Tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders in de rand van Gent. (Lieve Coorevits)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: Een empirisch onderzoek naar de tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders.

 

Hoofdstuk 3. Tijd-ruimtegeografie van alleenstaande moeders: empirisch onderzoek

 

3.1. Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt het tijd-ruimtegebruik van de alleenstaande moeders besproken met de nadruk op de alleenstaande moeders in de rand van Gent. Deze groep wordt in meer of mindere mate vergeleken met de geografische en sociale referentiegroepen, al naar gelang de relevantie.

Dit onderzoek startte met de uiteenzetting over de tijd-ruimtegeografie van Hägerstrand. Deze theorie zet de dagpaden tussen stations en domeinen van elk individu uit. Daarbij wordt rekening gehouden met de beperkingen die het individu ondervindt zodat deze slechts in een beperkt prisma met tijd-ruimtelijkegrenzen kan handelen.

Dit hoofdstuk start met het bespreken en voorstellen van de ruimte aan de hand van stations en domeinen die door de moeders worden gebruikt en het gebruik van hun tijdsbudget. Daardoor kunnen de paragrafen over de ‘capability’, ‘coupling’ en ‘authority constraints van de alleenstaande moeders in de tijd-ruimtelijke context worden geplaatst. Bij de beperkingen komen de ‘aanpassingsstrategieën’ die door de moeders gebruikt worden, aan bod.

De belangrijke informatie voor het begrijpen van de kaarten is terug te vinden als tekst met een verticale lijn naast. Het is immers niet altijd mogelijk de informatie tot in de details op de kaart zelf te plaatsen.

 

3.2. Ruimtegebruik van alleenstaande moeders

 

In de tijd-ruimtegeografie legt men de nadruk op de ruimte die dagelijks gebruikt wordt. Hier worden echter diegene besproken die het vaakst aan bod kwamen in de verhalen of het meest bepalend zijn voor het tijd-ruimtegebruik van de alleenstaande moeders. Het gaat om stations, ruimtes waarbinnen de verplaatsingen te verwaarlozen zijn, maar waar soms lang verbleven wordt, of domeinen, gecontroleerde gebieden. Hägerstrand maakte tussen beide een onderscheid dat in de praktijk moeilijk te vinden is. Binnen ieder station zijn bepaalde regels of houden bepaalde mensen controle.

Hier wordt het onderscheid gemaakt volgens de sterkte van de gebondenheid aan regels. Aangezien slechts één alleenstaande moeder zelfstandig werkt, wordt de werkplaats van een moeder als een domein gezien. Ze zijn er aan strakke uren verbonden. De school waar ze de kinderen afhalen, winkels, sportruimte en cursusruimte worden als stations beschouwd. De bezoeker krijgt meer vrijheid. De plaats waar de vrouwen uitgaan komt niet aan bod, omdat deze activiteit beperkt is en te gevarieerd. Ook de ruimte waar het verenigingsleven zich afspeelt wordt niet in beeld gebracht: vaak speelt zich dit af in de dorpskern ofwel wordt, zoals bij ’t Oogenblik, voor iedere activiteit op een andere plaats afgesproken.

In ieder domein of station wordt door de moeder aan een project gewerkt. Dit betekent dat ze een opéénvolging van handelingen uitvoeren in de domeinen of stations en ertussen (verplaatsingen), om een bepaald doel te bereiken. Zo’n project is bv. arbeid verrichten om een inkomen te verwerven en in het onderhoud van zichzelf en de kinderen te voorzien, sporten om fysiek gezond te blijven, winkelen om te kunnen koken, de kinderen verzorgen en opvoeden om hen een goede toekomst te geven waar ze later misschien ook kunnen van genieten. Deze achterliggende doelen zijn ruimtelijk niet zichtbaar. Via de interviews kon achterhaald worden hoe de moeders de ruimte gebruiken en welke projecten ze probeerden uit te voeren.

Het spreekt vanzelf dat niet alle moeders op dezelfde plaats werken en hun kinderen niet naar dezelfde scholen gaan. Uit de interviews is dus heel wat ruimtelijke informatie ontstaan. Het is belangrijk een ruimtelijke voorstelling van de stations en domeinen te maken. Er zal een compromis gezocht worden zodat zoveel mogelijk gegevens duidelijk kunnen voorgesteld worden. Vooral het ruimtelijk onderscheid stad, rand en platteland zal naar voor komen.

 

3.2.1. stad (figuur 3.1)

 

De alleenstaande moeders die in de kernstad wonen vormen de een duidelijk afgelijnde groep in de bespreking van het ruimtegebruik: ze werken in het centrum, de kinderen gaan in het centrum naar de lagere school (het middelbaar durft wel in een andere stad[16] te zijn, wegens de studiekeuze), ze halen zowel banale als semi-banale[17] goederen in het centrum, ze volgen cursussen en sportlessen in het centrum.

