Georganiseerde misdaad in Zuid-Oost-Vlaanderen 1831-1867. (Thomas Schepens).
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK 2: DE MISDRIJVEN
In ons onderzoek naar de georganiseerde misdaad in Zuid-Oost-Vlaanderen viel op dat de benden die verschenen voor het hof van assisen in hoofdzaak beschuldigd werden van diefte met bezwarende omstandigheden.[156] Deze bezwarende omstandigheden maakten dat het misdrijf niet correctioneel werd behandeld, maar werd doorverwezen naar het hof van assisen. Slechts in twee gevallen kwamen we benden op het spoor die beschuldigd werden van fabriquatie of in omloopstelling van valsche munten en éénmaal werd een groep beschuldigd van geweldadigen en feitelijken wederstand jegens ambtenaeren van den openbaeren stand.
In dit hoofdstuk zullen de misdrijven nader worden behandeld. Welke vormen van diefstal konden we in de negentiende eeuw onderscheiden? Hoe verliep de voorbereiding zowel van de diefstallen als van de muntvervalsing? Was er een evolutie zichtbaar in de tijd? Hoe verliep de uitvoering van de misdrijven? En wat werd er zoal gestolen? Allemaal vragen die we in de loop van dit hoofdstuk zullen behandelen. Citaten dienen ter verduidelijking of ter illustratie.
1.1. Inleiding
Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedriegelijk wegneemt, is schuldig aan diefstal.[157]
Het kwam zelden voor dat een diefstal zonder bezwarende omstandigheden voor het hof van assisen werd behandeld. De voornaamste bezwarende omstandigheden waren als een diefstal bij nacht gebeurde, plaatsvond in een bewoond huis of als de diefstal door meer dan twee personen gepleegd werd. Daarnaast was er ook nog diefstal met braak, met beklimming of beide, diefstal met valse sleutels, diefstal met geweldpleging, gewapende diefstal en vol domestique.[158] Deze verschillende bezwarende omstandigheden konden met elkaar gecombineerd worden.
Uiteraard werden ook de pogingen tot of de medeplichtigheid aan diefstal aangeklaagd. In de negentiende eeuw, tot voor het strafwetboek van 1867, werden lichte misdrijven soms als zware misdaden veroordeeld.
Carolus Ludovicus Deruycke werd niet schuldig bevonden als dader van een diefstal d.m.v. valse sleutels. Hij werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid. Zijn straf bedroeg, net als de daders, zes jaar dwangarbeid, tentoonstelling en zes jaar onder politietoezicht.[159]
Het hing dan van de jury af of zij genade toonde door de beschuldigde vrij te spreken of een mildere straf uit te spreken.
Het merendeel van de diefstallen in de bestudeerde periode waren inbraken. Deze konden gebeuren door middel van -wat in wettelijke termen werd genoemd- braak of beklimming. Met braak werd bedoeld dat de delinquenten iets moesten openbreken alvorens men tot het eigenlijke stelen kon overgaan. Zo onderscheidde de strafwet enerzijds inwendige braak waarbij de inbrekers in het huis ook nog een kast, een koffer, … moesten openbreken.
[…], dat de dieven de koffer die in de keuken stond, opengepraemt hadden met een ijzer werktuig en dat er uit dies meubel, ongeveer zestig franken ontnomen waeren.[160]
Anderzijds onderscheidde men ook uitwendige braak waarbij de inbreker de toegang tot een huis of een schuur moest openbreken.
In den nacht van 25 tot 26 maert 1846, maekten er dieven eene opening in de haeg en trokken, met groot geweld, twee ijzeren kolommen uit eene der keldervensters van de hofstede, […], en langs de keldervenster, zoo als voorzegd, binnen gekomen zijnde.[161]
De term beklimming sloeg dan weer op het beklimmen van een muur of omheining om op iemands eigendom te geraken. Dit kon door gebruik te maken van klimmiddelen.
Om deze diefte te pleegen had men eene leer genomen, bij middel van deze leer den muer de weduwe Van Casele overgeklimmen, en de achterdeur van het huis opengepraemt. De dieven hadden ook eer dat zij over den muer geklommen waeren, gepoogd al de keldervenster binnen te treden.[162]
Deze verschillende acties konden afzonderlijk of in combinatie gebeuren.
Er was ook nog een andere mogelijkheid waarmee de dieven konden inbreken en dat was door middel van valse sleutels.[163] Dit werd duidelijk geëxpliciteerd in de aanklacht. De term “valse sleutel” kon ook slaan op een haak die de daders gebruikten om een slot open te breken.[164] Deze vorm van inbraak kwam opvallend minder voor dan de diefstallen met braak en/of beklimming.
1.2. De voorbereiding van de diefstallen
We zullen natuurlijk nooit precies weten hoe de voorbereiding van een misdrijf verliep of hoe het werd uitgevoerd. Het tekort aan exacte informatie zal ons hier eveneens verhinderen tot een fundamentele synthese te komen. Het aantal beschikbare gegevens biedt evenwel voldoende waarborgen voor een provisorisch onderzoek naar de voorbereiding en de uitvoering van de misdrijven.
Aan elke gestructureerde diefstal gingen een resem voorbereidende handelingen vooraf die de goede afloop moesten garanderen. Het wel of niet lukken van de diefstal hing in grote mate af van deze getroffen voorbereidingen. Kleinere benden die hun misdrijven grotendeels pleegden als gevolg van de economische crisis van 1845-1850, besteedden opmerkelijk minder aandacht aan de voorbereiding van hun acties. Door het prangende hongergevoel waaraan ze waren bloodgesteld, kunnen hun misdrijven eerder gezien worden als een ingeving van het laatste moment, dan als een weloverwogen beslissing. Deze delinquenten waren impulsief en maakten korte termijnkeuzes. Dit hing met elkaar samen. Door te zoeken naar heftige prikkels richtten zij zich in het leven ook op die directe bevrediging en hadden zij daarom een korte termijn-perspectief. Het geld dat zij vandaag verdienden, was morgen weer uitgegeven.
Aen Coleta Defresnes had hij(Colpaert) gezegd dat hij welhaest zijne goeste in vleesch zou eten.[165]
De grondslagen voor een geslaagde diefstal werden tijdens de besloten vergaderingen gelegd.
Dat alle voornoemde persoonen verscheyde maelen ten huyze van Baert, met of zonder gestolene voorwerpen hebben geweest, en aldaer hunne vergaderingen hebben gehouden.[166]
Deze vergaderingen vonden meestal enkele dagen voor het misdrijf plaats en verliepen in een zenuwachtige sfeer. De exacte lokatie verschilde naargelang de aard van het misdrijf maar opvallend was dat vele vergaderingen plaatsvonden bij familieleden van het kopstuk van de bende.
De geuige Marie-Thérèse de Cubber verklaarde dat de vergaderingen van de bende van Elst plaatsvonden bij Martinus Loterman, neef van bendleider Charles Louis Loterman en dat ze bijgewoond werden door de ganse bende.[167]
Ieder bendelid kreeg zijn of haar specifieke taak toebedeeld die ze diende uit te voeren tijdens het misdrijf.
Pieter Jean Goossens, bijgenaamd ‘Lorre’ werd met de taak bedeeld om stokken en een toorts mee te brengen.[168]
Het succes van de diefstal stond of viel met de uitvoering van deze taken. Wanneer ze op een inadequate wijze werden uitgevoerd, had dit nefaste gevolgen voor de groep.
De taak van Karel Lodewijk de Wolf bestond erin de mond van het slachtoffer te snoeren zodat ze niet kon gillen. Dit lukte hem niet en de dienstknecht hoorde het geschreeuw waarop hij op een hoorn begon te blazen. De dieven schrokken en kozen het hazepad.[169]
Tijdens de vergadering werd zorgvuldig het doelwit uitgekozen. Er werden een aantal slachtoffers aangeduid, omdat het gerucht de ronde deed dat ze rijk waren, veel juwelen bezaten, … .
