Tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders in de rand van Gent. (Lieve Coorevits) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II: Een empirisch onderzoek naar de tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders.
Hoofdstuk 4. Sociale netwerken
4.1. Inleiding
Persoonlijke contacten met vrienden, familie, buren en collega’s zijn essentieel voor de mens. Het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk kan als een project worden gezien met als achterliggend doel de nood aan sociaal contact opvangen en een bron van ondersteuning en praktische hulp hebben. De mensen die in relatie staan met een bepaald persoon, vormen zijn sociaal netwerk en kunnen ook onderlinge banden hebben. Dit sociaal netwerk, dat als een vorm van sociaal kapitaal kan gezien worden, staat naast het economisch kapitaal dat mensen bezitten en kunnen inzetten om iets te verkrijgen. Het levert sociale zorg op waaronder mentale ondersteuning, praktische hulp, informatie en advies en materiële zaken horen (Willmott, 1986).
Door het toenemend individualisme belanden meer mensen in een sociaal isolement. Het is belangrijk via onderzoek het sociaal netwerk van ontbindende of ontbonden gezinnen na te gaan en te kijken welke invloed de verandering in de gezinssituatie heeft op dat sociale netwerk (Corijn, 1999). In vele opzichten, die hierna besproken worden, is een sociaal netwerk belangrijk voor alleenstaande moeders. Het moet de steun, aanwezigheid en hulp van een partner opvangen. Hun netwerk wordt echter, net door hun specifieke situatie, vanuit verschillende hoeken bedreigd.
4.2. De nood aan een sociaal netwerk
4.2.1. Mentale steun
Vaak volgt na het alleen vallen een mentaal zware periode. Ook al was de situatie met de partner onaangenaam, het alleen vallen vraagt een aanpassingsperiode. In deze periode hebben moeders nood aan een persoon waar ze al hun zorgen kunnen vertellen en waar ze wat steun vinden. Vaak zijn dit ook alleenstaande, zowel mannelijke als vrouwelijke, personen.
Een alleenstaande moeder draagt de volledige opvoeding van de kinderen op haar schouders en wil hierover al eens gedachten uitwisselen. In een tweeoudergezin gebeurt dat onbewust en dagelijks tussen de ouders. Een alleenstaande moeder zal hiervoor echter ook op haar sociaal netwerk moeten beroep doen. Een moeder mailde mij na het interview het volgende omdat ze vond dat ze dit te weinig had benadrukt:
“Kinderen opvoeden als éénouder is een heel zware taak. Heel dikwijls twijfelde ik aan mijn aanpak, was ik de moed een beetje kwijt, en heel dikwijls was ik doodmoe. Gelukkig had ik op dat moment een “praatpaalvriend” waar ik veel kwijt kon, die iets kon relativeren, waar ik tegen mocht zagen over de situatie en die me kon troosten en die zei dat ik het goed deed. Wat heel belangrijk was! (…) Ik ben echt blij dat mijn opvoedingstaak toch ongeveer volbracht is.”
4.2.2. Praktische hulp
Naast de nood aan mentale steun, komt een alleenstaande moeder vaker in situaties terecht dat ze op anderen beroep moet doen voor praktische hulp. Indien ze ziek valt, een cursus wil volgen of wil sporten is er geen andere partner wie zijn verantwoordelijkheid voor het gezin opneemt. Hier zouden alleenstaande moeders dus beroep kunnen doen op hun sociaal netwerk.
“Indien er iets technisch stuk is of dingen gemonteerd moeten worden, zoek ik een mankracht in de familie of bij mijn vrienden die dat voor mij wil doen.”
Dit ligt echter gevoelig. Vele geïnterviewde moeders maakten duidelijk dat ze niet zomaar kunnen of willen beroep doen op anderen. Ze willen zich bewijzen tegenover alle mensen die geen vertrouwen hebben in hun kunnen om kinderen alleen groot te brengen. Ze zijn daarom te trots om bij andere aan te kloppen en hulp te vragen.
“Ik ben daar niet het type voor, ik ben daar eigenlijk slecht in, ik zou dat gemakkelijker moeten kunnen doen, maar ik kan dat niet gemakkelijk vragen om te komen helpen.”
