Verkenning van de grens tussen fictie en non-fictie in het vroege werk van Jef Geeraerts. (Heidi Delaere) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Bij wijze van aanloop wil ik kort ingaan op de verschillende hoofdstukken van mijn verhandeling. Omdat ik de grens tussen fictie en non-fictie van het werk van Jef Geeraerts bestudeer, zoek ik allereerst een theoretische basis voor dit onderzoek. In het werk van Geeraerts meen ik immers drie verschillende genres te ontdekken: de autobiografie, de biografie en het New Journalism. Omdat deze genres een speciale band hebben met de werkelijkheid, volgt in eerste instantie een theoretische ontleding ervan. Hierin wordt nagegaan hoe de grens tussen fictie en non-fictie in de verschillende genres vastgelegd kan worden.
Wat de verschillende onderdelen van het theoretische luik zelf betreft, ga ik eerst na hoe de autobiografie door verschillende literatuurwetenschappers benaderd wordt. Zij geven mij de basis om vast te stellen wat een autobiografie is en wat niet. Daarnaast wordt ook een parallel getrokken met de roman. Dat de autobiografie en de roman veel gelijkenissen hebben, zal duidelijk worden.
In het tweede onderdeel van het theoretische luik ga ik de werkwijze van de biograaf na. De biografie is anders dan de autobiografie omdat die vooral aan het criterium van de exactheid moet voldoen. De biograaf moet met andere woorden wetenschappelijker te werk gaan dan een autobiograaf. Toch mag hij de literaire kant van zijn werk niet vergeten. Dat literaire zorgt immers voor inzicht in het gebeuren.
Als laatste onderdeel behandel ik het New Journalism. Anders dan de vorige geeft dit genre een fictionele verwerking van de feiten toe. Dit betekent niet dat de feiten verzonnen worden. De basis van een nieuw journalistiek verhaal is echt gebeurd. Toch gebruikt de New Journalist een aantal middelen om de feiten in een levendig verhaal te gieten.
Als tweede grote deel behandel ik het werk van Jef Geeraerts. In dat praktische luik bespreek ik drie boeken: Ik ben maar een neger, Zonder Clan en Gangreen I - Black Venus. Met behulp van het theoretische luik zal ik de verschillende werken ontleden. Toch heb ik ook aandacht voor de specifieke eigenheid van het werk zelf. Zo volgt er geen volledige toepassing van het theoretische luik. Ik wil onderstrepen dat het eerste deel een theoretische discussie is en het tweede deel een praktische.
Dit betekent dat ik voor Ik ben maar een neger aandacht heb voor het hybride karakter van het verhaal. Daarom heb ik naast het biografische gehalte ook aandacht voor het roman-gehalte. Voor de biografie ga ik na hoe historisch-wetenschappelijk het vertelde is. Daarom leg ik er een non-fictioneel Kongo-boek naast. Door dit te doen, hoop ik immers een non-fictioneel gehalte van het boek te kunnen blootleggen. Als tweede deel van de werkwijze onderzoek ik of het verhaal niet te vergelijken is met een romangenre.
Voor de bespreking van Zonder Clan zal ik de grens met de werkelijkheid onderzoeken door de seksualiteitsopvatting van het boek te toetsen aan de seksuele realiteit in Vlaanderen, in het begin van de jaren zestig. Bovendien poog ik ook enkele lussen te leggen met Gangreen I- Black Venus.
Als laatste wordt de roman Gangreen I- Black Venus besproken. Ik ga na in hoeverre het verhaal een autobiografie is en in hoeverre het vertelde lijkt op een roman. De grens tussen fictie en non-fictie kan hier niet bepaald worden door er een non-fictioneel boek naast te leggen. Het gaat hier immers over het leven van Jef Geeraerts gezien door de ogen van de auteur zelf en niet van een biograaf. Toch haal ik de autobiografie en de roman uit elkaar. Voor het autobiografische gedeelte richt ik me op het bewustwordingsproces. Voor het romangedeelte onderzoek ik de mythologisering van het gebeuren.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |