ook stilaan duidelijk worden dat het niet alleen de Palestijnen waren die het conflict naar het buitenland hadden geëxporteerd.[482] Israël maakte volgens De Nieuwe dan ook een fout door te trachten “het Palestijnse volk te onthoofden” aangezien men vaak de gematigde leiders trof waardoor de extremisten, “die in tegenstelling tot de slachtoffers minder tot een dialoog met Israël bereid zijn”, vrij spel kregen.[483] Het blad wees tenslotte met een beschuldigende vinger naar de Amerikaanse inlichtingendienst. Men was er immers van overtuigd dat “verscheidene Israëlische agressiedaden alleen met behulp van de Amerikaanse inlichtingendiensten gepleegd konden worden”.[484]
Knack sloot aanvankelijk meer aan bij het Franstalige zusterblad Pourquoi Pas? door te stellen dat de Palestijnen terroristen waren die de “deugdzame westerlingen” geregeld lieten schrikken door hun gewelddaden. Het blad vroeg zich dan ook af wat de Palestijnen bezielde om via de aanslagen de publieke opinie tegen hen in het harnas te jagen. Men kwam tot de conclusie dat het de Palestijnen niet kon schelen of ze nu sympathie wonnen of verloren aangezien ze meenden dat “het een hopeloze zaak was in het winnen van sympathie te wedijveren met Israël".[485] Aanvankelijk koos het liberale blad dus de kant van Israël door de Palestijnse acties te veroordelen, maar na het neerhalen van de Libische Boeing door de Israëlische luchtmacht veranderde hun houding. Men ging zich harder opstellen tegen Israël, terwijl de Palestijnen stilaan op begrip en medelijden konden rekenen al liet men de joodse staat zeker niet vallen. Enkel de Israëlische represailles werden betreurd, maar tijdens de Yom Kippoeroorlog konden de joden dadelijk terug op de steun van het liberale blad rekenen. Het neerhalen van het Libische vliegtuig werd toch beschouwd als “erger dan München”. Er werden immers meer dan honderd onschuldige mensen vermoord waardoor “het Israëlische staatsterrorisme alle rekords van het Palestijnse verzet slaat”.[486] En na de aanslag in Beiroet op een aantal Palestijnse leiders schreef men opnieuw dat er “meer onschuldig bloed vloeide dan bij eender welke wanhoopsactie van Zwarte September”. Knack was dan ook opgelucht dat er in Israël steeds meer stemmen opgingen tegen “de willekeur van het fascistoïde establishment dat lelijk bezig is de internationale sympathie voor de jodenstaat voorgoed te verkwanselen”.[487] Maar ook de Palestijnen hadden niet echt waardering geoogst door hun gijzeling van enkele diplomaten in Khartoem waar “geen enkele van hun eisen werd ingewilligd, ze zijn er met hun kriminele methodes alleen in geslaagd nog groter internationaal diskrediet te werpen op hun nochtans, in wezen, rechtvaardige zaak”.[488] Net als De Nieuwe was ook Knack van oordeel dat de Israëlische aanslagen niet uitgevoerd hadden kunnen worden zonder de hulp van de Amerikaanse inlichtingendienst “die tegenover andere partners vaak alleen maar tamelijk opdringerig te werk gaat”.[489]
Het katholieke Streven keurde het Israëlische terrorisme vrijwel steeds af, maar had een meer dubbelzinnige houding ten opzichte van het Palestijnse acties. De aanslagen werden wel als gruwelijk beschreven, maar anderzijds zocht men druk naar verzachtende omstandigheden. Na de aanslag op het vliegveld van Athene stelde het tijdschrift dat “er echter tekenen zijn die erop wijzen dat dit terrorisme niet meer de zegen heeft van de leiding der Palestijnen”. De Palestijnse leiding zou beginnen inzien dat de aanslagen meer kwaad dan goed deden voor hun imago in het buitenland. Het leek er dan ook op dat “de geweldacties in de lucht en elders nog slechts het werk zijn van verbitterde en verbeten eenlingen”.[490] Bovendien voerden de Palestijnen enkel aanvallen uit “op de belangen van Israël en diens bondgenoten” wat de veel gehoorde aanklacht van het willekeurige terrorisme tegensprak.[491] Israël daarentegen riep wel dat de represailles tegen de Palestijnse terroristen gericht waren, maar het katholieke blad verdacht de joodse staat ervan “dat het Syrië zelf wilde treffen als zijnde het enige Arabische land dat zijn les niet had geleerd uit de oorlog van 1967”.[492] Men was er dan ook van overtuigd, net als De Nieuwe, dat de moord op de Palestijnse kopstukken in Beiroet geen vergelding was voor de Palestijnse aanslag in Cyprus, zoals de Israëlische legerleiding beweerde, aangezien “zo’n actie niet in enkele uren kon worden voorbereid”. De Israëlische legerleiding verklaarde later dan ook dat dit het begin vormde van een nieuwe strategie waarbij “Israël de Palestijnse aanvallers niet meer zou afwachten, doch zelf in de aanval zou blijven om verwarring te stichten in de organisatie der Palestijnen”.[493]
La Gauche was nog minder te spreken over de Israëlische optredens. “C’est sans aucun doute sur le compte de l’arrogance des dirigeants sionistes et de leur désir de démentir leur mainmise sur les territoires conquis qu’il faut mettre la décision de la chasse israélienne d’abattre froidement le Boeing libyen.” Het tijdschrift meende zelfs dat men niet moest schrikken van deze actie aangezien Israël reeds langer een traditie van terrorisme had als middel om een tegenstander te domineren. Wat het bovendien nog erger maakte, waren de leugens die de Israëlische regering over het neerhalen van het lijnvliegtuig verspreid had. Israël had namelijk verklaard dat de piloot gewaarschuwd was via de radio, dat men niet wist dat er burgers aan boord waren en dat er waarschuwingsschoten waren afgevuurd. Dit werd door La Gauche allemaal weerlegd.[494] Ook het Nederlandstalige socialistische blad Links keurde de Israëlische represailles scherp af. Vooral de acties tegen Libanon, dat steeds een neutrale houding had aangenomen tegenover de joodse staat, werden veroordeeld aangezien de Libanese regering zeker niet verantwoordelijk gesteld kon worden voor de actie van de Palestijnse commando’s in Athene. “Dergelijke uiterst scherpe represaille-maatregelen konden alleen maar de politieke oplossing van de krisis in het Midden-Oosten bemoeilijken.”[495] Bovendien hernam het linkse blad de beschuldiging dat de Amerikaanse inlichtingendienst betrokken zou zijn geweest bij de aanslag op de Palestijnse leiders in Beiroet aangezien “hardnekkige geruchten de ronde doen dat zij [de Israëli’s] ontsnapten in diplomatieke wagens van de Amerikaanse ambassade en met het vliegtuig dat de wekelijkse wachtaflossing verzorgt, werden afgevoerd”.[496] Links ging dus nog een stap verder door te stellen dat de Verenigde Staten niet alleen voor informatie gezorgd zouden hebben, zoals wel meer tijdschriften beweerden, maar dat ze ook actief zouden hebben deelgenomen aan de aanslag door de daders te helpen ontsnappen.
Tenslotte was er nog ’t Pallieterke dat traditioneel geen blad voor de mond nam en dat ook nu niet deed. Het blad meende dat de Palestijnse aanslagen niets uithaalden, maar dat lag in de eerste plaats niet aan de Palestijnen aangezien “de regering te Tel-Aviv bereid is zonder verpinken de eigen burgers aan de Israëlische zaak op te heffen. Bovendien kan Israël dan ook nog eens de martelaarsrol spelen voor de ogen van het wereldpubliek”.[497] Ook op het neerhalen van het Libische lijnvliegtuig reageerde het extreem-rechtse blad vanzelfsprekend scherp. Hoewel Israël een slechte beurt gemaakt had in de wereldopinie, geloofde men niet de Golda Meir er slaap voor zou laten. Mensen zoals Meir of Dayan gaven er immers niets om wat de “man in de straat” dacht over de joodse staat. Verder zou er toch niets gedaan worden aangezien “zelfs aan degenen die een blunder schieten en meer dan honderd mensen te vermoorden, zelfs aan die oorlogsmisdadigers zal niet geraakt worden. Er komt geen onderzoekingskommissie, zeker geen internationale, heeft Dayan op de gebruikelijk koele, uitdagende toon gezegd. Over enkele weken spreekt niemand er nog over: dat is de vaste en vermoedelijk juiste opvatting van de Israëlische regering”. De hele westerse pers was immers in joodse handen zodat er wel snel overgeschakeld zou worden op andere onderwerpen vooraleer de hele waarheid aan het licht was gekomen. Nauwelijks één maand later vermoordde Israël enkele Palestijnse leiders in Beiroet, wat eveneens sterk werd veroordeeld. Niet alleen omdat er naast de Palestijnse kopstukken ook nog heel wat andere mensen omkwamen, maar vooral omdat het opnieuw Libanon betrof. Het ministaatje dat zelfs geen eigen leger had, had er volgens ’t Pallieterke alles aan gedaan om het terrorisme op zijn grondgebied te beperken. Het had echter geen controle over de vele Palestijnse vluchtelingen die het land niet had uitgenodigd en evenmin kon terugzenden omdat ze juist door de joden verdreven waren. Bovendien viel nu voor Libanon de laatste hoop op controle van de Palestijnen weg, want “de Libanese regering is in het recente verleden wel in staat geweest de Arabische terroristenorganisaties de wapens te laten neerleggen, maar de bij die gelegenheid gedane belofte, namelijk dat de Libanese autoriteiten ook sterk genoeg waren om de Israëlische geweldpleging te verhinderen, die belofte heeft Libanon niet kunnen inlossen. In die zin verstaan we de woede van de Arabische vluchtelingen. Ze mochten zich in Libanon zelf niet beschermen, maar de Libanese regering was niet in staat hen uit de klauwen van de Israëliërs te houden”.[498]
4.2.2. Vijfentwintig jaar Israël
Op vijftien mei 1973, vijf maanden voor er een vierde oorlog uitbrak, was het precies 25 jaar geleden dat David Ben Goerion de onafhankelijkheid van de staat Israël uitriep. Deze gebeurtenis werd natuurlijk met veel luister en machtsvertoon gevierd in de joodse staat, wat enkele tijdschriften de gelegenheid gaf om ook eens terug te blikken op de verwezenlijkingen van de nieuwe staat in het Midden-Oosten.
Opnieuw was Pourquoi Pas? het enige tijdschrift dat enkel op de positieve verwezenlijkingen van Israël focuste. Het blad berichtte opgetogen over de militaire parade die Israël gehouden had ter ere van het 25-jarig bestaan en waarvan de hele wereld had kunnen meegenieten. “Jamais pareil étalage de force, pareils roulements de muscles d’acier n’avaient eu lieu au Proche-Orient.” Die oorlogsmachine had ervoor gezorgd dat Israël in amper drie oorlogen een gebiedsuitbreiding van 86.000 km² had gerealiseerd. Maar het unieke van de joodse staat lag zeker niet alleen in de militaire verworvenheden, de jonge staat kon ook schitterende economische cijfers voorleggen. Het bevolkingsaantal was enorm gestegen, net als het bruto nationaal product (BNP) en de export was zelfs vermenigvuldigd met de factor 48. Maar hét kenmerk van de joodse staat waren misschien wel “des villes qui n’existaient pas voici un quart de siècle, comme Beersheba, Kyriat Shmoneh ou Arad, ont aujourd’hui leur histoire, leurs monuments, leurs cimetières”. Kortom, Israël was een prachtig land geworden.[499]
Ook het andere liberale blad Knack zag wel wat in de joodse staat, al was het iets minder lyrisch. Men moest toegeven dat de Israëli’s “een verbluffend succesverhaal geschreven hadden in de Bijbelse woestijn”, maar het begon er stilaan naar uit te zien dat de joodse staat begon uit te groeien tot een modern Sparta. Door het militaire karakter en de rivaliteit met de buurlanden eiste Israël steeds opnieuw de aandacht van de hele wereld op. Het slaagde erin verdeeldheid te zaaien tussen de Verenigde Staten en Europa en “in de diplomatieke arena van de grootmachten dreigt het de ontspanning tussen de VS en de Sovjetunie te blokkeren”. Bovendien zaten de joden, na jarenlang overal ter wereld een minderheid te zijn geweest, nu zelf met een minderhedenprobleem omwille van de gebiedsuitbreiding na de Zesdaagse Oorlog. Dat probleem kon echter niet zomaar opgelost worden aangezien “het land het niet meer zonder die mensen kan stellen, als het zijn ekonomisch ritme wil aanhouden. Vermits steeds meer Israëli’s opteren voor intellectuele jobs moet de staat een gaandeweg groter beroep doen op de handenarbeid van de Arabieren”. Daar kwam nog eens bij dat Israël ondanks alle verwezenlijkingen niet in staat was op eigen benen te staan en ook na een kwarteeuw nog steeds Amerikaanse steun nodig had.[500]
Zowel vanuit extreem-linkse als vanuit extreem-rechtse hoek kwam er kritiek op Israël naar aanleiding van het jubileumfeest. La Gauche schreef dat er eigenlijk niets te vieren viel want “la création de l’Etat d’Israël, par contre incarne la dégénerescence spirituelle de cette même communauté juive devenue oppresseur colonial en terre arabe, réduisant un peuple entier, les Palestiniens, à l’exil, la clochardisation, la suggestion”. Die uitwijzing van Palestijnen die al een kwarteeuw bezig was, zou ongetwijfeld nog toenemen aangezien het Joods Nationaal Fonds nu ook gronden begon te verwerven in de bezette gebieden. Door het grote aantal Arabieren in de jubilerende staat, moesten de Israëli’s een keuze maken uit twee mogelijke scenario’s, namelijk “soit d’accepter une annexion complète qui implique politiquement une forme d’apartheid, soit d’annexer un maximum de territoires comprenant un minimum d’habitants”. Zelfs indien men zou overgaan tot een massale immigratie van joden, bleef het percentage Palestijnen te hoog omwille van het hoge geboortecijfer om én de gebieden volledig te annexeren én een uniraciaal joodse staat te creëren.[501]
Ook Links meende dat het de Palestijnen waren die de verdrukten waren en niet de joden zoals de publieke opinie lang was voorgehouden. “En fundamenteler nog, in weerwil van de socialiserende levensbeschouwing en het pioniersidealisme (dat trouwens grotendeels tot vervlogen tijden behoort) heeft de Zionistische kolonisatie in Palestina steeds een verdrukkingskarakter gekend.” Ondanks dit alles had de hele westerse wereld het 25-jarig bestaan van de joodse staat mee gevierd, maar “zelden heeft de actualiteit van zulke diepgaande en essentiële begripsverwarring blijk gegeven in haar voorstellingswijze”. Israël werd immers steeds voorgesteld als de schadevergoeding van een schuldige wereld voor de joden na eeuwenlange vervolgingen, met de holocaust als hoogtepunt, terwijl het volgens Links een westerse gemakkelijkheidsoplossing was die men kon opleggen aan de gekoloniseerde wereld. De Israëlische staat was dus geen opvangplaats voor een verdrukt volk geworden, maar ze was zelf een verdrukker geworden waarvan de Palestijnse vluchtelingenkampen de trieste getuigen waren.[502]
Het extreem-rechtse ’t Pallieterke gaf ook zijn mening over het 25-jarig bestaan van Israël en was evenmin positief. De Arabieren mochten dan misschien geen lammetjes zijn, maar wat de joden met de Palestijnen gedaan hadden, dat kon niemand goedkeuren. Bovendien had Israël in die 25 jaar een agressief en militaristisch imago opgebouwd, zeker door de eis om natuurlijke en veilige grenzen te bezitten, een eis die bijna Duits in de oren klonk, waardoor “het dan ook niet verwonderlijk is dat Israël na 25 jaar meer dan ooit geïsoleerd staat op het podium van de wereldopinie, met vrijwel alleen de Verenigde Staten achter zich”. De joodse staat hanteerde nog steeds de wereldopinie met twee maten en twee gewichten door deze opinie in te roepen wanneer het zich bedreigd voelde, maar anderzijds zonder schroom naast zich neer te leggen wanneer deze opinie Israël verwijten begon te maken. Ook door deze houding had de jonge staat veel krediet verloren.[503]
4.2.3. De Yom Kippoeroorlog
Israël
