Administratieve hervorming van de Europese Commissie. Een vergelijking tussen de Commissie – Santer en de Commissie – Prodi. (Brecht Tessier)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Bijlagen

 

Bijlage A : De Commissie – Santer met haar bevoegdheden.[96]

 

Voorzitter Jacques Santer

Luxemburg

Secretariaat-generaal
Juridische dienst
Beveiligingsbureau
Groep voor prospectief onderzoek
Algemene inspectie diensten
Gemeenschappelijke tolken-conferentiedienst (SCIC)
Dienst van de woordvoerder
Monetaire aangelegenheden (samen met de heer de Silguy)
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(GBVB) en rechten van de mens (samen met de heer Van den Broek)
Institutionele vraagstukken en intergouvernementele conferentie (samen met de heer Oreja)

Vice-voorzitter Sir Leon Brittan

Groot – Brittannië

Buitenlandse betrekkingen met Noord-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan, China, Korea, Hongkong, Macau en Taiwan
Gemeenschappelijk handelsbeleid
Betrekkingen met de OESO en de WTO

Vice-voorzitter Manuel Marín

Spanje

Buitenlandse betrekkingen met de landen van het zuidelijk Middellandse-Zeegebied, het Midden-Oosten, het Nabije Oosten, Latijns - Amerika en Azië (behalve Japan, China, Korea, Hongkong, Macau en Taiwan), vraagstukken in verband met ontwikkelingshulp inbegrepen

Martin Bangemann

Duitsland

Industrie
Informatietechnologie en telecommunicatie

Karel Van Miert

België

Mededingingsbeleid

Hans van den Broek

Nederland

 

Buitenlandse betrekkingen met de landen van Midden- en Oost - Europa (LMOE) en de landen van de voormalige Sovjetunie, Mongolië, Turkije, Cyprus, Malta en de overige Europese landen
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) (in overleg met de voorzitter)
Buitenlandse dienst

João de Deus Pinheiro

Portugal

Buitenlandse dienst
Overeenkomst van Lomé

Pádraig Flynn

Ierland

Werkgelegenheid en sociale zaken
Betrekkingen met het Economisch en Sociaal Comité

Marcelino Oreja

Spanje

 

Betrekkingen met het Europees Parlement
Betrekkingen met de lidstaten (op het gebied van openheid, communicatie en voorlichting)
Culturele en audiovisuele zaken
Publicatiebureau
Institutionele vraagstukken en intergouverne-mentele conferentie (in overleg met de voorzitter)

Anita Gradin

Zweden

Vraagstukken in verband met immigratie en met justitie en binnenlandse zaken
Betrekkingen met de ombudsman
Financiële controle
Fraudebestrijding

Edith Cresson

Frankrijk

 

Wetenschappen, onderzoek en ontwikkeling
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
Onderwijs, opleiding en jeugdzaken

Ritt Bjerregaard

Denemarken

Milieu
Nucleaire veiligheid

Monika Wulf-Mathies

Duitsland

Regionaal beleid
Betrekkingen met het Comité van de regio’s
Cohesiefonds (in overleg met de heer Kinnock en mevrouw Bjerregaard)

Neil Kinnock

 

Vervoer (inclusief Trans-Europese netwerken)

Mario Monti

Italië

 

Interne markt
Financiële diensten en financiële integratie
Douane
Fiscale vraagstukken

Franz Fischler

Oostenrijk

Landbouw en plattelandsontwikkeling

Emma Bonino

Italië

Visserij
Consumentenbeleid
Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO)

 

Yves-Thibault de Silguy

Frankrijk

Economische en financiële zaken
Monetaire aangelegenheden (in overleg met de voorzitter)
Krediet en investeringen
Bureau voor de statistiek

Erkki Liikanen

Finland

Begroting
Personeelszaken en algemeen beheer
Vertaling en informatica

Christos Papoutsis

Griekenland

Energie en voorzieningsagentschap van Euratom
Midden- en kleinbedrijf
Toerisme

 

 

Bijlage B : De Commissie – Prodi en haar bevoegdheden.

 

Voorzitter Romano Prodi

Italië

Secretariaat-generaal
Juridische Dienst
Pers – en Communicatiedienst.

Vice-voorzitter Neil Kinnock

Groot – Brittannië

Administratieve Hervorming
Personeel en Administratie
Inspectoraat – Generaal
Vertaaldienst
Gemeenschappelijke Tolken- en Conferentiedienst.

