De evolutie in de Belgische publieke opinie ten aanzien van Israël (1945-1973). (Roel Slegers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

ALGEMEEN BESLUIT

 

In deze verhandeling werd periode per periode beschreven hoe de verschillende tijdschriften, en daarmee de verschillende ideologieën, stonden tegenover Israël en de Arabische wereld, terwijl er op de tweede plaats ook gekeken werd naar hun houding ten opzichte van de grootmachten en de Verenigde Naties. Het onderzoek wou echter peilen naar de evolutie van die opinies. In dit laatste deel zullen de verschillende periodes dan ook naast elkaar gelegd worden om de evolutie te onderzoeken die de verschillende tijdschriften doormaakten. Algemeen kan er reeds gesteld worden dat heel wat tijdschriften moeite hadden om zich een houding te geven tegenover de verschillende partijen in het conflict aangezien de crises in het Midden-Oosten een kruispunt van ideologieën vormden. Israël werd immers gesticht als een socialistisch eiland, gesymboliseerd door de oprichting van kibboetsen, in een zee van conservatieve en reactionaire Arabische monarchieën. De rechtse ideologieën hadden dus de reflex om eerder voor de Arabische staten te kiezen, terwijl links georiënteerden eerder met Israël sympathiseerden. Maar de situatie werd dadelijk complexer. Het zionisme, de grote bezielende beweging achter de stichting van de joodse staat, had steeds aansluiting gezocht bij het conservatisme en bovendien bleek Israël dadelijk op de steun van de Verenigde Staten te kunnen rekenen, de traditionele aartsvijand van de progressieven.

Volgden de tijdschriften die logica echter ook? In de eerste periode, de stichting van de staat Israël, nam de rechtse pers inderdaad een negatieve houding aan ten opzichte van de joodse staat. Zowel de katholieke conservatieve bladen als de extreem-rechtse kozen partij tegen Israël. ’t Pallieterke en de Vlaamse Linie lieten zich zover gaan in hun anti-joodse houding, dat ze zelfs de Arabieren gingen verdedigen. Europe-Amérique ging niet zo ver en verzette zich tegen de Arabische eisen aangezien die gevaarlijk waren voor het voortbestaan van de Europese koloniale rijken. Streven, dat de meer progressieve katholieken vertegenwoordigde, legde een aantal pro-Israëlische accenten, hoewel het in wezen neutraal probeerde te blijven. Ook het Britse beleid dat tegen de joodse onafhankelijkheidsstrijders gericht was, moest het geregeld ontgelden. De linkse pers werd voor die eerste periode onderzocht met behulp van de communistische Rode Vaan. Die verketterde in de eerste plaats het beleid van de in haar ogen imperialistische naties zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en reageerde vervolgens tegen de Arabische staten, die immers niets meer waren dan handlangers van het imperialisme. Daarna kwamen er pas steunbetuigingen aan het adres van Israël dat als socialistische staat werd beschouwd en ongetwijfeld ook werd gezien als mogelijke struikelblok voor de westerse machten, zeker nu de koloniale rijken volop aan het instorten waren. Maar het communistische tijdschrift steunde de joodse staat ondanks die mogelijke voordelen niet onvoorwaardelijk. Het zionisme werd immers scheef bekeken aangezien die beweging zich vooral richting de imperialistische machten leek te wenden. Tenslotte was er nog het liberale Pourquoi Pas? dat op het eerste gezicht een opmerkelijke positie innam. Hoewel het zich richtte op een conservatief publiek, met name de Franstalige liberale burgerij, schaarde het zich toch volledig achter Israël. Dit was te verklaren door de goede banden die de liberalen hadden ontwikkeld met de joden, onder meer via handelscontacten. Bovendien zocht het zionisme eerder contact met conservatieve kringen en zowel de katholieken als extreem-rechts stonden niet echt te trappelen om de joodse belangen te verdedigen. De keuze voor de liberalen lag dan ook voor de hand.

Deze eerste periode werd dus gekenmerkt door een traditionele links-rechts tegenstelling die de communautaire verschillen in de schaduw stelde, al klonken de Nederlandstalige tijdschriften toch iets meer anti-joods dan hun Franstalige tegenhangers.

De tweede periode, de Suezcrisis, gaf een enigszins vertekend beeld aangezien enkele tijdschriften hun Europese gevoelens lieten primeren op hun ideologie. Het conflict werd immers beschouwd als een conflict tussen Nasser en Europa, en niet als een conflict tussen Frans-Britse (economische) belangen en de nationalisatiepolitiek van Nasser. Met andere woorden, enkele tijdschriften profiteerden van de situatie om hun negatieve gevoelens omtrent de dekolonisatie nog eens boven te halen. Mede daardoor was er dadelijk al een evolutie in de houdingen van de verschillende tijdschriften te merken. Bovendien waren er in de Arabische wereld heel wat machtswissels geweest waardoor enkele Arabische staten nu een socialistisch regime hadden in plaats van de vroegere reactionaire monarchie. Het was ook opmerkelijk dat Israël zelfs een beetje op de achtergrond terecht kwam omdat de tijdschriften wel uitgebreid hun mening gaven over Nasser en de Brits-Franse tussenkomst, maar zelden een duidelijke houding aannamen tegenover de joodse staat. De katholieke bladen de Revue Générale Belge en de Vlaamse Linie lieten hun sympathie voor de Arabieren vallen en kozen duidelijk partij tegen Egypte, wat overigens vrij logisch was aangezien Nasser een socialistisch beleid voerde zodat hij ook zonder de nationalisatie van het Suezkanaal niet op veel steun had moeten rekenen. Die antipathie voor Nasser hield echter niet in dat deze tijdschriften nu positiever stonden tegenover Israël, dat eveneens beschouwd werd als een socialistische staat. De socialistische tijdschriften stelden zich opvallend neutraal op, wat verklaard kan worden door de regeringsdeelname van de BSP. Er leefde waarschijnlijk wel wat sympathie voor Israël bij Socialisme aangezien zij de Israëlische vrees voor de vijandige Arabische buurstaten benadrukten. Binnen de extreem-rechtse familie was er dan weer een serieuze breuk, al had dat waarschijnlijk meer met het specifieke karakter van ’t Pallieterke te maken. Dat blad stelde zich net als Europe Magazine wel sterk anti-joods op, maar terwijl het Franstalige magazine daar ook nog eens een afkeer van de Arabieren aan toevoegde, steunde het Vlaamse blad Nasser in zijn nationalisatie. De kernideeën van Europe Magazine, namelijk de Europese superioriteit en het opkomen voor de Europese belangen, werden dus volledig verworpen door ’t Pallieterke dat alle vijanden van Israël als bondgenoten beschouwde, ook al moest het daar de Europese belangen voor opofferen. Pourquoi Pas? trok de lijn van 1948 vanzelfsprekend door en steunde de joodse aanspraken terwijl Nassers nationalisatie scherp werd veroordeeld.

Tijdens de Zesdaagse Oorlog, met nog steeds Nasser aan het hoofd van de Arabische coalitie, werd de ideologische breuklijn steeds duidelijker. Binnen de katholieke zuil zetten de anti-Arabische gevoelens van de Revue Générale Belge zich voor het eerst om in een groeiende sympathie voor de Israëlische standpunten. Ook Streven liet de neutrale houding vallen en schaarde zich eveneens achter de joodse staat. Zij zaten voortaan op dezelfde golflengte als Pourquoi Pas? en de gematigde socialistische tijdschriften, die blijkbaar nog steeds geloofden in het socialistische karakter van Israël. De radicale linkerzijde koos resoluut partij tegen Israël, net als De Nieuwe, dat niet langer tot de katholieke zuil gerekend kon worden gezien het laïciseringsproces dat het tijdschrift had doorgemaakt. Het werd voortaan dan ook beschouwd als het orgaan van het linkse flamingantisme.

Opvallend genoeg vonden extreem-links en extreem-rechts elkaar in hun afkeer voor Israël, hoewel zij elkaar nog steeds beschouwden als water en vuur. Er was immers een belangrijk nuanceverschil. Terwijl de extreem-linkse tijdschriften hun anti-Israëlische houding combineerden met steun aan de Arabische zaak, stond extreem-rechts afkerig van alle niet-Europese volkeren, dus ook de Arabieren. ’t Pallieterke liet zich echter opmerken door geregeld positieve geluiden te laten horen over de Arabische handelingen voor zoverre die tegen Israël gericht waren. Zij leken zelfs bereid de Arabische zaak te steunen indien de joden daar last van zouden ondervinden. Tijdens de Zesdaagse Oorlog leek de traditionele links-rechts tegenstelling dan ook verdwenen ten voordele van een meer gecompliceerde houding. Aan de ene kant bevonden zich de meer gematigde opinies, die zich achter Israël plaatsten, terwijl de extreme ideologieën zich aan de andere zijde plaatsten. Extreem-links had helemaal geen banden met de meer gematigde houdingen, terwijl extreem-rechts met hen toch de afkeer tegenover de Arabische wereld deelde.

Na de Zesdaagse Oorlog leken alle tijdschriften hun positie gevonden te hebben, aangezien ze dezelfde partijen bleven verdedigen tijdens de Yom Kippoeroorlog. Het enige verschil met 1967 was de sterkere polarisatie, wat vooral opviel bij De Nieuwe en Pourquoi Pas?, de absolute tegenpolen in dit conflict. De Nieuwe kwam op voor de Palestijnen en de Arabieren en verdedigde zelfs de Palestijnse aanslagen en de olieboycot van de Arabische wereld. Hoewel de extreem-linkse tijdschriften Links en La Gauche niet zo ver gingen, onderschreven zij toch ook het merendeel van die stellingen, al konden de Arabische regimes op opmerkelijk minder steun rekenen dan de Palestijnen. De Arabische regeringen zouden immers geleid worden door de bourgeoisie die de Palestijnen enkel steunde uit eigenbelang en bovendien de revolutie had verraden. De extreem-rechtse tijdschriften die in 1967 nog heel wat dezelfde punten hadden onderschreven, trokken zich meer en meer terug in hun eigen ideologische wereldje. Le Nouvel Europe Magazine besteedde enkel nog aandacht aan de situatie in Europa en keek pas verder wanneer er Europese belangen op het spel stonden. Na de afkondiging van de olieboycot haalden ze dan ook hard uit naar de Arabische landen, maar over Israël werd gezwegen. ’t Pallieterke trok nog steeds ten strijde tegen de joodse staat, maar begon eveneens een afkeer voor de Arabische wereld te verkondigen, al beweerde het blad dat het wel sympathie voelde voor de Palestijnse zaak. Die sympathie werd echter opnieuw meer ingegeven door de aversie tegenover de joden, dan uit daadwerkelijke steun aangezien het blad meermaals liet horen dat de Arabieren eigenlijk toch maar een achterlijk volk waren.

Aan de andere kant van het spectrum stonden nog steeds de meer gematigde tijdschriften, hoewel die zich steeds conservatiever gingen opstellen. Pourquoi Pas? bleef alles wat Israëlisch was verdedigen, zelfs de represaille-acties in de buurlanden die uitgevoerd werden door het Israëlische leger en de geheime dienst. Maar ook de katholieke tijdschriften Revue Générale Belge en Streven stelden zich steeds minder vragen bij het Israëlische optreden, al klonken er bij Streven soms echo’s door van sympathie voor de Palestijnen. De gematigde socialistische tijdschriften durfden nu ook meer voor hun standpunten uit te komen en verdedigden eveneens de joodse staat waardoor ze zich eigenlijk aansloten bij de conservatieven, zeker omdat zij door hun stellingen zelfs harder voor de Israëlische rechten opkwamen dan Streven, wat toch opmerkelijk is voor de socialistische bladen. De extreem-linkse tijdschriften lieten dan ook geregeld blijken dat ze deze houding betreurden.

In deze laatste periode viel vooral de aandacht voor de Palestijnen op. Tijdens de vorige conflicten werd immers enkel gekeken naar de Arabische voortrekkers en Israël, terwijl het volk waar het eigenlijk om ging, de verdreven Palestijnen, nooit vermeld werd. Ze bestonden eigenlijk niet, om het met de woorden van Golda Meir te zeggen, aangezien de bevrijdingsstrijd gevoerd werd door verschillende groeperingen die zeker geen eenheidsfront vormden. Pas toen de PLO goed en wel begon te draaien, na de Zesdaagse Oorlog dus, kregen de Palestijnen een gezicht. De spectaculaire aanslagen zorgden voor media-aandacht en Yasser Arafat deed de rest. Israël en de grootmachten zouden voortaan rekening moeten houden met deze groepering, ook al kregen zij geen zitje bij de Verenigde Naties. De houding die de verschillende tijdschriften aannamen tegenover deze nieuwe speler was gemakkelijk af te leiden. Voorstanders zoals Links en La Gauche spraken over “Palestijnse commando’s” die “acties uitvoerden” en lid waren van de “Palestijnse Weerstand” terwijl tegenstanders zoals Pourquoi Pas? of de Revue Générale Belge het eerder hadden over “Palestijnse terroristen” die “aanslagen pleegden” en lid waren van de “guerilla”.

Wanneer de evolutie van de houding van de tijdschriften afzonderlijk bekeken werd, viel er op dat er twee mogelijke scenario’s waren. Het eerste, en meest logische, scenario hield in dat de houding van het tijdschrift mee evolueerde naargelang de ideologie die men aan Israël koppelde. Tijdens de eerste jaren werd Israël gezien als progressief en socialistisch, bijna communistisch. Op enkele jaren tijd, en zeker na de Suezcrisis, slaagde Israël erin om radicaal van ideologie te veranderen onder invloed van de Verenigde Staten en de socialistische staatsgrepen in de buurlanden, zodat de joodse staat ten laatste vanaf de vroege jaren zestig doorging als een kapitalistische, imperialistische en militaristische mogendheid. In dit eerste scenario kreeg Israël aanvankelijk steun van de linkerzijde, terwijl de conservatieve tijdschriften niets moesten weten van de nieuwe staat. Reeds tijdens de Suezcrisis waren er veranderingen merkbaar in de houding van beide strekkingen die nog uitvergroot werden door Nassers radicale optreden. Aan de vooravond van de Zesdaagse Oorlog leek ieder tijdschrift dan ook zijn plaats gevonden te hebben: Israël kon voortaan rekenen op de steun van de conservatieven terwijl de linkerzijde haar antipathie voor de joodse zaak niet onder stoelen of banken stak. De Revue Générale Belge, Links en La Gauche[632] volgden dit scenario duidelijk, terwijl Le Nouvel Europe Magazine dat eigenlijk ook deed. Het tijdschrift koos aanvankelijk immers partij tegen Israël, al kwam de afkeer voor de joden pas na 1947 duidelijk naar voren, maar zal daar tijdens de volgende conflicten geen strijdpunt meer van maken. Na het eerste conflict koos het magazine echter radicaal voor Europa en viel iedereen aan die in het Europese vaarwater terecht kwam. Door omstandigheden waren dat steeds de Arabieren waardoor het blad eerder een anti-Arabisch karakter kreeg dan een anti-Israëlisch.

De tweede piste werd gevolgd door de tijdschriften die steeds aan hun stellingen bleven vasthouden en daardoor van links naar rechts of omgekeerd verschoven. Pourquoi Pas?, Streven, Socialisme, Socialistische Standpunten en ’t Pallieterke waren in dat geval. De eerste vier tijdschriften bleven vasthouden aan hun pro-Israëlisch karakter waardoor ze van progressieve tijdschriften verschoven naar de meer conservatieve hoek, hoewel dat voor Pourquoi Pas? enigszins genuanceerd moet worden. Het blad richtte zich steeds op een conservatief lezerspubliek, maar stond positief tegenover Israël omwille van de bijzondere banden met het jodendom die hierboven reeds zijn aangehaald. ’t Pallieterke bevond zich daarentegen in de omgekeerde situatie. Het extreem-rechtse tijdschrift bleef de joden onderuithalen waar het kon en kwam daardoor verrassend op dezelfde golflengte als de extreem-linkse tijdschriften terecht, al verschilde het daarvan door de afkeer van de Arabieren. Ook De Nieuwe volgde eigenlijk deze weg, al werd de verandering van de ideologie in haar geval echter bepaald door externe factoren, namelijk de herlancering van het blad door een lekenredactie na jarenlang een jezuïetentijdschrift geweest te zijn. De Nieuwe was juist daardoor misschien wel het duidelijkste typevoorbeeld. Het bleef immers anti-Israëlische standpunten verdedigen zodat enkel de tentoongespreide sympathie voor de Arabische zaak vanaf de tweede helft van de jaren zestig verraadde dat het blad van ideologie veranderd was. Al viel wel op dat de negatieve houding ten opzichte van de joodse staat in de conservatief-katholieke periode niet zo uitgesproken was als de haat ten opzichte van alles wat Israëlisch was in de links-flamingantistische periode, wanneer het tijdschrift aansluiting ging zoeken bij de nieuw-linkse beweging en zich opwierp als verdediger van de Palestijnse zaak.

Er was toch een duidelijke omkering van de sympathieën merkbaar bij de verschillende ideologieën. Bij de onafhankelijkheid van Israël kreeg de joodse staat de onvoorwaardelijke steun van de links-georiënteerde tijdschriften, terwijl de rechtse pers zich eerder negatief opstelde. Het liberale Pourquoi Pas? was hier de uitzondering, al was dit te verklaren door de progressieve opstelling van het liberalisme met betrekking tot de joden. In de jaren zestig wijzigden de ideologieën, en met hen de tijdschriften, hun positie onder invloed van het nieuw-linkse gedachtengoed, dat in België vooral uitgedragen werd door de studenten die contact zochten met de vakbonden na hun aanvankelijke band met de Vlaamse Beweging. Het belang van de Koude Oorlog mag evenmin onderschat worden. Door de Amerikaanse steun aan Israël en de hulp die Moskou bood aan de jonge, socialistisch geïnspireerde Arabische republieken gingen de (extreem-)linkse stromingen zich uitgesproken negatief opstellen ten opzichte van de joodse staat. De rechtse ideologieën, met uitzondering van extreem-rechts, steunden dan weer de Israëlische aanspraken.

De communautaire breuklijnen waren daarentegen minder duidelijk. Opvallend was wel dat er duidelijke verschillen tussen de Nederlandstalige en Franstalige tijdschriften opgemerkt konden worden, telkens de communautaire spanningen in België toenamen. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Israël, kort na de Tweede Wereldoorlog, had men in België te maken met een Vlaams-Waalse polarisatie omwille van de koningskwestie en de bestraffing van de collaboratie. Dit beïnvloedde ook de berichtgeving over het Midden-Oosten aangezien de Nederlandstalige tijdschriften zich negatiever opstelden tegen opzichte van de joodse staat dan hun Franstalige ideologische tegenhangers. Tijdens de jaren vijftig en zestig, wanneer in België vooral de ideologische breuklijnen naar boven kwamen omwille van de Schoolstrijd en de sociale onvrede, verdwenen die communautaire verschillen in de tijdschriften weer. De studentenopstanden op het einde van de jaren zestig, die nauw aansloten bij het nieuw-linkse gedachtengoed, de splitsing van de unitaire partijen en de staatshervorming in de jaren zeventig zorgden opnieuw voor een explosief communautair klimaat. De Nederlandstalige tijdschriften weerspiegelden dit door weer een opvallend negatiever standpunt in te nemen ten opzichte van Israël dan hun Franstalige geestesgenoten. Vooral De Nieuwe viel op in dat verband. Zij identificeerden zich met de Palestijnen in wie zij ook een verdrukt volk zagen dat streed voor een eigen staat en erkenning, net als de Vlamingen. Knack, Streven en Links staken hun sympathie voor de Palestijnen evenmin weg.

Uit dit onderzoek is dus gebleken dat er wel degelijk een evolutie in de Belgische publieke opinie inzake Israël te merken was, maar dat zeker niet alle tijdschriften hun ideologie schenen te volgen. De verschillende houdingen ten opzichte van Israël waren bovendien vooral ideologisch bepaald, aangezien de communautaire verschillen beperkt bleven tot de eerste en de laatste Israëlo-Arabische oorlog waardoor zij eveneens als spiegel van de Belgische politieke en maatschappelijke scène functioneerden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[632] Indien de communistische Rode Vaan beschouwd wordt als voorloper van deze twee extreem-linkse tijdschriften. Links en La Gauche bestonden immers niet voor respectievelijk 1958 en 1957.