Hoewel er al heel wat tijdschriften waren geweest die Israël respectievelijk hadden opgehemeld en vergruisd naar aanleiding van het 25-jarig bestaan, gaven zij en de andere tijdschriften ook hun mening over de joodse staat buiten het kader van het jubileumjaar. Israël werd verdedigd vanuit dezelfde hoek als tijdens de Zesdaagse Oorlog. Pourquoi Pas? riep voor het conflict reeds dat beide partijen in hun recht waren bij hun claim op het grondgebied van het voormalige Palestina, want “Hebron et Jérusalem furent pendant deux mille ans des cités hébraïques et pendant quatorze siècles des cités arabes”. Het enige wat men zou kunnen doen, was de steden verdelen, maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan.[504] Wanneer het conflict losbarstte, schaarde het liberale blad zich echter terug achter Israël, al werd de houding eerder bepaald door zich anti-Aarabisch op te stellen dan pro-Israëlisch. Men beweerde niet expliciet dat de Arabische aanval verwacht werd door de joodse staat, in tegenstelling tot de tijdschriften die Israël niet zo genegen waren en die suggereerden dat Israël perfect wist dat er een aanval zou komen, maar dat men enkel voorhield dat het om een verrassingsaanval ging om een slachtofferrol te kunnen opeisen. Anderzijds plaatste Pourquoi Pas? zelf ook enkele vraagtekens bij het verrassingselement aangezien Israël toch beschikte over de beste geheime dienst ter wereld, terwijl de militaire voorbereidingen evenmin zouden kunnen ontsnappen aan “l’oeil de lynx de l’aviation israélienne”. In het verslag over het verloop van de oorlog focuste het tijdschrift eveneens op de rol van de superieure Israëlische luchtmacht die blijkbaar nog steeds “la poigne d’acier de Tsahal” was.[505]
De verdediging van Israël leek deze keer dan ook vooral uit katholieke hoek te komen. De Revue Générale Belge was ervan overtuigd dat Israël geen andere mogelijkheid had dan de wapens op te nemen aangezien het voor de staat noodzakelijk was om van de verdediging een prioriteit te maken. Men was bovendien op een punt aangekomen waarop men zich enkel nog kon verdedigen door aan te vallen. Dat was dan ook de reden voor het bezetten van de veroverde gebieden. De Israëlische grenzen waren immers niet erkend door de buurlanden, dus “elles ne pouvaient pas être sûres, et pour des raisons de simple sécurité, Israël dut se doter d’un glacis, et reporter son périmètre de sécurité au-delà de ses frontières elles-mêmes”.[506]
Zelfs Socialistische Standpunten nam het op voor de rechten van de joodse staat door te stellen dat men niet mocht vergeten dat het de joden waren geweest die in 1947 het delingsplan van de Verenigde Naties hadden goedgekeurd ondanks de grillige grenzen van het joodse gebied dat “alle zekerheden op conflict en oorlog bood”, terwijl de Arabieren het hadden verworpen.[507] Ook op sociaal vlak kregen de joden alle steun omwille van het kibboets-systeem waarin ook de ongeschoolde Arabieren werk konden krijgen en bovendien goede lonen uitbetaald kregen. Dit systeem “draagt alzo bij tot het verhogen van het levenspeil der minder bemiddelde bevolkingsdelen van de staat Israël”.[508]
Kritiek op Israël kwam er dan weer vanuit linkse hoek, al stelde Knack zich eveneens opvallend negatief op ten opzichte van de joodse staat. Opnieuw leek het neerhalen van de Libische Boeing een keerpunt in de houding van het magazine. Aanvankelijk stelde het blad zich positief op ten opzichte van de joodse zaak door te stellen dat de Israëlische eisen eigenlijk toch niet overdreven waren. Het land was enkel op zoek naar veiligheid, wat bewezen zou zijn door de bezetting van de Golanhoogte en de Jordaanoever als natuurlijke grenzen, terwijl aan de andere kant “de rest van Cisjordanië, het op Jordanië veroverde gebied ten westen van de Jordaan, gerust in Arabische handen mag blijven en er werd zelfs reeds melding gemaakt van een plan om er een Palestijnse staat van te maken”. Bovendien had Israël ook al laten horen dat het zich wel een stuk in de Sinaï-woestijn wou terugtrekken, terwijl de regering zelf huiverig stond tegenover een volledige annexatie omdat dat het joodse karakter van de staat zou aantasten.[509] Na het neerschieten van het Libische lijnvliegtuig sloeg de houding van Knack echter helemaal om. De oprichting van de joodse staat werd beschouwd als een mislukking omdat de joden nog steeds bedreigd werden, maar vooral omdat de Palestijnen die mislukking met hun bloed hadden betaald. Zelfs een mogelijke vrede in het Midden-Oosten en de beloofde veilige grenzen voor Israël werden niet relevant gevonden aangezien men de vraag stelde “of er dan ook een einde komt aan het vagevuur waarbij de ene helft van de Palestijnen als vluchtelingen in den vreemde moeten bedelen om een plaatsje onder de zon, en de andere helft als gastarbeiders in eigen land, onder Israëlische plak, geduld wordt als goedkope arbeidskracht”.[510]
Tijdens en na de oorlog werd men niet vriendelijker aangezien Knack Israël begon te vergelijken met het Apartheidsregime van Zuid-Afrika. Het was volgens het liberale blad geen toeval dat de evolutie van beide regimes steeds meer gelijk liep want “op alle Israëlische verkiezingslijsten voor deze maand staan generaals en kolonels, ze hebben al een parlement vol sterren en galons. Het openbare leven verrechtst als de pest. Veel verschil is er niet meer tussen het verkiezingsprogramma van de partij van Groot-Israël van Menachem Begin, en het halfzachte annexatieplan-in-fazen van de heersende travaillistische dynastie”. Het blad hekelde verder de uitwijzing van 350 zwarte joden omdat die niet in het religieus-etnische beeld zouden passen, terwijl ook de Arabische joden het hard te verduren kregen. Knack concludeerde dan ook dat “Israël warm in de tanks en de vliegtuigen zit, maar met elk exploot meer en meer faalt in wat de enige opdracht kon zijn voor een aanvaardbaar zionisme: een geïntegreerd, organisch en veilig plaatsje te kreëren in de zon van het Midden-Oosten”.[511]
La Gauche reageerde vanzelfsprekend hevig op de plannen voor de bouw van een Israëlische wapenfabriek op de NAVO-terreinen in België waarbij de Belgische staat de fabriek mee zou financieren. Men vond het schandalig dat “nous devrons payer la production militaire israélienne, en assurer la rentabilité, couvrir la sécurité des installations via l’OTAN et fournir la main d’oeuvre qualifiée pour renforcer le potentiel militaire sioniste”. Israël zou zich beter bezighouden met de hervorming van de eigen economie want de economische voorspoed van de joodse staat steunde op drie onrechtvaardige pijlers, namelijk wapenproductie, de handenarbeid van de Arabieren en de uitbuiting van de bezette gebieden.[512] Ook politiek moest er iets veranderen in Israël, aangezien het land steeds meer tekenen van een totalitaire staat begon te vertonen. Het socialistische blad was immers helemaal niet te spreken over de arrestatie van de leden van een “soi-disant réseau d’espionage et de sabotage” omdat het in hun ogen ging om het monddood maken van een groepering linkse anti-zionisten.[513] Tijdens de oorlog veranderde de houding van La Gauche evenmin. Na de eerste dagen van strijd werd er triomfantelijk verklaard dat Israël tegen zijn eerste nederlaag aangelopen was want “pour la première fois dans son histoire l’Etat hébreu a dû reculer, évacuer des postes avancés” door een aanval van Arabische boeren in uniform. Het socialistische blad beschouwde de aanval van Egypte en Syrië dan ook als een volksoorlog. De Arabische landen, waar de revolutie nog niet zo ver was doorgedrongen, bleven immers afzijdig. “Ils comptent les coups et prodiguent des encouragements à distance.” Maar ook op diplomatiek vlak had Israël een nederlaag geleden. De politieke isolatie van de joodse staat was opmerkelijk, vooral in de Derde Wereld, maar ook in Europa, dat traditioneel toch pro-Israëlisch was volgens La Gauche.[514]
Ook na de oorlog weigerde men toe te geven dat de Arabieren verloren hadden. Israël had immers geen overwinning kunnen behalen omdat het voor het eerst niet zelf had kunnen aanvallen en omdat de grootmachten niet waren tussengekomen. Ook de Verenigde Staten had er namelijk belang bij dat Israël nog eens voelde dat het de Amerikaanse steun nodig had aangezien de joodse staat de laatste tijd niet meer aan het handje liep van Uncle Sam. Maar de doorslaggevende factor was misschien wel het feit dat de Arabieren vochten voor de bevrijding van hun land terwijl de joodse soldaten ver van huis waren en dus geen emotionele band hadden met de grond. Israël leek te wankelen en het linkse blad meende dan ook dat “tout socialiste doit soutenir la lutte de libération des peuples arabes” omdat het zionisme in wezen slecht was. Het wou immers Arabische grond veranderen in een joodse staat waardoor men wel in conflict moest komen met de plaatselijke bevolking. De enige opties waren immers de verplaatsing of de verjaging van de plaatselijke bevolking, of de creatie van een nieuw koloniaal systeem. En men leek voor deze laatste weg gekozen te hebben gezien de koloniale structuur die het socialistische blad nog steeds meende op te merken in de Israëlische staat, namelijk “la persistance de la législation coloniale d’exception britannique de 1948 qui confère des pouvoirs quasi absolus à l’armée, un régime de discrimination et d’oppression envers les palestiniens et la recherche à tout prix de l’Union Sacrée pour bloquer toute prise de conscience de la classe ouvrière juive”. De Israëlische staat kon dan ook maar enkel in stand gehouden worden met behulp van militaire terreur.[515]
De Nederlandstalige geestesgenoot Links nam Israël ook op de korrel, zij het niet zo radicaal. Zij stelden eveneens dat Israël zich niet correct had gedragen met betrekking tot de vluchtelingen aangezien de joodse staat zich sinds 1948 had verzet tegen elke mogelijke oplossing door voor te houden dat “de Palestijnen zich maar moesten schikken in hun lot, de Arabische landen moesten ze maar opnemen en assimileren”. In tegenstelling tot wat de westerse pers steeds beweerde, waren niet de Arabische staten de Goliath, maar wel Israël want dat was “een in alle opzichten ontwikkeld land, met een sterk technologisch en dus ook militair overwicht op de nog weinig ontwikkelde Arabische landen”. De joodse staat had na de Zesdaagse Oorlog dan ook een unieke kans om een duurzame oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten af te dwingen, maar “van enig begrip voor de noden van de Palestijnen was nog minder dan voorheen sprake”. Israël leek gewonnen te zijn voor het denkbeeld dat het rustig kon doorgaan met de bezetting aangezien het toch een militair overwicht had, maar “daarbij heeft het zich echter op één punt misrekend: men heeft wellicht te weinig beseft dat de Arabische landen geleidelijk hun achterstand aan het ophalen waren, ook op technologisch gebied”. Links geloofde dan ook dat de tijd daarom in het nadeel van Israël speelde, zeker omdat de staat ook op politiek vlak verzwakte, wat ook reeds door La Gauche opgemerkt was. De Arabische landen waren er immers in geslaagd Israël diplomatiek te isoleren door te dreigen met een vermindering of zelfs een stopzetting van de olieleveringen.[516] Het socialistische blad gaf wel toe dat Israël de overwinning van 1967 verdiend had omdat het toen “als natie vocht voor zijn bestaan”, maar nu moest men toch werk gaan maken van het naleven van Resolutie 242 en de veroverde gebieden teruggeven, iets wat de rechtse en nationalistische kringen in Israël steeds geweigerd hadden. Het tijdschrift concludeerde daar dan ook uit dat Israël nooit een oplossing had nagestreefd ondanks verzoeningspogingen van Arabische zijde en het verdacht de joodse regering er zelfs van dat zij “gewild naar aanleidingen zoekt om nog verdere gebiedsuitbreidingen te verwerven, o.m. de zeer vruchtbare en waterrijke streek in het zuiden van de Libanon”.[517] Links concludeerde dan ook dat er moest ingegrepen worden in het Midden-Oosten aangezien men “geen nieuwe Hitlers of Mussolini’s enige gelegenheid mocht geven hun expansionistische dromen in werkelijkheid om te zetten”. Het agressief en imperialistisch zionisme diende Israëls belangen en die van de wereldvrede helemaal niet.[518]
De Nieuwe nam misschien nog wel de meest negatieve houding aan ten opzichte van Israël, dat beschreven werd als “de laatste imperialistische nederzetting in de wereld”.[519] Dat verklaarde dan ook de uitbouw van een sterk leger waartegen geen enkel buurland iets kon beginnen. Het was zes jaar geleden dan ook niet Egypte geweest dat een oorlog voorbereidde, maar wel het joodse leger dat blijk gaf van een permanente oorlogswil aangezien “vrede in het Midden-Oosten voor de eenheid en de interne rust van Israël geen goede zaak zou zijn”.[520] Ook deze oorlog kwam weer heel gelegen aangezien het Israëlische doel, dat reeds lang voor het begin van de oorlog vastlag, “de volledige likwidatie van Syrië als onafhankelijke staat en een grote gebiedsuitbreiding ten voordele van Israël op Syrisch grondgebied” inhield. Israël geloofde immers alleen in macht en “kent geen andere eigendomstitel dan die van de roof en de oorlogsbuit”.[521] De zogenaamde Israëlische angst en het onveiligheidsgevoel ten opzichte van de Arabische wereld had volgens De Nieuwe dan ook nooit bestaan. Die angst werd enkel gebruikt als propaganda om de sympathie van het Westen te winnen en te behouden. “In werkelijkheid hebben de Israëlische autoriteiten steeds gedroomd van verovering” aldus het blad.[522] Het angstgevoel was trouwens niet het enige propagandamiddel dat Israël gebruikte in de strijd om de publieke opinie, ook de stelling dat men slechts veilige grenzen nastreefde, moest enkel de Israëlische expansiedrang camoufleren. De Nieuwe meende bovendien dat er geen veilige grenzen bestonden: “de enige veilige grenzen zijn grenzen die door alle buurlanden aanvaard en gerespecteerd worden”.[523] Israël had echter na de oorlog opnieuw het vertrouwen van zijn Arabische buren geschaad door na het bestand het Egyptische Derde Leger nog te omsingelen in de Sinaï-woestijn.[524] En ook voor de oorlog had Israël reeds enkele acties ondernomen die weinig tot de zo gekoesterde veiligheid zouden bijdragen, namelijk de luchtaanvallen op de Egyptische oliebronnen. Het was voor De Nieuwe dan ook duidelijk: “dergelijke agressies hebben niets meer te maken met het voortbestaan van Israël, maar zijn uitsluitend bedoeld om een arm ontwikkelingsland in zijn opgang te hinderen”.[525]
Tenslotte was er nog Streven dat zich eveneens van de Israëlische politiek distantieerde en zich bang afvroeg wat de toekomstplannen van de joodse staat waren. Door de verviervoudiging van de oppervlakte van de staat dankzij de Zesdaagse Oorlog werd dan wel ruimte geschapen voor nieuwe immigranten, maar tijdens de 25 jaren sinds de stichting van Israël was de joodse bevolking met twee miljoen eenheden aangegroeid en bovendien leefden er nog veertien miljoen joden buiten Israël. Golda Meir had daarenboven erkend dat de veroverde gebieden moesten dienen om nieuwe inwijkelingen te kunnen opvangen, maar wat zou er gebeuren wanneer ook de huidige ruimte niet meer volstond?[526] Hoewel Israël niet leek aan te sturen op een akkoord, meende het katholieke blad dat een regeling toch in het voordeel van Israël zou zijn, want “zolang Israël aan de in juni 1967 gemaakte veroveringen vasthoudt, zal de haat tegen Israël in de Arabische landen hoog blijven oplaaien. Kan Israël tegenover een overmacht van 40 tegen 1 op den duur blijven voortbestaan als een klein eiland van veroveraars in een zee van Arabische haat?”.[527]
De Arabieren
Opnieuw was het de linkse pers die de Arabieren steunde, en ditmaal werden ook de Palestijnen niet vergeten. Tijdens de vorige conflicten focuste men immers steeds op de hoofdrolspeler Egypte en in mindere mate op Syrië en Jordanië terwijl de Palestijnen steeds werden doodgezwegen. Vijfentwintig jaar nadat ze hun land hadden moeten verlaten, kregen ze uiteindelijk toch nog de aandacht die ze verdienden, waarbij verondersteld kan worden dat de vaak spectaculaire Palestijnse aanslagen er wel voor iets tussen zaten.
De Nieuwe nam opnieuw het voortouw en stelde dadelijk dat de Palestijnen gelijk hadden door hun verzet tegen oplossingen zoals de resoluties van de Verenigde Naties of de oprichting van een Palestijnse staat in een federaal Jordanië. Zij streefden immers een staat na waarin zowel joden, moslims als christenen zouden kunnen leven, maar “met de joden in het toekomstige Palestina bedoelen de Palestijnen uitdrukkelijk niet de Zionisten, die precies de evolutie naar die oplossing tegenhouden, geïnspireerd door imperialisme en superioriteitsgevoelens”.[528] Het blad was er dan ook van overtuigd dat ook de Palestijnen “recht hebben op zelfbeschikking en een eigen nationaal bestaan”, maar door de Israëlische agressie kende het Palestijnse volk “dezelfde hopeloze diaspora die eens het lot is geweest van de joden”.[529] De enige misdaad van de Palestijnen was dus “dat het vreedzaam woonde in het land dat de zionistische joden hadden uitverkoren om er hun natie te vestigen”. In het Westen beweerde iedereen dan wel dat het schandalig was dat de Arabieren riepen dat ze de joden in de zee wilden drijven, maar men vergat steeds dat het eigenlijk de zionisten waren die begonnen waren met het verdrijven van een heel volk.[530]
Ook La Gauche nam het voor de Palestijnen en de Arabische wereld in het algemeen op door te stellen dat het bestaan van de fedayeen geen militaire bedreiging betekende voor Israël, wat die staat ook mocht beweren, maar eerder een politieke. Immers, “en rappelant à l’opinion internationale que le peuple palestinien a été chassé de sa terre, en luttant pour ses droits les plus élémentaires, la résistance lance un défi permanent à la bonne conscience sioniste et occidentale”.[531] Het Palestijnse verzet was dus nuttig en gerechtvaardigd, net als de Arabische inval in Israël. Dat was immers de strijd van de Arabische massa tegen het imperialisme van de zionistische staat zodat “nul travailleur, nul socialiste, nul démocrate ne peut hésiter à choisir son camp entre les peuples victimes du colonialisme sioniste et les forces arabes en lutte pour la reconquête de leur territoire”. Maar dat nam niet weg dat het socialistische blad kritisch stond tegenover de achterliggende motieven van Egypte en Syrië die blijkbaar niet enkel omwille van de steun aan het Palestijnse volk de wapens hadden opgenomen. Hun hoofddoel bestond erin gebied te veroveren om een gunstige onderhandelingspositie af te dwingen, maar La Gauche meende dat onderhandelingen met Israël waaruit de erkenning van “l’Etat sioniste fondé sur des rapports de type colonial” zou kunnen voortvloeien, het verraden van de Palestijnse zaak betekende. De erkenning van een Hebreeuwse staat zou nog aanvaardbaar zijn, die van een zionistische staat nooit! Het tijdschrift meende echter dat de leiders van Egypte en Syrië zelf ook wel hadden ingezien dat hun onderdanen de erkenning van de zionistische staat nooit zouden pikken en daarom was men de oorlog begonnen “sans mobilisation populaire d’aucune sorte. Les dirigeants du Caire aux mains rougies du sang des grévistes et des étudiants assassinés, et ceux de Damas, redoutent le réveil des masses”.[532] Alle revolutionairen moesten de strijd van Egypte en Syrië tegen het imperialistische Israël steunen in het kader van de wereldrevolutie en de ontvoogding van de Derde Wereld “même si les régimes de ces pays sont réactionaires (dénassérisation en Egypte et petit bourgeois en Syrie)”.[533] Men moest dus eerst het reactionaire Israël uitschakelen waarna de rest van de regio wel zou volgen.
De Nederlandstalige tegenhanger Links verdedigde de Arabische aanval vanuit minder ideologische hoek. De Arabische landen hadden immers een dubbel doel bij hun aanval op Israël. Ze wilden met de aanval een rechtvaardige oplossing voor het Palestijnse volk afdwingen, maar anderzijds was hun optreden niet volledig altruïstisch. De tweede doelstelling hield immers in dat zij het grondgebied dat ze in de Zesdaagse Oorlog hadden verloren terug in bezit konden nemen. Het socialistische blad was er dan ook van overtuigd dat de Arabieren niet als agressor konden gebrandmerkt worden, immers “heeft Generaal de Gaulle een agressie begaan tegenover Duitsland, toen de Franse troepen in juni 1944 geland zijn in Normandië?”. Israël had Egypte en Syrië geen andere uitweg gelaten door sedert jaren elk aanbod tot vrede of onderhandelingen af te wijzen. Links sprak zelfs tegen dat de Arabieren de wapenstilstand geschonden hadden want “wat dan met de terroristische bedrijvigheid van Israël sedert 1967 tegen Jordanië, tegen de luchthaven van Beiroet, de talrijke invallen en verwoestingen in Zuid-Libanon, het commando in het centrum van Beiroet om er de leiders van de Palestijnse weerstand te vermoorden, het bombarderen van vluchtelingenkampen, het koelbloedig vernielen van een Libisch burgervliegtuig, het ontvoeren van een vliegtuig van Middle East Airlines naar Tel Aviv, het plunderen van Arabische goederen en grondstoffen in de bezette gebieden, waaronder de petroleum in de Sinaï-woestijn?”. Het tijdschrift trok dan ook het besluit dat de agressie niet uitging van de Arabische wereld die enkel uit wettelijke zelfverdediging handelde, maar wel van de zionistische staat.[534]
’t Pallieterke kon weer maar eens niet kiezen tussen de traditionele jodenhaat en de inferieur geachte Arabieren, al stelde het wel dat het de strijd van het Palestijnse volk in principe steunde. Het is natuurlijk goed mogelijk dat deze steun vooral gegeven werd om de joodse staat een hak te kunnen zetten. Met de Arabische wereld liep men bij het extreem-rechtse tijdschrift immers niet zo hoog op. Men stelde glimlachend vast dat het Arabische militaire genie uiteindelijk niet zo veel voorstelde en zeker Israël niet zou verontrusten. “Er is nauwelijks sprake van enige Arabische koördinatie en om de haverklap bewijzen de Arabische landen dat zij nogal amateuristisch omspringen met de edele krijgskunst. Zo hebben vorig week enkele Libische jachtvliegtuigen in een overmaat van ijver het vuur geopend op een Italiaans korvet, dat rustig enkele Italiaanse vissers eskorteerde in internationale wateren.”[535] ’t Pallieterke stelde zich ook vragen bij de doelstellingen van de Arabische landen. De steun aan het Palestijnse volk leek enkel maar de façade waarachter het eigenbelang schuilging. Zo zou het Egypte enkel te doen zijn om het Suezkanaal zodat het land eindelijk opnieuw de ingecalculeerde inkomsten zou kunnen binnenrijven. Overigens meende het blad dat de opening van het kanaal nog zo slecht niet zou zijn, zelfs niet voor Israël, aangezien “de Arabieren de herovering van de oostelijke kanaaloever konden laten doorgaan als een overtuigend bewijs dat zij hun eer na de nederlaag van 1967 hadden gewroken en zouden zij geen verdere aanspraken meer hoeven te maken op de volledige teruggave van het overige door Israël veroverde Arabische gebied. Een grotere welvaart in Egypte zou de Egyptische militaire agressiviteit tegen Israël ook afzwakken en het land minder afhankelijk maken van de Russische hulp”.[536] Bovendien maakte men zich vrolijk over de verdeeldheid die de Arabische wereld nog steeds verscheurde en over het krijgshaftige geroep van de plaatselijke leiders dat toch nooit in daden werd omgezet.[537]
Ook de Franstalige extreem-rechtse tegenhanger Le Nouvel Europe Magazine was van oordeel dat de Arabische eenheid niets meer was dan “un mythe toujours présent, sans cesse détruit et recréé”. Het blad had meer aandacht voor de revolutie in Libië waar Khadafi aan de macht was gekomen, dan voor de vierde Israëlo-Arabische oorlog. Die interesse was te danken aan de ideologische inkleuring van Khadafi die een koers voer tussen de reactionaire monarchieën en de progressieve republieken van het Midden-Oosten. Zowel het kapitalisme als het communisme werden verworpen door de kolonel en dat waren nu ook juist de twee ideologieën waartegen Le Nouvel Europe Magazine zich verzette. Bovendien was een niet-communistische revolutie in die regio niet slecht voor Europa, maar dat betekende niet dat men Khadafi zo maar in de armen zou sluiten want “Khadafi est l’ennemi de nos ennemis. Cela ne suffit pas à en faire un allié mais légitime quelques ménagements”.[538]
Ook Streven wist zich geen houding te geven ten opzichte van de Arabieren. Aanvankelijk betreurde het tijdschrift de rivaliteit en het gebrek aan politieke samenwerking binnen de Arabische wereld terwijl het leiderschap na de dood van Nasser leek te verschuiven van het progressieve Egypte naar de oliemonarchie Saoedi-Arabië.[539] De aanval van Sadat werd dan ook gezien als een poging om zelf terug het initiatief in handen te nemen, maar meer nog om de internationale gemeenschap wakker te schudden. Enkel een bedreiging van de wereldvrede zou de supermogendheden dwingen te reageren en “de oorlogvoerende partijen een vrede op te leggen die stellig minder ongunstig zou uitvallen voor de Arabieren dan de bestaande situatie voor het begin van de vierde oorlog tussen de Arabieren en Israël”, zeker omdat Israël op dit moment diplomatiek geïsoleerd was.[540] Maar niet elke journalist van Streven leek het zo te zien. In een ander artikel werd immers gesteld dat de Arabieren waren overgegaan tot “de vergeldingsoorlog waar de Egyptische President Sadat al enkele jaren mee heeft gedreigd, maar waartoe hij de besluitvaardigheid niet scheen te kunnen opbrengen”, al onderschreef ook dat artikel de stelling dat de aanval ingegeven was uit angst voor een te zwakke onderhandelingspositie wanneer de grootmachten een oplossing zouden willen doordrukken.[541]
De overige tijdschriften stonden allemaal veel negatiever tegenover de Arabische wereld. De Revue Générale Belge schreef onomwonden over de Arabische wereld dat “sans doute est-il fondamentalement antisémite, sans doute, à l’égard des Juifs comme des chrétiens, est-il toujours disponible pour des opérations qui s’apparentent aux guerres de religion”. Bovendien hadden de Arabieren steeds de oplossingen van de Verenigde Naties verworpen en bleven zij Israël beschouwen als “un corps étranger qu’il convenait d’exterminer”.[542]
Knack daarentegen geloofde niet in een Arabisch antisemitisme. “De Arabieren zijn niet tegen de Israëliërs omdat ze joden zijn, maar omdat ze het land van de Palestijnen afgenomen hebben.”[543] Maar daarmee waren dan ook meteen alle positieve zaken over de Arabieren gezegd. De buurlanden van Israël hadden immers al vaak genoeg bewezen dat ze niets gaven om het lot van de Palestijnen, zeker nu ook Libanon stappen begon te ondernemen om de Palestijnen buiten te werken. “Wat ze nog niet wisten in 1970, toen Jordanië toesloeg, weten ze nu maar al te best. Buiten Algerië, Irak en het verre Jemen, moeten ze op geen Arabische hulp rekenen.”[544] Onder het mom van hulp aan de Palestijnen wilden de Arabische landen natuurlijk nog wel eens een oorlog voeren. Knack stelde dan ook duidelijk “dit keer zijn de Arabieren begonnen”, al liet men verder in het artikel wel doorschemeren dat het in 1967 ook de Arabieren waren geweest die de oorlog begonnen waren, immers “ruim een week tevoren had Nasser toen de straat van Tiran afgesloten en liet hij zijn troepen agressief paraderen. De zenuwoorlog over de eter was intens. Israël had toen ook nog niets gedaan”. Het was dus duidelijk dat de Arabieren de agressors waren in het conflict, ook al schermden ze zelf met de stelling dat ze wel moesten aanvallen omdat de grootmachten anders een ongunstige regeling zouden treffen. Bovendien werden er binnen drie weken verkiezingen gehouden in Israël, en het programma van Dayan liet niet veel goeds verhopen voor de Arabieren.[545]
Tenslotte was er nog Pourquoi Pas? dat reeds maanden voor het conflict harde uitspraken deed over de Palestijnen. Ze onderschreven dan ook met volle overtuiging de uitspraak van Golda Meir die gezegd had dat de Palestijnen niet bestonden. Politiek gezien had de Israëlische premier immers gelijk. “Ils n’ont ni patrie, ni Etat, ni gouvernement constitué.” Bovendien hadden ze zich nooit willen aanpassen aan de internationale beslissingen of zelfs aan de realiteit aangezien “ils ont rejeté la résolution unosienne de 1947. Ils ont refusé la création d’un Etat arabe en Palestine. Et ils n’ont pu s’intégrer valablement dans aucun pays arabe. Que veulent-ils?”. De vluchtelingen weigerden bovendien te werken en kostten daarom handenvol geld aan de internationale gemeenschap. Het enige wat ze deden was dromen van de creatie van een Palestijns vaderland, gebouwd op de as van Israël.[546] Maar de Arabieren waren al niet veel beter. Ook Egypte weigerde de realiteit onder ogen te zien en Israël, de overwinnaar, te erkennen zodat er slechts één optie was “une nouvelle guerre, une nouvelle défaite”.[547] Egypte was immers niet klaar voor een oorlog en een nieuwe nederlaag zou ook meteen het einde van het bewind van Sadat betekenen aangezien Pourquoi Pas? ervan overtuigd was dat “il fallait le charisme de Nasser pour subir la défaite des Six Jours et demeurer, malgré l’humiliation, sur le trône”.[548] Syrië durfde evenmin iets uitrichten tegen Israël, dat hadden de herhaaldelijke invallen van de Tsahal wel bewezen. Het Syrische leger bood, ondanks de wapens van de Sovjetunie, enkel symbolisch weerstand omdat men in Damascus goed genoeg wist dat men vanuit Egyptische hoek geen steun moest verwachten indien het tot een conflict kwam met Israël, aldus het liberale blad.[549] Wanneer het dan toch tot een gecoördineerde actie kwam, waarbij de Arabische landen nog successen leken te boeken ook, minimaliseerde Pourquoi Pas? de Arabische verwezenlijkingen dadelijk door te stellen dat de Bar Levlinie die de Egyptenaren doorbroken hadden “n’est pas un ligne Siegfried ni Maginot. Ce n’est pas un rempart ininterrompu de béton hérissé de pièces d’artillerie. Cette ligne Bar Lev, c’est simplement une succession de petits blockhaus ancrés sur la rive du canal, tous les dix ou quinze kilomètres”. Bovendien waren de Egyptenaren er na drie dagen Jihad slechts in geslaagd vijftien kilometer op te rukken en was er van de zo geroemde Arabische eenheid niet veel te merken nu het er op aan kwam; immers “les bouillants Libyens, les intransigeant Irakiens, les riches Saoudiens, ils se contentent de déverser des paroles d’encouragement, des promesses d’aide financière”.[550] Na de oorlog riep het liberale blad dan ook triomfantelijk dat Israël opnieuw gewonnen had ondanks het numerieke en materiële overwicht van de Arabische coalitie. Het numerieke overwicht was er al wel meer geweest, maar nu was er ook een materieel overwicht aan Arabische zijde: “Tsahal actionne trop souvent des armes vétustes, face aux engins les plus récents de l’arsenal soviétique”.[551]
De grootmachten
De Belgische tijdschriften schonken niet veel aandacht aan de rol van de grootmachten in dit conflict. Men vermeldde enkel de wapenleveringen en financiële steun, maar van rechtstreekse betrokkenheid was niet veel sprake.
