Een schilder en de geschiedenis: Henri Leys (1815-1869), zijn historische schilderkunst en zijn faam. (Jo Caluyn) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deze eindverhandeling is vertrokken vanuit een interesse voor de negentiende-eeuwse Belgische schilderkunst. Eén kunstenaar trok daarbij de aandacht. Deze schilder leefde in het midden van deze min of meer vergeten eeuw van de Belgische schilderkunst. Hij is misschien wel het meest eigene gezicht van de nationale historieschilderkunst. Momenteel is hij minder gekend in binnen- en buitenland, alhoewel hij tijdens zijn leven geprezen werd door jury’s en critici in Frankrijk, Engeland en ook in België. Op de drie grote Wereldtentoonstellingen, die ook een afdeling Schone Kunsten hadden, tijdens zijn leven gehouden, ontving hij de hoogste medailles. Hij werd geadeld omwille van de eer en glorie die hij door zijn kunst aan zijn land gegeven had. Doch het lot zoals veel van zijn confraters volledig vergeten en genegeerd te worden, bleef hem bespaard.
De naam van deze kunstenaar was Henri Leys.
Leys verdient de aandacht omwille van de kwaliteit van zijn schilderijen en omwille van nog andere factoren. Ten eerste, zijn faam als medaillewinnaar op drie Wereldtentoonstellingen tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw, zorgen ervoor dat zijn kunst een redelijk belangrijke aanwijzing vormt voor de algemene en officiële smaak. Ten tweede kan hij ons inzicht verschaffen met betrekking tot de plaats van de kunstenaar in de maatschappij. Leys was lid van de gemeenteraad en hij was actief binnen de organisatie van Antwerpse kunstenaars.
Leys was een gerespecteerd lid binnen zijn gemeenschap. Het is verwonderlijk dat er zo weinig informatie bestaat over zijn reizen, over zijn activiteiten als burger en zijn ideeën over kunst. De brieven die bewaard zijn gebleven, gaan bijna allemaal over zaken, de artikels die tijdens zijn leven aan Leys werden gewijd, behandelen enkel zijn schilderkunst, de kunstenaar werd bovendien maar zelden geciteerd. Ondanks zijn faam en successen had de schilder geen eigentijdse biograaf. En er was ook géén Van Mander die de details van Leys’ leven uit de mond van zijn overlevende vrienden optekende.
Leys is een moeilijk te situeren figuur, die niet echt ondergebracht kan worden in één van de bekende negentiende-eeuwse kunststromingen. Zijn werk evolueerde geleidelijk van een romantische naar een historische en meer realistische genreschilderkunst. Hij legde zich vooral toe op olieverfschilderijen op klein formaat. Op het einde van zijn leven realiseerde hij bovendien een aantal monumentale muurschilderingen. De omvang van zijn oeuvre is enorm groot en vele van zijn werken bevinden zich momenteel in het buitenland.
Reeds menig kunsthistoricus en criticus grepen naar hun pen om Leys’ ‘heerlijke gewrochten’ te beschrijven. Literatuur vinden over het leven en de kunst van Leys, bleek niet gemakkelijk te zijn. Het probleem stelde zich niet zozeer kwantitatief maar eerder kwalitatief. Er verschenen verschillende vulgariserende werken en algemene artikels over deze kunstenaar. De auteurs daarvan baseerden zich zelden op oorspronkelijk bronnenmateriaal en een verwijzend voetnotenapparaat hanteerden ze slechts sporadisch. De twee biografieën van Vanzype zijn hoofdzakelijk herhalingen van wat reeds voordien gepubliceerd werd.[1] Wetenschappelijker zijn het onuitgegeven doctoraat van de Amerikaanse kunsthistoricus Cleaver (1955) en de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van de kunsthistorica Nicolay (1989).[2] Deze twee monografieën over de kunst van Leys zijn gebaseerd op degelijk archief- en bronnenonderzoek. Cleaver analyseerde vooral de verschillende periodes in de carrière van Leys. Heel handig als vertrekpunt, alhoewel iets verouderd en niet helemaal correct, zijn de catalogi van de schilderijen en de etsen die hij in zijn doctoraat opnam. Cleaver schreef bovendien een artikel over zijn onderzoek betreffende drie vroege schilderijen (Furies) van Leys.[3] Nicolay bestudeerde de muurschilderingen in het Antwerpse stadhuis. Zij plaatste de biografie van Leys geheel in functie van dit gegeven. Ook haar uitgebreide analyse van de ontwikkeling van de muurschilderkunst in België en de omliggende landen was een aanzet om te komen tot de bespreking van de wandtaferelen. Ze had aandacht voor de voorbereiding en de realisatie van de muurschilderingen. Wegens tijdgebrek heeft ze zich echter moeten beperken tot de iconografische en stilistische analyse van één van de werken. Beiden verhandelingen zijn, zoals gezegd kunsthistorische studies. Ook in meer recente tentoonstellingscatalogi over de negentiende-eeuwse kunst wordt er ingegaan op bepaalde aspecten of bepaalde schilderijen van Leys.[4] Zij geven echter een disparaat beeld van Leys.
Voor deze studie maakten we voornamelijk gebruik van originele bronnen. We zijn in de eerste plaats op zoek gegaan naar handschriften van Leys. In totaal vonden we een vijftigtal brieven en een uitgebreid verslag over de plannen voor het stadhuis. De meeste brieven worden bewaard in het Handschriftenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. Het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven te Antwerpen bezit naast zeven brieven aan Coûteaux ook een heel dossier over Leys, met onder meer necrologia van de schilder en enkele van zijn familieleden, foto’s van schilderijen, twintigste-eeuwse krantenknipsels, een medaille, enzovoort. In het Antwerpse Stadsarchief gebruikten we de archieven met betrekking tot de muurschilderingen in het stadhuis. Deze werden reeds voor een groot gedeelte verwerkt in de verhandeling van Nicolay. Dankzij haar bibliografie was het gemakkelijker om de brieven en de nota’s van Leys in dit archief terug te vinden. Een nieuwe bron, voor het onderzoek naar Leys, zijn negen brieven van hem in het Centrale Archief van het Berlijnse Staatsmuseum. Deze brieven aan de Berlijnse consul Wagener werden, voor zover wij weten, nooit eerder gebruikt. Zij kunnen dus een nieuw licht werpen op bepaalde handelscontacten van Leys.
Zijn tekeningen en prenten liggen ook verspreid over verschillende prentenkabinetten. Voor deze verhandeling hebben we ons gebaseerd op deze die in het Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen worden bewaard. Dit Prentenkabinet bezit de grootste collectie van tekeningen en prenten van Leys en kan als representatief worden beschouwd voor de rest van de collecties.
We maakten ook gebruik van negentiende-eeuwse kranten, tijdschriften, verslagen van Salons en veilingcatalogi om onder meer de receptie van Leys tijdens en na zijn leven na te gaan. De werken en artikels over de schilder uit de twintigste eeuw hebben we niet bij de bronnen geplaatst; ook al kan men deze in zekere zin wel als bron beschouwen voor het onderzoek naar de receptie van Leys.
Deze verhandeling wil (uiteraard) geen kunsthistorische studie zijn. Wel is het de bedoeling Leys te bestuderen als een (in meer dan één opzicht) ‘historische’ figuur. We zullen nagaan hoe deze schilder heeft gefunctioneerd in de maatschappij en in het artistiek bedrijf waarin hij leefde en werkte. Daarom gaan we uit van een levensschets, die tamelijk groot is uitgevallen ook omdat we, onder meer door het gebruik van ‘nieuwe’ brieven de in de bestaande literatuur beschikbare biografie op een aantal punten konden corrigeren en aanvullen. Daarna gaan we op een dubbele manier in op Leys’ ‘verhouding’ tot de geschiedenis. Eerst bekijken we zijn historieschilderkunst, als de uitdrukking van zijn visies op, en een bepaalde omgang met, het (nationale) verleden. Daarna onderzoeken we hoe hij zélf het voorwerp van geschiedschrijving en beeldvorming is geworden.
De tekst van deze verhandeling valt dan ook uiteen in vier delen. Het eerste deel biedt een overzicht van Leys’ leven en carrière. We hebben getracht de verschillende fases in zijn carrière aan te duiden. Het was niet de bedoeling zijn volledige oeuvre te bespreken. De nadruk ligt op de biografische gegevens. De bespreking van de stijlevolutie van de schilder is noodzakelijk om zijn historische schilderijen (deel 3) te kunnen situeren. Ook zijn roem en faam worden benadrukt omdat deze belangrijk zijn voor de perceptie van Leys (deel 4). We hebben getracht ons ook hier zoveel mogelijk op brieven en eigentijdse artikelen en teksten te baseren.
Het tweede deel sluit nauw aan bij het eerste, in die zin dat het ook sterk biografisch getint is. Hier gaan we op zoek naar de verschillende contacten die Leys onderhield met onder meer een verzamelaar, een kunstcriticus en verscheidene handelaars. In welke mate waren deze verzamelaars en handelaars in het ‘historische’ werk van Leys geïnteresseerd? We staan ook even stil bij de vriendschappelijke banden die Leys met enkele van zijn contacten had. Bovendien gaan we na in hoeverre hij leerlingen of volgelingen heeft gehad. Voor dit deel zijn de brieven de voornaamste bron.
Zijn historieschilderkunst en zijn interesse voor geschiedenis komen aan bod in de het derde deel. Leys kende verschillende stijlfasen tijdens zijn carrière, maar zijn voorkeur voor historische onderwerpen blijft altijd aanwezig. We gaan in dit deel na welke periodes en thema’s hij op zijn schilderijen weergeeft en op welke manier hij dat doet. We hebben hier niet alle schilderijen afzonderlijk beschreven en geanalyseerd, maar hebben ervoor gekozen om enkele kenmerkende werken er uit te lichten om zo zijn interesse voor de geschiedenis te duiden.
In het vierde deel tenslotte, bekijken we de plaats en de receptie van Leys tijdens en na zijn leven. We willen onderzoeken wat zijn positie was in de negentiende en de twintigste eeuw. Leys werd in de negentiende eeuw met roem en eer overladen. Het lijkt dat deze appreciatie in het begin van de twintigste eeuw een andere kant opgaat om dan uiteindelijk een meer neutrale tussenpositie in te nemen. Aan de hand van de literatuur over Leys en zijn kunst willen we dit verder onderzoeken. We willen hem als het ware een plaats geven in de geschiedenis.
Achteraan in deze verhandeling werd een lijst opgenomen van alle brieven en teksten van Leys, die we konden terugvinden. Verder maakten we een lijst van alle schilderijen en tekeningen die in de tekst vermeld worden. Het zou ons te ver leiden om een volledige catalogus van al zijn werken te maken. Leys’ oeuvre was immers enorm groot, en vele van zijn werken zijn niet meer te traceren. Voor een catalogus van zijn schilderijen verwijzen we naar Vanzype en Cleaver.[5] Voor zijn etsen zijn wederom Cleaver maar ook Delteil onmisbaar.[6] Ter illustratie werden zeventien afbeeldingen bijgevoegd. Zij kunnen de uitleg over de schilderijen en de onderwerpen inzichtelijker maken. Zij zijn gerangschikt in de volgorde waarin ze in deze verhandeling voorkomen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] VANZYPE, Henri Leys, 1934; IDEM, Leys et son école, 1949.
[2] CLEAVER, Henri Leys, 1955; NICOLAY, Henri Leys, 1989.
[3] CLEAVER, “Three combat scenes by Henri Leys”, pp. 65 – 76.
[4] HOOZEE, TOLLEBEEK en VERSCHAFFEL (red.), Mise-en-Scène, 1999 - 2000; Na en naar Van Dyck, 1999.
[5] VANZYPE, Henri Leys, pp. 93 – 104; CLEAVER, Henri Leys, pp. 290 – 326.
[6]
CLEAVER Henri Leys, pp. 232 – 243;
DELTEIL, Le peintre-graveur illustré,
1969,
(herdruk van 1925).