De getuige verklaerde dat Charles Louis de Cubber haer heeft verhaeld dat het goed was om te gaen stelen bij de huysvrouw van zekeren Frans Botteldoorn te Maeter aengezien haeren man opgesloten was in ’t gevang en dat des zelfs huysvrouw alleen te huys zich bevond.
En:
De vrouw Botteldoorn had net een verken geslagt.[170]
Deze delicten werden gepleegd op grond van indirecte informatie. De meeste van deze slachtoffers werden dan ook aangewezen door bendeleden die in dezelfde gemeente woonden en min of meer vertrouwd waren met het leven en de huisinrichting van de slachtoffers.
Een andere groep personen werd het slachtoffer op basis van familie- of dienstrelaties.
Joseph D’ Hoker, dienstbode en inwonende wij Pieter van Laethem, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal ten nadele van zijn werkgever.[171]
Op grond van deze differentiatie menen we te mogen besluiten dat veruit de meeste delicten na overleg werden gepleegd.
In enkele gevallen werd er in deze eerste fase van de voorbereiding reeds een verdeelsleutel voor de buit afgesproken.[172] Afhankelijk van de rol die de daders in de dievenbenden speelden (leider, mede-leider, loopjongen, heler, …), werd de buit verdeeld.
Na deze eerste voorbereidende activiteiten werd het accent verschoven naar het eigenlijke actieterrein. De goed georganiseerde benden inspecteerden, wanneer ze nog niet op de hoogte waren van de huisinrichting van het slachtoffer, op detaillistische wijze de plaats van de misdaad. Het middel bij uitstek hiervoor was enkele dagen voor de diefstal aankloppen bij het toekomstige slachtoffer met de vraag of men zijn pijp kon aansteken.
De buurman van het slachtoffer Demedts, Francis Bourgeois, had bij Demedts eerder twee personen zien binnengaan om hun pijp aan te steken. Het waren de beklaagden Jean Baptiste Defresnes en Karel Lodewijk Ghyselinck.[173]
En:
Het slachtoffer Antone de Pessenier verklaarde dat de zondag voor de diefstal ene zekere Charles Louis Vanheuken uit Nederbrakel zijn tabak was komen aansteken.[174]
Zodoende konden de misdadigers zich onopgemerkt vergewissen van de indeling van het huis en van de mogelijkheden die het huis bood om in te breken. De kennis van deze huisstructuur was van fundamenteel belang om diverse redenen. Het bood de mogelijkheid om bij betrapping sneller het hazepad te nemen of om zich efficiënter te verdedigen. Anderzijds liet het de diefstal sneller verlopen. De daders waren immers op de hoogte waar de “bruikbare” goederen zich bevonden.
Een andere veelgebruikte valsstrik om op de hoogte te komen van de huisinrichting, was het aankopen of willen aankopen van levensmiddelen bij het slachtoffer. Zoals we nader zullen zien was een aanzienlijke groep van de slachtoffers tewerkgesteld in de landbouwsector. Bij deze beroepsgroep konden de dieven, met deze list, onopgemerkt de woonsituatie van het slachtoffer bestuderen.
De dag van de diefte, op 25 november 1846, was er een vreemdeling in hun huis gekomen onder het voorwendsel aerdappels te kopen. Maer het slachtoffer Droesbeke verkocht geen aerdappels waerop de vreemdeling zei: Ik moet in het huis hier nevens zijn. Maer hij is nooit naer het andere huis geweest.[175]
En:
De dag voor de diefstal, op 5 september 1840, kwam een vreemde man een pijp kopen bij het slachtoffer Ivo Schutse. Later bleek het te gaan om de beklaagde Emmanuel van Wymeersch.[176]
Een aanzienlijk deel van de onderzochte diefstallen behoefden geen voorbereiding, en dan met name de inspectie van het huis, aangezien ze werden gepleegd door dieven die op de hoogte waren van de huiselijke situatie van het slachtoffer. Het ging hierbij om inwonende dienstboden, werknemers of ex-werknemers, buren en in uitzonderlijke gevallen om familieleden van de slachtoffers.