Een moeder kan beroep doen op de dochter van de onthaalmoeder om goedkoop te komen babysitten, enkele moeders kunnen vaders, broers, vrienden of echtgenoten van vriendinnen aanspreken om in de tuin te onderhouden. Een moeder heeft een goede band met een alleenstaande man uit de buurt en ruilt met hem: zij doet zijn strijk waarvoor hij klusjes komt opknappen bij haar. Sommige moeders kunnen beroep doen op mensen van het werk. Een alleenstaande vrouwelijke collega maakte de gordijnen voor een moeder en diezelfde moeder kan voor klusjes beroep doen op een mannelijke collega. Een moeder houdt er eerder een vreemde ruildienst op na:
“Ik heb een soort afspraak dat ik soms eens chauffeur ben voor een meisje die dan geen vervoer heeft, het is een Algerijns meisje, die 23 jaar is die niet mag uitgaan van haar ouders en die nog bij haar ouders woont en die vraagt dan van : bel eens naar mijn ouders dat je een oppas nodig hebt, ik rij er dan naar toe, ik pik ze op en zet ze af in Gent. Ze gaat dan met een vriend of vriendin uit eten of een glas gaan drinken, haar ouders denken dat ze hier oppast en ik rijd gewoon naar huis toe. En als wederdienst komt ze hier dan oppassen.”
Het meisje leerde ze kennen in een sandwichbar waar de moeder eigenaar van was.
Eén geïnterviewde moeder die zelfstandig is, kan beroep doen op haar werknemers voor praktische hulp.
“Als bv. de auto in de garage is, komen ze mij wel ophalen of terug afzetten bij de garage, dat ze mijn chauffeur zijn. Of als ik iets moet verhuizen, dan helpen ze mij wel.”
Drie alleenstaande moeders bezitten geen auto en moeten dus beroep doen op hun sociaal netwerk indien ze vervoer nodig hebben. Een moeder hiervan kan beroep doen op een vriendin om te gaan winkelen. Dit gaat echter enkel wanneer de vriendin op een dag gaat winkelen waarop ook de moeder kan. Ze moet dus nog vaak naar winkeltjes in de buurt. Een andere moeder probeert zichzelf te redden. In nood kan ze haar ex-partner opbellen die vlakbij woont en waarmee ze nog een goede band heeft. Indien ze iets groots moet vervoeren, is ze meestal te trots om het te vragen aan haar sociaal netwerk. Ze doet dan beroep op officiële diensten. Ze beseft dat haar ‘misplaatste trots’, zoals ze het zelf noemt, haar geld kost.
4.2.3. Informatie en advies
Alleenstaande moeders beroepen zich op broers of echtgenotes van vriendinnen om zich te informeren in verband met apparaten die ze zich moeten aanschaffen of grotere werken die ze door een vakman zullen laten uitvoeren.
“Ik vraag altijd iemand mee die er iets van kent.”
“De computer is in speciaalzaak in Deinze gekocht op aanraden van iemand.”
“Dan doe ik toch een ‘marktonderzoek’, als je het zo wil noemen: hier en daar vraag ik bij vrienden”
Maar ook hier speelt de trots van de moeders mee: ze beslissen uiteindelijk zelf. De meeste moeders worden zo een stuk zelfstandiger en ergeren zich aan de afhankelijkheid van vrouwen met een partner.
“Ook voor de aankoop van ‘chauffage’ en mijn keuken heb ik zelf beslist. Ja, ik ga mij zo wel links en rechts informeren, zo wat denk je ervan, maar als het erop aankomt ga ik alleen en beslis ik alleen.”
“Ik ben veel zelfstandiger geworden. Als ik zie dat een vrouw voor een kapotte lamp haar man roept, dan erger ik mij daaraan. Ze kan dat toch zelf. Mijn broer wou vorige week de lamp in de gang vervangen, ik had hem dat helemaal niet gevraagd. Ik kwam ’s avonds thuis en de gang lag vol glas. Ik had het veel beter zelf gedaan.”
Een alleenstaande moeder doet wel gemakkelijker beroep op een oudere zoon voor het vragen van informatie en advies.
4.2.4. Materiële zaken
Twee moeders konden het huis van hun ouders kopen wat hen wel wat financieel voordeel opbracht. Enkele alleenstaande moeders kunnen dankzij hun sociaal netwerk een goedkope televisie of gratis meubelstuk op de kop tikken.
“De computer kreeg ik van hun papa.”
“De computer…die heb ik eigenlijk kunnen overnemen van de buurman, hij kocht een nieuwe, maar voor mij is die goed genoeg.”
“Ik heb eigenlijk heel veel van mijn tante gekregen,… maar soms ga ik ook kijken als het ‘grofhuisvuil’ is.”
Deze laatste moeder vertelde dit heel luchtig, ze heeft het financieel niet gemakkelijk en heeft door haar gehandicapte zoon niet veel tijd. In vergelijking met de geïnterviewde moeders met een partner kwam het beroep doen op anderen voor materiële zaken beduidend meer aan bod in de verhalen van de alleenstaande moeders.