Hierop werden in het verleden enkele uitzonderingen gemaakt:

In de bespreking van het ruimtegebruik wordt met kaarten gewerkt. Binnen het besproken gebied (hetzij stad, rand of platteland) worden symbolen gebruikt om te tonen dat de moeders binnen het gebied waartoe ze behoren de activiteit uitvoeren. Wanneer ruimte gebruikt wordt buiten het eigen gebied, wordt dit aan de hand van pijlen voorgesteld. Dit geldt voor de volgende 4 kaarten.

 

Kaart 1: Het ruimtegebruik van alleenstaande moeders uit de kernstad.

Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits

 

Een uitzondering op de regel vormen de uitzonderlijke goederen. Die worden niet in het centrum aangekocht maar in de grote speciaalzaken bv. op de Kortrijksesteenweg in Sint-Denijs-Westrem (kaart 3.1). Voorbeelden van zo’n winkels zijn Krëfel, VDH en Vandenborre.

Deze moeders ondervinden veel voordelen van het wonen in de stad, al zou één moeder liever in een groenere omgeving wonen:

“Ik ben meer voor de randgemeenten, een grote tuin,… Maar ’t heeft veel voordelen, voor de kinderen, de korte afstanden naar ’t werk, naar de scholen, de muziekschool, dat kunnen ze alleen doen en veel andere… De oudste is zeventien en kan meestal als hij ergens naar toe gaat, daar met de fiets naartoe en moet dan geen chauffeur hebben.”

 

3.2.2. Rand van Gent

 

a. Alleenstaande moeders (figuur 3.2)

De alleenstaande moeders uit de rand van Gent werken vooral in de rand van Gent, een moeder werkt buiten de rand van Gent in Nevele, een andere moeder heeft werk gevonden in Lokeren, een kleinere stad in de nabijheid van Gent. Twee moeders werken in het centrum.

De kinderen gaan in de kern van de deelgemeente of de dorpskern van de gemeente naar school. Het middelbaar wordt ook meestal in de kernen van de rand gevolgd, zoals in De Pinte en Mariakerke. In één geval zaten de kinderen in Gent op lagere school, aangezien de moeder een Steinerschool verkoos. Twee moeders hebben een kind dat op het platteland school loopt, maar het gaat om de school MPI Ten Dries voor gehandicapte kinderen in Nevele. De kinderen gaan vlug zelfstandig naar school. Van zes moeders gingen de kinderen sedert de tweede helft van de lagere school alleen, ook één van de mindervalide kinderen. De middelbare school bereiken ze allemaal zelfstandig. Op de kaarten van het ruimtegebruik worden enkel die scholen voorgesteld waar de moeder haar kinderen brengt of afhaalt. Wanneer de school enkel bezocht wordt voor schoolfeesten of oudercontacten hoort deze ruimte niet thuis in het essentiële ruimtegebruik van de moeders.

Alle moeders uit de doelgroep halen de alle producten in de rand van Gent. Daar zijn veel grotere en goedkope ‘baanwinkels’ gevestigd. De troeven van deze winkels zijn de bereikbaarheid en de ruime parking. Op een uitzondering na, willen alleenstaande moeders uit de rand immers niet veel tijd aan winkelen besteden. Ze vinden de verplaatsing naar de stad en het zoeken naar een parking puur tijdverlies.

 

Kaart 2: Het ruimtegebruik van alleenstaande moeders in de rand van Gent

 Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits

 

Sportmogelijkheden zijn er in de rand genoeg aanwezig (zie 2.3.1). Vaak gaat het om de gemeentelijke sporthal maar het Sport- en recreatiecentrum ‘Blaarmeersen’ werd ook vaak vernoemd. Deze groep moeders volgen geen cursus.

 

b. Moeders met een partner (figuur 3.3)

Er is geen verschil te zien tussen het aantal alleenstaande moeders (5 van de 11) en moeders met een partner (3 van de 9) die buiten hun eigen gebied werken. Verder vinden we de volgende verschillen.

Alle kinderen volgen in de rand van Gent les, in de eigen kern. De kinderen van slechts een moeder volgen niet in de eigen kern (Wondelgem) les maar in Merelbeke omdat de ouders daar wonen en voor de naschoolse opvang instaan. In tegenstelling tot de alleenstaande moeders worden alle kinderen naar school gebracht (zowel te voet als met de auto): drie moeders van de negen staan in voor het brengen en het afhalen van de kinderen, de andere koppels hebben een wisselsysteem. Deze groep bevat vooral moeders met jonge kinderen, die de lagere school volgen. Waarschijnlijk trekken er voor het middelbaar onderwijs wel een deel naar het centrum.

Het winkelgedrag is grotendeels hetzelfde, behalve voor de semi-banale goederen. In het verhaal van deze moeders kwam het dagje uit met een vriendin maar vooral met de dochter(s) naar de winkelstraten van het centrum, opvallend vaker aan bod dan in de verhalen van de alleenstaande moeders. Dit kan verklaard worden door de minder zware tijdsdruk, het grotere tijdsbudget, van moeders met een partner.

 

Kaart 3: Het ruimtegebruik van moeders met een partner in de rand van Gent

Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits

Net als de alleenstaande moeders uit de rand van Gent, gebruiken deze moeders vooral de sportaccommodatie in de rand van Gent. Deze moeders volgen geen cursussen, wegens gebrek aan tijd maar een moeder gaf toe dat ze daar gewoon geen interesse voor had.

Platteland (figuur 3.4)

Sommige moeders werken op het platteland (zowel formeel als informeel), drie in de eigen gemeente. Twee gaan in het centrum van Gent werken. Eén moeder werkt niet (CVS).

Hun kinderen volgen het lager in de eigen gemeente en het middelbaar in de dichtst bijgelegen stad (Deinze, Ronse, Oudenaarde en Gent). De kinderen gaan met de fiets, de bus of trein of rijden mee met iemand uit de buurt. Drie moeders brengen hun kinderen naar school. Alleen zij zijn dus op de kaart terug te vinden.

 

Kaart 4: Het ruimtegebruik van alleenstaande moeders op het platteland

Bron: eigen verwerking Cartografie: Lieve Coorevits

 

De banale goederen halen ze in de supermarkt in het dorp, aangevuld met vers brood en groenten van de plaatselijke zelfstandigen. De semi-banale goederen worden zowel in het centrum van een grote stad gehaald als in de rand. Deze alleenstaande moeders kopen wel in de grotere ‘baanwinkels’, een moeder koopt haar kleren altijd tweedehands, zelfs op de rommelmarkt. Uitzonderlijke goederen worden in de dichte omgeving gezocht, voor het

geval een reparatie nodig is. Ook de Makro komt vaak aan bod.

Slechts één moeder sport en ze doet dat in de dorpskern. Andere moeders hadden nog sportlessen gevolgd en dat was ook in de dorpskern. Drie moeders volgen regelmatig cursus aan de open universiteit of voor het werk. De moeder van het gehandicapte zoontje die geen officiële job uitoefent, volgt op donderdag een vervolmakingscursus gezinswetenschappen in Brussel. Ze gaat er met de trein naartoe.

 

3.2.4. Samenvatting

 

Tabel 3.1 heeft een overzicht van de bespreking van de ruimte. De samenvatting gebeurde door de kenmerken weg te laten die slechts voor één moeder geldig zijn. In de eerste kolom van deze tabel wordt de link gelegd met het tijdsdomein waartoe het project en dus de ruimte behoort.

 

Tabel 1: Samenvattende tabel van het belangrijkste ruimtegebruik van de geïnterviewde moeders.

Tijds

domein

 project

Kernstad

Rand van Gent

Platteland

 alleenstaande moeders

moeders met een partner

Arbeidstijd

Werken

centrum

rand/centrum

rand/centrum

centrum/platteland

 Zorgtijd

Kinderen brengen of afhalen op school of opvang

centrum

rand/centrum

rand

 

platteland

Winkelen:

-banaal

 -semi-banaal

 -uitzonderlijke

goederen

- centrum

- centrum

- rand

 

- rand

- rand

- rand

 

 

- rand

- rand/centrum

- rand

 

- platteland

- rand

- onbepaald

Vrije tijd

Sporten

centrum

rand

rand

platteland

Cursus volgen

centrum

/

/

centrum

 

Uit deze tabel blijkt dat het ruimtegebruik van de moeders die werden geïnterviewd, vooral in het gebied waarin ze wonen plaats vindt. De alleenstaande moeders op het platteland gebruiken vaker ruimte buiten het platteland (voor semi-banale goederen en cursussen). Moeders met een partner brengen hun kinderen vaker naar school en in het weekend of de vakantie kunnen ze tijd maken om te gaan shoppen in het stadscentrum.

 

3.3. indeling van het tijdsbudget

 

Een vrouw moet zowel de interne als de externe taken uitvoeren binnen haar tijdsbudget. Deze taken kwamen in de interviews uitgebreid aan bod. Iedere taak kan gekoppeld worden aan een kort project. De meeste achterliggende doelen van de taken van een moeder zijn gekend uit de eigen familiale situatie: werken om rekeningen te kunnen betalen, poetsen om het huis proper te houden of kinderen naar de sportles voeren om gezonde kinderen te hebben.

Alle moeders besteden tijd aan zorg-, arbeid- en vrije tijd. De eigen vrije tijd neemt de meeste kwetsbare plaats in binnen het tijdsbudget. De bevoorrechte getuigen bevestigen dit (Demeter en Kind en Gezin, 2002) De hoeveelheid tijd die aan arbeid wordt besteed, kwam reeds bij de kenmerken van de geïnterviewde moeders aan bod. Deze wordt hier opnieuw benaderd maar nu in samenhang met de zorg- en de vrije tijd.

Ruimtelijk werd de arbeid, het brengen en afhalen van de kinderen, het winkelen, sporten en cursus volgen, al besproken. De tijdsdomeinen zorgtijd en vrije tijd bevatten meer dan dat. De zorgtijd speelt zich naast het winkelen en het schoolleven van de kinderen, thuis af: eten klaar maken, poetsen, opruimen, wassen en strijken. Alleenstaande moeders moeten daar het ‘mannelijke’ of ‘vader’project bij nemen. De volgden taken werden door de 9 partners van de geïnterviewde gehuwde moeders uitgevoerd: naar de container gaan, klusjes in en rond het huis, tuin onderhouden en de auto naar de garage brengen. Ze gaan alleen of met de vrouw naar de speciaalzaken indien een uitzonderlijk goed moet gekocht worden. Het is te begrijpen dat vele alleenstaande moeders vertelden dat “er wel altijd iets te doen is”. Alleenstaande moeders zijn dus hoofdzakelijk met projecten bezig.

“Als dat allemaal gedaan is, blijft niet veel tijd meer over.”

De vrije zorgtijd wordt opgevuld met verenigingsleven en uitstapjes of spelletjes met de kinderen. Hierin is geen onderscheid te maken tussen de groep alleenstaande moeders en de groep moeders met een partner.

De vrije tijd bestaat uit meer dan sporten en cursussen volgen. Alleenstaande moeders brengen bezoek, vooral aan familie, of ontvangen bezoek. Ze gaan ook af en toe uit. Bij de beperkingen komt dit uitgebreider aan bod. Voor alle moeders was het moeilijk te beschrijven hoe ze hun vrije tijd thuis opvullen. De meeste kwamen tot de conclusie dat ze het moeilijk hebben om thuis te ontspannen. TV kijken en lezen waren de enige antwoorden.

Indien gerekend wordt dat slaap- en eettijd (capability constraints) ongeveer 10 uur van het dagelijkse tijdsbudget in beslag neemt, blijft nog 14 uur waarin alle taken moeten uitgevoerd worden.

 

Figuur 1: De indeling van het tijdsbudget op een werkdag van de geïnterviewde moeders

 

De hoeveelheid vrije tijd van de moeders die in de stad wonen, is opvallend. Drie moeders van de vier werken slechts halftijds. een moeder hiervan is actief lid van verschillende verenigingen, die zowel de vrije-zorgtijd (vrijwilligster bij het Vlaams Kruis en ziekenzorg) als de eigen tijd (vereniging ’t Oogenblik) vullen.

Er is geen verschil tussen het gebruik van de tijd tussen de alleenstaande moeder[18] in de rand van Gent en het platteland. De meeste moeders werken voltijds.

Deze alleenstaande moeders rest slechts ongeveer 2 uur voor hun vrije tijd. Meestal wordt dit nog ingekort door de lunchpauze op het werk. Het wordt dus moeilijk om een cursus te volgen of aan sport te doen. De alleenstaanden verkiezen daarvoor het weekend. Door sommige moeders wordt de vrije tijd na de lunch overgeheveld naar de zorgtijd: ze doen boodschappen. Zowel de alleenstaande moeders als de moeders met een partner verruimen zo hun vrije tijd ’s avonds.

Het helpen van de kinderen met het huiswerk en de andere zorgen die kinderen vragen, worden onder zorgtijd gerekend. Elke moeder die werd geïnterviewd vindt het echter heel belangrijk vrije tijd met de kinderen door te brengen. Met kleine kinderen naar de speeltuin gaan, gezelschapsspelletjes spelen en vooral luisteren naar en praten met de kinderen, vult een groot stuk van de vrije tijd. Dit is de zogenaamde vrije zorgtijd. Deze vrije zorgtijd is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen.

De indeling van de weekends verloopt per definitie niet volgens een bepaald patroon. Er werd bij elk interview wel een dagschema van een weekenddag opgesteld, maar dit leverde resultaten op die in die mate uitéénlopend zijn, dat ze niet in een schema pasten. De weekends van alleenstaande moeders verschillen niet veel van moeders met een partner. De grotere huishoudelijke taken krijgen hierin een plaats, maar er is vooral meer tijd voor het onderhoud van de tuin[19], het bezoek aan/van vrienden en familie en een gezellig avondje spelen of TV kijken met de kinderen. De situatie mag echter niet al te rooskleurig worden voorgesteld. Enkele alleenstaande moeders, vooral diegene die in de zorgsector tewerkgesteld zijn, werken 1 weekend in de veertien dagen en moeten het andere besteden aan de achterstallige huishoudelijke taken.

 

3.4. Beperkingen en Aanpassingsstrategieën

 

Sommige beperkingen gelden algemeen, onafhankelijk van geslacht of gender. Andere zijn historisch gegroeid en zijn al decennia lang typische beperkingen voor vrouwen of moeders. Een alleenstaande moeders ondervindt nog extra beperkingen omdat zij een volledig huishouden moet voorzien van inkomen, middelen, zorg en aandacht. De beperkingen zijn dus afhankelijk van de socio-economische context waarin ze zowel ruimtelijke als in de tijd geplaatst zijn.

Er werd al op gewezen dat vrouwen zich verzetten tegen bepaalde beperkingen. In een artikel van Peleman (2002) over Marokkaanse vrouwen in Antwerpen bespreekt ze hoe vrouwen beperkt worden door dominantie en daar tegen in gaan aan de hand van ‘verzetsstrategieën’. Alleenstaande moeders worden niet door dominantie beperkt maar door de afwezigheid van een partner. Hun strijd tegen de specifieke beperkingen die ze ondervinden worden in dit werk ‘aanpassingstrategieën’ genoemd.

