Mediatisering en globalisering van een sporttak: triatlon. Case study de Ironman van Hawaï. (Roel Noukens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De hedendaagse mens zoekt meer dan ooit naar nieuwe uitdagingen. Uitdagingen die ze vinden in allerhande domeinen van de samenleving en dus ook in de sport. Triatlon is een sport die perfect past in de huidige sportcultuur. Het is geen alledaagse sport en ze is misschien wel het voorbeeld bij uitstek van een sport gecreëerd door onze toenemende geïndividualiseerde samenleving. Eeen samenleving van de postmoderne mens die zijn eigen grenzen tracht af te tasten, zijn eigen keuzes tracht te verantwoorden en dit ook in sport probeert te verwezenlijken. Triatlon is een sport waarop de media en de globalisering een invloed hebben kunnen op uitoefenen van bij de start. Dit is een unieke vertreksituatie, vermits de meer populaire sporten hebben kunnen teren op een langere bestaansgeschiedenis. Het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van dit thesisonderwerp ligt dan ook in het feit dat wij een jonge, niet zo bekende en populaire sport behandelen.
Deze eindverhandeling is onderverdeeld in twee grote delen waarvan het eerste deel bestaat uit een literatuurstudie. Aan de hand van boeken, tijdschriften, brochures, krantenartikels, internetbronnen en enkele interviews trachten we meer inzicht te verwerven in het onderzoeksdomein.
Het eerste deel is opgebouwd rond vier grote thema’s: sport, mediatisering, globalisering en triatlon.
In het eerste hoofdstuk bespreken we verschillende aspecten van sport. We laten verschillende auteurs aan het woord om zo de betekenis van sport te verduidelijken. Sport heeft een lange geschiedenis, maar wij beperken ons tot de geschiedenis van de moderne sport. Sport is populair en drijft vele mensen in hun dagelijks bestaan. Sport is dan ook een wezenlijk deel van onze huidige populaire cultuur. Nadat we het fenomeen sport bespreken als populaire cultuur, beindigen we dit hoofdstuk met de relatie tussen sport en het begrip diffusie en de genderongelijkheid in de sport.
In het volgende hoofdstuk staat het begrip mediatisering centraal. Daarin bespreken we de geschiedenis van sport in de media en de huidige relatie tussen de media en sport. Verder bespreken we enkele kenmerken van sportjournalistiek en de relatie tussen sport, media en gender.
Het derde hoofdstuk is gewijd aan het begrip globalisering. Een complex begrip dat al een hele geschiedenis heeft en vanuit vele invalshoeken benaderd kan worden. Globalisering wordt verduidelijkt aan de hand van de twee termen glocalisering en grobalisering. Daarnaast gaan we ook dieper in op de verschillende soorten en gevolgen van globalisering. Tenslotte bespreken we de relatie tussen sport en globalisering.
In hoofdstuk 5 richten we ons op triatlon. We behandelen de geschiedenis van deze jonge sport en bespreken verschillende kenmerken van triatlon. We geven onder andere een antwoord op volgende vragen: ‘Wat is triatlon?’, ‘Waarom doen mensen aan triatlon?’ en ‘Is het nu triatlon of triathlon?’. We beindigen dit hoofstuk met een bespreking van de triatlonsport in België.
Het volgende hoofdstuk is volledig gewijd aan de Ironman wedstrijd van Hawaï. Vermits het onderzoek in het tweede deel van deze eindverhandeling specifiek gericht is op deze wedstrijd wordt er in de literatuursturdie een apart hoofdstuk aan gewijd.
In de laatste twee hoofdstukken worden twee specifieke vragen beantwoord. Is triatlon een gemediatiseerde sport? En is triatlon een geglobaliseerde sport?
In het tweede deel van de eindverhandeling staat ons eigen onderzoek centraal, meer bepaald de berichtgeving rond de Ironman wedstrijd van Hawaï in de geschreven pers. Via een inhoudsanalyse willen we de berichtgeving onderzoeken in de geschreven pers rond de Ironman wedstrijd in Hawaï in de periode 1978 – 2004. Eerst lichten we enkele theoretische aspecten van ons onderzoek toe om vervolgens de resultaten te bespreken.
Inleiding
Sport is een fenomeen dat een belangrijke rol speelt in het leven van vele mensen. Sport heeft verschillende linken met veel andere aspecten van het maatschappelijke leven en is niet langer een vrijetijdsaangelegenheid. In het dagelijkse leven zien we de groei van actieve en passieve sportbeoefening. Er is een toename van verschillende sportachtige activiteiten, een stijging van het aantal sportaccommodaties en een steeds groeiende sportindustrie. Sport verwerft steeds meer een maatschappelijk belangrijke rol onder meer bij de opvoeding, gezondheid en integratie van mensen. (De Knop & Piéron, 2000, p. 7)
Sport heeft verschillende betekenissen afhankelijk van tijd, plaats en de discipline van waaruit men sport bestudeert. Volgens Francis Bacon (in De Knop & Hoyng, 1998, p. 15) zouden bepaalde lichaamsoefeningen verschillende ziekten genezen: wandelen is goed voor de maag, paardrijden een remedie tegen hoofdpijn, etc. Antropologen hebben geobserveerd dat aan sport- en spelvormen bij bepaalde volkeren een juridische functie werd toegekend om bijvoorbeeld eigendommen of partners aan te duiden.
Wij lichten in dit eerste hoofdstuk de algemene betekenis en de geschiedenis van de moderne sport toe. Vervolgens bespreken we het fenomeen sport als populaire cultuur en de relatie met het begrip diffusie. Tenslotte bespreken we de genderongelijkheid in de sport.
1.1. De betekenis van sport
Over de ontstaansgeschiedenis van het begrip sport bestaan uiteenlopende visies. Volgens Leonard (in De Knop & Hoyng, 1998, pp. 15-16) is het begrip sport afgeleid van het Latijnse woord ‘desporto’, wat ‘to carry away’ betekent. Men wordt als het ware opgeslorpt, meegevoerd door de sportactiviteit, de bekende ‘runners high’ is hiervan een voorbeeld. Miermans (in De Knop en Hoyng, 1998, pp. 15-16) zegt echter dat het begrip sport is afgeleid van het Latijnse woord ‘disportare’, wat zich vermaken, zich ontspannen of verstrooien betekent. Het is een verwijzing naar tijdverdrijf dat gekenmerkt is door plezier, spot, spel en scherts. Zowel Dejonghe (2001, p. 5) als De Knop (1998, pp. 15-16) schrijven dat in de dertiende eeuw het Franse woord ‘desporter’, zich ontspannen, geïntroduceerd wordt in Engeland. Het is in het zestiende-eeuwse Engeland dat deze term getransformeerd wordt naar ‘disport’. Wat een verwijzing is naar de drang van de mensen om destijds hun aandacht af te wenden van de hardheid van het dagelijkse leven, door te participeren aan vrolijke, speelse en vaak fysieke activiteiten. In de achttiende eeuw krijgt sport zijn specifieke moderne betekenis. Vanaf dat moment wordt de betekenis van sport verruimd. Sport staat voor lichaamsoefeningen die een functie van ontspanning en vermaak verschaffen en ook het competitie element doet zijn intrede.
Tot rond 1965 is er sprake van een overzichtelijk en eenvoudig bewegingscultureel landschap. Sport was duidelijk gedefinieerd en de scheiding tussen sport en niet sport was helder en scherp. Maar zoals voor vele maatschappelijke terreinen luidden de zestiger jaren ook voor sport een periode in van grote ingrijpende veranderingen en ontwikkelingen, er is sprake van een soort identiteitscrisis in de moderne sport. Crum (1992, pp. 1-3) beschouwt de versporting van de samenleving als belangrijkste oorzaak voor de toegenomen onduidelijkheid omtrent het begrip sport. Hierbij verwijst versporting van de samenleving naar een algemene maatschappelijke opwaardering en een groei in de deelname en de aandacht voor sport. De versporting van de samenleving heeft twee gezichten: enerzijds de toegenomen versporting en anderzijds de ontsporting van de samenleving. Ten eerste wordt de meritocratische sport onder invloed van de sporttechnologie, de mediatisering en commercialisering steeds radicaler doorgezet. Hier geldt het Olympische principe van steeds sneller, sterker en hoger te gaan. Het resultaat hiervan is een vercommercialiseerde en door de media geënsceneerde internationale topsport. Daar tegenover staat de ontsporting van de samenleving. Onder meer de herontdekking van het lichaam en de opwaardering van de lichamelijkheid zijn hier belangrijk. Sporten zoals bodybuilding, fitness, surfen en skiën zijn hier enkele voorbeelden van. Het resultaat van deze versporting van de samenleving is dat we onder sport al lang niet meer enkel wedstrijdsport kunnen verstaan. Sport staat vandaag voor topsport, recreatiesport, avontuursport, gezondheidssport, multisport, etc. Waar sport vroeger een toonbeeld was van jeugdigheid, is het nu een activiteit voor jong en oud, dik en dun, man en vrouw, validen en minder-validen.
Crum (1992, pp. 29-30) maakte een eigen indeling van sport aan de hand van verschillende dominante motieven:
Topsport: absoluut presteren, status, inkomen;
Wedstrijdsport: gezamenlijke ervaring van spanning aan de wedstrijd, subjectief presteren, ontspanning, sociaal contact;
Recreatiesport: sportieve recreatie, gezamenlijkheid en ontspanning;
Fitnesssport: fysieke fitness, gezondheid;
Avontuursport: avontuur, spanning;
Lust-/pret-/pleziersport: plezier (S-sporten: sun, sea, sand, snow, sex, speed en satisfaction)
Cosmetische sport: het modeluiterlijk.
De Knop (1998, p. 17) onderscheidt twee karakteristieken in zijn definiëring van sport. Ten eerste is er steeds sprake van lichamelijke of fysieke activiteit; daarnaast is er een vorm van competitie die geregeld wordt door formele en georganiseerde condities. Sport heeft volgens De Knop betrekking op een geïnstitutionaliseerde competitieve fysieke activiteit.
Een tweede omschrijving van sport vinden we bij de Amerikaan Guttmann (in Dejonghe, 2001, p. 3). Hij omschrijft sport als ‘speelse fysieke activiteiten’. Speels betekent dat de wedstrijden niet gericht zijn op het bereiken van een bepaald nut en dat er naast de fysieke inspanningen ook een zekere intellectuele bekwaamheid vereist is. Volgens deze definitie van Guttmann kan men dammen en schaken door de afwezigheid van fysieke inspanningen niet klasseren als sporten. Maar schaken en dammen zijn dit wel door de aanwezigheid van een hoge mate aan geestelijke inspanning. In een latere fase maakte Guttmann een onderscheiding tussen de vormen spel, spelen, competitieve spelen en sporten. Dit resulteert in een organigram waarbij de oorsprong ligt bij het spel. (zie figuur 1) In een latere fase komt Guttmann via enkele tweedelingen tot een nieuwe omschrijving van het begrip sport. Sport is voor hem een georganiseerd, competitief en fysiek spel.
Figuur 1: Logische deductie van spel naar sport.
Spel SPONTAAN SPEL en GEORGANISEERD SPELEN Bestaat uit NIET COMPETITIEVE SPELEN en COMPETITIEVE SPELEN Bestaat uit INTELLECTUELE SPELEN en FYSIEKE SPELEN OF SPORT |
Bron: Dejonghe, 2001, p. 3.
Deze nieuwe omschrijving van sport door Guttmann is niet vrij van kritiek. Het competitie-element in zijn omschrijving van sport zorgt er namelijk voor dat activiteiten die wij categoriseren onder vrijetijdsbesteding en recreatie uit de boot vallen. Jogging, wandelen en fietsen behoren bijgevolg niet onder de omschrijving sport maar wel onder de noemer recreatie. Als sport een deelverzameling activiteiten van spel is kan men concluderen dat sport enkel intrinsiek is en er geen extrinsieke motivatie aan te pas komt. Het gevolg daarvan is dat professionele sport buiten de definitie sport valt. De weergave van Guttmann is dus bediscussieerbaar, sport heeft wel degelijk spelelementen, maar het is geen subcategorie van spel. Het begrip sport situeert zich binnen een continuüm tussen spel en arbeid. Sport is een rationeel speelse activiteit die extrinsiek wordt beloond. Naarmate er meer beloning is, heeft het de neiging om arbeid te zijn. Hoe minder de beloning, hoe meer de deelname gebaseerd is op intrinsieke motivatie, en situeert het zich meer in de richting van spel. (De Knop & Hoyng, 1998, pp. 18-19)
Een tweede auteur die een opdeling maakt tussen spelen, spel en sport is Levine (in Dejonghe, 2001, p. 4). Het grote verschil tussen spelen en spel is volgens hem de aard van reglementering. Spelen is voor hem een spontane activiteit met een vrijwillig karakter. Er komen weinig reglementen aan te pas en men kan vluchten uit de realiteit. Daarnaast speelt ook geluk een belangrijke rol en tussen de diverse spelen door is er weinig continuïteit. Spel vereist behendigheid en ervaring en er is competitie met gestandaardiseerde regels. Sport vertegenwoordigt volgens Levine een Darwinistische evolutie in de richting van competitie en een hoog niveau van trainen en vaardigheid. Sport wordt gewaardeerd door zowel deelnemer als toeschouwer. Atleten kunnen via deze weg hun inkomen verhogen, sociale status verkrijgen en opwaartse sociale mobiliteit verwerven.
1.2. Geschiedenis van de moderne sport
In de geschiedenis van de sport is er een duidelijke evolutie te herkennen. In de periode 1700-1900 evolueerden de traditionele spelen naar moderne sporten. Traditionele sporten waren niet meer lokaal gebonden en sporten doorliepen vanaf toen diverse moderniseringsfasen. Dit proces van transformatie van sportachtig vermaken in gestandaardiseerde sporten die internationale erkenning verwierven, wordt ‘versporting’ genoemd. We bespreken eerst het verschil tussen traditionele sporten en moderne sporten, vervolgens de vijf versportingsfasen van Maguire.
In de middeleeuwen bestonden er vier sporttypes: tornooien, jacht en andere activiteiten waarbij dieren ‘gebrutaliseerd’ werden, boogschietwedstrijden en volksspelen. Deze sporten waren hoofdzakelijk klassenspecifiek. Tornooien en jacht waren het privilege van ridders en landedellieden, de stedelijke middenstand beoefende voornamelijk boogschieten en volksspelen. Dierenbrutaliteiten behoorden tot het gewone volk. Traditionele spelen hanteerden rudimentaire regels, waren plaatsgebonden en zeer gewelddadig. Feestdagen, tradities en de lokale omgeving lagen vaak aan de basis van het organiseren van dergelijke spelen. Naarmate de tijd veranderde verminderde de religieuze factor. De spelen hadden ook een opvoedende rol en werden als positief ervaren op weg naar volwassenheid. Traditionele spelen vonden plaats in een wereld van ongestandaardiseerde terreinen, met vage en onduidelijke ruimtelijke begrenzingen en er waren geen tijd-ruimte limieten. De opkomst van moderne sporten met nationale en internationale omkadering had een dalende populariteit van de traditionele spelen tot gevolg. (Dejonghe, 2001, pp. 6-7)
Moderne sporten kunnen best omschreven worden door middel van de aan of afwezigheid van een aantal duidelijk onderscheiden karakteristieken i.p.v. door een specifieke chronologie. Allen Guttmann (1994, pp. 2-3) onderscheidt zeven kenmerken van moderne sport:
Secularisatie: ondanks dat moderne sporten door sommigen wordt aanbeden en er steeds sterke emoties mee zijn gemoeid hebben moderne sporten geen binding met het sacrale of het religieuze.
Gelijkheid: moderne sporten eisen dat niemand wordt uitgesloten op basis van ras of etniciteit en dat de regels voor iedere deelnemer hetzelfde zijn. In theorie kan en mag iedereen deelnemen.
Bureaucratisering: lokale, regionale, nationale en internationale elkaar overlappende organen organiseren competities op ieder niveau. Ze houden toezicht op de naleving en de verandering van reglementen. Internationale voorbeelden zijn de IAAF (International Association of Athletics Federation) of het IOC (International Olympic Committee).
Specialisatie: vele moderne sporten zoals rugby, voetbal en basketbal zijn geëvolueerd uit oude minder gedifferentieerde spelvormen. Cricket en baseball bijvoorbeeld, hebben een gespecialiseerd rolpatroon en speelposities.
Rationalisatie: de regels van moderne sporten zijn constant onderhevig aan veranderingen. Atleten trainen wetenschappelijk en het materiaal wordt technisch geavanceerder.
Kwantificering: zoals in elk aspect van onze samenleving, wordt het domein van de sport ook grotendeels bepaald door cijfers. Statistieken, rangschikkingen en tabellen zijn een onafscheidelijk deel geworden van de sportwereld.
Obsessie van records: er wordt bij moderne sporten gestreefd naar het Olympisch principe ‘citius, altius, fortius’ (sneller, hoger, sterker).
Het is de combinatie van deze kenmerken die de moderne sporten onderscheiden van de traditionele sporten. Maguire (1999, pp. 79-89) spreekt van vijf versportingsfasen. In de eerste twee versportingsfasen vindt de geleidelijke overgang van traditionele spelen naar moderne sporten plaats. Engeland is de bakermat van de moderne sport en het is dan ook daar dat de eerste moderne sporten ontstaan. Elias brengt het versportingsproces in relatie met het civilisatieproces. Voor de periode van de industrialisering had sport vooral de betekenis van vermaak en plezier. (zie supra) De modernisering zorgde voor een verschuiving, sport werd minder spel en meer ‘display’ wat uitstallen of zich ontplooien betekent. Het brutale, het ruwe van sport verdwijnt langzaam en het vreedzaam beoefenen van sport treedt op de voorgrond. In de eerste fase verschijnen de eerste moderne sporten zoals cricket, paardrijden en boksen. In de tweede fase in de negentiende eeuw krijgen sporten als voetbal, rugby, tennis en atletiek een steeds modernere vorm.
In de derde versportingsfase verspreidden deze Engelse sporten zich naar het Europees continent. Deze derde fase duurde van 1870 tot 1920. In het laatste kwartaal van de negentiende eeuw ontstaan de eerste internationale sportorganen en er is een toenemend aantal competities tussen nationale teams. Het globaliseringproces in de sportwereld blijkt ook uit het uitreiken van de titels zoals wereldkampioen.
In de vierde sportfase, die van 1920 tot 1930 duurt, verspreiden sporten zoals baseball, basketbal, ijshockey en volleybal zich over de wereld. In deze fase zijn het vooral deze Amerikaanse sporten die dominant zijn. Management, administratie en de marketing van sport werd georganiseerd volgens Amerikaanse principes.
In de vijfde sportiseringsfase ontstaan er nieuwe sporten zoals windsurfen, snowboarden en triatlon.
1.3. Sport als populaire cultuur
In 2003 liepen enkele voetballers van Anderlecht een defilé in Milaan voor de Belgische modeontwerper Dirk Bikkembergs. Een jaar later draagt iedereen het herkenbare logo van de ontwerper, Bikkembergs is ‘in’. Sportnieuws op de radio en televisie, de kleren die we dragen, de petjes op ons hoofd of de scheermesjes die gepromoot worden door David Beckham. We worden in ons dagelijks leven vaak bewust, maar nog meer onbewust geconfronteerd met sport. Zonder enige twijfel is sport één van de grootste passies van de twintigste eeuw. Het spreekt miljoenen mensen aan: actieve beoefenaars, supporters, televisiekijkers, etc. Kortom, sport laat bijna niemand onberoerd.
Zoals in het bovenstaande hoofdstuk reeds werd vermeld is de verschijning van sport een integraal deel van het civilisatieproces. Het civiliseren van de cultuur en bijgevolg ook de sport luidde de intrede in voor de moderne sporten. In de jaren zestig tenslotte zorgde de versporting in de samenleving ervoor dat de meeste sporten voor iedereen toegankelijk werden. Sport maakt vaak deel uit van de cultuur van een land. Voetbal is een wereldwijd verspreide sport maar andere sporten zoals basketbal in de Verenigde Staten en cricket in Australië nemen een centrale positie in binnen de eigen populaire cultuur. (Boyle & Haynes, 2000, p. 1)
Vroeger was er nog een duidelijke scheiding tussen sporten voor de hogere en lagere klasse. Tennis en golf bijvoorbeeld waren uitsluitend voor de hogere klasse. De sportbeoefening in de Middeleeuwen gebeurde ook aan de hand van de heersende klasseverdelingen.Vandaag is er (een) sport voor iedereen.
1.4. Sport en diffusie
De relatie sport en diffusie is een onderdeel van het grotere principe van de internationalisering van de sport. Diffusie is ‘the process by wich an innovation is communicated through certain channels over time among the members of a social system.’ De onderstaande tabel toont aan dat de historische groei van een sport als een expansievorm kan beschouwd worden met de karakteristieken van een innovatiediffusie. (Dejonghe, 2001, p. 40)
Tabel 1: Sport als innovatiediffusie
Elementen van de innovatie diffusie |
Algemene karakteristieken |
Sport in dit concept |
Uitvinding |
Precondities voor diffusie |
Reglementering van een sport |
Innovatie |
De uitvinding waarnemen als een innovatie |
Een sport waarnemen als een innovatie |
Communicatie · Diffusie · Diffusieproces |
De manier waarop een innovatie zich verspreidt: 1. een nieuw idee 2. individu A kent de innovatie 3. individu B heeft geen kennis van de innovatie |
De manier waarop sport
zich verspreidt. Een nieuwe sport: |
Tijdsevolutie |
Adoptieperiode 1. bewustwordingsfase 2. probeerfase 3. adoptie |
1. kennis van het bestaan van de sport 2. introductie van de sport 3. oprichten van een nationale sportbureaucratie |
|
Paracme (=decline) |
Verwerping van de sport |
Bron: Dejonghe, 2001, p. 40.
Moderne sporten kunnen in tegenstelling tot traditionele sporten beschouwd worden als een innovatie. Ze worden in verband gebracht met het mondialiserings- en civiliseringsproces. De ruimtelijke diffusie van moderne sporten breidde zich uit vanuit de oorsprongregio’s naar de rest van de wereld. Sport als innovatiediffusie is een modernisatie-effect van het Europees kolonialisme. Ten tijde van de vele Europese kolonisten veronderstelde men dat modernisering de lokale sociale bevolking vooruit zou helpen op economisch en sociaal gebied. Ze waren ervan overtuigd om de eigen Europese cultuur over te brengen via economische, politieke en militaire druk. Sport paste perfect binnen deze redenering en het werd een element van culturele homogenisering. Zowel Europa, Noord-Amerika en recentelijk Zuidoost-Azië zijn de regio’s waar sport wordt uitgevonden en innovaties hun oorsprong vinden.
In de periode 1870-1920 werden de veelal Engelse prestatiesporten verspreid via het zogenaamde bureneffect naar continentaal Europa. Een gevolg hiervan is bijvoorbeeld de rugby gekte in Frankrijk. De migratie van vele onderdanen zorgde er tevens voor dat Britse sporten verspreid werden naar gebieden zoals Nieuw-Zeeland en Australië. En ook hier is het voorbeeld van rugby toepasselijk, bijvoorbeeld de All Blacks het nationale rugby team van Nieuw-Zeeland. Ook cricket vond zo zijn weg in Indië, één van de verre kolonies van het Britse rijk.
In het interbellum verschoof de internationale dominantie meer en meer naar de Verenigde Staten. De typisch Britse kenmerken zoals fairplay werden vervangen door het Amerikaanse consumentisme. Het belang van management en marketing veranderde de sporten tot hun moderne mediavorm. De opmars van de Amerikaanse ideologie en sportdominantie werd echter een halt toegeroepen door de Koude oorlog. De controle over de internationale sportfederaties werd verloren en Oosterse gevechtssporten braken door.
De internationalisatie van een sport wordt officieel gelinkt met de oprichtingsdatum van de internationale sportfederatie. Het primaire doel van een internationale organisatie is het reglementeren en optimaliseren van internationale evenementen. Één van de voorwaarden hiervoor is de ruimtelijke diffusie van de desbetreffende sport. De tijdsperiode die passeert tussen het introduceren en het oprichten van een nationale associatie is gelijk aan de innovatie-beslissingsperiode. (Zie tabel 1) (Dejonghe, 2001, p. 40-43)
1.5. Genderongelijkheid in de sport
Net als in andere domeinen van de samenleving bestaan er in de sport dominante opvattingen over biologisch bepaalde sekseverschillen. De consequenties hiervan voor de positie van mannen en vrouwen in de samenleving en de waardering van mannelijkheid en vrouwelijkheid staan steeds opnieuw ter discussie. De vaak heersende mannelijke betekennissen worden continu uitgedaagd en bevestigd. Sport is m.a.w. nooit sociaal neutraal. (Elling, 2003, pp.10-12)
Tijdens de ontwikkeling van de moderne sport op het eind van de negentiende eeuw heerste er een dominante sekse-ideologie. Zo werd het vrouwen verboden om bepaalde sporten te beoefenen en functies te bekleden. Zware en langdurige fysieke inspanningen werden als schadelijk beschouwd voor de reproductieve organen en functies van vrouwen. Bepaalde bewegingen werden verboden omdat ze aanstootgevend zouden zijn. De dominante sekse-ideologie kwam ook tot uiting in de wedstrijdsport. Onder meer de oprichter van de moderne Olympische Spelen Baron Pierre De Coubertin, was een fel tegenstander van sportende vrouwen. Dit druiste volgens hem in tegen de wetten van de natuur, vrouwen hadden maar één taak: de mannelijke winnaars huldigen met lauwerkransen. De Olympische Spelen waren in zijn ogen dan ook enkel van belang om de mannelijkheid van jonge atleten te versterken. (Elling, 2003, pp.10-12) Vanuit hogere sociale klassen kwam er langzaam meer begrip voor de positieve uitwerking van sport op de gezondheid. Veel vrouwen uit de midden- en hogere klassen leden namelijk aan allerlei (geestes) ziekten. Hiervoor zijn diverse redenen op te noemen onder meer vanwege hun maatschappelijke positie en het letterlijk verstikkende effect van het korset, waardoor zelfs borstkasvervormingen optraden. Meer fysieke beweging zou een positieve invloed hebben op hun baar- en zorgcapaciteiten en ook bijdragen tot een sterker nageslacht.
Sport wordt vandaag algemeen als gezond en belangrijk beschouwd en dat voor beide geslachten. Toch zijn velen er van overtuigd dat bepaalde sporttakken uitsluitend geschikt zijn voor mannen zoals bijvoorbeeld voetbal, rugby en vechtsporten. Anderzijds zijn er dan ook typische vrouwensporten zoals turnen en kunstschaatsen. (Elling, 2003, pp. 10-12) In bijna alle spelsporten zijn de speeltijden korter en de afstanden in individuele tijdsporten zoals bijvoorbeeld zwemmen, waren lange tijd korter dan die van mannen. Vrouwen zijn zeker niet ondergeschikt om extreme lichamelijke prestaties te verrichten zoals het lopen van een marathon, of het volbrengen van een triatlon. (Elling, 2002, p.76) Toch bestaan er in de sport nog steeds ongelijke sekseverhoudingen en de mogelijkheden zijn voor vrouwen en mannen nog steeds niet gelijkgesteld. (Elling, 2003, pp.10-12)
Andere sociale variabelen, zoals leeftijd, sociale klasse, religie, etniciteit en seksuele voorkeur beïnvloeden ook het denken omtrent mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sport. Meisjes mogen maar tot op een bepaalde leeftijd ‘jongensachtig’ gedrag vertonen zoals klimmen in bomen en meespelen bij de plaatselijke voetbalploeg. Volgens Elling (2003, p. 13) wordt ‘meisjesachtig’ gedrag bij jongens al op jonge leeftijd niet getolereerd, dit soort gedrag wordt vaak in verband gebracht met homo zijn en dat past niet bij sport. Mannen en vrouwen uit de lagere sociaal-economische klassen doen vaker aan sport dan hun seksegenoten in de midden- en hogere klassen. De keuze valt vooral op exclusieve mannen of vrouwensporten zoals gymnastiek, wielrennen en voetbal. De meeste topsporters komen uit de midden- of hogere klasse.
In het begin van de twintigste eeuw predikten de kerkelijke stromingen de ongeschiktheid van beweging en sport voor vrouwen, maar ook voor mannen. Zij moesten hun energie niet verspillen aan onnodige lichaamsbeweging maar zich vooral wijden aan geestelijke bezigheden. De internationale beweging Christian Muscularity propageerde daarentegen wel een gezond en sterk lichaam voor mannen. De sociaal-religieuze YMCA (The Young Men’s Christian Association) bijvoorbeeld combineerde religieuze propaganda met educatie en sport, meerbepaald basketbal en volleybal. (Elling, 2003, pp. 12-15)
De culturele verschillen in de opvatting over sport blijkt bijvoorbeeld uit de andere opvatting van mannelijkheid in Japan bij het Sumoworstelen. Voetbal wordt in de meeste Westerse landen aanzien als een typische ‘mannensport’. In Noord Amerika is het eerder een vrouwensport die als ‘soft’ geld in vergelijking met het daar meer dominante American Football. (Elling, 2003, pp. 12-15) (Elling, 2002, p.70)
Anno 2005 wordt mannelijke homoseksualiteit in het algemeen nog sterk geassocieerd met vrouwelijkheid en lesbisch zijn met mannelijkheid. Sportdeelname staat hiermee in verband. Lesbische vrouwen zouden dan vooral mannensporten beoefenen en homomannen zouden eerder participeren in typische ‘vrouwensporten’ zoals turnen en dansen. Deze dominante beeldvorming beïnvloedt ook de daadwerkelijke sportbeoefening. Sommige meisjes gaan zo bijvoorbeeld expliciet voetbal kiezen vanwege het lesbische imago. (Elling, 2003, pp. 12-15) (Elling, 2002, p. 78)
We kunnen concluderen dat zowel mannen als vrouwen vandaag nog het slachtoffer zijn van uitsluiting en dit wegens structurele belemmeringen maar ook omwille van seksistisch en homofobe beeldvorming. (Elling, 2003, p. 19)
Inleiding
De twintigste eeuw is voor een groot deel gedomineerd en gedocumenteerd door de massamedia. Volgens Rowe (1999, p. 24) bevatten deze massamedia de instituties en technieken waardoor gespecialiseerde sociale groepen symbolische inhouden kunnen uitzaaien naar grote heterogene en geografische verspreide publieken. Een andere definitie van massamedia vinden we terug bij MacPherson, Curtis & Loy (1989, p.146). ‘De term massamedia beschrijft een proces dat een relatief kleine groep mensen toelaat snel en tezelfdertijd te communiceren met een groot deel van de bevolking.’ Massamedia zoals dagbladen, film, radio en televisie uitzendingen hebben een groot effect uitgeoefend op het creëren van een populaire cultuur in deze eeuw. Sport maakte daar een belangrijk deel van uit en is deze eeuw sterk verstrengeld geraakt met media en televisie in het bijzonder. Deze toenemende invloed van de media op de verschillende domeinen van onze samenleving noemt men mediatisering.
In dit hoofdstuk bespreken we de geschiedenis van sport in de media en de huidige relatie tussen de media en sport. Vervolgens bespreken we enkele kenmerken van sportjournalistiek en de relatie tussen sport, media en gender.
2.1. De geschiedenis van sport in de media
Sport heeft een rijke literatuur en de eerste artikels verschenen voor het eerst midden in de achttiende eeuw in Engeland. Sport maakte maar een zeer beperkt deel uit van de berichtgeving. De kosten om een krant te drukken waren redelijk hoog en sport kon in het begin niet optornen tegen ‘gewoon’ nieuws. Één aspect van de sportartikels in kranten was het communiceren en het legitimeren van georganiseerde sport zoals bijvoorbeeld in het paarderennen. De groei van de sportpers werd onder meer gestimuleerd door het gokken dat steeds populairder werd in de periode 1800-1870. De Kerk had ook een grote invloed, centraal in hun visie op sport was dat het mensen kon ’verbeteren’. Sport had volgens de Kerk een spirituele en lichamelijke deugdzaamheid. (Boyle & Haynes, 2000, pp. 24)
Het is ook geen toeval dat de instituties die de printmedia verspreidden eind zeventiende en begin achttiende eeuw zoals de kerk, het leger en het onderwijs dezelfde media zijn waarin de moderne sporten voor het eerst verschenen eind achttiende eeuw en midden negentiende eeuw.
De eerste sportkranten op het Europees continent ontstonden rond 1900. De Italiaanse sportkrant Gazetta Dello Sport verscheen voor het eerst aan de vooravond van de eerste moderne Olympische Spelen van Athene in 1896. Net zoals de Britse sportkranten begon ook La Gazetta sportevenementen te sponsoren. De introductie van de wielerwedstrijd Giro Ciclistico, beter bekend als de Ronde van Italië, is hiervan een voorbeeld. Wielrennen en motorsport spelen ook een belangrijke rol in het ontstaan van de Franse sportkrant L’auto-Velo in 1900. Henri Desgrange, stichter van de krant en tevens oprichter van de Tour de France, veranderde L’Auto-Velo na de bevrijding van Frankrijk van naam tot L’Equipe. Hij stimuleerde ook nieuwe Europese competities in het voetbal, basketbal en atletiek. Tenslotte is er in Spanje nog de sportkrant El Mundo Deportivo, opgericht in 1906. (Boyle & Haynes, 2000, p.28)
Met de komst van de radio in 1922 werden de nationale en lokale kranten bedreigd. Radio had immers het voordeel rechtstreeks bericht te kunnen geven op de plaats van het gebeuren. Het onmiddellijke karakter van de radio en de uitzendingen ter plaatse gaven voor de sportfans een ongekende toegang tot de sport. Voor iedere radiozender betekende sportverslaggeving een enorme uitbreiding van luisteraars en sponsors. Het effect is vergelijkbaar met de intrede van digitale televisie en betaaltelevisie op het einde van de twintigste eeuw. In Engeland bijvoorbeeld waren de verslaggeving van sportwedstrijden zoals de FA (Football Association) Cup final, Wimbledon en de Grand National ook een manier om een eigen nationale cultuur op te bouwen. De radio gaf deze sportwedstrijden een grotere bekendheid en bereikte een steeds groter publiek. (Boyle & Haynes, 2000, pp. 33-35)
Van alle massamedia heeft televisie ons huidig beeld over sport het meest beïnvloed. Televisie bracht grote evenementen zoals de wereldbeker voetbal en de Olympische Spelen in de huiskamers. Met de intrede van Eurovision in 1954 konden de eerste live beelden verstuurd worden. In 1954 en 1958 werden de wereldbekers voetbal in Zwitserland en Zweden uitgezonden en in 1960 de Olympische Spelen van Rome. Met het verbond van de European Broadcasters Union (EBU) kreeg de sport een nog groter internationaal karakter en werd sport over de hele wereld verspreid. Naarmate de jaren zeventig vorderden kwamen ook andere sporten in beeld. De bokswedstrijd tussen George Foreman en Mohammed Ali in 1974, de ‘Rumble of the Jungle’ zorgde voor een ongekende populariteit van het zwaargewichtboksen. Het gevecht is dankzij televisie een legende geworden in de populaire cultuur van de twintigste eeuw. (Boyle & Haynes, 2000, pp. 38-44)
Aan het einde van de twintigste eeuw doet ook de ICT (Informatie en Communicatie Technologie) zijn intrede. De jongste jaren springen meer en meer competities en sporten op de internettrein. Het is een manier om de sport meer aandacht en publiciteit te geven. Internet vormt de toekomstige bron van inkomsten door onder meer sponsoring en marketing. Naast internet, is het ook mogelijk om bijvoorbeeld sportuitslagen en tussenstanden te ontvangen via gsm toestellen. (Jouret, 2000, p. 11)
2.2. Sport en de massamedia
De band tussen sport en de media was er al van in het begin, maar de relatie tussen de twee voornaamste massafenomenen van onze samenleving is nog nooit zo sterk geweest als vandaag. Wanneer de televisie zijn intrede doet, meer dan een halve eeuw geleden, krijgt de sport een planetaire dimensie. (Jouret, 2000, p.1)
We leven in een samenleving waarin de sterrenstatus van voetbalmiljonairs zoals Michael Owen en David Beckham voor een groot deel is veroorzaakt door de belangstelling van de media. Reclamespots, televisieoptredens en marketing zorgen ervoor dat deze sporthelden een nooit eerder geziene rijkdom hebben verworven. Dit staat in schril contrast met topspelers uit vorige generaties. (Boyle & Haynes, 2000, p. 2)
De media oefenen verschillende effecten uit op sport. Één van de effecten is dat de media vaak belangrijke aspecten van een sport doen veranderen om de spektakelwaarde ervan op te drijven. De media kneedt als het ware bepaalde sporten volgens zijn behoeften. Hoofdzakelijk gemediatiseerde sporten moeten zich aanpassen aan de wensen van de tv-makers. Het klassiek voorbeeld is dat van de invoering van de tiebreak in de tennis in 1971. Via deze maatregel kan de maximale duur van een wedstrijd beter voorspeld worden. In het tafeltennis bijvoorbeeld zijn de balletjes groter geworden en hebben ze een andere kleur gekregen. (Jouret, 2000, p. 6)
Een ander effect van de media op de sport is wellicht de grotere belangstelling van het publiek en een toename van het aantal leden van bepaalde clubs. (Jouret, 2000, p. 6) Niet iedereen is ervan overtuigd dat de mediatisering van een sport ervoor kan zorgen dat het publiek meer aan die bepaalde sport zal gaan doen. Het resultaat van een studie van Wladimir Andreff en Jean-Francois Nys toont aan dat er in het algemeen en op langere termijn geen enkel verband zou bestaan tussen het aantal beoefenaars van een bepaalde discipline en de mediabelangstelling. Raymond Thomas is ervan overtuigd dat de media wel degelijk tot meer sporten kan aanzetten. De voorwaarde hiervoor is dat de sport over vedetten moet beschikken waar het publiek zich mee kan identificeren. De twee standpunten verschillen duidelijk en een concrete conclusie kan niet worden gemaakt (Jouret, 2000, p. 8) Toch kan men het effect van het succes van Kim Clijsters en Justine Henin-Hardenne in België niet ontkennen. Er is een duidelijke toename van het aantal jonge tennissers, het zogenaamde Kim en Justine effect. Meer dan 90 % van de nieuwe sporters hebben zich de voorbije jaren bij een tennisclub ingeschreven. In 1994 waren er 106.508 leden ingeschreven bij de Vlaamse Tennisfederatie, in 2005 zijn er dat 150.209. (Decaestecker, 26.02.2005, p. 17) In de toekomst zal blijken of ook de nieuwe wielergod Tom Boonen zo een effect teweeg kan brengen in de wielersport.
Topsport biedt de mogelijkheid om een spektakel te organiseren en te commercialiseren. Het spektakel kan door de invloed van de media op zijn beurt de aanleiding geven voor een hele reeks maatschappelijke en culturele praktijken. Vrienden komen samen op kaffee om naar een rechtstreeks uitgezonden tennis of voetbalmatch te zien. Jongeren geraken gefascineerd en kiezen voor een sport na het zien van sensationele beelden. Onder meer triatleet Rugter Beke startte met zijn sport na het zien van triatlonwedstrijden op de Vlaamse televisie. (Beke, 08.04.2005) Het is een uiterst ingewikkeld en veelvoudig terugkoppelingsproces, waar de media een belangrijke rol in speelt. (Jouret, 2000, p. 4)
In de toekomst zal de kloof tussen de sterk gemediatiseerde sporten en de sporten die het scherm niet of nauwelijks halen, alleen maar breder en dieper worden. De sportwereld staat op punt te evolueren naar een verzelfstandiging van de gecommercialiseerde en gemediatiseerde topsport. De intrede van digitale televisie met gespecialiseerde zenders of themazenders zal een toename van het aanbod als gevolg hebben. Deze zenders zullen waarschijnlijk zeer gevarieerde en gediversifieerde programma’s brengen, wegens een te beperkt budget om de uitzendrechten van grote competities zoals bijvoorbeeld de Champions League binnen te halen. Op deze manier kunnen kleinere minder populaire en vaak ook vrouwensporten aanbod komen. Het zijn vooralsnog de extreme of gevaarlijke sporten die steeds meer zendtijd krijgen. Het gaat om nieuwe, sensationele sporten die zowel de sportieve eisen als de behoeften van de media perfect kunnen combineren. Boardercross[1] en skysurfing[2] zijn enkele voorbeelden. (Jouret, 2000, p. 10)
Een andere uitweg voor de minder gemediatiseerde sporten is het internet. Het World Wide Web kan ook een oplossing zijn voor wedstrijden die te lang duren voor televisieverslaggeving zoals bijvoorbeeld de Whitbread Around the World Yacht Race, een zeilwedstrijd van negen maanden lang. Via e-mails op regelmatige basis, vergezeld met audio en andere info, konden de internetgebruikers op de hoogte blijven van de wedstrijd. (Boyle & Haynes, 2000, pp. 220-221) Websites worden door radio en televisiezenders gebruikt om de eigen uitzendingen aan te kondigen, randinformatie aan te bieden onder de vorm van artikels, audio en video, grafieken online discussies en flash animaties. De sportliefhebber kan door middel van het internet op elk moment van de dag terecht bij zijn of haar mediabron voor de meest up to date sport informatie. Media en sport en de ervaringen die daarmee gepaard gaan veranderen zeer snel.
In Europa is er een geleidelijke opmars van het aantal satellietzenders die zich mengen in de debatten van uitzendrechten van grote sportevenementen. Het gevaar schuilt in het feit dat deze satellietzenders, die vaak zeer kapitaalkrachtig zijn, de uitzendrechten van grote sportwedstrijden opkopen. In Groot-Brittannië kocht Sky de rechten op van de Ryder Cup maar in Groot-Brittannië nemen ze hiertegen maatregelen Zo staan Wimbledon en de FA cup op een speciale lijst van evenementen van de overheid die moeten worden uitgezonden via de landelijke televisie: BBC. Sattelietzenders proberen ook hun greep op de sportwereld te verstevigen door bijvoorbeeld voetbalclubs over te nemen of aandelen te kopen. (Houlihan, 2003, p. 348) Het IOC en de FIFA (Fédération Internationale de Football Association) hebben de toenaderingen van satellietzender BskyB afgewend omdat dergelijke uitzendingen niet het hoogst mogelijke publiek zou bereiken. In de Verenigde Staten speelt het marktprincipe nog meer en is er helemaal geen sprake van overheidstussenkomst zoals in Groot-Brittannië. De weg voor een verdere commercialisering van de sport op het gebied van uitzendrechten ligt in de Verenigde Staten dan ook volledig in handen van de markt. (Stead, 2003, p. 188)
In al deze verschillende vormen van massamedia treedt een toenemende specialisatie op. De laatste jaren is er een specifiek aanbod van sporttijdschriften, sportzenders, veelal betaal of satellietzenders, radiostations en websites. (Stead, 2003, p. 185)
2.3. Kenmerken van sportjournalistiek
De media hebben drie unieke en belangrijke kenmerken. Ten eerste informeren ze ons over mensen en evenementen. Ten tweede geven ze interpretaties over wat er gebeurt in de wereld en ten derde bieden ze ons verschillende soorten entertainment aan. Wanneer deze drie kenmerken zijn verenigd spreekt men van ‘interpretatieve infotainment’. De media vormen een brug tussen ons en de rest van de wereld. Zij verbinden ons met informatie, ervaringen, mensen, beelden en ideeën die anders nooit deel zouden uitmaken van ons leven. Maar het stukje realiteit dat wij zien, lezen en horen is onderhevig aan verschillende processen. etc. In de sportwereld bepalen producers, cameramensen en schrijvers niet enkel welke sporten we te zien krijgen maar ook op welke beelden de nadruk zal worden gelegd en welk soort commentaar we horen. Producers van gemediatiseerde sporten herschapen een sportevenement om het publiek en toeschouwers te entertainen. (Coakley, 1998, pp. 368-369)
Vandaag spreekt men van ‘videated sports’. Dit zijn sporten die worden gepresenteerd door middel van het gebruik van videotechnologie. Deze wordt gebruikt om dramatische, spannende en gestyleerde beelden te maken om zo de kijkers en de hoofdsponsors te vermaken. De invloed van deze ‘videated sports’ is afhankelijk van hoeveel informatie we via de media of directe ervaringen ontvangen. Het is nu éénmaal zo dat dominante ideologieën over ras, gender en nationalisme worden opgevangen door de berichten in de media. (Coakley, 1998, pp. 398-399)
Men is zich er vaak niet van bewust dat de beelden en de verslaggeving met zorg is uitgekozen in functie van het dramatiseren van een sportwedstrijd. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld ligt de nadruk op actie, competitie, agressie, individueel heroïsme, individuele prestaties, het omgaan met pijn, ploegenspel en het belang van scores om het uiteindelijke succes te meten. Dit leidt er soms toe dat de wedstrijd op televisie vaak aanzien wordt als de ‘echte’ wedstrijd i.p.v. de wedstrijd in het stadion. Kerry Temple (in Coakley, 1998, pp. 368-369) verklaart het als volgt:
‘It’s not just games you’re watching. It’s soap operas, complete with story lines and plots and plots twists. And good guys and villains, heroes and underdogs. And all this gets scripts into cliffhanger morality plays… And you get all caught up in this until you begin to believe it really matters.’ (1992)
Kenmerkend voor sportverslaggeving op televisie is het gebruik van melodramatische elementen uit de soap opera. Men gebruikt stereotype karakters en verhaallijnen, men bouwt spanning en drama op en neemt deze ook weer weg en men verkent enkele thema’s. Dit zijn enkele componenten die gebruikt worden in sportverslaggeving. De vraag waarrond de media het hele verhaal opbouwen is de vraag ‘Wie zal er winnen?’. Als een wedstrijd te voorspelbaar wordt verliest het immers zijn aantrekkingskracht en veranderen kijkers van programma. De media tracht via diverse technieken de televisiekijker aan de buis te houden. Één van deze technieken is de combinatie van opgenomen beelden en live verslaggeving. Producers hebben zo meer beelden ter beschikking en kunnen dan ook de meest dramatische gebeurtenissen en populaire beelden uitzenden in prime time. Ze kunnen m.a.w. een echt verhaal creëren. Tijdens de Olympische Spelen van Atlanta in 1996 maakte de Amerikaanse zender NBC gebruik van deze techniek – ‘plausibly live’ - tijdens hun verslaggeving. (Kinkema & Harris, 1998, pp. 32-33)
Één van de redenen waarom sportverhalen zo succesvol zijn is dat het verhaal na één uitzending niet stopt. De meeste populaire sportevenementen op de televisie bestaan uit langdurige competities. De vraag naar wie er zal winnen is dus van toepassing zowel op iedere wedstrijd als gedurende de hele competitie of seizoen. Butler (in Kinkema & Harris, 1998, pp. 32-33) stelt dat het gebrek aan een duidelijk afgebakend seizoen in bijvoorbeeld tennis en golf een reden is waardoor deze sporten een minder groot publiek aantrekken.
De narratologische benadering van de mediatisering in de sport kan drie vormen aannemen. Sportverslaggeving kan ten eerste een totaalverhaal zijn. Het gaat hier dan over een geënsceneerd totaalverhaal met voor- en nabeschouwingen en anticiperende verslagen. Een voetbalwedstrijd is bijvoorbeeld een totaalspektakel dat duizenden toeschouwers trekt. De wereldbeker voetbal of de Olympische Spelen zijn dus niet louter artificieel. Ten tweede kan sportverslaggeving ook een tautologisch verhaal zijn. De overvloedige commentaren, eindeloze herhalingen van sportverslaggeving kunnen beschouwd worden als een tautologisch verhaal. Deze wijze van verslaggeving moet vooral de onzekerheid en de onvoorspelbaarheid van het spektakel camoufleren. Sportverslaggeving kan ook de vorm aannemen van een totalitair verhaal. Volgens Jean-Marie Brohm (in Jouret, 2000, p. 3) zijn grote sportevenementen die gemediatiseerd zijn op zich een soort van vervreemding. Andere auteurs, zoals Pascal Duret wijzen juist op de autonomie van het publiek, dat niet altijd alles slikt wat de verslaggevers vertellen. De kijker oordeelt zelf over de spektakelwaarde van het evenement. Deze autonomie moet echter voortdurend opnieuw worden veroverd.
2.4. Media, sport en gender
Één van de kenmerken van de sportverslaggeving is dat de beeldvorming over sport in sterke mate wordt bepaald door de media. De massamedia creëren belangrijke culturele informatie en houden deze ook in stand. De wijze waarop mensen zichzelf percipiëren en hoe dat anderen hen behandelen, wordt voor een groot deel bepaald door representatie in de media. Zo laat de media onder meer uitschijnen dat sportparticipatie voor jongens meer gepast is dan voor meisjes, dat mannen van natuur uit superieur zijn ten opzichte van. vrouwen in de sport en vrouwensporten minder belangrijk zijn dan mannensporten. Het bewijs hiervoor is talrijk aanwezig. Het aandeel mannensporten in de verslaggeving in alle media is ongeveer 85 %. De aandacht van vrouwelijke sporten op de televisie is in de loop der jaren toegenomen, maar bedraagt slechts 15 % van de totale uitzendtijd. Opvallend is dat de vrouwelijke sporten die wel in de aandacht komen van de media de nadruk leggen op elegantie en esthetiek, kenmerken van typische vrouwensporten. Vrouwen gymnastiek tijdens de Olympische zomerspelen en kunstschaatsen tijdens de Olympische winterspelen zijn hiervan een voorbeeld. Mannensporten waaraan de media aandacht schenkt benadrukken vooral typische mannelijke kenmerken zoals de fysieke sterkte en snelheid. De gegevens tonen aan dat typische vrouwelijke en mannelijke kenmerken nadrukkelijk aanwezig zijn in de berichtgeving. Uit de gegevens blijkt ook dat sportmedia de stereotiepe beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid bevestigen. (Coakley, 1998, pp. 385-386) Vrouwelijke en mannelijke topsporters spreken bepaalde beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid ook soms tegen. Vrouwelijke judoka’s die geen traan laten, staan in schril contrast met huilende mannelijke voetballers die in tranen uitbarsten na het verliezen van een wedstrijd. Dit zijn beelden die ingaan tegen de traditionele beelden van mannen en vrouwen. (Elling, 2003, pp. 17-18)
In de berichtgeving is er een duidelijk verschil merkbaar als het gaat over grote sportevenementen en de dagelijkse sportberichtgeving. In de ‘reguliere’ sportberichtgeving is er voornamelijk aandacht voor mannelijke sporten, terwijl vrouwen sterk ondervertegenwoordigd blijven. Gegevens uit een Engelse studie uit 1998 tonen aan dat 90.2 % van de sportprogramma’s op BBC1 betrekking hadden op mannen evenementen. 6.7 % was gewijd aan vrouwensport en 3.1 % aan gemengde verslaggeving. Ook de gemiddelde duur van een verslag op BBC 1 over vrouwen of mannen evenementen verschilt significant. De gemiddelde duur voor vrouwen was 17 minuten versus 42 minuten voor mannen. In de geschreven pers is het verschil mogelijks nog groter. 99.5 % van de sport gerelateerde artikels uit de Sun hadden betrekking op mannelijke sportevenementen. 88.5 procent van de sport gerelateerde artikels uit The Times ging over mannensporten, 10.9 % over vrouwensporten en 0.6 % over gemixte sporten. (Bernstein, 2002, p. 417)
De berichtgeving rond een groot sportevenement zoals de Olympische Spelen en meerbepaald de televisie verslaggeving verschilt duidelijk van dat van de dagelijkse sportberichtgeving. Vrouwensport en vrouwelijke sporters zijn dan wel relatief veel in beeld tijdens de Olympische Spelen. Uit een studie over de berichtgeving van NBC tijdens de Olympische Spelen van Atlanta blijkt dat vrouwen bijna evenveel zendtijd kregen als mannen. De onderzoekers concluderen dat NBC er in geslaagd is om de berichtgeving van mannen- en vrouwensporten gelijk te stellen en dat op twee manieren. Enerzijds in het aantal verschillende evenementen en anderzijds in het totale hoeveelheid minuten die gespendeerd werden aan sport van iedere gender groep. Maar de resultaten gaven ook aan dat vrouwelijke sporters meer aandacht kregen van de media wanneer zij deelnamen aan de sociaal aanvaarde individuele sporten. 61 % van de verslaggeving over vrouwen was bestemd voor het zwemmen, duiken en gymnastiek, waarvan gymnastiek 34 %. (Bernstein, 2002, p. 418)
Buiten de grote sportevenementen krijgen de vrouwen ook bij andere specifieke evenementen meer aandacht zoals schaats- of tenniskampioenschappen. Vrouwentennis is het enige voorbeeld waar vrouwen gelijke of meer aandacht krijgen dan de mannen. Ondanks de grotere media aandacht zijn bijvoorbeeld de prijzengelden nog steeds niet evenredig. Er is meer aandacht voor de vrouwelijke verschijning van de tennissters zoals bijvoorbeeld Anna Kournikova en Maria Sharapova. De looks en het imago van sommige speelsters zijn vaak doorslaggevender dan het geleverde spel. Tijdens de editie van Wimbledon in 2000 waren er voor iedere foto van winnares Lindsay Davenport 20 voor Anna Kournikova. (Bernstein, 2002, p. 423)
In vergelijking met de mannenevenementen wordt er echter minder moeite gedaan om de vrouwenevenementen op een spannende manier te presenteren. Mannenevenementen worden vaak geconstrueerd als een melodrama of thriller waaraan een historische betekenis is verbonden. Vrouwensporten worden vaker als een soort vriendelijk buurtspelletje voorgesteld. Mannen worden hoofdzakelijk als onafhankelijke en sterke personen afgebeeld. Vrouwen worden ook regelmatig als fysiek sterk voorgesteld, maar de vrouw is nog steeds afhankelijk van haar mannelijke coach, vader of vriend. Vrouwen worden ook als mentaal zwak afgebeeld. De verslaggeving van vrouwen in de sport is dus vaker triviaal en ambivalent. (Elling, 2003, pp. 17-18)
Inleiding
In de twintigste eeuw zijn er maar weinig internationale ontwikkelingen geweest die zoveel aandacht hebben gekregen als het begrip ‘globalisering’. Het is uitgegroeid tot een modewoord. Iedereen neemt het in de mond, te pas en te onpas. Voor velen is het de oorzaak van wereldwijde kommer en kwel, voor anderen een bron van globale mogelijkheden. Voorstanders zien in globalisering wereldwijde groei, en een kans voor meer mensen om volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijke en economische leven. Critici zien vooral een toenemende ongelijkheid, verdere economisering en McDonaldisering van het leven. Een duale maatschappij, waar het ieder voor zich is, het milieu wordt geplunderd, kortom een neerwaartse spiraal naar een maatschappij die door niemand wordt gewenst. (Naert & Coppieters, 2000, p.11)
Globalisering is een proces dat op alle aspecten van de samenleving een invloed uitoefent. Wij zullen daarvan de belangrijkste domeinen bespreken. De term globalisering wordt ook vaak gelijkgesteld met begrippen als Amerikanisering, McDonaldisering en cultureel imperialisme. Wat deze termen betekenen en hoe ze in het globaliseringdebat kunnen worden geplaatst zal aan de hand van de inzichten van Robertson en Ritzer worden verklaard.
3.1. Globalisering door de eeuwen heen
Een vaak gehoord argument is dat globalisering iets nieuws zou zijn. Niets blijkt minder waar. In feite is globalisering al net zo oud als de mensheid. Natuurlijk is het niet altijd hetzelfde geweest. Er zijn verschillende perioden te herkennen, met allemaal hun eigen kenmerken van globalisering. De verspreiding van de Islam en het Christendom, de veroveringen onder het Romeinse Rijk, de ontdekking van Amerika door Columbus, zijn voorbeelden die aangeven dat globalisering niets nieuws is. Het feit dat mensen vaak denken dat globalisering iets nieuws is, komt omdat we nu veel meer met onze neus op de gevolgen worden gedrukt. Helaas zijn dat vaak de negatieve gevolgen van globalisering. Mensen zijn vandaag ook veel meer op de hoogte van wat er in hun omgeving en de rest van de wereld gebeurt. Om de huidige globalisering beter te kunnen begrijpen is het goed om weten wat globalisering voorheen inhield en welke verschillende perioden er te onderscheiden zijn. David Held e.a. (2004b, pp. 417-435) onderscheiden vier perioden van globalisering door de eeuwen heen:
Premoderne globalisering (< 1500 na Chr.)
Vroeg moderne globalisering (ca. 1500 – 1850)
Moderne globalisering (ca. 1850 – 1945)
Huidige globalisering (>1945)
3.1.1. Premoderne globalisering
In deze periode stonden vooral de agrarische expansie en de verspreiding van wereldreligies centraal. Het merendeel van de mensen op de wereld leefde in die periode van de landbouw en veeteelt. Naast de landbouw was religie een belangrijk aspect in het leven. Mensen verplaatsten zich onder meer naar andere gebieden om daar hun geloofsovertuiging te prediken en mensen te bekeren. Dit kan dus al worden gezien als een vorm van globalisering. De handel die er bestond was dan ook voornamelijk gericht op de agrarische sector en vond eerder plaats tussen regio’s of woongebieden, daar er destijds nog niet echt sprake was van landsgrenzen. De handel die werd gevoerd met andere gebieden vond plaats over lange afstand, overwegend in Euroazië. De globalisering in deze periode wordt ‘thin globalization’ genoemd, vermits de beschavingen van Oceanië en Amerika gescheiden bleven van die in Euroazië en Afrika. (Held e.a., 2004b, pp. 415-418)
3.1.2. Vroeg moderne globalisering
De periode tussen 1500 en 1850 is de tijd van de grote Europese ontdekkingsreizigers. Europa was het centrum van de wereld en stuurde zijn zonen de wereld rond om nieuwe overzeese gebieden te ontdekken. Als gevolg hiervan en kenmerkend voor deze periode zijn de demografische stromingen tussen Europa, Noord en Zuid-Amerika en Oceanië. Deze werden versterkt door de politieke en militaire expansie, dat mee aan de basis lag van een Europees wereldrijk. Er ontstonden nieuwe vormen van economische globalisering zoals de grote handelsorganisaties, bijvoorbeeld de Verenigde Oost-Indische Compagnieën (VOC). Door al deze ontwikkelingen kwamen steeds meer plaatsen en mensen op aarde in contact met Europa. Centraal in deze periode staat dan ook de kolonisatie van landen door Europese landen. Men kan nog niet spreken van een echte globale expansie, vermits het voornamelijk was geconcentreerd op Noord- en Zuid Amerika en Oceanië. Tegen het einde van deze periode namen veel Noord-Amerikaanse koloniën afstand van Groot-Brittannië, net zoals vele Zuid-Amerikaanse landen onafhankelijk werden van Spanje en Portugal. (Held e.a., 2004b, pp. 418-421)
3.1.3. Moderne globalisering
In de periode van de moderne globalisering blijft het Westen de dominante actor in de wereld. De periode tussen 1850 en 1945 is er een van grote Europese migraties naar de Verenigde Staten. Ieren, Polen, Noren, emigreren naar de Verenigde Staten - ‘The promised land’ - om daar een nieuw leven op te bouwen. Samen met de Verenigde Staten oefent Europa nu druk uit op de wereld en Europa verliest zo zijn positie als enige wereldmacht. Deze westerse wereld bepaalt nu de regels in de wereld en verspreidt zijn ideologieën en opvatting op alle vlakken van de maatschappij. Het is in deze periode dat globalisering echt mondiaal is geworden. Mede aan de basis hiervan is het Europese koloniale systeem dat de verschillende delen van de wereld samenbrengt. Het koloniseren door Europese staten gaat onverminderd door, het vergeten continent Afrika is ditmaal aan de beurt. Het is tevens een periode waar de uitvindingen van vele technologische snufjes er voor zorgen dat de hele wereld met elkaar in contact word gebracht. Na de uitvindingen zoals de telegraaf, de telefoon en de radio is de factor afstand niet meer van belang. Spoorwegen worden aangelegd en men kan nu in eenzelfde tijd veel grotere afstanden afleggen dan voorheen. Er wordt echter een abrupt einde gesteld aan deze periode van globalisering door WOI. (Held e.a., 2004b, pp. 421-424)
3.1.4. Huidige globalisering
De huidige globalisering begint volgens David Held e.a. (2004b, pp. 424-430) na de Tweede Wereldoorlog. Zowel tijdens als na de Koude oorlog worden er mondiale militaire samenwerkingen geformeerd. Het internationaal recht ontstaat, net zoals regionale en mondiale wetgevingen en internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en Unicef. Er komt een golf van dekolonisatie en steeds meer gekoloniseerde landen worden onafhankelijk, zoals bijvoorbeeld Congo in 1960. De meeste aspecten van globalisering vinden plaats op wereldniveau. Het voorbeeld bij uitstek is de economische globalisering. De wereldhandel, de financiële markt en de productie van goederen zijn hier een aantal voorbeelden van. Globalisering is mondiaal, vermits overal op de wereld dezelfde situaties voorkomen. Zo vind je bijvoorbeeld overal ter wereld billboards terug van dure merkproducten. Maar het mes snijdt aan twee kanten. Deze economische globalisering is in zekere zin ook beperkt, daar maar een klein gedeelte van de bewoners op de wereld er positief gebruik van kan maken. Het verschil tussen arm en rijk is in deze periode op verschillende terreinen groter geworden.
Aan de hand van definities van een aantal wetenschappers proberen we in het volgend hoofdstuk te bepalen wat globalisering in het begin van de éénentwintigste eeuw nu juist inhoudt. Vervolgens gaan we dieper in op het globaliseringproces.
3.2. Globalisering
Volgens George Ritzer is globalisering ‘the worldwide diffusion of practices, expansion of relations across continents, organization of social life on a global scale, and growth of a shared global consciousness’. Rowe et al definiëren globalisering als een ‘set van krachten die een complex en onweerstaanbaar systeem van wereld economie, politieke en culturele afhankelijkheid produceert.‘ (Jackson & Melnick, 2002, p.430)
Voor Rowe is globalisering enerzijds een technische term die een beschrijving geeft van economische, politieke, technologische en communicatieve verbondenheid die gedurende eeuwen is geëvolueerd. Anderzijds verwijst globalisering naar ‘een snel veranderend proces op elk niveau, dat enorm snel is geaccelereerd sinds het einde van de twintigste eeuw en systematisch locale structuren en praktijken heeft doen afbrokkelen en zich dreigend aankondigt in een globale cultuur’. In het midden van dit theoretisch spectrum staat de natiestaat. Dit is zoweel een politiek-juridisch organisatie als een vertegenwoordiging van de eigen cultuur. (Rowe, 2003, p. 282)
Voor Antony Giddens (1990, pp. 63-77) omvat globalisering: ‘the intensification of world-wide social relations which link distinct localities in such a way that local happenings are shaped by events occurring miles and miles away and vice versa’ De wereld wordt als het ware kleiner maar de omvang en intensiteit van wereldwijde onderlinge verbanden zijn gestegen. De centrale elementen in deze beschouwing zijn de wereldeconomie, het internationale systeem van natie staten, de wereldwijde verspreiding van technologie en verdeling van arbeid, en een systeem van militaire bondgenoten en verdragen. (Maguire, 1999, p.13)
Roland Robertson (in Ritzer, 2003, pp. 71-73) brengt een overzicht van enkele elementen van de globaliseringtheorie. Een eerste vraag is of globalisering homogeniteit of heterogeniteit bevordert, of een mix van beiden? Ten tweede zoekt hij naar de relatie tussen het locale en het globale. Ten derde zoekt stelt Robertson zich de vraag wat de motor is achter heel het globaliseringsproces. De eerste twee vragen liggen in elkaars verlengde, vermits homogeniteit en globaliteit enerzijds en heterogeniteit en lokaliteit anderzijds samen worden geassocieerd.
Enkele bemerkingen van Panić (Panic, 2005, p. 4) sluiten nauw aan bij deze vragen van Robertons. Zo stelt hij zich de vraag of globalisering verwijst naar iets dat betrekking heeft op een relatief klein aantal landen of zoals het woord zegt, voor heel de wereld? En betekent globalisering meer dan enkel en alleen maar economische integratie en afhankelijkheid?
Als we het over de globaliseringtheorie hebben komen er dus drie elementen naar voren. Ten eerste wat is de relatie tussen het globale en het locale? Ten tweede zorgt globalisering voor meer heterogeniteit of homogeniteit? En ten slotte welke zijn de sleutelbegrippen, de drijvende krachten achter de term globalisering? Een antwoord op deze vragen vinden we terug in de begrippen glocalisering en grobalisering. De eerste term werd ontwikkeld door Robertson. Het verwijst naar het centrale element in zijn theorie: de sterk verbonden relatie tussen homogeniteit-heterogeniteit en het globale-locale. De term glocalisering negeert echter nog elementen die toch onder de noemer van globalisering kunnen worden geplaatst. Ritzer probeert met de term grobalisering hierop een antwoord te bieden en zo een meer gebalanceerde kijk te ontwikkelen binnen het globaliseringsdebat. Beide begrippen bestaan gelijktijdig onder de brede noemer van globalisering. In wat volgt gaan we dieper in op beide begrippen.
3.3. Glocalisering
De term ‘glocalisation’ is een samensmelting van de Engelse woorden global en local. Het locale moet verstaan worden als een aspect van het globale, ze zijn niet wederzijds exclusief. (Beck, 2000, p. 48) Binnen de visie van glocalisering is de wereld steeds meer pluralistischer aan het worden. De glocalisering theorie is gevoelig voor verschillen in en tussen gebieden in de wereld. Individuen en locale groepen hebben de kracht om zich aan te passen, nieuwe elementen te integreren in de glocaliserende wereld. De mens is hier een creatief individu. De media en andere sleutelelementen die aan de basis lagen van culturele verandering eind twintigste en begin éénentwintigste eeuw oefenen geen dwingende rol uit. Ze voorzien in materiaal dat gebruikt kan worden door individuen en groepen in de meer geglocaliseerde gebieden van de wereld.
Glocalisering is nauw verwant met drie begrippen, soms worden ze ook gebruikt als synoniem. Heterogeniteit is een term die de nadruk legt op diversiteit, een belangrijk kenmerk van glocalisatie. Hiertegenover staat de homogeniteit die kenmerkend is voor grobalisatie. De mix van het globale en het locale of hybriditeit is een tweede verwant begrip van glocalisatie en staat tegenover de uniformiteit van grobalisatie. Creolisatie tenslotte verwijst naar de creolisatie van taal. Het woord creool verwijst oorspronkelijk naar mensen van gemengde rassen. In de glocaliseringscontext wordt het gebruikt als een combinatie, een vermenging van talen. Het tegenovergestelde hiervan is purificatie, kenmerkend voor grobalisatie, waar alternatieve talen worden geweerd en uitgesloten opdat de puurheid van een taal of het ras niet zou worden aangetast. (Ritzer, 2003, pp.73-79)
3.4. Grobalisering
De term ‘grobalisation’ werd gecreëerd door Ritzer (2003, pp. 73-79), die hiermee tegengewicht wilt geven aan het begrip glocalisering. Grobalisation verwijst naar het Engelse woord ‘grow’. Grobalisering focust op de imperialistische ambities van naties, bedrijven en organisaties en hun wens om zich op te dringen in verschillende gebieden op deze wereld. Hun hoofddoel is hun eigen macht, invloed en soms ook voordelen en winst te zien groeien in de wereld. Binnen de grobalisering theorie wordt de wereld steeds meer gelijk, zij minimaliseren dan ook de verschillen in en tussen gebieden in de wereld. Individuen en groepen worden niet in staat geacht om zich aan te passen, om innovaties uit te voeren binnen een gegrobaliseerde wereld. Grote machtsstructuren overheersen het individu zodat zij niet meer de mogelijkheden hebben om zich zelf en hun wereld te ontwikkelen. Sociale processen zijn hoofdzakelijk unidirectioneel en zeer gedetermineerd. Locale culturen en gewoontes worden aan banden gelegd door de steeds toenemende ‘grobal’ cultuur. In de gebieden waar grobalisering op de voorgrond treedt heeft de media een zeer bepalende rol ten opzichte van. individuen en groepen.
De term grobalisering omvat diverse subprocessen zoals onder meer kapitalisme, Amerikanisering en McDonaldisering. Ondanks dat ze apart worden besproken moeten we erop wijzen dat ze een sterke verbondenheid vertonen. Zo kan bijvoorbeeld McDonalidsering ook besproken worden onder het proces van Amerikanisering. Wij opteren ervoor om de indeling van Ritzer verder te volgen en de drie begrippen afzonderlijk te bespreken.
3.4.1. Kapitalisme
Er is geen enkele kracht die zowel in het verleden als in het heden zoveel heeft bijgedragen aan heel de globalisering en de grobalisering in het bijzonder, dan kapitalisme. Karl Marx zag al in dat kapitalistische bedrijven genoodzaakt waren om hun activiteiten uit te breiden. Al in de eerste kapitalistische bedrijven waren er reeds globale ambities. Wanneer de mogelijkheden om grote winsten te maken verdwenen in hun eigen landen, moesten ze hun heil proberen te vinden in het buitenland. Met de komst van de Koude Oorlog werd er een rem geplaatst op heel het grobaliseringsproces. Na de val van de muur van Berlijn en het wegebben van het communistische ideeëngoed werden de wegen weer geopend en kreeg het kapitalistische principe weer vrij spel. Tegen het einde van de twintigste eeuw introduceerden ook landen als Rusland en China steeds meer kapitalistische elementen in hun samenleving en economie.
Het kapitalistische economische systeem oefent een zeer belangrijke invloed uit op politiek niveau. Een speciale rol is weggelegd voor de Verenigde Staten. Hun wens om democratie te zien zegevieren over dictatoriale regimes, militaire regimes of nazaten van het communistische principe is nauw verbonden met het kapitalistische systeem. Democratische systemen zijn namelijk meer geneigd om het kapitalistische systeem over te nemen en staan meer open voor de soms vijandelijke invallen van kapitalistische bedrijven van andere landen, in het bijzonder de Verenigde Staten. In de gevallen waar een samenleving niet wil evolueren richting ‘democratie’, is de Amerikaanse overheid niet verlegen om via hun militaire inmenging het desbetreffende land een duwtje in de rug te geven. Het recente voorbeeld van Irak spreekt voor zich. (Ritzer, 2003, pp. 80 - 82)
3.4.2. Amerikanisering
‘Globalization has a distinctly American face; It wears Mickey Mouse ears, it eats Big Macs, it drinks Coke or Pepsi and it does its computing on an IBM or Apple laptop, using Windows 98, with an Intel Pentium II processor and a network link from Cisco systems’. (Friedman in Ritzer, 2000, p.177)
Dit voorbeeld beschrijft perfect wat Amerikanisering betekent namelijk het proces waarbij de Amerikaanse cultuur, producten en meningen worden opgedrongen aan andere culturen ten koste van de eigen binnenlandse cultuur. Dit proces verwijst niet enkel naar het importeren van de Amerikaanse nationale cultuur en Amerikaanse producten, maar het breidt zich uit tot waarden en normen, idealen en gedragspatronen die mee worden overgenomen. (Jackson & Melnick, 2002, p. 429) Van Elteren definieert Amerikanisering als: ‘The idea of a global homogenization under the hegemony of American popular culture.’ (Van Elteren, 1996, p. 65) Het Amerikaanse industriële model, de Amerikaanse media en in het bijzonder Hollywood en de populaire Amerikaanse muziek, de verkoop van de uitzendrechten van Amerikaanse sporten zoals de NBA basketbalcompetitie aan buitenlandse televisiezenders, Coca Cola, Pepsi, jeans, computer software het zijn allemaal voorbeelden van Amerikanisering.
3.4.3. McDonaldisering
George Ritzer definieert McDonaldisering: ‘as the process by which the principles of the fast food restaurant are coming to dominate more sectors of society.‘ (Ritzer, 2000, p. 1) Ook bij het begrip McDonaldisering komt het debat van het globale en het locale terug. McDonaldisering wordt door sommigen aanzien als een éénzijdig proces van Amerikaans cultureel imperialisme. Voor anderen zorgen de locale omgevingen voor een transformatie van een systeem zoals McDonaldisering. McDonaldisering is dan geen vorm van cultureel imperialisme maar een lokaal fenomeen. Ondanks dat het basismenu in iedere McDonald’s overal ter wereld wordt geserveerd, heeft Mcdonald’s wel lokale gerechten en specialiteiten toegevoegd aan zijn menukaart in vele landen. Volgens de president van McDonald’s International is het doel van zijn bedrijf ‘to become as much a part of the local culture as possible’. (Ritzer, 2000, pp. 172-177) McDonaldisering heeft vier dimensies: effciëntie, berekenbaarheid, betrouwbaarheid, winstgevend zijn en controle. Een eerste dimensie van McDonald’s is op de meest efficiënte methode een bepaald doel bereiken. Berekenbaarheid is een tweede dimensie. Dit betekent dat de organisatie van een evenement de nadruk legt op berekenbare voordelen. Een voorbeeld hiervan is het Amerikaanse ‘how bigger is better’ syndroom. Kwantiteit neemt de bovenhand op kwaliteit. De derde dimensie van McDonaldiseringisation is de voorspelbaarheid, of dezelfde ervaring aanbieden in alle gebieden. De laatste dimensie is over de klanten, een beperkt aantal keuzes aanbieden, maar ook controle over de werknemers. (Duke, 2002, pp. 7-8) (Ritzer, 2000, pp. 11-14)
3.5. Soorten globalisering
Globalisering is dus een zeer breed proces dat men vanuit verschillende invalshoeken kan benaderen. Ruud Lubbers, voormalig Minister – President van Nederland, en Ignacio Ramonet, hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique onderscheiden drie ontwikkelingen in verband met globalisering: economische, technologische en politieke globalisering. Zelf zullen we enkel de economische en politieke invalshoek bespreken, aangevuld met het onderwerp van culturele globalisering. In tegenstelling tot de termen glocalisering en grobalisering heeft de onderstaande verdeling betrekking op de volgens ons drie belangrijkste domeinen of invalshoeken waar globalisering zich afspeelt. Glocalisering en grobalisering vertelden ons iets meer over het niveau waarop deze domeinen zich afspeelden.
3.5.1. Economische globalisering
Ondernemingen zoals Philips, Unilever of Shell zijn al een tijdje global, lang voordat de huidige betekenis van globalisering zijn intrede deed. De economische component van globalisering heeft een grote voorsprong op de politieke. Het vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal binnen de Europese Unie, de invloed van de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) en nu de WTO (World Trade Organisation) en NAFTA (North American Free Trade Agreement), hebben de economische globalisering enorm versneld. De economische tak is in feite de bron voor de technologische, politieke en culturele globalisering. (Naert & Coppieters, 2002, pp. 12-13)
3.5.2. Politieke globalisering
De politieke globalisering is het minst ontwikkeld. Denk maar aan de huidige en moeizame stemmingen in de Europese lidstaten omtrent de Europese grondwet. In 1989 bij de val van de Berlijnse muur leekt het er even op dat politieke globalisering zich in een versneld tempo zou voltrekken. Er werd wereldwijd gekozen voor markt en democratie. Dertig jaar geleden leefde men nog in een samenleving met drie werelden. Een eerste wereld koos voor markteconomie en een democratie met meerdere partijen. De tweede wereld, die van de communistische landen, koos voor planeconomie. De derde wereld behoorde niet tot de eerste of tweede wereld. Dit waren de zogenaamde niet-gebonden landen, die bezig waren met het loskoppelen van het kolonialisme. Met de val van de muur kwam er een einde aan deze trilogie. Het gekende gevolg is dat markt en democratie zich verder, wereldwijd hebben verspreid. Noord-Korea en Cuba – twee landen van de ax of evil volgens President George Bush Junior – zijn nog twee vertegenwoordigers van de tweede wereld. Ondanks de verder doorgedreven markteconomie en democratie. (Naert & Coppieters, 2002, pp. 184-185)
3.5.3. Culturele globalisering
We kunnen duidelijk stellen dat er in de laatste decennia een fenomenale groei is geweest van culturele goederen. De ontwikkeling en de verspreiding van informatie-en communicatietechnologie is hierin een belangrijke component. Net zoals bij het globaliseringproces zijn er ook op cultureel vlak duidelijke verschillen te herkennen tussen bepaalde regio’s en soms continenten in de wereld. Ondanks dit verschil zijn alle categorieën – printmedia, muziek, cinema, fotografie, radio en televisie – substantieel gegroeid. Globalisering van de technologie bijvoorbeeld refereert naar de snelheid waarmee nieuwe technologie zich verspreid over de wereld. De beschikbaarheid van nieuwe technologieën groeit dagelijks. En misschien wel het belangrijkste aspect van de technologische globalisering is dat afstand en tijd als het ware geen rol meer spelen. Men download vanuit New York software, gemaakt in Australië. De mogelijkheden van de huidige telecommunicatie maken het mogelijk om in real time over eender wat, waar ter wereld te beschikken. (Naert & Coppieters, 2002, pp. 12-13)
Globalisering en meerbepaald grobalisering wordt aanzien als een vorm van transnationale expansie van gemeenschappelijke codes, gewoontes, m.a.w. een zekere homogeniteit. Deze trend naar homogenisering wordt vaak geassocieerd met cultureel imperialisme of de groeiende internationale invloed van één bepaalde cultuur vaak het Westen en de Amerikaanse cultuur maar ook bijvoorbeeld de Japanse cultuur. De Amerikaanse cultuur is zeer duidelijk aanwezig binnen het domein van culturele globalisering denk maar aan de Amerikaanse invloed op het gebied van popmuziek, computer hard- en software en films. (Held, 2004a, pp. 49-52) Japanisering heeft in Europa niet zo een grote invloed maar speelt wel een grote rol in Azië. Igarashi definieert Japanizering als:
‘… te penetration of Japanese popular culture and the subsequent influence it has in East Asia. This is being abetted by the large-scale economic penetration of Japanese business into East Asia which began in the late 1980s and which is happening alongside this penetration of popular culture.’ (Chiba e.a., 2001, p. 206)
De theorie van cultureel imperialisme wordt dan ook het vaakst gebruikt om culturele globalisering te omschrijven.
3.6. De gevolgen van globalisering
Globalisering heeft een positieve bijklank en lijkt bovendien veel voordelen te bezitten. Globalisering wordt vaak gepresenteerd als een noodzakelijk en gunstig proces. Producten worden bijvoorbeeld goedkoper en worden sneller en in een grotere variëteit geleverd. Maar globalisering heeft ook verregaande negatieve consequenties op vele niveaus.
Op het economisch vlak neemt de dominantie van financiële markten toe. En de dictatuur van de financiële markten treft al lang niet meer enkel de economisch zwakke landen. Wie kapitaal of investeerders wil aantrekken op de global financial market dient zich te schikken naar de eisen en de verlangens van de kapitaalverschaffers. Het IMF (Internationaal Monetair Fonds) heeft bijvoorbeeld maar één recept voor alle landen in de Derde Wereld. Het adviseert of dwingt hen absolute prioriteit te geven aan de uitbreiding van de export en de afbetaling van de buitenlandse schuld. Loonreducties, inkrimping van personeelsbestanden, etc het zijn allemaal negatieve economische gevolgen van globalisering.
Over de hele wereld nemen de migratiestromen en het aantal vluchtelingen toe. Één van de belangrijkste oorzaken hiervan is de liberalisering en internationalisering van goederen- en kapitaalverkeer. Vluchtelingen overal ter wereld zijn maar op zoek naar één ding: een betere leefomstandigheid (Naert & Coppieters, 2002, p. 80)
Globalisering is ook mede verantwoordelijk voor het toenemend verschil tussen arm en rijk. Het aandeel van de rijkste twintig procent in de wereld zag zijn mondiale inkomen stijgen van 70 % in 1965 tot 85 % in het begin van de jaren negentig. De armste twintig procent heeft nu nog slechts 1.4 % in handen.
De ecologische effecten zijn misschien wel de meest bekende negatieve gevolgen van globalisering. De liberalisering van de handel moedigt een bepaald soort economische groei aan waar verspilling het kernwoord is, en dat leidt tot nog meer milieuvernietiging.
We kunnen concluderen dat het huidige globaliseringproces verregaande negatieve gevolgen heeft voor de grote meerderheid van de huidige wereldbevolking en voor de toekomstige generaties. (Went, 1996, pp. 21-40)
3.7. Globalisering en sport
De Nederlandse sportsocioloog Maarten van Bottenburg (2001, pp. 6-7) geeft verschillende redenen voor de globalisering van sport. Op de eerste plaats had migratie een significante impact. De snelle bevolkingsgroei zette een reeks stromen van Europese immigranten in beweging. Deze individuen waren op zoek naar een beter leven, vele Ieren en Noord Europeanen gingen hun heil zoeken in Amerika. Een neveneffect hiervan was de stimulans en de verdere expansie van de Europese cultuur en met name ook van de typische sporten. Een tweede invloed was de economische en politieke expansie. Competitiviteit tussen Europese landen en bedrijven was een stimulans voor de kolonisatie en internationale handel. Engelse en later ook andere westerse zeilers en verkopers brachten verschillende sporten in alle werelddelen.
Ten derde waren de kerk, de school en het leger van invloed. De mobilisatie en de verplaatsing van internationale troepen tijdens de tweede wereldoorlog brachten duizenden jonge mannen in contact met verschillende sporten. Legereenheden die in verre koloniale gebieden voor lange tijd waren gestationeerd, alsook missionarissen introduceerden Westerse sporten. De sociaal-religieuze YMCA combineerde religieuze propaganda met educatie en sport meerbepaald basketbal en volleybal. Het was een sportinstructeur van de YMCA die volleybal ontwikkelde met als doelstelling de ouderen die basketbal als te vermoeiend ervaarden een alternatief aan te bieden. (Dejonghe, 2001, p. 103) Ten laatste bespreekt Van Bottenbrug de bijdrage van de media in de globalisering van sporten. Eind negentiende en begin twintigste eeuw hadden dagbladen en magazines in de hogere sociale klasse een significante rol. In de tweede helft van de twintigste eeuw zorgde de opgang van de elektronische media voor een ware revolutie in de verspreiding van cultuur. Televisie en andere media informeerden een groter aantal mensen in een groter aantal landen, sneller en in detail over grote sportevenementen in andere delen van de wereld. Van Bottenburg concludeert dat groepen met internationale banden acteerden als katalysators. Zowel op een onbewuste als bewuste manier tijdens de verspreiding en popularisering van sporten.
Het globale sportsysteem is gedeeltelijk gebaseerd op een interne dynamiek die inherent was en is aan moderne sporten. Krachtmetingen tussen spelers was een centraal kenmerk van moderne sporten in het begin. De striktere standaardisatie van regels en sporten die werden gespeeld over heel de wereld, betekende dat spelers een bijna ongelimiteerd potentieel aan tegenstanders hadden. In de tweede helft van de negentiende eeuw sprak men van de eerste ‘wereldkampioenen’. In het begin waren deze wereldkampioenen veelal sporters die tijdens een internationale competitie een Brit of Brits team hadden verslagen. Uiteindelijk bleef er lange tijd veel discussie bestaan over wie nu wel of niet de wereldkampioen was in zijn sporttak. Deze controverse lag dan ook mede aan de basis voor het oprichten van internationale sport organisaties. Zij dienden in feite orde te brengen in de chaos van records en kampioenschappen. (Van Bottenburg, 2001, pp. 6-7)
De globalisering van de sport heeft dezelfde wegen gevolgd als de meeste andere maatschappelijke domeinen met als gevolg dat vele internationale sportevenementen gedomineerd worden door de rijke naties uit het Westen. Volgens Joseph Maguire en Hilary McD. Beckles (in Houlihan, 2003, p.349) hebben de landen uit het westen economische en technologische voordelen die hen de mogelijkheid geven om de sportwereld te domineren. De G8 (Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Canada, Italië, Rusland en Japan) vertegenwoordigen de acht economisch sterkste landen met een aandeel van 65 % van de wereldhandel. Het waren ook deze acht landen die 44 procent van alle medailles wegkaapten tijdens de Olympische Spelen van Sydney 2000. (Houlihan, 2003, p. 349)
Sport is een motor in het globaliseringsproces. Sportprogramma’s bereiken wereldwijd een miljardenpubliek en sportkledij is een statussymbool van sportiviteit. Sport leidt op internationaal gebied tot de vorming van identiteiten: fans associëren zich met hun sportidolen en het nationale gevoel komt naar boven als een nationaal team succes boekt. Een ander aspect van de globalisering van sport is de internationale immigratie van topatleten. (Vanreusel & Scheerder, 2000, pp. 45-46) In het voetbal zien we bijvoorbeeld de vele Zuid-Amerikanen en Afrikanen die hun komen zoeken in Europa. In de atletiek is dit een recenter fenomeen zoals bijvoorbeeld de vele Keniaanse afstandlopers die zich naturaliseren tot Quatarees. De voornaamste reden voor de nationaliteitsverandering is het geld dat het kleine oliestaatje aanbiedt. ‘In Qatar krijg ik voor de rest van mijn leven 1000 dollar per maand’ aldus Stephen Cherono, die nu door het leven gaat als Saif Saeed Shaheen. (De Vos, 15.08.2003)
Ook het fenomeen van de ‘borderless athletes’ is hier op zijn plaats. Dit zijn atleten die zowel nationale, raciale als etnische grenzen overstijgen in de sportwereld. Het zijn atleten die hun sport beoefenen in en voor landen waar ze niet geboren zijn en waarmee ze een zwakke band hebben. Het grote aantal Canadese ijshockey spelers in Japan is hiervan een voorbeeld. (Chiba e.a., 2001, pp. 203-204)
Een ander aspect van de sportglobalisatie is de manier waarop de hedendaagse bewegingscultuur zich vandaag in de stedelijke omgevingen profileert. Grote sporttempels bepalen mee de stadsarchitectuur in grootsteden en in de stedelijke wijken ontstaat er een soort eigen bewegingsculturele orde. City-basket en skaten maken allemaal deel uit van het straatbeeld. (Vanreusel & Scheerder, 2000, pp.45-46)
Inleiding
Zwemmen, fietsen en hardlopen. Drie verschillende en laagdrempelige sportactiviteiten die door veel mensen beoefend worden om fit en gezond te blijven. Als men deze drie sporten achter mekaar plakt heeft men de ingrediënten voor de triatlonsport.
Triatlon bestaat nog maar ruim 30 jaar en in dit hoofdstuk zullen we dan ook de geschiedenis van deze sport van naderbij bekijken. Triatlon bestaat in vele vormen en afstanden, wat we nu juist onder triatlon verstaan wordt in een tweede paragraaf besproken. Verder behandelen we de vraag waarom mensen aan triatlon doen en wat nu de juiste schrijfwijze is. We beïndigen dit hoofdstuk met een bespreking van de triatlonsport in België.
4.1. De geschiedenis van de triatlonsport
Triatlon heeft nog maar een jonge geschiedenis en er zijn reeds verschillende verhalen die het ontstaan van de triatlonsport verklaren. De Verenigde Staten is de bakermat van de moderne triatlonsport. Met moderne triatlon bedoelen we achtereenvolgens en aansluitend een combinatie van zwemmen, wielrennen en hardlopen. In Frankrijk is er in het begin van de twintigste eeuw wel al sprake van een soort triatlon. Deze vorm is echter nooit uitgegroeid tot wat wij vandaag verstaan als triatlon.
In 1904 wordt een onderdeel van de Olympische Spelen ‘triathlon’ genoemd. Het is een combinatie van verspringen, kogelstoten en ‘100-yard dash’ of 91.4 meter sprint. (“History of Triathlon”, 2005) Rond 1920 werden er zowel in de streek van Parijs als Marseille wedstrijden georganiseerd onder de namen ‘la course des trois sports’ en ‘les trois sports’. In 1902 was er een competitie aan de oevers van de rivier de Marne in de regio van Parijs. In Joinville le Pont namen sporters deel aan een test die de naam ‘les trois sports’ meekreeg. Op het programma stonden hardlopen, wielrennen en kanovaren. Deze traditie werd behouden en in 1920 wordt door George Wambst, een beroemde pistier uit zijn tijd en winnaar van vele 6-daagse wielerwedstrijden, het kanovaren vervangen door zwemmen. Het resultaat is een wedstrijd van 4 km hardlopen, 12 km fietsen en zwemmen over de Marne. In 1945 verplaatst ‘Les trois sports’ zich naar het westen van Parijs, naar de stad Poissy. Onder invloed van de oorlog en ook mede door het verhuizen van de wedstrijd krijgt hij een andere naam: ‘Course des débrouillards’. In de jaren zeventig wordt de naam verandert in ‘Course des Touche à Tout’. Ondanks de goede wil, maar vooral door een gebrek aan ambitie verdwijnt ze van het toneel. (“Histoire du triathlon”, 2001)
In de twintigste eeuw is de mens meer nadruk gaan leggen op het individu zowel fysisch als psychisch. Bijgevolg werd men ook meer en meer bewust van het eigen lichaam en ontstond er een grotere drang naar het exploreren van de eigen fysieke grenzen. In de jaren zeventig was de marathon een zeer populaire activiteit. De voldoening van de deelnemers lag vooral in het finishen. Tegen het einde van dat decennium verdween echter de mystiek rond de marathon. Een nieuwe sport had ondertussen zijn intrede gedaan: de triatlon. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de marathongekte van invloed is geweest op de triatlon en het de deur heeft geopend voor het succes van deze nieuwe sport. In 1985 schreef Town (1985, p. 1) de toen nog profetische woorden: ‘If the early years of 1980 offer us any prediction about the future of triathlons, we can safely assume the event is here to stay.’
In juli 1973 neemt de Amerikaanse hardloper Jack Johnstone deel aan de ‘Dave Pain Birthday Biathlon’. Een wedstrijd die bestaat uit achtereenvolgens ruim zeven kilometer hardlopen en ongeveer 250 meter zwemmen. Johnstone eindigt, mede door zijn zwemverleden, bij de eerste twintig, een jaar later zelfs bij de eerste tien. Door deze mooie resultaten krijgt hij de smaak te pakken en bijgevolg gaat hij zelf op zoek naar meer van dergelijke evenementen. Deze blijken zeer schaars te zijn en hij besluit om dan maar zelf zo een evenement te organiseren. Via de wedstrijdsecretaris van de San Diego Track Club hoort hij dat Don Shanahan ook met dergelijke plannen rondloopt. Shanahan wil, naast het zwemmen en hardlopen, fietsen als derde onderdeel toevoegen. Het resultaat is de Mission Bay Triathlon. In de septembernieuwsbrief van de San Diego Track Club van 1974 wordt dit evenement als volgt aangekondigd.
De eerste jaarlijkse? Mission Bay Triathlon, een wedstrijd bestaande uit de onderdelen hardlopen, fietsen en zwemmen, zal op 25 september om 17.45 van start gaan op de dijk naar Fiesta Island. Het evenement zal bestaan uit bijna 10 kilometer hardlopen (kleinste ronde 4.5 kilometer), 8 kilometerfietsen (1 ronde) en 450 m zwemmen (minimumafstand 225 m). Ruim drie kilometer van het looponderdeel wordt op blote voeten over gras en zand afgelegd. Iedere deelnemer moet zijn eigen fiets meenemen. Voor de eerste vijf zijn prijzen beschikbaar. Voor meer informatie kun je contact opnemen met Don Shanahan of Jack Johnstone. (Rozendaal, 2004. pp. 15-16)
Op de wedstrijddag staan er 46 voornamelijk recreatieve deelnemers aan de start. Het merendeel gebruikt gewone fietsen. Iedereen haalt de finish in een tijd variërend van net onder het uur, tot ruim anderhalf uur. Een van de deelnemers is marineofficier John Collins. Hij is later mede-initiatiefnemer van de Ironman triathlon op Hawaï in 1978. De Mission Bay Triathlon wint de daaropvolgende jaren aan succes. Onder de deelnemers bevinden zich de latere Ironman-winnaars Tom Warren en Scott Tinley.
De allereerste Ironman triathlon wedstrijd wordt georganiseerd op 18 februari 1978. In het begin van de jaren 80 wint de Ironman triathlon aan belangstelling, mede door de toenemende media aandacht. Door de toegenomen populariteit voor de volledige afstand ontstaan er ook triatlons over kortere afstanden zoals de halve, de kwart en achtste. Door de verschillende variaties, neemt het aantal wedstrijden toe. De sport blijft verder groeien wat resulteert in de oprichting van de Europese Triathlon Unie, de ETU, op 17 augustus 1984 in Almere. In het daaropvolgende jaar worden de eerste officiële Europese kampioenschappen over de kwart, de halve en de hele afstand gehouden. In het Franse Avignon wordt in 1989 de Internationale Triatlon Unie (ITU) opgericht. (Clonen, 2000, p. 22)
Anno 2004 zijn er meer dan 125 landen aangesloten bij de ITU. De olympische erkenning van de sport komt er op 4 september 1994 tijden het IOC-congres in Parijs. Er wordt besloten om het debuut van de sport te laten plaatsvinden tijdens de Spelen van Sydney in het jaar 2000. Vanaf dat moment vinden er elk jaar over de hele wereld World Cup wedstrijden plaats voor de internationale toptriatleten. (Rozendaal, 2004. p. 13) (“Wat zijn triathlon en duatlon?”, 2004)
4.2. Wat is triatlon?
Triatlon is een multisport waarbij verschillende duursporten achter elkaar worden beoefend. Op zich is dat niet zo uniek, in de oudheid werd tijdens de Olympische Spelen bijvoorbeeld de pentatlon beoefend. Deze vijfkamp bestond uit verspringen, speerwerpen, discuswerpen, hardlopen en worstelen. Tijdens de moderne Olympische Spelen staan tijdens de zomereditie de tienkamp en de moderne vijfkamp op het programma. Tijdens de winterspelen is er de biatlon, een sport waarbij schieten en langlaufen worden afgewisseld.
Triathlon is een sport die uit meerdere onderdelen bestaat en afhankelijk van het jaargetijde kan men verschillende vormen onderscheiden. Het kan gaan van hardlopen-fietsen-hardlopen (run-bike-run of duatlon) in het voorjaar en het najaar, tot zwemmen-fietsen-hardlopen in de zomer, tot hardlopen-fietsen-schaatsen/langlaufen in het najaar en in de winter. Andere combinaties zijn bijvoorbeeld zwemmen-lopen (aquathlon), rolski-en skeeler-triatlons. De meest populaire vorm is nog steeds de zomervariant. In deze eindverhandeling gaan we dieper in op de klassieke vorm van triatlon: zwemmen, fietsen en lopen. Duatlon en de bijhorende Powerman competitie zal bijgevolg niet aan bod komen. (Rozendaal, 2004. pp. 13-17) Inmiddels is er een hele variatie aan afstanden, van mini- tot hele triatlons. (zie tabel 2)
Tabel 2: De verschillende triatlonafstanden
Triatlonafstand |
Zwemmen |
Fietsen |
Hardlopen |
Mini |
250 m |
10 km |
2.5 km |
Sprint |
750 m |
20 km |
5 km |
Achtste |
500 m |
20 km |
5 km |
Kwart |
1 km |
40 km |
10 km |
Olympisch |
1.5 km |
40 km |
10 km |
Midden |
2.5 km |
80 km |
20 km |
Hele |
3.8 km |
180 km |
42 km 195 m |
Bron: Rozendaal, 2004. p 13.
Triatlon is een jonge sport en heeft nog een lange toekomst voor zich. Sinds de eind jaren zeventig zijn de triatlons en triatleten gestaag toegenomen. Mede hierdoor zijn ook de prestaties verbeterd. De eerste winnaar van de Ironman deed er nog ruim elf uur en drie kwartier over. Eind jaren negentig spreken we over tijden net onder de negen uur. (Rozendaal, 2004, p. 19)
John Howard was Amerika’s beste wielrenner uit de jaren 70 en was de eerste echte ster die deelnam aan de Ironman wedstrijd in Hawaï. Hij was in zijn allereerste Ironman het voorbeeld van een triatleet die één van de drie onderdelen perfect beheerste maar in de andere twee matig presteerde. De theorie dat het voldoende was voor triatleten om goed te zijn in één van de drie onderdelen werd meteen tenietgedaan. De beste triatleten zijn goed in alle drie de disciplines. Tegenwoordig moet men voor alle drie de onderdelen over de juiste capaciteiten beschikken om bij de eersten te eindigen. (Babbit, 2003, p. 24)
Triatlon is een individuele sport, dit betekent ook dat stayeren tijdens het fietsen verboden is. Stayeren is het zodanig vlak achter een voorganger fietsen dat men voordeel heeft omdat de voorganger de wind 'afvangt'. Stayeren vond zijn oorsprong in de begin jaren 80 waar het opgenomen werd in de reglementen om het individuele karakter van de triatlonsport te bewaren. Stayeren is niet toegestaan in triatlon. In wedstrijden moet men minimaal tien meter afstand houden ten opzichte van. de voorganger. Stayeren achter organisatie- of jury-voertuigen is ook verboden, hierbij dient men tenminste 35 meter afstand te houden. In 1995 besloot de ITU dat bij een select aantal wedstrijden voor prof-atleten stayeren is toegestaan. (Davies, 1996, p. 19) In die wedstrijden ontstaan er tijdens het fietsen dan ook hele pelotons van triatleten die samen blijven fietsen en vervolgens vrijwel tegelijkertijd aan het lopen beginnen. Deze beslissing van de ITU is onder triatleten (zowel profs als amateurs en recreanten) met gemengde gevoelens ontvangen, omdat daarmee het individuele karakter van de triatlonsport verloren dreigt te gaan. Triatlon wordt er als kijksport alleen maar aantrekkelijker op. Er ontstaat dan bijna een zelfde wedstrijdverloop als bij het wielrennen, waar het ploegenspel wordt gespeeld, demarrages worden geplaatst enz. Deze sportieve ontwikkelingen kunnen de aantrekkelijkheid verhogen voor potentiële geldschieters, die misschien hun graad zien in het sponsoren van een echte triatlonploeg. De verdere ontwikkeling van een sport waarbij de individuele triatleet tijdens het fietsen in een echt ploegensysteem en een bijhorende tactiek toepast, is eigenlijk in het World Cup circuit al in gang gezet. Stayeren is niet toegestaan in het Ironman circuit.
De volledige triatlon blijft nog steeds de meest aantrekkelijke discipline. De magie en de heroïek zal blijven bestaan. De intrede van triatlon op de Olympische Spelen in Sydney 2000 heeft de triatlonsport helemaal op de wereldkaart gezet. De olympische afstand is ondertussen de meest populaire discipline geworden. (Rozendaal, 2004, pp. 20-21)
4.3. Waarom doen mensen aan triatlon?
Wat zorgt ervoor dat mensen zich gaan wagen aan een triatlon? Er is geen sport die tijdrovender of duurder is. Er is ook geen sport waar er meer over ‘gekken’ wordt gesproken dan bij triatlon. Buitenstaanders kijken dan ook vaak met veel bewondering naar de prestaties van deze atleten. Triatlon wordt vaak geassocieerd met ‘onmenselijk zwaar’, maar de keuze om het zwaar en lang te maken ligt volledig bij de triatleet zelf. Net zoals bij hardloopwedstrijden is er een grote variatie in afstanden van zeer kort tot zeer lang. Maar er zijn weinig sporters die zo gepassioneerd bezig zijn met hun sport als triatleten.
Het succes van de sport ligt vooral in de variëteit en veelzijdigheid. De combinatie van drie laagdrempelige sporten zorgt ervoor dat vele recreanten hun gading vinden in de verschillende afstanden en combinaties. De veelzijdige en afwisselende training voor een triatlon voegt een extra dimensie toe aan het bewegen van mensen die louter voor het plezier of de conditie sporten. (Rozendaal, 2004, p. 11) De triatlonsport heeft dan ook een groot vrijheidsaspect, trainen kan in principe altijd en overal, waar en wanneer je wil. Triatleten worden vaak door de gemoedelijke onderlinge sfeer aangetrokken. Triatlon is dus een breed toegankelijke sport met een apart karakter dat de duursporters aantrekt die niet op zoek zijn naar het gewone of gemiddelde. (“Wat zijn triathlon en duatlon?”, 2004)
4.4. Triatlon of triathlon?
De term ‘triathlon’ is voorzover bekend bedacht in 1974 door de organisatoren van de Mission Bay Triathlon. De sportprijzenhandelaar die instond voor de prijs op deze eerste triathlon kwam voor een probleem te staan. Hij wist in eerste instantie namelijk niet hoe hij het woord triathlon moest spellen. Een nieuwe sport, een nieuwe benaming en bijgevolg was het woord triathlon niet terug te vinden in een woordenboek. Jack Johnstone leidde de benaming af van bestaande woorden als decathlon en pentathlon. (Rozendaal, 2004, p 13)
Ook vandaag nog is er twijfel omtrent de spelling van het woord triathlon. In Nederland werd bij de introductie van de sport in eerste instantie de Amerikaanse/internationale spelling overgenomen. Het woorddeel –athlon, gaat terug naar het Griekse woord ‘athlon’, dat ‘wedstrijd’ betekent. ‘Tri’ slaat op het aantal disciplines dat in de wedstrijd wordt afgewerkt. Pas bij de spellingsherziening van 1995 werd de stomme ‘h’ uit triathlon geschrapt. De officiële spellingswijze is dus ‘triatlon’. Vandaag de dag worden in Nederland beide spellingwijzen in de praktijk door elkaar heen gebruikt. De media hanteren voornamelijk de officiële spellingsregels, de triatleten en de wedstrijdorganisatoren hanteren nog steeds de originele spelling. In België wordt wel overwegend ‘triatlon’ gespeld net zoals in Spaanstalige landen (“Is het nu ‘triatlon’ of ‘triathlon’?”, 2004) In deze eindverhandeling zal ik de officiële spellingsregels hanteren, internationale wedstrijdbenamingen behouden vanzelfsprekend hun internationale benaming.
4.5. Triatlon in België
In april 1982 organiseerde de gemeentelijke sportdienst van De Haan een ‘veloopzwem’ bestaande uit 40 km fietsen, 10 km lopen en tenslotte 100m zwemmen. Later dat jaar organiseerden tal van andere gemeenten volgens een eigen indeling van de proeven lopen, zwemmen en fietsen hun triatlon. In deze beginjaren waren onder meer Leon Vanhulsel, Mark Van Looy en Wilfried Van Aken, de toppers die de wedstrijden glans gaven.
In 1983 steeg het aantal wedstrijden. Nieuwpoort, Brasschaat, Geraardsbergen en enkele andere gemeenten vervoegden de organisatoren van 1982. Het allereerste triatlonkampioenschap van België werd in Maasmechelen georganiseerd. Het was ook in dit jaar dat Wilfried Van Aken als eerste Belg deelnam aan de Ironman in Hawaï. Hij beïndigde de wedstrijd totaal uitgeput en uitgedroogd op een 155ste plaats. Op 7 december 1983 wordt de Belgische Triatlon Federatie (BTF) opgericht. Een circuit – het Superprestige circuit – zorgde voor een uitgebalanceerde kalender voor de triatleten. In 1985 werd de BTF gesplitst in een Vlaamse en Waalse liga. Op 7 februari van dat jaar wordt de allereerste vergadering gehouden voor de Vlaamse TriatlonLiga (VTL). De allereerste sponsors van het SP-circuit waren Lotto en Eddy Merckx. Wegens de groei van triatlon was er nood aan verschillende vormen van triatlon. Er werd een indeling gemaakt van competitieve triatlons, recreatieve triatlons en promotie triatlons. Door de opkomst van de duatlon veranderde de VTL al snel van naam tot de Vlaamse triatlon en duatlonliga (VTDL). In het begin van de jaren negentig kent triatlon in België en vooral in Vlaanderen een ongekende populariteit. Ook de openbare omroep zendt triatlonwedstrijden uit en sponsors (o.a. Eric Geboers, Lion, Gatorade, Ton Ton Tapis, Lipton en Lotto) investeren in echte triatlonteams zoals het bekende Lion-team. (Clonen, 2000, pp. 6-7)
In 1996 bereikt triatlon in België zijn hoogtepunt met de overwinning van Luc van Lierde in de Ironman van Hawaï. In 1999 doet hij dit huzarenstukje nog eens over. In 2001 wordt Marc Herremans knap zesde maar door een noodlottig ongeval tijdens een trainingsstage in Lanzarote in 2002 komt hij terecht in een rolstoel en is voor het leven verlamd. Toch wint hij de sympathie en bewondering van menig sportliefhebber door hetzelfde jaar al terug aan de start te staan van de meest prestigieuze triatlon in de wereld. Wegens ziekte geeft hij na het zwemonderdeel op, in de twee jaren daarna eindigt hij wel. Zijn wilskracht en doorzettingsvermogen blijven ook niet onopgemerkt voor de producers van de Amerikaanse zender NBC. In een documentaire over de 25ste editie van de Ironman in 2003 is er ook een plaats weggelegd voor het verhaal van Herremans. Dat zelfde jaar eindigt een andere Belg Rutger Beke als tweede in Hawaï en het jaar erop bevestigt hij met een vijfde plaats. Reeds voor de start van de Ironman kreeg Rutger te horen dat hij beschuldigd werd van EPO[3] gebruik. Er is nog steeds geen uitspraak in deze zaak. In het jaar 2005 besteedt BLOSO (Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie) extra aandacht aan de triatlon sport. Triatlon is dit jaar ‘sporttak in de kijker’. (Bloso, 25.04.2005)
5. Ironman Triathlon World Championship van Hawaï
Inleiding
De Ironman van Hawaï is de belangrijkste en meest tot de verbeelding sprekende wedstrijd van de triatlonsport. Initiatiefnemer Collins en zijn vrouw hadden nooit gedacht dat de Ironman zo’n een wereldwijd fenomeen zou worden. Uiteindelijk is de Ironman uitgegroeid tot het Mekka van de triatlonsport. De Ironman is meer dan zomaar een sportwedstrijd, het is voor sommigen een drug, een verslaving Voor anderen is het een zoektocht naar zichzelf, een soort pelgrimstocht.
‘Het is iets afwerken waaraan je begon. Doen wat je hebt voorgenomen, minder snel dan de deelnemer voor je, maar hoe dan ook sneller dan degene die niet meedeed. Het is een sportwedstrijd voor alle mogelijke leeftijden, alle maten, invaliden, validen. En als je de Ironman kunt uitlopen kan je alles aan.‘ (Henning, 02.06.2004)
In dit vijfde hoofdstuk bespreken we de Ironman wedstrijd van Hawaï. De geschiedenis en ook hoe deze wereldwijd is geëvolueerd tot het mega event van vandaag.
5.1. Geschiedenis van de Ironman
De geschiedenis van de triatlon is kort, maar de Ironman heeft van af het begin een zeer belangrijke rol gespeeld. Tussen de eerste moderne triatlon, de Mission Bay Triathlon, en de eerste Ironman passeerden minder dan vier jaar. Marine Officier John Collins en zijn vrouw kwamen tijdens een banket na de ‘Around the Island Perimeter Run’ (een loopwedstrijd voor teams van vijf personen) in 1977 in een discussie terecht. Onder de deelnemers van deze discussie waren zowel leden van de ‘Mid-Pacific Road Runners’ als ‘The Waikiki Swim Club’. Samen discussieerden ze over welke atleten nu eigenlijk de fitste waren: hardlopers of zwemmers. John Collins had in een recent artikel van Sports Illustrated Magazine gelezen dat Eddy Merckx, de hoogste zuurstofopname had van alle atleten ooit gemeten. (Henning, 02.06.2004) Hij veronderstelde dus dat wielrenners de meest fitte atleten waren. Om een einde te stellen aan de discussie stelde Collins voor een wedstrijd te organiseren waarin alle drie deze uithoudingssporten aan bod kwamen. Collins had zelf deelgenomen aan de eerste twee edities van de Mission Bay Triathlon van San Diego en was dus bekend met het fenomeen triatlon. (Rozendaal, 2003, p.13) De afstanden van drie grote plaatselijke wedstrijden werden gecombineerd: de Waikiki Roughwater Swim (3.8 km zwemmen), de Oahu Round the Island Bike Race (180 km fietsen) en de Honolulu Marathon (42.195 km hardlopen). Zo werd op 18 februari 1978 de eerste Ironman triathlon georganiseerd. Gorden Haller ging de geschiedenis in als eerste winnaar van de Ironman triathlon in een tijd van 11:46:58. 18 deelnemers daagden op, 15 van hen namen deel en 12 haalden de finish.
Zonder enige vorm van publiciteit en vooral door mond aan mond reclame kwamen er 50 deelnemers opdagen voor de tweede editie. Door het slechte weer werd de wedstrijd een dag verplaatst en uiteindelijk startten er maar 15 mensen. In 1979 nam voor het eerst een vrouw deel aan deze wedstrijd, de eerste ‘Ironwomen‘ was Lyn Lemarie, een wielrenster uit Boston, Massaschusetts.
De organisatie van de Ironman werd door John Collins voor de wedstrijd in 1980 uit handen gegeven aan de twee eigenaars van een locale fitness club. (Mione, 16.06.2003). Uiteindelijk kwam de organisatie in handen van Valerie Silk. Zij nam als organisatrice na de wedstrijd van 1980 een belangrijke beslissing. De Ironman wedstrijd van 1981 zou niet meer plaatsvinden op Oahu maar op The Big Island. De voornaamste reden hiervan was het eigen succes van de triatlon wedstrijd. De verplaatsing van het ene eiland naar het andere leek meer alsof de Ironman triathlon was verhuisd van the Garden of Eden naar Dante’s Inferno. Langs de kust van Kona sieren grote Lavastenen het landschap. Op The Big Island zijn er rukwinden tot 95 km/uur, beter bekend als de ‘Mumuku’ winden of ‘Trade winds’. Daarnaast kan de temperatuur op lopen tot 35 graden. De nieuwe Ironman triathlon werd het criterium waar alle andere extreme sporten aan zouden worden gemeten. Valerie Silk betrok de lokale gemeenschap zeer veel bij de organisatie van de wedstrijd, met het argument dat de Ironman triathlon het eiland Kona op de wereldkaart zou zetten. Het gevolg was dat zij een beroep kon doen op een aantal vrijwilligers die langs het parcours bevoorradingsstations zouden bemannen. Voor de triatleten betekende dit, dat ze niet langer een eigen team moesten meebrengen en dat ook iedere deelnemer kon deelnemen met een zelfde graad van hulp.
Het jaar 1982 – het jaar van de ‘Budweiser Ironman’ - is misschien wel het meest bepalende jaar geweest voor de Ironman wedstrijd in Hawaï. Enerzijds omdat wegens het succesverhaal van de Ironman wedstrijd dat jaar twee Ironman’s werden georganiseerd, anderzijds omdat de audiovisuele media hun schijnwerpers richtten op de wedstrijd en zo meteen de grote poort openden voor de Ironman. De reden voor twee Ironman’s in 1982 was alweer de immense groei van de wedstrijd. Er was steeds een grotere vraag van triatleten buiten de Verenigde Staten. Door de wedstrijd te verplaatsen naar oktober wilde men triatleten van koudere gebieden ook de kans geven om deel te nemen. Na 1982 werd de wedstrijd georganiseerd op de zaterdag het dichtst bij volle maan in de maand oktober. (Babbit, 2003, p. 38)
Om een plaats te verdienen in de psyché van het publiek heeft iedere sport zijn ‘moment’. In het wielrennen waren er zo’n momenten in de Tour de France. De dood van Tom Simpson op de flank van de Mont Ventoux, of de seconden strijd tussen Laurent Fignon en Greg Lemond op de Champs Elysees van 1989. In het voetbal was er ‘de hand van god’ van Diego Maradona op het WK 1986. De Ironman had zijn moment op 6 februari 1982. De beelden van een struikelende, vallende en kruipende Julie Moss bracht de Ironman voor het eerst echt in de picture. (Babbit, 2003, p. 34) (Henning, 02.06.2004)
In 1983 werd de 17 uur limiet ingevoerd en voor de eerste maal werd er een kwalificatiesysteem ingevoerd. De eerste triatlon op het vaste land: de U.S. Ironman Tirathlon, de Ricoh Ironman U.S. Championship wordt georganiseerd in Los Angeles in mei. Twee jaar later zijn er in Kona deelnemers uit 34 verschillende landen en 46 Amerikaanse staten. In 1985 worden voor de eerste maal internationale kwalificatie wedstrijden georganiseerd. De Double Brown Ironman van Auckland, Nieuw Zeeland en de Yanmar Ironman van Japan. Een anonieme schenker voorziet de wedstrijdorganisatoren van 100.000 dollar prijzengeld. De Ironman wedstrijd in Hawaï telt in het jaar 1987 1.381 triatleten die van start gaan. Het prijzengeld wordt verhoogd tot 150.000 dollar. De Kellogg’s Company introduceert ‘Pro Grain Cereal’, het zogenaamde ‘Ironman voedsel’. In 1990 verkoopt Valerie Silk de Ironman aan Dr. Jim Gills. Hij richt de World Triathlon Corporation (WTC) op en start met de Ironman stichting, een liefdadigheidsinstelling ten voordele van de bevolking van West Hawaï. Het wedstrijdparcours wordt veranderd om problemen aan de luchthaven te vermijden. Daarnaast wordt er ook een stuk toegevoegd richting het zuiden van Alii Drive. In 1991 tekent Gatorade een vijf jarig contract en wordt zo de nieuwe hoofdsponsor. De Amerikaanse televisiezender NBC zendt de Ironman voor de eerste maal uit. In 1994 wordt Dr. Jon Franks de eerste rolstoelpatiënt die deelneemt aan de Ironman, hij is niet tijdig binnen maar beëindigt uiteindelijk toch de wedstrijd gebruik makend van een ‘hand-powered bike’. Voor België is 1996 een hoogtepunt in de geschiedenis van de Ironman. Onze landgenoot Luc van Lierde wint, als eerste Europeaan, bij zijn eerste deelname de Ironman en verbetert daarbij meteen het wedstrijdrecord. Een jaar later wordt John MacLean de allereerste rolstoelatleet die de wedstrijd volmaakt binnen de 17 uur. Jim Ward is de allereerste 80 jaar oude atleet die deelneemt aan de Ironman. In 2000 zorgde de WTC website Ironmanlive.com voor de eerste maal voor verslag op het internet. In 2004 wordt winnares Nina Kraft na het toegeven van EPO gebruik gediskwalificeerd. Kraft wordt 2 jaar geschorst voor deelname aan elke Ironman wedstrijd. Nummer twee Natascha Badmann wint zo voor de vijfde maal de Ironman triathlon van Hawaï. (Norris, 1999)
5.2. De wedstrijd
Er wordt 3.8 km gezwommen in de oceaan, er volgt een 180 km lange fietstocht om daarna af te sluiten met een marathon. Deelnemers hebben 17 uur de tijd om te finishen. Na iedere afzonderlijke proef is er ook een tijdslimiet. Na 2 u 20 min moet men het zwemmen hebben beëindigd en de tijdslimiet voor het fietsonderdeel is 10 u 30 min. De volgende Ironman World Championship vindt plaats op 15 oktober 2005. Indien we in deze eindverhandeling de ‘Ironman’, de ‘Ironman triathlon’ of de ‘Ironman van Hawaï’ vermelden verwijzen we hiermee naar de Ironman World Championship in Hawaï. Ook wel het onofficiële wereldkampioenschap op de lange afstand genoemd. De Ironman is uitgegroeid van het originele evenement in Hawaï tot een ‘world series of Ironman events’. Deze events verwijzen naar de ‘qualifiers’ of kwalificatiewedstrijden voor de Ironman World Championship in Kailua-Kona in Hawaï. (zie infra)
De Ironman is een individuele uithoudingswedstrijd. Tijdens de Ironman en de kwalificatie wedstrijden zijn er geen teamwedstrijden. Meer dan 2000 deelnemers vanaf 18 tot 80 jaar namen deel aan de editie van 2004. Er waren deelnemers van meer dan 50 verschillende landen en van alle 50 Amerikaanse staten. Ieder jaar zijn er zo een 50.000 atleten die zich via de Ironman kwalificatie wedstrijden proberen te plaatsen. Daarbuiten proberen ook nog eens 4.000 mensen via loterij de 150 Amerikaanse slots en de 50 internationale slots te bemachtigen. De winnaars van de verschillende leeftijdscategorieën en de top 15 bij de mannen en vrouwen kwalificeren zich automatisch voor het volgende jaar. (Mione, 07.12.2004)
De plaats van het gebeuren is The Big Island, meerbepaald Kailua-Kona in Hawaï. Het zwemonderdeel begint aan het einde van de pier in Kailua. Het fietsen gaat in Noordelijke richting naar het plaatsje Hawi. Van daar gaat het dezelfde weg weer terug naar de nieuwe wisselzone bij het Hotel King Kamahamaha. De marathon loopt door Kailua en vervolgt dezelfde weg als het fietsparkoers. Weer dezelfde weg terug en de laatste kilometers worden afgelegd op de Alli Drive met25000 toeschouwers langs de kant van de weg. (zie bijlage 5, 6 en 7)
Het wedstrijdrecord ligt bij de mannen in handen van onze landgenoot Luc van Lierde. Tijdens zijn eerste deelname in 1996 beëindigde hij de wedstrijd in 8 uur 4 minuten en 8 seconden. (zie bijlage 2) Bij de vrouwen is de Zimbabwaanse Paula Newby-Fraser eigenaar van het wedstrijdrecord. (zie bijlage 3) Zij finishte in 1992 in 8 uur 55 minuten en 28 seconden. De absolute Ironman is Mark Allen met zes overwinningen, bij de vrouwen is Newby-Fraser de absolute ironwomen met in totaal acht overwinningen. (zie bijlage 2 en 3) De winnaars van 2004 waren Normann Stadler uit Duitsland en Natascha Badmann uit Zwitserland. Natasha Badmann eindigde op een tweede plaats achter de Duitse Nina Kraft. Zij werd later gediskwalificeerd nadat ze betrapt werd op het gebruik van EPO.
De gemiddelde Ironman triatleet traint tussen de 18 en 24 uur per week als voorbereiding voor deze wedstrijd. Een typische week omvat ongeveer 11 km zwemmen, 360 km wielrennen en 80 km lopen. Vele deelnemers doen daarenboven ook aan powertraining, yoga of andere activiteiten om hun conditie op peil te krijgen. De weersomstandigheden kunnen tijdens de wedstrijddag enorm zwaar zijn. De gemiddelde temperaturen kunnen variëren van 27 tot 35 graden Celsius. De vochtigheidsgraad kan oplopen tot 90 procent en tijdens het fietsen moet men soms inbeuken tegen de Mumuku winden, die kunnen oplopen tot 95 km/uur. Op een Ironman triathlon worden er meer dan 200.000 bekers, 30.000 wielerdrinkbussen, 100.000 tubes vloeibaar voedsel, cola, water en soep en 600 zonnecrème tubes gebruikt. Er wordt beroep gedaan op ongeveer 5.500 vrijwilligers en meer dan 50 miljoen mensen kijken wereldwijd naar de Ironman World Championships. (Mione, 07.12.2004)
De winnaars van de eerste twee edities van de Ironman ontvingen een door John Collins zelfgemaakte prijs: de ‘hole in the head trophy’. Het was een ijzeren beeldje, bestaande uit enkele schroeven en ijzeren buizen. (Babbit, 2003, p.192). In 1986 schonk een anonieme donor de organisatoren van de Ironman 100.000 dollar aan prijzengeld. Deze financiële ruggensteun versterkte de Ironman’s status als de meest belangrijke triatlon in de wereld. Het gaf ook een signaal naar de sportwereld, dat triatlon een serieuze sport was geworden. (Mione, 16.06.2003) Uiteindelijk is men geëvolueerd tot een totaal prijzen geld van 480.000 dollar in 2004. De eerste tien triatleten van zowel de vrouwen als de mannen ontvangen een geldprijs. De winnaars verdienen elk 100.000 dollar. (Mione, 07.12.2004)
De naam Ironman die toegekend werd aan de winnaar van de eerste Ironman in 1978 en waaraan de wedstrijd zijn huidige naam aan heeft ontleend, was geen nieuwe vondst. In de jaren 50 werd de naam al gebruikt door Australische strandwachten voor een wedstrijd bestaande uit zwemmen, strandlopen en surfpeddelen. De World Triathlon Corporation is de exploitant van de merknaam Ironman, maar is er geen eigenaar van de naam. Het eigendom ligt namelijk bij stripboekenuitgever Marvel Comics. De ‘Ironman Triathlon’ en de ‘M-stip’ zijn wel geregistreerde trademarks van de WTC. (“Hoe en anneer zijn triathlon en duathlon ontstaan?”, 2000-2004)
6. Triatlon, een geglobaliseerde sport?
Inleiding
De media aandacht en de ‘celebrity’ status die triatleten zoals Dave Scott en Mark Allen hadden gecreëerd maakten de triatlon sport bekend over heel de wereld. In de jaren 80 werden er kortere wedstrijden georganiseerd en onofficiële kampioenschappen werden uit de grond gestampt. Met de oprichting van de Internationale Triatlon Unie in 1989 werd de sport meer georganiseerd. Van meet af aan was het doel van de ITU de officiële erkenning van triatlon als olympische sport. De eerste stap in dat proces was het oprichten van een eigen wereldkampioenschap. De wedstrijdafstand van toen: 1500m zwemmen, 40 km wielrennen en 10km lopen, is nu erkend als de olympische afstand. Het eerste officiële wereldkampioenschap volgde vier maanden later te Avignon. Om triatlon in alle hoeken van de wereld bekend te maken organiseerde de ITU de daarop volgende wereldkampioenschappen in alle uithoeken van de wereld. In 1990 werden ze georganiseerd in Disneyland in de Verenigde Staten, in 1991 in Gold Coast in Australië en in 1992 in Canada. (Finch, 2004, p. 15) (“History of Triathlon”, 2005) In 1990 kreeg de ITU de uitnodiging om het GAISF (General Association of International Sports Federation) te vervoegen en in 1991 kwam de erkenning van de ITU door het IOC. In 1993 kwam er de goedkeuring om triatlon op te nemen in de competitie op de Pan American Games[4] van 1995 in Mar del Plata in Argentinië. De eerste triatlon op de Goodwill Games[5] vond plaats in St. Petersburg in Rusland op 23 juli 1994. In september 1994 werd triatlon toegevoegd aan het Olympische programma.
6.1. De verschillende wedstrijdcircuits
Binnen triatlon bestaan er verschillende soorten wedstrijden en competities: onder meer ploegentriatlons, trio- of duotriatlons, speciale triatlons zoals bijvoorbeeld in de grotten van Han-sur-Lesse, dubbele triatlons en wintertriatlons. Er zijn competities voor kinderen, voor triatleten onder de 23 jaar, voor minder validen, etc. We beperken ons in dit deel tot de belangrijkste wedstrijdcircuits in de wereld. We gaan dieper in op de competities die georganiseerd worden door de WTC en de ITU. Daarnaast bespreken we in het kort de Ironkids en de Xterra Global Tour. De Belgische superprestige wordt niet besproken.
Indien in de onderstaande alinea’s wordt gesproken over een Europees of wereldkampioenschap wordt hiermee verwezen naar de Olympische afstand, de standaard binnen de ITU. De ITU organiseert ook duatlon’s maar zoals reeds vermeld in hoofdstuk 5, zal in deze eindverhandeling duatlon niet worden besproken.
6.1.1. Ironman qualifiers
De naam Ironman omvat anno 2004 meer dan alleen de triatlon in Kona. De Ironman is uitgegroeid tot een heel wedstrijdcircuit dat op gelijke hoogte staat met de wedstrijden georganiseerd door de ITU. De meest gebruikelijke wijze om zich te kwalificeren voor de Ironman triathlon van Hawaï editie 2005, is meedoen aan één van de 26 kwalificatiewedstrijden die over de hele wereld plaatsvinden. Dat men er snel bij moet zijn blijkt al uit het feit dat verschillende kwalificatiewedstrijden reeds volzet zijn. De Ironman Florida Triathlon van 5 november 2004 bijvoorbeeld was al binnen de negen uur volgeboekt. (Kirk, 07.11.2004) Tijdens deze 26 kwalificatiewedstrijden kan men 'slots' voor Hawaï proberen te bemachtigen. (zie bijlage 1) Een andere mogelijkheid om zich te plaatsen voor de Ironman in Kona is via de loterij van de Ironman Triathlon World Championship. Via de loterij worden er elk jaar 200 triatleten geselecteerd, 150 triatleten uit de Verenigde Staten en de andere 50 plaatsen zijn voorzien voor buitenlanders van over de hele wereld. Deze tweede kwalificatievorm komt tegemoet aan het feit dat kwalificeren voor de Ironman ieder jaar moeilijker wordt. De Ironman Triathlon World Championship is immers een van de meest gevraagde sportwedstrijden waaraan men wil deelnemen. (“Frequently asked questions about the Ironman Triathlon World championship”, 08.12.2004) (Mora, 1999, p.13)
Het loterijsysteem werkt als volgt. Er wordt een opdeling gemaakt tussen de burgers uit de Verenigde Staten en de buitenlanders. Voor 28 februari 2005 moet men een aanvraag hebben ingediend, op 15 april 2005 worden de loterij resultaten bekend gemaakt op de Ironman website. Voor de triatleten uit de Verenigde Staten zijn er 150 slots beschikbaar. Daarvan worden 100 slots voorzien voor mensen uit de Passport Club, de andere 50 plaatsen zijn voor de andere triatleten. Voor buitenlanders zijn er 50 slots die verloot worden, 25 slots worden getrokken uit de Passport Club, de andere 25 slots gaan naar niet-leden. De Passport Club is opgericht in 1990 in de Verenigde Staten en sinds 2004 is ze toegankelijk voor alle triatleten. Als lid van de Passport Club heb je naast voordelen bij de verdeling van slots ook nog andere voorrechten. (“Frequently asked questions about the Ironman Triathlon World championship”, 08.12.2004)
Om deel te kunnen nemen aan de loterij moet men een lange afstandstriatlon (½ Ironman afstand of meer) hebben voltooid binnen het jaar voor de volgende Ironman. Indien men een slot wint, moet men om dit te valideren deelnemen aan een van de 26 kwalificatiewedstrijden of een andere triatlon die bekrachtigt wordt door de USAT[6] (USA Triathlon) of door de GAISF. Men moet aan deze triatlon hebben deelgenomen vóór 31 augustus 2005. (Fertic, 06.07.2004) Men schrijft zich in ofwel als elite, als triatleet onder de 23 jaar of als age grouper. Zowel elite triatleten, jong en oud, en triatleten met een handicap kunnen meedingen naar de verschillende ‘slot’s.
6.1.2. ITU World Cup circuit
De jaarlijkse Triathlon World Cup wedstrijden zijn het paradepaardje van de ITU. Er worden in 2005 17 wedstrijden georganiseerd op vijf continenten. De ITU richt zich met deze wedstrijden voornamelijk naar de kwart afstand met telkens een beperkt aantal deelnemers (75). Het ITU World Cup circuit staat in het teken van de Olympische Spelen. In dit circuit kunnen punten worden gesprokkeld, die recht geven tot deelname aan de Olympische Spelen. Niet iedereen kan ook zomaar deelnemen aan een wedstrijd van de ITU World Cup. Je moet voor deze wedstrijden voldoen aan een bepaald aantal punten, deze kan men behalen tijdens andere ITU-wedstrijden, de zogenaamde tweederangswedstrijden: de ITU eventraces. (Clonen, 2000, p. 22)
Door de kortere afstanden en de toelating om tijdens de World Cup wedstrijden te stayeren zijn deze wedstrijden in vergelijking met de Ironman kwalificatiewedstrijden veel spannender en dynamischer. Eén van de belangrijkste criteria van de ITU bij onder meer de World Cup wedstrijden en wereldkampioenschappen is de triatlonsport toeschouwervriendelijk houden. De ITU World Cup en de wereldkampioenschappen trekken telkens tienduizenden toeschouwers aan. Een uitschieter wordt gemaakt in Hamburg waar er tot 200.000 toeschouwers komen opdagen. Op de wereldkampioenschappen triatlon nemen ongeveer 2000 triatleten van over heel de wereld deel. Dit zijn zowel de elite, junioren, triatleten onder 23 jaar, triatleten met een handicap en leeftijdsgroep triatleten. In bijlage 4 bevindt zich een lijst met de World Cup wedstrijden voor 2005. (International Triathlon Union, 2004, p. 3) Op de laatste vier wereldkampioenschappen waren er telkens minimum 50.000 toeschouwers aanwezig. (International Triathlon Union, 2004, p. 5)
De ITU is onderverdeeld in vijf grote regio’s. De Europese Triathlon Unie (ETU) is er daar één van. Zij hebben ook een eigen ETU cup circuit en prestige wedstrijden. De andere regio’s en het aantal federaties dat iedere regio telt bevindt zich in tabel 3.
Tabel 3: De verschillende regio’s binnen de ITU
Regio naam |
Totaal aantal federaties |
Afrika (ATU) African Triathlon Union |
6 |
Amerika (PATCO) Pan American Triathlon Confederation |
30 |
Azië (ASTC) Azian Triathlon Confederation |
14 |
Europa (ETU) European Triathlon Union |
36 |
Oceanië (OCE) Oceanië |
6 |
Bron: International Triathlon Union, 2005a.
6.1.3. Ironkids
In 1985 ontstaat de Ironkids Bread Triathlon Series kortweg Ironkids, sindsdien hebben meer dan 40.000 kinderen deelgenomen. Deze triatlons stimuleren het zelfvertrouwen, de fysieke paraatheid en een positieve houding. Het accent ligt op het deelnemen en het aspect wedstrijd is totaal afwezig. De competities zijn opgedeeld volgens geslacht en dan volgens leeftijd. De afstanden voor de leeftijdsgroep tussen 7 en 10 jaar zijn 100 meter zwemmen, 5 km fietsen en 1 km lopen. De afstanden voor de leeftijdsgroep tussen de 11 en de 14 jaar zijn 200 meter zwemmen, 10 km fietsen en 2 km lopen. (Triathlon Information, 25.04.2005) (Clonen, 2000, p. 25) Voor de kinderen ligt er een wereld open voor triatlon. Er ontstaat langzamerhand een soort ‘tweede generatie’: kinderen van de triatleten van het eerste uur die nu aan triatlons in de jeugd- en juniorencategorie deelnemen. (Rozendaal, 2004, p. 21)
6.1.4. Xterra Global Tour
In 1996 ontstond er op het Hawaïaanse eiland Maui een nieuwe variant van triatlon: Xterra. Het is een synoniem voor ‘off road triatlon’. Alle Xterra evenementen bestaan uit 1.5 km zwemmen, 30 km mountainbiken en 10-13km hardlopen. Xterra is vandaag de snelst groeiende multisport in de wereld. Zwemmen gebeurt in zee, in rivieren of meren. Het mountainbikeparcours en looponderdeel worden afgewerkt langs steile hellingen, zandheuvels en afdalingen. Vandaag noemt men Xterra niet meer off road triatlon, maar een off road multisport. (Xterra, 2005)
De meest prestigieuze wedstrijden zijn gebundeld onder de naam Xterra Global Tour. Zoals de naam al laat uitschijnen worden de verschillende wedstrijden over heel de wereld georganiseerd. Recentelijk is men gestart met een eigen Europese competitie en een Europees kampioenschap. Ook binnen de Benelux zijn er tal van off-road triatlons. Het wereldkampioenschap off-road triathlon wordt georganiseerd in Wailea, Maui op het eiland Hawaï. (“Xterra history & Xterra today”, 2005)
6.2. Triatlon als Olympische sport
Het debuut van triatlon op de Olympische Spelen in 2000 te Sydney was meteen ook het grote internationale debuut van de sport. De geschiedenis van triatlon als olympische sport, is een waar succesverhaal. In september 1994, op het eeuwfeest van het Olympisch Congres – het congres van de eenheid –, werd triatlon samen met taekwondo, toegevoegd aan het Olympische programma. In oktober 1994 tenslotte kwam de officiële erkenning van triatlon als olympische sport. (Davies, 1996, p. 19) De eerste mannelijke en vrouwelijke triatleten zouden hun opwachting maken op de Olympische Spelen van Sydney 2000. Het olympisch debuut van triatlon was meteen een groot succes. IOC lid Pal Schmidt verwoordde het als volgt: ‘The Triatlon presented in Sydney won the attendance battle of the Olympic Games.’ In totaal werden er 99.38 % van de beschikbare tickets verkocht, een nieuw Olympisch record. Die tickets waren uiteindelijk maar een kleine fractie van het totaal aantal toeschouwers. (International Olympic Committee, 2005, p. 21) Er waren naar schatting 80.000 toeschouwers voor de vrouwenwedstrijd en 400.000 toeschouwers voor de mannenwedstrijd (Sydney Organising Committee for the Olympic Games, 2000, pp. 277-279) In Athene verklaarde een IOC lid: ‘Where Sydney was as much about Sydney as the sport itself, Athens 2004 is now all about Triathlon, and how it has established itself on the world stage and as a highlight on the Olympic programme.’ (International Triathlon Union, 2004, p. 5)
Triatlon is een ‘must-see’ evenement geworden tijdens de Olympische Spelen. Ook in Athene was er een record aantal aan verkochte tickets. De interesse van de audiovisuele media lag ook erg hoog met één van de hoogste aantallen geaccrediteerde journalisten en fotografen die verslag uitbrachten over de twee triatlon wedstrijden. (International Triathlon Union, 2004, p. 5) De media-aandacht die de Olympische Spelen krijgen is op geen enkel vlak te vergelijken met de Ironman World Championships van Hawaï.