4.3. Moeilijkheden bij de uitbouw van een sociaal netwerk
De bedreiging van hun sociaal netwerk komt vanuit de afgunst van de alleenstaande tegenover koppels die het wel goed bij elkaar kunnen vinden of vanuit de koppels waar één van beide partijen negatief staat tegenover het gezelschap van een alleenstaande. Gehuwde vrouwen zien deze persoon soms als rivaal tegenover hun echtgenoot en deze echtgenoot vindt een gesprek onder vrouwen maar saai en mist zijn mannelijke collega. Vele van de geïnterviewde moeders bevestigden dit probleem, hoewel enkele daar geen probleem mee hadden.
“Dat stoot mij wel tegen de borst, ook van bevriende koppels. Die vragen in het begin wel eens, maar na een tijdje voel je wel dat dat vermindert. En ik denk dat dat vooral aan de man ligt, als vrouwen op bezoek komen, wordt over andere onderwerpen gesproken, hij heeft geen mannelijke tegenligger om tegen te praten. En op den duur zoek je inderdaad meer alleenstaanden op.”
“Ik heb daar geen probleem mee, dat ligt ook een beetje aan jezelf. Ze kennen mij hier, nee, ik heb daar geen probleem mee.”
Alleenstaande moeders worden soms verplicht om te verhuizen, zodat ze in een nieuw milieu terecht komen. Vaak is het voor hen moeilijk contacten te leggen, dit vraagt immers energie en tijd, iets wat ze tekort komen. Alleenstaande moeders hebben zo een grotere kans op isolement.
“Waar ik vroeger woonde, kende ik veel mensen. Hier woon ik maar ik heb hier eigenlijk weinig contact. ’t Is misschien ook door de situatie gekomen. Ik ga gaan werken, ik kom thuis, da’s hier mijn gezin, dan ga ik naar mijn vader en als ik dan eens ontspanning wil nemen, is dat eens gaan wandelen of fietsen maar ook niet in het dorp hier. Dit is hier een verblijfplaats maar ‘k heb hier geen sociaal leven opgebouwd.”
“Na de scheiding dacht ik: ik wil die vrienden niet verliezen, ik ga dat blijven volhouden maar ik voelde dat het niet meer met dezelfde inzet was, de meeste kwamen daar met hun man naartoe, oh nee en ik moest er alleen naar toe. En ook, die energie kon ik daar niet meer in steken, ik had die energie voor zelf te overleven nodig, om mijn huishouden draaiend te houdend zoals ik het wou.”
Een derde reden kan de arbeidssituatie zijn. Doordat voor sommige vrouwen geen mogelijkheid overblijft om betaalde arbeid te verrichten, kunnen ze geen netwerk via collega’s uitbouwen en worden minder in het openbare leven geïntegreerd. Drie moeders haalden dit probleem aan. Eén ervan werkte vroeger als poetsvrouw bij privé-personen en gaf avondles zwemmen en turnen maar werkt nu in de keuken van een bejaardentehuis. De andere moeder moest door het Chronisch Vermoeidheidssyndroom haar werk opgeven:
“Dat was een groot stuk sociaal leven dat wegviel. Ik heb me vaak opgesloten gevoeld in mijn huis.”
De laatste moeder werkte vroeger met collega’s maar heeft sinds de geboorte van haar gehandicapt zoontje een uitkering en is daarvoor moeten stoppen met werken. Ze klust wel nog wat bij, maar dit is op haar eentje. Ze kunnen dus alledrie de vergelijking maken.
“Ik voel dat nu ook. Kijk, ik werk twee jaar in de home nu, wat een schat dat dat is om collega’s te hebben. Ik heb daarvoor alles alleen moeten doen, van de ene les naar de andere, bellen en verleggen en financieel de lessen bijhouden. En nu ga ik werken, en ge hebt steun, alé ge kunt zo eens terugvallen.”
Ook de financieel middelen die nodig zijn om een sociaal netwerk uit te bouwen mag niet vergeten worden. Een toneelvoorstelling, iets gaan drinken, verplaatsingskosten,… sommige moeders vermijden dergelijke kosten door thuis te blijven. Andere doen beroep op hun sociaal netwerk om de kosten te drukken.
“Uitgaan kost geld.”
“Ik heb een vriendin die in de opera werkt en van haar kan ik voor de voor-première, dus de laatste algemene repetitie, een kaart krijgen voor 250 fr.”