De Revue Générale Belge meldde enkel dat de Sovjetunie en de Arabische landen elkaar gebruikten met als bindende factor Israël aangezien “les pays arabes devinrent une des pièces importantes du jeu stratégique de l’Union soviétique. De leur côté, les pays arabes ne pouvaient qu’utiliser cet appui soviétique, qui se traduisait par un soutien systématique de leurs revendications, et par d’énormes fournitures militaires”.[552]
De Vlaamse katholieke tegenhanger Streven meende dan weer dat de grootmachten voor de oorlog het hoofd opvallend koel hielden en dat ze zich, ondanks de aanslagen, niet wilden laten afbrengen “van hun kennelijke voornemen om zich, nu de kwestie Vietnam min of meer aan de kant is, meer te gaan wijden aan het herstel van de vrede in het Midden-Oosten”.[553] Het katholieke blad had verder vooral aandacht voor de Sovjetacties in de regio, die zich op drie punten leken te richten, namelijk “geloofwaardig lijken als protector van de Arabieren, maar ook als detentepartner van de Amerikanen te kunnen optreden”. Verder leek Moskou zich te realiseren dat de oorlog bij de Arabieren het inzicht had doen ontstaan dat zij eigenlijk niet zo afhankelijk waren van de Sovjetunie. Zij hadden nu immers hun eigen wapen, namelijk het olie-embargo. Tenslotte wou Moskou kost wat kost een rol blijven spelen in de Arabische wereld, hoe weinig dat op het eerste gezicht ook leek op te leveren. Het Midden-Oosten was echter de Sovjettoegang tot de zuidelijke oceanen en stond bovendien symbool voor de verbondenheid van de Sovjetunie met de ontwikkelingslanden. Maar anderzijds meende het tijdschrift dat Moskou de spanningen in de regio in stand hield omdat de Sovjetaanwezigheid anders wel eens in vraag gesteld kon worden.[554]
Het liberale Pourquoi Pas? focuste vooral op de goede wil van de Verenigde Staten en de beperkingen van de Sovjetunie. De Verenigde Staten hadden immers hun “uniformes de gendarmes de l’univers” weggegooid en men hoopte dat er na het staakt-het-vuren in Vietnam en het einde van de vijandelijkheden in Laos, nu ook eindelijk onderhandeld zou worden in het Midden-Oosten. De Amerikaanse diplomatie leek zich alleszins op te gaan maken voor een grootscheeps offensief. Het enige obstakel dat er nog lag, was echter Egypte, waar de toestand instabiel zou zijn zodat er misschien weer niets in huis zou komen van het Amerikaanse initiatief.[555] Van de Sovjetunie was zeker niets te verwachten aangezien het liberale blad er net als Streven van overtuigd was dat Moskou niet geneigd zou zijn een oplossing te zoeken omdat “l’état de ‘ni guerre ni paix’, c’est à la consolidation rouge dans le Proche-Orient qu’il profite”.[556] De Sovjets waren dan ook alleen uit op de verdediging van hun eigen belangen, namelijk aanwezigheid in het Midden-Oosten zonder echter de detente in gevaar te brengen. Om die doelstellingen te verwezenlijken werd zelfs de eigen bevolking opgeofferd want “le blé manque en URSS. La ménagère moscovite doit se battre pour trouver une casserole ou faire la queue pour acheter quelques rondelles de saucission. Qu’importe. Les dirigeants soviétiques ont choisi entre le beurre et les canons. Les tanks, les Mig, les missiles affluaient au Vietnam du Nord, en Inde, hier. Comme ils affluent dans les pays arabes, aujourd’hui”. Pourquoi Pas? merkte dan ook smalend op dat er voor de geproduceerde wapens geen wachtrijen nodig waren.[557]
Knack had het evenmin begrepen op de grootmachten aangezien die in hun ogen verantwoordelijk waren voor de vierde oorlog in een kwarteeuw tijd. De grote schuldige was immers het “bewapeningskweekbed” dat zowel de Verenigde Staten als de Sovjetunie hadden opgericht en onderhouden. Washington werd schuldig bevonden omdat het had geweigerd Israël tot meer toegeeflijkheid te bewegen aangezien zij de enige regering leken te zijn die nog enige vat had op de joodse staat. Maar ook Moskou ging niet vrijuit. Zij hielden het conflict brandende door “de gretigheid waarmee het de Amerikaanse oliebelangen in de wielen rijdt en door zijn fanatieke bekommernis China te beloeren”.[558] Er was echter wel een verzachtende omstandigheid voor de Verenigde Staten aangezien het blad meende dat het de Sovjetunie was dat de wapenwedloop in het Midden-Oosten was begonnen. Immers, “toen Breznjev de Arabieren uiterst gesofistikeerde wapens in handen duwde om daarmee Israël aan te vallen, kon Nixon niets anders dan Israël ook uitrusten. Het feit of hij dat wou kon niet eens bekeken worden. Hij moest”.[559]
De linkerzijde had het vanzelfsprekend niet zo begrepen op de grootmachten en zeker niet op de Verenigde Staten. De Nieuwe stelde zelfs dat niet het zionisme de grote schuldige was in het conflict, maar wel de Verenigde Staten die de agressieve houding van Israël mogelijk maakten want “als de Amerikaanse wapenleveringen aan Israël stopgezet worden, en als Amerika het standpunt van de UNO-leden tot het zijne maakt en aandringt op een terugkeer naar de grenzen van 1967, dan kan Israël niet anders dan zich neerleggen bij dit redelijke standpunt”. Het magazine oordeelde dan ook dat het conflict eigenlijk een strijd was tussen het zionistisch-Amerikaans imperialisme en de Arabische wereld.[560] Voor De Nieuwe was de Sovjetunie dan ook de enige aanvaardbare bemiddelaar, zeker omdat de Sovjetadviseurs ruim een jaar geleden Egypte verlieten om die neutrale rol duidelijk te maken. “Officieel vertrokken zij op Egyptische verzoek, maar in feite wist men al geruime tijd van tevoren af van het Russische verlangen om zich niet langer te kompromitteren met de Egyptische desiderata.” Het was immers niet de Sovjetunie dat Egypte aan zich probeerde te binden, maar Egypte dat aan de Sovjetunie vasthing om de herovering van de verloren gebieden geloofwaardig te maken. Bovendien steunde “de Russische diplomatie sinds jaren op het uitgangspunt, dat in eerste instantie elke direkte konfrontatie met Amerika vermeden dient te worden, zelfs door tussenpersonen” aldus het tijdschrift. De Sovjetunie had dan ook nooit chaos of strijd gewenst in het Midden-Oosten. Vrede kon dan ook alleen maar vanuit Moskou komen.[561]
La Gauche geloofde ook dat de Sovjetunie op eigen initiatief zijn adviseurs had teruggetrokken uit Egypte, aangezien er oorlog dreigde en de communistische staat elk mogelijk conflict met de Verenigde Staten wou vermijden.[562] Links beschuldigde eveneens de grootmachten en was bevreesd voor de wereldvrede. Het moest maar eens gedaan zijn met de onbeperkte wapenleveringen die “bijna tot wederzijdse chantage leidt en tenslotte een breekpunt in de wederzijdse toenadering kan veroorzaken”. In plaats daarvan moest men de mogelijk onderzoeken om tot een doeltreffende samenwerking te komen. Vooral de Verenigde Staten “dienen een meer evenwichtige politiek tegenover Israël te voeren en mogen niet langer onvoorwaardelijk de Israëlische politiek steunen”. Men hoopte dan ook dat de Verenigde Staten conclusies hadden getrokken uit de gebeurtenissen in Vietnam en dat het had begrepen dat het onvoorwaardelijk steunen van bondgenoten onprettige gevolgen kon hebben.[563]
Tenslotte was er nog de extreem-rechtse pers die eveneens een negatieve houding aannam tegenover de grootmachten. ’t Pallieterke meende dat de grootste schuldigen voor het conflict zich in Moskou en Washington bevonden. De Verenigde Staten hadden immers Israël gebruikt als “waakhond” tegen de Arabische olielanden terwijl diezelfde landen ook met militair materieel en met harde valuta gesponsord werden door Washington. Het tijdschrift vond het dan ook absurd dat in die regio mensen elkaar uitmoordden met dezelfde wapens, geschonken door dezelfde geldschieters. Maar de Sovjetunie kwam er niet veel beter uit. De Arabische landen zouden voor Moskou niet meer betekenen dan de pionnen in een schaakspel waarbij de Sovjets enkel naar hun eigenbelang keken.[564] Le Nouvel Europe Magazine stelde tenslotte nog dat Europa er goed aan deed geen partij te kiezen in een conflict waar het in principe niets mee te maken had. Door die houding zou het Europese belang nog het meest gediend worden, Europa had immers al genoeg geleden in de twee wereldoorlogen. Die oorlogen hadden ernstige gevolgen gehad voor Europa aangezien “les meilleurs – biologiquement, c’est-à-dire essentiellement, parlant – y sont morts. Ils n’ont pu faire les enfants sains dont l’Europe manque cruellement aujourd’hui. Cette saignée biologique explique partiellement pourquoi nous avons souvent sous les yeux une jeunesse fatiguée et volontiers nihiliste”.[565]
De Verenigde Naties
Ondanks de uitgevaardigde resoluties en de tijd die er in de Veiligheidsraad aan het Midden-Oosten besteed werd, kregen de Verenigde Naties van alle kanten kritiek. Enkel de Vlaamse socialisten en katholieken namen het enigszins op voor de internationale organisatie. Links probeerde zijn lezers er van te overtuigen dat de Europese staten er alles aan moesten doen om te voorkomen dat de VN een machteloze instelling zouden worden zoals de Volkerenbond. Indien Europa samen met de VN zou streven naar vrede in het Midden-Oosten, dan kon het later ook optreden indien de Verenigde Staten en de Sovjetunie weer eens met getrokken messen tegenover elkaar zouden staan.[566] Het linkse blad riep de VN dan ook op om op te treden in het Midden-Oosten omdat “de wereld zich vandaag geen tweede dramatisch faillissement als dat van de Volkerenbond kan veroorloven”.[567] Ook Streven meende dat de VN goed werk hadden verricht aangezien “de resolutie van de Veiligheidsraad op een tamelijk gunstig ogenblik kwam. Noch de Arabieren noch de joden hadden op het slagveld een beslissende overwinning behaald”.[568]
De andere tijdschriften hadden echter enkel kritiek op de internationale organisatie. Knack stelde zich openlijk vragen bij de onpartijdigheid van de blauwhelmen die tussen Egypte en Israël gelegerd zouden worden. De troepen werden immers geleverd door dertien verschillende landen waarvan de helft niet eens diplomatieke betrekkingen met Israël onderhield. Het liberale blad vroeg zich dan ook af of “de soldaten uit die landen niet oogluikend zullen toelaten dat Arabieren door de mazen glippen of zich doof zullen houden voor Egyptische artillerie en het vuurwerk hoog over hun hoofden heen”.[569]
Ook de Franstalige tegenhanger Pourquoi Pas? vreesde voor partijdigheid, maar dan van de VN zelf. Het liberale blad verklaarde onomwonden dat “Dayan ne doit pas seulement affronter les Egyptiens et les Syriens. Il doit aussi déjouer les manoeuvres de l’ONU. Car il sait que le Grand Machin peut voler à Israël sa victoire probable”. De VN hadden immers gemerkt dat de Arabieren teruggedreven werden en dat Damascus werd bedreigd. Daarom hadden ze op vraag van de Sovjetunie snel een staakt-het-vuren afgekondigd.[570]
’t Pallieterke vond evenzeer dat de Verenigde Naties in de fout waren gegaan. De VN deed zich steeds voor als het belangrijkste orgaan ter wereld, maar “in werkelijkheid is de UNO een verzameling van totaal overbodige maar drukdoende mijnheren, die zichzelf verantwoordelijkheden op wereldschaal toemeten, maar die, als het er op aan komt, tot niemandalle in staat zijn”. De enige verzachtende omstandigheid voor de organisatie was volgens het blad dat zij de machtsmiddelen niet bezat om het verschil te maken in het Midden-Oosten. Maar daar hadden de VN dan maar vroeger aan moeten denken.[571]
Dat was eveneens de mening van de Revue Générale Belge. Wanneer men terugblikte op de Yom Kippoeroorlog kon men enkel besluiten dat het “une illustration de l’impuissance des Nations Unies” was, dat zij de oorlog niet hadden kunnen verhinderen, ook al waren de twee supermachten verantwoordelijk voor het conflict.[572]
Morele en materiële steun
De morele steun die zo belangrijk gevonden werd tijdens de Zesdaagse Oorlog, werd opnieuw naar het tweede plan verschoven. De nadruk kwam terug te liggen op materiële steun, zowel wapenleveringen als financiële hulp. Pourquoi Pas? was het enige tijdschrift dat volhield dat de Arabieren de enigen waren die konden rekenen op steun van buitenaf. De Palestijnen hadden immers een nieuwe bondgenoot gevonden in hun strijd tegen Israël, namelijk “les gauchistes occidentales”. Net als Vietnam leek de Palestijnse strijd een mobilisatiethema te worden voor de linkse jongeren. Maar eigenlijk hadden zowel de Palestijnen als de linkse jongeren slechts één gemeenschappelijk doel: “détruire l’ordre établi, partout dans le monde”. Het liberale blad keurde dat natuurlijk af en wel omdat die activiteiten een gevaar zouden inhouden voor de vredesonderhandelingen.[573] Men vreesde dan ook dat de nauwe banden tussen de Palestijnse diaspora en de studenten in Europa en de Verenigde Staten zouden leiden tot een internationalisatie van het conflict in het Midden-Oosten aangezien men steeds meer wapens en bommen onderschepte in westerse luchthavens.[574] Maar ook de materiële steun was aanzienlijk. De Sovjets waren wel enige tijd weggeweest uit Egypte, wat volgens het tijdschrift goed was geweest voor beide partijen aangezien dat het moment was om onderhandelingen aan te knopen. Immers, Egypte was verzwakt door het vertrek van de adviseurs en moest dus wel naar de onderhandelingstafel trekken terwijl de Israëlische leiders hun achterban konden sussen door hen voor te houden dat een akkoord de veiligheid van Israël niet in gevaar zou brengen aangezien het Egyptische leger toch geen bedreiging meer kon vormen.[575] Maar de Sovjetunie had haar positie in Egypte inmiddels terug ingenomen en men had zelfs offensieve wapens geleverd, namelijk “des fusées sol-sol. Et aussi la promesse de ‘toucher’ des Mig-23 avant la fin de cette année”.[576]
De opinie van De Nieuwe stond haaks op die van het liberale tijdschrift aangezien men herhaaldelijk stelde dat de Sovjetunie “er echter op staat dat het aan Israëls Arabische buurstaten uitsluitend defensieve wapens verkoopt, terwijl Amerika offensieve wapens levert aan Israël”.[577] De Verenigde Staten leverden aan de joodse staat immers “geperfectioneerde wapens en elektronische apparatuur” die geen enkele andere Amerikaanse bondgenoot al had gekregen, zelfs de NAVO-lidstaten niet. Ook de Israëlische luchtmacht was superieur aan de Arabische die het moesten stellen met defensieve Migs aangezien zij “van de Sovjetunie nooit bommenwerpers hebben kunnen kopen, terwijl Israël van Amerika genoeg bommenwerpers kreeg om een heel buurland uit te moorden”.[578] De enige reden waarom de Sovjetunie die wapens leverden, was dan nog omwille van een hypocriete boycot waardoor heel de wereld weigerde wapens te leveren aan de buurlanden van Israël terwijl de joodse staat overspoeld werd door Amerikaanse wapens. Bovendien kon de Sovjetsteun “noch in kwantiteit noch in kwaliteit vergeleken worden met de steun welke Amerika aan Israël verstrekt”.[579] De steun die beide partijen ontvingen was immers helemaal niet in balans want “zelfs de wapens die Rusland aan Kairo levert, moeten met de schrale opbrengst van de Egyptische ekonomie worden betaald, terwijl Israël kan rekenen op militaire giften, zogenoemde herstelbetalingen en de opbrengst van de (vaak onder zware druk) bij de joden in de wereld afgebedelde bedragen”.[580]
De Nieuwe had het ook moeilijk met de steun die Israël kreeg van de westerse pers. De represaille-acties van Israël werden immers nooit zo scherp veroordeeld als de Palestijnse aanslagen. Maar men hoopte op beterschap aangezien er een aantal landen waren, zoals Frankrijk en België, die economische samenwerking met de joodse staat niet meer zagen zitten. Openlijke afkeuringen van de Israëlische acties zouden waarschijnlijk nog niet voor morgen zijn omdat “op het kulturele en ekonomische vlak de Westerse en vooral de Amerikaanse wereld te sterk met Israël verbonden is”.[581] Bovendien werd de westerse publieke opinie nog steeds gedesinformeerd over de situatie in het Midden-Oosten en De Nieuwe wou dan ook enkele dingen rechtzetten. Eerst en vooral moesten de joden maar eens ophouden met alle critici van Israël voor te stellen als anti-semieten. Het jodendom had immers niets te maken met de staat Israël aangezien er alleen al in de Verenigde Staten meer joden woonden dan in Israël zelf. Bovendien was dat land door de zionisten veroverd op de Palestijnen “precies zoals Amerika door het blanke ras op de Indianen werd veroverd”. Iedereen die tegen imperialistische agressie was, moest het beleid van de joodse staat dan ook afkeuren. Tenslotte meende het blad dat de Palestijnen recht hadden op zelfbeschikking en “als zij dit recht niet kunnen bekomen langs legale weg, hebben zij het volste recht om het na te streven langs illegale weg”.[582] Opnieuw bleek dat De Nieuwe niet afkerig stond van de Palestijnse aanslagen. Het tijdschrift betreurde dan ook dat zelfs het progressieve deel van de publieke opinie nog steeds partij koos voor Israël ondanks de reflex om steeds te kiezen voor de tegenstander van het Amerikaanse imperialisme. De verklaring voor deze op het eerste gezicht opmerkelijke vaststelling lag volgens hen in de sentimenteel-historische sfeer. “Uit de veronderstelling dat de Palestijnen en de Arabische buurlanden van Israël het verlangen zouden hebben om de joodse bevolking van Palestina ‘in zee’ te drijven, wordt afgeleid dat niet de Palestijnen maar de joden van Israël de underdogs zijn met wie men zich, zoals dat progressieven betaamt, kan vereenzelvigen.”[583]
Links betreurde eveneens de sympathie die de joodse staat bleef krijgen in de westerse publieke opinie. Zij vonden de verklaring echter in het medelijden met een volk dat doorheen de geschiedenis zoveel had geleden en anderzijds in “de bewondering voor David die het opneemt tegen Goliath, voor het kleine moedige volk dat zijn Arabische tegenstander ondanks de grote numerieke overmacht, niet alleen in bedwang houdt, maar bij ieder treffen belachelijk maakt”. Helaas waren de joden niet zo weerloos als ze zich voordeden en waren ze zelf de onderdrukkers geworden. [584] Het socialistische blad had ook aandacht voor de wapenleveringen van de grootmachten aan hun bondgenoten. Nog tijdens de oorlog stelde men dat de Sovjetunie een luchtbrug had georganiseerd die voor de wapenaanvoer richting Arabische landen moest zorgen aangezien een nieuwe Arabische nederlaag ook het prestige van de Sovjetunie zou schaden. “Maar het is evenzeer waarschijnlijk dat Moskou zijn Arabische bondgenoten zoals in het verleden ultra-moderne wapens voor offensieve operaties zal ontzeggen.” De Verenigde Staten hadden eveneens, onder druk van de joodse lobbygroepen, besloten hun wapenleveranties aan Israël nog op te voeren.[585]
De andere tijdschriften gaven een meer genuanceerd beeld van de steun die beide partijen verkregen. Knack meende dat Egypte de Sovjetadviseurs naar huis had gestuurd omdat Moskou weigerde offensieve wapens te leveren, maar toen de Verenigde Staten niet leken te reageren op dat manoeuvre, besloot Sadat zich opnieuw naar de Sovjetunie te wenden. Het magazine hield net als Links vol dat de Sovjets enkel defensieve wapens leverden want “de Russen zonden Sadat Sam-6 luchtdoelraketten en opnieuw adviseurs maar het offensieve materieel, de zo begeerde gesofistikeerde Migs 23, kreeg hij vooralsnog niet”.[586] Bij aanvang van de oorlog bleek bovendien dat de band tussen Moskou en Caïro nog steeds sterk was aangezien de Sovjets dadelijk begonnen met de luchtbrug die hun bondgenoten van wapens moest voorzien terwijl de Verenigde Staten aanvankelijk een afwachtende houding aannamen, al meende Knack dat er best “een beetje macchiavellisme kan meegespeeld hebben. Voor Kissinger mocht de arrogante kliënt in Tel-Aviv wat graag een deuk krijgen, en ze mochten ook voelen dat ze op hun eentje een muis voor de kat waren”.[587] Bovendien leek Israël steeds meer geïsoleerd te raken want “het grote verschil met 1967 is echter dat de spektakulaire, internationale sympatie voor Israël, nu pijnlijk beperkt gebleven is tot de joodse gemeenschappen zelf, en dat het land definitief in een dieptepunt gestuikt is van kompleet politiek isolement”.[588]
Maar dat betekende niet dat Israël geheel weerloos was. Twee landen bleven immers als een rots achter de joodse staat staan, namelijk West-Duitsland en natuurlijk de Verenigde Staten. De steun van de Bondsrepubliek “hangt voor een groot deel samen met het schuldgevoel van de Duitsers” aldus het liberale weekblad. Men wilde immers iets goed maken ten opzichte van de slachtoffers van het nazi-regime en daarom werd de joodse staat sinds 1952 al politiek en economisch gesteund door West-Duitsland, zelfs indien dat tegen de Duitse belangen inging.[589] Deze uitspraken sloten verrassend genoeg aan bij die van Europe Magazine tijdens de Zesdaagse Oorlog. Ook de Verenigde Staten werden beschouwd als een enorm belangrijke partner van Israël aangezien dat land een belangrijk deel van de bijna negen miljard dollar, die Israël was binnengekomen als buitenlandse hulp, had geschonken.[590] Maar ook militair had Israël heel wat aan de Verenigde Staten te danken. Niet alleen werden er heel wat wapens geleverd, maar er werd tijdens de oorlog zelfs rechtstreeks ingegrepen door de Amerikanen volgens het liberale blad wanneer “twee Amerikaanse vliegtuigen van het type S71 vijfentwintig kilometer hoog boven Egypte vliegen aan een snelheid van driemaal die van het geluid”. Deze vliegtuigen zouden de foto’s genomen hebben van de Egyptische en Syrische stellingen die Israël in staat stelden een succesvolle tegenaanval te lanceren.[591]
Tenslotte waren er nog Streven en Socialisme die eveneens meenden dat de grootmachten hun bondgenoten gelijkmatig steunden. Het katholieke blad schreef dat de Sovjetunie besloten had om Egypte militair te gaan steunen nadat Israël enkele luchtaanvallen op Egyptische scholen en fabrieken had uitgevoerd, waardoor “de Amerikanen zich bereid toonden om de luchtmacht van Israël te versterken”.[592] Het socialistische blad had enkel te melden dat “aux Etats-Unis, l’influence pro-israélienne reste très forte dans les milieux politiques, d’affaires et de presse” waardoor het Congres een krediet van 2,5 miljard dollar had goedgekeurd om Israël te bewapenen. Van Sovjetzijde waren eveneens wapenleveringen waargenomen, maar die zouden geen “engins trop offensifs” bevat hebben en werden bovendien cash betaald.[593]
4.2.4. De olieboycot
Vanaf oktober 1973 besloten de Arabische olieproducerende landen de levering van olie aan de bondgenoten van Israël te beperken of zelfs stop te zetten. Met deze actie wilden ze zowel Israël als haar bondgenoten onder druk zetten zodat de joodse staat verder geïsoleerd zou raken waardoor ze uiteindelijk gedwongen zou zijn om de VN-Resoluties te aanvaarden. De olieschok zorgde in de geïndustrialiseerde wereld voor een zware economische recessie, maar zelfs voordat de economische gevolgen volledig zichtbaar werden, hadden de Belgische tijdschriften hun mening al geformuleerd.
