Het I.R.A.: Vrijheidsstrijders of Terroristen? (Diederik Demuynck) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De naam I.R.A. (Irish Republican Army) duikt voor het eerst op in 1866 in het noorden van de Verenigde Staten. Een groepje Fenians o.l.v. kolonel Roberts viel toen een grenspost aan in Canada dat toen nog steeds Brits was.
Deze Fenians waren Ierse rebellen die na wat oorlogservaring te hebben opgedaan in de Amerikaanse burgeroorlog (aan beide zijden trouwens) naar Ierland terugkeerden om tegen de Britten te vechten.[1]
Het IRA dat we nu kennen, gaat echter terug op de Paasopstandelingen van 1916.
Op die datum vond een bont allegaartje radicale nationalisten elkaar om gewapender-hand komaf te maken met het Britse bestuur over Ierland.
Hun aanvoerders waren Padraig Pearse en James Connolly.
Pearse was een typische romantische nationalist die veel nadruk legde op de Keltische cultuurbeleving terwijl Connolly zijn radicalisme niet uit de romantiek, maar uit het marxisme haalde.
Tijdens de opstand werden twee radicale milities (de Irish Citizen Army en de Irish Volunteers) samengevoegd die beiden aangevoerd werden door protestantse Ierse nationalisten, Jack White en Eoin Mc Neill.
Op 24 april 1916 bestormden ze de General Post Office in Dublin en riepen er de onafhankelijke Republiek Ierland uit. Nochtans verging het deze opstandelingen zoals zovelen voor hen. Na een paar dagen dwong een overmacht van Britse soldaten hen tot de overgave en werden de leiders opgesloten in Kilmainhaim Gaol, de beruchte gevangenis even buiten Dublin.
De nederlaag was niet enkel te wijten aan de Britse overmacht, maar ook aan het gebrek van ondersteuning vanwege de Ieren zelf wier zonen op datzelfde moment in Vlaanderen vochten met de Britten. Ook de mislukte samenwerking met de Duitsers speelde een rol in de nederlaag. Normaal gezien moest een Duits schip een hele lading granaten en geweren leveren, maar de Britse inlichtingendienst was hiervan op de hoogte gesteld en onderschepte het schip nog voor het zijn lading aan de man kon brengen. Daarenboven was er een gebrekkige communicatie tussen de verschillende eenheden waardoor de ene eenheid al aan het vechten was geslaan terwijl de andere nog op het bevel stond te wachten.
De opstand was dus al op voorhand gedoemd om te mislukken.[2]
Toen de Britten bijna alle leiders van de opstand executeerden, reageerde de Ierse bevolking verontwaardigd en vernederd. De wrokgevoelens jegens de Britten namen
nog meer toe.
Onthoofd van zijn leiding bleef het IRA bestaan als speerpunt in de separatistische strijd. Een aantal nieuwe leiders zette de strijd ondergronds verder onder wie Eamon De Valera, Cathal Brugha en Michael Collins.[3]
Eerst en vooral zocht men een politieke partij waarlangs men het radicale nationalisme kon verkondigen. De keuze viel op Sinn Fein, een partij opgericht in 1905 die nochtans niet tot de radicaalste hoorde en weinig met de Paasopstand te maken had.
Op de Ard Fheis (landdag/congres) van Sinn Fein op 25 oktober 1917 werd het programma zodanig veranderd dat Sinn Fein de enige drager werd van het Republikeins gedachtengoed.
Hier is het wel aangewezen de Republikeinse ideologie nader te verklaren aangezien zij de drijfveer is van het IRA.
Het Republikanisme steunt op 3 pijlers:
* de nationalistische pijler: Dit is de oudste pijler en gaat terug op de oervader van de republikeinse ideologie, namelijk Theobald Wolfe Tone. Deze protestantse advocaat verdiepte zich in de Ierse geschiedenis en de Franse revolutie. Zijn ideaal was dan ook met behulp van de Fransen een opstand te organiseren tegen de Britten in 1798.
De groepering die uiteindelijk onder zijn leiding tot de aanval overging, waren de United Irishmen. Ook zij werden door de Britten in de pan gehakt.
Het hoofdmotto dat door Wolfe Tone’s betoog doorklonk, was: “ To subvert the tyranny of our execrable government, to break the connection with England, the never-failing source of all our political evils, and to assert the independence of my country - these where my means.
To unite the whole people of Ireland, to abolish the memory of all past dissensions, and to substitute the common name of IRISHMEN in place of the denomination of Protestant, Catholic, and Dissenter - These where my means.”[4]
De bedoeling was dus de oprichting van een heel-Ierse republiek waar beide religies zouden gerespecteerd worden.
* de gewapende pijler: De Ieren kennen een lange traditie van gewapende strijd tegen hun bezetter. Tientallen opstanden hebben dubbel zoveel martelaren voortgebracht. Zolang Ierland “onvrij” is, d.w.z. bezet door de Britten, zullen de republikeinen blijven vechten of zoals het in Belfast op een muurtekening staat : “Ireland Unfree, shall Never be at Peace !”
Deze traditie gaat terug op de Fenians, de Young Irelanders, de United Irishmen en zovele andere opstandelingen die telkens weer de strijd met de Britten - vruchteloos - hebben aangebonden.
* de sociaalradicale pijler: Aanvankelijk werd hiermee verwezen naar de idealen van de Franse revolutie, maar naarmate de 20ste eeuw vorderde en door de invloed van
James Larkin en James Connolly, werd ook het marxisme een inspiratiebron voor de republikeinen. Nu nog is het officiële einddoel van Sinn Fein de oprichting van een verenigde republiek Ierland naar democratisch socialistisch model.
Dit zijn de grondgedachten van elke republikein.
Dezelfde dag nog van het congres van Sinn Fein, werd ondergronds besloten het IRA verder in stand te houden en van een Army Council (legerraad) te voorzien die de touwtjes van de republikeinse beweging stevig in handen moest houden en waar ook de belangrijkste beslissingen werden genomen door een schaduwkabinet.
Vanaf 1917 kunnen we dus spreken van de officiële band tussen IRA en Sinn Fein.
De Valera werd de nieuwe Sinn Fein-voorzitter en Cathal Brugha de eerste Chief of Staff (stafchef) van het Iers Republikeins Leger. De verantwoordelijke voor de operaties was Michael Collins, de man die een uitgebreid net van contraspionage opzette en zo de Britten op hun eigen terrein versloeg. Veel van de Ierse informanten die bij de Britse geheime dienst werkten, hebben later belangrijke functies gekregen in de Ierse Vrijstaat.
Zoals in vele gevallen heeft een verzetsorganisatie nood aan acties van de vijand om zich ten overstaan van de publieke opinie te kunnen legitimeren. De Britse premier Lloyd George wou Ierland in 1917 wel een vorm van zelfbestuur geven (Home Rule), maar koppelde daar een conscriptiewet aan vast waardoor Ierse jonge mannen hun diensten moesten aanbieden aan het Britse leger.
De wet werd goedgekeurd, maar de gematigde constitutionele nationalisten van de Irish Parliamentary Party (van Redmond) onthielden zich.
Er ging een storm van protest door het land, stakingen werden massaal opgevolgd en bisschoppen droegen aan hun pastoors op om tegen de wet te preken. Het was oorlog en de Ierse adolescenten hadden geen zin om dienst te nemen in een leger dat hen als kanonnenvoer gebruikte in Ieper. Uit reactie vervoegden velen de rangen van het IRA.
De Britten reageerden furieus op zoveel anarchie en zetten de gehele Sinn Fein leiding achter slot en grendel.
Een aantal organisaties, die legaal aan Sinn Fein gelieerd waren, werden verboden. Het betrof ondermeer Cumann na mBan (de nog steeds gereputeerde vrouwen-afdeling van het IRA), Fianna Eireann (de jongerenorganisatie) en de Gaelic League (de taalbeweging).
In de daaropvolgende dagen vonden honderden arrestaties plaats en in de eerste editie van het IRA-weekblad An tOglagh (De Vrijwilliger) op 15 augustus 1918 riep de hoofdredacteur Piaras Beaslai iedereen op om de verantwoordelijke van deze repressie te vermoorden. De hoeksteen was gelegd voor een strijd tussen het IRA en het Britse leger die nog steeds voortduurt.
Toen de Eerste Wereldoorlog voorbij was, werden er algemene verkiezingen uitgeschreven voor het Britse Lagerhuis. Deze zouden plaatsvinden op 14 .12.1918
en Sinn Fein begon een uitputtende campagne waarbij op voorhand werd duidelijk gemaakt dat ze hun eventueel gewonnen zetels niet zouden innemen.
Nog steeds is dit Abstentionism een heet hangijzer in de republikeinse beweging.
Sinds 1986 nochtans mogen Sinn Fein-verkozenen in Ierland wel in het Iers parlement zetelen van de leiding. Dit heeft echter wel geleid tot de afscheuring van de fundamentalistische vleugel van Sinn Fein o.l.v. Ruari O’Bradaigh (Rory Brady) die diezelfde dag de Republican Sinn Fein oprichtte.
De uitslag van de verkiezingen moet ronduit vernederend geweest zijn voor de Britten. Sinn Fein slaagde er in om bijna 75 % van alle Ierse zetels (voorbestemd in het Brits parlement) binnen te rijven en had dit ondermeer te danken aan een bond-genootschap met Irish Labour. De enigen die zich radicaal anti-republikeins opstelden, waren de protestantse unionisten (voor het behoud van de unie met het Verenigd Koninkrijk) die schrik hadden om hun socio-economische hegemonie te verliezen in het noorden van Ierland.
De Sinn Fein-verkozenen kwamen samen in een door hen opgericht illegaal parlement, de Dail Eireann, op 21 januari 1919. Weer werd de Ierse republiek uitgeroepen en een nieuwe grondwet aangenomen waarin een aantal sociale en democratische vrijheden en rechten werden vastgelegd. De Britten bleven zich ondertussen verbazen over zoveel stoutmoedigheid.[5]
Na de verkiezingsoverwinning brak een relatief rustige periode aan. Het was zelfs zo rustig dat het IRA veel van haar jong volk weer zag vertrekken nu de Eerste Wereldoorlog voorbij was. Bepaalde IRA-officieren zoals Dan Breen zagen dit met lede ogen aan en kozen voor een provocerende tactiek. Indien een aantal moorden zou worden gepleegd op Britse agenten of soldaten, dan zouden de daaropvolgende Britse reacties weer voor sympathie voor het IRA zorgen.
Deze denkpiste zette Breen in de praktijk door een aantal R.I.C. (Royal Irish Constabulary, de Britse koloniale politie) agenten te vermoorden. Het bleef hier niet bij: ook politie-kazernes werden in pure guerrilla-stijl aangevallen, leeggeroofd en platgebrand.
Na verloop van tijd raakten de R.I.C.-agenten, die grotendeels uit lokaal gerekruteerde Ieren bestonden, zo gedemotiveerd dat er geen nieuwe vrijwilligers werden gevonden en een aantal kazernes zelfs moesten gesloten worden.[6]
Ondertussen zat ook de illegale Dail (parlement) niet stil en bouwde ze een parallele administratieve structuur uit die op veel bijval kon rekenen en in veel gevallen zelfs meer legitimiteit verkreeg dan de koloniale Britse structuren. Qua belastingen bvb.
zat de Britse administratie met de handen in het haar.
Uiteindelijk voelde de Britse overheid, bij gebrek aan R.I.C.-vrijwilligers, zich genoodzaakt te reageren en trommelde in allerhaast rekruten bijeen die aanvankelijk zelfs niet eens van een uniform werden voorzien, wat wijst op de crisissfeer.
Deze soldaten, pas terug van de loopgraven in Noord-Frankrijk en Vlaanderen, hadden enkel wat bruine en zwarte kleren bijeen gescharreld en werden door de Ieren
al spoedig de “Black and Tans” genoemd. Deze hulptroepen zorgden al snel voor enorme haatgevoelens bij de Ieren. Ze kregen van het Britse opperbevel “carte blanche” en maakten daar misbruik van. Sommige eenheden dwaalden als echte roversbendes door het land, vielen dorpen aan, plunderden, verkrachtten en moordden.
Het IRA had nu een duidelijke vijand, zette de troepen massaal in en gebruikte op grote schaal guerrilla-technieken.
Deze oorlog is de geschiedenis ingegaan als de Tan War (1919-1921).
In 1921 had de Britse regering onder druk van de unionisten de Better Government of Ireland Bill uitgevaardigd waardoor het legale koloniale parlement in Dublin enkel nog bevoegd was voor 26 van de 32 Ierse counties. De overige zes zijn het huidige Noord-Ierland dat nog steeds een Britse provincie is.
Veelal verkeerdelijk worden Noord-Ierland en Ulster op dezelfde hoogte geplaatst qua plaatsbenaming. Vooral de unionisten noemen Noord-Ierland gema kshalve Ulster om het woord Ierland te vermijden. Nochtans klopt dit niet helemaal. Het Ierse eiland telt vier provincies (Leinster, Munster, Ulster en Connaught) die in totaal uit 32 counties bestaan. Ulster telt negen counties waarvan er “maar” zes Brits zijn. Voor zover deze geografische verduidelijking.
De Tan War nam steeds driestere proporties aan. In 1921 vroegen de Britse generaals dan ook meer troepen aan London om het 200.000 mannen en vrouwen tellende IRA te kunnen verslaan. Lloyd George gaf deze keer niet toe en nodigde Eamon De Valera uit voor vredesonderhandelingen in London. Toen een wapenstilstand werd afge-kondigd, was het Ierse volk duidelijk opgelucht.
In Noord-Ierland daarentegen bleef de protestantse-unionistische meerderheid de touwtjes stevig in handen houden met behulp van haar burgerwachten zoals de Ulster Volunteer Force (UVF) die nog steeds, zij het illegaal, bestaat en toen meer dan 100.000 mensen telde. Deze burgerwacht schrok er niet voor terug ware pogroms te organiseren in de katholieke wijken.
De vredesonderhandelingen in London werden gehouden tussen Lloyd George enerzijds en Michael Collins anderzijds. De Valera bleef thuis, officieel omdat hij een machtsgreep wou voorkomen, maar officieus wordt gezegd dat hij thuisbleef om nadien niet verantwoordelijk te moeten worden gesteld voor een mislukt akkoord.
De Valera had blijkbaar de juiste keuze gemaakt, want Michael Collins en zijn delegatie (waaronder Sinn Fein oprichter Arthur Griffith) hadden een verdrag aanvaard waarbij de zes noordelijke counties definitief Brits bleven. Doch er was meer reden tot ontevredenheid voor De Valera: het verdrag voorzag namelijk in de oprichting van een Ierse Vrijstaat (Saorstatt Eireann) met een eigen parlement en regering die evenwel niet alle bevoegdheden van een souvereine staat mocht
uitoefenen. De Ierse verkozenen moesten daarenboven een eed van trouw blijven zweren aan het Engelse koningshuis.
Veel Ieren waren niettemin tevreden met het akkoord omdat het de rust deed weerkeren en schijnbaar het beste was wat men op dat moment kon verkrijgen van de Britten. Het IRA daarentegen was grotendeels tegen het akkoord gekant.
Op 4 januari 1922 stemde de nu legale Dail over het verdrag. 64 verkozenen stemden voor, 57 er tegen.[7] Het verdrag was dus goedgekeurd en er tekende zich in de republikeinse beweging een duidelijke scheidingslijn af tussen voor- en tegenstanders, waarbij Grifftith en Collins bij de eersten hoorden en De Valera en Brugha bij de laatstgenoemden.
In de daaropvolgende maanden werd een Vrijstaatleger opgericht, bestaande uit vooral voormalige IRA-soldaten. De radicale IRA-officieren zoals Cathal Brugha en Rory O’Connor waren niet opgezet met de gang van zaken in hun IRA.