De beperkingen die voor elke persoon gelden, worden in de verdere bespreking achterwege gelaten of slechts aangeraakt. De beperkingen die specifiek zijn voor vrouwen, en dan vooral alleenstaande moeders, komen uitgebreid aan bod.

 

3.4.1. Capability constraints

 

Onder capability constraints worden in de eerste plaats de nood aan slapen en eten gerekend. Deze noden gelden voor alle mensen en zijn niet anders voor alleenstaande moeders. Verder behoren de vaardigheden en de toegang tot hulpmiddelen tot de capability constraints. Het gaat om energie, het vervoermiddel dat kan gebruikt worden, de gezinssamenstelling en de woonplaats. Het inkomen komt bij het sociaal netwerk nog aan bod als beperkende factor.

 

a. Energie

Capability constraints bevatten ook andere fysische beperkingen en daar werd doorheen de interviews af en toe op gewezen. Enkele moeders vinden het alleenstaand moederschap fysisch heel zwaar. Vaak hebben ze na een werkdag geen energie meer om nog een bezoek af te leggen of voor het huishouden te werken. Een moeder die nog niet halftijds als regentes lichamelijke opvoeding werkt, vertelde dat ze het niet zou zien zitten om meer te werken:

“Ik werk op dinsdag, woensdag en donderdag, enkele uren maar… maar dat is meer dan genoeg, ik zou echt niet meer kunnen. Ik ben ’s avonds uitgeput, mijn beroep is ook inspannend…daarmee.”

“Ik ben ’s avonds zo moe, ik doe geen huishoudelijk werk meer, een beetje TV kijken en lezen tot ik in slaap val, en dat duurt meestal niet lang.”

Deze laatste moeder werkt wel halftijds in de week, om de veertien dagen een weekend en heeft nog avondlessen. Het is dus wel persoonsafhankelijk hoe lastig men het heeft.

 

b. Vervoermiddel

Het vervoermiddel is bepalend voor de afstand die kan afgelegd worden. Drie van de 22 geïnterviewde alleenstaande moeders hadden geen wagen. Drie van de negen koppels beschikten niet over twee wagens. Dit betekende dat één man en twee vrouwen met de fiets moesten gaan werken.

 

Aanpassingsstrategie

Indien iemand geen wagen ter beschikking heeft, kan hij zich behelpen met de fiets, het openbaar vervoer of het voertuig van een kennis.

“Als ik vrij ben en N. rijdt naar de winkel, dan ga ik mee.”

“Als we naar een familiefeest moeten, kan ik wel met mijn broer meerijden.”

Het prisma van een fietser is klein, afhankelijk van goede verbindingen is ook het prisma van een gebruiker van het openbaar vervoer kleiner dan van een automobilist. Daaruit mag niet rechtlijnig worden afgeleid dat moeders zonder wagen zich minder ver kunnen verplaatsen. Een alleenstaande moeder die geen wagen heeft, werkt dicht bij huis. Ze kan met de fiets gaan en verliest weinig tijd. Zij kan echter een vriendenkring hebben die buiten haar gemeente en de omringende gemeenten wonen en die ze toch regelmatig bezoekt. Ze gebruikt het openbaar vervoer en wordt afgehaald door de vrienden indien ze er niet geraakt met het openbaar vervoer. Dit doet ze in het weekend als er tijd genoeg is voor de verplaatsing en ze blijft vaak slapen.

Een alleenstaande moeder, die wel een auto heeft, kan iedere dag het traject afleggen naar en van Gent. Indien ze daarvoor het openbaar vervoer zou moeten gebruiken zou ze veel meer tijd in de verplaatsing moeten steken. In het weekend blijft ze echter in haar dichte omgeving. Beide moeders komen dus vaak buiten de gemeentegrenzen, maar beide op een andere manier.

 

c. Gezinssamenstelling

De gezinssamenstelling speelt een duidelijk beperkende rol. Alleenstaande moeders worden beperkt omdat ze alle rollen van een ouderpaar moet vervullen.

“We zijn fulltime moeder, vader, tuinman en klusjesdienst.”

Een vrouw binnen een koppel wordt beperkt omdat ze een man heeft, waarmee ze afspraken moet maken.

“Een van de moeders van ’t Oogenblik organiseert ’s namiddags een wandeling en ’s avonds is er toneel, en zij zal ook aanwezig zijn. Moest er een man alleen thuis zijn, dat zou niet lukken…. ’t Is toch met één persoon minder dat je rekening moet houden.”

 

d. Woonplaats

De woonplaats speelt vooral in de verhalen over het winkelen een rol. De drie gebieden verschillen duidelijk in voorzieningen: de kernstad heeft alle voorzieningen, de rand is vooral op wonen gericht en kreeg het laatste decennium de baanwinkels als extra troef, het platteland is eerder gekenmerkt door kleinere winkels. De geïnterviewde moeders wonen allemaal dicht bij een kern en dus dicht bij de dagelijkse voorzieningen.