De ruimte speelt een belangrijke rol in de moeilijkheden die moeders ondervinden. Moeders die in de stad wonen, moeten zich geen zorgen maken over verplaatsingskosten. De stad biedt vele mogelijkheden dichtbij. Toch blijkt uit dit onderzoek dat veel afhankelijk is van sociale kenmerken van de vrouw: vele moeders die in de rand van Gent wonen of op het platteland wonen zouden, naar eigen zeggen, niet vaker weggaan moesten ze naar de stad verhuizen.
4.4. De opbouw van het sociaal netwerk
Via verschillende wegen komen mensen met anderen in contact en afhankelijk van het karakter, de frequentie en de duur van de contacten wordt een sociaal netwerk opgebouwd. De belangrijkste bronnen die in de interviews aan bod kwamen, zijn het werk, de school van de kinderen, vrienden van hun eigen schoolperiode, verenigingen en sportclubs.
Figuur 1: De onderlinge relaties van de geïnterviewde alleenstaande moeders.
Als voorbeeld wordt in figuur 4.1 de relaties tussen de alleenstaande moeders die werden geïnterviewd getoond. Het is duidelijk dat het helemaal niet om een sociaal netwerk gaat, er zijn in tegendeel heel wat moeders die slechts via een weg bereikt konden worden.
Enkel de alleenstaande moeders die lid zijn van ’t Oogenblik kunnen in onderling verband worden gebracht. Het onderscheid werk en collega moet bij deze figuur verduidelijkt worden. De twee moeders die via het werk van een alleenstaande moeder konden gevonden worden, zijn moeders die hun kinderen op de school afhalen en zijn dus geen collega’s.
4.5. beoordeling van de sociale netwerken
Via scores wordt geprobeerd de sociale netwerken van de alleenstaande moeders te beoordelen en schematisch voor te stellen. De scores werden als volgt opgesteld:
Tabel 1: Criteria ter bepaling van het sociaal netwerk
|
familie |
buurt |
vereniging |
huishoudens waarop beroep kan gedaan worden |
0 |
Geen contact met familieleden |
Geen contact met de buren |
Geen participerend lid van een vereniging |
De moeder kan geen 3 huishoudens uit de eigen gemeente of de aangrenzende gemeenten opsommen |
1 |
Af en toe contact (de familieleden wonen ver of minder goede band) |
Af en toe contact met de buren, in geval van nood kunnen ze aangesproken worden |
Participerend lid van een vereniging |
De moeder kan minstens 3 huishoudens uit de gemeente of de aangrenzende gemeenten opsommen |
2 |
Goede band met familie en wekelijks contact (de familieleden wonen in de buurt) |
Meerdere malen per week bezoek van iemand uit de buurt, dus een sterke band |
Actief lid van een vereniging of participerend lid van meerdere verenigingen |
De moeder kan huishoudens buiten de eigen gemeenten of de aangrenzende gemeente noemen |
Bron: Meert, 1998, p.294 en eigen verwerking
Onder de noemer ‘familie’ vallen zowel de ouders als de zussen en broers. In de meeste gevallen was het contact met de ouders het grootst. Bij enkele moeders wonen de (schoon)ouders dicht en ook op hen werd veelvuldig beroep gedaan. Sommigen moeders hebben wel een goede band met hun moeder maar de afstand maakt veel contact onmogelijk. Andere hebben wegens een slechte verstandhouding, weinig contact met de familie. Bij enkele kan tussen de regels door gemerkt worden dat dit te maken heeft met de houding van de ouders ten opzicht van alleenstaand moederschap. Een moeder verwoordde dit:
“Mijn ouders vinden alleenstaanden sukkelaars.”
Van enkele moeders zijn de ouders al gestorven en hangt de score enkel van de band met de broers en zussen af.
Naast familieleden zijn mensen uit de buurt ook heel belangrijk. Zij zijn immers gemakkelijk bereikbaar en er kan dus vlug hulp gevraagd worden aan hen. Zij bieden ook de mogelijkheid om, indien er weinig tijd is zoals op een avond na een werkdag, nog met iemand een babbel te kunnen slaan. Zo wordt het sociaal leven buiten de werkomgeving niet beperkt tot het weekend. Er is echter niet altijd een goede band met de buren:
“Rechts woont een ouder koppel, echte bourgeoisiemensen en dus zeggen ze sedert mijn scheiding geen goedendag meer, want een gescheiden vrouw….”