De nieuwe defensieminister Mulcahy, een oud IRA-officier, vroeg en kreeg vooral hulp van de Britten voor de opbouw van het leger.[8]
Diegenen bij het IRA die tegen het verdrag waren, scheurden zich af en gingen nu door het leven als de “Irregulars” daar ze niet bij het legale Vrijstaatleger hoorden.
De legerraad (Army Council, hoogste orgaan van het IRA) van deze Irregulars bleef zichzelf beschouwen als de voortzetting van de Dail van 1918 voor heel Ierland,
ook het noorden.
Op een bijeenkomst bleek het IRA nog steeds over zo’n 16 divisies te beschikken met ongeveer 113.000 vrijwilligers. De Irregulars besloten met deze getrouwen de strijd verder te zetten.
Het zijn dit verdrag van 1921 en het daaropvolgend schisma binnen de republikeinse beweging die nog altijd hun stempel drukken op het huidig conflict.
De verkiezingen van 16 juni 1922 maakten duidelijk dat de Ieren een blijvende vrede verkozen boven een strijd voor een verenigde republiek Ierland. De radicale republikeinen wonnen “maar” 36 van de 128 zetels (28 %) terwijl de pro-verdrag fractie 58 zetels (45 %) kreeg.
De splitsing binnen Sinn Fein was een feit en voortaan groepeerden de pro-verdrag republikeinen zich in een nieuwe partij, de Cumann na nGaedheal (“Beweging der Kelten”) die de directe voorloper was van de huidige, bijwijlen zeer anti-republikeinse, partij Fine Gael.
Ook het IRA zelf was nu feitelijk gesplitst in een regulier (en legaal) Vrijstaatleger en de Irregulars. Toen het IRA de Vrijstaatlegerbevelhebber O’Connell (ex-IRA) ontvoerde, greep het leger voor de eerste keer in en bombardeerde met behulp van Engelse kanonnen de Four Courts, het hoofdkwartier van de Irregulars. De strijd werd snel beslecht en een groot deel van de IRA-leiding werd opgepakt en opgesloten.
De burgeroorlog was een feit. Vroegere strijdmakkers schoten nu op elkaar en zelfs Michael Collins werd in een hinderlaag door de Irregulars doodgeschoten.
Deze episode van de Ierse geschiedenis blijft nog steeds diep in het geheugen gegrift van de republikeinse beweging al was het maar omdat de Vrijstaat zo’n 77 IRA-officieren executeerde onder wie leiders zoals Rory O’Connor.
Medio 1923 besefte De Valera dat de toestand voor het IRA hopeloos was en verzocht hij zijn manschappen de wapens neer te leggen. De Vrijstaat had immers op korte tijd met Britse steun een voor het IRA te machtig leger uitgebouwd. Daarenboven kenden de tegenstanders elkaar veel te goed waardoor het leger de technieken en schuil-plaatsen van zijn vroegere medestanders doorhad.
Veel belangrijker nochtans was het grote gebrek aan steun vanuit significante delen van de bevolking.
Bij de eerstvolgende verkiezingen na de burgeroorlog in 1923 behaalde Sinn Fein
(de partij van de Irregulars) toch nog relatief veel stemmen. De repressie van de Cumann na nGaedheal-Labour regering zal hieraan zeker niet vreemd geweest zijn. Sinn Fein erkende het Vrijstaatparlement echter niet en weigerde eveneens om een eed van trouw te zweren aan het Engelse koningshuis.
Inmiddels waren de duizenden opgesloten republikeinse gevangenen aan een hongerstaking begonnen om te protesteren tegen de erbarmelijke levens-omstandigheden. Toen een aantal van hen stierven en de buitenparlementaire druk te groot werd, liet men een aantal gevangenen vrij.
Veel van die IRA-vrijwilligers vonden elkaar na verloop van tijd terug en in 1924 pleegden ze na lange tijd weer een aanslag. Doelwit was de haven van Cobh waar Britse soldaten net van boord kwamen.
Dit signaal deed de Vrijstaatregering beseffen dat het IRA nog niet kleingekregen was. Toch werd in die tijd één van de meest beruchte gevangenissen van Ierland gesloten, Kilmainham Gaol in Dublin. De laatste gevangene die de deur achter zich dicht trok, was Eamon De Valera.
In Noord-Ierland bleven de IRA-eenheden zeer regelmatig actief in tegenstelling tot de Vrijstaat. Hun taak bestond echter grotendeels uit het verdedigen van de katholieke wijken tegen de protestantse burgerwachten.
In het zuiden tekende zich ondertussen meer en meer een scheidingslijn af tussen hardline militaire republikeinen en meer politiek ingestelde radicalen, waartoe
De Valera hoorde. Het feit dat de beweging zonder geld kwam te zitten en militanten verloor, maakte de toestand in het IRA er niet rooskleuriger op. Enkel in het noorden bleef het IRA geducht, maar ook bepaalde landelijke divisies zoals de Midlands Division van Jim Killeen telden nog 4.000 man.
Hoe dan ook was een open oorlog niet meer mogelijk en werd een massale opstand uitgesloten. Men moest zich dus beperken tot land-en stadsguerrilla aangevuld met bomaanslagen en roofovervallen om de kas te spekken.
Op de Ard Fheis van Sinn Fein in 1926 probeerde De Valera de partij ervan te overtuigen toch plaats te nemen in het Iers parlement om van daar uit verder te “strijden” voor een Ierse republiek.
De discussies waren hevig en de breuklijn in de partij werd groter. Uiteindelijk stemde een meerderheid der congresgangers tegen het voorstel en verliet De Valera de partij.
Op 12 april 1926 richtte hij zijn eigen Fianna Fail op (“leger des noodlots”), een radicale republikeinse partij die op dit moment de regering vormt in Dublin o.l.v.
Bertie Ahern. Het radicalisme is intussen wel al weggeëbd.
De nieuwe partij kon op veel steun rekenen van de Ierse gemeenschap in de VS en in Australië. Veel van deze emigranten waren namelijk ook tegen de Vrijstaat gekant, maar zagen ook geen heil in een Ierenverslindende strijd van het IRA.
De belangrijkste geldschieter nochtans, de Clan na Gael (“familie der Kelten”),
bleef het IRA steunen.
De verkiezingen van 1927 moesten nu uitwijzen hoeveel politieke steun deze nieuwe partij kon krijgen. De leiding van het IRA zag Sinn Fein en Fianna Fail liever samen-werken om de republikeinse stemmen niet te verdelen, maar daar kwam (officieel althans) niets van in huis.
De uitslag was een succes voor Fianna Fail die 44 (bijna 29 %) van de 153 zetels won tegenover 47 (bijna 31 %) voor Cumann na nGaedheal. Sinn Fein zelf verzonk in de marginaliteit. Sinn Fein stelde in 1927 bijna niets meer voor en het overwicht van de Army Council woog zwaar door.[9]
Idealisten zoals Peadar O’Donnell wilden Sinn Fein meer armslag geven en er een radicale linkse republikeinse partij van maken. Nu de rechtervleugel bij Fianna Fail zat, stond de revolutionaire linkervleugel sterker binnen het IRA. Zo besloot men bijvoorbeeld zelfs de USSR te steunen indien er ooit een oorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en de USSR zou uitbreken.
Toch wel een rare kronkel, rekening houdend met katholieke geloof dat de leiding van het IRA nog steeds hevig beïnvloedde.
Deze periode wordt politiek gedomineerd door William Cosgrave en zijn Cumann na nGaedheal partij.
Cosgrave was allesbehalve nationalistisch en bleef trouw aan de Britse kroon zoals overeengekomen in 1921. Desondanks slaagde hij er toch in Ierland een zekere internationale status te geven, de emigratie te doen afnemen en de landbouw-technieken te moderniseren.
In zijn opzicht bleef Ierland namelijk een landbouwstaat waarin de katholieke kerk moreel sterk moest staan. Het beleid was dan ook in ethisch opzicht zeer conservatief en volledig op de katholieke moraal afgestemd.[10]
Zowel Fianna Fail als het IRA waren niet opgezet met deze lauwe politiek. In hun ogen bleef Ierland een vazallenstaat van het Verenigd Koninkrijk. Toch gaf De Valera na de Tweede Wereldoorlog toe dat Cosgrave wel degelijk de stenen had gelegd voor een moderne welvaartstaat. Hiermee doelde De Valera vooral op de Shannon,
een grootschalig elektriciteitsproject dat alle Ieren van stroom moest voorzien.
Het IRA was stilletjes in die jaren. Alle energie werd gebruikt om de organisatie enigszins staande te houden, wat vrij goed lukte omdat de Amerikaanse clans geld bleven pompen in de beweging.
Fianna Fail bleef wel voor beroering zorgen in het IRA. Leidersfiguren zoals Peadar O’Donnell stuurden aan op een meer linksradicale partijpolitiek, terwijl anderen,
zoals Sean Russell, de zaak zuiver militair bleven bekijken.
Binnen de republikeinse beweging bleef Fianna Fail trouwens goed scoren.
Vooral toen ze erin slaagde om vanuit de oppositie de Public Safety Bill te doen intrekken op basis waarvan de Vrijstaatregering zonder enige vorm van proces of formaliteit IRA-leden kon opsluiten. De politie en de geheime dienst bleven wel alert en hielden vermeende IRA-leden scherp in het oog.[11]
Daar het IRA wegens organisatorische moeilijkheden stillag, waren het de vrouwen- en jeugdorganisaties die het militante werk leverden. Zo deelde Cumann na mBan (de vrouwenorganisatie van het IRA) emotionele pamfletten uit waarin aan de Ierse soldaten werd gevraagd om de Britse belangen niet langer te dienen en de “echte” Ierse zijde te kiezen.
Fianna Eirrean (de jeugdorganisatie van het IRA) dan weer, hield zichzelf zoet door het stelen van Britse vlaggen en het boycotten van Britse heldenepossen in de bioscopen. Bij deze acties werden de militanten wel opgepakt, maar al snel weer vrijgelaten.
Tot 1929 bleef het dus relatief rustig.[12]
In 1929 leek het IRA weer actief te worden. Toen twee militanten celstraffen opgelegd kregen, vermoordde een commando de kroongetuige en werd de voorzitter van de jury
ernstig verwond. De IRA krant “An Phoblacht” (de republiek) keurde dit uiteraard goed, maar ook “The Nation”, de krant van Fianna Fail, verklaarde geen medelijden te hebben met mensen die door verklikking en verraad republikeinen aan de galg praten.
Het IRA bleef ook niet gespaard van de revolutionaire sfeer die tijdens het begin van het interbellum door heel Europa waaide. Aangezien sommigen de idee toch opperden om via politiek meer greep te krijgen op het maatschappelijk gebeuren,
werden allianties aangegaan met vakbonden en radicale boerenbewegingen. Vooral de linkerzijde van het IRA stak hier veel tijd en energie in. Het idee werd zelfs geopperd om de IRA-officieren te laten opleiden door de Sovjet-Russen.
Peadar O’Donnell werd zowat de spreekbuis van de linkerzijde van het IRA en stond zelfs aan de wieg van allerlei revolutionaire partijtjes en bewegingen zoals bijvoorbeeld de Workers Revolutionary Party. Ook de Communist Party of Ireland ontsnapte niet aan de IRA invloed en is zelfs mede opgericht door een aantal republikeinse nationalisten.
De oudere militaristen van het IRA zagen deze verlinksing met lede ogen aan,
maar waren bereid de initiatieven te steunen zolang ze in het voordeel waren van de republikeinse droom. De Amerikaanse clans steunden eveneens de revolutionaire koers wat enorm belangrijk was voor de nodige financies.[13]
Daar de wind meezat, besloten Peadar O’Donnell en zijn aanhangers om de projecten te bundelen in een partijpolitieke formatie die de steun kreeg van de Army Council, het hoogste orgaan van het IRA. Deze partij werd Saor Eire (Vrij Ierland) en stond voor zowat alles wat revolutionair was (afschaffing koningshuis, herverdeling landbouwgronden, arbeiderscontrole over de productiemiddelen en natuurlijk een verenigde republiek Ierland). Sinn Fein betekende dus blijkbaar niets meer en was een gewillige speelbal in handen van het IRA dat geen tijd meer voor haar had en de nieuwe formatie steunde.
Het IRA was (en is) op een militaire manier onderverdeeld in divisies, brigades, bataljons en compagnieën (in 1977 wordt hier wat aan gesleuteld). De lokale O/C’s (Officer in Command) van de brigades behoorden grotendeels tot de oudere,
niet uitgesproken linkse, generatie en waren dan ook niet zo opgezet met de vele aandacht die naar Saor Eire uitging. De jonge IRA-militanten die Saor Eire nodig had, waren verhinderd deel te nemen aan de politieke activiteiten van de partij omdat de O/C’s er systematisch voor zorgden dat ze op die momenten op oefening moesten met het IRA.
De invloed van deze lokale commandanten drong door tot in de hoogste regionen van het IRA, want in 1931 verhoogde het IRA zijn activiteiten weer en werd er een campagne opgezet tegen de “geuniformeerde marionetten” van de Vrijstaat.[14]
Volgens de republikeinse ideologie is de Vrijstaat een illegale autoriteit en is er maar één legale, namelijke de Army Council die teruggaat op de Dail (parlement) van 1918
toen Sinn Fein na haar massale verkiezingsoverwinning (voor het Britse lagerhuis) een eigen Iers parlement oprichtte. Verderbouwend hierop is er tevens maar één legaal leger en dat is het Iers Republikeins Leger.
In het trainingsboek (“IRA Training Manual”) of “Green Book” staat het als volgt verwoord: “Commitment to the Republican Movement is the firm belief that its struggle both military and political is justified, that war is morally justified and that the army is the direct representative of the 1918 Dail Eirrean parliament, and that as such they are the legal and lawful government of the Irish Republic, which has the moral right to pass laws for, and claim jurisdiction over, the whole geographical fragment of Ireland...”[15]
1931 werd dan ook het jaar waarin de moordaanslagen op Vrijstaatfunctionarissen toenamen.
Ook voor verraders en loslippige informanten, ging het IRA er met de grove borstel door. Dit is trouwens niets bijzonders aangezien de “Green Book” sancties voorziet bij een hele reeks van misdrijven. Zo bepaalt art.5 van de General Army Order no.1
(zeg maar, het algemeen strafhoofdstuk) dat de minimumstraf voor het geven van informatie aan de vijand “oneervol ontslag” is (dismissal with ignominy).
Deze explosieve mengeling van linksrevolutionaire partijpolitiek en een hele reeks van aanslagen deed vooral de kerk huiveren. Zij liet geen kans voorbijgaan om te waarschuwen voor de “goddeloze communisten” van het IRA.
In Noord-Ierland lag de situatie toch nog anders aangezien daar het IRA veelal optrad als beschermer van kerkeigendommen en haar bezoekers tegen protestantse burgerwachten.
De regering van haar kant had de jaarlijkse “Wolfe Tone Commemoration” verboden. Theobald Wolfe Tone was, zoals al in het begin uiteengezet, de protestantse aanvoerder van de United Irishmen in de 18de eeuw en tevens de grondlegger van de republikeinse ideologie. Jaarlijks wordt er een herdenking gehouden aan zijn graf in Bodenstown waar de republikeinse beweging zich verenigt en haar krachtlijnen voor het nieuwe jaar uiteenzet (zeer goed vergelijkbaar met de IJzerbedevaart).
De regering had zelfs het leger naar Bodenstown gestuurd om haar verbod te handhaven. Het IRA besloot dan maar om vanuit het nabijgelegen Sallins een mars naar Bodenstown te organiseren. De mars werd een succes: meer dan 10.000 republikeinen kwamen opdagen en werden ondermeer toegesproken door Peadar O’Donnell van Saor Eire. Ook Fianna Fail was van de partij, maar nam een afwachtende houding aan.
De conservatieve regering van Cosgrave zat met de schrik. Ze dacht namelijk in 1927 het IRA grotendeels “uitgeroeid” te hebben. Eoin O’Duffy, de veiligheidschef van de Vrijstaat (en ironisch genoeg een ex-IRA officier) vroeg een nieuwe, meer stringente
Public Safety Act die volgens hem enkel kon werken in een autoritaire staat.
Het waren duidelijk de jaren ‘30.
Het IRA borduurde verder op de heilige schrik die de autoriteiten hadden voor het republikeinse “bolsjewisme”. Het allereerste Saor Eire congres werd gehouden op
28 september 1931 en sprak revolutionaire taal naar arbeiders en boeren toe.
Probleem was wel dat die boeren absoluut niet geïnteresseerd waren in het socialisme en bovendien diep gelovig waren. De arbeiders dan weer, zaten “gevangen” in regeringsgetrouwe vakbonden en werden gecontroleerd op hun loyauteit.
De aanhang van Saor Eire was dus gering.
Toch vond de regering het nodig de partij hard aan te pakken. O’Donnells huis werd door de politie ondersteboven gekeerd en de gevonden congresteksten werden aan de katholieke bisschoppen gegeven om hun anti-republikeinse preken meer gewicht te geven. Elke katholiek die nog steun durfde te verlenen aan Saor Eire was een zondaar.
Deze morele aanpak werd gecombineerd met een legaal-repressieve aanpak.
O’Duffy kreeg namelijk zijn zin toen de regering een nieuwe Public Safety Act uitvaardigde op 14 oktober 1931 waarbij ondermeer gestipuleerd werd dat voor IRA-leden de normale rechtbanken door militaire uitzonderingsrechtbanken vervangen werden.
Daarnaast werden een 12-tal verenigingen verboden, waaronder het IRA, maar ook Saor Eire, Cumann na mBan en Fianna Eirrean. Raar genoeg bleef Sinn Fein wel legaal, wat wijst op het te verwaarlozen karakter van de partij destijds.
Tegen januari 1932 was de situatie verkalmd en maakte Cosgrave hiervan gebruik om verkiezingen uit te schrijven.
Aangezien Saor Eire verboden was en Sinn Fein geen echte politieke werking meer had, besloot het IRA om Fianna Fail te steunen. Dit gebeurde evenwel niet expliciet en zeker niet officieel. Doch in veel kiesgebieden (“constituencies”) maakten IRA leden propaganda voor Fianna Fail.
Fianna Fail had sowieso de beste kaarten aangezien de Cosgrave regering juist voor de verkiezingen een zwaar soberheidsprogramma had goedgekeurd. Ook de meer dan 100.000 werklozen waren geen goede reclame voor Cosgrave.
De verkiezingsuitslag was dan ook een overwinning voor De Valera en zijn partij Fianna Fail. De partij haalde 72 zetels (+16) tegenover 57 (-9) voor Cosgraves Cumann na nGaedheal. Er werd een nieuwe regeringscoalitie gevormd met Labour en Cosgrave verdween van het politiek toneel.[16]
Het eerste wat De Valera deed, was het vrijlaten van de meeste IRA-gevangenen en het afschaffen van de speciale ordehandhavingswetten, zoals beloofd in zijn campagne.
Nochtans bleef het IRA rumoerig. De Valera wilde immers wel een aantal toe-gevingen doen, zoals het afschaffen van de koningseed en de verplichte land-annuïteiten (die naar London gingen), maar het uitroepen van de republiek hoorde daar niet bij.
Volgens het IRA was Fianna Fail een constitutionele partij geworden die zich had neergelegd bij de “slaafse” Vrijstaat.
Toch was er een merkbare verandering in de houding van de staat ten opzichte van het IRA. Het Iers Republikeins Leger kon bijvoorbeeld openlijk drillen en vele nieuwsgierigen sloten zich dan ook aan.
Ook de jaarlijkse Wolfe Tone herdenking, dé republikeinse happening, werd massaal door het IRA bijgewoond én Fianna Fail.[17]
Dit is toch verwonderlijk aangezien O’Duffy nog altijd hoofd van de politie was.
Revolutionair links, Saor Eire (Vrij Ierland), stierf ondertussen een stille dood. Opgericht om Cosgrave te ergeren, had ze nu geen bestaansreden meer met De Valera aan het hoofd van de Vrijstaat.
Het IRA blaakte in 1932 weer van zelfvertrouwen, geld en rekruten en had daarom ook geen behoefte aan dubieuze extreemlinkse experimenten.
Deze houding bleek voorbarig te zijn. De Valera had immers inderdaad de landbouw-annuïteiten aan London afgeschaft, maar hield ze wel nationaal in stand. Ook bleef de beloofde nationalisering van de sleutelsectoren uit en kwam er nagenoeg geen herverdeling van het grondbezit. Deze laatste twee thema’s prijkten nochtans bovenaan de sociale eisen van het orgaan van het IRA, An Phoblacht (De Republiek).[18]
Blijkbaar vond Fianna Fail deze eisen toch wel wat te links om in de praktijk uit te voeren.
De opkomende Ierse middenklasse had inmiddels ook niet stilgezeten. Zij vreesden voor hun eigendommen met een premier die samen met Labour regeerde en regelmatig contacten onderhield met de “goddeloze communisten van het IRA”.
Een aantal ex-Vrijstaatlegerofficieren richtten daarom de A.C.A. (Army Comrades Association) op en zochten contact met de inmiddels ontslagen O’Duffy die prompt tot voorzitter van deze ultrarechtse groepering gepromoveerd werd. O’Duffy wilde duidelijk zijn stempel op de organisatie drukken en ze ombouwen tot een echte militie die hij de National Guards (of de Blueshirts, naar hun uniform) doopte.
De strijd moest tegen links (en dus o.a. het IRA) gevoerd worden, voor vrije handel met Groot-Brittanië en natuurlijk voor de waarden van de katholieke kerk.
Links reageerde hierop met een herorganisatie van de Irish Communist Party,
maar deze keer zonder IRA medewerking.
Het leek er sterk op dat na meer dan tien jaar Vrijstaat, politieke bewegingen vorm begonnen te krijgen die boven de discussie pro- of anti-Vrijstaat stonden.
Op 12 augustus 1933 organiseerden de National Guards, gefascineerd door het succes van hun Duitse en Italiaanse collega’s, een optocht in Dublin. De nieuwe politie-overste was Broy. Broy had een speciale eenheid opgericht bestaande uit ondermeer voormalige IRA-officieren en richtte zich daarmee vooral op de extreemrechtse milities.
Doch ook het IRA zelf had een grondige hekel aan de Blueshirts en kondigde een tegenactie aan met 3000 vrijwilligers.
Toen O’Duffy besefte dat zowel het IRA als de politie de National Guards in het vizier hadden, blies hij de optocht af. Een maand later waren de National Guards illegaal verklaard.
Dit had echter niet veel gevolgen aangezien de Blueshirts gewoon van naam veranderden (Young Ireland Association) en opgingen in een nieuwe partij.
Deze nieuwe partij was de opvolger van Cumann na nGaedheal en was een samensmelting van de oude partij, maar ook van andere, rechtse partijen en groeperingen zoals de National Centre Party. De partij kreeg de naam Fine Gael mee en is nog steeds, afwisselend met Fianna Fail, de grootste partij van Ierland en traditioneel sterk anti-IRA gezind.
De naam van de partijkrant (United Ireland) verwees niet naar de verenigde republiek Ierland, maar naar de corporatistische staat die de Vrijstaat moest worden.
Fine Gael bewandelde klaarblijkelijk de weg van het fascisme.[19]
De periode na 1933 werd dan ook gekenmerkt door talloze straatgevechten tussen IRA en Blueshirts (zoals ze nog altijd genoemd werden). De regering en politie traden enkel sporadisch op en lieten de, naar hun mening, twee extremen elkaar “uitmoorden”.
Deze straatgevechten zijn natuurlijk geen typisch Iers verhaal. De jaren’30 worden in heel Europa gekenmerkt door schermutselingen tussen links en rechts. De strijd tussen IRA en Blauwhemden nam nochtans niet altijd zozeer die dimensie links-rechts aan, maar draaide ook veelal rond de toekomst van de Ierse staat.
De Blauwhemden waren namelijk nog steeds anti-republikeins daar waar het IRA nog altijd de radicale republikeinse krachten verenigde.
De leden van het IRA, vooral de officieren, waren niet extreemlinks. Het leeuwendeel bleef natuurlijk trouw aan Connolly’s socialistische idealen, maar was gekant tegen te extreme experimenten zoals Saor Eire.
In 1934 kwam er echter een splitsing, nog maar eens en zeker niet de laatste.
De radicale linkervleugel waarvan de belangrijkste vertegenwoordigers O’Donell, Gilmore, Price en Ryan waren, verklaarden dat het IRA niet genoeg inspanningen deed om naast het Britse imperialisme ook het kapitalisme te bevechten.
Zij scheurden zich af en richtten de Republican Congress op met, om in de mode te
blijven, een eigen militie, die naar voorbeeld van Connolly’s vakbondsmilitie de Citizen Army gedoopt werd (+/- 300 leden).
Deze splitsing en de rampzalige gevolgen voor de Ierse middenklasse van de economische oorlog die Ierland met Groot-Brittanië uitvocht, gaven de Blueshirts een stevige duw in de rug. De beweging werd groter en driester en deinzde er niet meer voor terug nu ook op haar beurt republikeinse meetings aan te vallen.
Ondanks alles was Ierland toch een unicum in de woelige jaren ‘30. Fine Gael hield na enige tijd op met zich uitgesproken fascistisch te profileren en gaf zichzelf een conservatief-rechts imago waar de Blueshirts het moeilijk mee hadden.
Daar waar in de rest van Europa fascistische partijen naast conservatief-rechts bestonden, bleven beiden in Ierland verenigd waardoor het fascisme als ideologie nooit veel aarde aan de dijk heeft gebracht op het groene eiland.
De voorwaarden waren er nochtans voor een sterke fascistische partij: economische crisis, een sterke en invloedrijke kerk die meer van Francisco Franco hield dan van Franciscus van Assisi en een gedepriveerde middenklasse.
Het kon niet baten, meer nog, Fine Gael werd de capriolen van O’Duffy beu en smeet hem en zijn gevolg uit de partij waarna hij prompt de Corporatistische Staatspartij oprichtte die nooit ook maar iets heeft voorgesteld. Fine Gael was nu klaar voor een conservatieve democratische koers.
De Valera was intussen wel verlost van het gevaar van beide zijden door verdelingen en afscheuringen.
In 1935 konden een aantal IRA-officieren niet meer aan de verleiding weerstaan en traden toe tot Fianna Fail. Dit waren wederom rake klappen voor de organisatie
Het oorspronkelijk vrijwilligersbestand van 30.000 man begon snel af te kalven.
Een nieuwe strategie drong zich op. De economische crisis teisterde vooral de landbouwers (Ierland was toen nog steeds grotendeels een landbouwstaat) en ook de huurdersverenigingen stonden zwak. Het IRA concentreerde zich dan ook op beide problematieken waarvan het ene zich vooral op het land afspeelde en het andere in de stad, waardoor een grote groep mensen bereikt werd.
In het noorden bleef het IRA grotendeels gespaard van de, in hun ogen, oeverloze en nutteloze discussies en afscheuringen. In Ulster (de volledige negen Ierse graaf-schappen en niet alleen de zes bij GB horende) was de katholieke kerk zelfs gesteld op het IRA, daar zij haar beschermde tegen de protestantse agressie. Ook in Belfast bleek het IRA nog steeds hoognodig te zijn om pogroms af te slaan die steeds weer georganiseerd werden.[20]
Af en toe slaagde men er zelfs in protestantse arbeiders te winnen voor de Ierse nationalistische strijd. Maar deze kleine succesjes waren meestal maar een kort leven beschoren. De noordelijke IRA was en is helemaal anders dan de zuidelijke. Het is trouwens dit schisma dat in 1969 aanleiding gaf tot het oprichten van de Provisional IRA of het IRA zoals we het vandaag kennen.
In 1936 voerde het IRA sinds lange tijd zijn acties weer op en werden er een aantal belanghebbende personen doodgeschoten. Als gevolg hiervan werd het IRA op
18 juni 1936 opnieuw verboden door De Valera en werden weer talrijke mensen achter slot en grendel geplaatst.
Het IRA was Fianna Fail en haar lauwe constitutionele politiek duidelijk beu en niet van plan de strijdbijl voor eeuwig te begraven. Doch weer was het één van de meest beroemde ex-IRA officieren die het IRA het vuur aan de schenen legde,
Eamon De Valera.
Vanaf 1936 ging het bergaf met het IRA en werden de militaire activiteiten sterk teruggeschroefd bij gebrek aan mankracht en geld. De Valera’s aanpak wierp blijkbaar vruchten af.
Hij bewandelde dan ook niet enkel de repressieve weg, maar tevens de politieke.
In 1937 werd er namelijk een nieuwe grondwet gestemd die Ierland de souvereniteit gaf over het gehele eiland (nog steeds een discussiepunt met Groot-Brittanië) en de benaming Saorstat Eireann door Eire verving waarmee Fianna Fail haar imago van republikeinse partij wou bevestigen.[21]
Dat het IRA tussen 1936 en 1938 niet echt kampfbereit was, heeft niet alleen met
De Valera te maken, maar vast en zeker ook met de Spaanse burgeroorlog.
Veel overtuigde republikeinse nationalisten sloten zich aan bij de Internationale Brigades om tegen de fascisten van Franco te vechten. De Ierse republikeinen vonden het namelijk hun plicht om de Baskische en Catalaanse nationalisten te helpen,
maar ook anti-kapitalistisch links. Ironisch genoeg stonden Blueshirts en republikeinen ook in Spanje weer tegenover elkaar, daar ook zij vrijwilligers ronselden, maar dan voor de andere kant. De solidariteit tussen Ierse republikeinen en Baskische abertzales (“linkse nationalisten”) is wel degelijk zeer groot. Bij mijn bezoek aan Belfast liep ik regelmatig jonge Basken tegen het lijf en waren er ook muurschilderingen waar de verbondenheid werd afgebeeld.
In totaal zijn er zo’n 400 IRA-vrijwilligers naar het front getrokken o.l.v. Frank Ryan, het links boegbeeld van het IRA en toen de bevelhebber van het James Connolly Battalion van de internationale Abraham Lincoln Brigade.[22]
De Valera zelf en de Ierse regering waren officieel neutraal.
In 1937 was het IRA zelfs zo teruggeplooid dat er niemand nog aandacht aan schonk.
Sean Russell, èèn van de bekendste IRA-leiders vond dat het welletjes was en stelde voor een bommencampagne in Engeland te beginnen. Hij kreeg voor deze plannen veel bijval van Mc Garrity, de voorzitter van Clan na Gael, de Amerikaans-Ierse geldschieters voor het IRA. Ondanks protesten binnen de leiding, zette opperbevel-hebber Russell zijn plannen door.
Het draaide uit op een volledige mislukking en de publieke opinie keerde zich fel tegen het IRA. Op 14 juni 1939 werd dan ook de Offences Against the State Act uitgevaardigd en konden verdachten zonder enige vorm van proces opgesloten worden.
De militaire rechtbanken traden hardhandig op en het IRA werd verder gedecimeerd.[23]
Wat nog overbleef, waren een aantal landelijke brigades die op geschikte momenten een kazerne of een konvooi aanvielen in onvervalste guerrillastijl.
De bommencampagne in Engeland was, zoals eerder vermeld, een complete mislukking. De in totaal 127 geplaatste bommen leverden een trieste balans op van vijf gedode burgers en geen enkele Britse militair of politicus.