Vice-voorzitter Loyola de
Palacio del Valle - Lersundi

Spanje

Betrekkingen met het Europees Parlement
Vervoer en Energie

Mario Monti

Italië

Concurrentiebeleid

Franz Fischler

Oostenrijk

Landbouw en Visserij

Erkki Liikanen

Finland

Ondernemingsbeleid
Informatiemaatschappij

Frits Bolkestein

Nederland

Interne Markt

Philippe Busquin

België

Onderzoek

Pedro Solbes Mira

Spanje

Economische en Monetaire Zaken
Bureau voor de Statistiek.

Poul Nielson

Denemarken

Ontwikkelingszaken
Humanitaire Hulp

Günter Verheugen

Duitsland

Uitbreiding

Christopher Patten

Groot - Brittannië

Externe Betrekkingen
Gemeenschappelijke Dienst voor Externe Betrekkingen (met Dhr. Javier Solana)

Pascal Lamy

Frankrijk

Handel

David Byrne

Ierland

Gezondheid
Consumentenbescherming

Michel Barnier

Frankrijk

Regionaal Beleid
ad personam: Intergouvernementele Conferentie

Viviane Reding

Luxemburg

Onderwijs
Cultuur
Bureau voor Publicaties.

Michaele Schreyer

Duitsland

Begroting

Margot Wallström

Zweden

Milieu

António Vitorino

Portugal

Justitie
Binnenlandse Zaken

Anna Diamantopoulou

Griekenland

Werkgelegenheid
Sociale Zaken

 

 

Bijlage C : Het organogram van de Europese Commissie in 1958.

 

Bij haar aantreden in 1958 na het tekenen van het Verdrag van Parijs kwam de Europese Commissie voor de eerste maal bijeen op 16 januari 1958 in Château de Val – Duchesse in Brussel[97].

 

In bijlage wordt het eerste organigram meegegeven[98].  Naar schatting moeten er 700 à 1000 medewerkers geweest zijn in de beginfase[99].  Voor een uitgebreid overzicht zie Bijlage D.

 

1ste Directoraat – Generaal

Buitenlandse Betrekkingen.

1ste Directoraat

Algemene Zaken, Betrekkingen met de Internationale Organisaties.

2de Directoraat

Associatie met de Europese landen.

3de Directoraat

Bilaterale Betrekkingen.

4de Directoraat

Handelspolitiek.

 

 

2de Directoraat – Generaal

Economie en Financiën.

1ste Directoraat

Conjunctuur- en landenonderzoek.

2de Directoraat

Goederen- en Financiële Vraagstukken.

3de Directoraat

Structuur en Ontwikkeling.

 

 

3de Directoraat – Generaal

Interne Markt.

1ste Directoraat

Goederenverkeer.

2de Directoraat

Tol

3de Directoraat

Vestigingsrecht en Mobiliteit van Diensten

4de Directoraat

Industrie-, Handel- en Ambachtsvraagstukken.

 

 

4de Directoraat – Generaal

Justitie.

1ste Directoraat

Kartels, Monopolies, Dumping en Discriminatie door de Industrie.

2de Directoraat

Rechtsvergelijking.

3de Directoraat

Belastingsvraagstukken.

4de Directoraat

Staatssteun en Discriminatie.

 

 

5de Directoraat – Generaal

Sociaal Beleid.

1ste Directoraat

Sociaal Beleid.

2de Directoraat

Arbeidsmarkt.

3de Directoraat

Sociale Bijstand en Beroepsopleiding.

4de Directoraat

Werknemersbescherming en Sociale Dienst.

 

 

6de Directoraat – Generaal

Landbouw.

1ste Directoraat

Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

2de Directoraat

Agrarische Markten.

3de Directoraat

Landbouw – economische Structuurvraagstukken.

 

 

7de Directoraat – Generaal

Transport.

1ste Directoraat

Algemene Zaken.

2de Directoraat

Ontwikkeling en Modernisering.

3de Directoraat

Tarifering.

 

 

8ste Directoraat – Generaal

Overzeese Landen en Gebieden.

1ste Directoraat

Algemene Zaken.

2de Directoraat

Onderzoek.

3de Directoraat

Investeringen.

4de Directoraat

Handelsbetrekkingen.

 

 

9de Directoraat – Generaal

Administratie.

1ste Directoraat

Personeel.

2de Directoraat

Begroting en Financiën.

3de Directoraat

Binnendienst.

 

 

Secretariaat - Generaal

Secretariaat van de Commissie.

 

Bureau van de Commissie.

 

Verschillende Interne Betrekkingen.

 

Administratieve Betrekkingen met de andere Organen van de Gemeenschap, van de Gemeenschappen en de Europese Vergaderingen.

 

 

 

 

Bijlage D : Evolutie van het personeelsbestand van de Europese Commissie (1959 – 2002).

 

In deze bijlage wordt de evolutie van het personeelsbestand van de Commissie toegelicht.  In een eerste fase betreft het de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap, tot 1967.  Dan komt de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de beurt – tot 1994.  Het voorlopig hoogtepunt is de Europese Commissie, van de Europese Unie.  In onderstaande tabel staan de voorziene aantallen schuin gedrukt.  Kolommen A, B, C en D staan de geldende categorieën A, B, C en D

 

Datum

Totaal

A

B

C

D

Tolken

28/02/1959[100]

1108

372

182

496

 

58

31/12/1960[101]

1686

423

284

648

60

88

15/04/1961[102]

1776

499

346

756

58

117

31/12/1961[103]

1808

529

372

777

 

130

1962[104]

1933

547

399

820

 

167

1963[105]

2089

627

471

991

6

204

1963[106]

2340

647

483

1006

 

204

1964[107][108]

2736

747

545

1128

20

250

1964[109]

2555

692

515

1094

254

1965[110]

2732

745

534

1168

285

31/03/1965[111]

2071

585

411

781

128

166

31/03/1966[112]

2659

735

509

995

136

184

31/03/1967[113]

2521

704

485

1105

227

Datum

Totaal

A

B

C

D

Tolken

 

Vanaf 1967 wordt het Fusieverdrag van kracht.  De EEG, de EGA en de EGKS functioneren middels hun respectieve Commissies als één orgaan. De eerste cijfers met betrekking tot het personeelsbestand slaan op 1968.

 

Datum

Totaal

A

B

C

D

Tolken

1968[114]

4883

1363

911

2142

467

1969[115]

4933

1367

926

1899

254

487

1970[116]

4972

1384

936

1911

254

487

1971[117]

5423

1517

1040

2025

300

541

1972[118]

5774

1633

1116

2139

325

561

1973[119]

6729

1905

1416

2336

365

707

 

 

 

 

 

 

 

 

Vanaf 1973 komen Groot – Brittannië, Ierland en Denemarken de Europese Gemeenschap.  In het jaarverslag is de gedetailleerde verdeling niet meer opgenomen.  Wel is er een specificatie naar vaste ambten en tijdelijke ambten.

 

Datum

Vaste Ambten

Tijdelijke Ambten.

1973[120]

6799

171

1974[121]

7204

171

1975[122]

7605

171

1976[123]

7810

173

1977[124]

8044

218

1978[125]

8121

257

1979[126]

8302

278

1980[127]

8435

1224

319

30

Datum

Vaste Ambten

Waarvan in de Tolkendienst

Tijdelijke Ambten.

Waarvan in de Tolkendienst

 

Vanaf 1981 komt Griekenland in de Europese Gemeenschap.

 

Datum

Vaste Ambten

Waarvan in de Tolkendienst

Tijdelijke Ambten.

Waarvan in de Tolkendienst

1981[128]

8828

1265

342

20

1982[129]

9252

1302

313

20

1983[130]

9492

1327

360

40

1984[131]

9642

1327

395

60

1985[132]

9894

1374

475

60

 

Vanaf 1986 komen Spanje en Portugal in de Europese Gemeenschap.

 

Datum

Vaste Ambten

Waarvan in de Tolkendienst

Tijdelijke Ambten.

Waarvan in de Tolkendienst

1986[133]

10486

1526

395

20

1987[134]

11234

1544

388

20

1988[135]

11823

1592

505

20

1989[136]

12073

1600

538

20

1990[137]

12334

1600

553

30

1991[138]

12599

1616

558

30

1992[139]

13352

1618

623

30

1993[140]

13797

1614

743

30

1994[141]

14070

1614

848

30

 

Vanaf 1995 komen Zweden, Finland en Oostenrijk in de Europese Unie.

 

Datum

Vaste Ambten

Waarvan in de Tolkendienst

Tijdelijke Ambten.

Waarvan in de Tolkendienst

1995[142]

15001

1763

835

23

1996[143]

15574

1831

875

23

1997[144]

16014

1903

810

13

1998[145]

16344

1903

750

13

1999[146]

16541

1903

699

13

2000[147]

16409

1903

678

13

2001[148]

16999

1903

588

13

2002[149]

17377

1878

529

13

Datum

Vaste Ambten

Waarvan in de Tolkendienst

Tijdelijke Ambten.

Waarvan in de Tolkendienst

 

Naast het personeel van de Commissie werken er ook nog ruim 3500 mensen voor de Commissie in het kader van Europees Onderzoek en Navorsing.  Die worden met andere middelen betaald, en vallen buiten de hervormingen.  In het meest recente Algemeen Verslag van de Europese Unie worden volgende cijfers beschikbaar gesteld :

 

Algemeen Verslag 2002 - Hoofdstuk IX: Instellingen en organen
Deel 1: Samenstelling en werking van de instellingen en organen (24/52)

 

1097. Diensten van de Commissie. In 2002 omvatte het organisatieschema van de diensten van de Commissie 17377 vaste ambten (waarvan 1878 in de groep voor de talendienst) en 529 tijdelijke ambten (waarvan 13 in de talendienst) voor administratieve werkzaamheden, 3556 vaste ambten voor onderzoekswerkzaamheden, 520 vaste ambten voor het Publicatiebureau, 173 vaste ambten en 127 tijdelijke ambten voor het Europees Bureau voor fraudebestrijding, 36 vaste ambten en 47 tijdelijke ambten voor het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding en 88 vaste ambten voor de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden.

 

In het kader van de detachering van nationale deskundigen en van de uitwisseling tussen ambtenaren van de nationale overheidsdiensten en van de Commissie werden 45 ambtenaren (30,5 mensjaren) van de Commissie ter beschikking gesteld van nationale overheidsdiensten en internationale organisaties, terwijl het aantal nationale deskundigen bij de Commissie 892 mensjaren beliep.

 

Bijlage E : Kerncijfers met betrekking tot de Europese Unie en de Kandidaat – Lidstaten[150].

 

Landen[151]

Oppervlakte (1000 km²)

Bevolking
(in miljoenen inwoners)

Bevolkings – dichtheid (per km²)

BBP per inwoner
(% t.a.v. gemiddelde EU = 100)
[152]

Europese Unie[153]

België

Denemarken

Duitsland

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Ierland

Italië

Luxemburg

Nederland

Oostenrijk

Portugal

Finland

Zweden

Verenigd Koninkrijk

 

Totaal EU

 

31

43

357

132

506

544

70

301

2,5

42

84

92

338

450

244

 

 

3191

 

10,2

5,3

82,1

10,5

39,3

58,7[154]

3,7

57,6

0,4

15,7

8,1

10,0

5,1

8,9

59,1

 

 

374,6

 

334

123

229

80

78

108

53

191

165

378

96

108

15

21

244

 

 

117

 

112

119

108

67

78

103

96

102

168

106

112

70

96

101

99

 

 

100

Centraal – en Oost – Europese Landen[155]

Bulgarije

Tsjechië

Estland

Hongarije

Letland

Litouwen

Polen

Roemenië

Slowakije

Slovenië

 

 

 

111

79

45

93

65

65

31,3

238

49

20

 

 

 

8,3

10,3

1,4

10,1

2,4

3,7

38,7

22,5

5,4

2,0

 

 

 

75

130

32

109

37

57

124

94

110

100

 

 

 

22

59

36

51

27

29

37

27

49

71

Cyprus

Malta

9

0,3

0,7

0,4

78

1,3

81

niet beschikbaar

Turkije

775

64,3

83

28

 

 

Bijlage F : Britain Misses The Boat.

 

Onderstaande afbeelding illustreert het bestaan van overtuigde pro – Europese Britten.  Ze laakt het regeringsbeleid dat een opt – out met betrekking tot de Euro besliste.

 

 

 

Bijlage G : Divergerende cijfers met betrekking tot het personeelsbestand.

 

Ook officiële bronnen spreken elkaar sterk tegen wat betreft het personeelsbestand van de Europese Instellingen, en dan in het bijzonder de Commissie.  Deze sterk divergerende cijfers illustreren dit treffend : 21.438 werknemers tegenover 31.013 werknemer in hetzelfde jaar 1999.  Een verschil van ruim 44 % !

 

 

Permanente Functies

Tijdelijke Functies

Europees Parlement
(met inbegrip van de Ombudsman)

3491

611

Ministerraad

2584

37

Commissie : (21438)

20674

764

Administratie

16511

690

Onderzoek en Technologische Ontwikkeling.

3638

74

Bureau van Officiële Publicaties.

525

0

Hof van Justitie.

727

234

Europese Rekenkamer

458

94

Economisch en Sociaal Comité

508

17

Comité van de Regio’s

209*

0

EU – Agentschappen.

1185

Tabel G.1 : Personeelsbestand van de Europese Instellingen in 1999 volgens het Algemeen Verslag[156].

* Zowel permanente als tijdelijke functies.

 

Het DECODE – rapport bekomt voor datzelfde jaar sterk afwijkende cijfers voor de Europese Commissie.  In onderstaande tabel G.2 zijn in de rubriek “Permanente en Tijdelijke Functies” de delegatie’s van de Commissie in Niet – Lidstaten en de medewerkers bij het Joint Research Centre inbegrepen.  Bij de lokale agenten bevinden zich 1919 medewerkers in overzeese posten.

 

 

Soort Personeel

Aantallen

Permanente en Tijdelijke Functies

20880

Toegevoegde Staf

1033

Gedetacheerde Nationale Experten

760

Gewone Medewerkers

606

Lokale Agenten

2133

Interne Dienst

1836

Externe Dienst

3765

TOTAAL

31013

Tabel G.2 : Personeelsbestand van de Europese Commissie in 1999 volgens het DECODE – Rapport[157].

 

 

Bijlage H : De Europese Unie van de 15.

 

 

 

Bijlage I : Hedendaags Europa[158].

 

 

 

Bijlage J : Het model van Pollitt & Bouckaert.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[96] X, http://www.europa.eu.int/comm/archives/1995-99/commissioners/index_nl.htm, s.d., s.l.

[97] X., Erster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (1. Januar 1958 – 17. September 1958), Brussel, 1958, p. 21. [153 p.]

[98] X., Erster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (1. Januar 1958 – 17. September 1958), Brussel, 1958, p. 141.

[99] In het Zweiter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (18. September 1958 – 20. Marz 1959), spreekt men op p.15 van 1108 medewerkers.  Daarvan zijn er 372 van Categorie A, 182 van Categorie B en 496 van Categorie C.  De tolkendienst had 58 medewerkers.  Deze cijfers gelden per 28 februari 1959.

[100] X., Zweiter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (18. September 1958 – 20. Marz 1959), Brussel, 1958, p. 15.

[101] X., Dritter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (21. Marz 1959 – 15. Mai 1960), Brussel, 1960, p. 78.

[102] X., Vierter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (16. Mai 1960 – 30 April 1961), Brussel, 1961, p. 283.

[103] X., Fünfter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. Mai 1961 – 30. April 1962), Brussel, 1962, p. 323.

[104] X., Sechster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. Mai 1962 – 31. Marz 1963), Brussel, 1963, p 365.

[105] X., Sechster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. Mai 1962 – 31. Marz 1963), Brussel, 1963, p 366.

[106] X., Siebenter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1963 – 31. Marz 1964), Brussel, 1964, p 404.

[107] X., Siebenter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1963 – 31. Marz 1964), Brussel, 1964, p 404.

[108] In het Algemeen Verslag van 1963-1964 werd het gewoon én het gemeenschappelijk personeelskader aangegeven.  Onder gemeenschappelijk hoort men te begrijpen het personeel dat ook taken uitvoert met betrekking tot de drie Commissies.  De drie Commissies zijn de Europese Hoge Autoriteit voor Kolen en Staal, de Europese Economische Commissie en de Europese Commissie voor Atoomenergie.

[109] X., Achter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1964 – 31. Marz 1965), Brussel, 1965, p 391.

[110] X., Achter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1964 – 31. Marz 1965), Brussel, 1965, p 392.

[111] X., Achter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1964 – 31. Marz 1965), Brussel, 1965, p 392.

[112] X., Neunter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1965 – 31. Marz 1966), Brussel, 1966, p 366.

[113] X., Zehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaft (01. April 1966 – 31. Marz 1967), Brussel, 1966, p 392.

[114] X., Zweiter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1968, Brussel/Luxemburg, 1969, p 460.

[115] X., Dritter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1969, Brussel/Luxemburg, 1970, p 486.