1.3. De uitvoering van de diefstallen
De uitvoering van de diefstallen gebeurde door elke bende op haar eigen specifieke manier. Legde de ene bende het accent op het gebruik van geweld, een andere bende opereerde d.m.v. valse sleutels en nog een andere bende legde de nadruk op het zorgvuldig en geruisloos inbreken. Toch moet het mogelijk zijn een zekere uniformiteit te herkennen in de manier waarop men tot een misdaad overging.
Uit alle onderzochte gevallen bleek dat diefstal in groep zich uitsluitend ’s nachts voordeed. Dit kan gemakkelijk worden begrepen vermits benden die overdag met goederen leurden argwaan zouden opwekken in een samenleving waar nog een sterk gemeenschapsgevoel heerste. Het enige tijdstip om zich vrijelijk te bewegen was na zonsondergang. Elke akte van beschuldiging begon dan ook met de woorden: “ In den nacht van … tot … .[177] Diepgaande conclusies kunnen we hieraan niet vastknopen. We zijn nochtans van oordeel dat bovenstaande vaststelling de aard van deze groepscriminaliteit verder nuanceert in die zin, dat we hier te doen hebben met een groep mensen, die in de duisternis op hun best zijn om niets vermoedende en meestal weerloze burgers te beroven en zelfs naar het leven te staan. Het kan interessant zijn te kijken naar het tijdstip waarop de diefstallen werden gepleegd. Kunnen we criminele maanden achterhalen?
GRAFIEK 13: Tijdstip van de diefstallen.
Opvallend, maar niet verwonderlijk, was dat de gepleegde delicten zich voornamelijk in de wintermaanden situeerden. De klimatologische voordelen (vroeger donker, koud, regen en bijgevolg minder mensen op straat, …) die deze wintermaanden boden, leidden ertoe dat we de maand december als de meest criminele maand kunnen beschouwen. De chronologie van de feiten laat ons toe te besluiten dat er sprake was van een expliciete relatie seizoen-delict.
We weten nu wanneer de diefstallen plaatsvonden. Maar hoe werden ze effectief uitgevoerd? Ook hier kunnen we enkel wijzen op omstandigheden en gelegenheden die zulke handelingen mogelijk en daardoor enigszins begrijpelijk gemaakt hebben.
Wanneer het huis niet direct bereikbaar en dus omgeven was van een haag, een muur of een andere soort omheining, dienden de dieven over te gaan tot wat men in het strafrecht “beklimming” noemt.
Om de diefte te pleegen had men eene leer, in de gebuerte bij den wagenmaker Van Eeckhoute genomen, by middel van deze leer den muer van de weduwe Van Casele overgeklimmen […].[178]
Ook voor het indringen in het huis zelf werd de term beklimming aangewend.
Om in de stal te gaen moesten de dieven eerst een waegenhuis binnegaen, dan op het schelft kruipen (15 à 16 voeten hoog); het hooi en het stroo verwijderen dat tusschen de stal en het waegenhuis lag en zich zoo in de stal laten afdaelen.[179]
Nadat de delinquenten dit obstakel achter de rug hadden, stonden ze nog altijd voor een gesloten deur. Ze dienden nu over te gaan tot de eigenlijke inbraak, wat in het strafrecht “uitwendige” braak” wordt genoemd. De plaats bij uitstek om een huis binnen te dringen was via het keldervenster waar ijzeren kolommen werden weggenomen.
In den nacht van 25 tot 25 maart 1846 maekten er dieven eene opening in de haeg en trokken, met groot geweld, twee ijzeren kolommen uit eene der keldervensters van de hofstede […].[180]
En:
De diefte werd gepleegd via het keldervenster waer twee ijzeren staven werden weggenomen.[181]
Om deze kolommen weg te nemen dienden de dieven heel wat spierkracht te bezitten of de gepaste materialen in hun bezit te hebben.
De bende van Mater/Elst was gespecialiseerd in het inbreken langs het keldervenster. Daartoe had de leider van de bende van Mater, Petrus van Dorpe, de geschikte boren in zijn bezit.[182]
Een andere veelgebruikte manier om het huis binnen te breken, was door een opening te maken in één van de muren van de woning. Dit is niet zo verwonderlijk vermits sommige muren niet uit steen maar uit leem en klei waren opgetrokken.
De wet deed dezen muer onderzoeken den 30 november 1842; er volgt uit het verslag van de kommissaris van policie van Gallemaerde, dat die muer in klei is en 26 centimeter dik […], dat er in den muer eene opening bestaen had nieuwelings met klei gestopt, en dat dien klei daer wegnemende de muer op die plaets maer 12 centimeter dik was.[183]
En:
Om in het huis binnen te komen hadden de dieven een gat gemaekt in de muer van leem en houtwerk naest de kelderdeur.[184]
De huizen die wel in steen waren gebouwd, waren niet van stevige makelij.
[…] dat hij bij middel van een houwmes de steenen van den muer onder eene venster had uitgebroken.[185]
Naast een opening die werd gemaakt in één van de muren van het huis, kon het ook zijn dat de dieven een opening boorden onder de fundamenten van het huis.
In den nacht van 25 tot 26 maert 1846 drongen er dieven in de hofstede bewoond door weduwe Elskens, landbouwster te Nederhasselt; zij boorden een gat onder de fondamenten van het huis […].[186]
Dit was eerder een uitzondering dan een regel. Men moest er het gepaste materiaal voor bezitten en bovendien bracht het heel wat lawaai met zich mee. Wanneer de bendeleden een dergelijke onderneming uitvoerden, bleken ze zich aan een zekere discipline te onderwerpen. Daaronder verstaan we dat de rovers niet in elkaars weg liepen, maar intengendeel een bepaalde opdracht, die vooraf was toegekend, stipt uitvoerden.
Een derde manier om een huis binnen te breken, was door gebruik te maken van valse sleutels. In deze gevallen waren de beschuldigden (ex-) werknemers van de slachtoffers. Deze hadden immers betere toegang tot plaatsen waar ze eventueel een sleutel konden bemachtigen.
Om de diefte te pleegen hadden de daders, bij middel van valsche sleutels, de deur van het stampkot geopend en van daer waren zij door eene opening, die er al binnen bestond, in den maelmolen gedrongen.[187]
En:
Van in augusty daerna ter zelver plaetse, ten nadeele in de woonst van gemelden Lippens, bij middel van valsche sleutels meer dan honderd francs te hebben ontstolen.[188]
Eindelijk, de dieven bereikten het vooropgestelde doel: de binnenzijde van het huis. De zoektocht naar levensmiddelen, kostbare voorwerpen of geld kon beginnen. In normale omstandigheden gebeurde dit in volstrekte stilte om de bewoners niet te wekken. Het gebruik van geweld wensten ze te vermijden maar werd indien nodig zonder aarzelen aangewend.
In den nacht van 25 tot 26 november 1846 werd er een diefstal gepleegd bij Jean Baptiste Droesbeke. Het slachtoffer hoorde iets en ging een kijkje nemen. Hij vond er drie dieven, gekleed met een platte muts en ene blauwe kiel. Droesbeke werd bij de keel gegrepen en op de grond geworpen. Hij liep verwondingen op aan lichaam en voet.[189]
Sommige benden waren op barbaarse leest geschoeid. Het gebruik van geweld in hun misse daden was een algemeen verschijnsel. Niets of niemand werd daarbij ontzien.
Zy hebben Knudde en zyne twee zusters met bedreigingen bevolen, om hen het geld dat zy in hunne bezitting hadden te geven; dit geweigerd zynde, werden deze lieden op de afgrysselykste wyze mishandeld.[190]
Soms liep de geweldpleging uit de hand en stierf het slachtoffer aan zijn verwondigen. Dit hield automatisch een verzwaring van de straf in.[191]
Eénmaal in het huis kon het gebeuren dat de dieven zich nog aan een bezwarende omstandigheid moesten bezondigen, nl. de inwendige braak. In meerdere gevallen diende nog een koffer met kostbare voorwerpen of geld te worden opengebroken.
[…] dat de dieven de koffer die in de keuken stond, opengepraemt hadden met een ijzer werktuig en dat er uit dies meubel, ongeveer zestig franken ontnomen waeren.[192]
Binnen dit uitvoeringsproces had ieder bendelid zijn specifieke taak: de wacht houden, de wapens voorzien, leveren van inbraakmateriaal, overmeesteren van de slachtoffers, … .
1.4. De gestolen goederen
We poneerden reeds dat in de crisisperiode 1845-1850 vele diefstallen werden gepleegd uit armoede. Om dit te staven werd een tabel[193] opgemaakt die weergeeft wat er in deze precaire periode werd gestolen. Naast kostbare voorwerpen werden er vooral voedingsmiddelen gestolen. Wat werd er gestolen in de niet-crisisjaren? Is er eenzelfde trend merkbaar?
GRAFIEK 14: Wat werd er gestolen in de niet-crisisperiode?
Opvallend is dat voedsel, ook in de niet-crisisperiode, het populairste goed om te stelen bleef. Maar de discrepantie tussen voedsel en de andere goederen was minder groot. Het stelen van geld en kostbare voorwerpen kende een opmars, alsook het stelen van werktuigen.[194] Het stelen van aardappelen, toch het voedingsmiddel bij uitstek, kwam in geen enkel dossier nog naar voor. Dit wijst erop dat deze diefstallen zich niet voordeden uit absolute armoede.
2.1. De voorbereiding van het misdrijf
Hij die gouden of zilveren munten, in België of in het buitenland wettelijk gangbaar, namaakt, wordt gestraft met dwangarbeid van tien tot vijftien jaar.[195]
Deze misdaad tegen de openbare trouw werd in de negentiende eeuw nog veel zwaarder bestraft.
De twee kopstukken van een bende valsmunters, Pieter Francis Van den Heede en Francis Taelman, werden in 1833 veroordeeld tot levenslange dwangarbeid, openbare tentoonstelling en brandmerking op de rechterschouder van de letters TP.[196]
Nog meer dan bij de diefstallen zijn we voor de reconstructie van deze misdaadvorm sterk afhankelijk van de goodwill van de beschuldigden. Het is aan de hand van hun getuigenissen dat we ons een beeld konden vormen van de voorbereidende activiteiten die dergelijke misdrijven behoefden.
De namaking van munten verliep niet van een leien dakje. Er waren heel wat pogingen nodig alvorens men de geschikte formule had gevonden om “identieke” munten te slaan.
De beklaagde Van den Heede verklaarde dat Taelman in februari was komen vragen hem te helpen met het fabriqueren van valsche munten. Zo hebben ze als proef bij hem valsche munten van 25 c. gemaakt.[197]
Een eerste belangrijke stap was het vervaardigen van de goede vormen om de munten te gieten. Dit verliep niet zonder problemen omdat door het contact van de aarde met de hete liquide stoffen, de vorm niet overeind bleef.
Taelman ondernam verscheidene pogingen om valsche munten af te gieten dmv. het uiterste deel van eenen dikke stok, een opengesneden aerdappel en vormen in potaerde gemaekt. Al deze pogingen mislukten.[198]
Uiteindelijk werd ingezien dat aarde niet het geschikte middel was om de vormen te vervaardigen. Er werd overgestapt naar duurzamere materialen, o.a. metalen voorwerpen.
Eindelijk hadden ze een goede vorm gemaakt.[199]
De eerste belangrijke voorbereidende activiteit was volbracht. Nu kon men overgaan tot het eigenlijke vervaardigen van de munten. Er werd geopteerd om de munten na te maken op basis van tin. Tinnen voorwerpen werden gesmolten en er werden een aantal echte geldstukken aan toe gevoegd. Ook kwam het voor dat andere zilveren voorwerpen erin werden verwerkt.
De bende van Van den Heede en Taelman voegde aan het gesmolten tin een zilveren schoengesp toe.[200]
Nadat het tin haar liquide vorm had bereikt, werd het in de vorm gegoten. De munten konden nu harden in afwachting dat ze in omloop werden gebracht. Tenslotte werden de valse munten nog opgekuisd met wit papier.[201]
2.2. de uitvoering van het misdrijf
Niet alleen het namaken van de munten, ook het in omloop brengen werd strafbaar gesteld. Het was opvallend dat vaak de kinderen van de beschuldigden op pad werden gestuurd om de valse muntstukken uit te geven.
Sophia Van Hantegem, winkelierster te Wortegem, verklaarde dat een jong, onbekend meisje op een zekere avond een brood betaalde met een stuk van 25 cent. De volgende dag ontdekte ze dat het vals was.[202]
Winkeliers en herbergiers vormden voor de valsmunters een uitstekende locatie om hun valse geldstukken in omloop te brengen. Van de zestien slachtoffers van muntvervalsing oefenden vijf personen het beroep uit van winkelier (31,3 %) en vijf personen waren tewerkgesteld als herbergier (31,3 %).
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[156] Zeventien van de twintig onderzochte benden vielen onder deze noemer. Het is een teken dat de overheid zich voornamelijk toespitste op het opsporen en bestraffen van dit soort vermogensdelict. Bovendien toont het aan dat de activiteiten van de benden zich in de sociaal-economische sfeer situeerden.
[157] ARNOU, L. Strafwetboek, art. 461, p. 134.
[158] Bijlage 17.
[159] RABW, HAOV, nr. 5227.
[160] RABW, HAOV, nr. 5699.
[161] RABW, HAOV, nr. 5209.
[162] RABW, HAOV, nr. 5699.
[163] RABW, HAOV, nr. 5227. nr. 5315.
[164] VAN DER VENNET, I. Een vergelijkend criminaliteitsonderzoek, p. 71.
[165] RABW, HAOV, nr. 5173.
[166] RABW, HAOV, nr. 4789.
[167] RABW, HAOV, nr. 4789.
[168] RABW, HAOV, nr. 4939.
[169] RABW, HAOV, nr. 5182.
[170] RABW, HAOV, nr. 4789.
[171] RABW, HAOV, nr. 4723.
[172] RABW, HAOV, nr. 4789.
[173] RABW, HAOV, nr. 5331.
[174] RABW, HAOV, nr. 4789.
[175] RABW, HAOV, nr. 5267.
[176] RABW, HAOV, nr. 4939.
[177] RABW, HAOV, nr. 5068 e.a.
[178] RABW, HAOV, nr. 5699.
[179] RABW, HAOV, nr. 4365.
[180] RABW, HAOV, nr. 5209.
[181] RABW, HAOV, nr. 4345.
[182] RABW, HAOV, nr. 4789.
[183] RABW, HAOV, nr. 5044.
[184] RABW, HAOV, nr. 5267.
[185] RABW, HAOV, nr. 5044.
[186] RABW, HAOV, nr. 5209.
[187] RABW, HAOV, nr. 5227.
[188] RABW, HAOV, nr. 5315.
[189] RABW, HAOV, nr. 5267.
[190] RABW, HAOV, nr. 5182.
[191] RABW, HAOV, nr. 5331. Jean Baptiste Demedts stierf aan zijn verwondingen. De daders werden veroordeeld tot de doodstraf.
[192] RABW, HAOV, nr. 5699.
[193] Cf. tabel 3: Wat werd er gestolen in de periode 1845-1849?
[194] Onder werktuigen verstaan we o.a. een spade, boren, een riek, … .
[195] ARNOU, L. Strafwetboek, art.160, p. 46.
[196] RABW, HAOV, nr. 4443.
[197] RABW, HAOV, nr. 4443.
[198] RABW, HAOV, nr. 4443.
[199] RABW, HAOV, nr. 4443.
[200] RABW, HAOV, nr. 4443.
[201] RABW, HAOV, nr. 5312.
[202] RABW, HAOV, nr. 4443.