De reactie van de Ierse regering was hard. Zij konden het zich niet veroorloven naar Groot-Brittanië toe over te komen als zwakke ordehandhavers. Aangezien vele IRA-militanten in Eire onderdoken, was de Offences Against the State Act (1939) dan ook op hen gericht. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn zo’n 400 IRA-leden opgesloten in interneringskampen, deels om de bommencampagne te bestraffen,
maar zeker ook uit voorzorg tegen mogelijke IRA collaboratie met de Duitsers.[24]
De Valera was er immers als de dood voor om Eire’s neutrale status ondergraven te zien door een paar “oproerkraaiers”.
Ondanks het feit dat Eire tijdens de Tweede Wereldoorlog officieel neutraal bleef,
kon er toch niet van een pro-Duitse houding gesproken worden. Extreemrechts stelde niet veel voor en de Luftwaffe-bombardementen op Belfast en Dublin deden zelfs heel wat anti-Duitse gevoelens oplaaien, een officiële verontschuldiging van het Duitse oorlogministerie (het bombardement op Dublin was zogenaamd een vergissing) kon hier niets aan veranderen.
Churchill en De Valera bleven desondanks zeer bevreesd voor IRA collaboratie zoals in de Eerste Wereldoorlog, toen het IRA volgens het devies “England’s difficulties are Ireland’s opportunities” handelde.
Het IRA was nochtans niet echt geïnteresseerd in deze collaboratie. Ze zou trouwens ook onmogelijk gemaakt zijn door de Britse en Ierse veiligheidsdiensten die elke IRA sympathisant nauwlettend in het oog hielden.[25]
Daarnaast was er het besef bij het IRA dat diezelfde Duitsers de Spaanse fascisten hadden gesteund in hun oorlog tegen democraten, marxisten, anarchisten en volksnationalisten. Toch bleef de Ierse regering er niet gerust in en vaardigde de Emergency Powers Act uit waardoor ze verdachten kon interneren.
Deze zware maatregel zou in normale omstandigheden niet aanvaard geweest zijn door een groot deel van de Ierse publieke opinie, maar het was oorlog en dan verschuiven de grenzen van het aanvaardbare wel eens.
De enkele toenaderingspogingen die er tussen het IRA en de nazi’s geweest zijn, liepen op niets uit.
Met de weinige middelen die het had, voerde het IRA gedurende de Tweede Wereldoorlog toch nog een aantal acties uit. Bij een huiszoeking vuurden een aantal IRA-leden op de aanwezige politie-agenten en doodden er twee. De Emergency Powers Act voorzag in de mogelijkheid veroordeelden terecht te stellen. Op 6 september 1940 werden dan ook twee IRA-leden voor het vuurpeleton gezet (Mc Grath en Harte) én niet opgehangen, wat bij “ordinaire” criminelen wel werd gedaan. Dit geeft misschien ook wel het militaire karakter weer van de strijd tegen het IRA.[26]
In november 1940 liet Churchill weten dat hij twee Ierse havens wou gebruiken voor het Britse leger, namelijk Lough Suilly en Berehaven. De Valera, nog steeds van plan de neutraliteit kost wat kost te behouden, weigerde dit ten stelligste.
Ondertussen werd met de dag duidelijker hoe zwak het IRA wel was. Het geld was op en geraakte vanuit de Verenigde Staten maar moeilijk Ierland en Groot-Brittanië binnen. Ook de moraal zonk en de sympathie vanwege grote delen van de bevolking slonk ten voordele van de geallieerden. De harde repressiepolitiek van zowel de Britse als de Ierse overheid eiste zijn tol en er was een schrijnend gebrek aan vrijwilligers.
Diegenen die sinds 1916 politieke aspiraties hadden gekoesterd, waren al in grote drommen naar Fianna Fail overgestapt of hadden zich gedesillusioneerd terugge-trokken.
Het gevolg van deze penibele situatie was een golf van verdachtmaking en van verraad in de republikeinse beweging.
De opvolger van C/S (Chief of Staff = opperbevelhebber) Sean Russell (die in de VS zat) was Stephen Hayes. Een aantal jonge noordelijke IRA-militanten zagen in hem de verrader en dus de zondebok voor alle problemen. Ze ontvoerden, vernederden en folterden hem en lieten hem een verklaring tekenen waarin hij toegaf een verrader te zijn. Een haastig bijeengeroepen IRA-rechtbank veroordeelde hem dan tot de doodstraf. Door een stom toeval echter wist Hayes te ontsnappen en zocht toevlucht bij de Ierse politie. Een legale rechtbank veroordeelde hem tot vijf jaar opsluiting wegens lidmaatschap van een illegale beweging.[27]
Deze anekdote illustreert de wanhoop en paranoia van het IRA tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De honderden IRA-gevangenen zaten niet in gewone gevangenissen, maar in een groot interneringskamp, The Curragh, zoals krijgsgevangenen. Ironisch genoeg was dit kamp in feite bestemd voor Duitse krijgsgevangenen.[28]
Ondanks het barre leven in dit kamp probeerde men de moraal erin te houden.
Het IRA was ook in de kampen militair gestructureerd met een O/C (Officer in Command) aan het hoofd. Ook nu nog blijven de gevangenen militair georganiseerd.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog zaten er meer dan 2000 IRA leden opgesloten in het kamp. Om de tijd te doden werd er les gegeven in Gaelic
(het Keltisch van de Ieren), geschiedenis en politiek. Ook dit is nog steeds dé uitgelezen manier om in de gevangenis de tijd te doden. Honderden IRA gevangenen hebben zo op kosten van de Britse en Ierse staat diploma’s behaald. De meest beruchte gevangenis vandaag is The Maze of Long Kesh zoals het IRA ze noemt.
Daar Eire de neutraliteit hoog in het vaandel schreef, waarschuwde de Ierse regering voor elke vorm van inmenging vanwege geallieerden of Duitsers. Gecrashte Duitse of geallieerde piloten werden niet terugbezorgd, maar geïnterneerd samen met het IRA.
Toen “Operation Overlord” begon (codenaam voor de landing van Normandië
op 6 juni 1944), zat de Curragh zo vol dat een tweede kamp moest geopend worden.
Toen de Tweede Wereldoorlog eindelijk voorbij was, haalde Ierland opgelucht adem. Het wou neutraal blijven temidden van de waanzin en is dat ook gebleven ondanks de zware diplomatieke druk van Amerikanen en Britten.
Ook de angst voor IRA collaboratie bleek ongegrond. De weinige contacten die Duitse spionnen met het IRA hadden, waren waardeloos en de Duitsers bevestigden aan hun superieuren (de Abwehr) wat het IRA al geruime tijd wist: “In spite of the fine qualities of individual IRA men, as a body I consider them worthless. They know how to die for Ireland, but of how to fight for it they had not the slightest idea” .
Deze uitspraak komt van de Duitse spion, kapitein Hermann Goertzer, en toont duidelijk aan hoe slecht het IRA er destijds voor stond.[29]
Na de Tweede Wereldoorlog was één ding duidelijk geworden: er was een groot verschil tussen de strijd in het noorden en het zuiden van Ierland.
Daar waar in het zuiden het IRA zijn legitimiteit zo goed als kwijt was bij de bevolking, stond het noordelijke IRA nog sterk in zijn schoenen.
De katholieke en Iersgezinde bevolking werd er veelvuldig getreiterd door protestantse paramilitairen en de overheid. Wekelijks was er wel ergens een etnische zuivering waarbij katholieken uit hun huizen werden verdreven.[30]
Het IRA was dan ook in de ogen van de katholieken en Iersgezinden een broodnodige bescherming. Het was een volksleger die op steun en sympathie kon rekenen uit brede lagen van de bevolking en vooral uit de katholieke arbeidersklasse, traditioneel het bevolkingsdeel waaruit noordelijke militanten komen.
In het zuiden zagen de Ieren niet meer in waarom Ieren Ieren om het leven brachten (IRA tegen politie bijvoorbeeld). Het grootste deel van de bevolking was immers tevreden met de staatkundige toestand van Eire, 40 jaar na de Paasopstand.
Ook de republikeinse beweging zelf werd deze situatie gewaar en tijdens de Wolfe Tone herdenking in Bodenstown (1949) verwoordde Christoir O’Neill (ondervoorzitter Sinn Fein) de nieuwe strategie: “The aim of the army is simply to drive the invader from the soil of Ireland and to restore the sovereign independent Republic proclaimed in 1916. To that end, the policy is to prosecute a succesful military campaign against the British forces of occupation in the Six Counties”.[31]
Van nu af aan moest dus alle energie gestoken worden in de strijd tegen het Britse leger en zijn aanhangers waardoor het noorden van Ierland in het middelpunt van de belangstelling kwam.
In 1954 vaardigde de IRA Army Council (het hoogste IRA orgaan) zelfs een General Army Order uit waaraan iedereen strikt moest gehoorzamen en waarin duidelijk werd bepaald dat geen enkele militaire actie meer mocht ondernomen worden tegen de politie of het leger van Eire. Verder stipuleerde het order dat tijdens trainingen in het zuiden maar een minimum aan wapens mocht gebruikt worden.
Tevens groeide na zeer lange tijd de invloed van Sinn Fein weer. Christoir O’Neill bijvoorbeeld stelde tijdens zijn toespraak in Bodenstown duidelijk dat de repu-blikeinse beweging zowel een militaire als een politieke vleugel had.
Toch bleef het IRA oppermachtig in de besluitvorming. Nochtans groeide het verzet hiertegen toen bijvoorbeeld Sinn Feiner Michael Traynor verklaarde het onredelijk te vinden dat het IRA zich baseert op oude theoretische aanknopingspunten (concreet gaat het over de staatsmacht die de heel-Ierse Dail/parlement overdroeg aan de IRA Army Council) om de democraten van Sinn Fein te controleren.
Er was ook een ideologisch verschil tussen noord en zuid en tussen het IRA en Sinn Fein. Daar waar het revolutionaire socialisme in het zuiden nog altijd een rol speelde, was de noordelijke beweging aanvankelijk eerder conservatief en katholiek ingesteld.
De noordelingen van Sinn Fein vonden zelfs dat Rerum Novarum moest verkondigd worden en niet Das Kapital. De welvaartstaat was daarenboven een Britse uitvinding die het individu gedwee moest maken en niet strookte met de Ierse cultuur.
Er werd zelfs een apart partijprogramma opgesteld waarbij er geen sprake was van de oprichting van een socialistische republiek (nu wel), maar van een republiek gebaseerd op christelijke principes, zoals een eerlijke verdeling van de welvaart.[32]
Weer leek er een schisma te ontstaan tussen de jongere en oudere militanten.
De jongeren waren bereid verder geweld te gebruiken daar waar de ouderen gezien hadden dat geweld tot niets leidt, vooral in het zuiden, en meer de politieke weg wilden bewandelen.
Toch was het de jongere generatie die in het IRA aan invloed won.
In het zuiden was er nagenoeg geen IRA activiteit meer bij gebrek aan mensen en middelen. In het noorden daarentegen bleef het IRA actief.
Hoe dan ook waren de gloriedagen van het IRA voorbij en was er al lang geen aanhang meer van tienduizenden soldaten zoals in de jaren ‘20. Een lokale eenheid, met de grootte van Derry (2de grootste stad van Noord-Ierland), was al blij met een kern van 150 man.
Geleidelijk aan verhoogde de aanhang weer door een paar succesvolle aanvallen op leger- en politiekazernes waarbij aanzienlijke hoeveelheden wapens werden buit-gemaakt. Ook de financiële steun vanuit de VS begon langzaam weer binnen te sijpelen.[33]
De meeste van deze overvallers werden kort nadien ingerekend en belandden voor lange tijd in de gevangenis. Daar werden contacten gelegd met andere politieke activisten, zoals Russische spionnen en Grieks-Cypriotische EOKA-rebellen.
Deze laatsten werden zelfs getraind door het IRA in Ierland.
Ondertussen waren er in de VS een aantal scheuringen in de Clans ontstaan. Na de Tweede Wereldoorlog werd Clan na Gael terug opgericht, maar viel al snel uiteen in twee kampen. Het grootste kamp was dat van de oudere nostalgici die de fondsen wilden gebruiken voor een standbeeld van Sean Russell, terwijl een kleinere groep radicalen nog steeds geloofde in het ondersteunen van de gewapende strijd.
Na heel wat ruzies werden de radicalen uit de Clan gezet. Zij richtten hun eigen organisatie op die zich volledig op Noord-Ierland concentreerde. Dit Northern Action
Committee speelde sindsdien een belangrijke rol in het verwerven van fondsen voor het noordelijke IRA.
Het comité ging nog verder. Geregeld werden er “tupperware” avonden georganiseerd bij begoede Iers-Amerikaanse families waar wapens werden getoond en uitgelegd werd waarvoor ze dienden en hoeveel ervan nodig waren voor “dé strijd”.
Nadat het geld was ingezameld, kocht men een hoeveelheid wapens en werden ze naar Ierland verscheept.
Naar aanleiding van deze feiten beschuldigde de Noord-Ierse regering de Ierse regering van samenwerking met de terroristen. De Ierse premier Costello (Fine Gael) verzekerde dat de republiek (die in 1937 werd uitgeroepen) er alles aan deed om onwettige activiteiten te verhinderen. Tevens beloofde hij om gevluchte daders van aanslagen zo snel mogelijk uit te leveren.
Zelfs Fianna Fail en Clan na Poblachta (een nieuwe radicale republikeinse partij zonder gewapende vleugel) steunden deze verklaring van Costello.[34]
Het werd onderhand duidelijk dat er zich iets begon te roeren in het IRA eind jaren ‘50, wat uiteindelijk uitmondde in de Border Campaign (1956-1962).
Dit offensief luidde officieel het begin in van de nieuwe IRA-strategie. Het nog steeds bezette noorden werd nu het uitverkoren krijgsgebied, niet enkel van het noordelijke IRA, maar van de gehele organisatie.
De redenen hiervoor zijn duidelijk: in het zuiden werd het IRA marginaler naarmate Ierland zelfstandiger werd. Daarenboven waren er geen Britse bezetters of protestantse paramilitairen in het zuiden die een oorlog legitimeerden. Het neerkogelen van Ierse politie-agenten, magistraten en gezagsdragers werd al lang niet meer aanvaard door de Ierse publieke opinie, daar de schrikbeelden van de bloedige burgeroorlog weer naar boven kwamen. Politiek was het al niet veel beter gesteld daar partijen als Fianna Fail en Clan na Poblachta het republikeins gedachtengoed op een veel professionelere manier uitdroegen.
Kortom, het IRA werd in het zuiden niet meer beschouwd als volksbevrijdingsleger en gleed meer en meer af naar de status van terroristen.
Nochtans bestaan nu nog IRA-brigades in Zuid-Ierland, maar die hebben een louter logistieke functie voor het noordelijke IRA.[35]
De situatie in het noorden was anders. Daar waren de (voornamelijk katholieke) Iersgezinden in de minderheid en werden (worden !) ze zowel cultureel, religieus als sociaal gediscrimineerd door de (overwegend) protestantse Unionisten (zij die de unie met het Verenigd Koninkrijk willen behouden en van rechtse tot extreemrechtse signatuur zijn). Paramilitaire unionistische groeperingen, de zogenaamde loyalisten, voerden dikwijls etnische zuiveringen uit in gemengde wijken waarbij de katholieke gezinnen naar de arme arbeiderswijken in West Belfast werden verjaagd. Vandaar dat steden als Belfast grotendeels homogene wijken hebben van ofwel Iersgezinden/ katholieken of Unionisten/protestanten. Vooral in de arbeiderswijken is dit het geval; de begoede stadsdelen kunnen wel gemengd zijn.
De aanwezigheid van het Britse leger is een doorn in het oog van de nationalistische bevolking.
Om verwarring te vermijden toch eventjes een aantal termen uitleggen.
De bevolking in Noord-Ierland is grotendeels opgedeeld in nationalisten en unionisten. De eersten zijn Iersgezind en streven naar een verenigd Ierland. Zij die dit met geweld willen bewerkstelligen, zijn de republikeinen.
De unionisten kennen dezelfde onderverdeling.
De unionisten die ook een gewapende vleugel hebben, zijn de loyalisten.
Hun aanhang is evenals die van de republikeinen vooral te vinden in de working class areas. De arbeidersklasse die de loyalisten steunt, is evenwel niet links,
maar populistisch rechts en is vooral te vinden in de Shankill wijk (die eveneens deel uitmaakt van het overwegende nationalistische West Belfast !). Zowel loyalisten als unionisten willen deel blijven uitmaken van het Verenigd Koninkrijk en voelen zich op en top British.
Deze verduidelijking is echt wel nodig om aan te tonen dat de situatie veel complexer
is dan ze weergegeven wordt in de media en om erop te wijzen dat de nationalisten en unionisten samen zo’n 90 % (!) van het kiezerskorps uitmaken wat de polarisatie van het probleem mooi weergeeft.[36]
De grenscampagne dan: Dit offensief, dat op 12 december 1956 startte, heeft zes jaar geduurd en had tot doel het noorden met het zuiden te verenigen.
Het was een pure (land)guerrilla waarbij voornamelijk douaneposten en politie-kantoren werden aangevallen. Nochtans was niet iedereen gelukkig met deze campagne. De Sinn Fein top, bij monde van haar leiders Magan, Mc Logan, Traynor en Mc Curtain, argumenteerde dat er te weinig wapens en mensen waren om deze camapgne tot een succesvol einde te brengen. Bovendien was het niet de beste manier om het doel te bereiken. Uiteindelijk moesten ook zij zich bij de campagne neerleggen omdat het enthousiasme van de jongere radicalen het haalde op de ervaring van de ouderen.
Bijna liep het mis toen één van de breinen achter de campagne, Charlie Murphy, door de Ierse Special Branch (Staatsveiligheid) werd opgepakt. Voor de rechtbank mocht hij van veel geluk spreken toen hij de excentrieke (republikeinse) rechter Michael Lennon kreeg. Deze ging zelfs zo ver dat hij de teruggave beval van de in beslag genomen munitie ! Later werd deze rechter vroegtijdig op pensioen gesteld en werd Murphy opnieuw opgepakt, nu wegens andere feiten, door politiehoofdofficier
Mc Mahon die er zijn levenstaak van gemaakt had het IRA te breken. Als IRA-kenner wist hij, dat dat maar op één manier kon, namelijk door een belangrijke splitsing te doen plaatsvinden via de nodige ruzies. Hij beloofde Murphy dat alle IRA-gevangenen zouden vrijgelaten worden indien het IRA zijn campagne stopzette. Murphy kreeg daarop de toelating dit bericht aan de Army Council over te brengen wat al dra voor fikse ruzies tussen voor- en tegenstanders zorgde. Mc Mahon slaagde gedeeltelijk in zijn opzet door een zoveelste ruzie uit te lokken, maar het IRA splitste niet en zette de campagne verder.[37]
Belfast, de hoofdstad van Noord-Ierland, bleef buiten beschouwing in deze campagne.Veel katholieken hadden schrik dat wanneer de IRA Belfast Brigade meevocht, zij onverdedigd zouden achterblijven.
Uiteindelijk was het geheel een mislukking. Zes Noord-Ierse politie-agenten en elf republikeinen verloren het leven en behalve het vernielen van een aantal grensposten, werd er niets bereikt.
Ook de bevolking bleef relatief onbewogen tijdens deze campagne. De brandhaarden van het conflict bevonden zich immers niet aan de grens, maar in Derry en Belfast waar sociale en culturele uitsluiting aan de basis lagen van de onvrede.
Het bewijs voor de gelatenheid en zelfs afkeuring uit eigen rangen zijn de stemmen voor Sinn Fein in de republiek. In het begin van de campagne (1957) haalde SF nog 66.000 stemmen. In 1961 daarentegen was dit aantal reeds tot de helft geslonken. Het werd duidelijk dat deze campagne vooral gevoerd werd om toe te geven aan de jonge
rekruten. Een echte doordachte tactiek stak er evenwel niet achter. Toch waren de meeste republikeinen het erover eens dat men zich op het noorden moest richten, maar niet op deze slordige manier.
Wie wel opgetogen leek over de campagne, was de Russische Pravda: “The Irish patriots cannot agree with Britain transforming the Six Counties into one of its main military bases in the Atlantic pact.”[38]
Aanvankelijk zag het er nochtans naar uit dat de campagne een succes ging worden. Een hele reeks raids trof belangrijke legerbasissen en langs beide zijden van de grens werden weer restrictieve anti-IRA wetten van kracht.
In het noorden werden de leger-en politiereserves gemobiliseerd en werd de Special Powers Act gereactiveerd waardoor verdachten zonder aanhoudingsbevel of vonnis dagenlang konden worden geïnterneerd. In het zuiden werden de interneringskampen heropend en patrouilleerde de Garda (Ierse rijkswacht) veelvuldig langs de grens.
Toch bleven diplomatieke incidenten tussen de Ierse republiek en het Verenigd Koninkrijk niet uit. De Ierse regering had beloofd hard te zullen optreden, maar toen het Ierse leger een aantal IRA-officieren oppakte, werden die diezelfde dag nog vrijgelaten. De Britten en unionisten waren furieus. De Britse regering beloofde Noord-Ierland te zullen verdedigen zoals elk ander deel van het koninkrijk.
Costello, de toenmalige Ierse premier (Fine Gael), was op zijn beurt niet mals voor de Britten en repliceerde dat de Six Counties (Noord-Ierland) deel uitmaken van het Ierse territorium en verwees daarbij naar de grondwetsartikelen 2 en 3 die de Ierse wetgever de mogelijkheid bieden hun wetten voor het gehele Ierse eiland te doen gelden.[39]
Ondanks dit diplomatiek incident begon de Ierse overheid hard op te treden tegen het IRA waardoor de radicale republikeinse coalitiepartner van Fine Gael, namelijk Clan na Poblachta (met Sean Mc Bride als voorzitter, ex- IRA-officier en latere Nobelprijswinnaar voor de vrede voor zijn mensenrechtenwerk) een motie van wantrouwen indiende tegen Costello wegens incompetentie om het Ierse probleem op te lossen.
In 1957 zag Costello zich genoodzaakt verkiezingen uit te schrijven die massaal door Fianna Fail gewonnen werden. Ook Sinn Fein haalde, zoals vermeld, een goede 66.000 stemmen.
Fianna Fail, nochtans republikeins, trad niet onzacht op tegen het IRA. De Valera, de “nieuwe” premier, zette de Offences Against the State Act in 1958 weer in werking en tientallen razzia’s werden uitgevoerd waardoor meer dan 100 IRA-aanhangers werden geïnterneerd.
Zowel de “Offences Against the State Act” (OATSA) als de “Special Powers Act” (SPA) zijn uitzonderingswetten van respectievelijk de Ierse en Noord-Ierse/Britse regering. De belangrijkste voordelen van deze wetten zijn de mogelijkheden om verdachten zonder vorm van proces of aanhoudingsbevel dagenlang op te sluiten.
Toch is er ook een belangrijk verschil tussen de twee acts. Daar waar de OATSA voorzag in militaire uitzonderingsrechtbanken, was de SPA eerder strafrechterlijk opgevat. Dit verschil is toch wel belangrijk, aangezien de OATSA met haar militair karakter deed vermoeden dat het IRA een “vijandig leger” was, daar waar de SPA hen eerder als criminelen van gemeen recht behandelde.
De Ierse overheid heropende dus de interneringskampen waarover een apart boek kan geschreven worden. Ook in de kampen bleef het IRA hiërarchisch gestructureerd. Elke gevangenenblok had zijn commanding officer en het was de IRA-kampleiding die besliste of een (individueel) ontsnappingsplan al dan niet werd uitgevoerd.
De behandeling van de gevangenen, en dit is tot op heden nog niet veranderd, was in Ierland stukken beter dan in Groot-Brittanië. Toen bijvoorbeeld een zestal activisten wisten te ontsnappen, beval de kampofficier enkel op de benen te mikken van de ontsnapten, ondanks het feit dat ze enkel nog konden gestopt worden door “fatale” schoten.
Tegen het einde van de grenscampagne werden de kampen gesloten en voorzagen de militaire rechtbanken in jarenlange gevangenisstraffen in “gewone” gevangenissen. Doch aangezien de campagne kort daarop werd afgeblazen, werden de meeste straffen omgezet in een paar maanden.
Op 26 februari 1962 zette het IRA officieel zijn campagne stop omdat, naar eigen zeggen, de aandacht van het Ierse volk voldoende was verlegd naar de Ierse kwestie.
Op die manier maakte het IRA er toch nog een overwinning van.[40]
Het einde van de “border campaign” betekende ook een voorlopig einde van de IRA-activiteiten. De beweging was weer eens teruggevallen. Een echte leiding ontbrak en dit was het gedroomde moment voor de meer politiek ingestelde IRA-mensen.
De belangrijkste en meest invloedrijke persoon in die dagen was Roy Johnston, een overtuigd marxist, die in de Army Council werd opgenomen en het IRA een duidelijke linkse stempel gaf.
Het actieve republikeinse leven speelde zich destijds af in politieke praatclubs, waarvan de Wolfe Tone Society de belangrijkste was.
Het marxisme van Johnston vulde een leemte op in de IRA-ideologie. De leiding had hier geen problemen mee, rekening houdende met de maatschappelijke situatie van de katholieke arbeidersklasse in het noorden en de algemene linkse wind die door Europa waaide. Sinn Fein profiteerde van deze nieuwe wind en tijdens de jaarlijkse Wolfe Tone bedevaart in 1967, waarschuwde IRA-opperbevelhebber Cathal Goulding voor een overdreven aandacht voor geweld en sprak zich uit voor een meer radicale socialistische politiek.
In de jaren ‘60 begon het IRA zich dan ook meer bezig te houden met “sociaal geweld”. Het IRA steunde tal van lokale initiatieven van zowel vakbonden, daklozen als kleine boeren. Dit ging veelal gepaard met spectaculaire acties, zoals het saboteren van bussen van een Amerikaanse multinational waarmee deze laatste haar arbeiders ophaalde, die in een ernstig sociaal conflict met het bedrijf verwikkeld zaten.
Doch het belangrijkst was de participatie van het IRA in de noordelijke burgerrechten-beweging. Deze NICRA (Northern Ireland Civil Rights Association) kwam op voor de sociale en economische rechten van de gediscrimineerde, vooral katholieke, Ieren en was geïnspireerd door de zwarte burgerrechtenbeweging in de VS.
De unionistische machthebbers deden het NICRA af als een IRA-dekmantel,
ondanks het feit dat ze tal van andere organisaties en mensen herbergde. Onder hen waren bijvoorbeeld John Hume (de huidige voorzitter van de gematigde nationalistische SDLP) en Bernadette Devlin (de jonge rebelse vrouw van het invloedrijke trotskistische People’s Democracy).[41]
De turbulente jaren ‘60 hebben een zware stempel gedrukt op het IRA. Onder Cathal Goulding, een trouwe volgeling van Roy Johnston (zowat de Ierse Marcuse), werd het IRA een radicale politieke beweging.
De onvrede steeg bij de IRA-militanten in het noorden. De vredevolle, maar massale NICRA betogingen werden veelal onder het oog van de wereldpers uiteengeknuppeld door zowel de politie als unionistische milities.
De toenmalige Noord-Ierse premier Terence O’Neill begon onder zware diplomatieke druk banden aan te knopen met de Ierse republiek, waardoor grote groepen radicale
unionisten zich organiseerden in paramilitaire verbonden.[42]
Deze groeperingen zagen in de NICRA en in de gematigde O’Neill een groot gevaar voor de pro-Britse protestantse hegemonie in Noord-Ierland, en traden gewelddadig op tegen betogers.
Gevolg was dat een aantal lokale IRA-commandanten (vooral in Belfast) het reële gevaar van pogroms weer dichterbij zagen komen. Ze verzochten daarom om wapens en munitie aan de General Headquarters in Dublin. Deze ging hier echter niet op in en had zelfs het gros van haar wapens al verkocht aan andere organisaties, zoals de Free Wales Army. Het Noord-Ierse IRA bevond zich vanaf dan in een zwaar conflict met de zuiderse leiding.
De spanning nam alleen maar toe, toen de rechts-populistische Orange Order
(een aartsconservatieve protestantse loge) haar jaarlijkse herdenkingsmarch doorheen de Bogside (de militante katholieke arbeiderswijk in Derry) hield .
Honderden inwoners, onder leiding van ondermeer Bernadette Devlin, wierpen barricaden op en leverden dagenlange straatgevechten met de politie.
Uit wraak staken de loyalisten (gewapende unionisten) meerdere katholieke huizen in brand en blonk het IRA uit in afwezigheid en incompetentie.
De Britse regering keek met afgrijzen naar wat er gebeurde, temeer omdat de Ierse premier John Lynch, het Ierse leger naar de grens had laten oprukken en er veld-hospitalen oprichtte voor gewonde en gevluchte Ierse nationalisten.
Als gevolg hiervan nam de loyalistische agressie steeds driestere vormen aan en waarde er een collectieve angstpsychose bij de katholieken. Zij konden immers niet meer rekenen op de hulp van het IRA dat geen wapens meer had en onderling verdeeld was.
De katholieken waren furieus en zwaar ontgoocheld in “hun” IRA. Op de muren in West Belfast (waar de meeste Iersgezinde arbeiders wonen) kon je destijds slogans lezen als “I.R.A. = I Ran Away”. Het was voor de Noord-Ierse republikeinen duidelijk geworden, dat het heft in eigen handen moest genomen worden voor de opbouw van een autonoom noorderlijk commando.
Intussen waren de ogen van de gehele wereld gericht op de gebeurtenissen in Noord-Ierland. De Ieren vroegen zelfs de tussenkomst van VN-blauwhelmen en werden daarin aanvankelijk gesteund door de VS. Doch de Britten repliceerden gevat dat zij ook niet voor blauwhelmen ijverden tijdens de rassenrellen in de VS.
Een splitsing binnen Sinn Fein en het IRA werd onafwendbaar. Een groep activisten die het IRA weer slagkracht wilden geven, richtten hun eigen Provisional Army Council op, bestaande uit vooral noorderlingen van de nieuwe sixtyniners generatie zoals Gerry Adams en Martin Mc Guinness, de ene een barman uit Belfast, de andere een arbeider uit Derry.
Ook het IRA en Sinn Fein werden gesplitst en kregen de prefix Provisional mee.
De overgebleven IRA en SF van Cathal Goulding werden de Officials genoemd.
Van in het begin steunde de Amerikaanse Clan na Gael de Provisionals, daar men in de VS niets moest weten van de verregaande verlinksing van de Officials.
De eerste Chief of Staff (of opperbevelhebber) van de Provisionals werd John Stephenson, een halve Engelsman uit London met een Ierse moeder. Nochtans zal je hem in boeken en artikels eerder onder zijn “ver-gaelic-te” naam Sean Mc Stiofain ontmoeten. De overige ervaren stafleden waren ondermeer Daithi O’Connail en Ruari O’Braidaigh.
De Officials liepen ondertussen met plannen rond om een Nationaal Bevrijdingsfront op te richten waarbij een alliantie zou aangegaan worden met ondermeer de Ierse Communistische Partij. De Sovjet-Unie had hier zeer veel aandacht voor,
temeer omdat het VK een belangrijk NAVO-lid is en er zich een belangrijk (destabiliserend) conflict afspeelde in haar achtertuin.[43]
De Provisionals bouwden zichzelf verder uit en waren tegen 1972 onbetwist de grootste republikeinse organisatie. De opbouwperiode tijdens de “troubles” (1969-1972) wordt in het volgende hoofdstuk uit de doeken gedaan.
8.1. “The Provos”
De zomer van ‘69 had in Belfast iets weg van een echte oorlog. ‘s Nachts werd er tussen rivaliserende groeperingen heen en weer geschoten en overdag hield de RUC (Royal Ulster Constabulary), de Noord-Ierse politie, grootscheepse razzia’s.
Gevolg was dat de getroffen inwoners uit de arbeiderswijken een militante solidariteit kweekten, zowel aan protestantse als aan katholieke zijde. Het is tijdens deze “troubles” dat beide zijden hun identiteit herbevestigden op massale basis.
De kloof was gemaakt.
De Britse regering besloot in 1972 bij monde van haar Home Secretary,
James Callaghan (Labour), de opstandige provincie rechtstreeks vanuit London te laten besturen en niet meer langer meer door het sectaire protestantse parlement.
De eerste Britse troepen in gevechtskledij patrouilleerden door de wijken van Belfast en werden er aanvankelijk door de katholieken relatief vriendelijk onthaald Zij zagen de Britten zeker niet als bevrijders, maar aangezien het IRA zwak stond, waren de Britten de enigen die pogroms konden tegenhouden.
De Provisionals, die in volle opbouw waren, zagen dit natuurlijk met lede ogen aan en werden zo gedwongen het respect van de katholieken terug te winnen.[44]
Een aantal Britse politici stelden verregaande hervormingen voor die geweld moesten voorkomen. Callaghan wou vooral sociaalpreventief te werk gaan door de Noord-Ierse economie te stimuleren en zo de levensstandaard van de gehele bevolking te verbeteren.
Anderen, zoals Lord Hunt, wilden enkel de meest zichtbare vormen van provocatie voor de katholieken wegnemen. Eén van de voorstellen was dan ook om de Ulster Special Constabulary of B-Specials te ontmantelen. Deze B-Specials vormden een soort hulppolitie-burgerwacht die integraal uit protestanten bestond en die zich kenmerkten door ongeligitimeerd geweld. Velen vergelijken hen zelfs met de SA.[45]
Onmiddellijk rees er protest uit de unionistische machtskringen. Elke hervorming was in hun ogen een toegeving aan het terrorisme. Aangezien de unionisten gelinkt zijn aan de Britse conservatieven, steunden deze laatsten hun eisen als oppositie in het Lagerhuis.
Uiteindelijk werd dan een compromis bereikt waardoor de B-Specials niet afgeschaft werden, maar gewoon onder een andere naam en statuut ondergebracht werden in het leger als Ulster Defence Regiment of UDR.[46]
Ondanks deze face-lift zagen de protestantse extremisten in de “afschaffing” van de B-Specials een toegeving aan het IRA. De reactie bleef niet uit en een aantal extremisten vielen nu “hun” politie aan, de RUC. Hierbij viel zelfs een dode, een politieman, de eerste dode agent sinds de “border campaign”. Weer moest het Brits leger tusenkomen en schoot twee protestanten neer.
Ondertussen had ook de Ierse regering zich zorgen gemaakt over haar eigen houding. De toenmalige Fianna Fail regering van Jack Lynch wist dat hij IETS moest doen, maar wilde kost wat kost vermijden dat het geweld uitbreiding nam over het gehele groene eiland.
Een aantal Ierse topambtenaren overlegden met de Provisionals over de situatie. Hieruit bleek dat de Officials van IRA-opperbevelhebber, Cathal Goulding en Sinn Fein-voorzitter Thomas Mac Giolla, hun machtsbasis verloren hadden.
De Provisionals hadden de strijd om de radicale republikeinse hegemonie gewonnen.
De Officials bleven geloven in een stapsgewijze oprichting van een herenigde socialistische republiek Ierland op een geweldloze manier. Het probleem was evenwel dat Mc Giolla en Goulding “zuiderlingen” waren die geen zicht hadden op de penibele situatie in het noorden. Het uiteindelijk resultaat is gekend: een splitsing deed zich voor tussen de Provisionals (het IRA dat we vandaag kennen) en de Officials die in 1972 een wapenstilstand afkondigden en zich later omdoopten tot de Workers Party.
De Provisionals bestonden in het noorden uit vooral jongere mannen en vrouwen, maar ook uit een paar traditionele zuiderlingen. Hun boegbeeld, Tom Maguire, die zowat de gehele IRA-geschiedenis had doorlopen en het enige overlevende lid was van de historische Dail van 1918/1921, droeg formeel zijn bevoegdheden over aan de Provisional IRA.
Vele noordelijke Provisionals, zoals Gerry Adams, waren links georiënteerd door hun leven in de arbeiderswijken, daar waar de zuiderlingen eerder conservatief waren.
De nieuwe IRA en Sinn Fein waren niet anti-socialistisch, maar aanvaardden gewoon geen dogma’s die geen uitstaans hadden met de harde Ierse werkelijkheid. Een artikel uit de eerste Republican News (de officiële krant van de Provisionals) schreef het als volgt: “Year by year, the seeds of compromise were being slowly but systematically sown by a politically hungry group. Traditional and militant republicans were gradually demoted, phased out or dismissed. Commemoration ceremonies were availed of to preach political objectives under the guise of Connolly’s socialism, but which were akin to the communistic aims of Chairman Mao Tse Tung.”
Verdergaand was een artikel uit 1971 van de toenmalige leiding van de republikeinse scouts (Fianna Eirreann): “The doctrine of Karl Marx is contrary to the Fianna teaching. It is contrary to the Fianna declaration which states: ‘I,...,pledge my allegiance to God and to the Irish Republic’. Marx also stated that the working man has no country. We of Na Fianna for the most part are the sons of workers but we have a country and we love it very dearly. We can in no way be associated with international socialism. Our allegiance is to God and Ireland.”[47]
Van in den beginne maakten de Provisionals duidelijk dat zij het gecentraliseerde socialistische systeem afwezen en geen dictatuur wensten van wie dan ook.
Maar ook het kapitalisme werd afgewezen als zijnde een systeem dat de Ierse arbeidersklasse uitzoog.
De Provisionals kozen aanvankelijk dus voor de “derde” weg, wat neerkwam op sterk gedecentraliseerde, zichzelf besturende gemeenschappen op oude Keltische leest.
Er was dus een zweem van Proudhoniaans anarchisme aanwezig.
In andere artikels bleek dan weer de voorkeur voor de Joegoslavische variant van de arbeidersdemocratie. Wat men ook verkoos als economisch systeem, het moest wars zijn van elke vorm van kapitalistische of communistische dictatuur.
Om dit te bereiken moesten de Ieren weer Kelten worden: “The extent to which we become free in fact and secure our freedom will be the extent to which we become Gaels again.” (Republican News). Elke vorm van Britse invloed moest daarom wijken.
8.2. De opbouw van het PIRA
Eind 1970 was het al duidelijk wie de machtsstrijd in de republikeinse beweging gewonnen had: negen van de elf IRA-compagnieën uit Belfast hadden voor de Provisionals gekozen. Het probleem was wel dat de meeste van deze afdelingen enkel nog op papier bestonden. Toen mettertijd hele horden jonge activisten toestroomden als gevolg van de “troubles”, kozen zij voor de Provisionals. Er waren nu wel manschappen, maar nog altijd een schrijnend tekort aan geld, wapens en ervaring. Hierin kwam verandering toen de Provisionals een briljant strateeg aantrokken uit London, John Stephenson of Sean Mac Stiofain. Deze half-Ier, half-Engelsman,
had ervaring opgedaan bij de Royal Air Force en heeft het hele beginstadium van het PIRA beheerst.
Geld en wapens werden als van oudsher uit de VS gehaald waar zo’n 300.000 in Ierland geboren Amerikanen wonen, en nog eens zo’n 15 miljoen Amerikanen van Ierse afkomst (in heel Ierland wonen er amper 5 miljoen Ieren !).[48]
Onmiddellijk na de splitsing van het IRA werd in de VS NORAID (Irish Northern Aid) opgericht, dat de Provisionals van de nodige fondsen voorzag.
Ondanks de scherpe controles van het FBI, slaagde NORAID erin wapens te smokkelen naar Noord-Ierland. Aanvankelijk waren dat oudere geweren, maar tegen 1972 werd het IRA bewapend met de beruchte “Armalites”. Dit zijn lichte, auto-matische geweren van niet meer dan 4 kg, gemakkelijk opplooibaar en met een snelle vuurkracht voozien van roterende munitie. Een perfect stadsguerrilla-wapen dus. Sindsdien is de Armalite een deel geworden van de IRA-folklore. In Derry, de tweede grootste stad van Noord-Ierland, kan je de volgende graffiti lezen “God made the catholics, but the Armalite made them equal”.
De Provisionals behielden aanvankelijk (tot 1977) de oude militaire structuur, die er bij wijze van voorbeeld in Belfast als volgt uitzag.
Op het allerhoogste niveau heb je de Belfast Brigade. Die bestaat uit 3 Battalions die
geografisch georganiseerd zijn. De 1st Battalion “covert” de Upper Falls
(de belangrijkste laan in de katholieke wijk van West Belfast), Ballymurphy
(een verpauperde, zeer militante arbeiderswijk waar ook Gerry Adams vandaan komt) en Andersonstown (een grote katholieke wijk).
Het 2nd Battalion is verantwoordelijk voor de Lower Falls, Clonard en Divis Flats (een enorm flatgebouw die heel het panorama van Belfast in beslag neemt, als je vanuit het centrum of vanuit de heuvels naar West Belfast kijkt).
Het 3rd Battalion uiteindelijk staat in voor de geïsoleerde katholieke wijken buiten West Belfast zoals de Ardoyne (waar de huidige Ierse presidente vandaan komt) en Short Strand. Elk van deze bataljons is weer onderverdeeld in compagnieën.[49]
Binnen de compagnieën zijn er natuurlijk specialisten, bijvoorbeeld bommenmakers en scherpschutters, maar ook “part-time” rebellen speelden (en spelen) een belangrijke rol in het zoeken van “safe houses” en “escape routes”.
De bedoeling van de Provisionals was het onketenen van een guerrilla waardoor Noord-Ierland onbestuurbaar moest worden en de Britten uiteindelijk het land moesten verlaten. De zionistische Irgun uit de jaren ‘40 fungeerde hier als voorbeeld. Ook zij maakten het de Britten onmogelijk nog langer in Palestina te blijven door bijvoorbeeld het fameuze “King David” hotel op te blazen.
Het IRA koos dan ook voor zowel militaire als commerciële doelwitten.[50]
Het IRA kanaliseerde een groot deel van de woede, doch zeker niet alles.
In Ballymurphy vind je de meest opstandige jeugd van Europa. Deze katholieke wijk in het hartje van West Belfast telt een ontzaglijk hoge werkloosheid (bijna 80 %) en de veel te kleine woonruimtes zijn overbevolkt. De gedepriveerde sociale structuur is er een voedingsbodem voor enorme frustraties, woede en gewelddadigheid. Het zijn dan ook deze jongeren die telkens weer in relletjes met de politie verzeild geraakten.
Buitenstaanders gaven het IRA de schuld hiervan, maar zij zaten in feite nog het meest verveeld met deze opstandige jongeren. Met wisselend succes trachtte het IRA hen op te nemen in hun structuren en zo te disciplineren.
Soms betekende deze jeugd een echte bedreiging voor het IRA. Wanneer er weer relletjes uitgelokt werden, viel het leger de wijk binnen en moesten IRA-trainingssessies afgebroken worden die daar toevallig plaatsvonden. “There is an element in Belfast and other parts of the North which is neither under our control nor under the Goulding unit’s control. Some of them would perhaps be loosely described as hooligans. There are gangs of youth who come out, they throw stones and bottles, and when the trouble starts they just disappear and run away, leaving the IRA and the Defence Committees to deal with the situation.”[51]
Ondanks de “normale” organisatorische problemen, leek alles gesmeerd te lopen voor het IRA dat met de dag groter werd. Goulding en de Officials zagen ook wel dat deze aangroei ten koste van hun aanhang was.
Aldus besloten ook de Officials, ondanks de tegenkanting van Goulding, operaties op touw te zetten in het noorden (“defensive operations”). Zij onthielden zich nochtans van aanvallen op commerciële doelwitten omdat die enkel in het nadeel waren van de arbeidersklasse.
Het OIRA bleek evenwel geen concurrentie te zijn voor het PIRA dat zich intussen in de bevolking had ingebed.
Iedereen had wel een neef, oom, vader of zoon (en hun vrouwelijke equivalenten) bij de “provos” zitten.
Tegen eind 1972 werd Oglaigh na hEireann (Keltisch benaming voor het IRA die je nog zeer veel terugvindt, betekent letterlijk “Ierse Vrijwilligers”) een heuse “People’s Army” genoemd.
8.3. De politieke partijen uit de “troubles”
In 1969 was de almacht van de grootste unionistische partij (UUP) aan het wankelen.
Hun leiders en regeringsleiders O’Neill en Chichester-Clark werden te gematigd bevonden in hun optreden tegen de Ierse nationalisten.
Deze tweedracht in het unionistische kamp was niet alleen slecht voor de unionisten zelf, maar tevens voor de gehele Britse rechterzijde. Men moest dus ten allen prijze de radicale unionisten paaien door de nationalisten hard aan te pakken.
De opperbevelhebber van het Britse leger in Noord-Ierland, Generaal Sir Ian Freeland, verkondigde dat elke molotovcocktail-gooier ter plekke zou worden neergeschoten (april 1970).
De massale invallen in de gebarricadeerde katholieke wijken door het Britse leger in oorlogskledij, gaf vele radicale unionisten hun sympathie terug voor de “crown forces”.
Toch kon deze harde aanpak de opkomst van de meest beruchte volksmenner uit de Ierse geschiedenis niet verhinderen. Deze man, reverend Ian Paisley, is een fundamentalistische presbyteriaanse dominee (met zelfs een eigen kerkgenootschap, de Free Presbyterian Church), ultrarechts, populistisch, Britser dan de Queen en een begenadigd redenaar. Zijn partij, de D.U.P. (Democratic Unionist Party) is een geduchte concurrent voor de U.U.P. (Ulster Unionist Party). Een electorale analyse volgt in DEEL 2.
Niet alleen radicale partijen ontstaan in die turbulente jaren. Er ontstaan ook partijen die de kloof tussen de gemeenschappen willen dichten, zoals de Alliance Party.
Deze liberale partij is opgericht door overwegend protestantse zakenmensen die de economische ontwikkeling belangrijker achten dan het nationale vraagstuk. De partij probeert katholieke en protestantse middenstanders te verenigen en slaagt daar tot op zekere hoogte in ondanks de concurrentie van de gematigde centrumlinkse (nationalistische) SDLP. De AP spreekt zich uit voor een behoud van het noorden in het Verenigd Koninkrijk uit economische motieven.
Ze is tevens quasi de enige, door protestanten gedomineerde partij, die ongegeneerd durft gesprekken aan te knopen met Sinn Fein.
Een andere partij die tijdens de troubles ontstaat, is de S.D.L.P. (Social and Democratic Labour Party). Deze partij is gematigd Iers-nationalistisch en is in feite een samensmelting van een aantal kleinere linkse en Iersgezinde organisaties.
De belangrijkste vertegenwoordiger van de SDLP is John Hume,
Europees parlementair en mensenrechtenactivist.
Vandaag is de SDLP de tweede grootste partij van Noord-Ierland en tevens de grootste katholieke partij. De twee grootste steden van het noorden, Belfast en Derry, hebben een SDLP-burgemeester. Het is ook John Hume die meermaals gesprekken voerde met Gerry Adams om het IRA de wapens te doen neerleggen, en de strijd politiek te voeren en niet met geweld.
8.4. De Polarisatie
Eén jaar na het uitbreken van de troubles bleef de situatie zeer gespannen. Vrijdag,
3 juli 1970 is in het geheugen van de Ierse nationalisten gegrift als “The Rape of the Falls”. Na een incident in een katholieke wijk in West Belfast, trok het leger met zo’n 3000 zwaarbewapende soldaten de wijken binnen en schoot meer dan 1600 bussen traangas leeg, gevolgd door een regen van “plastic bullets”.[52] Eenmaal binnen werd door generaal Freeland, geheel onwettig, een uitgaansverbod afgekondigd van 35 uren. Iedereen die zich hier niet aan hield, zou doodgeschoten worden.
De huizen werden met bijlen opengehakt en de inboedel werd kort en kein geslagen.
Vijf mensen werden gedood en zo’n 300 werden gearresteerd.
Toen de wijk nog geheel gehuld was in een rookgordijn van gas, reed generaal Freeland triomfantelijk met enkele unionistische politici door de wijken. Gevolg was natuurlijk een massale toeloop van mensen bij het IRA.
Het is bijna niet te geloven dat zoiets plaatsvond in een gerenomeerd West-Europees land. Het is dan ook nooit een overdreven stelling geweest dat het Verenigd Koninkrijk altijd al meer problemen heeft gehad met zijn dichtstbijgelegen kolonie dan met gelijk welke andere.
De reactie bleef niet uit. Het IRA schoot verschillende politie-agenten dood. De haat en de spanning in de arbeiderswijken van Derry en Belfast was te snijden. Zowel leger als politie waagden zich in de daaropvolgende dagen niet meer overdag in deze wijken. Het was dan ook het IRA dat grotendeels de politie-bevoegdheden overnam en er een bizarre en twijfelachtige bevoegdheidsvermenging op nahield van politie-rechter-beul.
Dieven en drugdealers kunnen bij het IRA op maar weinig sympathie rekenen.
(maar ook bij de bevolking in het algemeen) en krijgen bij wijze van waarschuwing een knieschot. Wanneer ze een tweede keer gevat worden, krijgen ze een kogel door het hoofd.
De bevolking zelf ziet dit niet als terreur, maar als noodzakelijk om de sociale en morele cohesie te behouden tegen de gemeenschappelijke vijand.
In 1971 ging men zelfs nog verder. De anarchie in de wijken was zo groot dat het Britse leger in het grootste geheim met het IRA overleg pleegde over de ordehandhaving. Het IRA kreeg zo de officieuze toestemming om de politie-bevoegdheden uit te oefenen in “zijn” wijken ! Het IRA kon dus in feite op dezelfde manier optreden als de “barbudos” van Che Guevara dat deden in de door hen veroverde gebieden. Che Guevara en zijn rebellen heeft men nochtans nooit terroristen genoemd, behalve extreemrechts dan.
De polarisatie was compleet toen het Noord-Ierse parlement in 1970 het leger de toestemming gaf op elke persoon te schieten “die zich verdacht gedroeg”.
De nationalisten drongen er intussen op aan dat het Noord-Ierse parlement ontbonden moest worden wegens sectair en ondemocratisch.
Een andere maatregel die de nieuwe Noord-Ierse premier Brian Faulkner nam,
was de internering zonder aanhoudingsbevel. Deze maatregel was in de geschiedenis al meerdere malen toegepast, maar leek in 1971 een anachronisme geworden te zijn, zelfs voor het VK. Toch werd de maatregel uitgevoerd en nooit helemaal afgeschaft.
Op 23 juli 1971 namen een duizendtal Britse soldaten deel aan een nachtelijke razzia waarbij in totaal 342 mensen werden gearresteerd. Van hen hadden amper 100 iets met het IRA te maken. Ook hun families werden geterrorizeerd aangezien de verantwoordelijken geen informatie gaven over de opgepakten en velen aldus ettelijke dagen van de aardbol verdwenen leken. Deze operatie “Demetrius” verhoogde de spanningen alleen maar en weer sloten zich vele jongeren aan bij het IRA. In de drie maanden volgend op operatie “Demetrius”, werden in totaal nog eens 882 mensen op willekeurige wijze van hun vrijheid beroofd door de “habeas corpus” buiten werking te stellen.[53]
Zeer dikwijls zijn folteringen toegepast tijdens de internering. Amnesty International heeft hier al tal van rapporten over geschreven. Het VK ontkent dit in alle toonaarden en haar eigen onderzoekscommissie “found no evidence of wrong-doing on the part of RUC interrogators”.
Uiteindelijk daagde Ierland het Verenigd Koninkrijk zelfs voor de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens voor het toepassen van foltertechnieken. In 1978 viel uiteindelijk een verdict maar door massief Brits lobbywerk werd het VK uiteindelijk schuldig bevonden aan inhuman or degrading treatment of some internees en NIET aan torture.
Eén zaak was duidelijk: de repressieve methodes van de overheid werkten niet, integendeel. Het IRA stond nu zelfs zo sterk dat er open straatgevechten tussen IRA-eenheden en het leger plaatsvonden. De populariteit van het IRA steeg met de dag bij de nationalistische bevolking en recht evenredig hiermee de haat tegen de Britten.
Het leven in de interneringskampen en gevangenissen is een scriptie op zich.
De meeste IRA-vrijwilligers behoorden tot de generatie van ‘69. Ze waren niet geschoold en wilden maar één ding, namelijk vechten en wraak nemen. Daarvoor waren alle middelen goed. Doch eenmaal in de gevangenis veranderde hun attitude. De opsluiting en de contacten met anderen, gaven hen de mogelijkheid zich politiek bij te scholen. In de gevangenis kon men trouwens, op kosten van de staat, een diploma behalen, wat velen ook deden. De meeste gevangenen kwamen dus als ongeschoolde arbeiders binnen en verlieten de gevangenis als universitair geschoolden (zoals Gerry Adams). Niet zelden wordt The Maze gevangenis door de republikeinen The University of Freedom genoemd.
Een ex-gevangene beschrijft het als volgt: “No one decided to join the Provos on an ideological basis in ‘70, ‘71, ‘72. Most people who joined then did so for the wrong reasons. They wanted a gun. They could have joined the Legion of Mary if the nuns had been passing out guns. They wanted to get even with the Brits, the police, the officials, the loyalists, whoever. Internment helped to change all that. It gave us time to think, to reflect, to argue, to develop some kind of political understanding. After we got out, we had a theory to fit our actions into, instead of it always being the other way around”.[54]
Niet alleen het IRA organiseerde acties, ook de nationalistische bevolking zelf ondernam iets. Zo weigerden de overwegend verpauperde bewoners van West Belfast nog langer belastingen te betalen. De Noord-Ierse overheid voelde dit wel degelijk en vaardigde daarop in 1971 een Debt Act uit waarbij huur en belastingen direct van de sociale uitkeringen werden afgetrokken.[55]
Ook de Ierse republiek kreeg te maken met de gevolgen van de “troubles”. Meer dan 5000 Noord-Ierse katholieken vluchtten naar het zuiden en moesten er in vluchte-lingenkampen ondergebracht worden. De Ierse premier Jack Lynch verkondigde zelfs dat hij het passief verzet van de nationalisten in het noorden ondersteunde.[56]
Door de inefficiëntie van de overheidsmaatregelen, begonnen nu ook de radicale unionisten zich te groeperen in paramilitaire organisaties.
Om verwarring te vermijden, zal ik hier de gangbare terminologie nog eens duidelijk maken. Een nationalist is iemand die naar een verenigd Ierland streeft.
Een republikein is een nationalist die dit desnoods gewapenderhand wil doen.
Een unionist wil de band met het Verenigd Koninkrijk behouden en een loyalist tenslotte wil hiervoor zelfs de wapens opnemen.
In september 1971 werd de UDA (Ulster Defence Association) opgericht.
Deze protestantse paramilitairen verrichtten aanvankelijk enkel burgerwacht-taken maar ontwikkelden al snel een militaire vleugel, de UFF (Ulster Freedom Fighters).
In het begin reageerden zij enkel op IRA-acties, maar naderhand ageerden ze ook willekeurig door “at random” katholieke burgers neer te schieten.
30 januari 1972 is een dag die de geschiedenis is ingegaan als Bloody Sunday.
In de jaren ‘71 en ‘72 werden er wekelijks betogingen gehouden tegen de repressiemaatregelen van de Noord-Ierse regering. Nochtans had de Noord-Ierse premier Brian Faulkner elke betoging verboden.[57] Veel betogingen werden dan ook uit elkaar geknuppeld. Op dat moment waren er twee grote burgerrechtenbewegingen,
de NICRA en de NRM. De NICRA (Northern Ireland Civil Rights Association) leunde aan bij de Officials, terwijl de NRM (Northern Resistance Movement) bestond uit een allegaartje van Provisionals en Trotskisten.
Ondanks de felle meningsverschillen besloten beide organisaties samen te werken voor een grote anti-repressie-betoging in Derry. Tal van prominenten namen deel aan deze mars waarop zo’n 20.000 mensen aanwezig waren, o.a. de Britse Lagerhuisleden Bernadette Devlin en Frank Mc Manus en de Noord-Ierse parlementairen John Hume en Ivan Cooper.[58] De verantwoordelijke ordehandhavers werden massaal bijgestaan door Britse paracommando’s. Na de gebruikelijke scheldpartijen en arrestaties, begonnen de para’s in de menigte te schieten waarbij 14 jonge Ieren het leven lieten. Het was duidelijk dat deze para’s niet voorbereid waren op ordehandhavingstaken tegen ongewapende burgers.
De gehele wereld reageerde ontzet. Overal in Europa rees een storm van protest tegen de Britse regering, zowel vanuit politieke middens als van de mensen op de straat.
In Dublin was de reactie het hevigst. Zo’n 20.000 mensen betoogden er tegen de repressie en tijdens de rellen werd de Britse ambassade door molotov-cocktails in puin en as gelegd. De Ierse premier Lynch kondigde een nationale dag van rouw af en Bernadette Devlin sloeg in een vol Brits Lagerhuis Home Secretary Reginald Maudling in het gezicht.
De Britse overheid zelf ontkende de “leger-terreur”. Volgens hen waren de doden allen IRA-activisten die gewapend rondliepen. Dit is zeer onwaarschijnlijk aangezien zowel het PIRA als het OIRA hun manschappen verboden hadden wapens te dragen. Uiteindelijk bleek maar één van de 14 doden een “georganiseerde” republikein te zijn, namelijk een jongere die lid was van de republikeinse scouts Na Fianna Eireann.
De City Coroner van Derry schreef het volgende in zijn rapport: “It strikes me that the army ran amok that day and they shot without thinking of what they were doing. They were shooting innocent people. These people may have been taking part in a parade that was banned, but I don’t think that justifies the firing of live rounds indiscriminately. I say it without reservation, it was sheer unadulterated murder.”[59]
De Britse regering heeft tot op vandaag haar excuses voor deze feiten nog niet aangeboden
Inmiddels vergrootte de druk vanuit het buitenland op de Britse regering om de situatie in Noord-Ierland voor eens en altijd te regelen. Vooral de VS was diplomatiek erg in de weer onder druk van ondermeer democratisch senator Edward Kennedy en de latere gouverneur van New York Hugh Carey. Zij eisten zelfs de hereniging van Ierland, de terugtrekking van het leger en de intrekking van de repressie-maatregelen (beiden waren dan ook prominente Irish Americans).
De druk was enorm en de Noord-Ierse regering zag het spookbeeld van “direct rule” opduiken. Dit zou betekenen dat zowel de Noord-Ierse regering als het parlement ontbonden werden en het gezag rechtstreeks aan London toeviel, dat dan via een Northern Ireland Secretary de provincie kon besturen.[60]
De protestanten, hoe Brits ze zich ook voelden, ondervonden dit als een toegeving aan het IRA en zagen tevens hun hegemonie bedreigd.
Uiteindelijk werd het protestantse gezag in 1972 ontbonden en was de tijd rijp voor nieuwe extreemrechtse unionistische/protestantse groeperingen. De grootste uit die tijd was de Vanguard van William Craig. De Vanguard kon qua opvattingen en stijl zeer goed vergeleken worden met de KKK (Ku Klux Klan) en de AWB (Afrikaner Weerstands Beweging). Ook deze groepen streefden naar de protestantse hegemonie van het blanke ras (je kan de Ieren met de zwarten vergelijken).
Op 10 maart 1972 kondigde het PIRA zijn eerste (unilaterale) wapenstilstand af.
Het was tevens bereid deze eeuwigdurend te maken, indien aan drie eisen werd voldaan.
Ten eerste, de volledige terugtrekking van het Britse leger.
Ten tweede, de vrijlating van alle politieke gevangenen.
Ten derde, de opheffing van het Noord-Ierse parlement. Natuurlijk reageerde de Britse regering hier niet op (behalve dan wat de opheffing van het parlement betrof, wat ze al eerder wou doen).
De ontbinding van het Noord-Ierse parlement in de lente van 1972 ervaren de republikeinen nog steeds als “hun” overwinning, daar waar de unionisten dit feit als een ware kaakslag beschouwen.
Dit laatste hoofdstuk bestrijkt zo’n 26 jaar. Er zijn weliswaar belangrijke zaken gebeurd gedurende deze periode, doch grotendeels wordt ze gekenmerkt door een aaneenschakeling van bommencampagnes, mislukte wapenstilstanden en moorden langs weerszijden.
Sinds 1972 werd Noord-Ierland rechtsreeks vanuit London bestuurd en werd het protestantse parlement buiten werking gesteld. De polarisatie tussen nationalisten en unionisten nam hierdoor ongekende hoogten aan.
Elke maatregel van de Britse regering die aan de hegemonie van de unionisten raakte, was in de ogen van de unionisten een toegeving aan het terrorisme.
Een oplossing voor het conflict leek verder weg dan ooit.
Op 29 mei 1972 legde het Official IRA de wapens neer. Het OIRA woog niet op de strijd en de leiding in Dublin was niet meer geïnteresseerd in een “nationalistische en katholieke” oorlog. Een pamflet van het Derry OIRA legde het als volgt uit: “We are not a Catholic organization. We never said that we were. If there is anyone in the community who has been giving us support in the belief that we are some sort of militant, Catholic, nationalist organization, then let them withdraw their support now. We are nothing of the sort. We are out to build a revoluionary socialist party of the Irish working class.”[61]
Duidelijker kan niet. Het OIRA had officieel opgehouden te bestaan en Official Sinn Fein werd eerst de SF Workers Party en uiteindelijk kortweg de Workers Party.
Nochtans zijn er restantjes van het OIRA blijven bestaan in het noorden, maar die zijn te verwaarlozen. In 1974 kwam het al tot een splitsing in de Workers Party. Een groep noorderlingen scheurde zich af onder de naam Irish Republican Socialist Party.
Hun leider was de charismatische Seamus Costello die het niet eens was met de anti-nationalistische koers van de partij. De IRSP vond dat nationalisme en socialisme in het noorden hand in hand gingen. Hun gewapende vleugel, de INLA (Irish National Liberation Army), is sindsdien een beruchte splintergroep geworden die tal van spectaculaire aanslagen heeft gepleegd.
Ondanks het feit dat de Ierse strijd nu al honderden jaren duurt, heeft ze nog nooit zoveel effect gehad op de Britse publieke opinie en dus politiek, als de laatste 30 jaar.
Ook het IRA [62] was zich hiervan bewust. De leiding besefte maar al te goed dat een bom in London het equivalent was van tien bommen in Belfast.
Op 8 maart 1973 was het dan ook zover. Een aantal autobommen ontploften in centraal-London en het hele land stond in rep en roer.
De bommenleggers, onder wie de gezusters Price, werden diezelfde dag nog op Heathrow Airport aangehouden.
London had sinds de Luftwaffe-terreur nooit eerder in zo’n paniekstemming verkeerd. Het IRA is sindsdien met regelmaat bommen gaan leggen in London en andere Engelse steden, om zware druk uit te oefenen op de regering.
Gevolg hiervan was de Prevention of Terrorism Act in 1974. De Britse regering had haar beste strategen aan het werk gezet om het IRA efficiënt aan te pakken. Over de betekenis van de PTA ga ik het in DEEL 2 hebben. Ik kan natuurlijk nu al aanstippen dat het IRA zijn terroristische stempel pas gekregen heeft sinds de van-kracht-wording van de PTA. Deze criminalisering van het IRA ging gepaard met speciale maatregelen. IRA-verdachten kregen bijvoorbeeld speciale processen zonder jury.
Voordien nochtans werd het IRA eerder als opstandige guerrilla-groep behandeld wat ook niet zo gek was aangezien de Britten de Ierse rebellen al eeuwen kenden.
Voor ‘74 zaten de gevangenen in een interneringskamp (Long Kesh) waar ze hun eigen kledij mochten dragen en behandeld werden als krijgsgevangenen.
Toen ze overgeplaatst werden naar de streng bewaakte Maze-gevangenis, moesten ze een gevangenisplunje aantrekken en werden ze beschouwd als misdadigers van gemeen recht. De bedoeling van de Britse strategen was namelijk “normalisation”, d.w.z. het conflict doen overkomen als een strijd van de eigen Noord-Ierse politie tegen een groep misdadigers. In het kader daarvan werd de RUC, de Noord-Ierse politie, zwaar versterkt en was ze eerder militair uitgerust dan politioneel. De RUC werd lokaal gerekruteerd. Dit naar voren schuiven van Noord-Ieren tegen Noord-Ieren werd door de strategen “Ulsterization” genoemd. Het leger speelde enkel nog een ondersteunende rol.
De IRA-gevangenen protesteerden tegen de nieuwe behandeling en eisten een krijgsgevangenen-statuut. In de eerste plaats weigerden ze gevangeniskledij te dragen, maar wilden ze hun eigen uniformen (hun gewone kleren dus) aanhouden. Uit protest liepen ze naakt rond, wasten zich niet en droegen enkel een deken rond zich
(The Blanket Protest). De leefomstandigheden werden ondraaglijk en toen de overheid geen duimbreed toegaf, begonnen de gevangenen hun uitwerpselen uit te smeren
(The Dirty Protest).
De uiteindelijke krachtmeting vond plaats in 1981 toen een groep IRA en INLA gevangenen o.l.v. hun officieren Bobby Sands (IRA) en Patsy O’Hara (INLA) aan een hongerstaking begonnen. Margaret Thatcher plooide niet en uiteindelijk stierven er tien gevangenen. Resultaat was dat er tenslotte toch een aantal toegevingen gedaan werden waardoor zowel de loyalistische als de republikeinse gevangenen een officieus P.O.W. (Prisoner of War)-statuut hebben en zichzelf in de gevangenissen besturen.
De dood van de hongerstakers had enorme gevolgen in de nationalistische/katholieke gemeenschap. Bobby Sands was immers een paar maanden voor zijn dood verkozen tot Lagerhuislid en men vond het ongehoord dat een Britse premier een Brits parlementair in de gevangenis liet sterven. Sinn Fein speelde hier handig op in en uiteindelijk kon Gerry Adams zijn politieke strategie bovenhalen. 1981 werd zo de wederopstanding van de partij die tot dusver altijd zwaar had moeten onderdoen voor het IRA.
Bobby Sands kreeg, zoals elke IRA-vrijwilliger, een “militaire begrafenis”.
Margaret Thatcher maakte zich hierover geen zorgen aangezien “niemand zou wenen over de dood van een terrorist”. Op de dag van de begrafenis daagden zo’n 100.000 mensen op in een enorme stoet !.[63] Als je dit proportioneel omrekent in Belgische of Britse termen, dan stapten er respectievelijk 600.000 of 2 miljoen mensen op achter de kist van een...terrorist.
Niet alleen Thatcher was hierdoor verrast, ook Sinn Fein had dit niet verwacht. Voordien had de partij nooit aan verkiezingen meegedaan, en Adams zag nu zijn kans schoon om het spel ook politiek te spelen. Niet alleen het Brits leger was immers tot de conclusie gekomen dat ze de oorlog niet kon winnen, ook het IRA zelf wist dat het daartoe niet in staat was. Sinn Fein begon zich meer en meer in te planten in de gemeenschap en richtte coöperatieven, parallel openbaar vervoer en gemeenschaps-centra op.
De Britten dan weer combineerden hun criminaliseringspolitiek met een anti-terroristische aanpak door gebruik te maken van commando-eenheden. Deze SAS (Special Air Service) moest de RUC-eenheden opleiden in anti-IRA tactieken.
Doch daar bleef het niet bij. De SAS voerde zelf ook operaties uit, waarbij IRA-leden ontvoerd en vermoord werden. Men maakte daarbij gebruik van supergrasses, dat zijn spionnen uit het republikeinse kamp die de namen van hun medestanders aan de SAS verklikken.
Voor het IRA was het duidelijk dat het gereorganiseerd moest worden. De logge structuur van brigades, bataljons en compagnies was te breed. Wanneer er een verrader in een compagnie zat, kon die de hele namenlijst overdragen. In 1977 werd de reorganisatie doorgevoerd en de cellenstructuur ingevoerd.
De Brigades bleven de overkoepelende structuur van een grote geografische eenheid (bv. Belfast, Derry of plattelandsbrigades zoals South Armagh), maar daaronder had je enkel nog cellen van om en bij de vier mensen.[64] Deze A.S.U.’s (Active Service Unit) opereerden zonder de leden van andere ASU’s te kennen. Er was een contactpersoon in de brigade, maar voor het overige kende men elkaar (in theorie) niet.
Deze reorganisatie wierp al dra vruchten af en het aantal gevallen van verraad daalde.
In 1986 hield Sinn Fein een uiterst belangrijke Ard Fheis (congres) in Dublin. Belangrijk omdat in het kader van Adams’ politieke strategie, Sinn Fein haar “abstentionisme” in de Ierse republiek moest laten varen.
Abstentionisme was tot dan toe één van de pijlers van de republikeinse politiek en wil zeggen dat Sinn Fein-verkozenen hun zetels niet innemen in parlementen die ze niet erkennen. Sinn Fein erkent namelijk maar één parlement en dat is de Dail van 1918/1921 die heel-Iers was.
Om de band te versterken met Ierland en om Sinn Fein respectabel te maken in het zuiden, wou Gerry Adams wél dat zijn verkozenen in Dublin zetelden. Een nipte, en volgens sommigen gemanipuleerde, meerderheid stemde uiteindelijk het abstentionisme weg. Hierop verlieten een aantal traditionelen de zaal en richtten diezelfde dag nog Republican Sinn Fein op met als voorzitter Ruari O’Braidaigh (Rory Brady).[65]
Tot nu toe heeft RSF niet dezelfde impact als de Provisionals in ‘69.[66]
De omstandigheden zijn dan ook veranderd en de mensen zijn de”bloodshed” meer dan beu. Het gezin in Turf Lodge (een wijk in West Belfast naast Ballymrphy) bij wie ik logeerde, vertelden me dat ze niets liever wilden dan vrede, maar indien een onderhandeling niets zou opleveren, waren ze bereid verder te vechten.
De figuur van Gerry Adams speelt natuurlijk ook een grote rol in loyauteit ten opzichte van Sinn Fein. Hij wordt door de noordelijke nationalisten beschouwd als “één van de onzen” omdat hij juist zoals de meesten van hen een arbeider is uit het noorden.
Ondanks de kritieken die soms rijzen tegen Adams, blijft hij het vertrouwen genieten van Sinn Fein en (belangrijk) het IRA. De huidige vredesonderhandelingen zijn daar een bewijs van. Het duo Mc Guinness en Adams hebben wereldwijd respect afge-dwongen en plaatsen de onverbiddelijke unionisten vaak in de schaduw.
Of het vredesproces zal slagen, is een andere vraag. De unionisten durven geen toegevingen doen en weigeren “face to face” gesprekken met Sinn Fein.
De voorstellen van de Amerikaanse senator Mitchell gaan in de richting van “power-sharing”, wat wil zeggen dat de republiek Ierland en het Verenigd Koninkrijk samen Noord-Ierland beheren en besturen. De unionisten zien in deze “power-sharing” een prelude naar een hereniging waar ze absoluut tegen gekant zijn. Ook de nationalisten zijn niet onverdeeld gelukkig omdat het nog lang niet zeker is dat de krijgsgevangenen zullen worden vrijgelaten. Dit is nochtans altijd al een zwaartepunt geweest op de republikeinse agenda.
Hoe het ook afloopt, het is nu al duidelijk dat Sinn Fein een echte gesprekspartner van de Britse regering is geworden (iets wat voordien ondenkbaar was) en dat Adams nog steeds in staat is het IRA onder controle te houden.
Dé manier natuurlijk om de extremisten van beide zijden het gras van onder de voeten weg te maaien, is een verbetering van de sociale leefomstandigheden van de protestantse en katholieke arbeiders. Je kan je echt niet voorstellen hoe de leefomstandigheden van die mensen zijn in een West-Europees land. De buurten en de mensen lijken zo te zijn overgenomen uit een film van Ken Loach.
Velen maken de vergelijking tussen Adams en Collins in 1921. Die is ondanks zijn populariteit ook neergeschoten. Persoonlijk vind ik dat de vergelijking niet opgaat.
In 1921 is de strateeg (en onervaren politicus) Michael Collins alleen naar London gekomen. De politicus Eamon De Valera bleef in Dublin. Nu daarentegen zijn de politicus zowel als de strateeg samen in London en Belfast.
De violen zijn dus gelijkgestemd...
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1]Bishop P., Mallie E., “The Provisional I.R.A.”, London, Corgi Books, 1989, p. 16
[2]De Bruyne A., “Sinn Fein”, Leuven, Davidsfonds, 1969, p.89
[3]zie ook onder bijlagen: “afbeelding 6 en 7”
[4]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A. 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, p. 1
[5]Bary T., “Guerilla Days in Ireland”, Cork, Tralee, 1955, p. 189-190
[6]Breen D., “My Fight fot Irish Freedom”, Dublin, Anvil Books, 1991, p. 77
[7]zie ook onder bijlagen : “afbeelding 8”
[8]De Bruyne A., “Sinn Fein”, Leuven, Davidsfonds, 1969, p. 137
[9]Flackes W.D., Elliott S., “Northern Ireland : A Political Directory 1968-1988”, Belfast, Blackstaff Press, 1989, p. 128-129
[10]Mc Cann E., “Oorlog in Ierland”, Leuven, Kritak, 1979, p. 23
[11]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p. 56
[12]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p. 69
[13]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A., 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, p. 104
[14]Smith M.L.R., “The Military Strategy of the Irish Republican Movement”, London, Routhledge, 1995, p. 63
[15]O’Brien B., “The Long War : The I.R.A. and Sinn Fein, 1985 to today”, Dublin, O’Brien Press, 1993, p. 289
[16]De Bruyne A., “Sinn Fein”, Leuven, Davidsfonds, 1969, p. 167
[17]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A., 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, p. 125
[18]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A., 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972,p.128
[19]Flackes W.D.,Elliott S., “Northern Ireland : A Political Directory, 1968-1988”, Belfast, Blackstaff Press, 1989, p. 130
[20]Farrell M., “Northern Ireland, The Orange State”, London, Pluto Press, 1983, p. 64
[21]Bowyer Bell J., “The Secret Army: A History of the I.R.A. 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, pp. 169-170
[22]De Bruyne A.,”Sinn Fein”, Leuven, Davidsfonds, 1969, p. 170
[23]Coogan T.P.,”The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p. 173
[24]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.66
[25]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p. 260
[26]Mc Cann E., “Oorlog in Ierland”, Leuven, Kritak, 1979, p.73
[27]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.195
[28]zie ook onder bijlagen : “afbeelding 12”
[29]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.276
[30]Coogan T.P., “ The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p. 208
[31]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.327
[32]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A. 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, p.293
[33]Bishop P., Mallie E., “The Provisional I.R.A.”, London, Corgi Books, 1989, p.38
[34]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.367
[35]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.72
[36]Flackes W.D., Elliott S., “Northern Ireland : A Political Directory 1968-1988”, Belfast, Blackstaff Press, 1989, p.355
[37]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.382
[38]Coogan T.P., “The I.R.A.”, London, Fontana Books, 1980, p.387
[39]Deze grondwetsartikels staan momenteel ter discussie in de vredesonderhandelingen. De Ieren wil de artikels enkel intrekken als de Britten in een wet het recht van de Noordieren erkennen om bij Ierland aan te sluiten.
[40]Smith M.L.R., “The Military Strategy of the Irish Republican Movement”, London, Routhledge, 1995, p.142
[41]Bishop P., Mallie E., “The Provisional I.R.A.”, London, Corgi Books, 1989, pp.70-71
[42]Tot 1972 had Noord-Ierland een eigen parlement en een eigen regering
[43]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.127
[44]Sands B., “One day in my life”, Dublin, Mercier Press, 1983, p.86
[45]zie ook onder bijlagen : “afbeeldingen 14 en 15”
[46]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.122
[47]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, pp.128-130
[48]Raymond R.J., “The United States and Terrorism in Ireland, 1969-1981” in : O’Day A., Alexander Y., “Terrorism in Ireland”, London, Croom Helm, 1984, p.33
[49]De Baroid C.,”Ballymurphy and the Irish War”, Dublin, Aisling Publishers, 1989, p.140
[50]Bowyer Bell J., “The Secret Army : A History of the I.R.A., 1916-1970”, London, Sphere Books, 1972, p.438
[51]De Baroid C., “Ballymurphy and the Irish War”, Dublin, Aisling Publishers, 1989, p.20
[52]zie bijvoorbeeld onder bijlagen : “afbeelding 17”
[53]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.147
[54]Kelley K., “The Longest War : Northern Ireland and the I.R.A.”, Dingle, Brandon Book Publishers, 1982, p.157
[55]De Britse socioloog Peter Townsend noemde deze wet ‘the worst piece of social legislation passed in the UK in this century’
[56]Farrell M., “Northern Ireland : The Orange State”, London, Pluto Press, 1983, p.191
[57]Tot 1972 had Noord-Ierland nog een eigen regering en een eigen parlement maar in 1972 ontbond de Britse regering dit parlement en bestuurde de provincie rechtstreeks vanuit London.
[58]zie ook onder bijlagen : “afbeelding 22”
[59]Met dank aan Amnesty International advokaat Piet De Pauw voor deze informatie.
[60]Het huidige hoofd van de Northern Ireland Office is Mo Mowlam (Labour).
[61]Pamflet Derry OIRA in : Ierland Bulletin, 20e jaargang (1996), nr.3, p.14
[62]Voortaan spreek ik niet meer van ‘provisionals’ aangezien de ‘ofiicials’ niet meer bestaan. Nu is het gewoon de term ‘IRA’ die gebruikt zal worden.
[63]zie zeker onder bijlagen : “afbeelding 23”
[64]Toch kom je de naam ‘battalions’ vandaag nog tegen. Dit is enerzijds uit nostalgische redenen, anderzijds om aan te duiden uit welke wijk een vrijwilliger komt of kwam.
[65]De huidige ‘Continuity IRA’ is een splintergroep van het (P)IRA en leunt aan bij RSF. Zij respecteren de wapenstilstand niet en plegen verder aanslagen (net zoals de INLA).
[66]zie ook onder bijlagen : “afbeelding 26”