Een derde belangrijke mogelijkheid om contacten op te bouwen, is een vereniging. Sommige worden op gemeentelijk niveau georganiseerd (KAV, KVLV), andere brengen leden van een regio of provincie samen (’t Oogenblik). Indien iemand actief lid is, betekent dit dat de persoon nauw samenwerkt met andere leden en op hen beroep kan doen indien hulp nodig is. Ook mensen die participeren in de vereniging zijn al vlugger bereid iemand te helpen die ze kennen en die voor hen activiteiten organiseert. Mensen die wel lidmaatschap betalen maar nooit naar een activiteit gaan krijgen score nul toegekend: indien iemand nooit op een activiteit aanwezig is, kan hij in veel mindere mate op de mensen van de vereniging rekenen. Bij het thema ‘vereniging’ werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende verenigingen zoals in de vragenlijst omdat beide sociale contacten creëren.
Als laatste werd gekeken naar de mensen waarop beroep kan gedaan worden door de alleenstaande moeders. Dit zijn de mensen die regelmatig bezocht worden door de alleenstaande moeders. Met regelmatig wordt minstens 3 maal per jaar bedoeld. De afstanden naar Brugge, Antwerpen, Limburg of andere vragen immers veel tijd en dergelijke bezoeken nemen vaak een weekend in beslag. Tussen de bezoeken door wordt via telefoon of mail contact gehouden. Enkele alleenstaande moeders vertelden dat ze vaak blijven slapen en ze denken dat dit eerder eigen is aan alleenstaande moeders. Ze doen dergelijke uitstappen zowel zonder de kinderen (deze verblijven dan meestal bij de vader) als met de kinderen. Deze informatie wordt in een verdere paragraaf ruimtelijk uitgezet.
4.6. De resultaten van de groep geïnterviewde moeders
De resultaten van deze casestudie (tabel 4.2) toont dat bijna 60% van de alleenstaande moeders een zwak tot zeer zwak sociaal netwerk heeft. Dit staat tegenover 33% van de moeders met een partner en 66% heeft een goed sociaal netwerk. De groep alleenstaande moeders scoort dus slechter dan de moeders met een partner. Mogelijke verklaringen werden bij de ‘moeilijkheden bij de opbouw van een sociaal netwerk’ reeds vermeld (afgunst, negatieve houding, energie, tijd, verhuizen, arbeid of geld).
Tabel 2: Sociale netwerken van de geïnterviewde moeders naar geografische en sociale referentiegroepen.
|
Zeer zwak |
Zwak |
Goed |
Zeer goed |
Totaal |
Stad |
0 |
2 |
1 |
1 |
4 |
Platteland |
2 |
1 |
4 |
0 |
7 |
rand van Gent |
1 |
7 |
3 |
0 |
11 |
Totaal alleenstaande moeders: Absoluut Relatief |
3 13.6% |
10 45.5% |
8 36.4% |
1 4.5% |
22 100% |
Moeders met een partner: Absoluut Relatief |
0 0% |
3 33.3% |
6 66.7% |
0 0% |
9 100% |
Bron: eigen verwerking
Het kan interessant zijn deze scores op het sociaal netwerk in verband te brengen met de eerder besproken kenmerken van de alleenstaande moeders. Op die manier kan een verklarend kenmerk gevonden worden of maakt het verband juist duidelijk dat het kenmerk weinig invloed heeft op de sociale netwerken van alleenstaande moeders.
Figuur 2: Score op sociaal netwerk naar geografische of sociale groep
Figuur 4.2 toont de resultaten van de doelgroep vergeleken met de twee andere geografische ruimten en de sociale referentiegroep. Net als in de tabel valt de groep moeders met een partner op door de hogere scores op het sociaal netwerk. Deze grafiek toont dat, binnen de groep alleenstaande moeders, vooral de doelgroep een eerder zwak sociaal netwerk heeft, terwijl de moeders op het platteland een goed netwerk hebben opgebouwd en de alleenstaande moeders in de stad over de categorieën verspreid worden. Er is niet onmiddellijk een verklaring voor de zwakkere sociale netwerken van de moeders in de rand van Gent. De drie zeer zwakke sociale netwerken kunnen wel verklaard worden: een moeder op het platteland wordt volledig in beslag genomen door haar gehandicapte zoon en gaat ook niet werken. Een andere moeder op het platteland en de moeder uit de rand van Gent gaven tijdens het interview de indruk geen zin te hebben in veel sociale contacten en is het dus eerder een eigen keuze.
In figuur 4.3 wordt het verband weergegeven tussen de alleenstaande moeders die al dan niet moesten verhuizen bij het alleen vallen en de score op het sociaal netwerk. Alle alleenstaande moeders met een zwak sociaal netwerk, zijn bij het alleen vallen moeten verhuizen. De moeders die mochten blijven wonen, hebben een zwak tot zeer goed sociaal netwerk. Verhuizen betekent een onderbreking van het opgebouwde sociale netwerk. Enkele contactpersonen blijven behouden, nieuwe worden er aan toegevoegd en andere verdwijnen. Aangezien alleenstaande moeders meestal een moeilijke periode doormaken op het moment van het verhuizen en de jaren nadien, valt het hen soms heel moeilijk om werk te maken van de uitbouw van een sociaal netwerk. Dit is de belangrijkste verklaring voor het sterke verband dat wordt getoond.
Figuur 3: Score op sociaal netwerk naar verhuisbeweging bij het alleen vallen
In figuur 4.4 wordt het sociaal netwerk geconfronteerd met het aantal jaren dat de moeder reeds alleen is. In de geïnterviewde groep bleek dat moeders uit de groep ‘6 à 10 jaar alleen’ het beste scoren op sociaal netwerk. De lagere scores voor de groep ‘1-5 jaar alleen’ kan verklaard worden door het feit dat de alleen gevallen moeders eerst een mentaal zware periode moeten doorkomen en hun sociale contacten wat verwaarlozen. Dit werd bevestigd door de bevoorrecht getuige (Demeter, 2002). De lagere scores voor de moeders die meer dan 10 jaar alleen zijn, heeft volgens enkele verhalen te maken met het verdwijnen van de gedrevenheid en de moed om zich in verenigingen in te zetten of contacten te onderhouden. Het verwateren van vriendschapsbanden met koppels, maar dan vanuit de koppels, kan ook hier bij de verklaringen opgenomen worden.
Figuur 4: De score op het sociale netwerk naar het aantal jaar alleen.
Figuur 4.5 toont aan dat niet formeel werken geen garantie geeft voor een bepaalde score. Deze groep bevat immers de moeder met de hoogste score. Deze moeder werkt wel informeel halftijds en kan dus wel via collega’s een kennissenkring uitbouwen. De moeders die in de zorgsector werken, hebben een goed sociaal netwerk. Het onderwijs levert eerder een zwak sociaal netwerk op. De andere groepen zijn verscheiden. De verbanden tussen sociaal netwerk en de sector waarin iemand werkt, lijkt mij eerder op toeval te berusten. Ofwel is ‘verpleegkunde’ zijn naam ‘sociaal beroep’ waardig en hebben vrouwen in het onderwijs te weinig tijd om nog sociale contacten te onderhouden.
Figuur 5: Score op het sociaal netwerk naar de sector waarin de moeder werkt
Het verband tussen de mate waarin het sociaal netwerk is uitgebouwd en de verschillende kenmerken, is bij het ene al opvallender dan bij het andere. Nog andere kenmerken werden uitgezet tegenover het sociaal netwerk, zoals aantal kinderen, leeftijd van het jongste kind en aantal uur betaalde arbeid per week, maar deze figuren brachten weinig aan het licht. De verhuisbeweging bij de scheiding en het aantal jaar alleen brachten de belangrijkste verklaringen.
4.7. Geografische spreiding
Aan alle moeders werd gevraagd de gemeenten op te sommen waar mensen wonen die ze regelmatig (1 maal per maand) en die ze af en toe (3 maal per jaar) bezoeken. In de volgende paragraaf wordt deze informatie op kaart uitgezet. Op die manier kan men gemakkelijker een beeld vormen van het sociaal netwerk. Op de kaart wordt de link gelegd met het sociaal netwerk. Zo blijkt dat het verband eigenlijk niet aanwezig is. De score is immers van meer afhankelijk dan de ruimtelijke uitgebreidheid van het sociaal netwerk.
4.7.1 Stad (kaart 4.1)
Een alleenstaande moeder uit de stad springt in het oog. Zij bezoekt vooral mensen die verder wonen en weinig in haar omgeving. De enige moeder met een score van 7 op het sociaal netwerk, blijkt geen mensen verderop te zoeken. Ze bezoekt vaak mensen in de buurt. Ze heeft een enorm druk verenigingsleven waarin ze wel een aantal mensen uit de buurt leerde kennen. Ook de twee andere moeders zoeken gezelschap in de buurt. Een moeder hiervan gaat wel vaak naar een vriendin in Antwerpen. Het is deze moeder die geen auto heeft.