Aanpassingsstrategie

Uit het tijdruimtegebruik blijkt dat alleenstaande moeders in de stad alles dichtbij hebben en moeders op het platteland de inkopen in de dorpskern doen, ook al gaat het dan om kleinere en duurder supermarkten. Semi-banale goederen halen ze in de rand van een stad; Dit doen ze heel weinig want het vraagt een grotere verplaatsing. De alleenstaande moeders in de rand van Gent, zoeken de grotere supermarkten en speciaalzaken op, bv. aan de Kortrijksesteenweg, en gaan heel weinig naar het centrum van Gent. De moeders met een partner bezoeken meer de kleine zelfstandigen en kleine supermarkten in de dorps- of deelgemeentekern en brengen vaker een bezoek aan het stadscentrum. De moeders op het platteland wonen wel verder van de grotere winkels waar semi-banale goederen worden gekocht, zoals in de eerste paragraaf aan bod kwam.

 

3.4.2. Coupling constraints

 

Coupling constraints zijn sociale beperkingen en maken een persoon afhankelijk van andere. Sommige activiteiten vragen bundeling van bepaalde personen om taken te kunnen uitvoeren. Andere activiteiten moeten tussen of op bepaalde uren worden uitgevoerd. Indien bepaalde taken niet of niet goed worden uitgevoerd, krijgt de persoon in kwestie verwijten of opmerkingen. Dat kwam in vele verhalen sterk naar voren. De moeders zijn niet alleen bang van verwijten van buitenaf. Ze verwijten zichzelf dat ze te weinig bij hun kinderen zijn.

 

e. Kinderen

Vooral de kinderen, zowel de zorg als de opvoeding, spelen een grote rol. De meeste moeders die werden geïnterviewd, werken om financiële redenen wel voltijds, en willen de overgebleven tijd zo veel mogelijk benutten om te luisteren naar de kinderen, te helpen bij het huiswerk van de kinderen, voeren van de kinderen naar hun vrije tijdsactiviteiten, uitstapjes te maken met de kinderen,… . Het overgrote deel van de geïnterviewde moeders wijst op de schuldgevoelens die ze (zouden) hebben als ze hun kinderen na de school- en werkuren weer alleen (zouden) moeten laten. Vele waren er sterk van overtuigd dat dat niet hoort voor een moeder.

“Ze waren al momenten genoeg alleen, als ze eens ziek zijn of als ik eens iets anders moest doen. En ik voelde mij daar eerder schuldig door. Ik voelde mij daar echt niet goed meer bij, vandaar dat ik dit allemaal heb laten schieten. Dat schuldgevoel, dat overheerst. Dat ge afwezig bent omdat het moet, maar niet voor amusement of voor je in te zetten voor anderen, dan krijg ik een schuldgevoel.”

In de literatuurstudie werd over dit rolconflict gesproken en ging de discussie vooral over het conflict betaalde arbeid-moederrol. In de groep geïnterviewde alleenstaande moeders leefde eerder het conflict eigen vrije tijdsbesteding-moederrol. Alle moeders vinden het afwezig zijn doordat ze betaalde arbeid moeten verrichten aanvaardbaar maar velen besteden liever hun tijd aan de kinderen dan aan een avondje uit. Moeders met een partner gaan vaker weg en hebben geen schuldgevoel: de vader vangt de kinderen op.

Aanpassingsstrategie

Alleenstaande moeders met kleine kinderen laten hun eigen vrije tijdsactiviteiten eerder vallen omdat ze nog extra kosten voor de babysit zouden moeten doen. Ze stellen eigen vrije tijd enkele jaren uit tot de kinderen groter zijn. Alleenstaande moeders met kinderen vanaf het middelbaar, laten hen immers al vlugger alleen en kunnen gemakkelijker weg:

“Ik ben eigenlijk maar de deur beginnen uitgaan nadat ook de jongste naar het jeugdhuis ging hier op het dorp. Het is een goed jeugdhuis, ze zijn vanaf hun 15 beginnen gaan en dat is om woensdag-, vrijdagavond en op zaterdag en zondag; dat is hun tweede thuis. Ik zat hier dan alleen, vrienden en vriendinnen had ik niet meer, daarom ben ik in ’t Oogenblik gegaan.”

“Later ga ik zeker weer sporten, als de kinderen wat ouder zijn.”

“De zondagnamiddag is ideaal. W. is naar de Chiro. Hij is weg en dan kan ik ook zonder enig schuldgevoel zelf iets doen.”

Hoewel een moeder daarmee niet akkoord gaat. Zij heeft al oudere kinderen maar laat hen toch niet alleen. Ze werkte een periode hier en daar als poetsvrouw en was vele uren weg. Ze geeft zichzelf de schuld dat haar zoon het moeilijk had:

“Ze zeggen altijd: kleine kinderen… maar nee, kleine kinderen zet je ergens af. Maar die grote kinderen kan je niet zomaar alleen laten. Ze hebben u veel meer nodig als ze de tienerleeftijd hebben, veel meer. Mijn oudste heeft vorig jaar een zeer slecht jaar achter de rug en dat is deels door mij, altijd weg zijn.”

Vele gescheiden moeders kunnen hun kinderen uren, dagen of weekends aan hun ex-partner toevertrouwen. Ze worden ‘ontkoppeld’ van de zorgen voor de kinderen. De aanpassing bestaat uit deze tijd spenderen aan winkelen, vrije zorgtijd of eigen vrije tijdsactiviteiten.

“Op maandag- en dinsdagavond is N. bij zijn vader en op woensdag moet ik niet werken. Op dinsdagavond mag er dus een vriendin bezoek van mij verwachten.”

“De ouderraad is op maandag en dan is W. bij zijn vader. Ik zou niet gaan anders.”

Moeders in een tweeoudergezin kunnen de zorgtaak niet van zich afschuiven.

 

f. Uren

Alle alleenstaande moeders, behalve één, voeren betaalde arbeid en zijn dus bepaalde momenten van de dag aan uren gebonden. Dit zijn ook coupling constraints. De moeders die in de zorg werken ondervinden deze gebondenheid nog meer doordat ze onregelmatige uren hebben die de schooluren helemaal niet volgen. Ze moeten soms heel vroeg beginnen (6.00u.), soms hebben ze heel laat gedaan (22.00u.) en meestal moeten ze om de veertien dagen het weekend werken. Dit zorgt voor problemen met de kinderen, zowel op het gebied van schooluren als uren waarin opvang wordt voorzien.

Ook andere uurroosters kunnen een beperkende rol spelen op het dagpatroon van mensen. Moeders die volgens de kantooruren werken, wezen op de moeilijkheid met de winkeluren.

 

Aanpassingsstrategie

Sommige alleenstaande moeders doen beroep op hun ouders, twee zelfs op de zus, om de kinderen af te halen op school als zij op dat moment gebonden zijn aan hun werkuren.

“Mijn zus haar kinderen zitten op dezelfde school en da’s gemakkelijk. Als ik nog niet thuis ben, neemt mijn zus P. mee. Maar het gebeurt ook dat ik ze allemaal ga halen, als ik niet moet werken, bv. in de vakanties en op woensdag ook.”

“Gelukkig dat mijn zus in die periode daar een cursus volgde. Zij haalde hem om 17.00 op, want dan sloot de kribbe. Ik kon er niet om gaan.”

Twee moeders laten hun kinderen naar hun werk komen:

“De kleinste komt nu mee met de rij. ’t Is echt niet ver, en dan komt ze hier zitten en maakt al wat huiswerk.”

Bij moeders die wel een partner hebben, wordt vaak via een wisselsysteem tussen beide partners gezorgd dat de kinderen gebracht en afgehaald kunnen worden.

Moeders die werkuren hebben die de winkeluren grotendeels overlappen, vullen vaak hun vrije middaguur op met boodschappen in de buurt van hun werk. Dit toont het belang aan van de menging van functies voor vrouwen. Indien alle werkgelegenheid gescheiden wordt van de winkelfunctie, zou het middaguurtje te kort worden voor sommige moeders. De moeders die in de zorgsector werken hebben wel het voordeel van de onregelmatige uren en een recuperatiedag in de week (ter compensatie van het ‘werkweekend’) waarop ze hun boodschappen kunnen doen.

 

3.4.3. Authority constraints

 

Een voorbeeld van authority constraints is het afsluiten van bepaalde delen van de woningmarkt die dan enkel toegankelijk worden voor de lagere inkomensklasse. Aangezien een huishouden waar enkel een vrouw voor het inkomen zorgt, gemakkelijk tot die inkomensklasse behoort, betekent dit een ‘authority opportunity’ (de Pater en Van der Wusten, 1996, p.192). Toch ondervonden ook hierbij een moeder beperkingen. Ze werd niet geweigerd toen ze geïnteresseerd bleek in een huis, maar de eigenaars waren achterdochtig en stelden haar specifieke vragen rond haar alleenstaande moederschap. Sommige alleenstaande moeders hebben recht op een sociale woning, maar het plaatselijke OCMW vindt geen huizen die daarvan dienst kunnen doen.

Alleenstaande moeders ondervinden authority constraints door de gerechtelijke procedure die een echtscheiding is. Ze zijn afhankelijk van de uitspraak van de rechter inzake hoederecht van de ene partner, bezoekrecht van de andere partner en alimentatiegeld.

“Hun vader komt hen één dag in het weekend halen, voor mij hoeft het niet. Ik heb ze liever bij mij.”

“Om zeven uur moeten we thuis zijn want dan komt de vader hem halen.”

“Vroeger kreeg ik 5000 fr. per kind, dat is niet veel…Het was rap op.”

Deze nadelen worden weg gefilterd indien een koppel scheidt volgens wederzijdse toestemming: het co-ouderschap. De ouders moeten daarvoor in overéénstemming komen inzake de bijdrage van de ouders in het levensonderhoud, de opvoeding, de passende opleiding, het gezag over de persoon, het beheer van de goederen en het recht op persoonlijk contact met de gemeenschappelijke kinderen. De ouders moeten hun verblijfplaats op elkaar af stemmen (Franssen, 2000, p.55). Op die manier wordt een moeder beperkt in haar tijd-ruimtegebruik, zij het met haar toestemming. Deze regeling werd door de twee moeders die er gebruik van maken als een “aanrader” beschouwd, hoewel dit ook problemen heeft.

“Ik zou volgend jaar willen verhuizen dichter naar de stad. Maar ja, ik moet rekening houden met zijn vader, hij moet dan ook verhuizen…We zullen nog zien.”

 

Aanpassingstrategie

Gescheiden moeders kunnen zich niet onttrekken van het verdict dat door de rechter werd uitgesproken. Sommige geïnterviewde moeders hadden echter een goede relatie met de ex-partner zodat aanpassing aan het systeem voor de kinderen mogelijk zijn. Andere alleenstaande moeders durven niet ingaan tegen hun ex-partner. Sommige vaders houden zich zelf niet aan de afspraak en komen de kinderen minder vaak halen dan voorzien was. Geen enkele moeder vond dit erg. Alleenstaande moeders zijn dan wel heel sterk gebonden aan hun kinderen, ze vinden dat zelf het beste: ze hebben kinderen gewild, ze willen een goede moeder zijn en als het enigszins kan, doen ze de taken van de vader er nog bovenop.

 

3.5. Besluit

 

Het tijd-ruimtegebruik van een persoon ontstaat door de ruimte die door hem gebruikt wordt te koppelen aan de indeling van zijn tijdsbudget. De bespreking van de stations en domeinen bracht enkele verschillen aan het licht. Alle moeders gebruiken de ruimte in de omgeving intensief, zowel voor werken, scholen, winkelen en sport. De grote supermarkten in de rand van Gent trekken zowel de moeders met een partner als de alleenstaander moeders uit de rand van Gent en de kernstad aan. Moeders uit het platteland kopen vooral in de supermarkten van het dorp en gaan voor de semi-banale naar de rand of het centrum van de dichtstbijzijnde stad.

Dit concreet ruimtegebruik werd gekoppeld aan hun tijdsbudget, gebaseerd op de sociale rollen of projecten die een moeder te vervullen heeft. Alleenstaande moeders moeten ook de vaderrollen op zich nemen. Het zijn interne rollen die dus wel op iemand kunnen overgedragen worden, maar dit kost geld ofwel moeten ze een stuk trots afleggen en het aan iemand vragen. Indien geen broer of vriend in de buurt is, zoeken ze het zelf uit. Vaak krimpt daardoor hun eigen vrije tijd. De koppeling van de ruimte aan de tijd of de tijd aan de ruimte vormt de tijd-ruimtegeografie. Het volgende wordt herhaald als voorbeeld: aangezien het tijdsbudget van alleenstaande moeders beperkter is, brengen ze hun kinderen minder vaak naar school en gaan niet winkelen in het centrum van Gent.

Bij de tijd-ruimtegeografie horen de ‘constraints’. Alleenstaande moeders ondervinden een waaier van beperkingen (tabel 3.2). Er valt op dat de vrije tijd de meeste beperkingen te verduren krijgt.

 

Tabel 2: Capability, coupling en authority constraints van de
geïnterviewde alleenstaande moeders gekoppeld aan het tijdsdomein

Capability constraints

                  Tijdsdomein

arbeidtijd

zorgtijd

vrije tijd

- energie

- inkomen

- vervoermiddel

- gezinssamenstelling

- woonplaats

*

*

 

 

 

*

*

 

*

*

*

*

 

 

*

 

 

 

Coupling constraints

     

- kinderen

- uren

 

*

*

*

*

*

Authority constraints

     

echtscheidingsregeling

 

*

*

 

Behalve de woonplaats, zijn de beperkingen niet ruimtelijk gebonden. Er is met andere woorden geen verschil tussen de groep moeders in de rand en de referentiegroepen. Twee moeders uit de rand kunnen onderling meer verschillen dan een moeder uit de rand en de kernstad.

Moeders en daarin alleenstaande moeders, ondervinden verschillende beperkingen. Daarmee wordt tot op de dag van vandaag geen rekening gehouden. Ze betalen hetzelfde kijk-en luistergeld, dezelfde water-, electriciteit- en verzekeringskosten. Daarnaast vonden vele geïnterviewde moeders dat er meer mogelijkheid tot deeltijds werk zou moeten zijn. Tegelijkertijd moet men dan een geldelijke ‘bijpassing’ voorzien want voor vele moeders is halftijds werken financieel niet haalbaar.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[16] Een voorbeeld die tweemaal in de verhalen aan bod kwam, is de kokschool in Brugge.

[17] Semi-banale goederen, zoals kledij, wordt wel niet in de boetiekjes in Gent aangekocht maar in de grotere ‘baanwinkels’ of tweedehandswinkels.

[18] De moeder die aan CVS lijdt werd niet in deze analyse opgenomen. Ze is de enige moeder die geen arbeid uitvoert en door haar ziekte moet ze haar zorgtijd spreiden over de dag.

[19] ‘In de tuin werken’ wordt door alle geïnterviewde moeders als hobby dus onderdeel van de eigen vrije tijd, gezien.