Weer was het De Nieuwe dat een radicaal pro-Arabische positie innam door als enige tijdschrift de olieboycot onvoorwaardelijk goed te keuren. Men meende dat de Arabieren wel wisten hoever ze konden gaan en een selectieve boycot juist inhield “dat een fraktie van de Westerse welvaart wordt aangetast, zodat de prikkel van de boycot wel duidelijk voelbaar is in de betere kringen van het Westen, maar dat het ekonomische leven van de Westerse kapitalistische landen niet fundamenteel wordt aangetast”.[594] Het blad was dan ook verheugd dat het er naar uitzag dat de boycot ook succes leek te hebben aangezien West-Europa als geheel een positievere houding begon aan te nemen tegenover de Palestijnse zaak en “dit heeft dan op zijn beurt weer tot gevolg dat de betrekkingen tussen Amerika en Europa verslechteren, zodat Amerika als steunpilaar van het zionistisch expansionisme geïsoleerd geraakt”. De Verenigde Staten leken echter de totstandkoming van een Europees-Arabische band te willen verhinderen aangezien zij zelf aanwezig wilden blijven in de regio, “ook al moeten ze er dan een Russische invloedssfeer erkennen”.[595]
Le Nouvel Europe Magazine vertegenwoordigde het andere uiterste van de Belgische publieke opinie. Zij vreesden dat Europa meegesleurd zou worden in de Amerikaanse problemen waar het in principe niets mee te maken had en vond het dan ook schokkend dat “les Etats arabes ont illogiquement frappé l’Europe d’abord sur ce terrain sous prétexte de faire pression sur les USA”. Deze Arabische actie was echter enkel mogelijk door de zwakke houding die de Europese politiek de laatste kwarteeuw had aangenomen in de wereldpolitiek aldus het extreem-rechtse blad.[596] Het blad vond het eveneens onrechtvaardig dat de wereld steeds op stelten stond wanneer er in Afrika weer eens mensen van dorst dreigden om te komen “à cause de l’imprévoyance de leurs dirigeants”, maar wanneer de Arabieren Europa dreigden te verstikken door het economisch te wurgen dan reageerde er niemand. Het blad had dan ook een eigen oplossing uitgewerkt die het economische verlies zou compenseren. Eerst en vooral moesten de Europese landen die overspoeld werden door onproductieve Arabieren die mensen terugsturen naar hun thuisland. Daarna moest men het geld dat Europa verloor door het gebrek aan olie en de hoge olieprijzen niet compenseren door nog meer taksen te heffen maar door “récupérer l’argent du budget de l’aide aux pays sous-développés. La perte de rentrées due à l’augmentation du prix de pétrole serait épongée par le bénéfice de la suppression de ce gaspillage”. De meeste ontwikkelingslanden hadden immers hun solidariteit betuigd met de Arabieren, dus moesten ze er ook maar de gevolgen van dragen aldus Le Nouvel Europe Magazine.[597]
Ook Pourquoi Pas? vond de olieboycot schandalig. De boycot was immers niet ingegeven omwille van medelijden of steun aan de Palestijnse zaak, maar het was puur eigenbelang.[598] De verhoging van de belastingen die de oliemaatschappijen moesten betalen aan de Arabische staten was een overtreding van de akkoorden van Teheran die nog geen dertig maanden oud waren. Het was daarenboven onaanvaardbaar dat olie gebruikt werd als een politiek wapen, zeker omdat het volgens het liberale blad de bedoeling was van de Arabische landen om de wereldmarkt voor olie te gaan overheersen. Het blad geloofde dan ook niet dat deze actie veel resultaten zou opleveren. “Les pays arabes espèrent ainsi provoquer une ‘prise de conscience’ européenne. Mais au lieu de compréhension, c’est plutôt de la colère qu’ils risquent de récolter.”[599]
Het Vlaamse liberale tijdschrift Knack keurde de olieboycot verrassend genoeg niet onvoorwaardelijk af. Zij waarschuwden ervoor dat men zich niet dadelijk voor de Arabische kar moest laten spannen omdat ook Israël in de Sinaï over olie beschikte terwijl de Israëlische luchtmacht reeds de olieterminals in Syrië had gebombardeerd om te laten voelen dat ook zij “rechtstreeks konden ingrijpen op onze huisstook voor de winter”.[600] Het magazine was ook gefascineerd door het effect van de olieboycot, vooral omdat de Arabieren erin geslaagd waren “in weerwil van hun reputatie van volkomen hulpeloosheid in deze technologische tijd” de wereld te laten opschrikken door hun economisch inzicht. Ze hadden immers gemerkt dat zij de olieprijzen konden bepalen en niet de westerse oliemaatschappijen die louter als tussenpersoon fungeerden.[601] Bovendien leek het Arabische initiatief vruchten af te werpen aangezien de Israëlische diplomaten al hadden ondervonden dat “de hele wereld zich tegen hen keerde, bang als men was voor de chantage met de petroleum”.[602]
De gematigde socialistische tijdschriften waren het daar echter niet mee eens. Socialistische Standpunten verkondigde dat het oliewapen bot was. De zondagen mochten dan rustig zijn en problemen waren er ook wel, maar men ving de oliecrisis rustig op.[603] Socialisme nam de olieboycot eveneens rustig op. De prijs was wel enorm gestegen, maar dat was volledig te wijten aan het conflict zodat de prijsverhoging “n’attachait pas une importance primordiale au fait que le trafic pétrolier pourrait reprendre dans des conditions plus normales après un règlement de paix”. Het blad was dus evenzeer optimistisch over de vredesonderhandelingen die ervoor zouden zorgen dat er weldra een oplossing uit de bus zou komen.[604]
Aan katholieke zijde keurde men de boycot af. Streven stelde dat deze olieboycot gewoon gezien moest worden als het persoonlijke overwinninkje van koning Feisal van Saoedi-Arabië want “door de olie als wapen te gebruiken bereikte koning Feisal, ondanks zichzelf, een persoonlijke apotheose”.[605] De Revue Générale Belge dacht net als Knack dat de Arabieren ook zelf verrast waren door het effect van de olieboycot. Europa, dat zich gespecialiseerd had in de productie van eindproducten, begon steeds meer afhankelijk te worden van de grondstofleveranciers en dat was gevaarlijk. Daarom moest men snel werk maken van het zoeken naar andere energiebronnen, waarbij vooral nucleaire energie naar voren werd geschoven als dé energiebron van de toekomst.[606]
4.2.5. Resultaten
De oplossingen die vanuit katholieke hoek aangedragen werden, leverden allemaal voordeel voor Israël op. Streven was er nogal gerust in, er zou vrede volgen op de wapenstilstand, maar dan moesten beide partijen “tot realistische en toch voor beiden acceptabele toegevingen bereid zijn”. Daarom moesten ook de Palestijnen deelnemen aan de conferentie van Genève terwijl anderzijds de landen die niet rechtstreeks betrokken waren, geweerd moesten worden. Het tijdschrift vermeldde echter niet welke landen het daarmee bedoelde. Om tot een oplossing te komen, moesten de Palestijnen eerst en vooral beseffen dat “de volledige wederopname van alle Palestijnen in het Israël van 1973 om diverse redenen een volledig onmogelijke oplossing is”. Er zou wel een Palestijnse staat opgericht moeten worden in de bezette gebieden die voor haar economische en sociale infrastructuur beroep kon doen op de Verenigde Naties, Europa en de rijke Arabische olielanden. Israël leek tegenover deze staat geen verplichtingen te hebben volgens het katholieke blad, maar wel rechten “aangezien binnen de grenzen van het oorspronkelijke Israël ongeveer 400.000 Palestijnen verblijven, heeft deze staat het recht om evenveel Israëli’s in de nieuwe Palestijnse republiek onder te brengen”. Bovendien zou Jeruzalem definitief Israëls hoofdstad worden, al werd de deur wel op een kier gezet om de stad eventueel te laten fungeren als hoofdstad van een Israëlisch-Palestijnse federatie als die er ooit zou komen. Zo’n federatie werd nog als de beste oplossing beschouwd, aangezien dat ook een economische unie zou inhouden waardoor men de wapenwedloop kon stopzetten en de vrijgekomen financiële middelen kon investeren in “gemeenschappelijke welvaart”.[607]
Het blad stelde dan ook al zijn hoop in de jongere generatie van Israël die had aangegeven niet erg te houden van “de inwijkelingen die hun eigen duur bevochten welstand komen wegkapen: een welstand die ze in hun land van herkomst moesten missen, maar in Israël gewoon voor zich opeisen”, hoewel de immigratie eigenlijk de bestaansreden zelf was van de joodse staat. Indien de joodse migratie beperkt zou worden, dan “kan Israël een land worden dat daadwerkelijk tot het Midden-Oosten behoort”.[608] Maar dan moest er in Genève wel eerst een akkoord uit de bus komen, en dat zou niet zo eenvoudig zijn aangezien Israël diplomatiek nog nooit zo alleen had gestaan. Bovendien was de zaak nog ingewikkelder omwille van de verschillende interpretaties van Resolutie 242 door de verschillende partijen terwijl de Palestijnen, die de kern van de crisis vormden, in die Resolutie zelfs niet vermeld werden. Tenslotte was er nog Syrië, dat in tegenstelling tot Egypte niets gewonnen had in de Yom Kippoeroorlog zodat het ook geen concessies kon aanbieden tijdens de onderhandelingen. Boven Genève hing dan ook nog de schaduw van de Egyptische haviken die “geloofden (en geloven) dat, indien Egypte en Syrië waren doorgegaan, zij de gehele Arabische wereld vanzelf tot meedoen zouden hebben gebracht en Israël dan op de knieën zou zijn gebracht”. Sadat had hen dan ook moeten beloven dat er teruggegrepen zou worden naar een militaire oplossing indien de onderhandelingen niet het verhoopte resultaat zouden opleveren.[609]
Het Franstalige katholieke tijdschrift Revue Générale Belge was ervan overtuigd dat de oktoberoorlog niets had opgeleverd aangezien nog maar eens was aangetoond dat de Arabische landen Israël niet konden vernietigen maar desondanks bleven weigeren om de joodse staat te erkennen. Het blad hoopte dan ook dat er na de vierde Arabische nederlaag eindelijk een oplossing gevonden zou worden. De twee grootste obstakels waren zonder enige twijfel de Palestijnen en het statuut van Jeruzalem. Men zag niet direct een uitweg uit het conflict, maar de Revue Générale Belge besloot wel met de optimistische conclusie dat er in 1945 ook niemand geweest was die “aurait pu prévoir que cinq ans plus tard, l’Allemagne serait associée à l’oeuvre de reconstruction européenne”. Het Midden-Oosten had enkel behoefte aan haar eigen Schuman of Adenauer.[610]
De liberale tijdschriften stonden lijnrecht tegenover elkaar. Pourquoi Pas? meende dat, hoewel er heel wat stemmen opgingen dat deze vierde oorlog winnaars noch verliezers had opgeleverd, Israël toch wel de duidelijke overwinnaar was. Het Syrische leger had enorm veel materieel verloren, hun economie lag in puin en het bezette gedeelte van Syrië was nog uitgebreid door de troepen van Dayan. De Egyptenaren stonden er al niet beter voor aangezien zij om onderhandelingen moesten komen bedelen omwille van het omsingelde Derde Leger terwijl nu ook een deel van de westelijke Kanaaloever bezet was door Israëlische troepen.[611] Israël was dan ook zo goed geweest om een positieve houding aan te nemen tegenover de onderhandelingen waarna ook Egypte zich bereid verklaarde rond de tafel te gaan zitten. De overige Arabische staten en de Palestijnen hadden echter geweigerd. Israël had bovendien al twee belangrijke concessies gedaan door te aanvaarden “d’une part de stopper ses armées lancées sur le chemin de la victoire. D’autre part, il a permis le ravitaillement de la IIIe armée égyptienne isolée, condamnée à périr de soif”. De joodse staat had echter nog niets in de plaats gekregen, integendeel, zowel Egypte als Syrië bleven de uitwisseling van krijgsgevangen uitstellen.[612] De ontmoeting tussen de Egyptische en de Israëlische generaals aan kilometerpaal 101 onder het oog van de Verenigde Naties was een heuglijk moment geweest, maar niets meer dan dat aldus Pourquoi Pas?. Er werden immers geen knopen doorgehakt, de tekst was “une mer d’équivoques, de flou diplomatique”. Het enige positieve punt was dat de kanonnen zwegen en dat er geen bloed meer vloeide in de regio.[613]
Knack verwierp echter de conclusie van het Franstalige zusterblad door te stellen dat de Arabieren niet als verliezers beschouwd mochten worden want “de Arabische wereld zal in de komende jaren niet meer lachwekkend lijken, de Israëli’s zullen het moeilijker krijgen om de landen waarvan zij grote stukken gebied bezet houden, als een stel lichtjes kinderachtige woestijnmakers voor te stellen”.[614] Bovendien was nu reeds gebleken dat eventuele toekomstige Israëlische overwinningen niet meer van een leien dakje zouden lopen. De joodse legerleiding was tijdens de oktoberoorlog van mening geweest dat de strijd, net als tijdens de vorige confrontaties, vlug beslist zou zijn wanneer zij het tegenoffensief zouden opstarten, maar de Arabieren boden verrassend veel weerstand.[615] De Arabieren waren dan ook veel beter uit de oorlog gekomen dan ze zelf hadden durven hopen, zeker nu “de grootmachten de krachtmeting verlegd hebben naar een terrein waarop geen enkele Arabier te kloppen is: het gesjacher. Aan de onderhandelingstafel zal Sadat niet eens de verdiensten van zijn eigen militaire positie hoeven uit te spelen: zijn sterkste troef wordt de ontzaglijk gezaghebbende wens van de grootmachten dat hém tegemoet gekomen wordt”.[616] Knack juichte de sterke onderhandelingspositie van de Arabische wereld dus zeker niet toe, ook al omdat de Arbieren blijkbaar niet te vertrouwen waren. Ondanks het staakt-het-vuren dat op 22 oktober 1973 was ingegaan, sneuvelden er eind januari 1974 nog dagelijks Israëli’s op beide fronten.[617]
Binnen de linkerzijde stelde de breuk tussen de gematigden en de radicalen zich opnieuw duidelijk. De radicale tijdschriften beschuldigden Israël van slechte wil en steunden dan ook oplossingen die voordelig uitvielen voor de Palestijnen terwijl de gematigde socialistische tijdschriften vonden dat Israël al heel wat toegevingen had gedaan, maar dat er met de Arabieren niet samen te werken viel. Links beschouwde de vredesconferentie van Genève als een positief feit aangezien Israël nu kleur moest bekennen. De joodse staat schermde reeds jaren met de bewering dat onderhandelen nutteloos was omdat de Arabische staten dat niet wilden terwijl Israël toch het militaire overwicht had zodat ze zich geen zorgen hoefden te maken. Deze twee argumenten konden na de Yom Kippoeroorlog allebei van tafel geveegd worden aangezien de Arabische landen te kennen hadden gegeven dat ze Israël misschien toch wilden erkennen terwijl de tweede peiler waarop de Israëlische houding rustte, de militaire superioriteit, na de Arabische successen in de oorlog danig begon te wankelen. Het extreem-linkse weekblad was dan ook teleurgesteld dat Israël verklaard had dat er “in geen geval sprake kan zijn van een ontruiming van alle bezette gebieden: voorrang wordt inderdaad gegeven aan veilige grenzen en daaronder verstaan de Israëlis strategische grenzen ver buiten hun eigen grondgebied”. Genève kon dan ook enkel een oplossing opleveren indien de beide grootmachten druk uitoefenden en compromissen opdrongen.[618] Links was er dan ook van overtuigd dat een oplossing noodzakelijkerwijs de ontruiming van de Arabische gebieden inhield “waarbij hoogstens over grenskorrekties en demilitarisatie aan beide zijden kan gepraat worden”. Bovendien moest er ook een erkenning komen van het Palestijnse probleem “hetzij door de oprichting van een zelfstandige Palestijnse staat, hetzij door het samenbestaan van joden en Palestijnen in eenzelfde staatsverband en zonder enige discriminatie”.[619] Toen de kansen in de Yom Kippoeroorlog begonnen te keren, greep men terug naar de volledige versie van Resolutie 242 die eveneens Israëlische rechten inhield. Er werd gesteld dat Israël het grootste gedeelte van de in 1967 bezette gebieden moest teruggeven terwijl anderzijds de veiligheid van de joodse staat zowel regionaal als internationaal gewaarborgd moest worden. Tenslotte moest er een “redelijke oplossing” gevonden worden voor het Palestijnse vraagstuk.[620] Die voorstellen klonken heel wat minder militant dan deze tijdens de eerste dagen van de oorlog.
La Gauche reageerde verrassend genoeg heel wat rustiger op de gebeurtenissen in de nasleep van de oktoberoorlog. Ze waren teleurgesteld door de houding van de burgerlijke Arabische regeringen die de Palestijnse zaak en de revolutie verraden hadden en meenden dat er in Genève enkel onderhandeld werd omdat de beide grootmachten hun posities in het Midden-Oosten wilden consolideren. De grootmachten gaven immers niets om het Palestijnse volk of de veiligheid van Israël an sich. Het voornaamste doel van de onderhandelingen was dan ook “d’entériner l’équilibre des forces existant et de prévenir une explosion révolutionnaire aux conséquences imprévisible”. Israël zou het meeste voordeel halen uit de regeling. Ze moesten inderdaad wel wat terrein prijsgeven, maar in ruil kregen ze erkende grenzen, zowel erkend door de grootmachten als door de belangrijkste Arabische staten. Ook de Egyptische bourgeoisie zou profiteren aangezien zij de Israëlische terugtrekking konden voorstellen als een overwinning terwijl ze hun troepen terug naar het binnenland konden verplaatsen om een dreigende revolutie neer te slaan.[621] De oorlog had echter ook positieve effecten gehad voor de Arabische wereld aangezien de mythe van de Israëlische onoverwinnelijkheid stukgeslagen was door het Arabische offensief terwijl de joodse staat zich ook had teruggetrokken uit een deel van de bezette gebieden. De Palestijnse kwestie bleef echter een groot pijnpunt aangezien de oorlog er zeker niet voor gezorgd had dat het Palestijnse verzet militair sterker was geworden terwijl de strijd “n’a pas non plus démystifié aux yeux des masses arabes le rôle joué par les bourgeoisies arabes, prêtes maintenant à marchander la reconnaissance de l’Etat d’Israël pourvu qu’elles en retirent des avantages suffisants pour leur propre développement et pour jeter de la poudre aux jeux des masses arabes”. Hierdoor werd de kans heel klein dat Israël nog in zou stemmen met de oprichting van een Palestijnse staat. Er zou een nieuwe oorlog nodig zijn met desastreuze gevolgen voor Israël gecombineerd met Amerikaanse diplomatieke druk om de joodse staat tot zo’n toegeving te dwingen, aldus La Gauche. Door de verbrokkeling van het Arabische front zouden de onderhandelingen nog moeilijker worden dan voorheen, maar het extreem-linkse blad was ervan overtuigd dat enkel een dialoog de oplossing kon brengen die het samenleven van joden en Arabieren in die regio terug mogelijk maakte.[622]
De Nieuwe sloot dan weer meer aan bij Links omdat ook zij weinig geloof hechtten aan de goede bedoelingen van Israël. Het blad hoopte dat er van het bestand gebruik gemaakt zou worden om tot een politieke oplossing te komen die niet alleen Israëls belangen zou dienen want anders zou er snel een nieuwe oorlog volgen. De Yom Kippoeroorlog was immers het gevolg geweest van de koppige weigering van de joodse staat om “de veroveringen die het door zijn agressie in de oorlog van juni 1967 geboekt had, te restitueren in ruil voor een politieke regeling”.[623] Een oplossing werd echter steeds minder waarschijnlijk aangezien Israël niet bang leek te zijn voor een mogelijke tussenkomst van de grootmachten of een nieuw conflict met de Arabische buurstaten, immers “de veroveringen van 1956 werden wel teruggegeven omdat Amerika toen nog niet met zijn volle gewicht achter Israël stond, maar na de oorlog van 1967 was het niet langer nodig het expansionisme van Israël te camoufleren”. Bovendien wensten de joden nog steeds een uniraciale staat waarin er geen plaats was voor de Arabieren. Daarom stond de Israëlische regering zeker niet te springen om de bezette gebieden formeel in te lijven want “dan zou die regering er openlijk voor moeten uitkomen dat zij alleen joden als staatsburgers aanvaardt, en apartheid tegenover de Arabische bevolking aankleeft”. De bezette gebieden verlaten was evenmin een optie aangezien naar de buitenwereld toe steeds was volgehouden dat deze gebieden cruciaal waren voor de veiligheid van Israël. De ware reden was echter economisch van aard aangezien de joodse staat de vruchtbare gebieden van Cisjordanië en de Golan wou “uitbouwen tot de graanschuur van Israël. Dit is dus loutere rooftocht”.[624] Dat Israël niet te vertrouwen was, bleek nog maar eens uit de weigering om tot onderhandelingen over te gaan. “Jarenlang heeft Israël gedaan alsof deze kwestie van rechtstreekse onderhandelingen van primordiaal belang was”, maar nu ook de Arabieren bereid waren om Israël te erkennen en gesprekken aan te knopen, zijn onderhandelingen ineens niet meer zo belangrijk “zodat de verdenking groot is dat er enige waarheid stak in de Arabische tesis dat juist Israël niet echt tot het voeren van onderhandelingen bereid was”.[625] Ook de bemiddelingspogingen van Kissinger werden door De Nieuwe bijzonder kritisch bekeken aangezien zij er van overtuigd waren dat de Amerikaanse bemiddelaar er enkel voor zou zorgen dat de Israëli’s zich uiteindelijk nog steviger in de bezette gebieden konden inplanten. De zogenaamde Israëlische terugtrekking uit een gedeelte van de Sinaïwoestijn had enkel tot gevolg gehad dat de joden nog betere stellingen hadden ingenomen terwijl de militaire optie voor de Egyptenaren onmogelijk werd gemaakt door de gordel van blauwhelmen die men tussen beide legers zou plaatsen.[626]
De meer gematigde socialistische tijdschriften focusten zoals gezegd op de toegevingen van Israël, waaruit ze concludeerden dat de Arabieren een oplossing tegenhielden. Socialisme vatte de gebeurtenissen in Genève kort samen door te stellen dat “les dirigeants d’Israël se déclarent prêts à rendre les territoires conquis dont ils n’ont pas besoin pour leur sécurité. L’Egypte se fait le porte-parole de la ‘nation arabe’ qui exige une rétrocession complète”. Het socialistische blad meende dan ook dat de Arabische houding een gevaar voor de wereldvrede inhield aangezien de onderhandelaars in Genève zich geen mislukking konden permitteren. Men kon het Israël toch niet kwalijk nemen dat het land zijn veiligheid als cruciaal beschouwde en daar veilige grenzen voor nodig had.[627] De Arabische landen hadden immers al dikwijls bewezen dat het wantrouwen van de joodse staat terecht was en ook nu veegde Syrië alle internationale afspraken aan zijn laars door te weigeren informatie te verstrekken over de Israëlische krijgsgevangenen ondanks de ratificatie van de Conventie van Genève. Het blad begreep dan ook niet waarom de grootmachten niet ingrepen tegen deze schandalige schending van de Mensenrechten.[628]
Tenslotte waren er nog de extreem-rechtse tijdschriften die opvallend weinig aandacht schonken aan de afloop van het conflict. ’t Pallieterke vond het schandalig dat de Palestijnen niet geraadpleegd waren toen er over het bestand werd onderhandeld aangezien “een vredesregeling die het vraagstuk van de terugkeer van de Palestijnen in hun eigen land niet oplost” niet als een oplossing beschouwd kon worden.[629] Enkele maanden later werd het akkoord tussen Egypte en Israël echter wel beschouwd als een stap in de goede richting, hoewel men zich afvroeg of Israël het nog bezette gedeelte van de Sinaï-woestijn nu niet zou gaan beschouwen als legitiem verworven. Maar daar stond wel tegenover dat Egypte het Suezkanaal terug kon openen waardoor het minder afhankelijk werd van de financiële hulp vanuit de oliestaten. Syrië voelde zich echter in de steek gelaten door Egypte aangezien zij niets teruggekregen hadden en er zelfs nog slechter voorstonden aangezien Israël nu geen twee fronten meer moest bemannen en dus haar volledige oorlogsmachine tegen Syrië kon inzetten indien dat nodig zou zijn. Het tijdschrift vreesde dus dat de rust in de regio voorlopig nog niet zou terugkeren.[630]
Le Nouvel Europe Magazine stond behoorlijk cynisch tegenover de bemiddeling van de twee grootmachten, waardoor het nog eens liet merken dat het even negatief stond tegenover het kapitalisme als tegenover het communisme. “Nous souhaitons bon amusement aux Israéliens comme aux Arabes après une paix négociée par le capitalisme américain et le communisme soviétique. Une précédente négociation du même genre a déjà fait ses preuves: au Vietnam, où les combats sanglants n’ont jamais cessé depuis le cessez-le-feu. Kissinger et Le Duc-Tho n’ont pas moins grotesquement reçu le Prix Nobel de la Paix. C’est bien le cas de dire que Nobel retourne à ses premiers amours: la poudre.”[631]
De polarisering van het conflict leek nog nooit zo ver doorgedreven als tijdens de Yom Kippoeroorlog. Geen enkel tijdschrift slaagde er nog in een louter informatief en objectief standpunt in te nemen. Binnen de katholieke zuil dreven de twee taalgroepen steeds meer uit elkaar, al kan dit ook te maken hebben met de ideologische nuanceverschillen van beide tijdschriften. De Revue Générale Belge, die een meer conservatief standpunt innam, trok resoluut de kaart van Israël door te ontkennen dat er sprake kon zijn van enige Israëlische agressie, omdat het juist de Arabieren waren die omwille van hun middeleeuwse denkwereld niet in staat waren om tot een oplossing te komen. Streven vertegenwoordigde de meer progressieve vleugel van de katholieken en had wel wat sympathie voor de Palestijnse zaak, al konden de Arabieren niet op de onvoorwaardelijke steun van het tijdschrift rekenen. Ook in verband met de mogelijke oplossingen voor het Midden-Oosten liet het blad duidelijk merken dat het toch eerder de Israëlische aanspraken steunde, ondanks het aanvankelijke goedpraten van de Palestijnse aanslagen. De breuk tussen de conservatieven en progressieven binnen de katholieke zuil kwam ook tot uiting in de houding ten opzichte van de Verenigde Naties. Terwijl Streven meende dat de VN goed werk hadden geleverd en dat alle landen zich resoluut achter de internationale organisatie moesten scharen, beschouwde de Revue Générale Belge de VN eerder als een zwakke organisatie die steeds aan het handje van de twee grootmachten moest lopen.
Ook binnen het socialisme werd de kloof tussen gematigden en radicalen steeds breder. De meer gematigde bladen Socialisme en Socialistische Standpunten hadden niet veel aandacht voor de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. De keren dat zij toch een artikel in verband met het Israëlo-Arabisch conflict publiceerden, kozen zij vrij verrassend partij voor Israël en stelden zich negatief op tegenover de Arabische eisen. Zij sloten dus meer aan bij de centrum-rechtse visies op het conflict. De meer radicale linkse tijdschriften Links en La Gauche kozen dan weer onvoorwaardelijk voor de Palestijnen. De Arabische wereld kon echter niet op diezelfde sympathie rekenen aangezien vooral La Gauche benadrukte dat de burgerlijke Arabische regeringen meer uit eigenbelang handelden dan uit geloof in de Palestijnse zaak. De beslissing van Egypte om de Sovjetadviseurs het land uit te zetten en de Syrische afkeer van het nasserisme hadden blijkbaar diepe sporen achtergelaten in de militante socialistische kringen. Dat er nog steeds veel belang werd gehecht aan de ideologie bleek ook uit het grote aantal keren dat men Israël vergeleek met de vroegere koloniale mogendheden en het zionisme op dezelfde lijn plaatste als het imperialisme. Deze twee tijdschriften deden opvallend genoeg ook geen uitspraken in verband met de olieboycot. Waarschijnlijk steunden zij de Arabische actie wel, al vreesden ze die stelling moeilijk verkocht te krijgen aan hun achterban gezien de economische problemen die de hoge olieprijzen veroorzaakten. Opvallend was echter dat, hoewel La Gauche er in het algemeen een extremere opinie op nahield, Links oplossingen voorstelde die veel radicaler klonken dan deze voorgesteld door het Franstalige tijdschrift. Dit was waarschijnlijk eveneens te wijten aan de teleurstelling van La Gauche over de reactionaire houding van de Arabische staten. Het blad was er immers van overtuigd dat er een nieuwe oorlog nodig was om de nodige veranderingen in het Midden-Oosten te kunnen doorvoeren.
De Nieuwe leek zijn plaats op de tijdschriftmarkt nu definitief gevonden te hebben en stelde zich nog linkser op dan de radicaal-socialistische bladen waardoor het imperialisme en zionisme eveneens sterk veroordeeld werden. Het tijdschrift steunde bovendien de Palestijnse terroristische acties volledig terwijl het die van Israël totaal afkeurde. De joodse staat was immers één en al propaganda, beschermd en onderhouden door de Verenigde Staten terwijl de Arabische staten en vooral de Palestijnen het alleen moesten zien te redden. Het blad ging zelfs zo ver de Arabische olieboycot goed te keuren omdat die zo beperkt zou zijn dat enkel de hoogste inkomens er last van zouden ondervinden. Die massale steunbetuigingen aan de Palestijnen kunnen verklaard worden door het flamingantistisch karakter van De Nieuwe. Zij streden voor de ontvoogding van Vlaanderen en zagen in de Palestijnen ook een volk dat geen eigen rechten bezat en onderdrukt werd door een economische elite die tot een andere taalgroep behoorde. In de voorgestelde oplossingen voor het conflict zou het tijdschrift dan ook de nadruk leggen op de creatie van een Palestijnse staat.
Binnen de liberale pers leek er eerder een communautaire breuk te zijn. Pourquoi Pas? wierp zich op als dé verdediger van de joodse staat door als enige te verklaren dat de Israëlische represaille-acties noodzakelijk waren voor de veiligheid van de joodse staat en dat het 25-jarig bestaan van Israël één groot succesverhaal was. De verdediging van de joodse staat steunde echter meer op de verwerping van de Arabische daden dan op de goedkeuring van de Israëlische acties. De olieboycot werd vanzelfsprekend radicaal afgekeurd terwijl Israël werd voorgesteld als de grote overwinnaar die sinds jaar en dag wou meewerken aan een oplossing maar steeds op Arabische onwil stootte. Knack daarentegen, toch gelanceerd als Vlaamse tegenhanger van Pourquoi Pas?, steunde de joodse staat niet zo onvoorwaardelijk. De houding van het tijdschrift was eigenlijk weinig consequent. Het blad leek meer te fungeren als opinieweergever dan opinievormer. Aanvankelijk nam het immers een positieve houding aan tegenover Israël terwijl de Palestijnen beschouwd werden als een hoopje niets ontziende terroristen. Na het neerschieten van de Libische Boeing kon de joodse staat opeens niets goed meer doen terwijl de Arabieren eigenlijk nog zo slecht niet waren. Tijdens en na de Yom Kippoeroorlog verschoof de sympathie weer stilaan naar Israël. De Arabieren werden niet beschouwd als de verliezers, maar het tijdschrift begon steeds meer nadruk te leggen op de onbetrouwbaarheid van Egypte en Syrië.
De extreem-rechtse pers besteedde opvallend weinig aandacht aan de gebeurtenissen. Le Nouvel Europe Magazine leek zich volledig op te sluiten in Europa en trad pas op de voorgrond toen de Europese belangen bedreigd werden door de olieboycot. Het blad meende dan ook dat Europa zich niet moest gaan bezighouden met de explosieve situatie in het Midden-Oosten, maar dat men zich enkel moest concentreren op de dingen die nuttig waren voor Europa. ’t Pallieterke wist zich nog steeds geen houding te geven en bleef schommelen tussen jodenhaat en superioriteitsgevoelens ten opzichte van de Arabieren. Het veroordeelde de Israëlische represailles en beschouwde Israël als een agressieve en militaristische staat. Maar de Arabieren konden evenmin op steun rekenen. Die waren immers enkel uit op eigenbelang en bovendien op veel gebieden onbekwaam. Enkel de Palestijnen konden op een beetje sympathie rekenen waardoor de voorgestelde oplossingen vooral draaiden rond de rechten van het Palestijnse volk. De vraag is natuurlijk of deze houding ingegeven werd door echt medelijden met het verjaagde volk of dat het louter berekening was aangezien een Palestijnse staat een gevaar zou kunnen betekenen voor Israël.
Algemeen viel dus op dat het conflict voor meer polarisatie zorgde binnen de Belgische pers. De Nieuwe en Pourquoi Pas?, normaal toch niet de meest extremistische tijdschriften, vormden de beide polen in de discussie waarin er zich geen uitgesproken links-rechts deling voordeed. Het waren opnieuw de extremistische opinies die zich positioneerden tegen Israël, terwijl de meer gematigde tijdschriften eerder partij kozen voor de joodse staat. De Revue Générale Belge sloot zeer dicht aan bij de pro-Israëlische pool, verrassend genoeg gevolgd door de gematigde socialistische bladen. Deze verdedigden Israël immers harder dan het katholieke Streven. Aan de andere kant was er opnieuw de opmerkelijke band tussen extreem-links en extreem-rechts in hun houding ten opzichte van Israël. Opnieuw kozen beide ideologieën radicaal partij tegen de joodse staat, maar de extreem-linkse tijdschriften namen het op voor de Arabieren terwijl die ook geen sympathiebetuigingen kregen van de extreem-rechtse pers.
Voor het eerst leek ook de communautaire breuklijn enigszins mee te spelen. De verschillen tussen de Nederlands- en Franstalige tijdschriften van dezelfde zuil hadden zich tijdens de vorige periodes steeds beperkt tot het meer militante karakter van de Franstalige bladen. In 1973, niet toevallig op het moment dat het Belgische politieke toneel verscheurd werd door communautaire geschillen, namen de tijdschriften binnen dezelfde zuil soms standpunten in die niet langer naadloos in elkaar overliepen. Zowel bij de katholieke als bij de liberale en de extreem-rechtse pers, stonden de Nederlandstalige bladen veel kritischer tegenover de Israëlische acties. Dat werd bovendien bevestigd door de houding van De Nieuwe, die als spreekbuis van het flamingantisme hard tekeer ging tegen de joodse staat. Enkel de gematigde en radicale socialistische tijdschriften slaagden erin de rangen gesloten te houden, waarschijnlijk omdat de BSP op dat moment als enige nog functioneerde als unitaire partij, ook al was het voorzitterschap een Vlaams-Waalse duobaan geworden. Bovendien wogen binnen de socialistische pers de ideologische breuklijnen zwaarder door dan de communautaire, gezien de tegengestelde houding die Socialisme en Socialistische Standpunten enerzijds en La Gauche en Links anderzijds innamen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[457] KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, 112-118.
[458] KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, 124-131.
[459] VOS, Studentenprotest in de jaren zestig, 30-33.
[460] VAN EENOO, Van neutraliteit naar Europese integratie, 379-380.
[461] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 296-297.
[462] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 564-572.
[463] VOS, Studentenprotest in de jaren zestig, 33-40.
[464] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 576-603.
[465] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 633-641.
[466] HOFF, Het Midden-Oosten, 96-97.
[467] OVENDALE, The Middle East since 1914, 309 en 327.
[468] HOFF, Het Midden-Oosten, 99-102.
[469] KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, 136.
[470] HOFF, Het Midden-Oosten, 105-106.
[471] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 257-264.
[472] PP?, “Les guerriers invisibles”, 12-07-1973, 30-32.
[473] PP?, “Les terroristes palestiniens, rien qu’un instrument”, 02-11-1972, 51-54.
[474] Knack, “Zwarte September bestaat niet, al sinds september”, 28-03-1973, 132.
[475] PP?, “Les terroristes palestiniens, rien qu’un instrument”, 02-11-1972, 51-54.
[476] PP?, “De taille et d’estoc”, 30-11-1972, 42-45.
[477] PP?, “Le doigt crispé sur la détente”, 01-03-1973, 50-52.
[478] PP?, “La guerre sècrète et le talion”, 19-04-1973, 48-50.
[479] PP?, “Assasins!”, 20-12-1973, 42.
[480] DN, “De Palestijnen zijn in oorlog met Israël”, 05-10-1973, 10-11.
[481] DN, “De Israëlische moordpartij in Beiroet”, 20-04-1973, 11-12.
[482] DN, “De Palestijnen zijn in oorlog met Israël”, 05-10-1973, 10-11.
[483] DN, “De Israëlische moordpartij in Beiroet”, 20-04-1973, 11-12.
[484] DN, “Oorlog in het Midden-Oosten”, 12-10-1973, 3-6.
[485] Knack, “Wat bezielt die Palestijnen?”, 29-11-1972, 134-136.
[486] Knack, “Erger dan München”, 28-02-1973, 102.
[487] Knack, “Beiroet staat op barsten”, 18-04-1973, 132-134.
[488] Knack, “De wanhoop is een slecht raadsman”, 07-03-1973, 109-110.
[489] Knack, “Er zitten veel vingers aan de oorlogsmachine”, 17-10-1973, 152.
[490] Streven, “Het nabije Oosten”, okt. 1973, 69.
[491] Streven, “Binnen een kwarteeuw voor de vierde maal oorlog in het Midden-Oosten”, dec. 1973, 230-241.
[492] Streven, “Het Midden-Oosten”, jan. 1973, 385.
[493] Streven, “Het Midden-Oosten”, juni 1973, 909.
[494] LG, “Dayan enrichit son tableau de chasse”, 02-03-1973, 6.
[495] Links, “Resolutie 242 is enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[496] Links, “Beirut 12-4”, 28-04-1973, 11.
[497] PAL, “Palestijnen kregen lesje te Bangkok”, 04-01-1973, 8.
[498] PAL, “Libanon tussen hamer en aambeeld”, 19-04-1973, 8.
[499] PP?, “L’acier israélien”, 10-05-1973, 46-48.
[500] Knack, “Israël schuift van de poëzie naar het proza”, 16-05-1973, 145-152.
[501] LG, “L’état sioniste fête son 25ème anniversaire”, 04-05-1973, 4-5.
[502] Links, “25 jaar Israël”, 26-05-1973, 8.
[503] PAL, “25 jaar Israël: reden tot juichen?”, 10-05-1973, 9.
[504] PP?, “Croisière pour la paix”, 16-08-1973, 30-33.
[505] PP?, “4me round”, 11-10-1973, 4-10.
[506] RGB, “Le recours à la violence”, nov. 1973, 57-74.
[507] SS, “Nederland, Israël en de Arabische staten”, nr.1, jg.20, 17-21.
[508] SS, “De Israëlitische kibboets”, nr.3 jg.20, 148-152.
[509] Knack, “De situatie blijft explosief”, 06-12-1972, 137-138.
[510] Knack, “De wanhoop is een slecht raadsman”, 07-03-1973, 109-110.
[511] Knack, “De joden worden alleen in Israël bestreden”, 17-10-1973, 111-114.
[512] LG, “Construire des armements lourds pour le colonialisme sioniste”, 02-03-1973, 3.
[513] LG, “Répression contre les antisionistes”, 08-06-1973.
[514] LG, “Soutien à la lutte de libération des peuples arabes”, 12-10-1973, 8.
[515] LG, “Pourquoi tout socialiste doit soutenir la lutte de libération des peuples arabes”, 19-10-1973, 4-5.
[516] Links, “Het kerend getij”, 13-10-1973, 1.
[517] Links, “Resolutie 242 is enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[518] Links, “Uno moet ingrijpen in Midden-Oosten”, 20-10-1973, 7.
[519] DN, “Oorlog in het Midden-Oosten”, 12-10-1973, 3-6.
[520] DN, “De Israëlische moordpartij in Beiroet”, 20-04-1973, 11-12.
[521] DN, “Het ene imperialisme komt het andere te hulp”, 19-10-1973, 3-4.
[522] DN, “Israël wil alleen vrede op basis van een erkenning van het veroveringsrecht”, 09-11-1973, 4-6.
[523] DN, “Bezette gebieden blijven een wingewest”, 11-01-1974, 18-20.
[524] DN, “De Arabische topconferentie”, 07-12-1973, 3-4.
[525] DN, “Israël heeft het gemunt op de ontwikkeling van Egypte”, 18-01-1973, 15.
[526] Streven, “Ieder zijn waarheid?”, nov. 1973, 118-131.
[527] Streven, “Binnen een kwarteeuw voor de vierde maal oorlog in het Midden-Oosten”, dec. 1973, 230-241.
[528] DN, “Palestijnen willen met joden samenwonen”, 03-11-1972, 12-13.
[529] DN, “De Palestijnen zijn in oorlog met Israël”, 05-10-1973, 10-11.
[530] DN, “Het ene imperialisme komt het andere te hulp”, 19-10-1973, 3-4.
[531] LG, “La réaction arabe contre la résistance palestinienne”, 18-05-1973, 8.
[532] LG, “Soutien à la lutte de libération des peuples arabes”, 12-10-1973, 8.
[533] LG, “Pourquoi que tout socialiste doit soutenir la lutte de libération des peuples arabes”, 19-10-1973, 4-5.
[534] Links, “Israël en de Arabische landen in internationaal recht”, 10-11-1973, 8.
[535] PAL, “Jordanië doorkruist weer het oorlogspad der Palestijnen”, 27-09-1973, 8.
[536] PAL, “Oorlog voor de heropening van het Suezkanaal?”, 18-10-1973, 8.
[537] PAL, “Israël spant het Vaticaan voor de wagen”, 18-01-1973, 8.
[538] NEM, “Le Saint-Just intégriste de l’Islam”, nov. 1973, 12-13.
[539] Streven, “Het Midden-Oosten”, jan. 1973, 385.
[540] Streven, “Binnen een kwart-eeuw voor de vierde maal oorlog in het Midden-Oosten”, dec. 1973, 230-241.
[541] Streven, “Midden-Oosten”, dec. 1973, 287-289.
[542] RGB, “Le recours à la violence”, nov. 1973, 57-74.
[543] Knack, “De joden worden alleen in Israël bestreden”, 17-10-1973, 111-114.
[544] Knack, “De Palestijnen werden uit hun laatste schuilhaven gejaagd”, 09-05-1973, 134-135.
[545] Knack, “Een wanhoopsdaad in Allah’s naam”, 10-10-1973, 123-125.
[546] PP?, “Des soldats voilés aux tueurs froids”, 12-10-1972, 51-52.
[547] PP?, “La bataille et le complot”, 21-12-1972, 44-48.
[548] PP?, “La guerre raisonnable”, 05-04-1973, 50-52.
[549] PP?, “De taille et d’estoc”, 30-11-1972, 42-45.
[550] PP?, “4me round”, 11-10-1973, 4-10.
[551] PP?, “Etranges relations”, 25-10-1973, 44-48.
[552] RGB, “Les lendemains de la guerre du Kippour”, febr. 1974, 65-79.
[553] Streven, “Het Midden-Oosten”, april 1973, 696-697.
[554] Streven, “Het scheiden van de troepen op de Golanhoogte”, aug. 1974, 1077-1086.
[555] PP?, “Le meilleur des mondes?”, 15-02-1973, 50-54.
[556] PP?, “La bataille et le complot”, 21-12-1972, 44-48.
[557] PP?, “Le jeu arabe de Brejnev”, 18-10-1973, 4-10.
[558] Knack, “Er zitten veel vingers aan de oorlogsmachine”, 17-10-1973, 150-154.
[559] Knack, “Het gaat niet om grenzen, maar om gebied”, 31-10-1973, 137-138.
[560] DN, “Het ene imperialisme komt het andere te hulp”, 19-10-1973, 3-4.
[561] DN, “Kissinger in Moskou”, 26-10-1973, 10-11.
[562] LG, “Soutien à la lutte de libération des peuples arabes”, 12-10-1973, 8.
[563] Links, “Resolutie 242 is enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[564] PAL, “De groten sjacheren, de kleinen vermoorden elkaar”, 11-10-1973, 8.
[565] NEM, “Guerre et pétrole”, nov. 1973, 3.
[566] Links, “Resolutie 242 is de enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[567] Links, “UNO moet ingrijpen in Midden-Oosten”, 20-10-1973, 7.
[568] Streven, “Binnen een kwart-eeuw voor de vierde maal oorlog in het Midden-Oosten”, dec. 1973, 230-241.
[569] Knack, “Troepenscheiding vlotter dan verwacht”, 06-02-1974, 83-84.
[570] PP?, “4me round”, 11-10-1973, 4-10.
[571] PAL, “De groten sjacheren, de kleinen vermoorden elkaar”, 11-10-1973, 8.
[572] RGB, “Les lendemains du Kippour”, febr. 1974, 65-79.
[573] PP?, “Des soldats voilés aux tueurs froids”, 12-10-1972, 51-52.
[574] PP?, “Les guerriers invisibles”, 12-07-1973, 30-32.
[575] PP?, “L’histoire d’un gâchis”, 26-10-1972, 50-54.
[576] PP?, “La guerre raisonnable”, 05-04-1973, 50-52.
[577] DN, “Kissinger in Moskou”, 26-10-1973, 10-11.
[578] DN, “Oorlog in het Midden-Oosten”, 12-10-1973, 3-6.
[579] DN, “Kissinger in Moskou”, 26-10-1973, 10-11.
[580] DN, “Israël heeft het gemunt op de ontwikkeling van Egypte”, 18-01-1974, 15.
[581] DN, “De Israëlische moordpartij in Beiroet”, 20-04-1973, 11-12.
[582] DN, “Oorlog in het Midden-Oosten”, 12-10-1973, 3-6.
[583] DN, “Onder de dekmantel van steun aan Israël gaat veel antisemitisme schuil”, 02-11-1973, 30-31.
[584] Links, “Het kerend getij”, 13-10-1973, 1.
[585] Links, “Resolutie 242 is enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[586] Knack, “De situatie blijft explosief”, 06-12-1972, 137-138.
[587] Knack, “Van luchtbrug tot vrede”, 24-10-1973, 132.
[588] Knack, “Het gaat niet om grenzen, maar om gebied”, 31-10-1973, 137-138.
[589] Knack, “Brandt ging iets goedmaken in Israël”, 20-06-1973, 99-100.
[590] Knack, “De joden worden alleen in Israël bestreden”, 17-10-1973, 111-114.
[591] Knack, “De geheime geschiedenis van een mislukte revanche”, 14-11-1973, 136-141.
[592] Streven, “Binnen een kwart-eeuw voor de vierde maal oorlog in het Midden-Oosten”, dec. 1973, 230-341.
[593] SOC, “Guerre ou Paix dans le Proche-Orient”, jan. 1974, 5-10.
[594] DN, “De Arabische topconferentie”, 07-12-1973, 3-4.
[595] DN, “Europa vecht met Amerika om invloed in het Midden-Oosten”, 14-12-1973, 12-14.
[596] NEM, “Guerre et pétrole”, nov. 1973, 3.
[597] NEM, “Face au chantage arabe”, dec. 1973, 14-15.
[598] PP?, “La conférence de la paix”, 20-12-1973, 38-42.
[599] PP?, “Pétrole: Riposte graduéé”, 25-10-1973, 42.
[600] Knack, “We hebben er nog niets van terechtgebracht”, 17-10-1973, 34-35.
[601] Knack, “De strategen bezorgen ons een koude winter”, 24-10-1973, 128-138.
[602] Knack, “Naar Genève, maar met erg lange benen”, 19-12-1973, 135-138.
[603] SS, “Nederland, Israël en de Arabische staten”, nr.1 jg. 20, 17-21.
[604] SOC, “Guerre ou Paix dans le Proche-Orient”, jan. 1974, 5-10.
[605] Streven, “Macht en zwakte van de Arabieren na de oktoberoorlog”, juni 1974, 843-856.
[606] RGB, “Les lendemains de la guerre du Kippour”, febr. 1974, 65-79.
[607] Streven, “Een compromis in het vooruitzicht?”, april 1974, 715-717.
[608] Streven, “Ieder zijn waarheid?”, nov. 1973, 118-131.
[609] Streven, “Macht en zwakte van de Arabieren na de oktoberoorlog”, juni 1974, 843-856.
[610] Streven, “Le recours à la violence”, nov. 1973, 57-74.
[611] PP?, “Une guerre pour rien”, 01-11-1973.
[612] PP?, “La fin du complexe de David”, 08-11-1973, 38-46.
[613] PP?, “Le prix du sang”, 15-11-1973, 40-52.
[614] Knack, “We hebben er nog niets van terecht gebracht”, 17-10-1973, 34-35.
[615] Knack, “In Jeruzalem zie je bijna geen mannen meer”, 17-10-1973, 150-154.
[616] Knack, “Kissinger werkt zich door de moeilijkste week van zijn carrière”, 07-11-1973, 154-158.
[617] Knack, “Henry Kissinger haalt zijn slag thuis”, 23-01-1973, 102.
[618] Links, “Een broze kans”, 22-12-1973, 1.
[619] Links, “Het kerend getij”, 13-10-1973, 1.
[620] Links, “Resolutie 242 is enige uitweg”, 20-10-1973, 6-7.
[621] LG, “Les Palestiniens face à la négation”, 01-02-1974, 7.
[622] LG, “Les suites de la guerre d’octobre”, 05-07-1974, 14-15.
[623] DN, “Het bestand in het Midden-Oosten heeft maar zin als het tot een politieke regeling komt”, 02-11-1973, 7.
[624] DN, “Israël wil alleen vrede op basis van een erkenning van het veroveringsrecht”, 09-11-1973, 4-6.
[625] DN, “Alleen Israël staat een vredesregeling in de weg op de konferentie van Genève”, 21-12-1973, 10-11.
[626] DN, “Israël gebruikt de gestolen gebieden als pasmunt”, 18-01-1974, 12-15.
[627] SOC, “Guerre ou Paix dans le Proche-Orient”, jan. 1974, 5-10.
[628] SOC, “Les prisonniers israéliens en Syrie”, maart 1974, 165-172.
[629] PAL, “Palestijnen opgeofferd”, 25-10-1973, 8.
[630] PAL, “Kissinger, schaakspeler van het jaar”, 24-01-1974, 8.
[631] NEM, “Guerre et pétrole”, nov. 1973, 3.