Kaart 1: Sociaal netwerk van alleenstaande moeders in de stad
Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits
Op de 4 volgende kaarten worden de bezoeken aan mensen van het sociaal netwerk uitgezet. Eerst en vooral stelt de grootte van het huis de score op het sociaal netwerk voor. De pijlen worden volgens verschillende dikte getekend al naar gelang de periodiciteit. Telkens wordt bij de pijlen de bestemming geschreven: hoofdletters voor bestemmingen buiten stedelijk leefcomplex, kleine letters voor bestemmingen binnen het stedelijk leefcomplex. De pijlen die een cirkel vormen duiden op bezoeken binnen de eigen gemeente.
4.7.2. Rand van Gent
g. alleenstaande moeders (kaart 4.2)
Heel opvallend bij de kaart van de alleenstaande moeders in de rand van Gent, is dat elke alleenstaande moeder vaak contact heeft met mensen uit de buurt. Veelal bestaan die uit familie die in de buurt woont. Vier alleenstaande moeders bezoeken af en toe iemand die ver woont: zoals eerder in het verhaal aan bod kwam blijven ze vaker overnachten. Een moeder hiervan, de enige met een hogere opleiding, gaat regelmatig ver op bezoek. Vier van de elf moeders brengen enkel bezoek aan mensen in de dichte omgeving. Er is geen verband tussen het sociaal netwerk en de reikwijdte van het sociaal netwerk.
Kaart 2: Sociaal netwerk van alleenstaande moeders in de rand van Gent
Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits
h. Moeders met een partner (kaart 4.3)
Zes moeders hebben contacten in de randgemeenten en in het eigen dorp zelf. Vier moeders hiervan hebben een goed sociaal netwerk, twee moeders een zwak sociaal netwerk. Twee moeders hebben veel contact buiten de gemeente maar weinig binnen de eigen gemeente. Beide huishoudens besteden veel tijd aan arbeid (de vrouw van het ene koppel werkt in de week voltijds en helpt in het weekend bij haar man in de videotheek).
“Nee, wij hebben in de week geen tijd meer over om te gaan babbelen bij de buren, en in het weekend komt dat er ook niet van, dan gaan we bij de familie op bezoek.”
Een moeder is afkomstig van Antwerpen, heeft nog veel contact met haar familie maar kent weinig mensen uit de buurt. De moeders met een partner zijn minder op de buurt gericht dan de alleenstaande moeders.
Kaart 3: Sociaal netwerk van moeders met een partner in de rand van Gent
Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits
4.7.3. Platteland (kaart 4.4)
Drie van de zeven geïnterviewde alleenstaande moeders houden er een goed sociaal netwerk op na. Ze bezoeken enkel familie en deze woont in hetzelfde dorp. Twee moeders hebben een zeer zwak sociaal netwerk. Ze hebben in de buurt weinig contacten en bezoeken slechts af en toe iemand verder weg.
Eén moeder bezoekt regelmatig vrienden en familie in de aangrenzende gemeenten. Haar zus die in Leuven woont gaat ze niet bezoeken. Deze moeder lijdt wel aan het Chronisch Vermoeidheidssyndroom wat hiervoor een excuus kan zijn. Ze heeft immers heel veel telefonisch contact met deze zus en andere mensen die wat verder wonen.
Kaart 4: sociaal netwerk van alleenstaande moeders op het platteland
Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits
Een laatste moeder heeft vrienden en familie die verder wonen (zie kaart 4.4). Dit is echter de moeder die geen auto heeft. Ze gaat altijd met het openbaar vervoer en vraagt aan de mensen die ze gaat bezoeken of ze haar aan het station kunnen komen afhalen.
4.8. Typering van de alleenstaande moeder
Als slot van deze verhandeling wordt aan de hand van het ruimtegebruik, het tijdsbudget en de sociale netwerken een dagpad opgesteld van een moeder in een typegebied (stad, rand, platteland). De beperkingen worden niet in rekening gebracht omdat die weinig ruimtegebonden zijn. Ze zitten natuurlijk wel in ieder diorama vervat.
Door te vertrekken van enkele kenmerken wordt een type alleenstaande moeder of moeder met een partner opgesteld. Deze werkwijze is vergelijkbaar met de methode van de fictieve huishoudens, die in het allereerste hoofdstuk aan bod kwam. Daarin wordt gesteld dat onderzoek mogelijk is door eerst de buurtkenmerken op te stellen en daarna fictieve personen te zoeken die in deze buurt passen. Hier wordt gewerkt met het diorama van Hägerstrand waarin de stations en domeinen die in de verhalen van de moeders aan bod kwamen worden voorgesteld op de X-as en de projecten op de Y-as.