[116] X., Vierter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1970, Brussel/Luxemburg, 1971, p 397.

[117] X., Vierter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1970, Brussel/Luxemburg, 1971, p 397.

[118] X., Fünfter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1971, Brussel/Luxemburg, 1972, p 445.

[119] X., Sechster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Gemeinschaften 1972, Brussel/Luxemburg, 1973, p 400.

[120] X., Siebenter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1973, Brussel/Luxemburg, 1974, p 68.

[121] X., Achter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1974, Brussel/Luxemburg, 1975, p 27.

[122] X., Neunter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1975, Brussel/Luxemburg, 1976, p 23.

[123] X., Zehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1976, Brussel/Luxemburg, 1977, p 40.

[124] X., Elfter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1977, Brussel/Luxemburg, 1978, p 41.

[125] X., Zwölfter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1978, Brussel/Luxemburg, 1979, p 38.

[126] X., Dreizehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1979, Brussel/Luxemburg, 1980, p 40.

[127] X., Vierzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1980, Brussel/Luxemburg, 1981, p 32.

[128] X., Fünfzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1981, Brussel/Luxemburg, 1982, p 34.

[129] X., Sechzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1982, Brussel/Luxemburg, 1983, p 30.

[130] X., Siebenzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1983, Brussel/Luxemburg, 1984, p 30.

[131] X., Achtzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1984, Brussel/Luxemburg, 1985, p 36.

[132] X., Neunzehnter Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1985, Brussel/Luxemburg, 1986, p 44.

[133] X., Zwanzigster Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1986, Brussel/Luxemburg, 1987, p 42.

[134] X., XXI. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1987, Brussel/Luxemburg, 1988, p 37.

[135] X., XXII. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1988, Brussel/Luxemburg, 1989, p 39.

[136] X., XXIII. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1989, Brussel/Luxemburg, 1990, p 40.

[137] X., XXIV. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1990, Brussel/Luxemburg, 1991, p 434.

[138] X., XXV. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1991, Brussel/Luxemburg, 1992, p 406.

[139] X., XXVI. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1992, Brussel/Luxemburg, 1993, p 394.

[140] X., XXVII. Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Gemeinschaften 1993, Brussel/Luxemburg, 1994, p 386.

[141] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1994, Brussel/Luxemburg, 1995, p 468.

[142] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1995, Brussel/Luxemburg, 1996, p 489.

[143] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1996, Brussel/Luxemburg, 1997, p 460.

[144] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1997, Brussel/Luxemburg, 1998, p 458.

[145] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1998, Brussel/Luxemburg, 1999, p 447.

[146] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 1999, Brussel/Luxemburg, 2000, p 442.

[147] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 2000, Brussel/Luxemburg, 2001, p 436.

[148] X., Gesamtbericht über die Tätigkeit der Europäischen Union 2001, Brussel/Luxemburg, 2002, p 458.

[149] X., http://www.europa.eu.int/abc/doc/off/rg/nl/2002/pt1097.htm, s.d., s.l.

[150] Delmartino F., Profiel Van De Europese Unie : Een Inleidend Handboek, Leuven/Apeldoorn, Garant Leuven, 2001, p 200.

[151] De volgorde der landen is de gebruikelijke in internationale overzichten.

[152] BBP (Bruto Binnenlands Product) per inwoner, berekend in koopkrachtstandaarden.  Bron : Sixth Period Report on the Social and Economic Situation and Development of the Regions of The EU.  Europese Commissie, 1999.

[153] De gegevens zijn ontleend aan:  De 15 Lidstaten van Europa: Kerncijfers.  Europese Commissie, 2000.

[154] De cijfers slaan op Europees Frankrijk.

[155] De gegevens voor de Kandidaat – Lidstaten zijn ontleend aan Eurostat en slaan op 1999.

[156] Begroting van de Europese Gemeenschap, OJL39, 12/02/1999, p. 129 en Algemeen Verslag van de Werkzaamheden van de Europese Unie 1999 (Europese Unie, 2000).  Uit : STEVENS A. & STEVENS H., Brussels Bureaucrats ?, Palgrave, Basingstoke, 2001, p. 16.

[157] Het DECODE – Rapport werd gepubliceerd door de Europese Commissie in 1999.  Uit : STEVENS A. & STEVENS H., Brussels Bureaucrats ?, Palgrave, Basingstoke, 2001, p. 17.

[158] X., http://europa.eu.int/