Besluit
Triatlon is een geglobaliseerde sport. De sport is van een lokaal evenement uitgegroeid tot een Olympische discipline. Het heeft zich op een zeer korte tijd verspreid in de wereld. De belangrijkste reden hiervoor is de invloed van de media. Één van de kenmerken van globalisering en meerbepaald grobalisering is de amerikanisering. De triatlonsport is daarvan een goed voorbeeld. Triatlon ontstond in Californië in 1974 en de bakermat van de triatlon ligt met de Ironman van Hawaï ook in de Verenigde Staten. Het merendeel van de Ironman qualifiers wordt in de Verenigde Staten georganiseerd. 12 van de 26 qualifiers worden georganiseerd in de Verenigde Staten tegenover 6 in Europa. (zie bijlage 1) Het is niet enkel en alleen een Amerikaanse sport, zowel de WTC als de ITU zijn onderhevig aan het Amerikaans consumisme. Beiden zijn in feite commerciële ondernemingen. De ITU werkt met specifieke marketingplannen, sponsoring en uitgewerkte mediastrategieën, het gebruikt alle middelen om de sport te promoten en te ‘verkopen’. Organisatoren van een wedstrijd met de titel Ironman moeten grote bedragen betalen. Om het Ironman label te verbinden aan je triatlonwedstrijd betaal je als organisator al snel 180.000 dollar. Per slot dat je aanbiedt moet je nog eens een som betalen. Het inschrijvingsgeld voor de Ironman wedstrijd kost ongeveer 450 dollar. Alles wordt gecommercialiseerd. Je kan het zo gek niet bedenken of het label van Ironman staat erop: fietsen, onderbroeken, tassen, vlaggen, handdoeken, kinderkledij, etc. (Beke, 08.04.2005)
Dat triatlon geëvolueerd is tot een wereldsport staat vast. De internationale wedstrijden van de WTC en de ITU worden weliswaar georganiseerd op alle continenten, maar hoofdzakelijk in de Verenigde Staten, Europa en Oceanië. De andere landen uit Azië, Afrika of Zuid- of Midden Amerika zijn ook vaak Westers gezind. Het ITU circuit doet veel meer verschillende landen aan en is ook meer geconcentreerd op Europa. Het is misschien daarom dat zeker in het geval van de Ironman qualifiers, de rijkere landen triatlon wedstrijden organiseren. Het is opvallend dat er in zes landen van de G8 een Ironman qualifier wordt georganiseerd.
De internationalisatie van een sport wordt officieel gelinkt met de oprichtingsdatum van de internationale sportfederatie. Ook voor de ITU lag het primaire doel van een internationale organisatie in het reglementeren en optimaliseren van internationale evenementen. Één van de voorwaarden hiervoor is de ruimtelijke diffusie van de sport. Mede door de enorme mediabelangstelling in de begin jaren 80 kreeg de sport een globale dimensie. Al vlug werden ook in Europa de eerste nationale triatlonfederaties opgericht onder meer die van België in 1983. Een Europees overkoepelend orgaan ontstond in 1984. In 1989 werd de ITU opgericht en 5 jaar later was de toelating tot het IOC een feit. In 2005 is de ITU in ieder continent vertegenwoordigd via een regionale afdeling. (zie tabel 3) Toch wordt er dit jaar geen World Cup wedstrijd georganiseerd op het Afrikaans continent in tegenstelling tot de Ironman qualifiers.
Binnen de Olympische geschiedenis heeft triatlon een bijzondere plaats verworven. Geen enkele andere internationale sportfederatie heeft zo snel de goedkeuring gekregen om zijn sport op het Olympisch programma te zetten. (Davies, 1996, p. 19) (“History of Triathlon”, 2005)
7. Triatlon een gemediatiseerde sport?
Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken we de specifieke relatie tussen triatlon en de media. Steeds meer en meer schonken de media, met vooraan de schrijvende pers en televisie aandacht aan triatlon. Het is dankzij televisie dat de triatlonbom ‘ontplofte’ in Amerika. De media hebben dan ook een wezenlijke rol gespeeld in de groei van de triatlonsport.
We beperken ons in dit deel tot de ITU en de WTC en hun relatie met de media. We leggen de nadruk op de geschreven pers, de televisie en het internet. Het is moeilijk om een chronologische volgorde te hanteren daarom nemen we een greep uit de belangrijkste verhalen die de band tussen triatlon en de media aantonen.
7.1. De geschreven pers
In 1979 verscheen er in Sports Illustrated een artikel van de hand van journalist Barry McDermott. Hij was de vaste golfverslaggever van Sports Illustrated en aanwezig op het eiland Oahu om een verslag te maken van een plaatselijk golftornooi. Tijdens het doornemen van de plaatselijke krant stootte hij op een artikel over de Ironman. Het trok zijn aandacht en op de dag van de wedstrijd bleef hij in een volgwagen samen met organisator John Collins de wedstrijd 15 uur lang op de voet volgen. McDermott vertelde Collins dat de Ironman wel een belangrijk evenement kon worden, dat het potentieel had en dat mensen op zoek waren naar iets nieuws.
‘Dit is meer dan een wedstrijd. Hier staat de wil vooraan om ondanks alle tegenkanting door te gaan. Eigenlijk is het een metafoor voor het leven. Ik denk dat deze wedstrijd daarom iets speciaals heeft en dat het een succes kan worden.’(Barry Mcdermott) (Mercy, 02.10.1998a, p. 24.)
Collins verklaarde hem gek, hij had al plannen om de editie van 1980 van vorm te veranderen. Hij wilde graag meer deelnemers lokken door van de Ironman een aflossingswedstrijd te maken. Het verhaal van McDermott in Sports Illustrated had tot gevolg dat Collins binnen de paar maanden na het verschijnen van het artikel een schoenendoos vol met inschrijvingen had. Honderden mensen uit heel de wereld wilden deelnemen aan de Ironman wedstrijd. (Norris, 1999)
Ondanks de vele inspanningen van de ITU om triatlon meer visibiliteit te geven blijft triatlon nog steeds onderdoen voor de meer populaire sporten. Op 8 november 1999 verscheen er in de Australische krant de Melbourne Age de volgende kop: ‘On TOP of the WORLD’. Een verwijzing naar de overwinning van de Wallabies – de nationale ploeg van Australië - , tegen Frankrijk in de World Cup rugby. Vijf maanden eerder rapporteerde diezelfde krant over ongeziene scènes in Melbourne wanneer het nationale team de World Cup ‘one day rugby’ binnenhaalde. Meer dan 100.000 mensen verschenen op straat om dit te vieren. Maar voor de Australische wereldkampioenen triatlon zowel bij de mannen als bij de vrouwen waren er geen grote koppen, en geen grote aandacht. (Alomes, 2001, p. 37)
De literatuur over triatlon is hoofdzakelijk trainingsliteratuur. Het boek van Bob Babbit over de 25 jarige geschiedenis van de Ironman vormt hier een uitzondering op. In het tweede deel van deze eindverhandeling gaan we dieper in op de resultaten van ons eigen onderzoek omtrent de Ironman van Hawaï in de geschreven pers tussen 1978 en 2004.
7.2. Audiovisuele media
Het artikel van McDermott dat verscheen in Sports Illustrated over de Ironman leidde niet alleen tot meer deelnemers, maar ook tot de aandacht van televisiezender ABC. Zij belden John Collins op voor het programma ‘Wide World of Sports’ met de vraag of ze de wedstrijd van 1980 mochten komen filmen. Collins was er alvast niet van overtuigd dat een televisiereportage over de Ironman mooie televisie kon opleveren. (Babbit, 2003, p. 24).
‘I told them they could come if they’d like’, remembers Collins. ‘But that I couldn’t see how the thing would make good television. During the swim you’re basically underwater, the bike ride takes you out into the middle of nowhere and the run is in the dark. I told them that watching grass grow would be more exciting. I couldn’t figure out how they’d make it compelling, but they did.’ (Babbit, 2003, p. 24).
De reportage bleek aan te slaan en voor de volgende tien jaar verzorgde ABC de uitzendingen over de Ironman wedstrijd in Hawaï. De wedstrijdverslagen van de Ironman waren veelal hoogtepunten die binnen het ABC programma Wide World of Sports aan bod kwamen. In 1991 verhuisden de uitzendingen naar NBC, waar de reportage over de Ironman een eigen programma werd. In de afgelopen 15 jaar behaalden de reportages van NBC 12 Emmy awards en 30 Emmy nominaties. De uitzendingen hebben ook vijf opeenvolgende Internationale Monitor Awards[7] ontvangen voor ‘globale uitmuntendheid’. (LeHaye, 2004)
De eerste echte ontmoeting van de Ironman met het grote publiek gebeurde op 6 februari 1982. Het zou een vrouw zijn die de IronMAN een enorme populariteitsopstoot zou geven. In 1981 verklaarde Julie Moss nog:
‘Dat je een marathon loopt, daar kijkt dezer dagen niemand meer van op. Ik wil deelnemen aan de Ironman, misschien val ik wel op en hou ik er wat sponsoring aan over.’ (Mercy, 02.10.1998b, p. 24.)
De woorden waren nog niet koud of Julie Moss zou een begrip worden in de Ironman geschiedenis. De beelden van Julie Moss die al kruipend en totaal uitgeput en gedehydrateerd de eindmeet bereikte, zouden de Ironman voor goed veranderen. De wereld stond toen eventjes stil. Het zou de meest legendarische gebeurtenis worden uit de Ironman geschiedenis. Ze leidde tot op minder dan 50 meter van de finish, waar ze compleet in mekaar stortte. Ze kon niet meer op haar benen staan, had haar ontlasting niet meer onder controle en al kruipend en zwijmelend bereikte ze de finish. Ondertussen was Kathleen McCartney haar voorbijgestoken en ging zij aan de haal met de overwinning. Vanaf dat moment ging het in de Ironman niet meer om winnen alleen, maar om de wil om de eindmeet te halen. Bob Babbit verwoordde het als volgt: ‘It told viewers Ironman wasn’t just about winning. It was about getting to the line.’ (Babbit, 2003, p. 34) Het waren zowel moedige, dramatische als ongeloofwaardige beelden. Ondanks dat ABC het evenement al eerder had verslagen was Moss de persoon die de aandacht van het publiek trok in 1982 wanneer ze al struikelend, vallend en kruipend een tweede plaats behaalde. Julie Moss was de jongste van alle 326 deelnemers en nam deel in functie van haar eindverhandeling. Met haar prestatie in 1982 bepaalde zij mee de geest van de Ironman triathlon en was meteen ook de eerste ‘celebrity’ van de triatlonsport. (Babbit, 2003, p. 34) (Henning, 02.06.2004) (Finch, 2004, p. 14)
De waarschijnlijk grootste verandering in de triatlonsport kwam er in 1996 wanneer de ITU in een poging triatlon televisievriendelijker te maken de beslissing nam om in de World Cup wedstrijden het stayeren toe te laten. (Rozendaal, 2004, p. 20) (Davies, 1996, p. 19) Voor vele triatlon die-hards werd op deze manier de ziel van de sport verkocht. Specifiek aan triatlon is de strijd van het individu tegen individu en dat is dankzij stayeren niet meer mogelijk. (Herremans, 12.04.2005) Tactiek werd ineens belangrijk en goede lopers en zwemmers werden bevoordeeld. (Finch, 2004, p. 15)
Dat triatlon nu op het olympisch programma staat betekent enorm veel voor de sport. Zowel in 2000 als in 2004 werden voor de mannen als de vrouwen twee en een half uur live verslaggeving voorzien. In de Verenigde Staten werd op NBC, de zender die het grootste olympische aanbod heeft, voor beide wedstrijden een uitgebreid verslag getoond in prime time.
De ITU heeft een eigen media en televisie departement. Dit departement tracht de banden met omroepen, fotografen en nieuwsagentschappen te onderhouden. Het ITU media team werkt op de twee volgende gebieden: ITU online diensten en televisieproducties. Dit geeft de ITU de kans om op elk evenement on demand televisie te kunnen aanbieden aan een steeds groter wordend publiek. (International Triathlon Union, 2004, pp. 8-9) Door televisieberichtgeving, internet en nieuwsberichten die via satelliet worden verstuurd naar de grootste nieuwsagentschappen wordt ervoor gezorgd dat de ITU wereldkampioenschappen langzaam aan één van de meest attractieve wordt in de sportwereld. (International Triathlon Union, 2004, p. 3)
De ITU heeft binnen haar organisatie een eigen productiehuis voor televisie: ITUtv. ITUtv zorgt bij de ITU World Cup wedstrijden en wereldkampioenschappen voor een één uur durende en kwaliteitsvolle reportage waarin de hoogtepunten van de wedstrijden in aanbod komen. Een opvallend kenmerk van deze reportages in vergelijking met andere sporten is de gelijke aandacht voor de mannen als de vrouwen wedstrijd. Dit is een specifiek beleidsaspect van de ITU om zo gendergelijkheid binnen de televisieverslaggeving te garanderen. Deze reportage wordt gebruikt door omroepen die uitzenden in meer dan 150 landen met een totaal bereik van meer dan 1 miljard mensen. ITUtv verzekert de kwaliteitsvolle productie en distributie van de 16 één uur durende ITU televisieshows. ITUtv staat in voor de productie en voorziet volledige post productie (editing, scripting, dubbing en distributie) en verzendt nieuwsreportages onmiddellijk na elk belangrijk ITU event naar de belangrijkste agentschappen. Na ieder wereldkampioenschap triatlon en iedere World Cup wedstrijd wordt er gezorgd voor een uitgebreid nieuwsverslag. Deze reportage wordt via satelliet doorgestuurd naar de belangrijkste tv en nieuwsagentschappen, inclusief EBU en Reuters. De eigen productie van deze reportages maakt het voor de ITU mogelijk om het nieuws aan te passen aan de wensen van de omroepen. Op die manier worden de contacten onderhouden met de belangrijkste agentschappen. (International Triathlon Union, 2004, pp. .5-6)
ITUtv onderhoudt contacten en bouwt partnerschappen op met televisie stations doorheen de nu al bestaande distributie contracten. De één uur durende show wordt uitgezonden op de vijf continenten. In Noord-Amerika wordt de één uur durende show vertoond op OLN (Verenigde Staten) en op TSN (Canada). De Europese televisiestations zijn TVE (Spanje), RAI (Italië), Canal + (Frankrijk), Channel 5 (Groot-Brittannië), NTV (Rusland), Sport 1 (Hongarije). In Australië en Nieuw-Zeeland worden de reportages vertoond op Fox Sports en Sky Sports. In Azië en het Midden-Oosten is er NHK (Japan). ESPN en Star Sports Asia, bedekken samen 66 landen. ESPN International zendt uit in Zuid en Centraal Amerika en in Mexico. Daarnaast is er nog Super Sport SA (Zuid-Afrika), Showtime Arabia (Noord-Afrika, Midden-Oosten en de verschillende Arabische Staten). Via de overeenkomst met BBC Worldwide blijft ITU ook op de eerste rij wat betreft innovaties binnen de televisiewereld. (International Triathlon Union, 2004, pp. 8-9)
ITUtv ontwikkelde een eigen video voor kinderen: Tri-kids. Het is een video die gebruikt wordt als introductie voor scholen, triatlonclubs en recreatiecentra. Deze video werd toegejuicht en overgenomen door het European Children’s Television Centre (ECTC). Het ECTC integreerde deze video in functie van haar ‘opvoeding door sport programma in 2004’. De video werd tevens gebruikt op festivals en expo’s over heel de wereld. (International Triathlon Union, 2004, p. 3)
De ITU is volop bezig met het actief zoeken naar en het onderhouden van relaties met omroepen over de hele wereld. Op deze manier willen ze de triatlonsport verzekeren van een maximale ‘exposure’. Verschillende initiatieven staan in de startblokken om de huidige en toekomstige partners van de ITU te overtuigen dat triatlon ‘hun’ sportkeuze moet zijn en blijven. (International Triathlon Union, 2004, p. 3)
7.3. Het internet
De website van de World Triathlon Corporation: www.ironmanlive.com biedt een waaier van informatie aan. Kenmerkend voor deze website is de live verslaggeving van de Ironman qualifiers en het wereldkampioenschap in Hawaï in oktober. Door een partnerschap van de WTC en Sportvision, Inc. werd er in 2000 voor de eerste maal online verslag gedaan van zes Ironman Qualifiers en het Ironman World Championship in Hawaï. De allereerste Ironman qualifier was de Air New Zeelands Ironman op 4 maart 2000. (“History of Ironman”, 12.01.2005) (“Ironman season to feature live internet webcasts.” 29.12.2000)
De website biedt verschillende soorten informatie aan. Ten eerste is er real-time tracking. Vermits alle triatleten een enkelband met een chip dragen die de data registreert op acht locaties tijdens de wedstrijd kan elke atleet zo in real time worden gevolgd. Ten tweede verzorgt de website live audio en video. Sportvision maakte in 2000 drie televisieshows die live via het internet werden uitgezonden. Aan de finish staat een webcam opgesteld. Van iedere deelnemer die over de streep loopt wordt er een foto getrokken, het ultieme aandenken aan deze wedstrijd. Ook op andere plaatsen op het parcours staan er verschillende webcams geïnstalleerd. Tenslotte zijn er op de website tijdens de live verslaggeving statistieken te vinden van de wedstrijd, de triatleten en het weer. (“Ironman Triathlon World Championship goes LIVE online at IronmanLIVE.com”, 03.10.2000)
Tijdens het weekend van de Ironman 2003 logden meer dan 1.5 miljoen mensen in op Ironmanlive.com. Dit maakte deze wedstrijd tot het grootste ééndaagse sportevenement dat via internet werd aangeboden. Sean Gallagher, director of development van Discovery Channel heeft lovende woorden voor Ironmanlive.com
‘Ironmanlive.com is breaking new ground for delivering television-quality coverage over the Internet. The production value of Ironman's online coverage rivals the best broadcast media outlets. Ironmanlive.com is the future of endurance sports broadcasting.’ (“Ironman Triathlon Becomes Largest Single-Day Sporting Event Streamed Over Internet”, 26.04.2005)
Zoals de President van de WTC Lew Friedland zegt is het onmogelijk om een 17 uur durend evenement live te brengen op televisie. Internet vormt hier de oplossing om real-time verslag uit te brengen. Fans kunnen op elk moment surfen naar www.IronmanLIVE.com en op verschillende momenten van de dag nachecken hoe de race verloopt. Internet is a.h.w. gemaakt om de Ironman World Championship te verslaan. Op de website worden er ook allerlei attributen verkocht: trainingsmateriaal, dvd’s van de Ironman wedstrijden, het boek van Bob Babbit over de 25 jarige geschiedenis en nog vele andere.
De ITU heeft twee online bronnen: www.triathlon.org en www.itutv.com. De website www.triathlon.org brengt live online verslag van alle ITU World Cup wedstrijden en het Wereldkampioenschap van de ITU. Per evenement kan de website rekenen op meer dan 10.000 hits op hetzelfde moment per wedstrijd. In 2004 tijdens de ITU triatlon wereldkampioenschappen in Madeira, Portugal bezochten er meer dan 50.000 mensen de website tijdens de twee dagen durende periode. Ze genoten van de live actie en de post-race media, interviews en foto’s. Anno 2004 kan deze website rekenen op een gemiddelde van zeven miljoen bezoekers per maand. Op de website bevindt zich vooral informatie over de wereldkampioenschappen, de World Cup resultaten, foto’s en video’s. (International Triathlon Union, 2004, pp. 2-3)
De website www.triathlon.org van de ITU is erkend als de grootste en meest populaire triatlon en multi-sport internetbron. In 2003 kreeg deze website op de Sportaccord Conferentie[8] in Madrid een bronzen medaille voor de globale prestatie als een born van informatie, in vergelijking met de websites van andere sporten. (International Triathlon Union, 2004, p. 6)
In 2004 ontstond ITUtv.com, het online televisie en multimedia kanaal van de ITU. Het opzet van ITUtv.com is het maximaliseren van de aandacht van elke kleine en grote triatlonwedstrijd door middel van de laatste nieuwe multimedia bronnen. Het is een nieuwe generatie van televisie. Het laat toe om wedstrijden compleet vrij en on-demand te bezien. Dit maakt het mogelijk om elke wedstrijd en de bijhorende sponsors en atleten voortdurend in ‘the picture’ te zetten. (International Triathlon Union, 2004, pp. 8-9)
Op de website van ITUtv kan men van iedere World Cup wedstrijd van 2003 een video bestellen, de complete selectie video’s, 17 stuks, is ook te koop, zowel op DVD, VHS-NTC, als VHS-PAL. Net zoals de Ironmanlive website kan men ook hier allerlei attributen bestellen.
Besluit
Triatlon is geëvolueerd tot een gemediatiseerde sport. Misschien kunnen we wel stellen dat triatlon reeds vanaf het begin een gemediatiseerde sport was. De media en triatlon waren onlosmakelijk met elkaar verbonden al vanaf de eerste jaren. De geschreven pers en de televisie hebben triatlon groot gemaakt. Dankzij de media aandacht en door de celbrity status van triatleten als Mark Allen en Dave Scott verspreidde triatlon zich over de hele wereld. Het artikel van McDermott was de aanleiding voor een reportage van ABC en zo ging de bal verder aan het rollen. De Ironman van Hawaï was ook de allereerste triatlon die op televisie kwam. (Finch, 2004, pp. 13-15).
Zoals Thomas (in Jouret, 2000, p.8) stelt heeft sport vedetten, helden nodig waarmee het publiek zich kan identificeren. De jaren 80 waren een strijd tussen de twee absolute Ironman legendes Dave Scott en Mark Allen. Ook Julie Moss vroeger en Marc Herremans nu vervullen een voorbeeldrol. Na zijn ongeval richtte Marc Herremans een eigen triatlon club op, na enkele maanden was het uitgegroeid van een vriendenclub tot een club met meer dan 100 leden (Herremans, 12.04.2005) Mensen hebben voorbeelden nodig en die zijn er in de loop van de Ironman geschiedenis voldoende geweest.
Televisie-uitzendingen, documentaires en reportages over de Ironman wedstrijd in Hawaï maken ook gebruik van soap opera technieken, één van de kenmerken van de sportjournalistiek. In de NBC reportage over de Ironman 2003 wordt er ook gebruik gemaakt van suspens, drama en emotie. (Henning, 02.06.2004)
Het is duidelijk dat deze jonge sport al snel de media had gevonden. Of was het andersom? Zowel de WTC als de ITU doen veel moeite om de visibiliteit van hun wedstrijden te maximaliseren. De ITU heeft bijvoorbeeld via de introductie van het stayeren in de World Cup wedstrijden ook ingegrepen om de sport aantrekkelijker te maken voor televisie. Ruim 25 jaar nadat de eerste beelden van triatlon op televisie verschenen is het duidelijk dat deze sport, in tegenstelling tot de woorden van Collins, zijn plaats als kijksport heeft verworven. Rozendaal verwoordt het als volgt:
‘Triathlon bewijst als kijksport zijn waarde door op enerverende wijze strijd, passie, verrassende wendingen, sportiviteit en drama af te wisselen.’ (Rozendaal, 2004. p. 17)
Toch dienen we op te merken dat de beelden die verspreid worden door de ITU voornamelijk worden uitgezonden op betaal- of satellietzenders zoals OLN, TSN of FOX sports. Ook uitzendingen van de Xterra global tour zijn vaak uitsluitend te zien via betaal- of satellietzenders. De beelden van de Ironman triathlon worden door NBC via de kabelwel gedistribueerd.
Een specifiek kenmerk van triatlon is de gendergelijkheid. Niet alleen op het sportieve gebied maar ook op het vlak van media aandacht. Zowel in Sydney als in Athene werd de mannen als de vrouwenwedstrijd live uitgezonden gedurende 2.5 uur. ITUtv verspreidt na iedere World Cup serie en Wereldkampioenschap een één uur durend magazine. In de show is er gelijke aandacht voor de mannen en de vrouwenwedstrijd, een specifieke beleidsmaatregel van de ITU om gendergelijkheid te verzekeren in televisieverslaggeving.
Op de internetsites van zowel de ITU als de WTC is er evenveel aandacht voor de mannen als de vrouwen. Ook in de geschreven pers is er gelijke aandacht voor beide geslachten meerbepaald in triatlon magazines, vooral dan in de Verenigde Staten. (Beke, 08.04.2005)
DEEL II: Inhoudsanalyse: Case Study: De Ironman triathlon van Hawaï
In dit tweede deel van deze eindverhandeling willen we zelf onderzoeken in welke mate triatlon geglobaliseerd en gemediatiseerd is. Dit gebeurt via een inhoudsanalyse van acht dagbladen tussen de periode 1978 – 2004 over de berichtgeving van de Ironman triatlon in Hawaï.
In een eerste hoofdstuk bespreken we de inhoudsanalyse als onderzoeksmethode. We gaan dieper in op de kenmerken en aandachtspunten van een inhoudsanalyse. We eindigen met het formuleren van de onderzoeksvragen.
In het tweede hoofdstuk worden de verschillende aspecten van de methode van het onderzoek toegelicht.
In het laatste hoofdstuk presenteren we de resultaten. We zullen zowel vormelijke als inhoudelijke resultaten bespreken. We maken een opdeling tussen drie Vlaamse dagbladen en zes internationale dagbladen.
1. De inhoudsanalyse als onderzoeksmethode
Het onderzoek in deze eindverhandeling maakt gebruik van de methode van de inhoudsanalyse. Vooreerst geven we een theoretische achtergrond en een verantwoording voor de keuze van de inhoudsanalyse. Daarna bespreken we aan de hand van Berelsons definitie de vijf fundamentele kenmerken van de inhoudsanalyse. Vervolgens staan we stil bij de verschillende factoren waarmee men rekening moet houden tijdens de uitvoering van een dergelijke onderzoeksmethode. Tenslotte wordt het doel van ons onderzoek uiteen gezet en de concrete onderzoeksvragen geformuleerd.
De meest bekende definitie van de onderzoeksmethode vinden we terug bij Berelson. Volgens Berelson is de inhoudsanalyse:
‘(…) a research technique for the objective, systematic, and quantitative description of the manifest content of communication.’ (Berelson, 1952, p. 18)
Deze definitie bevat vijf kernelementen waaraan een inhoudsanalyse moet voldoen: objectief, systematisch, kwantitatief, beschrijvend en een manifeste inhoud. De eis naar objectiviteit en systematiek wijzen op methodische vereisten. (Hüttner e.a., 2001, p. 628) Met objectiviteit bedoelt men dat het onderzoek door andere onderzoekers exact herhaald kan worden met dezelfde resultaten tot gevolg. Het systematisch karakter van de inhoudsanalyse betekent dat in functie van het doel van het onderzoek alle relevante informatie moet worden onderzocht. Enkel onderzoekselementen selecteren die de eigen hypothese bevestigen moet worden vermeden. Daarnaast moeten de bekomen resultaten geplaatst kunnen worden in een theoretisch kader.
Binnen de methode van de inhoudsanalyse zijn er twee vormen te onderscheiden: kwalitatieve inhoudsanalyse en systematisch kwantitatieve inhoudsanalyse. Bij de eerste vorm staat de latente inhoud centraal, datgene wat niet letterlijk uit de boodschap achterhaald kan worden en als gevolg hiervan niet door iedereen op een zelfde manier kan worden geïnterpreteerd. Hier wordt de inhoud gebruikt als indicator, theorie en onderzoek vullen elkaar aan. In deze benadering staat de menselijke wereld centraal, de wereld van betekenissen. (Hüttner e.a., 2001, p. 624) De systematisch kwantitatieve inhoudsanalyse onderzoekt de manifeste inhoud. Met manifest bedoelt men ‘dat wat door iedereen op een zelfde eenvormige wijze begrepen kan worden’, het gaat om de inhoud ‘an sich’. (Budd e.a., 1967, p. 2) Het doel van de systematisch kwantificeerbare inhoudsanalyse is de inhoud beschrijven. Er wordt onder meer nagegaan welke thema’s voorkomen, in welke mate deze thema’s voorkomen en of er een verandering is te constateren binnen een bepaalde periode. (Hüttner e.a., 2001, pp. 136-137)
Bij het uitvoeren van een inhoudsanalyse moet men rekening houden met verschillende factoren, onder meer met het materiaal dat men wil onderzoeken, de aard van het medium en vooral het doel van het onderzoek. Het is belangrijk dat men bij de keuze van de vorm van de steekproef een zekere empirische kennis voorhanden heeft. (Hüttner e.a., 2001, p. 138) Daarom is het aangewezen om voorafgaand aan de eigenlijke steekproef een kleine steekproef uit te voeren. Het is in dit type van onderzoek ook cruciaal om een voldoende grote steekproef te trekken uit het mediamateriaal. Bij de keuze van dagbladen moet men ervan bewust zijn dat het gaat om niet homogene populaties. Dagbladen verschillen immers van politieke kleur, religieuze achtergrond en geografisch gebied, etc. Verder is het zo dat voor een mediaproduct zoals een krant, het tijdstip van verschijning een niet te miskennen rol speelt. Een editie van maandag zal bijvoorbeeld een aanzienlijk groter aandeel sport bevatten dan op andere dagen. Eenmaal men op theoretische en empirische gronden een concreet steekproefkader heeft geformuleerd, kan de steekproeftrekking plaats vinden. (Hüttner e.a., 2001, pp. 138-139)
Een inhoudsanalyse heeft doorgaans niet de bedoeling om een dwarsdoorsnede op één moment te maken. Meestal tracht men met het onderzoek een grote tijdsperiode te bestrijken en bepaalde trends in het mediameteriaal vast te stellen. (Hüttner e.a., 2001, p. 114) Ons onderzoek zal een beschrijvende kwantitatieve analyse zijn van Vlaamse en internationale kranten met als doelstelling veranderingen op te sporen omtrent de berichtgeving rond de Ironman wedstrijd van Hawaï in de periode 1978-2004. Meer specifiek willen we een antwoord vinden op volgende vragen:
- Zijn er doorheen de jaren meer en grotere artikels verschenen?
- Is er een verschil tussen de kwaliteitskrant De Standaard en de twee populaire kranten Het Laatste Nieuws en het Nieuwsblad?
- Is er een verband tussen goede prestaties van landgenoten en meer aandacht in de eigen nationale krant?
- Is er een evolutie merkbaar in de inhoud van de berichtgeving?
- Wat is de onderlinge verhouding tussen de internationale kwaliteitskranten.
- Welke internationale kranten berichten het meest over de Ironman?
- Is er een verschil in de berichtgeving tussen mannen en vrouwen?
2.1. Samenstelling van de steekproef
Indien er wordt gewerkt met gedrukt mediamateriaal kunnen er bij de steekproefkeuze drie fasen worden onderscheiden. Ten eerste is er de selectie van de titels, ten tweede een selectie van de exemplaren en tenslotte de selectie van de artikels of rubrieken. (Budd e.a., 1967, pp. 23-30) Er zal niet enkel een selectie gebeuren van titels, maar ook van de nationaliteit van de titels.
2.1.1. Selectie van de titels
Bij een systematisch kwantitatieve inhoudsanalyse wordt er hoofdzakelijk gebruik gemaakt van een beredeneerde methode. Objectieve criteria zoals geografie, soort of type publicatie, verspreiding en eigendomsstructuur zijn hiervoor de basis. De twee criteria die in deze eindverhandeling gebruikt worden zijn de geografie en het type publicatie. De selectie van de titels gebeurt enerzijds via het land van herkomst en anderzijds op basis van wat men een populaire of kwaliteitskrant noemt. Er werd initieel gekozen voor een selectie van vijf internationale populaire kranten en 2 Vlaamse populaire kranten. De redenering hierachter was dat sport als populaire cultuur beter onderzocht kan worden in populaire kranten. We verwachten in die kranten een ruimere berichtgeving. Omdat zulke kranten niet beschikbaar zijn in België hebben we gewerkt met vijf internationale kwaliteitskranten die terug te vinden zijn in BKOP (De bibliotheek kranten, overheidspublicaties en lopende tijdschriften) te Leuven en de KBR (Koninklijke Bibliotheek Brussel). Indien er in ons onderzoek een trend te zien is van meer berichtgeving zowel op vormelijk als inhoudelijk vlak dan gaan wij ervan uit dat dit ook zo het geval zal zijn in populaire internationale kranten. Uiteindelijk hebben we gekozen voor één kwaliteitskrant en twee populaire kranten in Vlaanderen en voor vijf internationale kwaliteitskranten:
Vlaanderen: De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws
Nederland: NRC Handelsblad
Duitsland: Frankfurter Algemeine Zeitung
Frankrijk: Le Monde
Groot-Brittannië: The Times
Verenigde Staten: International Herald Tribune
De selectie van deze dagbladen maakt het ons mogelijk om binnen Vlaanderen de berichtgeving te analyseren en een vergelijking te maken tussen twee populaire kranten en een kwaliteitskrant. Omdat de Verenigde Staten de bakermat is van de moderne triatlon mocht dit land zeker niet ontbreken in de steekproef. Daarnaast kiezen we ook voor internationale kranten uit Duitsland, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Er werd gekozen om enkel dagbladen te onderzoeken uit Vlaanderen en niet uit Wallonië. Het is in dit onderzoek niet de bedoeling het verschil in berichtgeving te onderzoeken tussen Vlaanderen en Wallonië, wel tussen de verschillende internationale kranten.
Bij de selectie van de titels moet men ook rekening houden met verschillende praktische elementen. Ten eerste is er de beschikbaarheid van de kranten. In ons onderzoek maken we gebruik van de dagbladen die aanwezig zijn in BKOP en waarvan de beschikbare edities teruggaan tot het jaar 1978. Ten tweede moet men ook de taal machtig zijn om een krant te kunnen analyseren. Daarom viel de keuze op Nederlandstalige, Duitstalige, Franstalige en Engelstalige kranten.
2.1.2. Selectie van de exemplaren
Een tweede stap bij de samenstelling van de steekproef is de selectie van dagbladexemplaren. Er moet worden beslist welke dagen in de steekproef zullen worden opgenomen. De vraag die men zich als onderzoeker hierbij moet stellen is of het te onderzoeken onderwerp tijdsgebonden is. Vermits het in ons onderzoek gaat om een triatlonwedstrijd die éénmaal per jaar wordt georganiseerd, kunnen we exact de dagbladexemplaren bepalen. Er werd besloten om vijf dagen te selecteren, twee dagen voor de wedstrijd, de wedstrijddag zelf en de twee dagen volgend op de wedstrijd. Maar al snel hebben we dit bijgestuurd naar drie dagen omdat uit een op voorhand uitgevoerde kleine steekproef bleek dat er bijna geen artikels werden gevonden op de eerste en de laatste dag. Er dient wel opgemerkt te worden dat de Ironman wedstrijd in Hawaï wordt georganiseerd en bijgevolg wegens het uurverschil hier tijdens de nacht plaatsvindt. De wedstrijd vindt steeds op een zaterdag plaats, bijgevolg is de derde dag steeds een maandag. Op maandag is er nu eenmaal meer verslaggeving van sport, maar omdat de derde dag in het onderzoek vanaf 1982 steeds op een maandag valt, zal dit naar alle waarschijnlijkheid geen vertekening opleveren van de resultaten.
De keuze voor de maanden is voor de hand liggend. In 1978 en 1982 vond de wedstrijd plaats in de maand februari en in 1980 éénmalig in januari. In 1982 werden er twee Ironman wedstrijden in Hawaï georganiseerd, zowel in februari als in oktober. Na 1982 werd elke Ironman in oktober georganiseerd.
Tenslotte worden de jaartallen gekozen. De Ironman is voor het eerst georganiseerd in 1978, bijgevolg wordt dit ook het beginjaar van ons onderzoek. Er wordt een interval van twee jaar genomen t.e.m. 2004. In totaal worden er 14 onderzoeksjaren genomen. Vermits er 15 edities waren, twee maal in 1982, en er per jaar drie dagen worden onderzocht van telkens acht dagbladen komen we tot een totaal van 360 te analyseren dagbladen.
2.1.3. Selectie van de artikels
We weten nu hoeveel en welke dagbladexemplaren er tot de selectie behoren. Het onderwerp van de analyse is geen volledig krantenexemplaar, maar slechts een welbepaalde selectie. Alle nieuwsartikels die inhoudelijk direct betrekking hebben op de Ironman wedstrijd van Hawaï worden in de steekproef opgenomen. Naast de ‘gewone’ sportartikels worden ook verwijzende artikels als analyse-eenheid beschouwd. Onder verwijzende artikels verstaat men korte bijdragen die een bepaald onderwerp aankondigen en aangeven op welke bladzijde men het uitgebreid artikel kan terugvinden.
Reclame of advertenties, cartoons, aankondigingen van sport op televisie die enige band hebben met de Ironman wedstrijd van Hawaï worden niet opgenomen in de steekproef. Er wordt dus in onze steekproef hoofdzakelijk gekeken naar de redactionele teksten, daarnaast worden ook illustraties opgenomen in de analyse. Onder illustraties verstaat men: foto’s, tabellen, grafieken en infofiches. Eventuele bijlagen worden niet opgenomen, deze kunnen te zeer het resultaat vertekenen, daarom worden ze buiten beschouwing gelaten. (Banken, 2003, pp. 59-60)
2.2. De keuze van de indicatoren en categorieën
Bij het formuleren van categorieën dient men rekening te houden met volgende aspecten. De keuze van de categorieën moet steeds gebeuren in functie van het doel van het onderzoek. Ze moeten ook gezamenlijk exhaustief zijn en elkaar volledig uitsluiten. Verder moeten de categorieën zorgvuldig gedefinieerd worden opdat het onderzoek zonder problemen herhaald kan worden. (Roe, 2001) Bij het opstellen van de categorieënset vonden we inspiratie bij andere eindverhandelingen. (Peeters, 2003, pp. 54-57) (Banken, 2003, pp. 60-69) De indicatoren of variabelen zijn de meest relevante inhoud- en vorm kenmerken. Voor ons onderzoek zijn er vijf verschillende vormelijke categorieën en vier inhoudelijke categorieën.
Vormelijke kenmerken:
Identificatie analyse – eenheid (onderzoeksvariabele 1)
Analyse eenheid, dagbladtitel, dag, datum, land of regio, aantal artikels per krant
Oppervlakte analyse eenheid (onderzoeksvariabele 2)
Totale oppervlakte van de krant, artikel, redactionele tekst
Plaatsing analyse eenheid (onderzoeksvariabele 3)
paginanummer
Illustratiesoort (onderzoeksvariabele 4)
Aantal, oppervlakte, soort, bron en thema van de illustraties
Bron artikel (onderzoeksvariabele 5)
Bron (internationaal, nationaal, regionaal) en oorsprong (persagentschap, journalist eigen of andere krant, … )
Inhoudelijke kenmerken:
Dominante nationale actor (onderzoeksvariabele 6) Zowel bij de mannen als de vrouwen.
Dominante internationale actor (onderzoeksvariabele 7) Zowel bij de mannen als de vrouwen.
Vermelding winnaars (onderzoeksvariabele 8) Geslacht, land of regio. Voor Vlaanderen geldt: zowel vermelding van België als Vlaanderen.
Inhoud van artikel (onderzoeksvariabele 9)
2.3. Keuze van de analyse - en meeteenheid
De analyse-eenheid is elke bijdrage die inhoudelijk en vormelijk een zelfstandige eenheid vormt, d.w.z. alle teksten en illustratiemateriaal dat onder eenzelfde titel of hoofding valt, vormt een observatie. Het is de eenheid die de basis zal uitmaken van de eigenlijke analyse. De meeteenheid is de eenheid die de analyse-eenheid meet, dit zal gebeuren in cm². (Roe, 2001)
Eens de artikels zijn gemeten worden de getallen omgezet in percentages van de totale oppervlakte. Een mogelijke kritiek op het gebruik van de vierkante centimeter als oppervlakte-eenheid is dat er geen rekening wordt gehouden met de soort en grootte van het lettertype. Een vierkante centimeter kan immers meer of minder leestekens bevatten. Bij de berekening van de totale oppervlakte worden de witte randen rond de tekst of illustraties meegerekend. Illustraties die bij een redactionele tekst staan worden daarbij geteld. Paginanummering, woorden en titels van rubrieken die steeds worden herhaald worden bij het opmeten van redactionele tekst niet mee gerekend. (Peeters, 2003, p. 50)
Het meetinstrument met de onderzoeksvariabelen bevindt zich in bijlage 8.
2.4. Betrouwbaarheid en geldigheid
Het analyseren van mediaproducten vereist steeds een zekere interpretatie van de ‘lezer’. De betekenis van een tekst is niet met de tekst gegeven. Het analyse-instrument van een onderzoeker laat dan ook een zekere interpretatieruimte toe waardoor waarnemers makkelijk tot verschillen kunnen komen. Om dit te vermijden heeft ieder onderzoekstype en dus ook de inhoudsanalyse nood aan bepaalde kwaliteitscriteria: geldigheid en betrouwbaarheid. De geldigheidsvraag heeft betrekking op het operationaliseringproces. De gekozen documenten moeten representatief zijn voor de eenheden waarover men uitspraken wilt doen. Het waarnemingsinstrument moet de begrippen meten uit het conceptueel model en de gekozen statistische analyseprocedure moet aangepast zijn aan de vraagstelling. Men wilt weten of men gemeten heeft wat men wilde weten.
De betrouwbaarheidsvraag heeft betrekking op de reproduceerbaarheid, herhaalbaarheid en navolgbaarheid van de resultaten. Een andere onderzoeker die eenzelfde werkwijze hanteert op het zelfde materiaal moet tot dezelfde resultaten komen. Daar waar geldigheid vooral te maken heeft met systematische fouten, wil men bij het betrouwbaarheidsvraagstuk toevallige fouten vermijden. (Roe, 2001)
Beide criteria zijn even noodzakelijk in ieder onderzoek. In de systematisch-kwantificerende inhoudsanalyse valt het op dat er meer aandacht wordt geschonken aan het betrouwbaarheidsvraagstuk. De vaststelling van iets zinnigs in een onderzoek lijkt eerder ondergeschikt te zijn aan de reproduceerbaarheid ervan. Die nadruk op betrouwbaarheid in de inhoudsanalyse komt voort uit de vrees dat men in de plaats van het kenmerk van het materiaal de ‘geest van de codeur’ zal meten. Bij een inhoudsanalyse is het belangrijk dat de inhoud van een krant door iedere codeur op eenzelfde wijze wordt geanalyseerd. Persoonsgebonden betekenissen van de codeur moeten worden uitgesloten. (Hüttner e.a., 2001, pp. 147-150)
Er zijn drie types van betrouwbaarheidscontroles te onderscheiden: stabiliteit, overeenstemming en accuraatheid. Het zijn in feite verschillende aspecten van de reproduceerbaarheid van het codeerwerk. (Hüttner e.a., 2001, pp. 147-150) Om de geldigheid te controleren kan je best een tweede onderzoek doen van het zelfde materiaal met andere methoden en technieken. (Roe, 2001)
In dit laatste hoofdstuk van deel 2 bespreken we eerst de algemene gegevens, belangrijke variabelen worden in verband gebracht met de tijd. Verder maken we een opdeling tussen de Vlaamse dagbladen (De Standaard, Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws) en de internationale kwaliteitskranten (De Standaard, NRC Handelsblad, Le Monde, Frankfurter Algemeine Zeitung, The Times en The International Herald Tribune).
Eerst worden telkens de vormelijke kenmerken besproken, vervolgens de inhoudelijke kenmerken. De globalisering van de Ironman triathlon meten we af a.d.v de vormelijke kenmerken, de mediatisering via de inhoudelijke kenmerken.
Indien er in de tekst niet expliciet wordt vermeld dat de resultaten van de Chi-Kwadraat test boven het significantieniveau ligt, kunnen de gegevens veralgemeend worden naar de gehele populatie. In het jaar 1982 werden twee Ironman wedstrijden georganiseerd. De gegevens van beide wedstrijden worden samengepresenteerd in de onderstaande tabellen.
3.1. Algemene resultaten
3.1.1. Vormelijk
In deze paragraaf bespreken we achtereenvolgens het aantal artikels en illustraties per jaar en per dagblad, en de oppervlaktes van de artikels en illustraties.
In tabel 4 wordt het aantal artikels per jaar weergegeven voor de totale steekproef. Uit de totale steekproef van 360 dagbladen werden er 167 artikels met betrekking tot de Ironman wedstrijd gevonden. Uit de onderzoeksgegevens leiden we af dat tussen de jaren 1978 en 1982 geen enkel artikel of illustratie voorkwam. In het jaar 1986 waren er geen artikels, wel enkele illustraties.
Vanaf het jaar 1996 worden er in alle kranten meer artikels gepubliceerd over de Ironman. In de jaren voor 1996 worden er maximaal 5 artikels geschreven in het jaar 1996 verschijnen er 26 artikels. De jaren daaropvolgend is er een stijging of blijft het aantal artikels hetzelfde. In 1998 en 2004 er verschenen er respectievelijk 39 en 37 artikels. In 1998 was Luc van Lierde opnieuw kandidaat om de wedstrijd te winnen, maar strandde op een tweede plaats. In 2004 werden er zowel van Luc van Lierde als Rutger Beke goede prestaties verwacht en was er veel aandacht voor Marc Herremans. In tabel 4 zien we ook dat er in onze totale speekproef 3 dagbladen niet aanwezig waren en dat er vier maal geen sportkatern aanwezig was in het desbetreffende dagblad.
Voor het aantal illustraties die verschenen tussen 1978 en 2004 stellen we eenzelfde trend vast. Ook hier is er sinds 1996 een zeer sterke stijging waar te nemen. Opnieuw zijn er in de jaren 1998 (18) en 2004 (22) de meeste illustraties. Het totale aantal verschenen illustraties is 134. (zie bijlage 9 tabel 1)
Tabel 4: Aantal artikels per jaar (N=167) voor de totale steekproef (N=360)
Aantal artikels Jaar |
1 Aantal artikels |
95 Krant niet aanwezig |
96 Sportkatern niet aanwezig |
Totaal |
1982 |
|
1 |
|
1 |
1984 |
3 |
|
3 |
6 |
1988 |
4 |
|
|
4 |
1990 |
5 |
|
|
5 |
1992 |
5 |
|
|
5 |
1994 |
2 |
|
|
2 |
1996 |
23 |
|
|
23 |
1998 |
39 |
2 |
|
41 |
2000 |
26 |
|
|
26 |
2002 |
23 |
|
|
23 |
2004 |
37 |
|
1 |
38 |
Totaal |
167 |
3 |
4 |
174 |
In tabel 5 worden het aantal artikels per dagblad weergegeven. Het is duidelijk dat alle drie de Vlaamse dagbladen in vergelijking met deze uit de VS en de ons omringende landen veel meer berichten over de Ironman wedstrijd van Hawaï. 144 van de 167 artikels uit onze steekproef werden door een Vlaamse krant geschreven. Enkel de Frankfurter Algemeine Zeitung besteedt redelijk veel aandacht aan de Ironman. In de Franse krant Le Monde vonden we geen enkel artikel. Een verklaring hiervoor is misschien te vinden in het feit dat Frankrijk vooral gericht is op de ITU World Cup wedstrijden. Één van de belangrijkste wedstrijden van de World Cup, en tevens de oudste van Europa, wordt in Nice georganiseerd. Vermits er geen gegevens werden gevonden in Le Monde zullen we deze krant weglaten in de verdere bespreking van de resultaten. Het aantal illustraties per dagblad vindt men terug in bijlage 9 tabel 8, waar er vergelijkbare resultaten worden getoond als in de onderstaande tabel.
Tabel 5: Aantal artikels per dagblad (N=167)
Aantal artikels Alle dagbladen |
1 Aantal artikels |
95 Krant niet aanwezig |
96 Sportkatern niet aanwezig |
Totaal |
1 De Standaard |
29 |
|
|
29 |
2 Het Nieuwsblad |
75 |
|
|
75 |
3 Het Laatste Nieuws |
40 |
2 |
|
42 |
4 NRC Handelsblad |
1 |
|
|
1 |
5 Frankfurter Algemeine Zeitung |
16 |
1 |
|
17 |
6 Le Monde |
|
|
4 |
4 |
7 The Times |
4 |
|
|
4 |
8 International Herald Tribune |
2 |
|
|
2 |
Totaal |
167 |
3 |
4 |
174 |
Vanaf 1996 verschijnen er niet alleen meer artikels over de Ironman wedstrijd, ze worden ook groter. De vijf categorieën van tabel 6 verkregen we door de werkelijke oppervlaktes van de artikels op te delen. Vanaf 1996 zijn er 24 artikels die groter zijn dan 750 cm². Deze gegevens zijn niet significant. Gelijkaardige gegevens vinden we terug bij het meten van de oppervlakte van de redactionele tekst en illustraties, ook daar zijn de gegevens niet significant. (zie bijlage 9: tabel 2 en 3)
Tabel 6: Oppervlakte (cm²) van de artikels per jaar (N=167)
Opp artikels (cm²) Jaar |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
Totaal |
1984 |
3 |
|
|
|
|
3 |
1988 |
4 |
|
|
|
|
4 |
1990 |
5 |
|
|
|
|
5 |
1992 |
3 |
1 |
1 |
|
|
5 |
1994 |
1 |
|
1 |
|
|
2 |
1996 |
11 |
4 |
3 |
5 |
|
23 |
1998 |
25 |
5 |
5 |
3 |
1 |
39 |
2000 |
11 |
4 |
4 |
6 |
1 |
26 |
2002 |
11 |
4 |
4 |
3 |
1 |
23 |
2004 |
26 |
4 |
3 |
1 |
3 |
37 |
Totaal |
100 |
22 |
21 |
18 |
6 |
167 |
In dit inhoudelijk deel van de algemene gegevens gaan we dieper in op de representatie van mannen en vrouwen in onze steekproef. Eerst bespreken we het aantal mannelijke en vrouwelijke winnaars, vervolgens de vermelding van binnenlandse en buitenlandse triatleten in de verschillende dagbladen. Tenslotte bespreken we de verhouding zacht-hard nieuws in de artikels.
In tabel 7 worden de percentages weergegeven van het aantal mannelijke en vrouwelijke winnaars. Met 37.7%, wordt er in bijna 4 van de 10 keren de naam van de mannelijke winnaar vermeld. De naam van de vrouwelijke winnaar werd in 23.4 % van de artikels geschreven. De vrouwelijke winnaars worden in 14.3% (37.7% - 23.4%) van de artikels minder vermeld dan de mannen. In iets meer dan 20% van de artikels worden zowel de mannen als de vrouwen vermeld.
Tabel 7: Mannelijke (N=63) en vrouwelijke (N=39) winnaars in het totaal aantal artikels (N=167)
Vrouwelijke winnaars Mannelijke winnaars |
1 (ja) |
2 (nee) |
Totaal |
1 (ja) |
|||
36 21.6% |
27 16.2% |
63 37.7% |
|
2 (nee) |
|||
3 1.8% |
101 60.5% |
104 62.3% |
|
Totaal |
|||
39 23.4% |
128 76.6% |
167 100.0% |
De resultaten waarin de dagbladen triatleten uit eigen land vermelden, tonen gelijkaardige resultaten aan als deze uit tabel 7. De verhoudingen in de aandacht tussen mannen en vrouwen zijn in tabel 8 nog extremer. In meer dan 80% van de artikels waar een man wordt vermeld komt er geen vrouwelijke triatleet aan bod. Het aantal verschillende mannelijke triatleten met de nationaliteit van de krant is ook veel hoger dan deze van de vrouwen. Er worden maximaal 4 verschillende vrouwelijke triatleten vermeld, tegenover meer dan 7 verschillende mannelijke triatleten met een maximum van 33 verschillende namen. Dezelfde resultaten vinden we terug als we de absolute cijfers nemen van de vermelding van mannelijke en vrouwelijke triatleten met een nationaliteit gelijkaardig aan de krant waarin het bericht staat geschreven. (zie bijlage 9: tabel 4, en ook in het codeerschema bijlage 8) De aantallen van tabel 8 en 9, en de bijhorende tabellen in bijlage 9, werden telkens opgedeeld in categorieën om zo een overzichtelijker beeld te geven.
Tabel 8: Aantal verschillende mannen (N=134) en vrouwen (N=25) uit eigen land die in het totaal aantal artikels worden vermeld. (N=167)
Vrouwen (aantal) Mannen (aantal) |
0 |
1 (1-2) |
2 (3-4) |
Totaal |
0 |
||||
|
4 2.9% |
|
4 2.9% |
|
1 |
||||
84 60.9% |
4 2.9% |
|
88 63.8% |
|
2 |
||||
18 13.0% |
8 5.8% |
1 7% |
27 19.6% |
|
3 (5-6) |
9 6.5% |
4 2.9% |
|
13 9.4% |
4 |
||||
2 1.4% |
3 2.2% |
1 0.7% |
6 4.3% |
|
Totaal |
113 81.9% |
23 16.7% |
2 1.4% |
138 100.0% |
De onderstaande tabel vertelt ons hetzelfde als tabel 8 maar dan voor de vermelding van buitenlandse triatleten. Een duidelijk verschil met tabel 8 is dat in iets minder dan de helft van de artikels waar een mannelijke buitenlandse triatleet in vermeld staat, er geen vermelding is van vrouwelijke buitenlandse triatleten. (49.5 %) Omgekeerd is er in 6.2 % van de artikels geen mannelijke buitenlandse triatleet, wanneer er wel een vrouwelijke buitenlandse triatleet in een artikel staat. In 15 % van de artikels worden er meer dan 7 met een maximum van 24 verschillende buitenlandse triatleten vermeld. Voor vrouwelijke buitenlandse triatleten is dat slechts 3.1%.
Voor de absolute cijfers van mannelijke en vrouwelijke buitenlandse triatleten vinden we gelijkaardige gegevens terug. We kunnen deze echter niet veralgemenen vermits ze niet significant zijn. (bijlage 9: tabel 5)
Tabel 9: Aantal verschillende mannen (N=91) en vrouwen (N=49) uit het buitenland die in het totaal aantal artikels worden vermeld. (N=167)
Vrouwen Mannen |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
Totaal |
0 |
|
4 4.1% |
1 1.0% |
|
1 1.0% |
6 6.2% |
1 (1-2) |
26 26.8% |
13 13.4% |
1 1.0% |
|
|
40 41.2% |
2 (3-4) |
11 11.3% |
9 9.3% |
4 4.1% |
|
|
24 24.7% |
3 (5-6) |
5 5.2% |
5 5.2% |
|
1 1.0% |
1 1.0% |
12 12.4% |
4 (7-24) |
6 6.2% |
4 4.1% |
3 3.1% |
1 1.0% |
1 1.0% |
15 15.5% |
Totaal |
48 49.5% |
35 36.1% |
9 9.3% |
2 2.0% |
3 3.1% |
97 100.0% |
Zowel voor tabel 8 als 9 geldt dat wanneer in de steekproef in een artikel noch vrouw noch man werd vernoemd, beiden een missing value kregen toebedeeld. De bovenstaande resultaten zijn dus van toepassing op de artikels waar er ofwel een man, ofwel een vrouw of beiden werden vermeld. We kunnen concluderen dat de geschreven pers meer aandacht schenkt aan de vermelding van eigen landgenoten (138) dan aan buitenlanders (97).
Tabel 10: Vermelding zacht en hard nieuws in het totaal aantal artikels per tijdsperiode (N=167)
Zacht-hard nieuws Jaar |
1 (zacht) |
2 (zacht/hard) |
3 (hard) |
Totaal |
1 (jaren 80) |
||||
1 6% |
9 5.4% |
2 1.2% |
12 7.2% |
|
2 (jaren 90) |
||||
33 19.8% |
56 33.3% |
6 3.6% |
95 56.9% |
|
3 (na 2000) |
||||
26 15.6% |
25 15.0% |
9 5.4% |
60 35.9% |
|
Totaal |
60 35.9% |
90 53.9% |
17 10.2% |
167 100.0% |
In tabel 10 wordt de opdeling zacht-hard nieuws gepresenteerd. Deze werd verkregen door verschillende variabelen samen te voegen en opnieuw te coderen. Vervolgens werd er een schaal gecreeërd.
Doorheen de steekproef zien we dat 35.9 % van de artikels geschreven zijn over onderwerpen die gecategoriseerd kunnen worden onder de noemer zacht nieuws. Bijvoorbeeld berichten over het persoonlijke leven van de triatleet of buitenstaanders die aan het woord komen en iets meedelen over de triatleet. 10.2 % is droge, pure informatie over bijvoorbeeld wedstrijdreglementen en het parcours. We kunnen deze gegevens veralgemenen naar de gehele populatie vermits de chi-kwadraat test met 0.043 significant is.
In bijlage 9 zien we in tabel 6 en 7 de thema’s van de foto’s en de soort illustraties. 24.7 % van de illustraties verwijst naar een uitslag van de wedstrijd die niet vermeld wordt in een grafiek of tabel. 38.8 % van de illustraties zijn zwart wit foto’s, 28.8 % zijn kleurenfoto’s. De meeste foto’s in de steekproef hebben betrekking op de finish van de Ironman wedstrijd en foto’s van het fiets en loop onderdeel.
3.2. De berichtgeving van twee populaire en één kwaliteitskrant in Vlaanderen
3.2.1. Vormelijk
De vormelijke kenmerken van de Vlaamse dagbladen die hier worden besproken zijn het aantal artikels en illustraties per dagblad en de oppervlakte van de artikels. Het aantal artikels in de drie Vlaamse dagbladen ligt beduidend hoger dan die in de internationale dagbladen (zie tabel 5). Het Nieuwsblad met 75 artikels, besteedt het meeste aandacht aan de Ironman. Als ‘de’ sportkrant in Vlaanderen bericht zij tweemaal zo veel als De Standaard en bijna dubbel zoveel als Het Laatste Nieuws.
Eenzelfde patroon zien we terug bij het aantal gebruikte illustraties. Wederom is Het Nieuwsblad het dagblad dat de meeste illustraties gebruikt, qua totaal aantal (55) gebruikte artikels (1x, 2x, 3x, en 4x een illustratie) dubbel zo veel als Het Laatste Nieuws en de Standaard. De gegevens met betrekking tot de illustraties zijn echter niet significant. (bijlage 9: tabel 8)
Tijdens het coderen zijn de artikels, waarin enkel en alleen een uitslag stond vermeld van de mannen en vrouwen, gecodeerd als een illustratie. In de jaren daaropvolgend werd de uitslag van de wedstrijd vaak als een aparte illustratie toegevoegd aan het artikel. Vandaar dat er in het jaar 1986 geen artikels aanwezig waren maar wel illustraties, illustraties met enkel de wedstrijduitslag. (zie tabel 4 en bijlage tabel 1) In de eerste jaren dat er artikels en illustraties verschenen werd er dus veelal in het kort geïnformeerd over de wedstrijd, vaak met enkel een vermelding van de mannelijke en of vrouwelijke winnaars.
Uit de onderstaande tabel kunnen we voor onze steekproef concluderen dat Het Nieuwsblad de grootste artikels besteedt aan de Ironman. Er is ook een duidelijk verschil tussen de kwaliteitskrant De Standaard en de populaire krant Het Laatste Nieuws. De Standaard publiceert minder artikels, maar ze zijn wel groter in oppervlakte. 12 artikels in de Standaard zijn groter dan 500 cm² tegenover maar 6 artikels in Het Laatste Nieuws. Deze gegevens zijn echter niet significant.
Tabel 11: Oppervlakte (cm²) van het totale aantal artikels in Vlaamse dagbladen (N=144)
Opp artikels (cm²) Vlaamse dagbladen |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
Totaal |
1 De Standaard |
15 |
2 |
7 |
4 |
1 |
29 |
2 Het Nieuwsblad |
46 |
9 |
9 |
5 |
3 |
75 |
3 Het Laatste Nieuws |
28 |
6 |
2 |
3 |
1 |
40 |
Totaal |
89 |
17 |
18 |
15 |
5 |
144 |
In tabel 9 van bijlage 9 worden de totale oppervlaktes van de artikels, redactionele tekst en illustratie per krant weergegeven. Ook hier constateren we dat ondanks De Standaard (29) minder artikels publiceert over de Ironman dan Het Laatste Nieuws (40), ze ook qua totale oppervlakte, meer oppervlakte besteedt aan de artikels, de redactionele tekst en de illustraties.
3.2.2. Inhoudelijk
De inhoudelijke kenmerken van de drie Vlaamse dagbladen die hier worden besproken zijn de vermelding van mannelijke en vrouwelijke winnaars en het aantal hard of zacht nieuws.
Het percentage van de vermelding van mannelijke winnaars in de drie Vlaamse kranten verschilt ongeveer 5 % met die van de resultaten van alle dagbladen. (zie tabel 7) In 32.6 % van de Vlaamse kranten werd de mannelijke winnaar vermeld tegenover 37.7 % in de gehele steekproef. In De Standaard is de verhouding tussen het wel of niet vermelden van de mannelijke winnaar ongeveer 50%. Bij de twee populaire kranten is er een verhouding van 30-70.
Tabel 12: Vermelding van mannelijke winnaars (N=47) in Vlaamse dagbladen (N=144)
Vermelding mannelijke winnaars Vlaamse dagbladen |
1 (ja) |
2 (nee) |
Totaal |
1 De Standaard |
14 48.3% 29.8% |
15 51.7% 15.5% |
29 100.0% 20.1% |
2 Het Nieuwsblad |
21 28.0% 44.7% |
54 72.0% 55.7% |
75 100.0% 52.1% |
3 Het Laatste Nieuws |
12 30.0% 25.5% |
28 70.0% 28.9% |
40 100.0% 27.8% |
Totaal |
47 32.6% 100.0% |
97 67.4% 100.0% |
144 100.0% 100.0% |
Het percentage van de vermelding van vrouwelijke winnaars in de drie Vlaamse kranten verschilt opnieuw ongeveer 5 % met die van de resultaten van alle dagbladen. In 17.4 % van de Vlaamse kranten werd de mannelijke winnaar vermeld tegenover 23.4 % in de gehele steekproef. In De Standaard is er met 24.1 %, meer aandacht voor de vrouwelijke triatleten dan in de populaire kranten. Met dit percentage van De Standaard zit deze kwaliteitskrant ook 0.7 % boven het percentage van de totale steekproef.
Zowel de resultaten van de vermelding van de mannelijke als vrouwelijke winnaars zijn niet significant.
Tabel 13: Vermelding van vrouwelijke winnaars (N=25) in Vlaamse dagbladen (N=144)
Vermelding vrouwelijke winnaars Nationale kranten |
1 (ja) |
2 (nee) |
Totaal |
1 De Standaard |
7 24.1% 28.0% |
22 75.9% 18.5% |
29 100.0% 20.1% |
2 Het Nieuwsblad |
11 14.7% 44.0% |
64 85.3% 53.8% |
75 100.0% 52.1% |
3 Het Laatste Nieuws |
7 17.5% 28.0% |
33 82.5% 27.7% |
40 100.0% 27.8% |
Totaal |
25 17.4% 100.0% |
119 82.6% 100.0% |
144 100.0% 100.0% |
De combinatie tussen nationale kranten en mannelijke of vrouwelijke triatleten uit eigen land of uit het buitenland gaven in geen enkele combinatie significante gegevens.
Wat de inhoud van de artikels betreft ligt het percentage zacht nieuws bij Het Laatste Nieuws het hoogst. (zie tabel 14) Met 55 % besteedt deze krant meer dan 20 % meer aan zacht nieuws dan De Standaard en Het Nieuwsblad. Deze laatste twee kranten vertonen gelijkaardige patronen in de verhouding tussen zacht en hard nieuws. Ongeveer 30 % uitgesproken zacht nieuws en human interest, en ongeveer 10 % droge informatie over de Ironman. Daarmee zitten deze resultaten in de lijn van de bevindingen uit tabel 10 waar er een verdeling was van 35.9 % zacht nieuws, 53.9 % zacht en hard en 10.2 % hard nieuws. De resultaten van tabel 14 zijn niet significant.
Tabel 14: Vermelding zacht en hard nieuws in Vlaamse dagbladen (N=144)
Zachthard Vlaamse dagbladen |
1 (zacht) |
2 (zacht/hard) |
3 (hard) |
Totaal |
1 De Standaard |
8 27.6% |
17 58.6% |
4 13.8% |
29 100% |
2 Het Nieuwsblad |
24 32% |
45 60% |
6 8% |
75 100.0% |
3 Het Laatste Nieuws |
22 55% |
16 40% |
3 5% |
40 100.0% |
Totaal |
54 37.5% |
78 54.2% |
12 8.3% |
144 100.0% |
3.3. De berichtgeving van internationale kwaliteitskranten
Tot slot bespreken we de resultaten in de in berichtgeving van internationale kwaliteitskranten. De Standaard (29) en de Frankfurter Algemeine Zeitung (17) berichten het meest over de Ironman triathlon. Dit is niet verwonderelijk vermits beide landen al winnaars hebben voortgebracht. Nederland (1) dat met Bob Barel enkele malen een sterke prestatie neerzette in Hawaï bericht in vergelijking met Groot-Brittannië (4) waar de Ironman minder populair is, zeer weinig over de Ironman. Een enigszins verrassend resultaat is dat de krant uit de Verenigde Staten: De International Herald Tribune met maar twee artikels, zeer weinig aandacht schenkt aan de Ironman. (zie tabel 5)
Dezelfde resultaten komen terug bij de relatie tussen het aantal illustraties en internationale kranten. De Standaard en de Frankfurter Algemeine Zeitung tonen veel meer illustraties dan de andere internationale dagbladen. Le Monde gebruikt geen enkele illustratie en NRC Handelsblad bericht wederom minder dan The Times. (bijlage 9: tabel 8)
Naast De Standaard is het enkel de Frankfurter Algemeine Zeitung die een voldoende aantal artikels over de Ironman heeft gepubliceerd. In verband met de grootte van de artikels en de totale oppervlakte van het aantal artikels in internationale kwaliteitskranten en de bespreking van inhoudelijke kenmerken kunnen we geen uitspraken doen. De voorhanden zijn de gegevens zijn immers veel te beperkt.
Besluit
Één van de doelen van ons onderzoek was de berichtgeving van de Ironman in de vijf internationale kwaliteitskranten te vergelijken. Maar doordat er maar 52 van de 167 artikels verschenen in internationale kwaliteitskranten en daarvan De Standaard 29 artikels en de Frankfurter Algemeine Zeitung 16 artikels voor hun rekening nemen, kunnen we geen uitspraken doen over vormelijke en inhoudelijke kenmerken van de vijf internationale kwaliteitskranten. Enkel dat de De Standaard en de Frankfurter Algemeine Zeitung als enige internationale kranten veel aandacht besteden aan de Ironman. Het is dus zeer duidelijk dat de dagbladen uit landen die ooit een winnaar hebben voortgebracht veel meer artikels schrijven, een uitzondering hierop is de Amerikaanse krant The International Herald Tribune.
Voor Vlaanderen kunnen we stellen dat zowel De Standaard als de twee populaire kranten Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws veel artikels schrijven over de Ironman. De meeste artikels verschijnen in de sportkrant van Vlaanderen: Het Nieuwsblad. De Standaard schrijft minder maar wel grotere artikels, Het Laatste Nieuws besteedt het meeste aandacht aan human interest en zacht nieuws.
Voor alle dagbladen, in hoofdzaak dus de Vlaamse en de Duitse kranten geldt het jaar 1996 als de ommekeer. Vanaf dan verschijnen er veel meer artikels. Een mogelijke verklaring is misschien het feit dat de Vlaming Luc van Lierde als eerste Europeaan de zo typische Amerikaanse Ironman triathlon wint. De weg voor Europese winnaars lag als het ware open. Het is ook vanaf dan dat Duitse toppers zoals Norman Stadler en Thomas Hellriegel met plaatsen in de top tien, aanstalten maakten om de Ironman te winnen.
Sinds 1996 is in beide landen de Ironman triathlon ook nooit uit de media weggeweest. In Vlaanderen won Luc van Lierde de Ironman voor een tweede maal in 1999, Marc Herremans eindigt op een 6de plaats in 2001 en in 2003 bereikt hij als rolstoelatleet de finish. Datzelfde jaar wordt Rutger Beke verrassend 2de en een jaar later vijfde. In Duitsland zijn er tussen 1996 en 2004 vele kandidaat winnaars, met overwinningen in 1997 van Thomas Hellriegel en in 2004 van Norman Stadler en Nina Kraft. De populariteit van de Ironman die hoofdzakelijk bepaald wordt door de prestaties van eigen landgenoten, bepaalt dat dagbladen veel artikels schrijven over de Ironman.
We kunnen concluderen dat wat de globalisering van de Ironman triathlon betreft, doorheen de jaren het aantal en de grootte van artikels en illustraties is toegenomen. We hadden verwacht dat het aantal artikels in de landen waar de Ironman niet zo populair is toch hoger zou liggen. In die zin kunnen we stellen dat wat ons onderzoek betreft, triatlon in de geschreven pers niet overal is doorgedrongen.
Wat de mediatisering betreft zien we dat, in tegenstelling tot de audiovisuele media, in ons onderzoek de verhoudingen tussen mannen en vrouwen helemaal niet gelijk zijn. Vrouwen worden ondervertegenwoordigd in vergelijking met mannen. Verbanden tussen de inhoud van de artikels en tijdsevolutie waren niet significant, hetzelfde geldt voor het soort illustraties.
In deze eindverhandeling hebben we een beeld proberen te geven van een jonge sport, die mede door de media gegroeid is tot een Olympische discipline van vandaag. Nadat de theoretische begrippen werden omschreven en de sport en de Ironman wedstrijd zelf werden verduidelijkt hebben we via een eigen onderzoek in de geschreven pers proberen aan te tonen dat triatlon als sport zowel geglobaliseerd als gemediatiseerd is. De belangrijkste conclusies die we hieruit kunnen trekken worden in dit algemeen besluit besproken.
Sport in het algemeen, en ‘een’ sport in het bijzonder kan verschillende betekenissen hebben. Triatlon werd vaak afgeschilderd als een niet zo laagdrempelige sport. Triatlon werd, mede door het belang van de Ironman, vaak voorgesteld als onmenselijk en onmetelijk zwaar. Met de komst van de kwarttriatlon en de vele andere soorten afstanden, werd het extreme aspect van triatlon langzaamaan afgezwakt. De combinatie van drie laagdrempelige sporten is anderzijds ook een reden van het succes van deze sport bij vele recreanten. Zowel het extreme van de sport als de laagdrempeligheid van zwemmen, wielrennen en hardlopen zorgt ervoor dat iedereen wel ergens zijn gading vindt in de triatlonsport. Triatlon vervult een leidende rol op het gebied van gendergelijkheid in de sport. Mannen en vrouwen worden op alle gebied gelijkgesteld. De wedstrijden worden op dezelfde dagen georganiseerd, prijzengelden zijn hetzelfde en misschien wel het voornaamste aspect is dat de aandacht door de audiovisuele media en internet, die door de ITU of NBC worden gemaakt, gelijk is voor beide geslachten.
De belangrijkste bijdrage aan het succes van triatlon werd geleverd door de media. Meer specifiek zijn het vooral de geschreven pers en de televisie die triatlonsport zo populair hebben gemaakt. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de meest heroïsche wedstrijd van allemaal: de Ironman van Hawaï. De beelden van Julie Moss in 1982 werden immens populair in de Verenigde Staten en verspreidden zich al snel over de hele wereld. Het sneeuwbaleffect begon te werken. Beelden van de Ironman zette mensen er toe aan om zelf deel te nemen aan een triatlon, en als het even kon aan de Ironman zelf. De media zijn vaak de drijfveer om de spektakelwaarde van een sport op te drijven. In het geval van triatlon is het de ITU die de beslissing nam om in de World Cup wedstrijden het stayeren toe te laten om zo het televisiespektakel op te drijven. De vraag is nu of dit gebeurde op eigen initiatief om de sport meer in beeld te brengen of onder druk van de media.
De live verslaggeving van triatlonwedstrijden gebeurt via televisie, en dan hoofdzakelijk via satelliet- of betaalzenders, en internet. Zowel de WTC als de ITU maken sinds een vijftal jaar gebruik van internet om hun wedstrijden live de wereld in te sturen. Internet is het ideale medium om live verslaggeving te doen van triatlon’s van lange afstand zoals de Ironman in Hawaï. Het zijn vaak reportages van wedstrijden die de kijkers thuis bereiken. Om deze reportages spannend te maken gebruikt men dan ook vaak typische soap opera kenmerken. De reportage van NBC over Marc Herremans in de 25ste editie van de Ironman is hiervan een sprekend voorbeeld. (Henning, 02.06.2004)
Vier jaar na de eerste triatlon in Californië wordt voor de eerste maal de Ironman van Hawaï georganiseerd. Een wedstrijd die hooguit zou uitgroeien tot een evenement van 300-400 deelnemers, aldus John Collins. (Henning, 02.06.2004) Zes jaar later wordt in Almere een overkoepelend Europees triatlon orgaan opgericht: de ETU, in 1989 wordt de ITU opgericht in Canada. Met de verschijning van triatlon op de Olympische Spelen in Sydney maakt ook het grote publiek kennis met deze sport. Triatlon is in de afgelopen 30 jaar geëvolueerd tot een vercommercialiseerde en geïnternationaliseerde topsport. De diffusie van de sport gebeurde in een record tempo en de snelle oprichting van de verschillende overkoepelende internationale organisaties en de erkenning als olympische sport zorgen ervoor dat triatlon vandaag op ieder continent verspreid is. Ondanks het feit dat de wedstrijden van de twee belangrijkste internationale competities plaatsvinden op de vijf continenten blijken de deelnemers nog steeds uit dezelfde landen te komen. Triatleten uit het Midden Oosten, Zuid-Amerika en Afrika vormen nog steeds een zeer grote minderheid. Triatlon is en blijft voorlopig nog een Westerse sport.
In ons eigen onderzoek staat de berichtgeving in de geschreven pers centraal. De belangrijkste bevindingen zijn dat de Ironman wedstrijd sinds 1996 opvallend meer aandacht kreeg in de Vlaamse kranten en de Frankfurter Algemeine Zeitung. Het zijn dagbladen in landen waar er in de afgelopen jaren telkens een winnaar was. Een uitzondering hierop is de Amerikaanse krant de International Herald Tribune, hier vonden we bijna geen artikels in terug ondanks het gegeven dat de Ironman een zo typisch Amerikaanse wedstrijd is. We concluderen dat goede prestaties van landgenoten de aanleiding zijn tot meer berichtgeving. Zowel in België als in Duitsland is de Ironman wedstrijd nooit uit de media geweest, beide landen leverden telkens toppers af in de afgelopen acht jaar. Volgens Rutger Beke is de grote aandacht in de Vlaamse pers misschien te wijten aan het feit dat de Vlaamse pers de prestaties van de eigen triatleten weet te waarderen. (Beke, 08.04.2005) De Ironman krijgt hier ook zo veel aandacht omdat wij geen echte toppers hebben in het ITU circuit, enkel in Hawaï. In de eindranking van de ITU World Cup van 2004 eindigde geen enkele man in de top 25. Bij de vrouwen eindigde Kathleen Smet als 14de en Mieke Suys als 62ste. (Official Report Sydney 2000, 2000) Zowel het aantal als de oppervlakte van de artikels steeg in de periode tussen 1978 en 2004. Uit ons onderzoek blijkt ook dat de verhoudingen in de berichtgeving bij mannen en vrouwen in de geschreven pers helemaal niet in evenwicht zijn. De informatie over vrouwelijke triatleten vonden we veelal terug in een kleine alinea van het artikel. Triatlon is een gemediatiseerde en geglobaliseerde sport.
We kunnen concluderen dat het huidige succes van triatlon het resultaat is van het samengaan van verschillende factoren. Maar het feit dat de media er van in het begin bij aanwezig waren is misschien wel de belangrijkste reden.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Boardercross: is een variant van snowboarden. Men dient voor het snelst de berg af te dalen via een parcours met hindernissen en gevaarlijke bochten. (“Snowboarding-Boardercross”, 2005)
[2] Skysurfen: is een discipline binnen het parachute springen. Men springt met een snowboard aan de voeten naar beneden en voert allerlei opgelegde figuren uit. Zowel de cameraman die de beelden registreert als de uitvoerder worden beoordeeld. (“Disciplines”, 2004)
[3] EPO: Is de afkorting van erytropoietine. Het is een stof die het menselijk lichaam ook zelf maakt en die de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert. Rode bloedcellen verzorgen het zuurstoftransport van longen naar spieren. EPO dat wordt ingespoten kan getrainde duursporters tot 10% groter arbeidsvermogen verschaffen. (Köhler, 16.11.2000)
[4] De Pan American Games worden om de vier jaar georganiseerd, steeds het jaar voorafgaand aan de Olympische Spelen. Er nemen enkel landen deel uit Noord, Centraal en Zuid Amerika en het Carraïbisch gebied. (“Pan American Games”, 18.01.2005)
[5] De Good Will Games werden opgericht door Ted Turner na het politiek debacle van de Olympische Spelen in 1980, namelijk een boycot van de Amerikanen op de Olympische Spelen in Moskou. In 2001 werden de laatste Good Will Games georganiseerd in Brisbane, Australië. (“Good Will Games”, 30.01.2005)
[6] De Nationale triathlon organisatie van de Verenigde Staten.
[7] International monitor award: deze award bestaat sinds 1979 en eert de creatieve projecten van productie en post-productie professionals over heel de wereld. (“International Monitor Awards”, 2004)
[8] Sportaccord is een internationale sport conventie die voor het eerst werd georganiseerd in 2003 te Madrid. Verschillende internationale sportfederaties (ondermeer de GAISF, de ASOIF, enAIWOSF) en leden van de uitvoerende raad van het Internationaal Olympisch Comité komen sindsdien jaarlijks samen met commerciële partners. (“What is sportaccord”, 2005) (“Casestudy: Sportaccord”, 2003)