Figuur 6: diorama van een alleenstaande moeder in de kernstad
Bron: eigen verwerking
Moeders in de kernstad kunnen vele projecten in het stadscentrum uitvoeren (figuur 4.6). De semi-banale goederen halen ze in de grotere en goedkopere winkels in de rand van Gent. Hun sociaal netwerk is vooral opgebouwd via vrije zorgtijd (ze organiseren activiteiten voor een vereniging, zijn in de ouderraad van de school, leesmoeder).
Figuur 7: diorama van een alleenstaande moeder in de rand van Gent
Bron: eigen verwerking
De stations van de doelgroep (figuur 4.7) bevinden zich binnen het eigen gebied. Voor de arbeidsplaats gaan ze buiten het gebied. In tegenstelling tot de moeders in de stad, brengen deze moeders vaak bezoek aan de buren. Vaak gebeurt dit tijdens de week, in het weekend gaan ze verder op bezoek.
Figuur 8: diorama van een moeder met een partner in de rand van Gent
Bron: eigen verwerking
Moeders met een partner (figuur 4.8) kopen vaker producten bij de zelfstandigen in het dorp. Voor semi-banale goederen maken ze een namiddag vrij en gaan met de kinderen in het stadscentrum shoppen. In tegenstelling tot de alleenstaande moeders brengen of halen ze hun kinderen op school af. Ze doen ook in de eigen kern aan sport.
Figuur 9: diorama van een alleenstaande moeder op het platteland
Bron: eigen verwerking
De alleenstaande moeders op het platteland (figuur 4.9) zijn ofwel lokaal gericht ofwel hebben ze een sociaal netwerk dat ver reikt maar staan ze lokaal zwak. Deze moeders vinden de zelfstandigen in de dorpskern te duur maar hebben ook geen zin om zich naar de rand van de te verplaatsen voor dagelijkse goederen. Ze kiezen daarom voor de kleinere supermarkten in de dorpskern: iets duurder maar dichtbij. Ze sporten in de dorpskern of een de kern van een buurgemeente.
4.9. Besluit
De tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders staat in verband met het sociaal netwerk van de personen. Tijd-ruimtegebruik creëert een sociaal netwerk maar net via dat sociaal netwerk speelt het tijd-ruimtegebruik zich af. Doordat vrouwen met andere contacten onderhouden, kunnen zij beroep doen op die anderen indien ze zich willen bewegen in de ruimte maar gebonden zijn aan de kinderen of aan de afwezigheid van een vervoermiddel.
Alleenstaande moeders zitten op een andere manier vervat in de sociale omgeving. Ze hebben specifieke behoeften zoals een babbel over de kinderen en hun opvoeding of praktische hulp als ze toch een uur wil sporten. Ze hebben ook hun eigen problemen bij de opbouw van hun netwerk. Sommigen hebben niet veel energie, de tijd is nog iets beperkter dan bij een tweeoudergezin en ze letten al eens meer op de kosten van een uitstap of de uitgave op restaurant. Als ook het wantrouwen of desinteresse een rol spelen, vinden vele alleenstaande moeders het gemakkelijker om met andere alleenstaande moeders om te gaan.
Aan de sociale netwerken werd een score gegeven. Op die manier kon een vergelijking gemaakt worden met andere kenmerken die reeds besproken werden. De interessantste gegevens werden uit de verhuisbeweging en het aantal jaar alleen gehaald. Verhuizen doet de meeste moeders niet goed in verband met hun sociale contacten. Eerst maken ze een zware periode mee en pas daarna kunnen ze in hun nieuwe omgeving uitgebreide contacten leggen. Dit komt ook aan bod bij de confrontatie van het sociaal netwerk van alleenstaande moeders en het aantal jaar dat ze alleen zijn. De eerste 5 jaren zijn zwaar, daarna is de energie en zin terug om hun sociale contacten terug op te nemen of vaak op te bouwen. Na enkele jaren verdwijnt de behoefte. Enkele goede vrienden/vriendinnen blijven over.
Alleenstaande moeders hebben een goed uitgebouwd sociaal netwerk in de buurt. Logisch, want verplaatsing kost geld en tijd, en de moeders hebben vaak ook doorheen de week, wanneer er helemaal geen tijd is voor verre verplaatsing, nood aan een babbel. De alleenstaande moeders uit de rand gaan ook verder op bezoek en sommige zelfs regelmatig. De moeders met een partner ook, maar hun plaatselijk netwerk is beperkter. De moeders uit de stad en het platteland, vertonen een patroon met een kleine reikwijdte, telkens op één uitzondering na.
Via fictieve moeders in de type-gebieden stad, rand en platteland werden de gegevens uit de interviews van het ruimtegebruik, het tijdsbudget en het sociaal netwerk samengebracht.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |